2.1
2.1.2
2.2.6
2.4.1
2.3.3.1
2.3.3.2
2.3.3.3
2.3.3.4
2.3.3.5
2.4.4
2.4.5
2.4.5.1
2.4.5.2
2.4.5.3
2.4.5.4
2.4.5.5
2.4.5.6
2.4.5.7
2.4.6
2.5.2
2.5.2.1
2.5.2.2
2.5.2.3
2.5.3
2.5.3.1
2.5.3.2
2.6
2.6.3
2.6.5
2.6.3.1
2.6.4.1
2.6.4.2
2.6.5.1
van de thorax (longen)
2.6.5.2 Bestraling van de borst, thoraxwand en/of axillaregio
2.6.6 Bestraling in het lagere abdomen
2.6.6.1 Bestraling van het rectum en de anus
2.6.6.2
2.6.6.3 Bestraling van het vrouwelijke geslachtsorgaan
2.6.6.4
2.6.7
2.7.1
2.7.3
2.7.3.1
2.7.3.2
2.7.3.3
van het mannelijk geslachtsorgaan
3.1.1.3
3.1.1.4
3.1.1.5
3.1.5 Acute bijwerkingen ten gevolge van een behandeling met cytostatica
3.1.5.1 Aantasting van het beenmerg (hematologische toxiciteiten)
3.1.5.2
3.1.5.3
3.1.5.4
3.1.5.5
3.1.5.6 Voedingsproblemen (zie ook hoofdstuk Malnutritie en kanker)
3.1.5.7
en slikstoornissen
3.1.5.8 Smaak- en geurafwijkingen
3.1.5.9
3.1.5.10
3.1.5.11
3.1.5.12
3.1.5.13
3.1.5.14
3.1.5.15 Overgevoeligheidsreacties
3.2 Anti-hormonale behandeling
3.2.1
3.2.2 Geslachtshormonen
3.2.3 Hormonen en kanker
3.2.4
3.2.5
3.2.5.1 Adjuvante behandeling
3.2.5.2 Neo-adjuvante behandeling
3.2.5.3 Palliatieve behandeling
3.2.6 Soorten anti-hormonale therapie
3.2.6.1 Anti-oestrogenen
3.2.6.2 Aromatase-inhibitoren
3.2.6.3 Hormonen die de hypofyse beïnvloeden (LHRH-preparaten)
3.2.6.4
3.2.7 Bijwerkingen van de anti-hormonale behandeling
3.2.7.1 De impact van de anti-hormonale therapie op intimiteit en seksualiteit
3.2.8 Anti-hormonale behandeling bij borstkanker
3.2.8.1 Verwijdering van de organen die vrouwelijke geslachtshormonen produceren
3.2.8.2 Toediening van medicatie
3.2.9 Anti-hormonale behandeling bij prostaatkanker
3.2.10 Therapie(on)trouw bij anti-hormonale therapie
3.2.11 De rol van de oncologieverpleegkundige bij anti-hormonale behandeling
3.3 Targeted therapy of doelgerichte behandeling
3.3.1 Hoe werkt doelgerichte therapie?
3.3.2 Monoklonale antilichamen (MAB’s)
3.3.2.1 Therapeutisch gebruik
3.3.2.2 Belangrijke soorten MAB’s
3.3.2.3 Toediening
3.3.2.4 Bijwerkingen
3.4
3.3.3
3.3.2.5
3.3.3.1 Verpleegkundige aandachtspunten
3.3.3.2 Belangrijkste bijwerkingen
3.3.4 PARP-inhibitoren
3.3.4.1
3.3.4.2 Bijwerkingen
3.4.1 Kanker als gevolg van een falend immuuunsysteem
3.4.2 Toepassingsgebieden
3.4.2.1 Blokkade van ‘immunocheckpoints’ (checkpointinhibitoren)
3.4.2.2 Vaccintherapie bij kanker
3.4.2.3 Dendritische
3.4.2.4
3.4.2.5
3.4.2.6 Chimeer-antigeen-receptor-T-celtherapie (CAR-T)
4.2.1
4.2.2
4.4.1
4.2.2.1
4.2.2.2
4.2.2.3
4.2.2.4
5.2.1
van enkele niet-reguliere behandelingen
5.3.1 Sta open voor communicatie over complementaire behandelingen
5.3.2 Bespreek de voordelen en de risico’s met patiënt en familie
5.3.3 Bespreek het gebruik van complementaire behandelingen met het multidisciplinair team
1.2.1