9789401482790

Page 1

PASCALE PETRALIAON GEZIEN

‘Het pad wordt al lopende gemaakt.’ Zhuangzi, Chinese dichter en taoïstisch filosoof.

Deel I

1. Op een regenachtige herfstdag in het jaar 1990 besluit de zes tienjarige Pia om het roze eens en voor altijd in de wasmand te keilen en enkel nog zwart te dragen. Die avond treedt de metal band Abattoir op in het naburige dorp. Vijf rockende jongens, ge huld in muf, craquelé zwart leer en met zelfgedraaide sigaretten die aan hun lippen lijken te kleven.

Wanneer ze de badkamerdeur achter zich dichttrekt, glijden Pia’s handen over de beduimelde linten die langs de trap met pu naises in de muur zijn geduwd. Ze keurt haar outfit in de grote spiegel in de gang. In de weerspiegeling ziet ze haar ouders in de doorgezakte, okergele sofa zitten. Ze kijken Vlaanderen Vakan tieland, een nieuw programma van de Vlaamse publieke omroep.

‘Ik vond Boeketje Vlaanderen toch leuker’, becommentarieert haar moeder de uitzending.

‘Het is toch hetzelfde, Ria. Sofatoerisme.’

Haar moeder zwijgt en nipt zuinig van haar witte port terwijl ze een rolletje ham met Boursinkaas in haar mond duwt.

‘Ben je klaar, lieve schat? Straks staat Sandra voor de deur en je kunt haar moeder niet laten wachten. Die mevrouw is zo vriende lijk om jullie taxi te zijn.’

Haar moeder klinkt nerveus. Altijd, alsof ze voortdurend op de rand van een zenuwinzinking balanceert. Pia komt de woonka

9

mer binnen. Een kapotgescheurde panty met visgraatmotief, een korte zwarte rok, een uitdagende top, lippen en nagels zwart.

‘Je ziet er… angstaanjagend uit, lieve schat. Moet dit echt?’

‘Dan zullen ze me niet kidnappen.’

‘Zeg zulke dingen niet.’

‘Het waait wel over, Ria’, sust haar vader.

Een auto claxonneert. Haar moeder drukt een kruisje op haar voorhoofd.

‘Ma, laat dat.’

‘Ik hoop dat je een fijne avond hebt. Verlies elkaar niet uit het oog. Tot straks.’

‘Geen drugs en alcohol, Pia’, roept haar vader vanuit de woonka mer.

Zonder om te kijken trekt ze de voordeur achter zich dicht. De vlag die haar vader tien jaar geleden in de voortuin plantte, wap pert wild.

‘Pia, je ziet er ongelooflijk uit!’ roept Sandra’s moeder enthousiast vanachter het stuur.

Sandra knipoogt.

‘Adopteer mij, alsjeblieft.’

In de feestzaal lijkt het een wedstrijd wie het zwartst is, iedereen is een kopie van iedereen.

‘Kom.’ Sandra neemt haar hand. ‘Daar verkopen ze T-shirts en cassettes.’

Terwijl Sandra’s vingers over de plastic doosjes strijken, houdt Pia de lus van haar riem stevig vast. Dit is haar eerste fuif. Weken van tevoren heeft ze haar vader bewerkt door eindeloos klusjes te doen. Ze weet hoe ze hem moet aanpakken en als hij overstag gaat, dan volgt haar moeder gedwee. Haar moeder gelooft in de absolute waarheid en al helemaal als die verkondigd wordt door haar echtgenoot.

‘Zullen we dit samen kopen? Ik kan het kopiëren. Ik heb nog lege cassettes. Wat denk je?’

10

Pia knikt. Alles klinkt goed. Ze wil nu niet over futiliteiten nadenken. Terwijl Sandra betaalt, speurt ze het plafond af naar scheuren en barsten. Ze memoriseert hun vormen. Dit zijn nood zakelijke ijkpunten, want verdwalen is vanavond geen optie.

‘Laten we vlak bij het podium gaan staan. Daar kun je je vast houden aan de dranghekken’, zegt Sandra, ‘én dan kan ik ook iets zien.’

Sandra is twintig centimeter kleiner dan Pia, wat hen een grap pig duo maakt als ze hand in hand door het dorp flaneren.

Na wat duw- en trekwerk staan ze op de eerste rij. Het voorpro gramma laat de zaal warmlopen. Gitaren gieren en drie jonge mannen schreeuwen de longen uit hun lijf. De meisjes wiegen mee, of ze nu willen of niet.

‘Dit is zo cool!’

Dan komen de bandleden van Abattoir het podium op. De fans worden wild. Ze springen, schreeuwen, gillen, fluiten. Pia wordt hard tegen het hek geduwd. De leadzanger komt als laatste op en maant aan tot kalmte. Hij wil geen geplette mensen op zijn gewe ten hebben. Pia ziet een god verschijnen. Het tegenlicht geeft hem een aureool. Ze is als betoverd. Dan ramt de gitarist het begin akkoord van hun grootste hit. Als in een golf wordt de massa naar voren gestuwd. De zanger springt van het podium af. De golf wordt een tsunami. Ze probeert Sandra’s hand te grijpen, maar ze wordt van links naar rechts gesleurd. Ze kijkt omhoog naar het plafond en probeert tevergeefs de herkenningspunten terug te vinden. Blinde paniek slaat toe. Een oerkracht die sinds haar kin dertijd onder haar huid is gegroeid. Koud zweet breekt uit. Ze krijgt nauwelijks lucht binnen. De muziek verdwijnt naar de ach tergrond. Het geduw wordt alsmaar heviger. Haar voeten raken de grond niet meer. Ze huilt. Ze tiert, maar niemand merkt haar doodsangst op. Dan wordt haar alles zwart voor de ogen. Ze zakt als een slappe lappenpop door haar benen.

11

‘Juffrouw? Juffrouw? Wakker worden. Juffrouw…’

Waarom kunnen ze haar niet met rust laten? Ze wil slapen, maar de stem dringt aan.

‘Komaan, juffrouw, word wakker!’

Iemand tikt zacht tegen haar wang. Aarzelend opent ze de ogen, maar het felle tl-licht verblindt haar. Ze knijpt haar ogen tot spleet jes om de wazige ruimte in zich op te nemen. Naast haar zit een oudere man op de knieën. Hij reikt haar een glas water aan. Op de witte band rond zijn bovenarm staat een rood kruis.

‘Heb je te veel gedronken? Drugs genomen?’

Pia schudt het hoofd.

‘Waar is Sandra?’

‘Is dat je vriendin?’

Haar ademhaling versnelt. ‘Waar ben ik?’

‘Rustig, meisje. Wat is je naam?’

‘Ik moet Sandra vinden. Ze zal ongerust zijn.’

‘Als je je straks wat beter voelt, kun je je vriendin gaan zoeken.’

‘Nee, dat kan ik niet. Ik… ik… Sandra helpt mij altijd.’

‘Ik zal met je meegaan.’

Gulzig drinkt ze het glas leeg en ze grijpt de hand van de man vast. Onwennig stappen ze de zaal in.

‘We zullen bij de ingang beginnen.’

Stoere jongens kijken het koppel vreemd aan, maar Pia merkt niets. Ze speurt de hoofden af, maar ze vindt de kleine Sandra niet. Ze wringt zich tussen de massa en zigzagt door de zaal, de man in haar kielzog meesleurend.

‘Pia!’

Sandra kruipt onder de zwetende oksels van twee jongens door. Ze knijpt haar neus dicht. ‘Ik heb je het hele optreden gezocht!’

‘Ik wil naar huis.’

‘Ik ook.’

‘Hoe laat is het?’

‘Elf uur. Nog een uur voordat mama ons ophaalt. We kunnen buiten op een bankje bij het water zitten. Daar is het rustig.’

12

Om de hoek van de feestzaal staan serviceflats. Voor het gebouw heeft de gemeente een vijver met een fontein aangelegd. Rond het water staan banken. Alles is vochtig vanwege de nacht. De vriendinnen nestelen zich in elkaars armen om zich warm te houden.

‘Mooi volk hier.’

Verschrikt draaien ze zich om. Pia herkent hem meteen. Haar god, maar deze keer zonder aureool. De meisjes blozen.

‘Ik heb wat frisse lucht nodig. Het is snikheet daarbinnen.’

Ze knikken en giechelen.

‘Er is een meisje flauwgevallen, heb ik gehoord’, vervolgt de go denzoon.

Pia zwijgt, maar ze voelt haar wangen gloeien. Hij steekt een zelfgedraaide sigaret op.

‘Is dat een joint?’ vraagt Sandra.

Pia stoot haar vriendin aan. Waarom kan Sandra nooit haar grote mond houden?

Hij knikt, lacht en reikt haar de peuk aan.

‘Een connaisseur.’

Sandra inhaleert, maar begint vervolgens heftig te hoesten.

‘Ik ben Herman.’

‘Dat weten we’, zegt Pia zacht.

‘Fans!’

Sandra geeft haar de joint. Voorzichtig neemt ze een trek en ze blaast onmiddellijk vol overgave de rook uit.

‘Het is twaalf uur. We moeten gaan.’

‘Assepoester in het kwadraat. Dit is cool!’ zegt Herman met bloeddoorlopen ogen terwijl hij stevig inhaleert en de rook even vasthoudt, waardoor hij met een raar nasaal stemmetje spreekt.

Wanneer ze richting oppikplek lopen, stopt Sandra abrupt.

‘Ik moet kotsen.’

Kokhalzend door de zure geur houdt Pia de lange haren van haar vriendin vast.

13

‘Je beurt afwachten! Ik was eerst.’

Een nieuwe gulp stinkende smurrie belandt in de struiken én op Pia’s schoenen.

‘Misschien moeten we van muziekgenre veranderen?’

14

2. ‘ ik heb vanavOnd in het jeugdhuis afgesproken. Met Herman.’

Sandra steekt een sigaret op.

‘Sinds wanneer rook je?’ vraagt Pia geschokt. Maar eigenlijk wil ze vragen: ‘Hoezo, Herman!? Sinds wanneer zie je mijn Herman?’

Want zo voelt het. Sinds de avond van het optreden een paar weken geleden blijft hij halsstarrig in haar hoofd ronddwalen als een onontkoombare dagdroom.

‘Sinds… vandaag.’

Sandra haalt haar schouders op. Ze leunt nonchalant met één been tegen de muur van de hoogspanningscabine, hun vaste ont moetingsplaats in Pia’s straat.

‘Ik ben Herman vorige week tegen het lijf gelopen in de Music Mania in Gent. Hij was platen aan het kiezen en hij herkende mij meteen. “Assepoester”, zei hij.’

‘Tja…’

‘Hij neemt me mee naar een optreden van een Amerikaanse band. Nirvana of zo. Ze komen naar de Democrazy in Gent.’

‘Hm…’

Pia schopt rotte bladeren omhoog.

‘Herman zegt dat ze wel oké zijn. Hij zal mij backstage binnen loodsen. Hij kent een paar gasten die achter de bar werken…’

15

Ze luistert met een half oor. De naam Herman hamert vervelend tegen haar hoofd en dan flapt ze het eruit: ‘Heb je iets met Herman? Ik vind hem maar een rare gast.’

Sandra lacht hard en blaast een rookpluim door haar neusga ten. Ze lijkt op een stier, vindt Pia, of een stomme stoomketel.

‘Ik heb niks met Herman, maar aangezien jouw ouders denken dat je een wild beest bent en dat ze je moeten vastbinden omdat je gevaarlijk bent voor jezelf én de maatschappij, heb ik iemand an ders nodig met wie ik de wereld kan verkennen.’

Pia trekt bleek weg alsof Sandra haar net hard in de maag heeft gestompt.

‘Sorry, Pia, ik bedoel het niet zo… dat kwam er harder uit dan verwacht.’

Ze zegt niks, maar slikt haar woede weg, want ze weet dat Sandra gelijk heeft. Ze zit aan die verdomde, doorgezakte, kakkleurige sofa gekluisterd. Haar ouders vinden het nachtleven te wild en te onvoorspelbaar in de grote stad. Ze moet wachten tot ze oud genoeg is. Dan mag ze alles doen wat ze wil. Maar nu nog niet. Een antwoord op de vraag wat oud genoeg is, komt er niet. Wel de afgezaagde litanie dat ze niet is zoals andere meisjes. Sandra daarentegen is een vrije vogel. Haar ouders laten haar ongemoeid van het tienerschap proeven. De enige voorwaarde is dat ze op zondagmorgen aan de ontbijttafel verschijnt.

‘Pia, doe niet onnozel. Het spijt me. Ik had dat niet mogen zeg gen.’

‘Je hebt gelijk. Ik ben onnozel. Onnozel in mijn hoofd.’

Ze trapt hard tegen de muur en ze wringt zich vervolgens tussen de struiken die rond de cabine zijn geplant. Haar jas blijft hangen. Met een nijdige ruk trekt ze hem los. Een scheur bloedt dons veertjes.

‘Wacht, ik loop met je mee. Geef me je hand. Je bent overstuur.’

‘Hoeft niet, ik kan het zelf wel. Ik ben geen klein kind, dus stop godverdomme met mij zo te behandelen!’

‘Dat is niet eerlijk, Pia.’

16

‘Ah nee, is het eerlijk dat mijn hoofd zo draait? Laat mij maar.’

Sandra roept haar terug, maar ze stapt stevig door. Niet in de richting van haar huis, maar de straat uit. Ze neemt zichzelf voor dat ze altijd rechtdoor zal blijven lopen, totdat ze op een muur botst. Daar zal ze gaan zitten. Eeuwig.

‘Dingske?’

Met opgetrokken knieën zit ze tegen een gevel aan. Een oude man met dito hond komt op haar af gestrompeld. Hij lijkt ge knakt. Onder de beige regenjas van de man piepen twee gestreep te broekspijpen. Zonder twijfel een pyjama.

‘Jij bent toch de dochter van… dingske hé…’

‘Dingske… ja, meneer’, zegt Pia sarcastisch.

‘Kom, dingske, ik zal je meenemen… en thuis afzetten.’

Het hele dorp kent Pia. Toen ze klein was, hebben haar ouders haar foto in alle brievenbussen gestopt, voor het geval de dorpsbe woners haar ooit angstig weggedoken of ergens verdwaald zagen. Op die manier kon de vinder de schat weer thuisbrengen. Pia haat die bekendheid. Het voelt alsof Big Brother meer dan honderd paar ogen heeft.

De oude man steekt zijn gerimpelde hand uit. Ze twijfelt. De hond likt vol overgave zijn vingers. Ze vindt dat vies, want honden likken werkelijk alles.

‘Kom, dingske…’ en hij steekt zijn hand nog wat nadrukkelijker uit.

‘Waarom heb jij een pyjama aan?’ flapt ze eruit.

‘Omdat deze dame het aan haar nieren heeft en ik, of ik het nu wil of niet, te pas en te onpas met haar op stap moet, als ik niet wil dat ze mijn woonkamer onderpist. Nu had ik net mijn pyjama aangetrokken, want het is zaterdag en dan ga ik in bad.’

Opnieuw reikt hij haar de hand. Ze staat op, zonder de hand aan te nemen, en klopt haar broek af. Ze is een kop groter dan de gebo gen man met zijn hond. Samen schuifelen ze door de straten. Zijn

17

stappen zijn klein en nerveus. Zijn voetzolen schuren langs de trottoirstenen.

‘Hoe heet je hond?’

‘Deze oude doos? Paola, naar de koningin… Het is een eerbe toon.’

Pia kan nauwelijks een lach onderdrukken wanneer ze Paola wat nader bekijkt. Kromme, dikke poten onder een hangbuik, een onderbeet, tranende, aangekoekte ogen én een incontinentie probleem. Wat een eerbetoon!

‘Ik ben Freddy…’

Zijn valse gebit klappert wanneer hij de ‘r’ laat rollen. Een ogen blik denkt Pia dat de tanden uit zijn mond zullen floepen en dat ze die achterna zal moeten springen.

‘Ik heb je tante Von goed gekend. Van toneel, hier op de paro chie. Von was wel een numero. Altijd lachen en onnozel doen. Dat was een schoon madam.’

‘Dat is ze nog steeds, meneer.’

‘Ja,’ zegt hij mijmerend, ‘dat is ze nog steeds. Ben jij zoals zij? Altijd klaar voor een grapje?’

Pia denkt na. Hoe idioot de vraag ook klinkt, het antwoord is pijnlijk. Nee, zij heeft geen tijd voor onnozelheden. Ze moet serieus zijn, opletten, altijd op haar hoede zijn, anders is ze verloren.

‘Wacht hier even, ik haal mijn autosleutel. Mijn scheve benen lopen niet meer tot aan de Dennenstraat. Houd jij Paola even vast?’

Pia gluurt naar binnen. In het midden van een oude, afgeleefde woonkamer staat één fauteuil. Op de grond liggen kranten ver spreid. De muren hangen vol met tekeningen van clowns. Ze deinst terug. Wie hangt een woonkamer vol grijnzende clowns? Ondertussen laat Paola een straaltje pis lopen.

‘Goed zo, oude doos’, zegt Freddy. Hij heeft een krant onder zijn arm gedraaid. ‘Voor op de achterbank.’

Hij knipoogt en kijkt dan liefdevol naar de hond.

‘Deze dame is ook een numero.’

18

Zijn auto is een aftandse, verroeste Seat. Hij zwaait de autodeur voor haar open, maar Paola is sneller. Het beest kruipt tussen de voorstoelen door op de achterbank. Freddy vloekt luid en hij wringt zijn krant onder haar kont.

‘Ga maar naast mij zitten.’

De auto stinkt. Paola kwijlt op haar schouder. Freddy trekt zijn stoel dichterbij zodat zijn kromme benen de pedalen net raken. Hij hangt aan het stuur, zijn rug raakt de leuning niet. Hij zet een bril met immense glazen op zijn neus. Zijn ogen verdwijnen en lijken twee minuscule zwarte puntjes.

‘Avanti ’, moedigt hij zijn auto aan. Na drie keer proberen slaat de motor aan. ‘Je hoeft niet bang te zijn, ik rijd al meer dan vijftig jaar auto.’

‘Dát maakt mij bang’, zegt Pia.

Hij lacht luid en hij kan nog net zijn gebit binnenhouden. Paola blaft. Bij het binnenrijden van de Dennenstraat ziet ze haar moe der en Sandra bij de voordeur staan. Freddy claxonneert wild, bij wijze van begroeting. Wanneer ze uitstapt, komt haar moeder op haar af. Freddy tuft weg.

‘Pia! Waarom doe jij zo stom? Waarom stap je in de auto met zatte Freddy? Sandra maakte zich zorgen over je…’

‘Omdat… omdat… ik dít godverdomme haat.’

‘Pia, je taal! Naar binnen, kom. Wacht maar tot papa dit hoort.’

‘Nee, ik wil niet ín huis. Ik haat het om elke dag naast jullie te zitten. Met een of ander stom programma op de tv.’

‘Pia, naar binnen, zeg ik je! Dit is niet het moment, noch de plaats. Dank je wel, Sandra…’

‘Nee, ik ga niet naar binnen! Ik ga dood als ik naar binnen ga!’

‘Nu is het genoeg, Pia. Denk aan de buren!’

Haar moeder pakt haar arm vast, maar ze blijft halsstarrig staan.

‘Nee!’

19

Haar stem slaat over. ‘Ik wil vanavond mee met Sandra. Als je mij niet laat gaan, dan loop ik weg en vind je mij nooit meer terug. Ik meen het. Ik. Wil. Mee. Met. Sandra.’

Vol ongeloof over het opstandige gedrag zet haar moeder een stap achteruit.

‘Niet zo hard. Naar binnen! Nu! Papa komt gauw thuis en dan zullen we het bespreken.’

Pia grijpt Sandra’s hand, vastbesloten om die niet los te laten. Haar moeder snuift luid. Een nerveuze tic die ze maar al te goed kent. Dit is een voorbode van een hysterische huilbui wanneer het haar te veel wordt. Haar moeder loopt het huis in.

‘Pia, nu, rennen!’ gilt Sandra en ze grijpt haar hand steviger vast. Ze gieren van het lachen. ‘Mijn moeder zal razend zijn.’

‘Jij en ik, wij gaan naar Gent!’ ‘Echt?!’

‘Ik ga mijn beste maatje toch niet achterlaten?!’

‘Yo ladies.’

Sigarettenrook walmt uit de auto, een oude rammelkar vol stickers. De meisjes schuiven op de achterbank.

‘Serieus, dames? Ben ik jullie taxi?’

Herman tuurt in de achteruitkijkspiegel.

‘Eh… ja’, giechelt Pia.

Sandra knijpt zacht in haar hand. Herman zucht.

‘Als jullie voor mij een spliff kunnen rollen? De plastic zak ligt ergens onder jullie mooie billen…’

Met haar tong uit haar mond rolt Sandra een joint. Of toch iets wat erop lijkt. Herman krijgt de slappe lach wanneer ze die aan reikt.

‘Dames… ik zal jullie nog veel moeten leren.’

Gulzig antwoordt Pia: ‘Ja.’ Ze wil alles van hem leren. Alles. Het liefst nog deze nacht.

20

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.