jouk j e akveld dj enné fil a
![]()
Over heilige koeien, ruimteapen en de roep van de kakapo
‘Lie e, waar ben je? Ik bouwde een nest voor jou, mij en ons ei. Kom je kijken? Kom je hier?’
Geen antwoord. De bomen mummelen. De regen ruist. En het boemt. Het boemt om me heen. De ene buurman. De andere buurman. De buurmannen van mijn buurmannen. Allemaal roepen ze hun lie e, maar haar hoor ik niet. Gee niet. Komt wel. Ik heb geduld. Vorig jaar bouwde ik een nest en bleef het ook stil. Je moet net geluk hebben. Ze moet in de buurt zijn. De rimu moet bloeien. En ze moet er zin in hebben. Hee ze geen zin, dan komt ze niet. Logisch. Wacht ik gewoon nog een jaar. Ik heb geen haast. Er komen nog jaren genoeg. Mam zegt dat een opa in onze familie bijna honderd is. Niet haar opa, maar de opa van mijn opa’s opa. Of zijn opa, of… Stop! Stop, kop. Te veel opa’s.
Ze zeggen dat er eentje bij was die kon vliegen. Stel je voor, een kakapo die vliegt als de langstaartkoël. Waarom zou hij dat hebben gedaan? Dat vraag ik me weleens af hier in mijn nest op de grond. Op de grond, ja. Hoezo een nest in een boom als het ook beneden kan? Een boom is gedoe. Ik zie het aan de boeboekuil en de geelvoorhoofdkakariki. Alles moet de lucht in, alles moet omhoog. Ik word al moe als ik ernaar kijk. Nee, hier op de grond is precies goed.
Weet je wat, ik probeer het nog een keer. Boem. Boem. Boem.
‘Luister je, lie e? Ons nest is heel knus. Kom maar kijken. Kom maar hier.’ Niets. Alleen de regen. En het bos. Soms zwiept het, soms spookt het. Krassende takken, knarsende stammen. Niet vandaag. Vandaag slechts gemompel. Kleine geluidjes. De vogels, de waterval. Hé, wat was dat? Was dat mijn lie e, was dat haar? Ik dacht dat ik iets hoorde. Ik stel me weleens voor hoe het is als ze komt. Misschien is ze moe. Een kakapo-roep draagt ver. Mam liep twintig kilometer toen pap haar riep. Dat is een eind, hoor. Onze poten zijn kort. Wij gaan stap voor stap. Waggelen, noemt de langstaartkoël het, maar die moet zijn snavel houden met zijn dorbruine lijf. Mijn lie e zal mooi zijn. Moe, maar mooi. Groengeel als ik. Maar zachter. Fijner. Lief. Nu weet ik zeker dat ik iets hoorde. Het was hier vlakbij, op de grond. ‘Lie e, ben jij dat? Hier ben ik. Hier!’ Boem. Boem. Boem.
Huh, wat is dat? Wat schuilt er achter die struik? Die spiedende blik, zo kijkt mijn lie e toch niet? En die zwiepende staart… Een zwiepende staart? ‘Maar jij bent mijn lie e helemaal niet! Ga weg. Ga weg, raar beest. Dit is mijn nest, het is voor mijn… Au! Waarom deed je dat? Dat doet pijn! Stop, hou op. Hou op, zeg ik toch. Au, au, au! Niet doe–’
het dier als overlever 80 miljoen jaar geleden brak er een stuk van het supercontinent Gondwana, dat we nu Nieuw-Zeeland noemen. Het land bestaat uit twee grote en een aantal kleinere eilanden en lange tijd leefden er voornamelijk vogels. Het enige zoogdier was de vleermuis – alleen wie vleugels had, kon Nieuw-Zeeland bereiken.
De geïsoleerde ligging zorgde ervoor dat de vogels geen natuurlijke vijanden hadden. Als ze op de grond landden voor een wurmpje of een besje hoefden ze niet over hun schouder te kijken of er gevaar loerde, want er was geen gevaar. De lucht als vluchtroute was overbodig geworden en zoals dat gaat in de natuur: wat niet meer nodig is, verdwijnt. Veel vogels verloren in de loop der tijd het vermogen om te vliegen. Een van die vogels was de kakapo, de zwaarste papegaai ter wereld. Het is een nachtdier en zijn lokroep klinkt als een diep boemboemboem. Ooit leefden er honderdduizenden in de Nieuw-Zeelandse bossen.
Als een dier geen natuurlijke vijanden heeft kan zijn aantal snel toenemen, maar ook daar heeft de natuur wat op bedacht. De kakapo plant zich langzaam voort. Héél langzaam. Slechts eens in de twee tot vier jaar wil het vrouwtje paren, en dan alleen nog als de rimuboom vruchten draagt. Dat is belangrijk voedsel voor het kuiken, waarvan het koppel er maar één per keer krijgt.
Het trage voortplantingsproces werkte prima tot er zo’n 750 jaar geleden een tweede zoogdier in Nieuw-Zeeland arriveerde: de mens. Ze kwamen met bootjes uit Polynesië
en bleven voorgoed. Later arriveerden de Europeanen met in hun kielzog honden, katten, ratten, fretten en hermelijnen. Plotseling moesten de argeloze grondvogels rennen voor hun leven. Alleen, dat deed de kakapo niet. Dat er gevaar bestond, kwam niet in hem op. Voor het voortbestaan van de kakapo was het beter geweest als de natuur zijn argeloosheid had verruild voor wat meer vechtlust. Maar helaas, de natuur voert haar veranderingen maar langzaam door. Terwijl de roofdieren in NieuwZeeland er van de ene op de andere dag waren. Tegen de tijd dat de kakapo in staat zou zijn zich te verdedigen, zou hij allang zijn uitgestorven. Dat hij toch nog bestaat, is te danken aan het kakapoproject van de Nieuw-Zeelandse regering. Zo’n veertig jaar geleden werd het handjevol overgebleven vogels verplaatst naar een paar kleine eilanden voor de kust. Die waren van tevoren ontdaan van alle roofdieren. Vogelbeschermers houden nu nauwkeurig bij hoeveel kakapo’s er zijn. De teller staat net boven de tweehonderd.
Zo’n 250 miljoen jaar geleden bestond de wereld uit één supercontinent: Pangea. Die enorme landmassa brak op een gegeven moment in tweeën. Op het noordelijk halfrond lag Laurazië, op het zuidelijk halfrond Gondwana. Ook die supercontinenten braken na verloop van tijd in stukken uiteen. Gondwana splitste op in Afrika, India, Madagaskar, Zuid-Amerika, Antarctica, Australië en NieuwZeeland. Op al die plekken ging de natuur haar gang. Als er geen landbruggen waren, zoals bij de eilanden Madagaskar, Australië en Nieuw-Zeeland, ontwikkelden zich planten en dieren die nergens anders op de wereld voorkwamen.
Toen de mens de oceanen ging bevaren, bleek hoe wankel het evenwicht in die eilandecosystemen was. De avontuurlijke zeevaarders brachten ziektes en roofdieren mee, waardoor veel van de oorspronkelijke planten en dieren uitstierven.
W e gingen met z’n allen, echt met z’n allen. Nog nooit had ik zoveel van ons bij elkaar gezien. Nou ben ik een kip en kippen houden van gezelligheid. Zet ons in ons eentje in een ren en we krijgen de zenuwen. Een kip alleen is niets gedaan. Wij willen vriendinnen om ons heen en van tijd tot tijd een knappe haan. Daar worden we rustig van en leggen we mooie eieren door. Maar die dag dat de truck kwam, sloeg mijn kippenbrein op tilt. We waren met zoveel dat ik stopte met tellen. Eigenlijk was ik nog een kuiken toen, net uit het dons. De anderen waren even oud. Niemand van ons snapte wat er gebeurde. De mensen wisten vast precies wat ze deden, maar wij voelden alleen paniek. Een kip houdt van regelmaat. Van eten op vaste tijden en met de schemering op stok. Die regelmaat viel pats boem weg. De truck waar we in gingen was donker en eng. Tot dat moment kende ik alleen de ren waarin ik uit het ei was gekropen, het erf waar ik was opgegroeid, de moestuin met jonge sla waar de boerin ons kjssst-kjssst-end uit verjaagde. Dat was mijn wereld. Hij was niet groot, maar voor een kippenkuiken was hij groot genoeg. De dag dat de truck kwam veranderde die wereld voorgoed. Hoelang de rit duurde weet ik niet. Zonder daglicht verliest een kip elk besef van tijd. Op een gegeven moment bereikten we onze bestemming. Daar werden we opgewacht door een boerin die Celia Steele hee e. Dat weet ik omdat ik de truckbestuurder hoorde zeggen: ‘Bent u Celia Steele? Graag hier tekenen voor ontvangst.’ De boerin slaakte een gil. ‘Wát?!’ riep ze. ‘Vij onderd kuikens? Ik had er maar vij ig besteld!’ Ik geloof dat er buiten de truck toen even net zoveel paniek was als binnen. Blijkbaar wisten de mensen toch niet altijd precies wat ze deden. Maar toen werd er een deal gesloten, dat denk ik tenminste, want we werden uitgeladen. Allemaal, geen kuiken bleef achter. Vanaf dat moment brak er een nieuwe fase in mijn leven aan. Het erf van Celia Steele heb ik niet meer gezien. Ik heb nooit meer de zon op mijn veren gevoeld en scharrelen was er niet meer bij. Eerst heb ik een tijdje in een doos gewoond met zwart-wi e strepen op de buitenkant. Zwart-wi e strepen, waarom? Ik heb geen idee. Later werden we naar een schuur verhuisd. Het was krap, maar het eten was goed –we groeiden als jonge sla. Ik denk dat ik nu zelfs groter ben dan mijn moeder, maar helemaal zeker weet ik het niet. Mijn moeder is hier een vage herinnering. Sinds we in de schuur wonen is de paniek voorbij. Onze kuikentijd ligt achter ons. We zijn nu allemaal kippen en hebben een nieuwe regelmaat gevonden. Een enkele keer denk ik aan hoe het vroeger was: de zon, het erf, de moestuin. Mijn leven is saaier geworden. Toch fladdert er de laatste tijd iets onrustigs onder mijn veren. Ik weet niet waarom, maar ik heb het gevoel dat er binnenkort iets gaat veranderen.
Honderd jaar geleden hielden Amerikanen kippen voor hun eieren. Er werd weleens een kip geslacht die van de leg was geraakt, maar als vlees stond kip niet hoog op het menu. Dat veranderde toen Celia Steele, een huisvrouw aan de oostkust van Amerika, op een dag per ongeluk vijfhonderd kuikens kreeg geleverd in plaats van de vijftig die ze had besteld. Celia stuurde de kuikens niet terug. Volgens sommige verhalen stopte ze ze in een oude doos waarin ooit een piano was vervoerd tot ze een grotere schuur had gebouwd. Celia had besloten de kuikens te fokken voor hun vlees. Ze voerde ze graan met vitaminen, waardoor ze extra snel groeiden. Toen ze volwassen waren, verkocht ze de kippen aan restaurants in de buurt. Het werd een succes. Celia besloot nieuwe kuikens te kopen en dit keer bestelde ze er duizend. Drie jaar later waren dat er tienduizend. Wat Celia Steele in 1923 door haar verkeerde levering per ongeluk had gedaan, was de basis leggen voor de bioindustrie. Ze had laten zien hoe je snel en goedkoop grote hoeveelheden kippenvlees kon produceren. Daarmee had ze de kippenhonger in haar land aangewakkerd. Die zou in de eeuw die volgde alleen maar groter worden. In tachtig jaar tijd zijn Amerikanen honderdvijftig keer meer kip gaan eten. En niet alleen Amerikanen lusten graag kip. Wereldwijd worden er 27 miljard kippen gehouden. Daarmee is de kip de meest voorkomende vogel op onze planeet.
In de bio-industrie worden zo veel mogelijk dieren zo e ciënt mogelijk geproduceerd om door ons te worden opgegeten. Dat betekent dat ze met een uitgekiend dieet zo snel mogelijk op hun slachtgewicht worden gebracht. Terwijl Celia Steele nog achttien weken nodig had om haar kuikens te laten groeien tot ongeveer een kilo, bereiken kippen tegenwoordig binnen zeven weken ruim het dubbele gewicht. Plofkippen noemen we zulke kippen ook wel: ze groeien zo snel dat ze haast niet meer op hun pootjes kunnen staan.
Een andere naam voor de bio-industrie is intensieve veehouderij. Er worden niet alleen kippen gefokt, maar ook koeien, varkens, kalkoenen, schapen en geiten. De dieren leven in megastallen, maar per dier is er weinig ruimte. De meeste komen nooit buiten.
Voorstanders zeggen dat vlees dankzij de bio-industrie goedkoper is geworden, waardoor het betaalbaar is voor iedereen. Tegenstanders zeggen dat de bioindustrie niet zozeer is bedoeld om mensen te voeden (we hebben helemaal niet zoveel vlees nodig, zeggen die mensen), maar om de eigenaren van die industrie rijk te maken. Als negatieve e ecten noemen ze ontbossing (om landbouwgrond vrij te maken voor het kweken van dierenvoedsel), milieuvervuiling en klimaatverandering (landbouwhuisdieren produceren door hun boeren, scheten en mest meer broeikasgassen dan alle auto’s, treinen, schepen en vliegtuigen bij elkaar). Daarnaast noemen de tegenstanders de slechte omstandigheden waaronder mensen in de bio-industrie moeten werken en dierenmishandeling op een schaal die in onze geschiedenis nooit eerder is voorgekomen.
Sommigen zeggen dat mijn leven net een film is. Dan zeg ik: laat dat ‘net’ maar weg. Of dacht je dat de orka in Free Willy uit de computer kwam? Nou, ik kwam uit mijn moeder. Je kunt het lezen in mijn cv. Elke filmster hee een cv, ik ook.
In 1977 werd de orka Keiko geboren in de oceaan bij IJsland niet ver van het dorp Reyðar örður.
Dat klopt niet helemaal, de naam Keiko kreeg ik pas later. Voor de meesten ben ik sowieso Willy. Zo gaat dat met roem, mensen verwarren je al gauw met je personage. Twee jaar later werd hij gevangen en verkocht aan een waterpark in Canada. Die dag was zwarter dan mijn rugvin. Mijn moeder, die elke minuut van mijn leven naast me had gezwommen, bleef achter bij de rest van mijn familie. Kan een orkahart breken?
Het mijne versplinterde toen ik uit de oceaan werd gevist. Ik belandde in een bassin waar ik kunstjes leerde. Er waren meer orka’s, maar die kende ik niet. En ze moesten me niet. In Canada ontdekte ik dat je ook alleen kunt zijn met anderen om je heen. In 1985 verhuisde Keiko naar Mexico City. Ik werd steeds groter, maar mijn bassin groeide niet mee. Drie slagen met mijn staart en ik was aan de overkant. Het water was lauw, de vissen smaakten naar niks. Ik werd ziek en mijn eenzaamheid zakte naar een nieuw dieptepunt. Behalve af en toe een dolfijn zag ik niemand. Ja, mensen. Publiek dat naar mijn kunstjes kwam kijken. Trainers die me vis voerden. En op een dag een regisseur. Hij zocht een orka voor zijn film, ik hoefde niet eens auditie te doen.
In 1991 begonnen de opnamen van Free Willy. Ik had het niet verwacht, maar ik vond acteren leuk. Plotseling had iedereen aandacht voor me. Het water in mijn bassin werd gekoeld en ik kreeg betere vis. Net toen ik aan de situatie begon te wennen, zwenkten de camera’s weer weg. Ik denk dat ik was doodgegaan in dat benauwde bassin in Mexico als er toen niets was veranderd. Ik voelde me lusteloos en slap. Maar er veranderde wel iets.
In 1996 werd Keiko overgebracht naar Oregon in Amerika.
De natuur gaf orka’s geen vleugels, toch vloog ik weer door de lucht. In Oregon kreeg ik een groot zwembad met heerlijk koel water. Opnieuw was ik alleen, maar achter de ruiten van mijn bassin vertoonden ze orkafilms. Ik heb daar heel wat keren Free Willy gekeken.
Op 9 september 1998 werd Keiko teruggevlogen naar de IJslandse baai waar hij ooit gevangen was.
En toen ging ik voor het laatst op reis. Ze lieten me los in een bassin dat geen bassin was. Er wiekten vogels boven mijn hoofd, er zwommen vissen om me heen. Het zoute water, de golven, de wind… Het duurde even voor mijn hoofd durfde te geloven wat mijn lichaam al wist: ik was thuis.
Mijn trainers zijn nog steeds in de buurt, maar ik mag zwemmen waar ik wil. Ik weet dat er andere orka’s zijn. Hun gezang klotst op de golven naar me toe. Is mijn moeder daar? Ergens vanbinnen voel ik hoe de splinters van mijn hart voorzichtig in elkaar schuiven.
het dier als wereldster Keiko was een orka die in 1979 werd gevangen in de oceaan rond IJsland. Via een waterpark in Canada belandde hij in Mexico, waar hij kunstjes moest doen voor publiek. Daar werd hij ontdekt door Warner Bros, dat op zoek was naar een orka voor zijn nieuwe film. Free Willy gaat over een orka in een pretpark die zijn vrijheid terugkrijgt. De film werd een megahit en bij Warner Bros regende het brieven van kinderen: hoe gaat het eigenlijk met de échte Willy, is die ook free? Nee, Keiko was niet vrij. Hij lag te verpieteren in zijn krappe bassin in Mexico City. Daar voelde de filmproducent zich schuldig over. Hadden dieren niet ook rechten, net als mensen? Er werd een inzamelingsactie gestart om Keiko te bevrijden. Heel veel kinderen leverden hun zakgeld in.
Keiko kreeg een kans die geen enkele orka in gevangenschap ooit had gekregen: hij mocht terug naar zee. Alleen ging dat niet zomaar. Door zijn jarenlange contact met mensen wist hij niet meer hoe hij in het wild moest leven.
Zijn trainers moesten het hem opnieuw leren. Dat deden ze eerst in een speciaal voor hem gebouwd bassin in Oregon.
Om Keiko te laten wennen aan andere orka’s vertoonden ze orkafilms op beeldschermen voor de ramen van zijn bassin. Daarna werd hij overgevlogen naar IJsland.
Keiko’s trainers begeleidden hem bij zijn nieuwe leven in de oceaan. Maar mensen zijn slechte orka’s. De enige die een orka écht orkagedrag kan aanleren, is een andere orka.
Keiko zocht zijn soortgenoten buiten de baai wel op, maar bleef op afstand. En aan het eind van de dag keerde hij altijd terug naar zijn trainers voor een portie vis. Misschien was het anders gelopen als hij zijn moeder had teruggevonden. Nu zocht Keiko veiligheid bij degenen die hij het beste kende: mensen.
In 2002 volgde Keiko een groep wilde orka’s dwars door de oceaan naar Noorwegen. Hij kwam veilig aan, maar ook in de Noorse fjord ging hij op zoek naar mensenbootjes. Zijn trainers vlogen hem achterna en voerden hem vis. Keiko was terug in het wild, maar een wilde orka was hij niet.
En toen kwam die dag in december 2003 dat Keiko niet meer wilde eten. Twee dagen later, op 12 december, overleed hij aan een longontsteking.
Sinds Keiko’s terugkeer naar IJsland zijn daar geen orka’s meer uit de oceaan gevist om kunstjes te vertonen voor publiek. Dat is Keiko’s belangrijke erfenis aan zijn soort. Toch hebben veel mensen kritiek op zijn bevrijding. Ze zeggen dat de miljoenen die zijn uitgegeven voor het redden van één orka beter hadden kunnen worden besteed aan het beschermen van de hele soort.
Mogen we dieren voor ons laten werken? Mogen we ze gebruiken in circussen, kinderboerderijen en waterparken, zoals Keiko? Mogen we ze doden voor voedsel, kleding, schoenen en medicijnproeven? Mogen we ze inzetten voor de wetenschap? Of hebben dieren ook rechten en zouden er wetten moeten zijn die ze beschermen?
De beroemde hindoe Mahatma Gandhi zei: ‘De mate van beschaving van een samenleving valt af te meten aan de wijzewaarop ze omgaat met dieren.’ Daarmee bedoelde hij dat hoe beter mensen in een land voor hun dieren zorgen, hoe fatsoenlijker dat land is.
In veel landen zijn dieren voor de wet gelijk aan dingen waarmee je mag doen wat je wilt. Wetgevers in die landen zeggen dat dieren niet zomaar dezelfde rechten kunnen krijgen als mensen, omdat dieren niet als rechtspersoon kunnen optreden. Het is ingewikkeld, zeggen die wetgevers. Zouden een kwal en een chimpansee dezelfde rechten moeten krijgen? En als je een mug doodslaat, moet je dan voor de rechter verschijnen?
Toch vinden steeds meer mensen dat dierenrechten onderdeel moeten worden van de wet. Zo wil de Nederlandse Partij voor de Dieren een eind maken aan de uitbuiting van dieren door hun rechten op te nemen in de grondwet. In Duitsland gebeurde dat al in 2002. Andere landen die hoog scoren qua dierenrechten, zijn Oostenrijk, Nieuw-Zeeland en Zwitserland.
Gandhi had trouwens niet helemaal gelijk. Toen Adolf Hitler in Duitsland in 1933 aan de macht kwam, stelde hij een aantal dierenwetten in zoals niet eerder in de geschiedenis was vertoond. Honden mochten niet langer worden gebruikt voor de jacht, vee moest voortaan onder verdoving worden geslacht, kreeften mochten niet meer levend worden gekookt en ongeneeslijk zieke dieren moesten pijnloos worden afgemaakt. In 1934 vond in Berlijn de eerste internationale conferentie plaats voor dierenwelzijn. En in 1938 werd dierenbescherming een vak op scholen en universiteiten. Allemaal goed nieuws voor de dieren.
Een jaar later begon Hitler de Tweede Wereldoorlog die aan 80 miljoen mensen het leven zou kosten.
Voor Klaas, zonder wie dit boek er niet was geweest.
De auteur ontving voor het schrijven van dit boek een projectsubsidie van het Nederlands Le erenfonds. www.lannoo.com
Registreer u op onze website en we sturen u regelmatig een nieuwsbrief over nieuwe boeken en met interessante, exclusieve aanbiedingen.
© Uitgeverij Lannoo nv, Tielt, 2022
Tekst: Joukje Akveld (www.joukjeakveld.com) Illustraties: Djenné Fila (www.djenne.com) Vormgeving: Studio Lannoo (Mieke Verloigne) isbn 9789401486880 d/2022/45/480 nur 242, 248, 253
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch of op enige andere manier zonder voorafgaande schri elijke toestemming van de uitgever.