Afbeelding omslag : Hollandia-Kattenburg eind jaren dertig . Historisch Centrum Amsterdam-Noord
Afbeelding en p. 2 en p. 8: Wachten op de pont, Valkenweg , 1930. Rechts de fabriek van Hollandia Kattenburg . Collectie Historisch Centrum Amsterdam Noord ; Hollandia Kattenburg g ezien vanaf het IJ, Stadsarchief Amsterdam.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitg ave mag worden ver veelvoudig d, opg eslag en in een g eautomatiseerd g eg evensbestand, of openbaar g emaakt, in enig e vorm of op enig e wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enig e andere manier, zonder voorafg aande schriftelijke toestemming van de uitg ever.
Z oveel mog elijk is g etracht de eventuele rechthebbenden van de afbeelding en te achterhalen. Rechthebbenden die in dit verband niet zijn benaderd wordt verzocht zich met de uitg ever in verbinding te stellen
Inhoud
7 Voorwoord
11 Hollandia Kattenburg
35 Dreig ing
63 Z eg g enschap over de Jodenver volg ing
78 De Nederlandse Volksmilitie
96 De razzia
111 Het Hollandia Kattenburg -transport
126 De kampen
150 Veroordeeld door het Luftg aug ericht
172 Ontkomen
190 De Deense tak
208 Jacques Kattenburg en zijn fabriek
224 Epiloog
235 Dankwoord
238 Noten
250 Bronnen en literatuur
256 Register
Voorwoord
Op zoek naar de transportlijst Westerbork-Auschwitz van 30 november 194 2 kwam ik een aantal jaren g eleden in het archief van het Judendurchg ang slag er Westerbork bij het NIOD tussen een aantal dunne dossiers over de verschillende deportatietransporten een vrij dikke map teg en met het opschrift ‘Kattenburg transport’. In de reg el g aven onderzoekers de transporten g een naam maar werd volstaan met het noemen van de datum van vertrek . Maar de samenstelling van het transport van 30 november 194 2 was bijzonder en vroeg om een nadere beschrijving ; dit omdat het g rootste deel van de joden die op die dag in de trein moesten stappen bestond uit een g roep mensen die bij elkaar hoorden. Het waren mannen, vrouwen en kinderen die bij de g erenommeerde reg enjassenfabriek de N.V. Hollandia Fabrieken Kattenburg & Co in Amsterdam hadden g ewerkt of familie van zo ’ n medewerker waren. Zij waren op 11 november 194 2 in de fabriek opg epakt of, wat de familie en de zieken betreft, in de avond van 11 november en de volg ende dag van huis g ehaald.
R .C. Broek, de onderzoeker van het toenmalig e Rijksinstituut voor Oorlog sdocumentatie die de inhoud van de map samenstelde en daar een verslag van zijn onderzoek aan toe voeg de, hield zich niet alleen met de transportlijst, de datum van vertrek en de bestemming van de trein bezig , hij deed ook onderzoek naar de razzia bij Hollandia Kat-
tenburg op 11 november 194 2 en de g ebeurtenissen die daaraan voorafg ing en. Broek deed zijn onderzoek vlak na de oorlog . Met zijn colleg a A . Timmeng a inter viewde hij overle venden om te achterhalen wat er tijdens de razzia en tijdens de daaropvolg ende g ewelddadig e verhoren door de Sicherheitspolizei was g ebeurd. Zij wilden ook weten wat er tijdens het schijnproces voor een Duitse rechtbank, in de trein naar Auschwitz en tijdens en na de tussenstop in Cosel, 80 kilometer voor Auschwitz, was g ebeurd. Het luisterde nauw, want het opsporing swerk naar vermisten was nog in volle g ang en daar wilden zij ook een bijdrag e aan le veren. De verslag en van de g esprekken met overle venden, in die tijd ‘verklaring en ’ g enoemd, maakten g rote indruk op me, en dat doen ze nog steeds, omdat ze zo zakelijk en zonder omhaal zijn opg esteld. Dat maakt de lading en de pijn die onmiskenbaar onder die zakelijke toon lig t, voelbaar, zonder dat er expliciet naar wordt ver wezen.
De studie van R .C. Broek werd het uitg ang spunt voor mijn onderzoek naar de razzia bij Hollandia Kattenburg en de g e volg en voor de joodse medewerkers, hun familie en de joodse directie van het bedrijf. ‘De R amp ’ , zoals de razzia door niet-joodse medewerkers en directie na de oorlog werd g enoemd, is exemplarisch voor de willekeur, de dodelijke onverschillig heid en de razernij van de Jodenver volg ing .
Binnen het Duitse bezetting sbestuur was de hoog ste verteg enwoordig er van de SS in Nederland, H.A . R auter, een felle teg enstander van voorlopig e vrijstelling en van deportatie van joden. De joodse werknemers van Hollandia Kattenburg en hun directe familie hadden zo ’ n voorlopig e vrijstelling omdat de fabriek op g rote schaal militaire kleding voor het Duitse leg er produceerde. Zij waren Rüstung sjuden. Maar R auter wilde vaart maken en zocht naar een overtuig end arg ument om een eind te maken aan de uitzondering spositie van de Rüstung sjuden. Dat vond hij in de valse beschuldig ing dat de joodse werknemers van Hollandia Kattenburg stuk voor stuk saboteurs en communisten waren. Hij wist de andere leden van het bezetting sbestuur er van te overtuig en dat g een enkele Rüstung sjud te vertrouwen was. Het was het einde van de uitzondering spositie van alle Nederlandse joden die voor de Wehrmacht werkten. Zij waren transportfrei.
1 Hollandia Kattenburg
Waar nu in Amsterdam-Noord het IJ-plein is, stond tot eind jaren zestig van de vorig e eeuw het g ebouw van de belang rijkste vestig ing van de N.V. Hollandia Fabrieken Kattenburg & Co. Het lang g erekte pand met g rote ramen stond direct aan het IJ aan de Valkenweg die in die tijd eindig de bij wat toen Valkenweg pont heette en nu IJ-pleinpont. Hollandia Kattenburg was een van de g rootste en modernste confectiefabrieken van Europa , waar onder andere de bekende reg enjassen van het merk Falcon werden g emaakt. De oprichter en president-directeur was Jacob Nathan ( Jacques) Kattenburg (1877-1947). Met zijn bedrijf bleef hij in de stoffen- en kleding traditie van zijn familie, maar hij onderscheidde zich teg elijkertijd door de sprong te maken naar het industriële tijdperk . Het bedrijf van Jacques Kattenburg had een lang e voorg eschiedenis. De joodse familie Kattenburg , afkomstig uit de Elzas, vestigde zich omstreeks 1750 in Nederland. De familie zat in de textiel, net als veel andere joden. Het beg on met een kleermakerij en stoffenhandel in Haarlem. Later breidde het bedrijf zich uit naar andere steden zoals Amsterdam, Den Haag , Rotterdam, Utrecht en Zierik zee. Z o ontstond de Maatschappij Kattenburg , voluit de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van den Goederenhandel voorheen
o.d. firma L.A . & F.L. Kattenburg & Co.1 De bloeiende filialen werden g erund door de familie, wat makkelijk was omdat de g root vader van Jacques Kattenburg , Le vie Abraham, tien zonen had. Geen wonder dat zij ook wel het elftal Kattenburg werden g enoemd. Als onderdeel van de Maatschappij Kattenburg droeg en de kleding winkels de naam Mag azijn Nederland. In die winkels, de eerste keten van kleding zaken in Nederland,2 werd maatkleding uit eig en atelier verkocht en kwaliteitsconfectie die g eïmporteerd werd uit Frankrijk en Eng eland. Confectie, in serie g emaakte kleding naar vaste modellen, was eind neg entiende eeuw een nieuw fenomeen. Voor 1870 werd kleding bij het g rootste deel van de be volking door vrouwen thuis g emaakt. Zij zorg den voor onderg oed en bovenkleding voor het hele g ezin. Alleen voor de mannen werd bovenkleding t weedehands g ekocht. Dat waren de afdankertjes van de rijken. Die lieten hun kleding op maat maken door kleermakers, en hun vrouwen g ing en naar couturières.3 De iets minder rijken maakten ook wel g ebruik van de vaardig heden van een thuisnaaister, die bij hen thuis of in haar eig en woning kleding voor hen maakte.4 Met de komst van de confectie veranderde dat. Ook mensen met minder g eld konden zich nu in het nieuw steken.5 Eind neg entiende eeuw besteedden arbeiders en mensen die behoorden tot de kleine middenstand ong e veer 5 procent van hun budg et aan kleding . Dat was veel meer dan daar voor. Dat g eld werd besteed aan confectie.
Confectie werd populair, maar voor de allerarmsten was het nog altijd te duur.
In 1880 konden de mannen in Amsterdam voor confectiekleding terecht bij Mag azijn De Pheniks van A . Cahen in de Kalverstraat en bij de winkel van een van de tien zonen Kattenburg , de vader van Jacques, in de Sint Antoniesbreestraat. Die winkel was een onderdeel van Maatschappij Kattenburg , maar droeg niet de naam Mag azijn Nederland. Op de g e vel stond Insulinde, wat de winkel een zekere allure g af en duidelijk maakte dat er tropenkleding werd verkocht. Bij de winkel hoorde een kleermakerij voor klanten die meer te besteden hadden en zich een maatpak konden veroorloven. Verder werkten er pompiers, g especialiseerd in het passend maken van
3 Zeggenschap over d e Jodenvervolging
De vrijstelling van transport voor Rüstung sjuden was ‘ bis auf weiteres ’ , voorlopig , maar niemand wist hoe lang voorlopig was. Ook het
Duitse bezetting sbestuur stond g een duidelijke termijn voor og en. Dat joden uit Nederland dienden te verdwijnen, was een uitg ang spunt waar Duitse instanties niet over t wistten. Antisemitisme was immers de kern van de nationaalsocialistische politiek . 1 Onenig heid was er wel over de vraag in welk tempo dat moest g ebeuren en wie de leiding had over het ver wijderen van de joden uit Nederland.
Het R ijksc ommissar iaat
Arthur Se yss-Inquart, een g epromoveerde jurist uit Oostenrijk, was de belang rijkste man van het civiele bestuur dat Nederland namens Hitler bestuurde. Hij was een fanatieke nazi en een harde politicus. Als laatste kanselier van de Oostenrijkse republiek had hij de Anschluss van zijn land bij het Duitse Rijk administratief g ereg eld. Daarna bekleedde hij verschillende functies, onder andere in Polen waar hij als represaille voor de moord op t wee ‘ Volksdeutschen’ 189 Polen liet executeren. Se yss-Inquart hield van klassieke muziek en kon een ing etog en indruk maken. Hij was zwijg zaam en wilde g raag g ematig d overkomen om op die manier in Nederland steun te krijg en.2
Toen Se yss-Inquart in mei 1940 werd benoemd als Rijkscommissaris kreeg hij van Adolf Hitler, die direct boven hem stond, nauwelijks aanwijzing en voor de inrichting van zijn civiele bestuur. Waarschijnlijk was het niet meer dan een van de g ebruikelijke langdurig e monolog en van de Führer.3 Wel zorg de Hitler er voor dat Se yss-Inquart niet volledig vrij was bij het kiezen van zijn naaste medewerkers, de vier Generalkommissare. Bij zijn benoeming kreeg hij te horen dat t wee van zijn medewerkers al waren aang esteld.4 Dat waren Fritz Schmidt en Hanns Albin R auter. De t wee andere Generalkommissare kon Se yss-Inquart wel zelf kiezen. Hij koos voor mensen uit eig en kring , allebei Oostenrijkers : Friedrich Wimmer voor Wetg e ving , Binnenlands bestuur, Justitie, Cultuur, Onder wijs en Kerken, Hans F. Fischböck voor Financiën en Economische en Sociale zaken.5
Fritz Schmidt was door partijleider Martin Bormann naar voren g eschoven om in Nederland de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (nsdap) te verteg enwoordig en. Se yss-Inquart g af hem een plaats in zijn bezetting sbestuur als Generalkommissar zur besondern Ver wendung , een vag e omschrijving van een taak die erop neerkwam dat hij zich met het politieke beleid, de nazificering van de Nederlandse samenle ving en propag anda bezig hield. Schmidt was 36 jaar toen hij naar Nederland kwam. Hij was – toen nog werkzaam als straatfotog raaf met een paar jaar g ymnasium achter de rug – in 1929 lid g eworden van de nsdap. Binnen de nationaalsocialistische partij kon hij snel carrière maken, wat zijn verbondenheid met de partij heel sterk maakte. In 1939 had hij het g ebracht tot verteg enwoordig er van de partijleiding bij het Reichsministerium für Volksaufklärung und Propag anda van Joseph Goebbels. Zijn band met de partij was zo intens dat hij een afkeer had van org anisaties zoals de ss, die het primaat van zijn partij konden aantasten.6
R auter, ook een Oostenrijkse nazi, moest niet veel van Schmidt hebben, onder andere omdat hij zich g edroeg als de man die samen met Se yss-Inquart het bezetting sbeleid bepaalde. Schmidt dacht dat hij het Nederlandse volk wel naar zijn hand kon zetten en dat paste g oed bij de opvatting en van Se yss-Inquart.7 Bij zijn aantreden als
5 D e razzia
11 n ovem b er 1942
Met g rote reg elmaat g ing de personeelschef van Hollandia Kattenburg , Siep Wiarda , naar de Z entralstelle für jüdische Auswanderung aan het Adama van Scheltemaplein in Amsterdam-Zuid voor het reg elen van zaken die met het joodse personeel te maken hadden. Bij de Z entralstelle was het zo g ereg eld dat joden, de ‘emig ranten ’ , alleen binnen konden komen door de achterdeur. Daar stond altijd een lang e rij joden die hoopten dat ze bij de Z entralstelle uitstel van deportatie konden reg elen. Niet-joden, zoals Wiarda , mochten g ebruikmaken van de voordeur. Ondanks de voorlopig e vrijstelling van deportatie voor de Rüstung sjuden van Hollandia Kattenburg kwam het reg elmatig voor dat een joods personeelslid thuis of erg ens in Amsterdam werd opg epakt. Dan g ing Siep Wiarda naar de Z entralstelle om te zien wat hij kon doen. Meestal lukte het hem om de mensen weer vrij te krijg en.1
Op maandag morg en 9 november 194 2 meldde Wiarda zich weer bij de Z entralstelle. In de reg el had hij daar contact met een zekere Heinemann, maar dit keer had hij te maken met zijn plaatsver vang er. Die liet zich ong unstig uit over het personeel van Hollandia Kattenburg en vroeg nadrukkelijk naar een medewerker met de achternaam
Hardlooper. Dit was waarschijnlijk Coenrad (Koen) Hartlooper, die als opzichter werkte bij een van de lopende banden in de fabriek . 2 Heinemann wilde zijn adres weten zodat hij hem kon arresteren. Wiarda g af het adres, maar waarschuwde Hartlooper ver volg ens zo snel mog elijk zodat hij meteen kon onderduiken.3 Coenrad Hartlooper overleefde de Jodenver volg ing . 4
Toen Wiarda na zijn bezoek aan de Z entralstelle terug was in de fabriek vertelde hij aan een van zijn directeuren, Freddie Kattenburg , dat de sfeer bij de Z entralstelle anders dan anders was. Hij had het g evoel dat er iets broeide. De maandag en dinsdag g ing en echter voorbij zonder dat er iets bijzonders g ebeurde.5 Maar op woensdag 11 november, ’ s middag s om half vijf, stopten voor de g rote fabriekspoort aan de Valkenweg naar schatting ze ventien over valwag ens van de Grüne Polizei.6 Onmiddellijk werden alle uitg ang en van de fabriek afg esloten en onder leiding van Willy Lag es, Aussenstellenleiter der Sicherheitspolizei und des sd in Amsterdam, drong de Grüne Polizei, t wintig man sterk en bijg estaan door Nederlandse politieag enten in uniform en in burg er, de fabriek binnen.7
Op dat moment was op de calculatieafdeling de neg entienjarig e Bob van den Berg met zijn colleg a ’ s aan het werk . Het was bijna tijd om naar huis te g aan. Plotseling hoorde hij g eschreeuw. ‘Dan ’ s middag s om een uur of half vijf is daar die onrust. Geschreeuw. Andere g eluiden. De deur van mijn afdeling , waar ik met nog een paar mensen werk, g aat open. Een man in ss-uniform stapt binnen en vraag t in het Nederlands : “ Zijn hier joden?”’8 De niet-joden konden op dat moment op de afdeling blijven, maar Bob van den Berg en andere joden moesten op de g ang g aan staan.9 ‘Ik zie o.a . Sieg fried Parser van de orderafdeling . We zijn erbij !! We worden opg epakt. Er staan Duitse over valwag ens buiten om ons af te voeren. De “ sper ” helpt niet meer. ’ 10
De door Jacques Kattenburg en zijn mededirecteuren aang estelde niet-joodse directeur Gerard van Dalen kreeg , zo vertelde hij na de oorlog , van een sd -er uit Den Haag , met de ss-rang Standartenführer, te horen dat hij het be vel over het bedrijf had overg enomen, en dat Van Dalen in zijn kantoor moest blijven totdat de actie was
7 D e kam pen
Monowitz
De 77 mannen die na aankomst op de Judenrampe voor dwang arbeid werden g eselecteerd, g ing en na aankomst in Auschwitz-Birkenau eerst naar een g ebouw dat de ‘ sauna ’ werd g enoemd. Daar werden zij in de kampadministratie ing eschre ven en kreg en ze ter ver vang ing van hun naam een nummer uit de serie 79313 tot 793891 dat op de linker onderarm werd g etatoeëerd. Gedesinfecteerd, kaalg eschoren en in g estreepte kampkleding waren ze klaar voor Vernichtung durch Arbeit. V ia de quarantaine, een plek waar in de eerste plaats de kampdiscipline werd bijg ebracht, g ing de g roep naar het ig Farben-complex Buna bij Monowitz, een Aussenkommando van Auschwitz, ook wel Auschwitz iii g enoemd.2 Van deze g roep is alleen Jacob Nunes Vas terug g ekomen.3
Deze g roep dwang arbeiders was voor de omvang van het transport vrij g root. Omdat de straf wag ons van het Hollandia Kattenburg -transport in Cosel g esloten ble ven en pas op het perron van Auschwitz-Birkenau openg ing en, kwamen er veel mannen uit de trein die in de og en van de ss jong en sterk g enoeg waren om nog enig e tijd te werken. Tot de mannen die op de Judenrampe van Auschwitz voor dwang arbeid werden g eselecteerd, behoorden Jackie
Kesner en Henri Schreeuwer, de t wee mannen die in Cosel terug in de trein waren g eduwd. Ook Sally Kattenburg werd op 58-jarig e leeftijd aan het werk g ezet bij de Buna Kraft werke. Hij was een rijzig e, sterke man.4
ig-Farben wilde bij Monowitz t wee producten g aan fabriceren waar het Duitse leg er bij g ebrek aan natuurlijke bronnen dring end behoefte aan had : synthetische benzine en synthetisch rubber (Buna). Toen Sally Kattenburg , Jacob Nunes Vas, Jackie Kesner en Henri Schreeuwer daar werden afg ebeuld, was het terrein een g ig antische bouwplaats waar niet alleen g rote fabriekshallen en -schoorstenen werden g ebouwd, maar ook een g asfabriek en een elektrische centrale. 5 Van de productie van synthetische benzine en synthetisch rubber, allebei uit steenkool, was in die tijd nog g een sprake en het is er in het ig-Farben-complex bij Monowitz ook nooit van g ekomen.
Sally Kattenburg hield het, zoals zovelen, niet lang vol. Hij stierf van uitputting op een onbekende dag in januari 1943 op de bouwplaats van Buna . 6 Kesner en Schreeuwer werden op een onbekende dag in februari 1943 vermoord. Hun officiële overlijdensdatum is 28 februari 1943.
Or ganisation Sc hmelt
Tussen 29 aug ustus en 10 december 194 2 stopten 39 treinen met bestemming Auschwitz-Birkenau op het g oederenstation van Cosel.
Van die 39 kwamen er vijftien uit Frankrijk, zes uit Belg ië en achttien uit Nederland.7
De treinen stopten in Cosel om de Org anisation Schmelt in de g eleg enheid te stellen joodse mannen tussen de 15 en 55 jaar uit de treinen te halen. ss-Brig adeführer Albrecht Schmelt, die eerder politiecommissaris in Breslau was g eweest, had met de org anisatie die naar hem was vernoemd, een monopolie op joodse dwang arbeid in Opper- en Neder-Silezië. Nadat hij in 1940 door Himmler was benoemd tot Sonderbeauftrag te des Reichsfühers ss und Chef der Deutschen Polizei für fremdvölkischen Arbeitseinsatz in Oberschlesien vestig de hij zich in de buurt van het dorp Blechhammer, in een huis op het door de Duitsers onteig ende landg oed van een
9 Ontkomen
B o b van d en B erg
Na zijn sprong uit de trein van Amsterdam naar Westerbork rende Bob van den Berg zo lang en zo ver als hij kon, weg van de rails, het g eschreeuw van de Duitse bewakers en het g eluid van de remmende trein. Uiteindelijk stond hij stil op de hei, erg ens in de buurt van Nunspeet, met drie g rote hoofdwonden en een reg enjas vol bloedvlekken. Het was ong e veer acht uur in de morg en van 12 november 194 2. De trein was zonder hem verder g ereden.
Bob liep terug naar de spoorlijn en zag een seinwachtershuisje. ‘Een man met een ns-pet komt naar buiten. Hij loopt op mij af. Ben ik opg elucht of bang . Ik weet het niet. “Ik ben uit de trein g e vallen”, roep ik, arg waantrouwend naar de man. “ Z eker de trein naar Westerbork,” hoor ik terug . ’1 De ns-medewerker g af Bob een teil water, een doek om zijn hoofd mee schoon te maken en een paar boterhammen. ‘Gek dat je verg eet wat er op dat brood zat.’2 Hij vertelde Bob waar hij een dokter kon vinden die te vertrouwen was en g af hem een paar doeken mee teg en het bloeden.3 Daarmee liep Bob naar de praktijk van de huisarts, in een ‘ soort roes ’ . 4
Het spreekuur was nog niet beg onnen, maar toch zat er in de spreekkamer een officier van de Nederlandse Arbeidsdienst, een
door het bezetting sbestuur g eleide org anisatie die onder andere g edemobiliseerde Nederlandse militairen aan het werk wilde zetten ten behoe ve van Duitsland. Toen Bob binnenkwam, zei de arts meteen dat hij niet bang hoefde te zijn voor de officier en dat Bob vrijuit kon spreken. Z e dachten in eerste instantie dat hij g eparachuteerd was door de Eng elsen.5
Nadat zijn hoofdwonden waren g ekramd, g ing Bob samen met de g eüniformeerde officier op de fiets naar het station van Amersfoort, waar ze de trein naar Amsterdam namen. Dankzij het uniform werden ze niet g econtroleerd. Toen de trein het Centraal Station van Amsterdam naderde, zei iemand in de coupé : ‘Kijk, daar aan de overkant, bij Hollandia Kattenburg , aan de Valkenweg , daar hebben ze g isteren de joden weg g ehaald.’6
In Amsterdam g ing Bob van den Berg alleen verder. Hij liep naar de firma Van Wees, een bekende behang winkel op de Nieuwendijk waar van de zwag er van zijn moeder, Louis Goldsmit, in 1924 eig enaar was g eworden omdat Jan van Wees toen te jong was om zijn vader op te volg en.7 Toen Goldsmit een oproep kreeg om zich te melden voor deportatie verkocht hij de winkel met filialen ‘ terug ’ aan Jan van Wees.8 Nadat Bob de winkel was binneng ekomen, belde Van Wees de moeder van Bob, zodat zij wist dat haar zoon, die zij Boebi noemde, niet in Westerbork was. Na een paar nachten op verschillende adressen in Naarden en Haarlem, dook Bob tot beg in januari 1943 onder bij de ouders van een vriend in Aerdenhout.9 Daarna g ing hij naar Laren, waar hij onderdak vond bij de familie Hilhorst die een wasserij had.10 In hun huis zaten ook andere onderduikers. Die betaalden daar wat g eld voor, maar dat had Bob niet. Gelukkig kon hij dat g oedmaken door op het stukje land van de familie aardappelen te poten en spinazie te zaaien. Hij leerde in die tijd ook spinnen, en met de opbreng st van de verkoop van de wol kon hij toen iets aan het g rote huishouden van de familie Hilhorst bijdrag en.11
In Laren kwam Bob in contact met Hijman (Herman) Troeder, de joodse eig enaar van een schilder- en behang bedrijf die een centrale positie had in het verzet. Troeder haalde kinderen uit de Hollandsche Schouwburg en hij verzorg de voor veel joden onderduika-
11 Jacq u es Kattenburg en zij n fab ri ek
Jacques Kattenburg was op de dag van de razzia niet in zijn fabriek aanwezig en de Duitse noch de Nederlandse politie kwam naar zijn huis om hem en zijn vrouw Sara op te halen. Zij waren inmiddels verhuisd van Amsterdam naar de Oud Blaricummer weg in Naarden. Dat was niet ver van hun g oede vriend en zakenrelatie Jo Scheffer, die in Blaricum een huis had, en in de buurt van hun dochter Corrie, die met haar man Sven Me yer in Huizen woonde.
In de zomer van 1940 had Jacques Kattenburg contact g ezocht met K .J. (Karel ) Frederiks, secretaris-g eneraal van het departement van Binnenlandse Zaken, omdat hij zich af vroeg wat hij moest doen als de Wehrmacht of een andere Duitse instantie orders bij Hollandia Kattenburg wilde plaatsen.1 Ruim t wee jaar later, na de razzia bij Hollandia Kattenburg en te midden van het deportatieg eweld waardoor steeds meer joden uit Nederland verdwenen, had hij Frederiks weer nodig . Hij hoopte via hem vrijg esteld te worden van de ‘Arbeitseinsatz’ voor joden, dat wil zeg g en van deportatie.
D e lij st Fred eri ks
Frederiks stelde in overleg met Generalkommissar zur besonderen Ver wending F. Schmidt in 194 2 een lijst samen met namen van
vooraanstaande of verdienstelijke joden die met toestemming van Se yss-Inquart met hun g ezinsleden voorlopig in Nederland mochten blijven. Zij kreg en een sperre met het stempel 40.000. Op zichzelf had dit nummer g een betekenis. Net als andere g roepen voorlopig vrijg estelden kreg en de joden die op de lijst-Frederiks stonden, een nummer in een reeks die door de Z entralstelle aan hun g roep was toeg ekend. De lijst was een concessie van Duitse zijde, en een vorm van berekening . Die opzet slaag de, Frederiks zag de lijst als een kleine over winning op de Duitsers. 2 Nu kon hij een g roep joden, wetenschappers, kunstenaars en andere joden die zich verdienstelijk hadden g emaakt voor de Nederlandse samenle ving , beschermen. Secretaris-g eneraal van het departement van Opvoeding , Wetenschap en Cultuurbescherming J. van Dam mocht een verg elijkbare lijst opstellen, maar hij trad vooral op via Frederiks.3
Om op de lijst-Frederiks te komen, liet Jacques Kattenburg zich bijstaan door A .A . Swane, een advocaat uit Den Bosch, die er varing had met dit soort zaken. Op 9 maart 1943 werd Jacques Kattenburg , een bekannter Industrieller, met zijn vrouw Sara en hun jong ste zoon Hans aan de lijst-Frederiks ii toeg e voeg d.4
Leiding g e vende ambtenaren zoals Frederiks en Van Dam hebben nooit stelling g enomen teg en de Jodenver volg ing . Om niet g edeporteerd te worden moest Jacques Kattenburg een g unst vrag en aan Frederiks, die als secretaris-g eneraal van Binnenlandse Zaken een van de belang rijkste verteg enwoordig ers was van de Nederlandse overheid tijdens de bezetting , een overheid die haar joodse burg ers niet teg en de Duitse bezetter verdedig de, maar meeboog en koos voor de politiek van het minste kwaad. De topambtenaren die na het vertrek van de reg ering naar Londen het als hun voornaamste taak zag en chaos te voorkomen, lieten de joden, die door de Duitse maatreg elen in de loop van 1941 hun rechtsbescherming als staatsburg er kwijtraakten, in de steek . Maar dat zag en ze zelf niet zo. ‘Secretaris-g eneraal Frederiks en andere topambtenaren voelden zich enerzijds slachtoffers van de Duitse politiek, omdat ze daardoor in ernstig e g ewetensnood kwamen. Anderzijds vonden ze dat ze onder deze moeilijke omstandig heden de meest verant woordelijke keuzes maakten. Z e meenden
De razzia bij de joodse reg enjassenfabriek Hollandia Kattenburg op 11 november 194 2 is exemplarisch voor de willekeur, de onverschillig heid en de razernij van de Jodenver volg ing . Het is een cruciale g ebeurtenis, die een direct g e volg blijkt te zijn van een hoog oplopend conflict binnen het Duitse bezetting sbestuur over de vrijstelling van deportatie van de zog enoemde Rüstung sjuden, joden die voor de Wehrmacht werkten. En dat deden de medewerkers van Hollandia Kattenburg . Onder Duitse dwang produceerde de fabriek op g rote schaal g e vechtskleding voor het Duitse leg er. Door de joodse medewerkers te beschuldig en van sabotag e en communistische sympathieën kon Höhere ss- und Polizeif ührer H.A . R auter, met steun van H. Himmler, dit conflict in zijn voordeel beslechten. Het betekende het einde van de uitzondering spositie van alle joden in Nederland die voor de Wehrmacht werkten. Slechts enkele medewerkers overleefden Auschwitz of de Schmeltkampen, waar de mannen zich dood moesten werken.
Annemieke van Bock xmeer is historicus en archivaris. Zij is een oud-medewerker van het niod. In 2014 verscheen van haar hand De oorlog verz ameld. Het ontstaan van de collectie van het niod.