9789401484695

Page 1

VOORAF 9 1 KONING EN GRAAF 1 ◀▶ Sacre 18 2 ◀▶ Afbrokkelende façade 24 3 ◀▶ De jager 35 4 ◀▶ De plaatsbekleder 42 2 DE ENGELSE RIVAAL 5 ◀▶ De erfenis van Eleonore 50 6 ◀▶ Vendetta op zee � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 58 7 ◀▶ De muntvervalser � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 64 8 ◀▶ Naar Bordeaux � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 72 3 DE VEROVERING VAN VLAANDEREN 9 ◀▶ Slapende reuzen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 80 10 ◀▶ Oligarchie � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 87 11 ◀▶ Moord in Holland 94 12 ◀▶ Escalatie 101 13 ◀▶ De aanklacht 108 14 ◀▶ Om Gods zegen 115 INHOUD
15 ◀▶ Brandende dorpen � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 122 16 ◀▶ Revolte in Engeland � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 128 17 ◀▶ Mannen met rode rokken � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 135 18 ◀▶ Rome � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 142 19 ◀▶ Naar Rupelmonde 148 20 ◀▶ De ondergang 155 4 OPSTAND 21 ◀▶ Zenit 164 22 ◀▶ Ronde van Vlaanderen 170 23 ◀▶ Pieter de Coninc 176 24 ◀▶ Bloedbad 183 25 ◀▶ Mobilisatie 190 26 ◀▶ Rituelen 197 27 ◀▶ Slachting � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 203 5 KRACHTPROEF 28 ◀▶ Schokgolf � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 212 29 ◀▶ Crisis in Parijs � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 219 30 ◀▶ Intermezzo � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 225 31 ◀▶ Grote Nood � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 232 32 ◀▶ Heren van heel Vlaanderen 239 33 ◀▶ Zeeland 245 34 ◀▶ Alles of niets 253 35 ◀▶ Mons- en-Pévèle 260
6 KOUDE VREDE 36 ◀▶ Andermaal Rijsel � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � 268 37 ◀▶ Vrede in Athis 275 38 ◀▶ Nadien 282 NASCHRIFT - DE MYTHE 293 Stamboom 324 Chronologie 326 Voor wie meer wil (literatuur) 339 Beeldverantwoording 345 Beknopt register 346

VOORAF

De ‘Guldensporenslag’ van 11 juli 1302 aan de rand van Kortrijk blijft tot de verbeelding spreken. Af en toe laait daar nog eens een polemiek over op. Er is natuurlijk ook die feestdag die geen verlofdag is, behalve voor Vlaamse ambtenaren. En voor het overige een vage herinnering aan de geschiedenisles. Was dat niet die veldslag waar de Fransen een pak slaag kregen van de Vlamingen, de ridders te paard die verslagen werden door het gewone volk? En waar was dat ook weer? Hoe dan ook heel lang geleden. Te weinigen weten dat de anachronistische term ‘Guldensporenslag’ staat voor een cruciale en vooral fascinerende episode uit het verre verleden van de contreien waarin we leven. Met dat laatste bedoelen we heel West-Europa, eerder dan alleen Frankrijk of België of Vlaanderen. Het gaat, voor dit deel van het continent ten noorden van de Alpen, om het duidelijkste begin van een maatschappelijke ontwikkeling die nazindert tot op de dag van vandaag en die de westerse beschaving aan de wereld geschonken heeft: alle mensen, hoe nederig ook, hebben recht op respect, inspraak en medezeggenschap.

De Blijde Inkomst van Brabant in 1356, het Plakkaat van Verlatinghe van Willem van Oranje van 1581, de Engelse Glorious Revolution van 1689, de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van 1776 behoren alle tot dezelfde lijn: elke mens heeft recht op medezeggenschap, minstens over zijn of haar eigen lot. Daarnaast leverden de gebeurtenissen van 1302 een kleine bijdrage, na veel omwegen en andere toevalligheden, aan het doen ontstaan van de amper tweehonderd jaar oude staatkundige entiteiten waarbinnen we vandaag opereren: België, en Vlaanderen in zijn hedendaagse geografische vorm.

Het verhaal van de ‘Guldensporenslag’ zelf is ruim zevenhonderd jaar oud en beperkt zich niet tot 1302, maar strekt zich uit van 1286 tot 1304, met een langzaam vervagende uitloper. In essentie verloopt het groeiende conflict in de eerste hoofdstukken volgens de logica van het tijdperk,

9

diep in de feodale middeleeuwen. Maar dan gebeurt er iets totaal onverwachts, dat het ogenschijnlijk afgesloten verhaal weer compleet openbreekt. De chaos en de strijd die dat oplevert, zorgen voor een spannende plot, zonder happy end weliswaar. Bijna alle strijdende partijen gaan vele decennia van permanente schade en neergang tegemoet. Een Griekse tragedie zowaar.

In de hedendaagse geschiedschrijving domineert gelukkig het respect voor de chaos en het effect van toevalligheden. Historici vandaag mijden de deterministische schema’s die de geesten in het verleden zo vaak benevelden en tot dwaasheden aanspoorden. Bovenal is er door dat fresco van 1302 heen het parfum van de middeleeuwen: ogenschijnlijk veraf van ons, en met te weinig informatie om een menselijk verhaal te leveren. Maar in de praktijk veel herkenbaarder dan je zou vermoeden, en eigenlijk voor bepaalde aspecten uitermate goed te reconstrueren, zij het met altijd de nodige slagen om de arm bij de eigen hypotheses.

We hebben in onze weergave van het verhaal voor de brede aanloop gekozen, vanaf de troonsbestijging begin 1286 van de Franse koning Filips IV, beter bekend als Filips de Schone (Philippe le Bel). Alle historici zijn het erover eens dat dit aantreden van een nieuwe monarch een gamechanger was. En de nog altijd enigmatische persoonlijkheid van die vorst vereist dat we hem trachten te volgen vanaf zijn eerste daden als koning. Het verhaal meandert daardoor naar Engeland en de Engelse koning Edward I, met wie Filips het eerst in conflict komt.

Die laatste uitweiding leek ons noodzakelijk omdat het de Engelse koning is die finaal de graaf van Vlaanderen aanspoort tot de breuk met Parijs, en hem dan laat vallen. Waarna Vlaanderen plots de hoofdprooi wordt van koning Filips, die zijn Engelse collega meteen tracht om te turnen van doelwit tot bondgenoot, en daarvoor zelfs de hand van zijn zus en zijn dochter veil heeft. Al wat volgt, is niet te begrijpen zonder een evaluatie van die toch wel merkwaardige opeenvolging van gebeurtenissen en alliantiewisselingen. Vandaar dat Vlaanderen pas vanaf het negende van de 38 hoofdstukken in dit boek de hoofdscène van de gebeurtenissen wordt.

Er is sinds 2002, de laatste grote herdenking van de Slag bij Kortrijk van 11 juli 1302, weer veel nieuw onderzoek verricht, vooral in Frankrijk.

1302—HET JAAR VAN DE MYTHE ◀ 10

Door de heel bescheiden herdenking van de dood van koning Filips IV in 2014 werd zijn persoonlijkheid scherper gesteld, al zal het enigma wel nooit helemaal opgelost raken. Daarnaast heeft historicus Xavier Hélary het Franse ridderleger uit de middeleeuwen gereconstrueerd. Hij is ook de archieven van het graafschap Artois gaan uitpluizen. Hij distilleerde uit dat onderzoek onder meer een apart boekje over ‘Courtrai’. Franse historici zien die veldslag in 1302 inmiddels als een scharnierpunt in hun middeleeuwse geschiedenis.

Aan Belgische of Vlaamse zijde is er ook oogst. Het boek dat ik samen met professor Jan Frans Verbruggen eind 2001 publiceerde, verscheen voor de twee verzamelwerken die in 2002 uitkwamen, met Raoul Van Caenegem en Paul Trio als respectieve coördinatoren. Daar vielen ook nog wel nieuwe inzichten te rapen, over het Verdrag van Athis-surOrge onder meer, of over de verdeeldheid in de Vlaamse steden, die nog complexer was dan we al begonnen te vermoeden. Later zijn over dat laatste onderwerp nog goede studies verschenen.

Ruim twintig jaar geleden bracht uitgeverij Lannoo mij samen met Jan Frans Verbruggen. We waren beiden bezig met boeken naar aanleiding van de zevenhonderdste verjaardag van de Slag bij Kortrijk. Het resultaat was 1302. Opstand in Vlaanderen, dat ruime verspreiding vond. De intellectuele inbreng van Verbruggen in dat boek was uiteraard een veelvoud van de mijne. Zijn expertise over de opbouw van het Brugse leger bij Kortrijk en over het verloop van de veldslag daar en van die van Monsen-Pévèle blijft ook twintig jaar later het fundament van het hele verhaal. Hélary bijvoorbeeld bouwt daar heel sterk op, net zoals Britse historici vroeger al Verbruggen tot een absolute expert in militaire geschiedenis van de middeleeuwen hadden verheven. Ikzelf koester heel goede herinneringen aan de lange gesprekken en discussies over de uitwerking van het boek bij hem thuis aan de Franklin Rooseveltlaan in Vilvoorde. Professor Verbruggen overleed op 29 december 2013, enkele maanden na zijn echtgenote. Hij was toen 93 jaar oud.

Dit boek, dat nu voorligt, is mijn versie van het verhaal. Ik had me twintig jaar geleden al solide ingewerkt in het onderwerp, had een aantal eigen accenten gelegd in het boek van toen, en ben het onderwerp blijven volgen. Vandaag heb ik wat meer tijd om met geschiedenis bezig te zijn.

▶ V OORAF 11

Heel veel bronnen en studies zijn bovendien veel toegankelijker online dan toen via de ontelbare bezoeken aan de bibliotheken voor en na de werkuren, vaak ook met lange fotokopieersessies.

Ik heb me ditmaal wat meer geconcentreerd op de grote lijnen van de gebeurtenissen, en vooral op de mogelijke motieven van de betrokken partijen in elke fase van het conflict. Het leverde, samen met de nieuwe gegevens uit het recente onderzoek, ook gewijzigde inzichten op. Dat geldt zeker voor de laatste fase van de strijd, zoals de warrige veldslag van Mons-en-Pévèle en de onderhandelingen over het einde van de oorlog het jaar daarna.

Aan het slot van dit boek volgt een apart en uitgebreid naschrift, een poging tot synthese van alle discussies van de voorbije decennia rond de mythes over 1302. Ik tracht ze vooral te nuanceren, precies vanuit een analyse van de bronnen waarover we beschikken over die periode. Het leek mij onontbeerlijk daar ook op in te gaan. Zeker de academische geschiedschrijving heeft zich immers de voorbije decennia vooral gebogen over de geschiedschrijving zelf.

Daar zijn academische en minder academische discussies uit voortgevloeid over identiteit, die bij ons nooit helemaal loskomen van politieke polemieken rondom het toenemende electorale succes van partijen die in principe naar onafhankelijkheid van het hedendaagse Vlaanderen streven. Nieuw is dat allemaal niet: wie een goed historisch voorbeeld zoekt, kan in de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Kortrijk terecht, waar men onder meer de vier aparte en verschillende herdenkingen van de veldslag in Kortrijk uit het jaar 1902 evoceert en verklaart.

De taal van persoons- en plaatsnamen leidde, zoals altijd bij het schrijven over 1302, tot een enigszins arbitraire keuze. De stelregel is in principe dat ieder zijn naam krijgt in zijn eigen taal, behalve wanneer ons gevoel ons zegt dat een goed ingeburgerd gebruik anders is. Na lang aarzelen zijn de twee graven van Vlaanderen in dit verhaal dus toch Gwijde en Robrecht gebleven, en niet – veel authentieker – Guy en Robert geworden. Ook de Franse koning en koningin zijn zo bekend in onze historische literatuur als Filips en Johanna, dat we die vernederlandste namen hebben gehandhaafd.

1302—HET JAAR VAN DE MYTHE ◀ 12

Rijsel leek me nog genoeg bekend om het niet Lille te noemen (al was het in 1302 vermoedelijk al overwegend Franstalig), Dowaai (Douai) en Kales (Calais) daarentegen hoor ik niet meer gebruiken. Saint-Omer (Sint-Omaars) en Arras (Atrecht) zijn twijfelgevallen, maar daar heb ik toch voor het Frans gekozen. Sint-Winoksbergen (Bergues), Grevelingen (Gravelines) en Kassel (Cassel) zijn dat ook, maar die vermeld ik met hun Nederlandse namen. Buikgevoel misschien gewoon. Zeg nu zelf wat het mooiste klinkt: Sint-Winoksbergen of Bergues?

Overigens is dat soort taalkwesties, en de vele mogelijke interpretaties van elk woord, een deel van het intellectuele plezier van geschiedschrijving over de middeleeuwen, met bronnen in het Latijn, het Middelnederlands en de varianten van het middeleeuwse Frans (het Provencaals, de langues d’oïl, het Picardisch en het Engels-Normandisch zijn de varianten in dit boek). Bij de Gentse minderbroeder, een van de hoofdbronnen voor deze periode, wordt Rijsel Insulam, Utrecht Traiectum, Arras Atrebato, Doornik Tornaco, en Brussel Bruxellas (jawel, al met een ‘x’).

Een heel leuk persoonlijk voorbeeld overigens: hoe spreek je het citaat uit dat Lodewijk van Velthem, een van onze belangrijkste bronnen, aan de stervende graaf van Artois toedicht: ‘Die grave riep al in Fransoys, ic ben die grave van Artoys?’ Declameren we ‘Franswa’ of ‘Fransoos’? Als geboren Leuvenaar – en dus Brabander zoals Lodewijk, de pastoor van Veltem – ken ik de naam Artois uiteraard heel goed. In het enige dialect dat ik nog altijd ken, hadden we het toen, als we over de brouwerij spraken (nu AB Inbev), altijd over den Artoeës. In het Algemeen Beschaafd Nederlands – toen nog in zwang – was dat Artwa, op zijn Frans eigenlijk. Lodewijk van Velthem schrijft soms ook letterlijk Artoes, en ik vermoed dus dat hij het zo uitsprak (en dus ook Fransoos zei, zoals de Duitsers vandaag nog). Zoek overigens niet te veel consistentie bij hem: Kortrijk is in het hedendaagse Brabants dialect fonetisch iets als Kuitroak (bij mijn weten is de eerste ‘r’ nauwelijks hoorbaar), maar hij gebruikt systematisch Cortrike, wat dichter ligt bij hoe de Kortrijkzanen vandaag de naam van hun stad uitspreken. Hij gebruikt bijvoorbeeld ook Gint (fonetisch ongeveer de lokale uitspraak vandaag) en Gent door elkaar. Die verschillen kunnen ook allemaal kopiistenfouten zijn.

▶ V OORAF 13

Ik hanteer in dit boek het pond parisis als munteenheid voor alle geldbedragen, dat is een van de twee door de Franse koning geslagen munten rond 1300. In hoofdstuk 32 doe ik zelfs even een poging om die munt aan koopkracht te koppelen, op basis van de onvolprezen bewaarde stadsrekeningen van Brugge uit die tijd. Ik besef dat die aanpak me kwetsbaar maakt voor de bedenking dat ik benadering verkozen heb boven precisie, maar de winst in leesgemak maakt het dat waard. Het pond van de Vlaamse graaf had in principe een gelijke koers met dat van de Franse koning. Beide hadden de waarde van 1,25 pond tournois, de andere door de koning (in Tours) geslagen munt. Een Engels pond was in principe 3,2 pond parisis waard. Elk pond parisis was het equivalent van 25 keer de kleinere munt, de sous of sol. Om het nog wat ingewikkelder te maken: de periode rond 1300 was een tijd van sterke muntontwaarding, waardoor zelfs de heel schaarse experts in middeleeuwse monetaire geschiedenis (een expertise die inmiddels uitgestorven lijkt te zijn) worstelden met de waardebepaling van munten. Dat geldt dus ook – heel concreet – voor de bedragen in het vredesakkoord uit 1305, waar ik het in hoofdstuk 37 over heb: dat werd nooit volledig uitgevoerd, onder meer vanwege ruzies over de monetaire interpretatie van de bedragen.

Illustraties uit die tijd zijn uiteraard zeldzaam, maar we hebben dat proberen te compenseren met diverse extra’s in dit boek. We hebben een fotokatern (en wat reistips) toegevoegd, met op de eerste pagina daarvan een kaart van het toenmalige graafschap Vlaanderen en op de laatste pagina een overzicht van de Guldensporenslag. Om de zaken verder te verhelderen vind je achteraan in dit boek ook een stamboom van de Dampierres, een uitgebreide tijdslijn van de dertiende en veertiende eeuw, een beknopte wegwijzer naar meer lectuur over het onderwerp, en een register. Nog meer illustraties kun je vinden op mijn website: rolffalter.com/1302-de-beelden.

Indirect hoop ik met dit werkje weer breed de interesse voor middeleeuwse geschiedenis aan te moedigen, zoals dat twintig jaar geleden lukte. Ik ervaarde in elk geval opnieuw dat we zeker over de cruciale gebeurtenissen van de middeleeuwen, ondanks de schaarste aan overgebleven

1302—HET JAAR VAN DE MYTHE ◀ 14

bronnen, veel rijkelijker en in detail geïnformeerd zijn dan we op het eerste gezicht kunnen vermoeden, op voorwaarde dat we ons gezond verstand gebruiken bij de interpretatie van wat we hebben. En de middeleeuwen blijven een fascinerende periode, waarin bijna alles wat we vandaag kennen opnieuw ontstond, als een vlinder die na een lange winter uit de rups van de oudheid voortkwam.

Dat leverde het verlangen op om het verhaal nog eens helemaal te reconstrueren. En vooral om het te vertellen, met het esthetische plezier van de spannende gebeurtenis die 1302 ook is. Laat dit boek dus in de eerste plaats boeiende lectuur zijn, een illustratie van geschiedenis als een spiegel voor onszelf en onze samenleving, zonder vooroordelen, verkrampingen of vaste schema’s. Want het gaat finaal ook om een absolute klassieker uit het verleden van West-Europa.

▶ V OORAF 15

KONING EN GRAAF

▶ V OORAF 17 DEEL 1

SACRE

EEN NIEUWE KONING VOOR FRANKRIJK

Het moet koud geweest zijn, en het was zeker nog donker, die zesde januari van het jaar 1286, de feestdag van Driekoningen. Heel vroeg al waren fakkels de deken van duisternis over de slapende stad beginnen te doorbreken. Eerst sporadisch, wat flintertjes links en rechts. Dan wat meer, en nog meer, en steeds meer. Totdat je waaiers van licht kreeg, die de stad tot een sterrenhemel leken om te toveren. Reims was een voor die tijd grote stad, met zo’n twintigduizend inwoners. Textielwerkers en -handelaars vooral, en al diegenen die hen moesten onderhouden: van slagers over smeden tot zadelmakers.

Ze woonden opeengepakt in kleine straten en steegjes rond en tegen de brandnieuwe, fraaie kathedraal aan. Aan dat monumentale huis van de Heer hadden een eeuw lang voorbijkomende steenkappers, metselaars, beeldhouwers, glazeniers, loodgieters en timmerlieden hun kleine bijdrage geleverd, naast de handwerklui en bouwvakkers die betaald werden uit de geldkoffers van de bisschop en zijn kanunniken. Zij hadden de bouwwerf bevolkt als wriemelende kleine mannetjes die oneindig hoog boven de grond met louter mankracht en kleine handwerktuigen iets onmetelijk groots en overweldigends aan het creëren waren, werken die nu het einde naderden.

Het leek alsof de grote stenen klomp de lichtjes aanzoog. Het waren overduidelijk hoge heren die in het donker naar de kathedraal toestroomden, in fraai ogende pelsjassen, met opgepoetste riemen en een

18 1
◀ 1286 ▶
1

kleurige tuniek, begeleid door fakkeldragers en soms een handvol soldaten. Velen kwamen te voet, sommigen te paard, enkelen in een koets met dragers. Het gewone stadsvolk, dat altijd al vroeg op was, keek gretig toe, met een mengsel van nieuwsgierigheid, wantrouwen en de hoop op wat aalmoezen.

De bisschop in de kathedraal en de pastoors in alle kerken hadden het zondag nog aangekondigd, met de nodige tremolo’s in hun stem: er zou opnieuw een sacre plaatsvinden, een zalving en kroning van een nieuwe koning van Frankrijk. Zolang de inwoners van Reims zich het konden herinneren, had dat plechtige moment altijd bij hen in de kathedraal plaatsgevonden, met daarna steevast een somptueus feest.

De nieuwe vorst was amper zeventien jaar, maar in die dagen was dat een volwassen man, geen snaak meer. Philippe of Filips heette hij, een grote, kloekgebouwde jongeman met blauwe ogen en lang, afhangend blond haar. Hij zou nog bij leven de bijnaam le Bel krijgen, de Schone. De koningen en prinsen uit de Europese geschiedenis die dat epitheton meekregen kun je op één hand tellen.

Kroonprins Filips was de dag ervoor in Reims aangekomen, met heel zijn gevolg van paleisdienaars, echtgenotes, soldaten, fakkeldragers, paardenmenners. De stad had hem uitbundig en feestelijk ontvangen, op kosten van het stadsbestuur. Dat zou, zoals gebruikelijk, die kosten na de kater van het feest ongetwijfeld aan alle burgers factureren, via een tijdelijke belastingverhoging (die in die tijd doorgaans ook wel tijdelijk bleef).

De jonge Filips logeerde in het Palais du Tau, het statige paleis van de aartsbisschop. Het bevindt zich, vandaag nog steeds, vlak naast de kathedraal, met een rechtstreekse doorgang naar het altaar. Ook dat verblijf was in 1286 al traditie. De koning in spe nuttigde daar een sober avondmaal, omringd door zijn getrouwen. Hij kreeg van de aartsbisschop uitgelegd hoe de plechtigheid zou verlopen en wat zijn rol daarin was. De rest van de tijd bracht hij door met de biecht en gebeden.

De start van de ceremonie in de kathedraal op Driekoningen was op ‘de priem’ voorzien, dus bij het aanbreken van de dag. In hartje winter was dat rond acht uur. Tegen dan zaten de genodigden, die met fakkels en

▶ S ACRE 19

lichtjes de duisternis van de stad hadden doorkruist, allemaal al op hun hoge stoel in de kathedraal. Er zal wel wat vuur gemaakt zijn om de kou te verdrijven.

Vooraan, rond het altaar, zetelden prominent de pairs de France, na de koning de twaalf hoogste gezagsdragers van het koninkrijk. Die hadden de taak als ‘gelijken’ (pairs) in de koninklijke raad te zetelen, die de vorst vooral raadpleegde in tijden van crisis. Zes ervan, allemaal bisschoppen, met mijter, staf en hun keurigste habijt, zaten aan de ene kant van het altaar. Dat waren de aartsbisschop van Reims en de bisschoppen van Beauvais, Noyon, Laon, Châlons en Langres. Die zes steden vormden alle kleine prinsbisdommetjes, apart geregeerde gebieden dus waar de bisschop tegelijk ook prins, graaf of hertog was, zoals bij ons in Luik. Tegenover de zes prelaten zaten in principe de zes edellieden met de hoogste adellijke titels van Frankrijk. Bij hen ook de graaf van Champagne. In dit geval was dat echter de nieuwe koningin, Jeanne of Johanna, die ook gekroond en gezalfd ging worden. Zij was anderhalf jaar eerder, in augustus 1284, getrouwd met kroonprins Filips. Hij was toen net zestien, zij elf. Zij was als enige erfgename van haar vader sinds zijn dood, tien jaar eerder, titulair gravin van Champagne, het rijke noordelijke gebied rond Troyes en Reims. Van haar vader erfde zij ook een koningskroon, die van Navarra, het kleine gebied rond Pamplona aan de overkant van de Pyreneeën. En dus had het Franse hof in Parijs er haast bij gehad die strategisch belangrijke bruid aan de troonopvolger te binden. Johanna zou in het derde jaar van haar huwelijk, toen ze zestien was, haar eerste kind krijgen.

Zodra iedereen op die zesde januari 1286 gezeten was en het daglicht door de hoge glasramen van de kathedraal priemde, begaven twee van de aanwezige bisschoppen zich door de interne doorgang aan het zuidelijke zijportaal naar het Palais du Tau. Daar nodigden ze de nieuwe koning uit om hen te volgen. Die deed dat gedwee. Zodra hij de kerk betrad, hieven de kanunniken in hun stoelen in het koor de priemgezangen aan. Onder die begeleiding brachten de twee bisschoppen de vorst naar een verhoog voor het altaar, waar hij moest blijven staan.

Nu traden de abt van Saint-Remi en zijn monniken naar voren. De paters droegen een fraai versierd baldakijn boven het hoofd van hun abt,

1302—HET JAAR VAN DE MYTHE ◀ 20

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.