Was opa een nazi?
oorlogsverleden
Speuren naar het
Koen Aerts dirk luyten bart willems Paul Drossens Pieter Lagrou
www.lannoo.com
Registreer u op onze website en we sturen u regelmatig een nieuwsbrief met informatie over nieuwe boeken en met interessante, exclusieve aanbiedingen.
Redactie: Koen Aerts, Dirk Luyten, Bart Willems, Paul Drossens, Pieter Lagrou Met bijdragen van: Jonas Campion (Université catholique de Louvain/U. Lille 3 SHS), Helen Grevers (Vredescentrum vzw), Els Herrebout (Rijksarchief Eupen), Filip Strubbe (Algemeen Rijksarchief Brussel), Lawrence Van Haecke (Fort van Breendonk), Nico Wouters (Rijksarchief-CegeSoma-UGent).
Omslagontwerp: Studio Lannoo
Vormgeving: Keppie & Keppie
Cartografie: Peter De Bock; Sven Vrielinck en Torsten Wiedemann, Vakgroep Geschiedenis, UGent
© Uitgeverij Lannoo nv, Tielt, 2017
d/2017/45/456 – isbn 978 94 014 4174 2 – nur 680
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoud Woord vooraf 9 Zonder omwegen naar het verleden 13 DEEL I 17 1 Dit nooit meer – het bestraffen van samenwerking met de vijand 19 De tolerantieparadox in de praktijk 19 Wie zijn de vrienden van de vijand? 20 Hoe verloopt de bestraffing? 27 2 Collaboratie en repressie: een belgicisme 33 Een terminologisch doolhof 33 Drie rechters: de privésector, de straat en de overheid 35 Lessen uit het verleden 40 De wettelijke basis van de bestraffing: vier vormen van collaboratie 44 Uitzonderlijke situatie, uitzonderingsmaatregelen? 53 Een regime in crisis, een rechtssysteem in beweging 58 Aantal verdachten, gevangenen, veroordeelden, gestraften 61 De vier gezichten van de overheidsrepressie 65 3 Het strafrecht in de rechtbanken 69 Het rechtsgebied en de bevoegdheid 69 Zonder gevolg, buitenvervolgingstelling of vervolging 69 De rechtspraak en de strafmaat: geen exacte wetenschap 73 Geografische spreiding van de veroordelingen 77 Geografische spreiding van de soorten collaboratie 78
4 De buitenbaan van het strafrecht: extra sancties, maatregelen en uitsluitingen 87 Verval van nationaliteit 87 Schadevergoeding aan de Belgische staat en een speciale belasting 88 Burgerlijke epuratie 89 Administratieve epuratie, uitsluitingen en het bewijs van burgertrouw 90 5 De balans en persoonlijke impact 93 Een rechtsstaat over zijn toeren 93 De duur van de overheidsrepressie: een uitgebreid individueel herstelbeleid 99 DEEL II 109 1 Wie juist zoekt, die vindt 111 Oriëntatie: hoe navigeer ik naar de juiste bronnen? 111 Locatie: welke archieven voor welke bronnen? 116 Adres- en contactgegevens: hoe kom ik daar? 121 2 Veroordeelden en niet-veroordeelden 127 Militair gerecht 127 Gerechtelijke politie bij het krijgsauditoraat 134 Bewijzen van burgertrouw 137 Provinciale beroepscommissies inzake bewijs van burgertrouw 140 Lokale archieven 144 Hoog Commissariaat voor ’s Rijks Veiligheid 148 Consultatieve Commissies 150 Gevangenissen en interneringscentra 155 Rechtbanken van eerste aanleg 163 Hoven van beroep 167 Administratieve zuivering in ministeriële departementen en parastatalen 169
Administratieve zuivering van provinciale en gemeentelijke verkozenen en ambtenaren 173 Interne zuivering van de rijkswacht 178 Dienst Inboorlingschap 181 Vreemdelingenpolitie 186 Bijzondere situatie in de Oostkantons 191 Kinderrechters 200 Rijksopvoedingsgestichten 204 3 Veroordeelden 209 Dienst Voorwaardelijke en Voorlopige Invrijheidstelling 209 Dienst Wederopvoeding, Reclassering en Voogdij 214 Dienst Genade 218 Dienst Sekwester 224 Hoofdbestuur Registratie en Domeinen 228 Kamers van Inbeschuldigingstelling 233 4 Een beredeneerde bibliografie 237 De bomen en het bos 237 Beeldvorming en herinnering 240 Synthese 241 Deelstudies 243 Juridisch 246 BIJLAGEN 249 Tijdlijn 251 Wettelijke basis van de bestraffing van de collaboratie 259 Aanvullingen en wijzigingen van de wetgeving 265 Index 269
Woord vooraf
Archivarissen en historici die zich toeleggen op de bestraffing van de collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog worden sinds meer dan tien jaar geconfronteerd met honderden burgers die op zoek zijn naar informatie over het oorlogsverleden van hun ouders, (over)grootouders, ooms of tantes. Steeds opnieuw worden hierbij drie eenvoudige vragen gesteld: is er informatie voorhanden, waar kan ik die informatie vinden en welke stappen moet ik ondernemen om die informatie te krijgen?
De maatschappelijke relevantie van deze vragen ligt voor de hand. Een eenduidig antwoord bieden op deze vragen is minder vanzelfsprekend. Wie onderzoek verricht naar het oorlogsverleden kan zich het best goed voorbereiden, bijvoorbeeld door op zoek te gaan naar relevante literatuur over de brede maatschappelijke context en het wettelijk kader en vooral door kennis te nemen van de bronnen die relevante informatie kunnen bevatten om een brede waaier van onderzoeksvragen te beantwoorden.
Men vergisse zich niet: het Rijksarchief was, is en blijft verknocht aan de democratie en aan de rechtsstaat en is zich bewust van de cruciale rol die archivarissen vervullen bij het verdedigen van deze grondwaarden. Wat de redenen ook mogen geweest zijn, collaboratie met het naziregime kan op generlei wijze worden vergoelijkt en moet worden veroordeeld op basis van de daden die werden gesteld. Vanuit de herinneringsplicht en het recht op kennis heeft het Rijksarchief tot taak om historische bronnen toegankelijk te maken en vooral om ze in hun context te plaatsen opdat foute interpretaties vermeden kunnen worden.
Het voorliggend werk heeft de ambitie om een hulpmiddel voor onderzoek te zijn, een ‘historische reisgids’ die de gebruiker de weg toont in het labyrint van informatiebronnen. Deze zoekwijzer komt tegemoet aan de behoefte aan kennis over relevante, correcte en volledige informatie over de repressieperiode. De bedoeling van de redacteuren van deze leidraad was om niet alleen de nabestaanden te bereiken van personen die met de gevolgen van de oorlog in aanraking kwamen. Deze publicatie wil
Woord vooraf 9
ook ten dienste staan aan andere gebruikers zoals onderzoekers van de lokale geschiedenis, familiekundigen, journalisten, magistraten, rechtshistorici, en ga zo maar door.
Het voorliggend werk is om verschillende redenen zeer verdienstelijk. Ten eerste gaat het om een zoekinstrument in de letterlijke betekenis van het woord. De vraagstelling en de verschillende mogelijke zoekwegen staan centraal.
Ten tweede gebeurt de beschrijving van de bronnen op een uitermate grondige wijze. Geen enkele wie-wat-waar-hoe-vraag blijft onbeantwoord. Alle aspecten van de informatiebronnen komen aan bod: de politiek-institutionele en administratief-juridische context waarbinnen de bronnen zijn ontstaan (archiefvormers, auteurs, bestemmelingen, procedure), hun inhoud (op welke feiten hebben de bronnen precies betrekking?), hun onderzoekswaarde en vorm, mogelijkheden en beperkingen, de termen, juridische begrippen en afkortingen die in de bronnen aan bod komen (jargon), de vindplaats van de bronnen, de modaliteiten van raadpleging enzovoort.
Een derde reden houdt verband met de opzet van het publicatieproject. Het is de eerste maal dat een team van experts met een verschillende professionele achtergrond – vertegenwoordigers van bewaar- en onderzoeksinstellingen en academici – de handen in elkaar slaan om de actuele inzichten van het wetenschappelijk onderzoek over de verschillende vormen van bestraffing van de collaboratie te koppelen aan een toegankelijke bronnenstudie en een reeks zoekstrategieën aanbieden waarmee de gebruiker onmiddellijk aan de slag kan. Bij deze ‘oefening’ passeren de reeds lang bekende maar ook de minder bekende bronnen de revue. Zo komen zowel de bronnen gevormd door de nationale instellingen aan bod (het militair gerecht of de instellingen die afhingen van het ministerie van Justitie, zoals gevangenissen en interneringscentra, en het ministerie van Financiën) als archieven van de hoven en rechtbanken.
De redacteuren besteden bovendien veel aandacht aan de presentatie: illustraties en bijschriften, kaarten, statistieken, grafieken en bibliografische referenties verrijken en bevorderen de leesbaarheid van de tekst en nodigen uit tot aanvullende reflectie en dieper onderzoek.
Mijn oprechte dank gaat tot slot uit naar allen die bijgedragen hebben tot de realisatie van deze publicatie. Dit boek zou nooit tot stand geko-
10 woord vooraf
men zijn zonder de gedrevenheid en het enthousiasme van Koen Aerts (UGent) en zonder de betrokken medewerking van de andere eindredacteuren Pieter Lagrou (ulb), Bart Willems, Dirk Luyten en Paul Drossens (Rijksarchief).
Mijn gemeende dank gaat verder uit naar de auteurs van teksten en bijschriften, naar zij die instonden voor de beeldredactie, de vertaling en het nalezen van teksten. Tot slot wens ik de uitgeverijen Lannoo en Racine te bedanken voor hun steun en vertrouwen in deze ‘onderneming’. De samenwerking tussen beide uitgeverijen zorgt ervoor dat de publicatie zowel in het Frans als in het Nederlands beschikbaar is. Ik ben ervan overtuigd dat deze publicatie hét antwoord vormt op veelgestelde vragen en zal uitnodigen tot meer en verder onderzoek.
Karel Velle Algemeen Rijksarchivaris
Woord vooraf 11
Zonder omwegen naar het verleden
‘Was opa een nazi?’ Aarzelend, met enige angst herhaalt Marc de vraag: ‘Mijn moeder weet enkel dat haar vader na de oorlog heeft vastgezeten. Ze was toen zelf nog niet geboren en er is nooit over gepraat. Nu ze zelf grootmoeder wordt, wil ze het graag weten. Ik ook, samen met haar. Was opa een nazi?’ Toegegeven, die gedachte komt koud binnen. De associatie met Adolf Hitler en zijn vernietigingskampen loert dreigend om de hoek. Niemand ziet zijn opa, oma, vader, moeder, oom of tante graag aan die kant van de geschiedenis. De realiteit is niettemin zelden zo eenduidig als de vraag.
De samenwerking met de Duitse bezetter, de collaboratie, is veelzijdig en complex. Er bestaat geen absoluut meetinstrument om het nazigehalte van die samenwerking te bepalen. Fabriekswachters, zoals op de cover, zijn bijvoorbeeld doorgaans geen directe handlangers van de Gestapo. Het oorlogsparcours van vrijwilligers voor het oostfront is niet hetzelfde als dat van bewakers in Breendonk of verpleegsters in dienst van het Duitse Rode Kruis (drk). Lidmaatschap van een beweging als Rex of het Vlaams Nationaal Verbond (vnv) heeft een andere lading dan een actief engagement in een van de vele paramilitaire formaties. Een louter Duitsgezinde overtuiging kan niet zomaar vergeleken worden met de industriële productie van uniformen voor de Wehrmacht. Sommige oorlogsburgemeesters werken de bevelen van het militair bestuur tegen, terwijl andere ze net erg ijverig uitvoeren. Ook bij de occasionele verklikker, de fervente Jodenjager, de jeugdleidster in een collaboratiebeweging, de keukenhulp in een militaire kazerne of de gemeentesecretaris die voor de verplichte tewerkstelling de namen van de mannelijke bevolking doorgeeft, lopen de motivaties en ervaringen sterk uiteen.
In de historische werkelijkheid bestaat er niet zoiets als dé collaboratie. Er is geen zwart zonder schakering. Samenwerking met nazi-Duits-
zonder omwegen naar het verleden 13
land kent een oneindig aantal tinten en gradaties. Dit boek helpt om die verscheidenheid in te kleuren, zowel het decor als het tafereel op de voorgrond. Het brengt de juiste toetsen aan, niet met een moreel oordeel, wel met concrete informatie over de context en het individuele traject van de bestraffing. Zelfs decennia na de gebeurtenissen, wanneer de laatste getuigen niet meer leven, zijn er voldoende bronnen die op tal van vragen een antwoord geven: hoe luidt de aanklacht, wat is het verdict, wat zijn de eventuele sancties en gevolgen?
Met de juiste hulp vindt ook Marc uiteindelijk wat hij wil weten. Zijn naam is een pseudoniem. Hij is slechts een van de vele kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen die dagelijks op zoek gaan naar dat verleden. Honderdduizenden Belgen groeien op in de slagschaduw van de jaren veertig. Van vage vermoedens tot vaststaande feiten, de vertwijfeling over de persoonlijke familiegeschiedenis kent evenveel verhalen en variaties als nabestaanden.
Ruim zeventig jaar na datum is het vraagteken over de collaboratie in alle landsdelen sterk aanwezig. Meer nog, het aantal verzoeken tot duiding en verklaring gaat in stijgende lijn. Met het verstrijken van de tijd verdwijnen ook de hoofdrolspelers en verbrokkelt het taboe. Vaak is dat de aansporing voor nabestaanden om voor de eerste maal de waarheid van de eigen wortels op te graven. Voor velen vormt het overlijden van de (groot)ouders zelfs de directe aanleiding om eindelijk in die verborgen, vaak verzwegen familiegeschiedenis te duiken.
De bevraging van dat verleden gaat niet zonder slag of stoot. Niet enkel persoonlijk, maar ook maatschappelijk beroert de oorlog nog steeds de gemoederen. In beide opzichten is er nood aan een nuchtere, door archieven gestaafde lezing van die episode uit de nationale geschiedenis. Vanuit die prangende, sociale urgentie is dit boek geboren.
Hoewel de Tweede Wereldoorlog een bijzonder populair onderwerp is op papier, beeldscherm en in de virtuele wereld, kent het thema van collaboratie en repressie vele angels en slangenkuilen. Een goede oogst is niet altijd verzekerd of vanzelfsprekend. Wie meer wil weten, krijgt keuzestress, dreigt verloren te lopen of leest teksten die niet loskomen van het verleden. Niet zelden dicteert een nauwelijks verholen politieke agenda een verwrongen versie van de feiten. Elders vereenvoudigt de complexe werkelijkheid tot een radicale, vaak polemische tegenstelling tussen
14 Zonder omwegen naar het verleden
goed en fout, tussen wit en zwart. Nochtans brengt het wetenschappelijk onderzoek van de laatste decennia voldoende nuance en kennis om voor een breed publiek de stand van zaken op te maken.
Die inzichten van de geschiedschrijving vormen de opzet van het eerste deel van het boek. De bestraffing van de collaboratie is niet enkel een sterk politiek geladen dossier, maar ook een juridisch fenomeen met een grote techniciteit. Dit boek heeft de ambitie om de lezer bij de hand te nemen. Een geleide wandeling door zowel het werkelijke als het wettelijke land is noodzakelijk voor een klare kijk op die periode. Juridisch jargon en vaktermen krijgen een heldere uitleg voor een beter begrip en analyse van de bestraffing in al haar gedaantes. Dat is niet alleen nodig voor wie met de bronnen aan de slag wil. Het is ook een voorwaarde om zelf een gefundeerd oordeel te kunnen vellen over die episode. Context is altijd belangrijk.
De opbouw van het eerste deel vormt de blauwdruk voor een dergelijk interpretatiekader: een algemene inleiding op het onderwerp samen met een grondige dissectie van de Belgische bestraffing en essentiële cijfergegevens als documentatie. Voor wie meer wil lezen, brengen een thematische bibliografie achteraan en een opsomming van de relevantste wetgeving soelaas.
Veelvoorkomende begrippen en afkortingen zijn makkelijk op te zoeken via een aparte index. Samen met de tijdlijn is het vooral een nuttig hulpmiddel voor wie in het tweede deel met de bronnen zelf aan de slag gaat. Dit boek biedt een handige leidraad aan om het schijnbare labyrint van het archiefwezen te betreden. In deze uitgebreide toelichting op alle relevante bronnen krijgt de informatie uit het eerste deel meer diepte en tegelijk ook een erg praktische toepassing.
België kent tal van gespecialiseerde instellingen die relevante bronnen over de repressie bewaren. Nochtans zijn de zoektocht en de raadpleging van die bronnen niet altijd even vanzelfsprekend. Daar zijn meerdere redenen voor. Soms speelt er schroom of drempelvrees: hoe kom ik daar, tot wie richt ik mij, welke voorwaarden moet ik in acht nemen? Bovendien hebben die archieven allemaal hun eigen collecties. Met andere woorden, hoe navigeer ik naar het juiste archief als ik een bepaalde bron wil raadplegen? En, welke documenten wil ik nu eigenlijk graag inkijken?
Kortom, wat wil ik weten en waar vind ik het antwoord op mijn vraag?
Tot slot, niet het minst, hoe moet ik de bron lezen? Om de teruggevonden
Zonder omwegen naar het verleden 15
informatie precies te wegen, is het noodzakelijk de ontstaansgeschiedenis van de bron te kennen. Wat is haar plaats in het brede verhaal? Wie is de auteur van de bron, wat is de reden en wat valt er te lezen?
Een antwoord op al deze vragen biedt de beste garantie voor een succesvolle expeditie. Vanuit het oogpunt van de individuele gebruiker verzamelt dit boek daarom de nodige gegevens voor een gerichte zoektocht in de bronnen van de naoorlogse bestraffing van de collaboratie. Met deze handleiding op zak maakt de lezer zonder omwegen een uitstap naar het verleden. Voor iedereen is er een route op maat, een reisweg langs de bruikbare bronnen en locaties. Daarom is dit werk eerder een historische reisgids dan een klassiek archievenoverzicht of academisch referaat. De behoefte van degenen die concrete informatie zoeken, vormt het leidende principe van een trip langs die vaak heikele geschiedenis. Niet enkel nabestaanden behoren tot die categorie, ook bij academische historici, heemkundigen en archivarissen is er nood aan een duidelijk houvast voor een zoektocht in de bronnen. Het doel is om deze lezers wegwijs te maken, te informeren en het individuele parcours in het bredere perspectief van die periode te plaatsen.
16 Zonder omwegen naar het verleden
DEEL I
Dit nooit meer – het bestraffen van samenwerking met de vijand
De tolerantieparadox in de praktijk
Geen enkel bevrijde natie laat er na de Tweede Wereldoorlog enige twijfel over bestaan: de vrienden van de nazistische bezetter moeten gestraft worden. De vraag is op dat moment niet of, maar wel wie op welke wijze de rekening moet betalen. Wat met de vrienden van de vijand, de burgers uit eigen land die de bezetting mee in stand hebben gehouden? Wie zijn zij en hoe ze te neutraliseren opdat ze niet opnieuw een bedreiging kunnen vormen? Niet toevallig in 1945 verheft de Oostenrijks-Britse filosoof Karl Popper die vraagstelling in zijn boek De open samenleving en haar vijanden tot de paradox van tolerantie, als een ogenschijnlijke tegenspraak voor de liberaal-democratische rechtsstaat: ‘Als we niet bereid zijn om een tolerante samenleving te beschermen tegen de felle aanval van de intoleranten, dan zullen de toleranten vernietigd worden en daarmee dus ook de tolerantie. […] We zouden daarom, in naam der tolerantie, het recht moeten eisen om de intoleranten niet te tolereren.’ In het nazisme toont de intolerantie zich van haar gruwelijkste kant: een repressief regime dat een heel continent gijzelt, burgerlijke en politieke vrijheden en rechten opheft, concentratie- en vernietigingskampen bouwt, de systematische vervolging van andersdenkenden en minderheden organiseert en miljoenen onschuldigen in zijn rassenwaan de dood injaagt. Na een jarenlange bezetting is de tolerantieparadox voor de meeste landen helemaal niet tegenstrijdig. Als met de bevrijding het uur van de vergelding aanbreekt, luidt de opdracht in de eerste plaats: dit nooit meer.
1
Dit nooit meer – het bestraffen van samenwerking met de vijand 19
Wie zijn de vrienden van de vijand?
Wanneer nazi-Duitsland tijdens de jaren dertig en veertig het grootste deel van Europa onder de voet loopt, is niet iedereen daar rouwig om. Sommigen verwelkomen de geweldenaars als bevrijders. Ze engageren zich onmiddellijk en zien er geen graten in om hand-en-spandiensten te leveren aan een vijandelijke mogendheid. Anderen twijfelen en tasten hun kansen af. Ze zoeken het compromis, proberen een positie te onderhandelen, belanden na aarzeling alsnog in het kamp van de bezetter of kunnen in hun functie soms maar een beperkt aantal kanten uit. Soms gebeurt de samenwerking zonder intentie, komt het besef te laat of gaat het om dwang of overmacht. Het aantal variaties op het thema van de collaboratie is groot. Samenwerking met de vijand laat zich zelden herleiden tot één of twee duidelijk af te lijnen beweegredenen.
De meeste initiatieven, organisaties en structuren waarin burgers de stap tot collaboratie zetten, dragen een ideologische stempel die aanleunt bij de Nieuwe Orde-gedachte van het nationaalsocialisme. Tijdens het in-
20 deel i
Weinig gedeporteerden overleven de concentratie- en vernietigingskampen van het naziregime. Hier poseren enkele uitgemergelde gevangenen van Buchenwald na hun bevrijding in april 1945. (CegeSoma)
terbellum ligt het parlementaire systeem onder vuur. De economische depressie, de sociale crisis en internationale spanningen tijdens de jaren dertig verhevigen vooral ter rechterzijde de roep om een sterker en autoritair bewind onder de vleugels van één duidelijke leider. In alle landen vertaalt dat ongenoegen zich in het ontstaan en de groei van reactionaire partijen en antidemocratische bewegingen, zoals de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, de Nasjonal Samling in Noorwegen, de Parti populaire français in Frankrijk of de British Union of Fascists in het Verenigd Koninkrijk. Ook het antisemitisme is wijdverspreid en er vaak mee verbonden. In de landen waar Adolf Hitler zijn plannen en ideeën met de bezetting in de praktijk brengt, zien gelijkgezinde facties en militanten eindelijk hun kans schoon om hun gedroomde maatschappijmodel te realiseren.
Om de bezetting in goede banen te leiden zoekt nazi-Duitsland samenwerking met burgers die hun gunstig gezind zijn. Het doel is om de veroverde gebieden diepgaand en blijvend te herschikken naar het nationaal-
Dit
nooit meer – het bestraffen van samenwerking met de vijand 21
De Noorse Nasjonal Samling is een van de vele antidemocratische partijen die in de jaren dertig in Europa het levenslicht zien. Deze gelijkgezinde politieke organisaties zijn voor naziDuitsland geschikte kandidaten voor collaboratie. (CegeSoma)
socialistische mens- en wereldbeeld. Dat gebeurt uiteraard het best met betrouwbare krachten die er eenzelfde mening op na houden. Er is geen plaats voor traditionele elites die weigeren mee te werken. Is hun invloed of expertise niet te negeren, dan zoekt de bezetter desnoods een werkbaar evenwicht, zij het altijd volgens zelfbepaalde spelregels en beleidsprioriteiten. Partijen met hetzelfde gedachtegoed vragen en krijgen vaak het vertrouwen om op te treden als hofleveranciers van vacant verklaarde functies en diensten. Met uitsluiting van de andere partijen krijgen zij het politieke monopolie. In ondergeschikte verenigingen en verwante werkingen onderrichten ze mannen, vrouwen, jongeren en kinderen verder in de autoritaire ideologie en tucht. Ze vormen een dankbare en gedisciplineerde wervingsreserve. De leden laten zich vlot rekruteren om de plaats in te nemen van democratisch verkozen mandatarissen en afgezette of met pensioen gestuurde ambtenaren. Tegelijk kandideren ze voor functies in de vele nieuwe administraties, die – geschoeid op nationaalsocialistische leest –de gewrichten vormen van de dictatoriale staatsordening. Sympathiseren-
22 deel i
De Milice française is als paramilitaire formatie van het Vichy-regime in Frankrijk symbool van de radicale collaboratie. De leden, met een kenmerkende baret, helpen de Duitse politionele diensten in de gewelddadige strijd tegen het verzet, het opsporen van werkweigeraars en het oppakken van Joden. (CegeSoma)
de intellectuelen of journalisten en kunstenaars uit de collaborerende bewegingen lenen hun talent voor de propaganda, pers- en cultuurpolitiek van de bezetter. Ondernemers van dezelfde strekking zien in hun lucratieve zaken voor de Duitse oorlogseconomie niet enkel een opportuniteit maar ook een politieke missie. Anderen zijn gewoon uit op winstbejag en profiteren cynisch van de nieuwe krachtsverhoudingen. De meeste bewegingen aan de zijde van de bezetter krijgen bovendien enige vrijheid om er een eigen uniformstijl op na te houden, al dan niet met heuse (para)militaire formaties en politionele afdelingen die gewapenderhand mee de orde bewaken en aan Duitse bevelen gevolg geven.
De strijd tegen het communisme mobiliseert nog meer mensen voor het militarisme aan de zijde van de bezetter. Als erfvijand van de fascistische en nationaalsocialistische stromingen spinnen communisten tijdens het interbellum net zo goed garen uit de crisis van de democratie en economie. Traditionele partijen, met de katholieken op kop, voelen zich duidelijk bedreigd. Ze vrezen het ‘goddeloze bolsjewisme’ van Moskou als een acuut gevaar voor kerk en staat. Wanneer Duitsland in juni 1941 het nietaanvalspact met de Sovjet-Unie verbreekt, is de massale werving van vrijwillige oostfrontstrijders ook de oogst van de polariserende sfeer van de jaren dertig. Uit alle hoeken van Europa vervoegen duizenden jongemannen de rangen van de Duitse troepenmacht.
Vanuit de wens en overtuiging tot het ‘verheven volk’ te horen, is de nieuwe heerschappij voor sommigen een vanzelfsprekendheid. Vaak gaat het dan om randgebieden van Duitsland waar belangrijke Duitstalige minderheden wonen, zoals de Sudeten-Duitsers in Tsjecho-Slowakije, of om germanofielen in landen en gebieden zoals Noorwegen, Denemarken, Nederland of Vlaanderen, die zich gouwgenoten of arische bloed-enbodembroeders wanen. Op basis van romantische idealen, opgeblazen retoriek en raciale stereotypen streven zij met wisselend succes naar de integrale opname in het Derde Rijk. Opmerkelijk genoeg zijn er evenzeer organisaties en mensen die vanuit een omgekeerde redenering de bezetting dienen. Zij zien het als de uitgelezen kans om hun regio los te wrikken uit de schoot van bestaande natiestaten, zoals de Kroatische Ustaša in Joegoslavië, Oekraïners of inwoners van de Baltische staten die de Duitse
Dit nooit meer – het bestraffen van samenwerking met de vijand 23
bezetting boven die van de Sovjet-Unie verkiezen. Tegen beter weten in uiteraard, de expansiedrift van Hitler is allesbehalve een bevrijdingsbeweging. Hoe vlijtiger het engagement aan Duitse zijde, hoe verder de droom van ontvoogding en zelfbeschikking zich verwijdert.
Het bureaucratische karakter van het bezettingsregime laat weinig ruimte voor eigen initiatief. Een leger van controleurs waakt over de toepassing van de vele regels. Voor het nationaalsocialisme is reglementering een geloofsartikel, niet enkel in het dagelijkse leven maar ook als middel om de economische productie in te schakelen voor de Duitse oorlogsinspanning. Vanuit bestaande of nieuwe functies nemen burgers meer en meer verantwoordelijkheid om het bezettingsapparaat volgens de nieuwe richtlijnen draaiende te houden. Bestuurlijke en economische collaboratie, maar ook de verklikking van landgenoten in het verzet, het aangeven van verboden activiteiten of de jacht op Joden en werkweigeraars gebeuren niet enkel uit ideologische overtuiging maar net zo goed door overdreven volgzaamheid aan de regels, winstbejag, afgunst en tal van andere persoonlijke motieven.
24 deel i
Enkele maanden na de start van Operatie Barbarossa verbeeldt de Joodse aquarellist, tekenaar en illustrator Oscar Liedel met La Danse Macabre (december 1941) de vernietigende oorlog aan het oostfront. (Koninklijke Bibliotheek Brussel, Prentenkabinet)