Hoestende lammeren in zomer
Tijdens de zomermaanden ontvangt de Veekijker jaarlijks meldingen van hoestende schapen, vaak zonder verdere ziekteverschijnselen. In de meeste gevallen betreft het lammeren. De dieren hoesten vaak na inspanning, maar soms ook spontaan, waarbij het hoestgeluid droog en schraal is. Over het algemeen zijn de dieren goed in conditie, is er geen sprake van koorts of afwijkend gedrag. Ingezette behandelingen tegen mogelijke bacteriële oorzaken leiden zelden tot verbetering. Droge hoest bij schapen is vaak het gevolg van irritatie van de voorste luchtwegen, wat kan worden veroorzaakt door irriterende stoffen of mechanische schade door hijgen. Ook de rol van virale infecties wordt wel eens genoemd, al is daar weinig over bekend. Hoewel de naam passend zou zijn, is in deze gevallen geen sprake van zomerlongontsteking. In geval
Q koorts vastgesteld bij
Bij een kudde bosrendieren is onlangs Q-koorts vastgesteld, nadat zwakte en meerdere doodgeboren kalveren waren geconstateerd. Onderzoeksmateriaal werd ingestuurd voor abortusdiagnostiek, waarbij de bacterie Coxiella burnetii, de verwekker van Q-koorts, werd aangetoond. Verdere analyse door WBVR wees uit dat het niet om de Nederlandse uitbraakstam (2005-2012) ging maar om een variant die eerder bij runderen is gevonden. Deze variant wordt in het algemeen minder vaak in verband gebracht met besmettingen bij mensen dan stammen die afkomstig zijn van schapen en geiten. Q-koorts is een zoönose die via aerosolen kan worden overgedragen van dieren op mensen. Meerdere diersoorten zijn gevoelig, maar vooral geiten en schapen zijn vatbaar. Bij deze diersoorten kan infectie leiden tot ernstige reproductieproblemen zoals abortus, doodgeboorte en zwakke



van zomerlongontsteking in een bacteriële infectie (Mannheimia haemolytica, Pasteurella multocida, Pasteurella trehalosi) verantwoordelijk voor schade aan de diepere luchtwegen. Deze aandoening gaat meestal gepaard met een vochtige, productieve hoest, sloomheid, koorts, afwijkende longgeluiden en minder eetlust. Vaker kenmerkt dit ziektebeeld zich door plotselinge sterfte van opgroeiende lammeren, vaak in de maanden september tot november. In geval van luchtwegproblemen is het zaak om de dieren klinisch goed te onderzoeken. Aanvullende diagnostiek is bij leven niet altijd eenvoudig, mede door het commensaal voorkomen van de verwekker van zomerlongontsteking, Mannheimia haemolytica. Aan de hand van het klinisch beeld kan de dierenarts de noodzaak van antimicrobiële therapie overwegen.
bosrendieren: meldplicht uitgebreid
nakomelingen. Runderen kunnen ook besmet raken, al verlopen infecties daar vaak milder. Ook bij rendieren en kameelachtigen kan Q-koorts voorkomen, al is daarover veel minder bekend. Daarnaast kunnen huisdieren zoals katten en honden, en diverse wilde diersoorten de bacterie bij zich dragen en uitscheiden. De meldplicht voor Q-koorts is een belangrijk middel in de bestrijding van deze ziekte. Waar de meldingsplicht voorheen alleen gold voor gevallen bij schapen en geiten, is deze onlangs uitgebreid: nu moeten ook besmettingen bij rendieren en kamelen direct worden gemeld aan de veterinaire autoriteiten. Voor kleine herkauwers geldt dat een verhoogd aantal abortusgevallen moet worden gemeld bij de NVWA.
Daarnaast dienen C. burnetii PCR positieve tankmelkresultaten van melkschapenen melkgeitenbedrijven bij de NVWA te worden gemeld.
Via VeekijkerNieuws houden wij u elk kwartaal op de hoogte van nieuws uit de monitoring van diergezondheid bij kleine herkauwers. Mocht er tussendoor iets belangrijks spelen dan sturen wij u daarover een e mail. Wilt u op de hoogte blijven van actueel nieuws over diergezondheid? Meld u dan aan voor onze nieuwsbrieven, waaronder het Veekijkernieuws, via www.gddiergezondheid.nl/email
Aanmelden sectiemateriaal
U kunt dieren bij GD 24 uur per dag, 7 dagen per week aanmelden voor pathologisch onderzoek via www.gddiergezondheid.nl/ophaaldienst of 088 20 25 500. Wij halen dieren die ’s avonds voor 22.00 uur zijn aangemeld de eerstvolgende werkdag op. Voor een optimaal onderzoek is het belangrijk om een volledige anamnese toe te voegen. Ook is het van belang vers materiaal in te sturen (koelen in warme tijden en bij strenge vorst op een droge afgeschermde binnenplaats) en een dier te selecteren dat representant is van het probleem.
Pseudolactatie bij hobbygeiten
Jaarlijks ontvangt de Veekijker enkele vragen over de behandeling van pseudolactatie bij hobbygeiten. In het geval van pseudolactatie produceert een geit melk zonder dat ze drachtig is geweest of recent heeft gelamd. Hoewel de oorzaak voor dit probleem niet duidelijk is, wordt gespeculeerd dat een hormonale disbalans of fysiologische reacties op omgevingsfactoren het fenomeen mogelijk verklaren. Voorbeelden van een hormonale disbalans zijn een verhoogde afgifte van het hormoon prolactine door de hypofyse of een langdurige blootstelling aan progesteron in het geval van een persisterend corpus luteum. Daarnaast zouden onderliggende gezondheidsproblemen, zoals cysten op de eierstokken of andere reproductieve aandoeningen eveneens kunnen bijdragen aan deze aandoening. Overmatige
stimulatie of manipulatie van de spenen kunnen ook leiden tot melkproductie. Hoog productieve rassen zijn doorgaans gevoeliger voor het ontwikkelen van pseudolactatie. Pseudolactatie gaat soms gepaard met pseudograviditeit, schijndracht bij geiten. In de praktijk blijkt het vaak lastig om de oorzaak van pseudolactatie vast te stellen.
De behandeling van pseudolactatie is complex omdat de oorzaak vaak niet bekend is. Helaas blijken medicinale interventies vaak teleurstellend. In een enkel geval droogt het uier spontaan weer op. Indien sprake is van ernstige aantasting van het welzijn, zeker in geval van bijkomende ontstekingsprocessen, is het te overwegen om het uier chirurgisch weg te nemen.
Urolithiasis bij mest en hobbydieren
Recent werd bij een bok urolithiasis vastgesteld, nadat bij het dier gedragsafwijkingen werden gezien en niet bleek te kunnen urineren. Er bleek sprake van een obstructie van de urinebuis. De bok werd geopereerd en er werd urine verzameld voor onderzoek. Analyse van het sediment toonde aan dat het ging om calciumcarbonaatstenen.
Urolithiasis, het vormen van urinestenen of gruis in de urinewegen, komt regelmatig voor bij bokken, vooral bij jonge, gecastreerde mannelijke dieren die een redelijk aandeel krachtvoer gevoerd krijgen. Door de smalle en kronkelende
vorm van hun urinebuis lopen mannelijke herkauwers een groter risico op obstructies dan vrouwelijke dieren.
De meest voorkomende stenen bij herkauwers zijn struvietstenen (magnesium-ammoniumfosfaat), vaak het gevolg van een eiwitrijk, fosforhoudend rantsoen in combinatie met een hoge (alkalische) urine-pH. Calciumfosfaatstenen worden eveneens vaak gezien bij een hoge pH, terwijl calciumcarbonaatstenen meestal ontstaan door voer met veel calcium. Silicaatstenen komen minder vaak voor en zijn meestal gebonden aan specifieke
Bel de Veekijker
Op werkdagen kunt u rechtstreeks contact opnemen met de Veekijker: 088 20 25 555. Via het keuzemenu kiest u de diersoort waar u informatie over wilt hebben. Het team Kleine Herkauwers is bereikbaar van 15.00-17.00 uur.
regio’s of voerbronnen.
Wanneer urolithiasis in een koppel wordt vastgesteld is behandeling niet eenvoudig. Middels enkele aanpassingen aan het rantsoen en drinkwater kunnen problemen grotendeels worden voorkomen. Een juiste calciumfosforverhouding, beperking van krachtvoer, voldoende schoon drinkwater en terughoudend gebruik van calciumrijke voeders zoals luzerne kunnen het risico verkleinen. Ook is het verstandig om bokken niet te jong te castreren, zodat de urinebuis zich volledig kan ontwikkelen en de kans op verstopping afneemt.
vlnr: Karianne Peterson, Eveline Dijkstra, Nienke Snijdersvan de Burgwal, Mark van der Heijden en René van den Brom
Diergezondheidsbarometer kleine herkauwers
Ziekte/aandoening/ gezondheidskenmerk
Korte omschrijving
Categorie Rustig1 Verhoogde attentie2 Nader onderzoek 3
Artikel 2.1.a en 2.1.b Aanwijzing dierziekten Regeling Diergezondheid/Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van Animal Health Law (EU) 2016 /429 (Categorie A ziekte)
Besmettelijke pleuropneumonie bij geiten (CCPP)
(Mycoplasma capricolum subs. capripneumoniae)
Nog nooit in Nederland.
Mond-en-klauwzeer (MKZ) Geen MKZ in Nederland sinds 2001.
Meerdere uitbraken in Europa sinds januari 2025. In januari werd op een waterbuffelbedrijf in Duitsland een uitbraak bevestigd (serotype O). Vervolgens werden in Hongarije en Slowakije (gerelateerde serotypen O, maar anders dan het in Duitsland gevonden serotype O) uitbraken vastgesteld. Risicovolle importen zijn onderzocht door de NVWA. Er lijkt geen sprake van verspreiding naar andere landen. Sinds april zijn er geen nieuwe gevallen gemeld.
A+D+E *
A+D+E *
Infectie met het virus van de pest bij kleine herkauwers (peste des petits ruminants (PPR))
Infectie met Rift Valley koorts virus (RVF)
Schapen- en geitenpokken (SGP)
Nog nooit in Nederland. Meerdere uitbraken in Europa sinds juli 2024. In Hongarije, Bulgarije, Griekenland en Roemenië zijn recent geen nieuwe uitbraken gemeld en lijkt de situatie momenteel stabiel.
Nog nooit in Nederland.
Nog nooit vastgesteld in Nederland. Vanaf oktober 2023 meerdere uitbraken bevestigd in Griekenland. Recent zijn meerdere uitbraken gemeld in Bulgarije, Roemenië en Griekenland.
A+D+E *
A+D+E *
Ziekte/aandoening/ gezondheidskenmerk
Korte omschrijving
Vervolg tabel
Categorie Rustig1 Verhoogde attentie2 Nader onderzoek 3
Artikel 2.1.a en 2.1.b Aanwijzing dierziekten Regeling Diergezondheid/Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van Animal Health Law (EU) 2016/429 (Categorie B t/m E)
Infectie met Brucella abortus, B. melitensis
De aantallen voor de steekproef van 2024 zijn behaald. Alle uitslagen zijn negatief bevonden. Nederland behoudt daarmee haar vrijstatus. GD besteedt veel extra aandacht aan het verkrijgen van de benodigde aantallen monsters voor deze monitoring.
Infectie met het rabiësvirus Zeer zelden vastgesteld bij vleermuizen.
Infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24)
Epididymitis bij schapen (Brucella ovis)
Infectie met Mycobacterium tuberculosis- complex
(M. bovis, M. caprae, M. tuberculosis)
Miltvuur (Bacillus anthracis)
Paratuberculose
(Mycobacterium avium subs. paratuberculosis)
Q-koorts (Coxiella burnetii )
Sinds september 2023 vindt een uitbraak plaats van BTV-3. Het virus leidt tot ernstige problemen op schapenbedrijven en in mindere mate op rundvee- en geitenbedrijven.
Sinds 2023 heeft BTV-3 zich wijdverspreid over Europa. In 2024 werd op een beperkt aantal bedrijven in Nederland BTV-12 vastgesteld. Later dat jaar ook in het Verenigd Koninkrijk positieve bevinding van BTV-12. In juli en augustus 2025 zijn in meerdere landen in Europa infecties vastgesteld van BTV-3 en BTV-8. In Nederland vooralsnog geen klinische verdenkingen waarbij BTV is aangetoond.
Onderzoek van rammen in kader van export. Niet eerder bevestigd in Nederland.
Sinds 1999 is Nederland officieel tuberculose-vrij.
B+D+E *
Laatst gemelde uitbraak in 1993 bij runderen. Sindsdien geen besmettingen vastgesteld.
Regelmatig gevallen vooral bij (melk)geiten en een enkele keer bij schapen.
In 2016 is het laatste melkgeitenbedrijf vrij verklaard van een infectie met C. burnetii. In 2024 werd Q-koorts vastgesteld op een melkschapenbedrijf in Bakel en in het voorjaar van 2025 in de placenta van een geïmporteerd schaap op een hobbybedrijf. Recent werd bij een koppel bosrendieren in een dierentuin abortus als gevolg van Coxiella burnetii vastgesteld. Op basis van deze casus is de meldingsplicht voor kamelen en hertachtigen aangepast.
Echinococcose Sinds 2023 niet meer aangetoond in de sectiezaal.
Trichinellose Geen gevallen van trichinellose bij schapen of geiten bekend.
Artikel 2.1.c Aanwijzing dierziekten ‘Regeling Diergezondheid’ van Wet Dieren
Overdraagbare TSE’s (scrapie, BSE) In de afgelopen jaren geen gevallen meer bij schapen. Bij geiten eerste geval van scrapie in 2000 en het laatste geval in 2001.
Recent is in het Verenigd Koninkrijk op een schapenbedrijf klassieke scrapie vastgesteld. Het betrof een enkel dier.
B+D+E *
Ziekte/aandoening/ gezondheidskenmerk
Korte omschrijving
Artikel 3a.1 Melding zoönosen ‘Regeling Houders van Dieren’ van Wet Dieren Campylobacteriose (Campylobacter spp.)
Leptospirose (Leptospia Hardjo)
Listeriose (Listeria spp.)
Salmonellose (Salmonella spp.)
Yersiniose (Yersinia spp.)
Toxoplamose (Toxoplasma gondii )
Overige OIE lijst ziekten
Enzoötische abortus (Chlamydia abortus)
Caprine arthritis encephalitis (CAE)
Zwoegerziekte (maedi/visna-virus (MVV))
Tularemie (Francisella tularensis)
Mycoplasma agalactiae
Nairobi sheep disease
Heartwater (Ehrlichia ruminantium)
Enkele gevallen per jaar. Met name bekend als oorzaak van abortus bij met name schapen.
Al jaren geen gevallen bij schapen en geiten. In 2024 een verdenking in geaborteerde schapenvruchten, maar de bevinding kon bij gebrek aan medewerking door de schapenhouder niet worden bevestigd.
Encefalitis door Listeria monocytogenes komt regelmatig voor bij schapen maar vooral bij melkgeiten. Jaarlijks worden op enkele melkgeitenbedrijven problemen met listeriose gemeld. Onbekend is hoe lang uitscheiding van listeria-bacteriën in melk plaatsvindt. Zowel L. monocytogenes als L. ivanovii kunnen abortus veroorzaken bij schapen en geiten.
Sinds 2016 op meerdere bedrijven recidiverende en massale sterfte bij lammeren op melkgeitenbedrijven veroorzaakt door een multiresistente S. Typhimurium. In 2025 is Salmonella Typhimurium op twee gerelateerde bedrijven aangetoond bij melkgeitenlammeren. Ook werd Salmonella serotype C aangetoond bij lammeren op een melkgeitenbedrijf.
Enkele gevallen per jaar. Aangetoond als oorzaak van diarree, sterfte en abortus.
Enkele bevestigde gevallen per jaar maar waarschijnlijk een van de meest voorkomende oorzaken van abortus. Seroprevalentie is eerder hoog gebleken bij schapen en geiten.
Bij geiten en schapen al jaren één van de belangrijkste oorzaken van abortus. Verspreiding tussen bedrijven via besmet vrouwelijk fokmateriaal. Zeer lastig te bestrijden wanneer eenmaal geïntroduceerd in een koppel. Enzoötische abortus is een zoönose en daarmee één van de belangrijkste redenen waarom zwangere vrouwen en aflammerende kleine herkauwers niet samengaan.
Veel voorkomende aandoening waarvan het veroorzakende virus zich op grote en kleine bedrijven soms anders gedraagt. Bron introductie niet altijd duidelijk.
Belangrijk(st)e infectieuze aandoening op (grote) schapenbedrijven.
Sinds 2011 regelmatig besmette hazen en enkele humane tularemie patiënten in Nederland.
Nog nooit in Nederland.
Nog nooit in Nederland.
Nog nooit in Nederland.
Vervolg tabel
Categorie Rustig1 Verhoogde attentie2 Nader onderzoek 3
Nader onderzoek naar de bij mens en dier gevonden types is gewenst.
pilotonderzoek
2025 naar
Chlamydia spp. bij kleine herkauwers in het kader van abortus
Royal GD
Arnsbergstraat 7
Postbus 9, 7400 AA Deventer
Ziekte/aandoening/ gezondheidskenmerk
Infecties met schmallenbergvirus (SBV)
Uit monitoring
Coxiella burnetii in abortusmateriaal bosrendieren
T. 088 20 25 500
info@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl
Korte omschrijving
Sinds 2011 jaarlijks besmettingen met het SBV, met aangeboren afwijkingen van lammeren tot gevolg.
Uitsluiten van andere mogelijke oorzaken blijft belangrijk om introductie van andere virussen uit de groep van Bunyaviridae vroegtijdig op te sporen.
In een kudde bosrendieren werden zwakke en doodgeboren kalveren positief bevonden op C. burnetii. Eerder dit jaar werd C. burnetii aangetoond in een doodgeboren lam en de placenta van een geïmporteerd schaap uit Ierland.
Hoestende lammeren in zomermaanden
Uitbraak Salmonella serotype C bij jonge melkgeitenlammeren
Haemonchose bij schapen en geiten
Grote variatie in leverkoperwaarden bij geitenlammeren
Meerdere koppels met hoestende lammeren zonder aanwijsbare oorzaak.
Op een jongveelocatie is een uitbraak met Salmonella enterica suspecies enterica Bovismorbificans (type C) vastgesteld. Niet eerder, voor zover bekend, werd deze variant aangetoond in Nederland bij geiten.
Vanaf half juli worden meerdere gevallen van haemonchose gemeld.
Aanvullend onderzoek naar koperleverwaarden bij ingestuurde lammeren voor pathologisch onderzoek duidt geregeld op een tekort of overmaat aan gestapeld koper. Te lage of te hoge leverkoperwaarden kunnen de immuniteit comprimeren.
1 Rustig: geen actie vereist of actie leidt naar verwachting niet tot een duidelijke verbetering.
2 Verhoogde attentie: attendering op een bijzonderheid.
3 Nader onderzoek: nader onderzoek is lopend of gewenst.
Vervolg tabel
Categorie Rustig1 Verhoogde attentie2 Nader onderzoek 3
Monitoring Diergezondheid
Royal GD voert sinds 2002 de diergezondheidsmonitoring in Nederland uit in nauwe samenwerking met onder andere de diersectoren, het bedrijfsleven, het ministerie van LVVN, dierenartsen en veehouders. De informatie die in de monitoring wordt gebruikt, wordt op verschillende manieren verzameld waarbij het initiatief gedeeltelijk bij dierenartsen en veehouders en gedeeltelijk bij GD ligt. De informatie wordt integraal geïnterpreteerd om de doelstellingen van de monitoring, het snel signaleren van diergezondheidsproblemen enerzijds en het volgen van trends en ontwikkelingen anderzijds, te bereiken. Samen werken we aan diergezondheid in belang van dier, dierhouder en samenleving.