9789401496698

Page 1

CAMPUS HANDBOEK

Recht en bio-ethiek

Herman Nys

Volledig herziene editie: april 2024

D/2023/45/332 – ISBN 978 94 014 9669 8 – NUR 820, 870

Vormgeving binnenwerk: Crius Group

Vormgeving omslag: Studio Lannoo

© Tom Goffin, Herman Nys & Uitgeverij Lannoo nv, Tielt, 2024.

Uitgeverij LannooCampus maakt deel uit van Lannoo Uitgeverij, de boeken- en multimediadivisie van Uitgeverij Lannoo nv.

Alle rechten voorbehouden.

Niets van deze uitgave mag verveelvoudigd worden en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Uitgeverij LannooCampus

Vaartkom 41 bus 01.02 Postbus 23202

3000 Leuven 1100 DS Amsterdam België Nederland

www.lannoocampus.be www.lannoocampus.nl

Inhoud Voorwoord bIj de achtste druk 17 Hoofdstuk 1 jurIdIsche waarborgen Voor deskundIge zorg 21 1.1 De wet op de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen 21 1.1.1 De beoefenaars van de geneeskunde: artsen, tandartsen, vroedvrouwen, klinisch psychologen en klinisch orthopedagogen 22 1.1.1.1. Artsen 22 1.1.1.2. Tandartsen 24 1.1.1.3. Vroedvrouwen 25 1.1.1.4. Klinisch psychologen en klinisch orthopedagogen 25 1.1.2 De beoefenaars van de kinesitherapie, de verpleegkunde, een paramedisch beroep en het beroep van vroedvrouw 26 1.1.2.1. De kinesitherapeuten 27 1.1.2.2. De verpleegkundigen 27 1.1.2.3. De paramedici 29 1.1.2.4. De vroedvrouwen 29 1.1.3 De beoefenaars van de artsenijbereidkunde (apothekers) 30 1.1.4 De ondersteunende beroepen 30 1.1.4.1. De zorgkundigen 30 1.1.4.2. De hulpverlener-ambulanciers 30 1.1.4.3. De ondersteunende geestelijke gezondheidszorgberoepen 30 1.1.5 Andere beroepen in de gezondheidszorg 31 1.1.6 Wettelijke voorwaarden om een gezondheidszorgberoep uit te oefenen 31 1.1.6.1. Het visum 31 1.1.6.2. Het portfolio 32 1.1.6.3. Inschrijving bij een beroepsorde 33 1.2 De wet betreffende de niet-conventionele praktijken 33 1.2.1 Algemene voorwaarden voor de uitoefening van een niet-conventionele praktijk 34 1.2.1.1. Een visum en portfolio 34 1.2.1.2. Een beroepsverzekering 34 1.2.1.3. Een registratie 34 1.2.1.4. Vragen naar een recente diagnose 34 1.2.1.5. De patiënt geen conventionele behandeling ontzeggen 34
6 1.2.1.6. Het beroepsgeheim respecteren 35 1.2.1.7. Verboden handelingen voor niet-artsen 35 1.2.2 Bijzondere voorwaarden voor de uitoefening van de homeopathie 35 1.2.2.1. Registratie als homeopaat 35 1.2.2.2. Homeopathie als ‘bijberoep’ 35 1.2.2.3. Enkel ‘evidence-based medicine’ 36 1.3 Het Vlaams decreet betreffende de zorg- en bijstandsverleners 36 Hoofdstuk 2 het begIn Van het leVen 39 2.1 De medisch begeleide voortplanting 39 2.1.1 Medisch begeleide voortplanting door middel van een embryotransfer 39 2.1.1.1. Maximumleeftijd van de wensmoeder 40 2.1.1.2. Bevruchting in een erkend fertiliteitscentrum 40 2.1.1.3. Geen ondoordachte medisch begeleide voortplanting 40 2.1.1.4. Schriftelijke overeenkomst 41 2.1.1.5. Duidelijke afspraken over de overtallige embryo’s 41 2.1.1.6. Vermijden dat embryo’s overblijven 41 2.1.2 Medisch begeleide voortplanting na embryodonatie 42 2.1.2.1. De embryodonatie 42 2.1.2.2. De embryodonor(en) 43 2.1.2.3. De ontvanger(s) van embryo’s 44 2.1.3 Kunstmatige inseminatie 44 2.1.3.1. Maximumleeftijd van de wensmoeder 44 2.1.3.2. (Beperkte) tussenkomst van een erkend fertiliteitscentrum 45 2.1.3.3. Transparante besluitvorming en beroep op de gewetensclausule 45 2.1.3.4. Schriftelijke overeenkomst 45 2.1.3.5. Duidelijke afspraken over de ingevroren zaadcellen 45 2.1.3.6. Kunstmatige inseminatie na overlijden van de mannelijke partner 45 2.1.4 Kunstmatige inseminatie na donatie van zaadcellen 46 2.2 Vrijwillige zwangerschapsafbreking 48 2.2.1 De voorwaarden voor het uitvoeren van een zwangerschapsafbreking 48 2.2.1.1. Het verzoek en de schriftelijke kennisgeving van de zwangere vrouw 48 2.2.1.2. In principe voor het einde van de twaalfde week na de bevruchting 48 2.2.1.3. Door een arts onder medisch verantwoorde omstandigheden 48
Inhoud 7 2.2.1.4. Wachttijd van zes dagen respecteren 49 2.2.1.5. Zwangerschapsafbreking na het einde van de twaalfde week na de bevruchting 49 2.2.2 Aangifte van een zwangerschapsafbreking 50 Hoofdstuk 3 de rechtsposItIe Van de patIënt In de wet patIëntenrechten en de kwalIteItswet 53 3.1 Enkele definities 53 3.1.1 Iedereen patiënt! 53 3.1.2 Gezondheidszorg 54 3.1.3 Beroepsbeoefenaar 54 3.2 Het recht op kwaliteitsvolle dienstverlening 56 3.2.1 Kwaliteitsvolle dienstverstrekking zonder enig onderscheid en volgens de behoeften van de patiënt 56 3.2.1.1. Zonder enig onderscheid 56 3.2.1.2. De kwaliteitsvolle dienstverstrekking 57 3.2.1.3. Beantwoordend aan de behoeften 58 3.2.2 Eerbiediging van de menselijke waardigheid, de zelfbeschikking en de doelen en waarden van de patiënt 59 3.2.2.1. Menselijke waardigheid 59 3.2.2.2. Zelfbeschikking 59 3.2.2.3. Doelgerichte zorg en vroegtijdige zorgplanning 59 3.2.3 Minimale kwaliteitsvereisten 61 3.3 De vrije keuze met kennis van zaken van zorgverlener 62 3.3.1 De vrije keuze (artikel 6 wet patiëntenrechten) 62 3.3.2 De vrije keuze met kennis van zaken (artikel 6 § 2 & 3 wet patiëntenrechten) 63 3.3.3 Praktijkinformatie 64 3.3.4 Register van praktijken 66 3.4 De informatie over de gezondheidstoestand 66 3.4.1 Het recht op informatie over de gezondheidstoestand 66 3.4.2 Het recht op bijstand door een vertrouwenspersoon 68 3.4.3 Het recht om niet te weten 69 3.4.4 Niet informeren om de patiënt te ontzien: ‘therapeutische exceptie’ 70 3.5 Het recht om toe te stemmen met kennis van zaken 71 3.5.1 De wijze(n) van toestemmen 72 3.5.2 Informatie die aan de toestemming voorafgaat 73 3.5.3 Wijze van informatieverstrekking 77 3.5.4 Weigeren en intrekken van een toestemming 78 3.5.5 De voorafgaande wilsverklaring 80 3.5.5.1. Rekening houden met een voorafgaande wilsverklaring 80
8 3.5.5.2. Het eerbiedingen van een voorafgaande weigering 81 3.5.6 De veronderstelde toestemming bij spoedhulp 84 3.6 Rechten van de patiënt en het patiëntendossier 85 3.6.1 Het recht op een patiëntendossier 85 3.6.2 Toevoeging van documenten 88 3.6.3 Inzage in het patiëntendossier 89 3.6.3.1. Geen inzage in gegevens over derden 90 3.6.3.2. Inzage door bijstand van en via een vertrouwenspersoon 91 3.6.3.3. Inzage en therapeutische exceptie 91 3.6.4 Recht op afschrift van het patiëntendossier 92 3.6.4.1. De weigering van een afschrift 93 3.6.4.2. Vormvereisten van een afschrift 94 3.6.5 Inzage door nabestaanden in het patiëntendossier 94 3.6.5.1. Inzage na het overlijden van een meerderjarige patiënt 94 3.6.5.2. Inzage na het overlijden van een minderjarige patiënt 96 3.6.5.3. Recht op dataontsluiting 97 3.7 Recht op bescherming van privéleven en van intimiteit 97 3.7.1 Recht op bescherming van het privéleven 97 3.7.2 Recht op intimiteit 98 3.8 Het klachtrecht 99 3.9 Het recht op behandeling van pijn 99 3.10 De rechten van minderjarige patiënten 99 3.11 De rechten van meerderjarige wilsonbekwame patiënten 103 3.11.1 De patiënt is een meerderjarige beschermde persoon 104 3.11.1.1. Het statuut van meerderjarige beschermde persoon in grote lijnen 104 3.11.1.2. De rechten van de patiënt van een meerderjarige beschermde persoon 107 3.11.2 De naaste verwante(n) van de meerderjarige beschermde persoon (informele vertegenwoordiger) 109 3.11.2.1. De samenwonende partner 109 3.11.2.2. Een meerderjarig kind 110 3.11.2.3. Een ouder 110 3.11.2.4. Een meerderjarige broer of zus 110 3.11.3 De patiënt is geen meerderjarige beschermde persoon 110 3.11.4 Belangenbehartiging door de zorgverlener 111 3.11.5 Afwijken van de beslissing van de vertegenwoordiger 112 3.12 De samenwerkingsplichten van de patiënt en de zorgverlener 113 3.12.1 Samenwerking door de patiënt 113 3.12.2 Overleg door de zorgverlener 114
Inhoud 9 Hoofdstuk 4 de rechtsposItIe Van de patIënt In specIfIeke wetgeVIng 117 4.1 De wet op de bescherming van de psychiatrische patiënt 117 4.1.1 De gedwongen opname voor observatie 117 4.1.1.1. Algemene voorwaarden voor een gedwongen opname 118 4.1.1.2. De gedwongen opname is niet dringend 121 4.1.1.3. De gedwongen opname is dringend 125 4.1.1.4. De duur en het einde van de gedwongen opname voor observatie 126 4.1.2 Het verder verblijf na de observatie 127 4.1.3 De rechten van de psychiatrische patiënt die onder dwang is opgenomen 128 4.1.3.1. Recht op behandeling 128 4.1.3.2. Respect voor de vrijheid van mening, godsdienstige en filosofische overtuiging 128 4.1.3.3. Klachtrecht 129 4.1.3.4. Recht op contact met een advocaat en een arts 129 4.1.3.5. Recht op informatie en inzage in het medisch dossier 129 4.2 De wet betreffende de controlegeneeskunde 130 4.2.1 De uitoefening van de controlegeneeskunde 130 4.2.2 De rechten van de gecontroleerde persoon 130 4.2.2.1. De rechten van de patiënt 130 4.2.2.2. Andere rechten 131 4.3 De wet betreffende het medisch onderzoek van werknemers of kandidaat-werknemers 132 4.3.1 Voorspellend genetisch onderzoek en de aidstest zijn verboden 132 4.3.2 Toegelaten vormen van medisch onderzoek 132 4.3.3 De rechten van de onderzochte persoon 133 4.3.3.1. De rechten van de patiënt 133 4.3.3.2. Andere rechten 134 4.4 De wet op de esthetische genees- en heelkunde 134 4.4.1 De uitoefening van de niet-heelkundige esthetische geneeskunde en de esthetische heelkunde 134 4.4.2 De rechten van de patiënt bij niet-heelkundige esthetische geneeskunde en de esthetische heelkunde 135 4.5 De wet betreffende de palliatieve zorg 136 4.5.1 Palliatieve zorg en de wet patiëntenrechten 136 4.5.2 Definitie en doel van palliatieve zorg 136 4.5.3 Palliatieve zorg is een recht 136 4.5.4 Recht op informatie en toestemming 137
10 4.6 Het Vlaams decreet betreffende het preventieve gezondheidsbeleid 137 4.6.1 Individuele verantwoordelijkheid voor de eigen gezondheid en die van de medemens 137 4.6.2 Recht op een aanbod van preventieve gezondheidszorg 139 4.7 Het Vlaams decreet betreffende de geestelijke gezondheidszorg 139 4.7.1 De rechten van de patiënt 139 4.7.1.1. Het recht op kwaliteitsvolle zorg 139 4.7.1.2. Het recht op toestemming met kennis van zaken 140 4.7.1.3. Het recht op een patiëntendossier 140 4.7.1.4. Klachtrecht 141 4.7.2 Andere rechten 141 4.7.2.1. De rechten van het kind 141 4.7.2.2. De rechten van de mens 141 4.7.2.3. Het recht op bescherming door het beroepsgeheim 141 4.8 Het Vlaams decreet betreffende de organisatie van het netwerk voor de gegevensdeling tussen de actoren in de zorg 141 4.8.1 Recht op een individueel dossier 142 4.8.2 Recht om deel te nemen aan het netwerk voor gegevensdeling 142 4.8.3 Recht op een elektronisch deelbaar dossier 142 4.8.4 Recht om gegevens in te voeren in het elektronisch deelbaar dossier 142 4.8.5 Recht om toestemming te geven voor de toegang tot het elektronisch deelbaar dossier 143 4.8.6 Rechten op informatie 143 4.9 Andere plichten en verantwoordelijkheden van de patiënt 143 4.9.1 Het betalen van het honorarium 143 4.9.2 Respect voor het beroepsgeheim en het privéleven van de zorgverleners en andere patiënten 146 4.9.3 Niet belemmeren van de normale beroepsuitoefening 146 Hoofdstuk 5 het eInde Van het leVen 149 5.1 Euthanasie 149 5.1.1 Euthanasie: wat is het (niet)? 149 5.1.2 Hulp bij zelfdoding en euthanasie 151 5.1.3 Euthanasie: een monopolie voor artsen 151 5.1.4 Geen recht op euthanasie en geen plicht euthanasie toe te passen of eraan mee te werken 152 5.1.5 Eerste scenario 153 5.1.5.1. Meerderjarig of ontvoogd minderjarig 154 5.1.5.2. Handelingsbekwaam en bewust 154
Inhoud 11 5.1.5.3. Vrijwillig, overwogen en herhaald verzoek zonder externe druk (artikel 3 § 1, tweede streepje) 154 5.1.5.4. Schriftelijk verzoek 154 5.1.5.5. Medisch uitzichtloze toestand 155 5.1.5.6. Overleg met de patiënt 156 5.1.5.7. Overleg met de verpleegkundigen en de naasten van de patiënt 157 5.1.5.8. Extra voorwaarden 157 5.1.5.9. Aangifte aan de controlecommissie 157 5.1.6 Tweede scenario 157 5.1.6.1. Medisch uitzichtloze toestand van aanhoudend en ondraaglijk fysiek lijden 158 5.1.6.2. Een kinder- of jeugdpsychiater of een psycholoog raadplegen 158 5.1.6.3. Schriftelijke instemming van de ouders 158 5.1.7 Derde scenario 158 5.1.7.1. Een tweede arts raadplegen 159 5.1.7.2. Minstens één maand laten verlopen 159 5.1.8 Vierde scenario 159 5.1.8.1. Een wilsverklaring 159 5.1.8.2. Het opstellen van een wilsverklaring 160 5.1.8.3. Aanwijzen van een vertrouwenspersoon 160 5.1.8.4. De registratie van de wilsverklaring 161 5.1.8.5. De geldigheidsduur van de wilsverklaring 161 5.1.8.6. De gezondheidstoestand van de patiënt 162 5.1.8.7. Overleg voeren met de direct betrokkenen 162 5.1.8.8. Extra voorwaarden 163 5.1.8.9. Aangifte aan de controlecommissie 163 5.1.9 De federale controle- en evaluatiecommissie 163 5.2 Autopsie bij een kind van minder dan achttien maanden 164 Hoofdstuk 6 de donor Van lIchaamsmaterIaal Voor geneeskundIg gebruIk 167 6.1 De donor van organen voor transplantatie 167 6.1.1 De bepalingen die zowel op donatie door levende als overleden donoren van toepassing zijn 167 6.1.1.1. Donatie voor transplantatie 167 6.1.1.2. Wegneming door een arts 167 6.1.1.3. Gratis donatie 168 6.1.1.4. Verbod de koop van een orgaan te vragen of aan te bieden 168 6.1.1.5. Anonimiteit van donor en receptor 168
12 6.1.2 De levende orgaandonor 168 6.1.2.1. Vergoeding voor onkosten en verlies van inkomsten 168 6.1.2.2. De donor moet meerderjarig zijn, in staat zijn om zijn wil te uiten en schriftelijk toestemmen 169 6.1.2.3. De receptor is in levensgevaar 170 6.1.2.4. Het orgaan van een overledene kan geen even goede resultaten bieden 171 6.1.2.5. De wegneming van een orgaan bij een meerderjarige die niet zelf kan toestemmen 171 6.1.2.6. Geen onaanvaardbaar gezondheidsrisico voor de donor 172 6.1.2.7. Wegneming en transplantatie door een arts van een transplantatiecentrum 172 6.1.2.8. Orgaandonatie door een minderjarige 172 6.1.3 De overleden orgaandonor 173 6.1.3.1. De overledene was in het Belgisch bevolkingsregister of sinds langer dan zes maanden in het vreemdelingenregister ingeschreven 173 6.1.3.2. De overledene was niet in het Belgisch bevolkingsregister of niet of minder dan zes maanden in het vreemdelingenregister ingeschreven 178 6.2 De donor van weefsel voor geneeskundige toepassing op de mens 179 6.2.1 Algemene voorwaarden voor de donatie van weefsel 180 6.2.2 Toestemming voor de donatie en het primair gebruik van weefsel 180 6.2.2.1. Donatie door een levende donor 180 6.2.2.2. Donatie door een overleden donor 181 6.2.3 Toestemming voor het secundair gebruik van weefsel 181 6.2.3.1. De toestemming van de donor kan nog gevraagd worden 182 6.2.3.2. De toestemming van de donor kan niet meer gevraagd worden 182 6.3 De bloeddonor 183 6.4 De donor van gameten of embryo’s 184 Hoofdstuk 7 medIsch-wetenschappelIjk onderzoek 187 7.1 Wetenschappelijk onderzoek met mensen 187 7.1.1 Wat is een medisch experiment? 188 7.1.1.1. De menselijke persoon 188 7.1.1.2. Een proef, studie of onderzoek 188 7.1.1.3. De ontwikkeling van kennis 189 7.1.1.4. Kennis eigen aan de WUG-beroepen 189
Inhoud 13 7.1.2 De bescherming van de deelnemers (proefpersonen) van een medisch experiment 190 7.1.2.1. De proefpersoon is meerderjarig en wilsbekwaam 190 7.1.2.2. De proefpersoon is minderjarig 200 7.1.2.3. De proefpersoon is een meerderjarige beschermde persoon 202 7.1.2.4. Medische experimenten in hoogdringende omstandigheden 204 7.2 Wetenschappelijk onderzoek met embryo’s in vitro en met gameten 205 7.2.1 Onderzoek met overtallige embryo’s 205 7.2.1.1. Overtallige embryo’s 205 7.2.1.2. Algemene voorwaarden voor wetenschappelijk onderzoek met overtallige embryo’s in vitro 206 7.2.1.3. Specifieke voorwaarden voor wetenschappelijk onderzoek met overtallige embryo’s in vitro 208 7.2.2 Verboden onderzoek of handelingen met overtallige embryo’s in vitro 209 7.2.2.1. Inplanten bij dieren en creëren van chimaeren of hybride wezens 209 7.2.2.2. Na onderzoek inplanten bij mensen 209 7.2.2.3. Onderzoek of behandelingen met een eugenetisch oogmerk 209 7.2.2.4. Onderzoek of behandelingen gericht op geslachtsselectie 209 7.2.3 Onderzoek met aangemaakte embryo’s in vitro 210 7.2.3.1. Het aanmaken van embryo’s in vitro voor onderzoek 210 7.2.3.2. Het verrichten van onderzoek met aangemaakte embryo’s in vitro 210 7.2.4 Onderzoek met gameten 211 7.3 Wetenschappelijk onderzoek met menselijk lichaamsmateriaal 212 7.3.1 Onderzoek met lichaamsmateriaal dat wordt afgenomen voor wetenschappelijk onderzoek 212 7.3.1.1. Bij een levende donor 212 7.3.1.2. Bij een overleden donor 214 7.3.2 Wetenschappelijk onderzoek met residuair lichaamsmateriaal 214 7.3.2.1. Geen verzet van de donor of zijn vertegenwoordiger 214 7.3.2.2. Gunstig advies van een volledig erkend ethisch comité 215
14 Hoofdstuk 8 beschermIng Van het beroepsgeheIm en het prIVéleVen 217 8.1 De bescherming van het beroepsgeheim 217 8.1.1 Wie heeft een beroepsgeheim? 218 8.1.1.1. Geneesheren, apothekers en vroedvrouwen 218 8.1.1.2. Andere personen die door hun beroep kennis dragen van geheimen 219 8.1.2 Toevertrouwde geheimen 219 8.1.3 Opzettelijke bekendmaking is strafbaar 220 8.1.4 Wettelijke uitzonderingen 220 8.1.4.1. Getuigen in rechte (spreekrecht en zwijgrecht) 220 8.1.4.2. Een wet, decreet of ordonnantie verplicht of laat toe geheimen bekend te maken 221 8.1.5 Andere uitzonderingen op het beroepsgeheim 222 8.1.5.1. Een wettelijke toelating 222 8.1.5.2. Een noodtoestand of een conflict van plichten 226 8.1.5.3. De toestemming of het verzoek van de patiënt 228 8.2 De bescherming van het privéleven 238 8.2.1 Algemene beginselen 239 8.2.1.1. Rechtmatigheid, behoorlijkheid en transparantie 240 8.2.1.2. Doelbinding 241 8.2.1.3. Minimale gegevensverwerking 242 8.2.1.4. Juistheid 242 8.2.1.5. Opslagbeperking 242 8.2.1.6. Integriteit en vertrouwelijkheid 243 8.2.2 Verwerking door of onder verantwoordelijkheid van geheimplichtige 243 8.2.3 De rechten van de betrokkene over zijn persoonsgegevens betreffende zijn gezondheid 243 8.2.3.1. Recht op informatie over de verwerking 243 8.2.3.2. Recht op inzage 244 8.2.3.3. Recht op verbetering 245 8.2.3.4. Recht op gegevenswissing 245 8.2.3.5. Recht op beperking van de verwerking 245 8.2.3.6. Recht op gegevensoverdracht 246 8.2.4 Plichten voor gegevensbescherming 246 8.2.4.1. Afsluiten van een overeenkomst met de verwerkers 247 8.2.4.2. Opstellen van een register van verwerkingsactiviteiten 247 8.2.4.3. Aanstellen van een functionaris voor gegevensbescherming 248 8.2.4.4. Gegevensbeschermingseffectbeoordeling 248
Inhoud 15 8.2.5 Wetenschappelijk onderzoek met gegevens betreffende de gezondheid 249 8.2.5.1. Algemeen 249 8.2.5.2. Verzamelen van gezondheidsgegevens voor wetenschappelijk onderzoek met het oog op actieve deelname 251 8.2.5.3. Gebruik van reeds verzamelde gezondheidsgegevens voor wetenschappelijk onderzoek 252 8.3 Het eHealth-platform 252 Hoofdstuk 9 het klachtrecht 255 9.1 Het klachtrecht in de wet patiëntenrechten 255 9.1.1 De bevoegde ombudsfunctie 255 9.1.2 Klachtrecht als de patiënt zijn rechten niet kan uitoefenen 256 9.1.3 De vorm van de klacht 257 9.1.4 Opdrachten van de ombudspersoon 257 9.1.5 De onafhankelijkheid en juridische bescherming van de ombudsfunctie 258 9.2 Het klachtrecht bij de Toezichtcommissie 259 9.3 Het klachtrecht bij de Orde der artsen en apothekers 261 9.3.1 De tuchtrechtelijke bevoegdheid in eerste aanleg 262 9.3.1.1. Beroepsfouten en zware fouten buiten het beroep 262 9.3.1.2. Het klachtrecht van de patiënt bij een provinciale raad van een orde 263 9.3.1.3. De tuchtsancties 264 9.3.1.4. De samenstelling van de provinciale raden 264 9.3.2 De tuchtrechtelijke bevoegdheid in hoger beroep 265 9.4 Arbitrage bij discussies over honoraria 265 9.5 Bemiddeling door of via het fonds voor medische ongevallen 265 Hoofdstuk 10 VergoedIng Van schade geleden door patIënten 269 10.1 De vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg door of met behulp van het fonds voor medische ongevallen 269 10.1.1 Schade als gevolg van gezondheidszorg 270 10.1.1.1. De oorzaak van de schade 270 10.1.1.2. De bron van de schade 272 10.1.2 Uitgesloten schade 275 10.1.2.1. Schade als gevolg van een experiment op de menselijke persoon 275 10.1.2.2. Schade als gevolg van een esthetische ingreep 275
16 10.1.3 Slechts één keer vergoeding van dezelfde schade 275 10.1.4 Voorwaarden voor de vergoeding door het fonds 276 10.1.4.1. Schade veroorzaakt door een medisch ongeval zonder aansprakelijkheid 276 10.1.4.2. Schade veroorzaakt door een feit dat aanleiding geeft tot de aansprakelijkheid van de zorgverlener 276 10.1.5 De vraag om advies aan het fonds 277 10.1.5.1. De vraag om advies over schade als gevolg van gezondheidszorg 277 10.1.5.2. De vraag om advies over een minnelijk voorstel tot schadevergoeding 278 10.1.6 Het inzamelen van de nodige documenten en informatie voor de behandeling van de aanvraag 278 10.1.6.1. Het opvragen van documenten en informatie bij alle betrokkenen 279 10.1.6.2. Inzage en afschrift van het patiëntendossier van de betrokken patiënt 280 10.1.6.3. Een beroep op gespecialiseerde beroepsbeoefenaars 280 10.1.6.4. Het organiseren van een tegensprekelijke expertise 280 10.1.6.5. Het horen van de betrokken partijen 281 10.1.7 Het advies van het fonds 281 10.1.7.1. Het advies over schade als gevolg van gezondheidszorg 281 10.1.7.2. Het advies over een minnelijk voorstel tot schadevergoeding 282 10.1.8 De beslissing van het fonds en het verdere verloop van procedure 282 10.1.8.1. Een voorstel tot schadevergoeding aan de aanvrager 282 10.1.8.2. Een verzoek tot schadevergoeding aan de verzekeraar van de zorgverlener 284 10.2 Vergoeding van andere schade geleden door patiënten 285 10.2.1 Schade als gevolg van het niet verlenen van gezondheidszorg 286 10.2.2 Schade als gevolg van het niet naleven van de wet patiëntenrechten 286 10.2.3 Schade als gevolg van geneesmiddelen, gezondheidsproducten of medische hulpmiddelen (prothesen) 287 10.2.4 Schade aan de persoonlijke bezittingen van de patiënt 288

Voorwoord b I j de achtste druk

De laatste decennia nam het aantal rechtsregels dat het doen en laten van mensen in de gezondheidszorg bepaalt, exponentieel toe. We hebben het dan nog niet over de massale wetgeving voor de organisatie en de financiering van de voorzieningen in de gezondheidszorg of voor de (terug)betaling van die gezondheidszorg. We beperken ons tot de rechtsregels die de kern van de gezondheidszorg raken: de ontmoeting tussen mensen die gezondheidszorg verlenen en gezondheidszorg ontvangen. We schrijven ‘raken’ en niet ‘regelen’. De rechtsregels die in dit boek beschreven en besproken worden, hebben met elkaar gemeen dat zij het juridisch kader scheppen waarin de verworvenheden van de hedendaagse gezondheidszorg kunnen worden toegepast, aangepast, bijgesteld, in vraag gesteld en bij het falen ervan – wat onvermijdelijk is – naar rechtvaardige oplossingen wordt gezocht.

Dit perspectief verklaart ook de titel van dit boek. In 1995 publiceerde een van ons het boek Van Ethiek naar Recht? Met de oprichting van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek (1996) en de verplichte oprichting van commissies voor medische ethiek in alle ziekenhuizen (1994) werd in België het pad geëffend naar wat de Fransen wat hoogdravend noemen: ‘le passage de l’éthique au droit’. Daarmee werd bedoeld dat de wetgever niet langer afzijdig kon blijven tegenover ‘de ethiek in verband met de geneeskunde en het biomedisch onderzoek’, of de ‘bio-ethiek’. Nu is het (hoog) tijd voor een achtste druk van dit boek over recht en bio-ethiek.

Dit boek is verdeeld in tien hoofdstukken.

Vijf van deze hoofdstukken behandelen het juridisch statuut van mensen die gezondheidszorg verlenen en ontvangen in een brede bio-ethische context: hoofdstuk 1 (Juridische waarborgen voor deskundige zorg), hoofdstuk 3 (De rechtspositie van de patiënt in de wet patiëntenrechten), hoofdstuk 4 (De rechtspositie van de patiënt in specifieke wetgeving), hoofdstuk 9 (Het klachtrecht) en hoofdstuk 10 (Vergoeding van schade geleden door patiënten).

De vijf andere hoofdstukken behandelen het juridisch statuut van mensen die gezondheidszorg verlenen en ontvangen in een specifieke bio-ethische context: hoofdstuk 2 (Het begin van het leven: medisch begeleide voortplanting en zwangerschapsafbreking), hoofdstuk 5 (Het einde van het leven: euthanasie en autopsie bij een kind van minder dan achttien maanden), hoofdstuk 6 (De donor van lichaamsmateriaal voor geneeskundig gebruik), hoofdstuk 7 (Medisch-wetenschappelijk onderzoek: wetenschappelijk onderzoek met mensen, met embryo’s en gameten, met menselijk lichaamsmateriaal) en hoofdstuk 8 (Bescherming van het beroepsgeheim en het privéleven).

Ieder hoofdstuk (behalve hoofdstuk 10) sluit af met een kaderstuk ‘Stof voor discussie’ waarin kort en bondig enkele prangende vragen geformuleerd worden waarover de lezer kan nadenken na het lezen van het hoofdstuk. Pasklare antwoorden worden niet gegeven omdat ze er meestal niet zijn.

De opbouw van het boek is niet willekeurig, maar voor een goed begrip is het niet noodzakelijk de hoofdstukken na elkaar te lezen. De talrijke kruisverwijzingen stellen de lezer in staat om zelf de volgorde van lezen te bepalen. Lange en technische exposés werden vermeden en de talrijke kaderstukjes zijn stapstenen in woelig water waarop de lezer even tot adem kan komen. Volledigheid was geen streefdoel en wie meer wil lezen, vindt aanwijzingen op blz. 289.

De basis voor dit boek werd gelegd in de stimulerende omgeving van het Centrum voor biomedische ethiek en recht van de KU Leuven. Onze dank gaat uit naar alle voormalige collega’s en medewerkers van het Centrum.

Het boek kreeg met de zevende druk (2021) een nieuw leven binnen het interdisciplinair Metamedica-platform van de UGent.

Wij danken ook Charles Derre, uitgever bij LannooCampus, die ons onverdroten heeft aangespoord om deze herwerkte druk te voltooien.

Dit boek dragen we op aan de herinnering van prof. dr. R. Dierkens (19252009), ‘Conditor Juris Medicae’ en oprichter van de Wereldvereniging voor Medisch Recht (Gent, 1970).

Tom Goffin en Herman Nys

18

HOOFDSTUK 1

JURIDISCHE WAARBORGEN VOOR DESKUNDIGE ZORG

HOOFDSTUK 2

HET BEGIN VAN HET LEVEN

HOOFDSTUK 3

DE RECHTSPOSITIE VAN DE PATIËNT IN DE WET PATIËNTENRECHTEN EN DE KWALITEITSWET

HOOFDSTUK 4

DE RECHTSPOSITIE VAN DE PATIËNT IN SPECIFIEKE WETGEVING

HOOFDSTUK 5

HET EINDE VAN HET LEVEN

HOOFDSTUK 6

DE DONOR VAN LICHAAMSMATERIAAL VOOR GENEESKUNDIG GEBRUIK

HOOFDSTUK 7

MEDISCH-WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK

HOOFDSTUK 8

BESCHERMING VAN HET BEROEPSGEHEIM EN HET PRIVÉLEVEN

HOOFDSTUK 9

HET KLACHTRECHT

HOOFDSTUK 10

VERGOEDING VAN SCHADE GELEDEN DOOR PATIËNTEN

1.1 De wet op de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen

1.2 De wet betreffende de nietconventionele praktijken

1.3 Het Vlaams decreet betreffende de zorgen bijstandsverleners

j ur I d I sche waarborgen Voor

deskund I ge zorg

Wie gezondheidszorg nodig heeft, rekent op deskundige zorg. Dat houdt een belangrijke opdracht in voor de overheid. Zij staat er garant voor dat zorgverleners bekwaam en goed opgeleid zijn. De meeste patiënten kunnen zelf niet uitmaken of iemand de bekwaamheid en opleiding heeft om een goede zorgverlener te zijn. Het wettelijk kader helpt hen daarbij en geeft de bevoegdheid om gezondheidszorg te verstrekken alleen aan wie aantoonbaar beschikt over de nodige bekwaamheid en opleiding. Dat wettelijk kader bestaat uit de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en de wet betreffende de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg (1.1.). Ook het Vlaams decreet betreffende de zorg- en bijstandsverlening is hier van belang (1.3.).

Het verlenen van gezondheidszorg gebeurt steeds meer in georganiseerde verbanden zoals ziekenhuizen en eerstelijnszones. Op federaal niveau regelt de wet op de ziekenhuizen de bewaking van de kwaliteit van de zorg in de ziekenhuizen. Het Vlaamse niveau is dan weer bevoegd voor de eerstelijnszones. Het wettelijk kader rond de organisatie van zorg wordt in dit boek niet besproken.

1.1 DE WET OP DE UITOEFENING VAN DE GEZONDHEIDSZORGBEROEPEN

Hoewel de wet van 10 mei 2015 op de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (verkort ook bekend als de WUG) een vrij recente wet is (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad op 18 juni 2015), is de inhoud ervan oud. De wet is immers louter een herschikking van de artikelen van het Koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. Deze wetgeving is sinds 1967 al tientallen keren gewijzigd om rekening te houden met nieuwe noden en behoeften van patienten en met het ontstaan van nieuwe beroepen in de zorg.

Hoofdstuk
1

De ‘WUG-piramide’ is heel geschikt om alle beroepen die de WUG regelt – behalve de apothekers – beknopt voor te stellen. Bovendien maakt de piramide de hiërarchische verhoudingen tussen deze beroepen in één oogopslag duidelijk.

nu De WUG-piramide ARTSEN

TANDARTSEN

1.1.1 De beoefenaars van de geneeskunde: artsen, tandartsen, vroedvrouwen, klinisch psychologen en klinisch orthopedagogen

In de top van de piramide vinden we de artsen, de tandartsen, de vroedvrouwen, de klinisch psychologen en de klinisch orthopedagogen. Zij zijn bevoegd om op een ‘zelfstandige’ wijze (een stukje van) de geneeskunde te beoefenen. Zelfstandig betekent hier: op eigen initiatief, zonder opdracht van iemand anders. Zij zijn de enigen die geneesmiddelen mogen voorschrijven en zij alleen kunnen zich laten registreren als homeopaat (zie 1.2.2.). Niet alleen zijn er gemeenschappelijke kenmerken, er bestaan ook grote verschillen tussen deze beroepen.

1.1.1.1. Artsen

Het belangrijkste WUG-beroep is dat van arts. Artsen beschikken over de ruimste bevoegdheden voor het uitoefenen van de geneeskunde. Volgens de WUG mogen in principe alleen artsen de geneeskunde beoefenen. Als

22
KLINISCH ORTHOPEDAGOGEN
VROEDVROUWEN ZORGKUNDIGEN ONDERSTEUNENDE GEZONDHEIDSZORGBEROEPEN VERPLEEGKUNDIGEN
VROEDVROUWEN KLINISCH PSYCHOLOGEN EN
KINESITHERAPEUTEN PARAMEDICI

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.