9789401479240

Page 1

Hoe coach ik mijn klas?
Herziene editie
Danny Wyffels Hoe coach ik mijn klas?

D/2014/45/8 – ISBN 978 94 014 1273 5 – NUR 841

Vormgeving cover: Studio Lannoo

Vormgeving binnenwerk: Jurgen Leemans

© Danny Wyffels & Uitgeverij Lannoo nv, Tielt, 2014.

Uitgeverij LannooCampus maakt deel uit van Lannoo Uitgeverij, de boeken- en multimediadivisie van Uitgeverij Lannoo nv.

Alle rechten voorbehouden.

Niets van deze uitgave mag verveelvoudigd worden en of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Uitgeverij LannooCampus

Erasme Ruelensvest 179 bus 101

3001 Leuven België

www.lannoocampus.be

Voorwoord

Onderwijzen is… verleiden verwondering uitlokken doen verlangen naar meer

Onderwijzen is oog hebben voor talenten positieve verwachtingen hebben oprecht geloven in jonge mensen

Onderwijzen is ook de ontwikkeling van leerlingen bevorderen zelfstandig leren stimuleren tijd nemen voor moeilijke vragen omgaan met verschillen en conflicten actief luisteren naar leerlingen zoeken naar hun echte hulpvragen samen met collega’s en ouders op weg gaan af en toe stilstaan en nadenken over

Over dit alles gaat dit boek.

Als je wilt leren van je eigen ervaringen en je eigen lesgeven, dan moet je er af en toe over nadenken. Nu doen we dat wel dagelijks, maar vaak hebben we daar niet veel tijd voor en zoeken we naar snelle praktische oplossingen. Hoe moet het morgen verder? Wat moet ik nog voorbereiden?

Goed lesgeven en iedereen passend onderwijs geven vraagt af en toe om wat meer systematische reflectie. Daarom dit boek. Er staat heel wat informatie in, maar ook veel concrete tips en lijstjes om eens over na te denken.

Dit boek kent reeds vier drukken. Tijd dus voor een herziene editie. Een aantal onderwerpen zijn verdwenen om plaats te maken voor nieuwe. Filosoferen met kinderen heb ik eruit gehaald omdat ik intussen, samen met Willy Pop-

coach ik mijn klas?

pelmonde, daarover een handboek voor leerkrachten heb geschreven (Klassevol filosoferen). Ook het stappenplan voor de lesvoorbereiding en bepaalde stukken over conflicten zijn verdwenen. In de plaats daarvan komen een aantal nieuwe topics: talentontwikkeling, meervoudige intelligenties, mindsets, opbrengstgericht werken, het continuüm van zorg (Prodia), de STICORDI-maatregelen, het puberbrein… Er is ook meer aandacht voor enkele interessante websites en filmpjes op het internet.

Een boek schrijven is ‘denken in dialoog’ met andere schrijvers (zie de literatuurlijst), maar ook met de collega’s in de opleiding, met de studenten en met de vele leerkrachten die ik op stage mocht ontmoeten. Drie vragen brachten enige structuur in de wirwar van mijn ideeën:

1. Hoe word ik didactisch competenter?

2. Hoe verbeter ik mijn communicatie?

3. Hoe ga ik om met probleemgedrag en conflicten?

Geloof jij ook dat de leerkracht het verschil kan maken? Dan is dit boek voor jou.

6
hoe

Inhoudstafel

Inhoudstafel Voorwoord 5 Hoe coach ik mijn klas? 15 deel 1 Hoe word ik didactisch competenter? 17 Hoofdstuk 1 Wat is goed onder W ijs? 19 Hoofdstuk 2 o p zoek naar competenties 23 2.1 Nadelen van competentielijsten 24 2.2 Voordelen van competentielijsten 25 2.3 Drie kerncompetenties 26 2.3.1 Vakinhoudelijk en didactisch competent zijn 26 2.3.2 Pedagogisch competent zijn 26 2.3.3 Reflectiecompetent zijn 27 2.4 Blijven werken aan je eigen ontwikkeling 30 2.5 Ken jezelf: het kernkwadrant van Ofman 31 Hoofdstuk 3 Leerkrac H ten en vernieu W ingen 35 3.1 Leerkrachten willen wel veranderen maar niet veranderd worden 35 3.1.1 De fase van ik-betrokkenheid of zelfbetrokkenheid 35 3.1.2 De fase van taakbetrokkenheid 36 3.1.3 De fase van betrokkenheid op de ander 36 3.1.4 De fase van adoptie of initiatie 36 3.1.5 De fase van de implementatie 36 3.1.6 De fase van de institutionalisering of incorporatie 37
10 hoe coach ik mijn klas? 3.2 Wanneer hebben vernieuwingen kans op een succesvolle implementatie? 38 3.3 Opbrengstgericht werken 39 Hoofdstuk 4 ta L enten en ta L entont W ikke L ing 43 4.1 Wat zijn talenten en hoe kun je talenten herkennen? 43 4.2 Een meervoudige blik op talenten 44 4.3 De talentenarchipel 45 4.4 Als talent en passie elkaar ontmoeten… 46 4.5 Om talent te ontwikkelen moet je veel oefenen 46 4.6 Het belang van de mindset voor talentontwikkeling 47 4.7 Resultaatverwachtingen 49 Hoofdstuk 5 Be H oeften van L eer L ingen 51 5.1 Leerlingen hebben behoefte aan relatie, competentie en autonomie 51 5.2 Leerlingen hebben vooral heel persoonlijke, momentane behoeften 52 5.3 Behoeften kunnen ook uitgelokt worden 53 5.4 Leren is niet altijd leuk en soms zelfs lastig 54 Hoofdstuk 6 d e didactisc H e gereedsc H apskist 57 6.1 Didactische principes 58 6.2 Ontwikkelingsbevorderend onderwijzen en leren 58 6.2.1 Niet passief accepteren, maar actief ontwikkelen 59 6.2.2 De zone van de naaste ontwikkeling 59 6.2.3 Jezelf overbodig maken door scaffolding 61 6.2.4 Ontwikkelingsbevorderend coachen 62 6.2.5 Voorbeelden van ondersteuners (scaffolds) 63 6.2.6 De vier stappen van ontwikkelingsbevorderend coachen 64 6.2.7 Goed onderwijzen is niet de hele tijd individueel onderwijzen 64 6.3 Verwachtingen en voorspellingen 65 6.4 Effectieve instructie 67 6.4.1 Zes instructiefasen 67 6.5 Het activerende directe instructiemodel 68 6.6 Effectief vragen stellen 71 6.6.1 Taxonomie van Bloom 72 6.7 Omgaan met verschillen 74 6.7.1 Welke verschillen? 74 6.7.2 Bezorgd om goede zorg 75 6.7.3 Krachtlijnen van een nieuwe visie op zorg 77
inhoudstafel 11 6.7.4 Zorgzaam omgaan met verschillen door preventie en remediëring 80 6.7.5 STICORDI-maatregelen 82 6.7.6 Het didactisch model Zorgzame School van Lambrechts 83 6.7.7 Vooraf onderwijzen 84 6.7.8 Planmatig handelen is een must 91 6.7.9 Het proces van handelingsplanning 92 6.7.10 Op zoek naar een individueel handelingsplan 92 6.7.11 Omgaan met cultuurverschillen 96 6.7.12 Niet elk gedrag is cultureel bepaald 96 6.7.13 Grofmazige en fijnmazige culturen 97 6.7.14 Interculturele verschillen overbruggen 99 6.8 Zelfstandig werken en leren 100 6.8.1 Waarom zelfstandig werken en leren? 101 6.8.2 Begripsverwarring 101 6.8.3 Voorwaarden voor meer zelfstandig leren 103 6.8.4 Werken met uitgestelde aandacht 104 6.8.5 Contractwerk en werken met taken 106 6.8.6 Hoekenwerk 107 6.8.7 Projectwerk 109 6.8.8 Grote verschillen tussen leerlingen 112 6.8.9 De elektronische leeromgeving en de ICT-geletterdheid 113 6.8.10 De Googlificatie van de kennis 113 6.8.11 Gebruik van webquests/webkwesties 115 deel 2 Hoe verbeter ik mijn communicatie? 117 Hoofdstuk 1 communiceren over onze communicatie 119 1.1 Wat houdt goed communiceren in? 120 1.2 Inhoudsaspect en betrekkingsaspect 120 1.3 Op zoek naar een communicatiedidactiek 121 Hoofdstuk 2 e en systeemkijk op communicatie 123 2.1 Je kunt niet NIET communiceren. Besef dat! 123 2.2 Binnenkant, buitenkant en overkant 123 2.3 Dé werkelijkheid bestaat niet, maar is een ordening 125 2.4 Verschillen in interpunctie leiden ook tot verschillen in attributie 126
12 hoe coach ik mijn klas? 2.5 Een toepassing op ordeproblemen 128 2.6 Communicatie is niet rechtlijnig, maar circulair 129 2.7 Als men communiceert met elkaar, is dat altijd in een bepaalde context 131 Hoofdstuk 3 Luisteren met vier oren: H et communicatiek W adrant van s c H u L z von tH un 133 3.1 Vierzijdig luisteren 133 3.2 Een uitgewerkt voorbeeld uit de lagere school 134 3.3 Spreker en luisteraar: telkens vier aspecten 137 3.4 Twee dimensies in het relationele aspect 137 3.5 Implicaties voor de klassenpraktijk 139 3.6 Jakhalstaal en giraffentaal 140 Hoofdstuk 4 f eed B ack of de krac H t van H et W eer W oord 145 4.1 Feedback is alomtegenwoordig 145 4.2 Positieve, negatieve en anticiperende feedback 147 4.3 Het relationele aspect van feedback 147 4.4 Effectieve feedback 148 4.5 Het Johari-venster 149 4.6 Enkele aandachtspunten voor een effectievere feedback 151 4.7 Leerlingen helpen om feedback te geven 153 Hoofdstuk 5 c ommunicatie met ouders 155 5.1 De zes stappen van een slechtnieuwsgesprek 156 5.2 ‘Jij mag niks negatiefs zeggen over mijn moeder, ik mag dat wel’ 158 5.3 Loyaliteitsconflicten horen bij het leven van elke dag 159 deel 3 Hoe ga ik om met probleemgedrag en conflicten? 161 Hoofdstuk 1 p reventie van pro BL emen door een goed k L assenmanagement 163 1.1 Wat is klassenmanagement? 163 1.2 Vier aandachtsvelden 164
inhoudstafel 13 1.2.1 Preventie van probleemsituaties 164 1.2.2 Didactische vaardigheden 166 1.2.3 Regels en afspraken 169 1.2.4 De inrichting van de klas 172 Hoofdstuk 2 p ro BL eemgedrag 175 2.1 Wat noemen we probleemgedrag? 175 2.2 Hoe vaak komt het voor? 177 2.3 Gedragsproblemen en gedragsstoornissen 177 2.4 Wat veroorzaakt probleemgedrag? 178 2.5 Probleemgedrag begrijpen vanuit het recente hersenonderzoek 180 2.6 De jeugd van tegenwoordig 180 2.7 Hoe probleemgedrag aanpakken? 181 2.8 Belonen en straffen 183 2.9 Oppassen voor te veel kritiek en straf 185 2.10 Niet overdrijven met belonen 187 2.11 Preventie bij extreem agressief gedrag 187 2.12 Cyberpesten: een nieuw soort probleemgedrag 187 Hoofdstuk 3 Leren omgaan met conf L icten 189 3.1 Conflicten zijn onvermijdelijk 189 3.2 Vele soorten conflicten 190 3.3 Van conflicten kun je leren 191 3.4 Het probleem aanpakken en niet de persoon 192 3.5 Praten, niet vechten 192 3.6 Conflicten oplossen in zes stappen 193 3.7 Leerlingen lossen hun conflicten zelf op 195 3.8 Een conflicthoek 197 3.9 De Vreedzame School 197 Nawoord 201 Geraadpleegde literatuur 203

h oe coach I k m I jn klas?

Coachen is een erg modieus werkwoord. Het lijkt minder erg dan therapie, maar het ruikt wel sterk naar sportprestaties en bedrijfsmanagement. Wat heeft een goede leerkracht daar nu mee te maken?

Dat hangt vooral af van welke invulling je geeft aan het begrip ‘coachen’.

In de Van Dale lees ik bij ‘coach’ als eerste betekenis: ‘vaste begeleider van een sportploeg of sportbeoefenaar die vaak tevens eindverantwoordelijk is voor het trainingsschema en de wedstrijdstrategie.’

Het Engelse woord coach betekende vroeger ‘koets’, nu ‘autobus’. Het is een (vervoer)middel om iemand ergens heen te brengen.

Coachen is begeleiden, helpen, opleiden, maar ook uitdagen en eisen stellen. Coachend onderwijzen is samen op weg gaan binnen de grenzen die de coach stelt. Anders gezegd: een juiste balans zoeken tussen het bieden van ruimte voor de eigen ontwikkeling en het eigen leerproces van de leerling en het aanbieden, voortonen en aanleren van de leerkracht.

Coachen is het beste uit de leerling halen door het beste van jezelf als leerkracht in te zetten. Het is het regisseren van een ontdekkingstocht. Maar de regie is in handen van de leerkracht. Die heeft doelen voor ogen en gaat doelgericht sturen. Coaching in de managementwereld en de sportwereld is nooit vrij van resultaatgerichtheid. Een voetbalcoach die als een therapeut zorgt voor een goede teamgeest waarin iedereen zich goed voelt maar geen punten pakt in de competitie, wordt bedankt voor bewezen diensten. Geen resultaten betekent meestal het ontslag van de coach.

In veel onderwijsliteratuur over coachen wordt deze resultaatgerichtheid vergeten. Een goede coach richt zich nochtans zowel op het leerproces als op het resultaat. Beide zijn belangrijk.

Als leerkracht richten we ons op de ontwikkeling van onze leerlingen en we willen die bevorderen. Anders gezegd: we richten ons op het proces én het product.

hoe coach ik mijn klas?

Leraar zijn is een mooi maar veeleisend beroep. Door allerlei ontwikkelingen in de samenleving is ons beroep sterk veranderd. We moeten over steeds meer competenties beschikken om ons staande te houden in de klasjungle van elke dag. Zo is onze opvoedende taak groter geworden. Maar het accent is ook meer komen te liggen op het welbevinden en het zelfstandig leren van de leerling. Ook het aantal leerlingen met specifieke onderwijs- en ondersteuningsbehoeften is toegenomen. Hoe moeten we dit allemaal hanteren en in goede banen leiden?

Daarover gaat dit boek. Vanuit dertig jaar ervaring wil ik proberen om vernieuwende inzichten te toetsen en te koppelen aan het goede uit het verleden.

In het eerste deel worden een aantal belangrijke inzichten uit de onderwijskunde bijeengebracht. We staan stil bij wat goed onderwijs is, welke competenties de maatschappij van ons verwacht, hoe we kunnen reflecteren en werken aan onze professionalisering, hoe we kunnen omgaan met vernieuwingen die op ons afkomen, welke behoeften leerlingen hebben, hoe we hen kunnen motiveren en hoe we hun talenten kunnen herkennen en ontwikkelen. We sluiten het eerste deel af met een uitvoerige beschrijving van enkele elementen uit de didactische gereedschapskist van de leraar die goed didactisch wil coachen: didactische principes, werken in de zone van de naaste ontwikkeling, de rol van verwachtingen, effectieve instructie en vraagstelling, omgaan met verschillen en het stimuleren van zelfstandig werken en leren.

Een goede coach kan empathisch luisteren en goed communiceren. Daarom wordt in het tweede deel uitvoerig stil gestaan bij hoe communicatie werkt. We hanteren daarvoor een systemische kijk op communicatie en gebruiken het communicatiekwadrant van Schulz von Thun om te leren vierzijdig luisteren. We besteden aandacht aan geweldloze communicatie en aan het geven van verschillende soorten feedback. Ten slotte staan we even stil bij de communicatie met ouders en hoe we beter rekening kunnen houden met loyaliteiten.

In het laatste en derde deel focussen we op de preventie van problemen door een goed klassenmanagement. We bekijken het ontstaan van probleemgedrag, wat recent hersenonderzoek ons daarover leert en hoe we probleemgedrag kunnen aanpakken. Ten slotte staan we stil bij het oplossen van conflicten en hoe we leerlingen kunnen leren om zelf conflicten op te lossen.

16

deel 1 Hoe word ik didactisch competenter?

‘Voorop staat dat ik van alle werkende mensen de leraren – de schooljuffen, schoolmeesters, ja alle docenten – beschouw als de meest noodzakelijke, de meest heldhaftige, de meest grootmoedige en de meest beschavende van allen die zich dagelijks inspannen om in de behoeften van een democratische samenleving te voorzien.’

FeRNaNDo SavateR, Spaanse filosoof en schrijver (°1947)

‘De mens wordt mens enkel en alleen door het onderwijs. Hij is niet meer dan wat het onderwijs van hem maakt. Het is van belang te onderstrepen dat de mens altijd onderwezen wordt door andere mensen – door andere mensen die op hun beurt eveneens onderwijs hebben ontvangen van andere mensen.’

ImmaNUel KaNt, Duitse filosoof (1724-1804)

‘Een kind is niet een lege fles die moet worden gevuld, maar een smeulend vuurtje dat moeten worden aangewakkerd.’

MIchel MoNtaIgNe, Franse filosoof, schrijver en politicus (1533-1592)

‘Goed onderwijs is duidend. Het toont.’

GeoRge SteINeR, Joodse schrijver, literatuurwetenschapper en cultuurfilosoof (°1929)

Wat is goed onderwijs?

Als leerkracht heb je zo je eigen idee over wat ‘goed onderwijs’ is, zoals elke ouder ook wel een idee heeft over wat ‘goed opvoeden’ is. Je zou dat ‘pedagogische idealen’ kunnen noemen. Die zijn belangrijk om richting te geven aan ons handelen. Maar ze zijn ook motiverend, daarom doen we het. Nu is er de laatste tijd nogal wat verwarring ontstaan in het denken van veel leerkrachten. Vooral als ze weleens iets lezen over onderwijs en reflecteren over hun didactisch en pedagogisch handelen in de klas. Veel wetenschappelijk onderzoek in de onderwijskunde en de pedagogiek levert geen eenduidig beeld op. En veel nieuwe ‘dogma’s’ zijn helemaal niet gebaseerd op goed onderzoek in de onderwijspraktijk. Anders gezegd: ze zijn vaak niet erg evidencebased.

Toch worden we als leerkrachten voortdurend met vernieuwingen geconfronteerd. Soms lijkt het onderwijs wel op de modewereld. Het moet elk jaar ‘nieuw’ en ‘anders’ zijn, hoewel iedereen van een zekere leeftijd merkt dat er ook in de mode zaken terugkeren en als ‘nieuw’ voorgesteld worden. Ook dat herkennen we in het onderwijs. Veel zaken die als ‘nieuw’ worden voorgesteld, vertonen nogal wat gelijkenissen met het gedachtegoed van de ‘Nieuwe’ Schoolbeweging van honderd jaar geleden. Het is maar wat je ‘nieuw’ noemt… Maar goed, intussen hebben we leren leven met heel wat ‘perspectiefwisselingen’ in het onderwijslandschap. Zo is het actief en zelfstandig leren van de leerlingen in recente publicaties hét scharnier waarrond alles draait. Dat betekent niet dat vakinhoudelijke deskundigheid niet meer belangrijk is, maar wél dat het criterium voor ‘goed onderwijs’ voornamelijk bepaald wordt door de mate waarin de school erin slaagt een rijke leeromgeving te creëren die leerlingen uitnodigt tot actief en zelfstandig leren. Anders geformuleerd: minder pro-

h oofdstuk 1

ductgericht en meer procesgericht. Minder leerkrachtgestuurd en meer door de leerling gestuurd. Of om het nog actueler te zeggen: de leerling construeert zijn eigen kennis.

Bij elk van die vernieuwingen is het goed om je af te vragen: is het wel zo nieuw en levert het een verbetering op van de gangbare praktijk? En de hamvraag: is er reeds onafhankelijk onderzoek (dat wil zeggen: niet uitgevoerd door de bedenker van de vernieuwing, maar door anderen) dat deze verbetering bevestigt? Want vernieuwen is veranderen, en veranderen is zoeken naar een nieuw evenwicht tussen wat al goed was en behouden moet blijven enerzijds en wat verbeterd kan worden anderzijds. Veranderen is ook omgaan met de spanning tussen wat wij als leerkrachten zelf belangrijk vinden en de vernieuwingsimpulsen van buitenaf.

Veel leerkrachten zijn onzeker geworden over hun rol. Mogen we niet meer onderwijzen zoals vroeger?

Moet alles nu via zelfstandig leren verlopen?

Moeten we nu de zorg aankunnen van alle kinderen met zorgvragen?

Moeten we nu opvoedingsondersteunend kunnen werken tegenover de ouders? Moeten we de ongelijke onderwijskansen kunnen wegwerken? …

En bovenal: hoe moet dat dan?

Laten we duidelijk zijn: goed onderwijs doet ertoe. Gunstige leeromstandigheden kunnen een wereld van verschil maken. Maar wat is goed onderwijs?

Goed onderwijs…

• heeft aandacht voor zowel kennisoverdracht als kennisverwerving;

• gebeurt interactief;

• motiveert;

• maakt gebruik van activerende werkvormen;

• is ontwikkelingsbevorderend en verhoogt de competenties van alle leerlingen in die zaken die maatschappelijk noodzakelijk zijn, maar ook in zaken die ze zelf willen leren;

• herkent talenten en ontwikkelt die;

• speelt in op verschillen tussen leerlingen;

• zorgt voor een veilige, sociaal-emotionele leeromgeving waar zorgvuldig omgegaan wordt met relaties en met verschillen;

• zorgt voor een goede communicatie tussen alle betrokkenen;

• doet een beroep op de eigen verantwoordelijkheid en de ambitie van leerlingen, leerkrachten en ouders;

• is duidend en speelt kritisch in op actuele ontwikkelingen in de maatschappij.

20 deel 1.
hoe word ik didactisch competenter?

Als leraar heb je al heel wat geleerd door ervaring. Zo ontstaat een geheel van kennis en persoonlijke opvattingen over wat goed leren en onderwijzen is. Kelchtermans noemt dit het persoonlijk interpretatiekader.

Hij ziet dit als een soort bril waardoor leraren kijken naar concrete onderwijssituaties, er betekenis aan geven en handelen. Dit persoonlijk interpretatiekader bestaat uit twee verschillende en onderling samenhangende domeinen: het professioneel zelfverstaan en de subjectieve onderwijstheorie.

Onder het professioneel zelfverstaan, de opvattingen over zichzelf als leerkracht, vallen vijf componenten:

1. Het zelfbeeld: hoe zie ik mezelf als leerkracht?

2. Het zelfwaardegevoel: vind ik van mezelf dat ik het goed doe als leerkracht?

3. De beroepsmotivatie: dit heeft betrekking op de motieven of redenen die iemand aanhaalt waarom hij/zij leerkracht blijft.

4. De taakopvatting: wat stel je als norm voor wat je als leerkracht hoort te bereiken in je beroep? Wat houdt het takenpakket van een goede leerkracht in?

5. Het toekomstperspectief: wat zijn de verwachtingen omtrent de toekomst als leerkracht?

De subjectieve onderwijstheorie behelst het persoonlijk systeem van kennis en opvattingen over onderwijzen die een leerkracht gebruikt om zijn taakopvatting in de praktijk om te zetten. In feite hebben we het hier over praktijkkennis. Ieder van ons heeft zijn eigen onderwijstheorie: hoe zou ik dit aanpakken?

Vanuit dit persoonlijk interpretatiekader verlenen we betekenis aan situaties die zich voordoen. Eenzelfde ervaring kan door de interindividuele diversiteit verschillende betekenissen krijgen. Professionele ontwikkeling is bijgevolg een individueel leerproces dat tussen leerkrachten onderling verschillende gedaanten kan aannemen.

ReflectieopdRacHt oVeR Goed oNdeRwijs

1 Wat is goed onderwijs volgens mij?

2. Wat is mijn persoonlijke top drie uit de opgesomde kenmerken van goed onderwijs?

3. Welke kenmerken zou ik toevoegen? Waarom?

4. Welke goede leraar van vroeger kan ik me nog herinneren? Waarom?

5. Wat moet ik doen om een goede leraar te zijn? Hoe goed vind ik mezelf als leraar?

6. Waarom ben ik leraar geworden? Wat maakt het beroep voor mij waardevol?

7. Wat is het verschil tussen een goede en een slechte leraar?

8. Wat is het verschil tussen een ervaren leraar en een expertleraar?

wat is goed onderwijs? 21

Goed onderwijs staat of valt ook met goede leraren die over goede didactische en pedagogische kwaliteiten beschikken. Het is dus belangrijk om zicht te krijgen op die bekwaamheid van leraren. Wat doet een goede leraar allemaal? Wat zou elke leraar moeten kennen en kunnen? Anders gezegd: over welke competenties moet een goede leerkracht beschikken?

22 deel 1.
ik
competenter?
hoe word
didactisch

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.