

DIRK FILARSKI OVER DE TOP



Eliane Odding Antoon Erftemeijer
DIRK FILARSKI OVER DE TOP
Museum Kranenburgh, Bergen Waanders Uitgevers, Zwolle

DIRK FILARSKI – VAN LUMINISME
NAAR EXPRESSIONISME
Eliane Odding
EEN PASSIE VOOR BERGEN
Antoon Erftemeijer

VOORWOORD
Van de schilders die begin vorige eeuw naar Bergen kwamen om er te schilderen en samen op te trekken, mag Dirk Filarski zich wel de meest reislustige noemen. Zijn schildersleven lang weerhielden oorlog, gezin of geldzorgen hem er zelden van om erop uit te trekken, op zoek naar inspirerende vergezichten in andere landen. Zijn intense beleving van het landschap en het licht elders inspireerden hem om naar hartenlust te experimenteren en regelmatig stijlvernieuwingen in zijn werk door te voeren. Dit geldt bij uitstek voor zijn verblijven tijdens de jaren 1910 in Zwitserland, waar hij in de ban raakt van het overweldigende alpenlandschap. In de tentoonstelling Dirk Filarski – Over de top! vraagt Museum Kranenburgh van november 2025 tot mei 2026 specifieke aandacht voor Filarski’s werken uit deze Zwitserse periode, die als hoogtepunt geldt binnen zijn oeuvre. Ze plaatsen de kunstenaar in de voorhoede van vernieuwers binnen de moderne kunst in Nederland aan het begin van de twintigste eeuw. De werken worden getoond in de grotere context van zijn gehele oeuvre – waaronder werken in de stijl van de beroemde Bergense School.
De laatste monografische tentoonstelling gewijd aan Dirk Filarski en bijbehorende catalogus dateren van 2005 (Singer Laren) en kwamen tot stand onder leiding van collectioneur en kenner bij uitstek Renée Smithuis. We zijn dankbaar dat zij als inspirator en adviseur opnieuw betrokken wilde zijn bij de totstandkoming van de tentoonstelling in Museum Kranenburgh.
Curator en kunsthistoricus Eliane Odding tekende voor de bijzondere samenstelling van de tentoonstelling Over de top! en koos onder meer een groot aantal niet eerder museaal getoonde werken. Voor deze catalogus schreef zij het essay Dirk Filarski – van luminisme naar expressionisme, waarin zij de artistieke ontwikkeling van de reislustige Filarski schetst: van ‘lichtschilder’, geïnspireerd door het luminisme, tot kunstenaar die, beïnvloed door het expressionisme, zijn beleving van het Zwitserse berglandschap ongekend krachtig en kleurrijk weet te vertalen naar het doek. Kunsthistoricus en auteur Antoon Erftemeijer schreef het essay Een passie voor bergen, waarin hij Filarski plaatst tussen tijdgenoten en in de (internationale) traditie van berglandschappelijk schilderen.
Onze grote dank gaat uit naar onze bruikleengevers Singer Laren, Stedelijk Museum Alkmaar, diverse kunsthandels en naar de vele particuliere bruikleengevers. Specifieke dank gaat uit naar Renée Smithuis en Chris Thomas voor hun ruimhartig beschikbaar gestelde vakkennis, netwerk en bruiklenen, en naar de familie Filarski voor alle medewerking en diverse bruiklenen. Ook bedanken wij de diverse fondsen die met hun bijdragen de tentoonstelling en deze publicatie mede mogelijk hebben gemaakt. Tenslotte bedanken we Eliane Odding die met grote aandacht en een frisse blik een selectie uit het oeuvre van Filarski maakte voor de tentoonstelling in Museum Kranenburgh. Hiermee werpt zij nieuw licht op zijn kunstenaarschap en plek in de kunstgeschiedenis.
Adriana González Hulshof Directeur Museum Kranenburgh

DIRK FILARSKI — VAN LUMINISME NAAR
Knoestige bomen in donkere schakeringen van bruin en groen. Grillige wortels, dicht gebladerte en huizen verscholen in de bossen. De schilderijen van de kunstenaars die tussen 1914 en 1925 werkzaam waren in het Noord-Hollandse dorp Bergen worden gekenmerkt door een donker – volgens sommigen zelfs somber – palet. Met krachtige penseelstreken en in aardse kleuren vereeuwigden ze boslaantjes, huizen onder bomen en buitenplaats Het Oude Hof op het doek. Ook schilder Dirk Herman Willem Filarski (1885-1964) wordt gerekend tot de groep kunstenaars die tijdens het interbellum een donker kleurpalet en krachtige, expressieve schildertoets hanteerde. De Bergense School wordt beschouwd als de eerste expressionistische beweging in Nederland.1 De afgelopen decennia lijkt dit beeld van een donkere schilderstijl, rechtstreeks beïnvloed door het expressionisme en het kubisme, gemeengoed te zijn geworden. Toch zijn er diverse schilders die vóór de Eerste Wereldoorlog juist een periode kenden waarin ze geïnspireerd raakten door het licht in plaats van de donkere bossen. Dirk Filarski is hier een uitgesproken voorbeeld van.
Jonge jaren
Dirk Filarski werd op 15 oktober 1885 geboren in Amsterdam. Zijn geboortehuis op de hoek van de huidige Prins Hendrikkade en de Martelaarsgracht stond recht tegenover het Centraal Station dat toen nog in aanbouw was. 2 De familie Filarski was aan het einde van de negentiende eeuw al vier generaties lang uitbater van een café om de hoek van Filarski’s geboortehuis. Het café werd aanvankelijk waarschijnlijk vooral bezocht door zeelieden die via het IJ aanmeerden. Maar de klandizie zal tijdens Filarski’s jeugd sterk veranderd zijn door de komst van het Centraal Station dat de directe toegang tot het water en het zicht erop blokkeerde. 3
1
Herfst in het duin, 1910
Olieverf op doek, 49 x 35 cm Particuliere collectie
Op elf jarige leeftijd verhuisde de jonge Dirk Filarski met zijn ouders, broers en zus naar de Frans Halsstraat 12 in de toen nieuwgebouwde wijk De Pijp, pal naast de Kunstnijverheidschool Quellinus die sinds 1882 gevestigd was op de Frans Halsstraat 14 en 16.4 In 1900, toen Filarski bijna vijftien jaar oud was, lieten zijn ouders hem inschrijven op deze school, die een sterk op de praktijk gerichte kunstopleiding aanbood. Naast tekenen en schilderen konden leerlingen hier vakken volgen als decoreren, marmeren, grafische technieken en pottenbakken. De oprichting van deze onderwijsinstelling had alles te maken met de opkomst van de Industriële Revolutie die zich in Europa – en dus ook Nederland – voltrok en de daarmee gepaard gaande economische vooruitgang. Door de vraag naar praktisch geschoolde mensen groeide het aantal vakscholen.5 Filarski volgde naast lessen in tekenen ook vakken als ‘lettervormen’ en Oosterse kunst.6
In 1903 startte Filarski zijn vervolgopleiding. Hij schreef zich in bij de Rijksschool voor Kunstnijverheid, gehuisvest in het gebouw van het Rijksmuseum, en volgde in de avonduren lessen op de Teekenschool voor Kunstambachten.7 Dat Filarski zich richtte op de beeldende kunst en niet op de meer praktische vakken als decoratie en grafische technieken, blijkt uit het vakkenpakket dat hij tijdens zijn vervolgstudie koos. Zo volgde hij in 1904-1905 op vrijdagmiddag lessen anatomie, waarin hij de voor het portret- en figuurschilderen essentiële kennis opdeed. 8 Hoewel Filarski later in zijn carrière overtuigende portretten zou schilderen waarin hij gelaatsuitdrukkingen met een stevige toets wist neer te zetten, ging zijn hart al vroeg uit naar het schilderen van landschappen.
Het Amsterdamse luminisme
Het was het schilderen naar de natuur dat Filarski trok. In de zomermaanden van 1907 reisde hij voor het eerst samen met zijn jeugdvriend en collega-schilder Dirk Smorenberg (1883-1960) naar het Noord-Hollandse Bergen om te schilderen.9 Een jaar later volgde Arnout Colnot (1887-1983). In 1909 vertrok ook Jaap Weijand (1886-1960) naar het noorden om er te schilderen, in 1910 gevolgd door Matthieu Wiegman (1886-1971). Leo Gestel (1881-1941) streek er in de zomer van 1911 neer.10 Veel van de kunstenaars die uiteindelijk tot de Bergense School gerekend zullen worden, verbleven dus in de eerste jaren van de twintigste eeuw al in Bergen, veelal afgewisseld met periodes in Amsterdam. Ze schilderden hier doorgaans en plein air (in de buitenlucht) de weidse polders en glooiende duinlandschappen.
Filarski woonde vanaf 1907 niet permanent in Bergen, maar verbleef er lange zomers om te schilderen, zoals meer van zijn collega-schilders deden. Filarski was in deze periode ook nog geregeld in Amsterdam, waar hij in 1908 deelnam aan een tentoonstelling van kunstenaarsvereniging Sint Lucas.
In de eerste jaren van de twintigste eeuw maakte de Nederlandse schilderkunst veel vernieuwingen door. Schilders verzetten zich tegen de heersende tendensen in de schilderkunst; met name tegen de Haagse School was er veel weerstand. De donkere traditie van de Haagse School domineerde lange tijd de Nederlandse schilderkunst, maar geleidelijk groeide de behoefte naar een kleurrijker palet. Het symbolisme en fauvisme kwamen overwaaien vanuit Frankrijk. Schilders als Piet Mondriaan (1872-1944), Jan Sluijters (1881-1957) – die in 1907 terugkeerde vanuit Parijs – en Gestel schilderden met een stevige toets in lichte kleuren. Jonge kunstenaars die elkaar ontmoetten bij of rond de Amsterdamse kunstenaarsvereniging Sint Lucas raakten er geïnspireerd door nieuwe ideeën die hen voornamelijk vanuit Frankrijk en België bereikten.11 Hier ontstond het Amsterdamse luminisme. Het uitgangspunt van de Nederlandse schilders die het luminisme omarmden waren



niet de kleuren of de vormen in het landschap, maar het licht. Ze trachtten de sensaties die licht teweeg kan brengen te vertalen naar het doek.12
Het Amsterdamse luminisme was van grote invloed op het werk van Filarski. Al in 1908 hing zijn werk op de tentoonstelling bij Sint Lucas.13 In de jaren daarna schilderde Filarski in korte toets – af en toe bijna pointillistisch – landschappen in lichte kleuren groen, blauw, roze en geel. Het schilderij Herfst in het duin uit 1910 is een prachtig voorbeeld van Filarski’s luministische werk (afb. 1). De bomen op dit doek verschijnen weliswaar in felle herfstkleuren, toch wordt het oog allereerst getrokken naar het spel van licht en schaduw op de grond. De sensatie van dit contrast speelt een hoofdrol in dit schilderij. Dat Bergen met zijn bospartijen, duinen en typische zeelicht een bron van inspiratie was voor Filarski, spreekt volop uit dit werk. In 1910, het jaar waarin Filarski dit schilderij vervaardigde, was de jaarlijkse tentoonstelling van Sint Lucas uitgegroeid tot een triomftocht van het luminisme.14 Het werk van de meer ‘radicalen’ hing samen in een zaaltje. Piet Mondriaan, Leo Gestel, Jan Sluijters, Arnout Colnot, Jaap Weijand en Dirk Filarski werden schouder aan schouder getoond met kleurrijke doeken waarop een hoofdrol was weggelegd voor het licht.15
Reizen en schilderen
De reislust van Filarski, die zijn oeuvre zou gaan bepalen, openbaarde zich al vroeg.16 In de zomer van 1911 vertrok Filarski naar Noord-Duitsland waar hij in ieder geval een aantal weken op het eiland Norderney werkte. Op dit toen al toeristische eiland schilderde hij diverse strand- en duingezichten. Een bijzonder schilderij dat hier tot stand kwam, is het werk Norderney (afb. 2).17 Op dit doek, met een breedte van 3,88 meter, ervaar je de weidse Duitse kust bijna alsof je in een panorama staat. Filarski schilderde veel en plein air, met schildersezel en -palet in de buitenlucht. Waar en hoe hij dit werk heeft geschilderd is niet bekend, maar een doek van bijna vier meter breed zal niet gemakkelijk te hanteren zijn in de buitenlucht. Op Norderney schildert hij nog in hetzelfde kleurenpalet als waarin hij ook de Bergense duinen en de Verbrande Pan, een bekende duinvallei ten zuiden van Bergen, vastlegde. Aan de linkerzijde net boven de zee heeft de schilder het licht gevangen in zachte kleuren roze en lila, een voorbode van het palet dat tijdens zijn eerste verblijven in Zwitserland de overhand zou krijgen.
Nog geen jaar later, aan het begin van 1912, begaf Filarski zich op reis naar Zwitserland, met Parijs als tussenstop.18 De keuze voor deze bestemming werd mogelijk ingegeven door collega-kunstenaar Dirk Smorenberg, met wie hij een nauwe vriendschapsband onderhield. Dat hij zich verzekerd wist van onderdak – zijn goede vriendin en de zus van Smorenberg, Engelina (Lien) Smorenberg woonde met haar man Nico Ebels in Clarens – zal hebben bijgedragen aan zijn besluit om naar Zwitserland af te reizen. Ook Smorenberg verbleef op dat moment bij zijn zus en
2
Norderney, 1911
Olieverf op doek, 35,5 x 388 cm Collectie Museum Kranenburgh, particuliere schenking

3 Aan de voet van de Dent de Jaman, 1912
Olieverf op doek, 50 x 70 cm
Collectie Wim Kruidenberg
samen trokken de schilders erop uit om het Zwitserse landschap vast te leggen. Een prachtige foto van Smorenberg en Filarski op ski’s getuigt van hoe zij te werk gingen in het berggebied. In de nog koude maanden van de late winter en het vroege voorjaar van 1912 gingen Smorenberg en Filarski, gewapend met ezel, doek en palet, op pad om de bergachtige omgeving van Clarens te schilderen. Het zijn dan ook koele pasteltinten die de boventoon voeren in de schilderijen die Filarski tijdens zijn eerste Zwitserse periode produceerde. Dominant aanwezig in zijn schilderijen zijn de imposante bergen, met hier en daar een huisje verdwaald in het landschap. Figuren zijn er niet of nauwelijks te herkennen. In het schilderij Aan de voet van de Dent de Jaman (1912) dat uit dezelfde periode stamt, legde Filarski het landschap eveneens in koele kleuren vast (afb. 3). Hij was hierin niet spaarzaam met verf, maar bracht deze pasteus aan op het doek. In dit schilderij is goed zichtbaar hoe het luminisme bleef doorwerken in het werk van Filarski. Het zijn namelijk niet de bergen, maar

het licht waar alle aandacht naar uitgaat. Van rechts schijnt een laaghangende zon op de rotspartijen links in het beeld en zorgt hier voor een geelgouden gloed op de rotswand. Op de grond verraden lange schaduwen het vroege of juist late tijdstip van het schildermoment.
In de zomer van 1913 was Filarski onverwacht terug in Nederland in verband met het overlijden van zijn moeder. Filarski werkte dat jaar enkele weken in Drenthe en trok in het najaar opnieuw naar Zwitserland. Ditmaal richting Davos en, aansluitend, naar onder meer Locarno, Lugano en Ascona.19 Filarski was in vervoering geraakt door het Zwitserse landschap met zijn ruige rotspartijen en glooiende bergen. Het moet voor hem een grote teleurstelling zijn geweest toen hij bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 terug naar Nederland moest wegens de hier op 31 juli afgekondigde mobilisatie.
Terug in Bergen
In 1915 en 1916 verdeelde Filarski zijn tijd tussen Amsterdam, Schoorldam en Bergen. Zijn verlangen om terug te keren naar Zwitserland moet enorm geweest zijn, getuige zijn aanvraag om door oorlogsgebied naar Zwitserland te mogen reizen, terug naar de zo inspirerende bergen. 20 De periode waarin Filarski – tussen zijn twee Zwitserse periodes – in Nederland verbleef, valt samen met het tijdvak waarin de Bergense School tot bloei kwam. Terwijl Filarski in zijn eerste jaren in Zwitserland hoofdzakelijk schilderijen maakte in lichte kleuren, schilderde hij in 1915-1916 het werk Het Berger Bos. Hoewel de kleuren blauw, groen en paars nog overheersen, is dit een uitermate donker schilderij. De aandacht gaat hier niet langer uit naar het spel van het licht in de natuur, maar naar de mysterieuze, donkere doorkijkjes door
4
Dirk Filarski (voor) en Dirk Smorenberg (achter) schilderend in Zwitserland. Foto in familiearchief.

5
Landschap in Tremezzo, 1920
Olieverf op doek, 100 x 120 cm
Collectie Wim Kruidenberg
het Bergense bos. In de verte lonken lichtere delen, maar het algehele kleurenpalet is gedempt en op sommige plekken zelfs tegen het zwart aan.
Filarski was inmiddels in aanraking gekomen met de vernieuwende ideeën in de schilderkunst waarmee zijn collega’s in Bergen al experimenteerden en die zouden leiden tot de ontwikkeling van een eigen ‘Bergense’ stijl. De Franse schilder Henri Le Fauconnier (1881-1946) was van grote invloed op de ontwikkeling van de schilders die later zouden worden gerekend tot de Bergense School. Le Fauconniers door het kubisme beïnvloede werk in gedempte kleuren en met een gematigd expressionistische toets maakte indruk op een groot aantal van de kunstenaars die al in Bergen werkten en inmiddels ook een gedempter palet gebruikten. Le Fauconnier woonde en werkte vanaf 1914 bijna zes jaar in Nederland – waaronder enige tijd in Bergen –waar hij in korte tijd een belangrijke positie in de kunstwereld wist te verwerven. 21 In deze periode koos Le Fauconnier steeds vaker voor een donker palet en een stevigere toets. De schilders die we tegenwoordig rekenen tot de Bergense School volgden veelal zijn voorbeeld en vereenvoudigden hun vormentaal soms nog verder dan hijzelf deed. 22 Ook Filarski werd hierdoor beïnvloed; vanaf 1918 bouwde hij zijn doeken op uit grote vlakken in donkere kleuren, zoals in Landschap in Tremezzo (1920) (afb. 5). Maar eerst keerde hij terug naar Zwitserland.
Opnieuw naar Zwitserland
In de late zomer van 1916 kreeg Filarski onverwacht toestemming om opnieuw af te reizen naar Zwitserland. Hij stapte vrijwel direct op de trein. Tot april 1917 reisde hij door verschillende delen van Zwitserland, waaronder Berner Oberland, Sankt Moritz en de Vierwaldstättersee. 23 Terug in zijn geliefde Zwitserse berglandschap wist Filarski nu de top van zijn schilderscarrière te bereiken. Was het werk dat hij in 1912-1914 maakte nog licht van kleur en duidelijk beïnvloed door het luminisme, nu voerde hij een radicale vernieuwing door. Filarski’s korte toetsen maakten vrij abrupt plaats voor een langere en bredere penseelvoering waarmee hij de lijnen van de bergen volgde. Dynamisch en vloeiend gaf Filarski de glooiing van het landschap weer. De mate van abstractie die hij in zijn schilderijen aanbracht, vertaalde zich eveneens in het kleurgebruik. Zijn zachte palet van blauw, paars, violet en oranje maakte plaats voor een veel expressiever en krachtiger kleurenpalet. Uitgesproken koele blauwen en groenen contrasteren met bijna zinderende kleuren geel en oranje. De combinatie van toets en palet, die gezamenlijk het landschap verder abstraheerden, droeg bij aan het expressionistische karakter van de werken die in deze periode ontstonden. Filarski leek niet langer hoofdzakelijk uitdrukking te willen geven aan zijn ervaring van het licht, maar aan een algehele ervaring: zijn innerlijke en emotionele beleving van het fenomenale Zwitserse landschap.
Zoals het expressionisme, dat in Duitsland ontstond, een reactie vormde op het impressionisme, zo was Filarski’s schilderstijl in deze tweede Zwitserse periode een reactie op het luminisme dat hij eerder omarmde. Waar zijn doeken uit 1912-1914 nog helemaal in de lijn van het luminisme – een stroming ontstaan vanuit het impressionisme – zijn geschilderd, lijkt Filarski dat in 1916-1917 geheel losgelaten te hebben en zich volledig te richten op het weergeven van de intense inspiratie die hij in de bergen voelde. De schijnbaar wilde, maar trefzeker opgezette penseelstreken geven het ruwe, rotsachtige berglandschap op fenomenale wijze weer. Deze werken mogen met recht het hoogtepunt uit Filarski’s oeuvre genoemd worden.
Hoe Filarski de schilderijen dwars door bezet gebied terug naar Nederland heeft weten te krijgen, is niet geheel duidelijk. 24 Toch hingen zijn Zwitserse landschappen al binnen twee maanden in Amsterdam aan de muren van het Panoramagebouw, waar ook tijdelijke tentoonstellingen van eigentijdse kunst werden georganiseerd. 25 Zijn werk werd goed ontvangen, zo blijkt uit een recensie waarin niet alleen vermeld wordt dat er op de openingsdag al zes werken waren verkocht, maar ook waardering wordt uitgesproken voor het werk: ‘In zijn nieuwe werken, dragende het jaartal 1917, doet Filarski zich, behalve als luminist, kennen als een geweldig kolorist. Gewèldig, – want de aanblik van deze zeventig schilderijen is waarlijk verrassend, bijna overweldigend!’ 26
Hout- en linoleumsneden
Filarski maakte niet uitsluitend schilderijen. Van zijn hand zijn ook tekeningen en aquarellen bekend, en zelfs grafisch werk. Hoewel Filarski zijn hele leven hout- en linoleumsneden maakte, kwamen de meeste tot stand in de periode tussen 1912 en 1917. 27 In de contrasterende vlakken zwart en wit komen de berglandschappen krachtig tot hun recht. Opvallend is dat veel van zijn grafische werk uit deze periode taferelen tonen die vergelijkbaar zijn of in sommige gevallen zelfs geheel overeenkomen met zijn schilderijen (afb. 6, 7).

7
De Oldenhorn bij Gsteig, z.j.
Hoogdruk, inkt op papier, 31 x 21 cm
Particuliere collectie
8 De Oldenhorn bij Gsteig, 1916
Olieverf op doek, 65,5 x 50 cm
Collectie Wim Kruidenberg