
3 minute read
Column Moreel beraad: Zwijgen is goud?
Over beroepsgeheim en morele keuzes in de psychiatrie
Spreken is zilver, zwijgen is goud. Iedere hulpverlener kent situaties waarin het beroepsgeheim onder druk komt te staan. Een cliënt die suïcidale gedachten uit, maar niet wil dat je iets deelt. Iemand die in een psychose een dreiging uitspreekt. Ouders van een volwassen cliënt die, bezorgd en machteloos, contact zoeken maar formeel geen recht op informatie hebben. Momenten waarop zwijgen knelt, maar spreken pijn kan doen. Situaties waarin er geen pasklare antwoorden zijn.
In de ggz biedt het wettelijk verankerde beroepsgeheim cliënten ruimte om vrijuit te spreken. Juist in de ggz, waar schaamte, angst of achterdocht aanwezig kunnen zijn, is die vertrouwelijkheid essentieel. Maar in de praktijk blijkt dit minder eenduidig dan we zouden willen. Want wat als spreken óók zorg is?
In de dagelijkse praktijk blijkt dat er momenten zijn waarop de regels ruimte laten, maar de afweging lastig blijft. De wet spreekt bijvoorbeeld over “gevaar voor derden”, maar zegt niets over hoe je dat gevaar inschat, of de gevolgen voor de behandelrelatie als je besluit te spreken. Dan wordt het beroepsgeheim geen juridische regel maar een moreel dilemma.
Op papier is het simpel, maar bij dreiging of onveiligheid vervaagt die helderheid. In zulke situaties gaat het niet om zwart-witbeslissingen, maar om het zorgvuldig afwegen van belangen. Wie zijn er betrokken? Wat gebeurt er als we niets doen? En wat betekent het voor de vertrouwensrelatie als we wél spreken?
Het beroepsgeheim is een dunne draad: te strak snijdt het, te los verliest het zijn functie. Zulke situaties vragen niet alleen om juridische kennis, maar ook om reflectie. Wat weegt zwaarder: privacy beschermen of leed voorkomen? Kunnen we leven met de gevolgen van zwijgen? Of met de gevolgen van spreken?
Wat deze kwesties complex maakt, is dat het gaat om afwegingen waarbij elke uitkomst risico’s kent. Zwijgen kan tot spijt leiden, spreken kan de behandeling schaden. Misschien is dat wel kenmerkend voor het werken in de ggz: handelen in onzekerheid. Want ook binnen teams bestaan verschillende perspectieven. De ene collega benadrukt het belang van autonomie en vertrouwen; de ander vraagt zich af of we hiermee niet de relatie met het netwerk ondermijnen, of dat we een kans missen om vroegtijdig bij te sturen.
Morele keuzes vragen ruimte. Tijd om stil te staan, juist als de druk groot is. Want spreken kan voelen als het breken van een belofte. Tegelijkertijd kan zwijgen in sommige gevallen voelen als verraad – aan een ander, of aan de samenleving. In een teamoverleg klinkt het dan: “Wat als er morgen iets gebeurt en wij hebben niets gezegd?”









