Pascal Sienaert BOEK
D/2023/45/262 – ISBN 978 94 014 9555 4 – NUR 770
Vormgeving omslag: Studio Lannoo Vormgeving binnenwerk: Crius Group
© Pascal Sienaert & Uitgeverij Lannoo nv, Tielt, 2023.
Uitgeverij LannooCampus maakt deel uit van Lannoo Uitgeverij, de boeken- en multimediadivisie van Uitgeverij Lannoo nv.
Alle rechten voorbehouden.
Niets van deze uitgave mag verveelvoudigd worden en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, micro lm, of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Uitgeverij LannooCampus
Vaartkom 41 bus 01.02Postbus 23202
3000 Leuven 1100 DS Amsterdam
België Nederland
www.lannoocampus.com
Inhoudstafel voorwoord 15 hoofdstuk 1 diagnostiek en classificatie 17 1.1Van zot naar ziek 17 1.2Van opsluiting naar behandeling 18 1.3Van inventariseren naar classi ceren 21 1.4Van symptoom naar syndroom 24 1.5Classi catie en haar gebreken 26 1.5.1Ziekteconcept bruikbaar? 27 1.5.2Categoriaal of dimensionaal? 28 1.5.3Betrouwbaarheid en validiteit 29 1.5.4Stigmatiserende stempels 32 1.6Diagnostiek verbeteren 32 1.6.1Subtypering? 32 1.6.2Precisiediagnostiek? 33 1.7DSM goed gebruiken 34 hoofdstuk 2 het kwetsbaarheid-stressmodel 39 2.1Erfelijkheid 39 2.2Heritabiliteit 40 2.3Polygenetische overerving 42 2.4Kwetsbaarheid-stressmodel 43 2.4.1Kwetsbaarheid 44 2.4.2Stress 45 2.4.3Hypothalamus, hypofyse en bijnierschors 47 2.5Gen-omgevingsinteractie 50 2.6‘Kindling’ en sensitisatie 51 2.7Persoonlijkheidsfactoren 53 hoofdstuk 3 psychose 55 3.1Wat is een psychose? 55 3.1.1Wanen 56 3.1.1.1Di erentiaaldiagnose 57
6 psycho p athologie 3.1.2Hallucinaties 59 3.1.2.1Di erentiaaldiagnose 62 3.1.3Gedesorganiseerde spraak 63 3.1.4Gedesorganiseerd gedrag of abnormaal motorisch gedrag 63 3.1.5Negatieve symptomen 66 3.2Psychosecontinuüm 66 3.3Schizofrenie 67 3.3.1Symptomen 70 3.3.1.1Positieve symptomen 70 3.3.1.2Negatieve symptomen 71 3.3.1.3Cognitieve symptomen 72 3.3.1.4A ectieve symptomen 73 3.3.1.5Gedragssymptomen 73 3.3.1.6Motorische symptomen 74 3.3.2Verloop 74 3.4Schizoa ectieve stoornis 79 3.5Waanstoornis 80 3.6Epidemiologie 83 hoofdstuk 4 depressieve stemmingsstoornissen 87 4.1Depressieve episode 89 4.2Één vlag, vele ladingen 92 4.3Depressieve stoornissen: subtypes 94 4.3.1Depressie met angstige spanning 95 4.3.2Depressie met melancholische kenmerken 95 4.3.2.1Melancholie in de DSM 96 4.3.2.2Melancholie volgens Parker 96 4.3.3Depressie met psychotische kenmerken 97 4.3.4Depressie met atypische kenmerken 99 4.3.5Depressie met catatone kenmerken 100 4.3.6Depressie met peripartaal begin 102 4.3.7Depressie met seizoenspatroon 103 4.3.8Ouderdomsdepressie 103 4.3.9Vasculaire depressie 105 4.4Di erentiaaldiagnose 105 4.4.1Lichamelijke aandoeningen 105 4.4.2Persoonlijkheidsstoornissen 106 4.4.3Beginnende dementie 106 4.4.4Burn-out 106 4.4.5Rouw en persisterende rouwstoornis 108
i nhoudstafel 7 4.5Verloop 110 4.6Persisterende depressieve stoornis – dysthymie 112 4.7Premenstruele stemmingsstoornis 113 4.8Epidemiologie 115 hoofdstuk 5 bipolaire stoornissen 119 5.1Historische schets 119 5.2Stemmingsepisoden 120 5.2.1Manische episode 120 5.2.2Hypomanische episode 124 5.2.3Gemengde episode 127 5.3Bipolaire-I- en II-stoornis 129 5.4Bipolaire-spectrumstoornis 132 5.5‘Rapid cycling’ 134 5.6Verloop 135 5.6.1Kindling 137 5.7Di erentiaaldiagnose en comorbiditeit 139 5.8Postpartumpsychose 140 5.9Epidemiologie 141 hoofdstuk 6 angststoornissen 145 6.1Angst en vrees 145 6.2Speci eke fobie 146 6.3Sociale-angststoornis 150 6.3.1Kenmerken 150 6.3.2Plankenkoorts 150 6.3.3Di erentiaaldiagnose 154 6.4Paniekstoornis 154 6.4.1Kenmerken 154 6.4.2Di erentiaaldiagnose en comorbiditeit 157 6.4.3Is een paniekaanval een hyperventilatieaanval? 159 6.5Agorafobie 160 6.6Gegeneraliseerde angststoornis 161 6.6.1Kenmerken 161 6.6.2Di erentiaaldiagnose, comorbiditeit en verloop 161 6.7Verloop 162 6.8Epidemiologie 164 hoofdstuk 7 dwangstoornissen 169 7.1Obsessieve-compulsieve stoornis 169
8 psycho p athologie 7.1.1Kenmerken 169 7.1.2Heeft iemand met een dwangstoornis ziekte-inzicht? 175 7.1.3Di erentiaaldiagnose 175 7.1.4Comorbiditeit 176 7.2Morfodysfore stoornis 177 7.3Verzamelstoornis 178 7.4Body-focused repetitive behavior 180 7.4.1Epidemiologie 180 hoofdstuk 8 drangstoornissen en stoornissen in de impulscontrole 183 8.1Van drang en dwang (en impuls)) 183 8.2Periodiek explosieve stoornis 185 8.3Body-focused repetitive behavior 185 8.3.1Haaruittrekstoornis 185 8.3.2Excoriatiestoornis – Huidpulkstoornis 187 8.4Para lieën en para ele stoornissen 187 8.4.1Indeling 187 8.4.2Verklaringsmodellen 189 8.4.2.1Gestoorde verleiding 189 8.4.2.2Verstoorde ‘lovemaps’ 190 8.4.3Portret van een exhibitionist 190 8.4.4Pedo lie en pedoseksualiteit 191 8.4.4.1Vierfactorenmodel van Finkelhor 192 8.4.5Prevalentie 194 hoofdstuk 9 eetstoornissen 197 9.1Anorexia nervosa 198 9.1.1Kenmerken 199 9.1.1.1Gewicht 199 9.1.1.2Angst 201 9.1.1.3Lichaamsbeleving en cognitieve distorsies 201 9.1.1.4Amenorroe 202 9.1.1.5Hyperactiviteit of drang om te bewegen 203 9.1.1.6Lichamelijke gevolgen 203 9.1.2Verloop 204 9.1.3Di erentiaaldiagnose en comorbiditeit 205 9.2Boulimia nervosa 206 9.2.1Kenmerken 208 9.2.2Verloop 208
i nhoudstafel 9 9.2.3Di erentiaaldiagnose 209 9.3Eetbuistoornis 209 9.4Epidemiologie 210 hoofdstuk 10 trauma- en stressorgerelateerde stoornissen 213 10.1Trauma 213 10.2Reactie op traumatische gebeurtenissen 214 10.2.1’Fight, ight or freeze’ 214 10.2.2Resilience 215 10.3Acute stressstoornis 217 10.4Posttraumatische stressstoornis 220 10.4.1Herbelevingen 220 10.4.2Vermijding 221 10.4.3Negatieve veranderingen in cognitie en stemming 221 10.4.4‘Arousal’ 222 10.4.5Voorkomen en verloop 224 10.5Complexe ptss 226 hoofdstuk 11 dissociatieve stoornissen 231 11.1Dissociatie 231 11.2Dissociatieve identiteitsstoornis 233 11.3Dissociatieve amnesie of psychogene amnesie 238 11.4Depersonalisatie- en derealisatiestoornis 239 hoofdstuk 12 psychologische en psychiatrische problemen bij lichamelijke symptomen 243 12.1Are you crazy to worry about your health? 243 12.2Somatisch-symptoomstoornis 244 12.3Chronische-vermoeidheidssyndroom 246 12.4Ziekteangststoornis 249 12.4.1Verloop 250 12.5Conversiestoornis (functioneel-neurologisch-symptoomstoornis) 251 12.5.1Er klopt iets niet 251 12.5.2Software stuk 252 12.5.3Simulatie 253 12.6Nagebootste stoornis (pathomimie of ‘factitious disorder’) 254 12.7Epidemiologie 258 hoofdstuk 13 seksuele problemen en genderdysforie 261 13.1Inleiding 261
10 psycho p athologie 13.2Seksuele responscyclus 262 13.3Seksuele problemen bij vrouwen 264 13.3.1Seksuele-interesse-/opwindingsstoornis 264 13.3.2Orgasmestoornis 265 13.3.3Genitopelviene pijn/penetratiestoornis (dyspareunie en vaginisme) 265 13.4Seksuele problemen bij mannen 266 13.4.1Verminderd seksueel verlangen 266 13.4.2Erectiestoornis 267 13.4.3Voortijdige ejaculatie 268 13.5Seksuele problemen bij psychiatrische aandoeningen en door psychofarmaca 269 13.6Genderdysforie 270 hoofdstuk 14 middelengerelateerde en verslavingsstoornissen 275 14.1Stoornissen in het gebruik 276 14.1.1De nitie 276 14.1.2Verslaafd worden 277 14.1.3Craving 280 14.1.4Over PIGS en SOBS: de hervalketen 281 14.1.5Comorbiditeit 282 14.1.6Prevalentie 283 14.2Stoornissen door een middel 286 14.2.1Intoxicaties 286 14.2.1.1Dempingstoxidroom 286 14.2.1.2Opwindingstoxidroom 286 14.2.1.3Hallucinatoir toxidroom 286 14.2.2Ontwenning 286 14.2.3Andere stoornissen door een middel 287 14.3Alcohol 288 14.3.1Stoornis in het gebruik van alcohol 288 14.3.2Stoornissen door alcohol 292 14.3.2.1Alcoholintoxicatie 292 14.3.2.2Alcoholontwenning 293 14.3.2.3Onthoudingsdelier of delirium tremens 293 14.3.2.4Alcoholische hallucinose 294 14.3.2.5Alcoholgeïnduceerde stemmingsstoornis 294 14.3.2.6Syndroom van Wernicke-Korsakov 294 14.4Cannabis 296
i nhoudstafel 11 14.5Therapeutisch gebruik van middelen 299 14.6Gedragsverslavingen 300 14.6.1Gokstoornis 300 14.6.2Andere gedragsverslavingen 302 hoofdstuk 15 neurocognitieve stoornissen 305 15.1Inleiding 305 15.1.1Gezond ouder worden 307 15.1.2Geheugenklachten 308 15.2Delier 309 15.2.1Klinisch beeld 309 15.2.2Di erentiaaldiagnose 313 15.2.3Epidemiologie 314 15.3Beperkte en uitgebreide neurocognitieve stoornis 315 15.3.1Mild cognitive impairment of beperkte neurocognitieve stoornis 315 15.3.2Dementieel syndroom 317 15.3.2.1De nitie 317 15.3.2.2BPSD – ‘behavioral and psychological symptoms in dementia’ 318 15.3.3Oorzaken van beperkte of uitgebreide neurocognitieve stoornis 321 15.3.3.1Ziekte van Alzheimer 321 15.3.3.2Neurocognitieve stoornis met Lewy-lichaampjes 326 15.3.3.3Frontotemporale neurocognitieve stoornis 327 15.3.3.4Vasculaire neurocognitieve stoornis 330 15.3.4Epidemiologie 332 hoofdstuk 16 persoonlijkheidsstoornissen 335 16.1Persoonlijkheid 335 16.2Pathologie 339 16.3Diagnostiek 340 16.4Verloop 342 16.5Drie clusters 346 16.5.1Het zonderlinge, bizarre of excentrieke cluster 346 16.5.1.1Paranoïde persoonlijkheidsstoornis 346 16.5.1.2Schizoïde persoonlijkheidsstoornis 347 16.5.1.3Schizotypische persoonlijkheidsstoornis 348 16.5.2Het impulsieve, dramatische of emotionele cluster 350 16.5.2.1Antisociale persoonlijkheidsstoornis 350 16.5.2.2Ziek of slecht? 350 16.5.2.3Borderline persoonlijkheidsstoornis 352
12 psycho p athologie 16.5.2.4Histrionische persoonlijkheidsstoornis 355 16.5.2.5Narcistische persoonlijkheidsstoornis 357 16.5.3Het angstige cluster 359 16.5.3.1Vermijdende persoonlijkheidsstoornis 359 16.5.3.2Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis 361 16.5.3.3Dwangmatige persoonlijkheidsstoornis 361 16.6Prevalentie 362 hoofdstuk 17 suïcide en suïcidaal gedrag 365 17.1Suïcidecijfers 365 17.2Suïcide en niet-suïcidale zelfbeschadiging 366 17.3Hoe plegen mensen suïcide? 368 17.4Suïcide begrijpen 370 17.4.1Waarom suïcide? 370 17.4.2Verklaringsmodellen 371 17.4.2.1Cry for help of cry of pain 371 17.4.2.2Entrapment 372 17.4.2.3Het ‘integrated motivational-volitional’-model 372 17.4.2.4De ‘Three-Steps’-theorie 373 17.5Werther (en Papageno) 374 17.6Suïcide voorspellen 376 17.6.1Een psychiatrische aandoening 377 17.6.2Sociodemogra sche risicofactoren 379 17.6.3Veranderende risicofactoren: signaleringsplan 380 17.7Suïcidaliteit herkennen en bevragen 380 17.8Word je suïcidaal van antidepressiva? 383 17.9Is suïcide erfelijk? 384 17.9.1Het stress-kwetsbaarheidsmodel voor suïcidaal gedrag 384 17.10Het moeilijkste moment: ‘post-discharge suïcide’ 386 hoofdstuk 18 behandelaspecten 389 18.1Historische schets 389 18.2Het beste van veel werelden 391 18.3Leefstijlinterventies 391 18.4Psychotherapie 394 18.4.1Wat is psychotherapie? 394 18.4.2‘Everybody has won, and all must have prizes’ 396 18.5Behandelingen met geneesmiddelen 399 18.5.1De monoaminehypothese 399 18.5.2Klassen psychofarmaca 401
i nhoudstafel 13 18.5.2.1Antipsychotica 401 18.5.2.2Antidepressiva 402 18.5.2.3Antidepressant discontinuation syndrome 403 18.5.2.4Werken antidepressiva? 404 18.5.2.5Stemmingsstabilisatoren 406 18.5.2.6Slaap- en kalmeringsmiddelen 406 18.5.2.7Psychedelica 407 18.6Technische behandelingen 407 18.6.1Elektroconvulsietherapie 408 18.6.2Andere neurostimulatietechnieken 411 18.6.3Chronotherapie 412 18.6.4Een virtuele toekomst? 414 18.7Richtlijnen 414 bibliografie 417 eindnoten 443
The care of the human mind is the most noble branch of medicine.
Hugo Grotius Rechtsgeleerde 1583 – 1645
Voorwoord
Ons hoofd is rond, zodat ons denken van richting kan veranderen.
Rainer Maria Rilke
Dit handboek psychopathologie biedt een beknopt en erg klinisch georiënteerd overzicht van de belangrijkste psychopathologische categorieën. Het beoogt niet volledig te zijn. Het is een inleiding die de lezer moet helpen om psychiatrische toestandsbeelden te herkennen en van elkaar te onderscheiden, en kritische vragen te stellen over zin en onzin van ‘moderne’ categoriale diagnostiek. Op speci eke aspecten van de behandeling van de diverse stoornissen wordt niet ingegaan. De grote lijnen van de behandeling worden kort vermeld. In één hoofdstuk worden enkele principes van levensstijlinterventies, psychologische, medicamenteuze en technische behandelingen in de geestelijke gezondheidszorg belicht. Ook etiopathogenese en pathofysiologie worden slechts zijdelings aangeraakt.
In dit handboek wordt consequent de term patiënt gebruikt. Niet het steeds vaker gebruikte cliënt. Psychiatrie is een medisch vak – the most noble branch of medicine, volgens Grotius– dat zich toelegt op de zorg voor mensen die vaak ondraaglijk lijden. Dit lijden zit vervat in het begrip patiënt, dat afkomstig is van het Latijnse patientia, dat lijden, dulden en volharding betekent.
Het ligt niet voor de hand om een handboek psychopathologie met klinische casuïstiek te illustreren. De toegang tot de kliniek ontbreekt. Maar tegelijk staan literatuur en lm bol van goed uitgewerkte en erg relevante klinische voorbeelden. De hedendaagse lm biedt een gemakkelijke en bovendien vaak aangename inkijk in de psychopathologie.1 En het lezen van boeken, ook graphic novels,2 is een aanvullende en aangename manier om zich klinisch te bekwamen.
De vele collegae die delen van dit boek hebben nagelezen en van zinvolle aanvullingen hebben voorzien en de vele patiënten die me hun verhaal hebben toevertrouwd en deze bladzijden levendiger hebben gemaakt, kan ik niet genoeg bedanken.
Pascal Sienaert
HOOFDSTUK 3 PSYCHOSE
HOOFDSTUK 4 DEPRESSIEVE STEMMINGSSTOORNISSEN
HOOFDSTUK 5 BIPOLAIRE STOORNISSEN
HOOFDSTUK 6 ANGSTSTOORNISSEN
HOOFDSTUK 7 DWANGSTOORNISSEN
HOOFDSTUK 8 DRANGSTOORNISSEN EN STOORNISSEN IN DE IMPULSCONTROLE
HOOFDSTUK 9 EETSTOORNISSEN
HOOFDSTUK 10 TRAUMA- EN STRESSORGERELATEERDE STOORNISSEN
HOOFDSTUK 11 DISSOCIATIEVE STOORNISSEN
HOOFDSTUK 12 PSYCHOLOGISCHE EN PSYCHIATRISCHE PROBLEMEN BIJ LICHAMELIJKE SYMPTOMEN
HOOFDSTUK 13 SEKSUELE PROBLEMEN EN GENDERDYSFORIE
HOOFDSTUK 14 MIDDELENGERELATEERDE EN VERSLAVINGSSTOORNISSEN
HOOFDSTUK 15 NEUROCOGNITIEVE STOORNISSEN
HOOFDSTUK 16 PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN
HOOFDSTUK 17 SUÏCIDE EN SUÏCIDAAL GEDRAG
HOOFDSTUK 18 BEHANDELASPECTEN
HOOFDSTUK
DIAGNOSTIEK EN CLASSIFICATIE 1.1 Van zot naar ziek 1 7 1.2 Van opsluiting naar behandeling 1 8 1.3 Van inventariseren naar classificeren 2 1 1.4 Van symptoom naar syndroom 2 4 1.5 Classificatie en haar gebreken 2 6 1.6 Diagnostiek verbeteren 3 2 1.7 DSM goed gebruiken 3 4
1
HOOFDSTUK 2 HET KWETSBAARHEID-STRESSMODEL
Diagnostiek en classificatie
The moment you label something, you take a step – I mean you can never go back again to seeing it unlabeled.
Andy Warhol
Madness, insanity, gek zijn… In de loop van de geschiedenis heeft men afwijkend gedrag bestempeld als ‘gek’ wanneer het onvoorspelbaar, irrationeel of gevaarlijk was of simpelweg afweek van de norm. Begrippen zoals madness of insanity zijn beschrijvend. Ze impliceren geen oorzaak. Ze beschrijven gedrag dat ‘anders’ is. Door de eeuwen heen is getracht dit anders zijn te vatten, te begrijpen en te classi ceren.
Hippocrates (460-370 v.Chr.) begreep mentale stoornissen als het gevolg van een onevenwicht in de vier lichaamssappen of humores (humor is Latijn voor vocht; vergelijk humeur) die elk een bepaald temperament vertegenwoordigen: zwarte gal (melancholisch – zwartgallig), gele gal (cholerisch – driftig), bloed (sanguin – vurig, energiek) en slijm ( egmatisch – rustig, kalm) (Figuur 16.1). Deze humorestheorie bleef een grote invloed hebben tijdens de gehele middeleeuwen, tot meer en meer de visie ontstond dat gek zijn door iets van buitenaf moest verklaard worden. Een persoon die ‘gek’ wordt is niet langer zichzelf, maar is beïnvloed door giftige sto en (Paracelsus, 1493-1541), of erger nog: bezeten door externe boze geesten of demonen. De demonologiewas een van de dominante verklaringen voor afwijkend gedrag en psychopathologie, tot in de achttiende eeuw.
Naarmate steeds meer kennis werd vergaard over het ontstaan van lichamelijke ziekten, evolueerde het madness-concept van een breed beschrijvend begrip naar een enger ziektebegrip: madness werd mental illness. De Grieken, onder meer Hippocrates, beschreven al afzonderlijke ziekten. Toch is het moderne westerse ziekteconcept nog niet zo oud. Het werd het meest duidelijk
Hoofdstuk 1
1.1 VAN ZOT NAAR ZIEK
geïntroduceerd door Thomas Sydenham (1624-1689), de vader van de medische nosologie (de wetenschappelijke classi catie van ziekten of classi catieleer). Sydenham beschreef onder meer de Chorea van Sydenham, een zeldzaam neurologisch ziektebeeld. Het werd vroeger Sint-Vitusdans genoemd, naar de eigenaardige motorische bewegingen die de getro en patiënten maken. De ziekte komt vooral bij kinderen voor na een streptokokkeninfectie. Het was een voorbeeld van een welomlijnd ziektebeeld met speci eke symptomen, een speci ek verloop en een speci eke prognose.
Het ziektebegrip werd verder sterk beïnvloed door twee belangrijke ontdekkingen. Ten eerste: het verband dat werd gezien tussen bepaalde klinische ziektebeelden en postmortemafwijkingen (een verlamming aan één lichaamshelft door een hersenbloeding of een bloedklonter in de contralaterale hersenhelft bijvoorbeeld). Ten tweede: de ontdekking van ziektekiemen als ziekteverwekkers door Louis Pasteur in 1862 (microbe-theorie).
Een voorbeeld is het vroeger vaak voorkomende en gevreesde sy lis. Sy lis is een seksueel overdraagbare aandoening, die in verschillende stadia evolueert naar een ernstig beeld waarin ook psychiatrische symptomen, zoals apathie en dementie, kunnen voorkomen. De ontdekking, in 1905 door Schaudinn en Ho man, dat deze ziekte door de spirocheet Treponema pallidum werd veroorzaakt, heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de overtuiging dat ook psychiatrische toestandsbeelden, naar medisch model, een biologische oorzaak kunnen hebben (somatogene hypothese).
1.2 VAN OPSLUITING NAAR BEHANDELING
Psychiatrie, van psyche (ziel) en iatros (arts, genezer), is een erg jonge discipline. De term werd voor het eerst gebruikt in 1808 door de Duitse arts Johann Christian Reil, die in een artikel opriep om binnen de geneeskunde een subdiscipline op te richten die zich zou toeleggen op de behandeling van geesteszieken. Tot die tijd werd nauwelijks geprobeerd mensen met geestesziekten te behandelen. De Romein Cornelius Celsus (25 v.Chr – 50) is een zeldzame uitzondering. Hij suggereert al in de eerste eeuw dat gesprekken, bezigheid en sociale activiteiten kunnen helpen (Ophir 2022). Maar tot het midden van de
18 psycho p athologie
negentiende eeuw was het lot van mensen met ‘afwijkend gedrag’ opsluiting in grote ‘gekkenhuizen’, kerkers vaak. Daar werden ze soms geketend en weggestopt voor de maatschappij. Niemand interesseerde zich voor wat er precies met hen aan de hand was.
Er waren gelukkig ook illustere uitzonderingen, zoals de Franse psychiater Philippe Pinel (1745-1826), die al vanaf het einde van de achttiende eeuw deze praktijk probeerde te veranderen. In 1795 werd hij arts in het beroemde Salpêtrière-ziekenhuis in Parijs (Figuur 1.1), waar een paar duizend vrouwen zaten opgesloten. Pinel maakte (letterlijk) hun ketenen los (Figuur 1.2). Hij maakte een einde aan praktijken zoals aderlaten en installeerde een ‘morele behandeling’, die contact met en observatie van patiënten centraal stelde. Pinel bezocht dagelijks zijn patiënten en praatte met hen. Hij maakte zorgvuldig aantekeningen om hun aandoening en ziekteverloop beter te begrijpen. Op die manier kwam hij tot een eigen classi catie. In zijn Nosographie philosophique ou la méthode de l’analyse appliquée à la médecine uit 1798 onderscheidde hij vijf categorieën: melancholie, manie met delier, manie zonder delier, dementie en idiotie (Weissmann 2016).
d iagnostiek en classificatie 19
Figuur 1.1 Het Parijse Salpêtrière-ziekenhuis, 2012 (Foto P. Sienaert).
Zijn Vlaamse evenknie is de Gentse psychiater Jozef Guislain (1797-1860) (Figuur 1.3). Hij ijvert voor een humane behandeling van geesteszieken. Samen met de congregatie van de Broeders van Liefde bouwt hij in 1857 het eerste ‘gesticht’. Het Guislain-ziekenhuis is vandaag nog steeds een actief psychiatrisch ziekenhuis, dat ook een belangrijk museum van de geschiedenis van de psychiatrie huisvest.
20 psycho p athologie
Figuur 1.2 Pinel beveelt de ketenen weg te nemen in de Salpêtrière – Robert-Fleury (1876) / Nosographie philosophique…, Pinel 1798 /Philippe Pinel (1745-1826).
Figuur 1.3 Psychiatrisch Centrum Dr. Guislain (Foto C. Faseur) en buste Dr. Jozef Guislain (17971860) (Foto P. Sienaert).