Tijdsbesteding
157
Vlamingen in tienduizend en tachtig minuten: Een tijdsbudget-onderzoek
Ignace Glorieux, Suzana Koelet en Maarten Moens Vakgroep Sociologie Onderzoeksgroep TOR Vrije Universiteit Brussel 1. Inleiding Tijdsbudgetonderzoek registreert het handelen van alledag. In een tijdsbudgetonderzoek wordt aan respondenten gevraagd alle gestelde activiteiten en hun precieze tijdsstippen en tijdsduur op te schrijven. Het minimale tijdsbudget omvat drie reeksen gegevens: wat men doet, wanneer doet men het en voor hoe lang? Deze minimale informatie wordt bij voorkeur aangevuld met andere relevante gegevens over de gestelde handelingen: zoals de plaats van handelen, de interactiepartners die bij de handeling betrokken waren en eventueel de manier waarop de actor de gestelde handeling heeft ervaren. Tijdsbudgetonderzoek brengt de tijdsbesteding en de activiteitspatronen van mensen veel betrouwbaarder en genuanceerder in kaart dan het klassieke surveyonderzoek. In tegenstelling tot een retrospectieve, gestileerde vragenlijst, waarbij gepeild wordt naar frequentie en duur die men besteedt aan bepaalde activiteiten (bv. hoe vaak ging u winkelen de afgelopen week of hoeveel uren keek u gisteren naar de televisie) registreren de respondenten gedurende een bepaalde periode alle activiteiten die ze stellen onmiddellijk in een dagboekje. Daardoor ontstaat een veel gedetailleerder en omvattender beeld van activiteitenpatronen dan met een vragenlijst die noodzakelijkerwijze veel selectiever en beperkter is. Met dagboekregistratie heeft men bovendien minder af te rekenen met vertekeningseffecten. Herinneringseffecten, over- of onderschatting van sociaal wenselijke of onwenselijk activiteiten, die optreden bij survey’s, worden geminimaliseerd door de simultane registratie (Kalfs 1993). Een aantal cruciale hedendaagse maatschappelijke ontwikkelingen en problemen kunnen ons inziens veel beter in kaart worden gebracht via een tijdsbudgetonderzoek dan door de klassieke sociologische survey’s. We denken hierbij bijvoorbeeld aan problemen van deregulering en flexibilisering; de beschikbaarheid en toegankelijkheid van diensten (cf. openingstijden, kinderopvang,‌); verkeerscongesties; de gevolgen van takencombinaties zoals arbeid en gezin; de impact van de vergrijzing op de diensteneconomie; de impact van werkloosheid; gevoelens van tijdsdruk; ontwikkelingen in vrijwilligerswerk en cultuurparticipatie; evoluties in het mediagebruik. Het spectrum van maatschappelijke vragen dat men aan