9789401490085

Page 1

3 DEEL 1 ELKE LERAAR LATEN SCHITTEREN

inhoudstafel

7 EEN HART VOOR ONDERWIJS

8 SAMEN SCHOOL MAKEN

10 ELKE LERAAR LATEN SCHITTEREN, ELK KIND LATEN SCHITTEREN

DEEL 1 ELKE LERAAR laten schitteren

EEN ANDERE BLIK OP LERAAR-ZIJN

15 SAMEN SCHOOL MAKEN: DE 11 ROLLEN VAN DE LERAAR IN HET BASISONDERWIJS

15 Denken vanuit talent

21 Denken in termen van ‘talent in actie’

23 Het verschil tussen een talent en een competentie is essentieel

27 De risico’s als je alleen maar kijkt vanuit competenties

28 Denken in termen van ‘tastbare resultaten’

30 Denken in termen van rollen

32 11 rollen voor de leraar in het basisonderwijs

33 De 11 rollen nader voorgesteld

39 Aan de slag met deze rollen

46 KIEZEN VOOR TALENT VAN ELKE LERAAR

46 Onze 39 talenten

55 Welke talenten horen bij welke rollen?

62 Waarom is het nu zo belangrijk dat je je talenten kunt inzetten op school?

67 MAAK VOLOP GEBRUIK VAN DE KRACHT VAN DE POSITIEVE ILLUSIE

71 ER STAAN VOOR ELKAAR ALS HET LASTIGER GAAT

75 MAAK VOLDOENDE TIJD OM TE ONTKOPPELEN OF TE DISCONNECTEREN

77 SAMENVATTEND: WAT ZIJN DE TIEN UITGANGSPUNTEN VOOR TALENTGERICHT SAMENWERKEN OP EEN SCHOOL?

Deel 2 ELK KIND laten schitteren

DE UITDAGING VOOR TALENTGERICHT ONDERWIJS

85 WAAROM IS HET ZO BELANGRIJK OM TALENTGERICHT TE WERKEN IN DE BASISSCHOOL?

85 1. Omdat het de natuur is van de mens om zijn talent op te zoeken

88 2. Omdat ‘leren in flow’ totaal anders is dan ‘leren uit flow’

91 3. Omdat je anderen nodig hebt om je talent te ontdekken (en hoe dat tot een positief zelfbeeld leidt)

94 4. Omdat het benoemen van talenten essentiële informatie meegeeft aan het kind voor de keuzes in latere fases van het leven

95 5. Omdat je talenten inzetten mentale energie oplevert en bijdraagt tot het ontwikkelen van veerkracht

97 6. Omdat kennis van talenten je toelaat om achter gedrag van kinderen te kijken

100 7. Omdat je bij activiteiten kinderen rollen kunt geven die bij het talent passen en die de ontwikkeling van dat talent stimuleren

101 8. Omdat kinderen met labels vaak niet beseffen dat achter elk label ook talenten zitten

103 AAN DE SLAG MET TALENTEN IN DE KLAS: 15 TALENTEN NADER BEKEKEN 103

Vijftien talenten nader bekeken
Het voeren van een talentengesprek 107
125 TALENTEN WAKKER MAKEN DOOR INTRINSIEKE MOTIVATIE TE PRIKKELEN
DE SLAG
ONTDEK HET LESMATERIAAL
SNELTEST
EINDNOTEN
127 AAN
MET TALENT OP JOUW SCHOOL?
130
134

EEN HART VOOR ONDERWIJS

Ik kom uit een onderwijsnest, zoals men dat zegt. Mijn moeder was lerares in het basisonderwijs. Mijn vader leraar lichamelijke opvoeding. Eén van mijn ooms was leraar automechanica. Een andere oom directeur van een vakschool. Een tante lerares Frans in een middelbare school.

Zelf studeerde ik in 1992 af als master in de pedagogische wetenschappen. Eerst ging ik aan de slag in het bedrijfsleven. Vervolgens als zelfstandig adviseur. Maar mijn hart klopte almaar harder als het over onderwijs ging. En dus was ik jarenlang voorzitter van de ouderraad op de school van onze kinderen. En raakte ik gebeten door inzichten uit de positieve psychologie, tijdens veel van mijn bezoeken aan de Verenigde Staten.

De laatste jaren spendeer ik niet minder dan de helft van mijn tijd in het onderwijs. Ik heb voor tienduizenden leraren mogen spreken. Ik ben op honderden scholen langs geweest, kriskras door Vlaanderen en Nederland. En daar heb ik vooral enthousiasme gevoeld van leraren voor kinderen en jongeren.

Hun job is niet makkelijk. Hun job steekt vol weerbarstige uitdagingen. Maar ik kon het steeds weer vaststellen, met mijn eigen ogen, hoe heel veel leraren en professionals elke dag opnieuw het beste van zichzelf geven. Hun talenten daadwerkelijk aanboren terwijl ze hun job invullen. En zo besefte ik dat het tijd was om een waarderende benadering te kiezen in het kijken naar de rol van de leraar. Om vervolgens nog meer waarderend naar kinderen te kunnen kijken.

7 DEEL 1 ELKE LERAAR LATEN SCHITTEREN

SAMEN SCHOOL MAKEN

Onze kinderen gingen naar basisschool de Sterrespits, waar mijn schoonmoeder Huguette directeur was. Tom was de leraar van de oudste kinderen. Meester Tom had het altijd over ‘samen school maken’.1 Iets wat we als ouders ten volle geloofden, omdat het in die school ook echt zo was. Het was zichtbaar in het team van de school. Als ouders droegen we er ook aan bij, op verschillende manieren. Ik draag dit boek dan ook op aan wijlen meester Tom Morel.

Evident was die gedachte echter niet. Destijds, op het einde van de vorige eeuw, was Peter Senge een van de belangrijkste auteurs op het vlak van organisatieverandering. Hij maakte furore in het bedrijfsleven met zijn boeken over een ‘lerende organisatie’2 (een organisatie waarbij leren en werken in elkaar doorlopen).

In dezelfde periode schreef hij ook een boek over ‘lerende scholen’3. En volgende vaststelling van hem is bij mij altijd blijven hangen: hij beschrijft het ‘genoom’ van het onderwijs. Een genoom is de volledige set van instructies van een organisme, die de kern ervan bepaalt. En in het genoom van het onderwijs staat volgens Senge ingeschreven dat onderwijs verstrekken in de kern een individuele activiteit is. Het gaat over de individuele interactie tussen de leraar en een klas. Waarbij een klas meestal door vier wanden afgescheiden is van een andere klas. Wat je dan in die klas doet, is doorgaans niet zichtbaar voor anderen.

Heel veel van de inrichting van het onderwijs is opgezet vanuit dat uitgangspunt. Je wordt opgeleid in de lerarenopleiding, zoekt een baan in een school. En vervolgens krijg je een klas toegewezen. De deur gaat dicht en je kunt eraan beginnen. Natuurlijk, zo ga ik kort door de bocht. Ik hoor je al denken: bij ons wordt heel veel samengewerkt. Maar het genoom van het onderwijs verschilt echt wel van dat van andere beroepen. Neem nu de spoedafdeling van een ziekenhuis. Daar gaat het er helemaal anders aan toe. De mensen die de alarmcentrale bemannen. De chauffeur en ambulancier, soms vergezeld door een voertuig van de mobiele urgentiegroep (MUG). Dan de eerste diagnose op de spoedafdeling en de triage door de urgentieartsen, verplegers en artsen van alle mogelijke disciplines in een ziekenhuis. Om te kunnen doen wat ze moeten doen, dienen ze intens samen te werken en op elkaar ingespeeld te zijn. En zo gaat het ook bij de brandweer en de politie. Maar ook dichter bij het onderwijs, in de jeugdzorg, wordt er telkens een team rond een cliënt of jongere opgezet.

8 MIJN SCHOOL KIEST VOOR MIJN TALENT

Maar dan nog. Dan nog misschien denk je dat het in jouw school toch even anders is. Dat jullie aan co-teaching doen. Dat er heel veel overleg is. Met de schoolleider of directeur, met de intern begeleider of zorgcoördinator, met externe partijen. Maar de structuren, de lonen, de uurroosters, en heel veel andere aspecten in het onderwijs zijn bedacht en ingevoerd vanuit de logica ‘ik en mijn klas’.

Een bijkomend gevolg hiervan is dat een leraar extra activiteiten met het hele team heel vaak als ‘erbovenop’ beschouwt: ‘We hebben het al zo druk en dan moet dit ook nog?’ Een teambijeenkomst, een studiedag … Ik vraag er soms naar, wanneer ik op woensdagnamiddag opleiding geef aan de leraren, van 13.30 uur tot 16.30 uur. ‘Wie van jullie denkt nu: moeten we dit er ook nog bij doen? Het is al zo druk.’ Velen herkennen dan dat gevoel. En als die opleiding dan goed meevalt, zie je nadien uiteraard alleen maar blije gezichten. Maar ook intervisie, gevalsbesprekingen en alle mogelijke andere overlegvormen ervaren leraren als iets wat extra druk op de schouders legt, terwijl het op zich allemaal activiteiten zijn die het de professional makkelijker zouden moeten maken om het werk in de klas beter te doen. Hoe komt het dat ze activiteiten die erop gericht zijn hen te ondersteunen in hun werk, als overlast beschouwen?

Net daarom wil ik in dit boek verkennen hoe ‘samen school maken’ nog een stuk meer realiteit kan worden. Hoe je een school nog veel meer kunt organiseren op een manier waarbij eenieders talent tot het geheel bijdraagt. Hoe elke leraar nog meer kan schitteren én daarmee tegelijk ook de school mee kan doen schitteren. Om zo ook het beste uit (het talent van) elk kind te halen.

Peter Drucker wordt wel eens ‘de vader van het moderne management’ genoemd. Een van zijn quotes wordt het uitgangspunt van dit boek: ‘The task of leadership is to create an alignment of strengths in ways that make weaknesses irrelevant.’ Vrij vertaald naar het onderwijs betekent dat: het is de uitdaging van elke school om de talenten en sterktes van eenieder betrokken bij de school zo op elkaar af te stemmen dat tekorten en zwaktes uiteindelijk irrelevant worden of alleszins als irrelevant beschouwd worden.

Samen school maken, is dat stoppen met lesgeven tussen de vier muren van een klas? Helemaal niet. Daarvoor ga ik in dit boek niet pleiten. Heel veel leraren kiezen voor een job in het onderwijs net wegens die autonomie. Op je eigen ma-

9 DEEL 1 ELKE LERAAR LATEN SCHITTEREN

nier en vanuit je eigen professionaliteit je eigen en unieke manier van leraar zijn vorm mogen geven. Die autonomie staat dus voorop. Maar die autonomie heeft een aantal gevolgen die net om meer ‘samen’ vragen:

» Je kunt je als leraar namelijk soms eenzaam en onbekwaam voelen, als het niet lukt om iets aan kinderen over te brengen of als je worstelt met het gedrag van sommige kinderen of een groepsdynamiek in de klas.

» Je kunt soms de behoefte hebben om te sparren. Of om af te kijken van een collega waarvan je weet dat die heel veel ervaring heeft met een bepaalde aanpak.

» Je hebt wellicht vanuit je expertise succesvolle praktijken ontwikkeld, waarvan het zonde zou zijn als collega’s er niet van zouden kunnen leren.

Daar gaat dit boek over. Hoe je de autonomie die eigen is aan de rol van leraar ten volle ruimte kunt geven én tegelijkertijd op het collectief schitteren kunt inzetten. Op zo’n wijze dat het ten goede komt aan de kinderen, ouders, leraren en hele schoolgemeenschap.

ELKE LERAAR LATEN SCHITTEREN, ELK KIND LATEN SCHITTEREN

Het boek dat je nu leest, bestaat uit twee delen.

In het eerste deel neem ik je mee in een manier om nog veel meer de kracht van het team in de school te benutten. Door elke leraar te laten schitteren vanuit zijn of haar talent. In een van de elf rollen die het allerbeste bij hem of haar passen. Voor elke rol onderzoeken we dan ook hoe je daarbij maximaal vanuit je talent kunt werken. Opdat je als leraar schittert, daar tegelijk erg gelukkig wordt én ook de school collectief in al die rollen uitblinkt. Een ambitie die ze mag hebben én waarmaken.

Een leraar die gelukkig is, maakt ook kinderen gelukkig. In het tweede deel van dit boek staan dan ook de talenten van die kinderen centraal. Waarom het zo belangrijk is om talenten te zien en te ontwikkelen. En hoe je praktisch en dagelijks aan de slag kunt gaan met talenten in de klas.

10 MIJN SCHOOL KIEST VOOR MIJN TALENT

Corine over juf Mandy:

‘Mijn collega Mandy begroet ’s ochtends steevast ieder kind, als het op school toekomt. Met een complimentje of de boodschap dat het zo fijn is dat je er weer bent. Ze straalt veel rust uit. Een echte rots in de branding. En als een leerling (erg) boos is, zegt juf Mandy rustig en duidelijk dat dat oké is. Dat je boos mág zijn. Terwijl ze dan al even rustig vertelt wat ze van het kind verwacht. Zo kalmeren de kinderen veel sneller. En de volgende dag staat juf Mandy weer klaar, met een vriendelijk woord en oprechte belangstelling.’

In de aanloop naar dit boek hebben we een brede bevraging uitgestuurd met als vraag ‘welke leraar in het primair onderwijs of basisonderwijs heeft voor jou echt het verschil gemaakt?’. We kregen er honderden reacties op. Een aantal van die getuigenissen vind je terug op deze gekleurde pagina’s kriskras door het boek.

ELKE LERAAR

schitteren laten

Een andere blik op leraar-zijn

13 DEEL 1 ELKE LERAAR LATEN SCHITTEREN DEEL
1

SAMEN SCHOOL MAKEN: DE 11 ROLLEN VAN DE LERAAR IN HET BASISONDERWIJS

In het begin van dit boek sprak ik over het genoom van het onderwijs, dat bestaat uit de individuele interactie tussen de leraar en de klas. Het denken in termen van functies en competenties past zeer goed bij dat genoom. Samen school maken vraagt echter een andere manier van denken. En het loslaten van dat individuele perspectief. Maar daar is heel wat voor nodig. Ik neem je stap per stap mee door het proces:

» Wat zijn je talenten als leraar?

» Hoe worden die talenten bij jou zichtbaar in ‘talent in actie’?

» Wat is het verschil tussen talenten en competenties?

» Wat zijn de gevaren als je alleen maar denkt vanuit competenties?

» Hoe kan het denken vanuit output of tastbare resultaten helpen om de stap te maken van het individu naar het team?

» Wat is er nodig om, wanneer je vanuit tastbare resultaten denkt, de stap te zetten naar rollen?

» Wat zijn dan die elf rollen van de leraar in het basisonderwijs?

Denken vanuit talent

Laat ons beginnen met de definitie van talent. Veel mensen denken dat talent gaat over het uitblinken in een bepaalde activiteit. Ergens de beste in zijn of excelleren, zoals een topkok, een topmusicus of een topleraar. Het is de maatschappelijke definitie van talent. Als je op de radio, op tv of in de krant het woord ‘talent’ ziet, hoort of leest, gaat het meestal daarover. Over iemand die ergens uitzonderlijk goed in is. Dat noemen we een ‘exclusieve’ visie op talent. Een visie die ervan uitgaat dat alleen een zeer kleine groep mensen zich een talent mag noemen. Zo stelde de onderwijspsycholoog Gagné dat alleen de 10% besten in een bepaald vakdomein zichzelf een talent mogen noemen.

15 DEEL 1 ELKE LERAAR LATEN SCHITTEREN

Tegenover zo’n exclusieve visie op talent staat een inclusieve visie op talent. Die gaat ervan uit dat elk kind met talent geboren wordt. Als de minister van Onderwijs zegt dat ‘we elk talent moeten ontwikkelen’, dan heeft hij het werkelijk over elk kind. Het probleem is alleen: zowel in de wetenschap als in de media wordt het woord talent in die dubbele betekenis door elkaar gehanteerd en dat zorgt voor verwarring. Met andere woorden: als je het woord talent hanteert, is het belangrijk om uit te leggen wat je er precies mee bedoelt.

Mijn definitie van talent sluit aan bij de inclusieve visie. Voor mij gaat talent niet over het uitblinken in een bepaalde activiteit, maar over wat zo’n activiteit met jou doet.

Mijn definitie van talent bestaat uit vier onderdelen.

Ten eerste: talent gaat over elke activiteit in jouw leven die voor jou compleet moeiteloos gaat. En die jou voldoening oplevert. Als je dan vervolgens woorden vindt om uit te drukken wat die voldoening is voor jou, kom je in de buurt van je talent. Nu, dat talent beoefenen gaat natuurlijk niet altijd zonder moeite. Soms lukt het zelfs helemaal niet. En het is ook niet omdat het moeiteloos gaat, dat je er niet moe van wordt. Je wordt er gegarandeerd wel moe van. Maar het gaat over activiteiten die je het gevoel geven dat alles vloeit en stroomt terwijl je bezig bent.

Ten tweede: talent gaat over activiteiten die maken dat de tijd vliegt. En voor de tijd die vliegt bestaat er een wetenschappelijk woord, met name ‘flow’. Flow is een concept van psycholoog Mihály Csíkszentmihályi. Het beschrijft een zowel mentale als fysieke toestand die we bijna allemaal kennen. Namelijk dat je zo opgaat in een bepaalde activiteit dat je de tijd compleet uit het oog verliest. Je bent in de tuin aan het werken, aan het koken, in gesprek met je beste vrienden, aan het lesgeven, een kind aan het coachen, in gesprek met een ouder … Iedereen belandt door iets anders in die flow. Maar elke vezel in je lichaam is betrokken op de situatie. Het is alsof je zelfbewustzijn met de situatie versmelt. Tot je op een bepaald moment op je uurwerk (of smartphone) kijkt en vaststelt: ‘De tijd is gevlogen.’ Je gaat neerzitten op een stoel en beseft pas dan dat je moe bent. Dat is flow.

16 MIJN SCHOOL KIEST VOOR MIJN TALENT

Ten derde: talent gaat over activiteiten die je batterijen opladen. Er is een vreemde wetmatigheid als het gaat over talent. Als je overdag vanuit je talent hebt kunnen werken en de tijd gevlogen is, ben je ’s avonds uiteraard moe. Want van hard werken word je nu eenmaal moe. Maar tegelijkertijd heb je zin of goesting om er de volgende dag weer tegenaan te gaan. Van je talent word je fysiek moe, maar mentaal ontwikkel je een hoeveelheid toekomstgerichte energie. En die toekomstgerichte energie vergelijk ik steeds vaker met hernieuwbare energie. Het ‘aanboren’ van je talenten vergelijk ik dan weer meer met het aanboren van een duurzame energiebron. Want op een dag dat je vanuit je talent kunt werken, produceer je meer mentale energie dan dat je die dag nodig hebt. Waardoor je een stukje van die energie weer meeneemt naar de volgende dag.

Laten we dit even concreet maken. Wie weet, vliegt de tijd bij jou als je in de tuin werkt. Of als je kookt. Dan zul je vaststellen dat de activiteit zelf al positieve emoties opwekt. De activiteit op zich is al belonend. En als je dan ’s avonds het resultaat ziet, of complimenten krijgt van mensen die de tuin mooi vinden of het eten lekker, dan ontstaan er nog eens positieve emoties: de voldoening over het resultaat, de effecten van datgene wat je hebt bereikt en/of van de complimenten en waardering van anderen. Twee keer positieve emoties dus: vanuit de activiteit én vanuit het resultaat. Die positieve emoties vormen de basis van de mentale energie die je meeneemt naar de volgende dag. Waarop ze die volgende dag een dubbel effect hebben. Het zorgt er namelijk voor dat je moeilijke opdrachten beter aankunt. En als je dan veel van dit soort succeservaringen opstapelt, bouw je aan veerkracht en weerbaarheid. Maar daarover meer later in dit boek.

Ten vierde: talent gaat over activiteiten die maken dat je 100% authentiek jezelf kunt zijn. Dat vraagt een woordje uitleg. Je kunt je namelijk op twee manieren verhouden tot de tijd. Ofwel ben je je voortdurend bewust van de tijd. Je staat in de file, je strest, en dus gaat de klok in je auto veel te snel. Of je zit in de wachtkamer bij de dokter, je bent je aan het vervelen en dan gaat de klok tergend traag. In ieder geval ben je je voortdurend bewust van de tijd. Bij een tweede manier voel je de tijd niet. Je zou kunnen zeggen dat je dan tijd ‘bent’. Net zoals wanneer je in een luchtballon de wind niet voelt, omdat je je beweegt met de snelheid van die wind, voel je ook de tijd niet, omdat je in de tijd zit. Elk uur dat de tijd de voorbije week vloog, was je dus je authentieke zelf. Je was je niet aan het vervelen, je was niet aan het stressen. Je vroeg je niet af: mag ik dat wel doen? Mag ik dat wel

17 DEEL 1 ELKE LERAAR LATEN SCHITTEREN

zeggen? Nee, je deed gewoon je ding. En dan zet je van nature en spontaan alles wat je in je hebt in een bepaalde situatie in. Vooral ook je talent. Zonder daarbij stil te staan.

Ik droom van scholen waar de tijd vliegt voor leraren. Niet elk uur van dag. En misschien niet elke dag van de week. Maar toch behoorlijk veel. Want dan weet je dat de kans groot is dat je vanuit je talent kunt werken. Dat het snel weer avond wordt. Dat je vaak zin zult hebben om er de volgende dag weer tegenaan te gaan. Dat je de volgende dag moeilijke situaties een stuk beter zult kunnen aanpakken. En dat je bouwt aan veerkracht en weerbaarheid voor de toekomst.

18 MIJN SCHOOL KIEST VOOR MIJN TALENT

Piet over meester Jean:

‘Ondertussen weet ik dat meester Jean een mooie combinatie van kwaliteiten bood, die hij onverbloemd kon inzetten om zijn missie waar te maken. Wat hij deed, vertrok van binnenuit. Hij gaf met passie les en wij mochten dat voelen. Zijn werk gaf hem energie. Vertrouwen én autonomie geven, leerlingen zich competent laten voelen én verbinden—later zou ik het nog in vele publicaties tegenkomen, als dé fundamenten van succesvol lesgeven.’

Al lange tijd vooraleer ik dit boek begon te schrijven, hebben we een referentiekader gemaakt met enkele tientallen talenten die er allemaal toe kunnen leiden dat activiteiten moeiteloos gaan, dat de tijd vliegt, dat je je batterijen oplaadt en dat je helemaal jezelf kunt zijn. Hoe dit er dan kan uitzien op school? Wel, bijvoorbeeld zo …

Bij Helena vliegt de tijd als ze lesgeeft over wetenschappen. Als ze bijvoorbeeld uitlegt hoe vloeistof verdampt of weer tot vloeistof condenseert. En als ze dan ziet dat kinderen het helemaal begrijpen. Helena heeft dan ook het talent ontrafelaar. Ze haalt er voldoening uit een structuur te ontdekken in wat complex is. En om iets wat ingewikkeld is, op een heldere manier uit te leggen aan anderen.

Bij Henk vliegt de tijd dan weer als hij in de loop van de ochtend ziet hoe alle kinderen aan het werk zijn. Wanneer er een fijne werksfeer in de klas hangt. En als hij erin slaagt om elk kind voor de leertaken te motiveren. Henk heeft namelijk het talent groeimotor. Hij houdt ervan als het hem lukt groei, energie, ontwikkeling los te maken bij een kind of klas. Daar wil hij dan ook almaar beter in worden.

Bij Janne vliegt de tijd als ze in gesprek gaat met ouders. Naar hun bekommernissen luistert. En toch duidelijk en realistisch praat over hoe ze hun dochter in de klas bezig ziet. Om dan op het gepaste moment de goeie woorden te vinden, waarmee ze een nieuw perspectief schept. Met dankbare ouders op het einde van het gesprek. Janne heeft het talent vertrouweling. Op de een of andere manier vertellen mensen haar steeds meer dan wat ze vooraf van plan waren. Janne luistert dan, waarbij het verhaal helemaal tot leven komt in haar.

20 MIJN SCHOOL KIEST VOOR MIJN TALENT

Denken in termen van ‘talent in actie’

Nu, het is niet omdat Helena, Henke en Janne een talent hebben dat het zomaar zichtbaar wordt voor de buitenwereld. Het wordt zichtbaar om twee redenen:

» Omdat ze alle drie in het onderwijs een omgeving of context hebben gevonden die aansluit bij hun drijfveren en intrinsieke motivatie.

» Omdat ze hard gewerkt hebben, in de lerarenopleiding, maar ook in de school en voor de klas om de nodige kennis, vaardigheden en het gedrag te verwerven waarmee ze hun talent kunnen laten zien.

Dat noemen we ‘talent in actie’: talent + gedrag + context

Helena’s talent ontrafelaar wordt een talent in actie als ze lesgeeft over vloeistoffen en gas. Het talent van Henk wordt talent in actie als hij erin slaagt de klas collectief in een werk- en leerstand te krijgen. Jannes talent wordt talent in actie wanneer ze een gesprek voert met de ouders.

Er zijn dus twee redenen waarom een bepaald onderdeel van het vak als leraar je beter afgaat: ten eerste omdat het aansluit bij je talenten en omdat je van nature aanleg hebt om daar beter in te zijn. En ten tweede omdat jouw drijfveren en intrinsieke motivatie veel meer gericht zijn op dat onderdeel van je beroep als leraar. Je blinkt dus uit in bepaalde contexten, omdat je gedrag hebt ontwikkeld bij je talenten dat maakt dat je in die omgeving gaat uitblinken. Op een manier dat het zichtbaar is voor de omgeving. Voor je collega’s. Voor de kinderen. Voor de ouders. En voor jezelf, omdat je op die momenten de grootste voldoening ervaart uit je job. Op een manier dat je er oprecht gelukkig van kunt worden.

Welke talenten je hebt, is deels het gevolg van natuurlijke aanleg, van de omgeving waarin je bent opgegroeid, de contexten waarin je hebt gefunctioneerd. En van de dingen die je zijn overkomen in het leven. Prettige en minder prettige ervaringen.

Hoe die talenten dan maken dat je in het onderwijs bent terechtgekomen, komt voort uit je drijfveren en je intrinsieke motivatie. Die zijn ook ontstaan doorheen je levensloop. Voor veel mensen in het onderwijs is die intrinsieke motivatie het gevolg van minder goede ervaringen in de eigen onderwijstijd (en de motivatie

21 DEEL 1 ELKE LERAAR LATEN SCHITTEREN

om het zelf anders en beter te willen doen, vaak met veel verbetenheid). Maar voor minstens zoveel leraren zijn die drijfveren en intrinsieke motivatie net door goeie ervaringen met een leraar ontstaan.

Dit zegt juf Ann over juf Hilde: ‘Ze kon fantastische verhalen vertellen over haar jeugd. Elke woensdag keken we uit naar een nieuw verhaal. Ook deed ze regelmatig knutselactiviteiten, wat ik ongelooflijk graag deed. Ze had een luisterend oor en ik voelde me altijd heel erg op mijn gemak bij haar. En hoewel ik niet echt een sterke leerling was, heb ik bij haar nooit het gevoel gehad dat ik niet meekon. Ondertussen sta ik zelf al twintig jaar voor de klas en probeer ik ook die warme, lieve juf te zijn, bij wie iedereen welkom is. Geen knuffel is te veel.’

Dit zegt juf Goedele over juf Marie-Paule: ‘Toen ik tien jaar was, kreeg ik moeite met wiskunde. Ik dacht al snel dat ik het niet kon en dat ik dus niet in de toets zou slagen. Juffrouw Marie-Paule moedigde me echter aan en zei dat ik moest denken dat ik het wel kon. Zij geloofde in mijn kunnen. De jaren daarna dacht ik daar vaak aan terug, als ik moeite had met wiskunde of iets anders. Haar boodschap geef ik nu ook door aan mijn eigen kinderen en leerlingen op school.’

22 MIJN SCHOOL KIEST VOOR MIJN TALENT

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.