Fulltime avonturier

Page 1

FULLTIME AVONTURIER

Over alles achterlaten en de zoektocht naar ultieme vrijheid

Kosmos Uitgevers, Utrecht/Antwerpen

Tamar Valkenier

INHOUD

DEEL 1. LOS 12

DEEL 2. WILD 96

DEEL 3. RUST 224

HET EINDE? 271

EPILO OG 273

DANK WOORD 275

Gewond en flink in de problemen

Plots voel ik een harde ruk aan het touw waaraan ik mijn paard Izgi leid. Hij heeft het in zijn bol gekregen en galoppeert bij me weg. Mijn andere paard Tor schrikt daarvan en rent een andere kant op. Het touw dat ik tussen de paarden had gespannen slaat tegen mijn achterhoofd, waardoor ik voorover op de grond klap. Meteen gutst het bloed over mijn gezicht. Ik heb een scherpe steen geraakt.

Ik krabbel op, grijp naar mijn hoofd en zie dat beide paarden al ver bij me weg zijn en uit alle macht proberen hun bepakking af te schudden. Mijn hond Tetti rent erachteraan en al snel verdwijnen ze achter de horizon.

Het bloed stroomt over mijn hand en langs mijn voorhoofd door mijn wimpers, waardoor ik nauwelijks nog wat kan zien. Hè, wát is er net gebeurd? Vier maanden is alles goed gegaan. Ik heb al 1600 kilometer afgelegd met deze dieren. Ik heb goed voor ze gezorgd en zij ook voor mij. We zijn op plekken gekomen waar ik zonder hen nooit had kunnen komen. Vier maanden zijn we diep in de wildernis van de Altajbergen gedoken. We hebben ons ondergedompeld in een eeuwenoude cultuur die hier nog springlevend is en geleefd tussen en als de nomaden. Bijna waren we terug bij meneer Dalaikhan. Daar zijn we de tocht begonnen en ik zou als een trotse moeder mijn dieren weer netjes thuis brengen. Maar vlak voor het einde van de tocht, is alles mis. Goed mis.

Ik sta in mijn eentje, zonder dieren, zonder spullen ergens op de steppe van Mongolië en ik voel mijn hart kloppen door mijn schedel. Ik begin wat draaierig te worden. Ik druk mijn handen op de wond in een poging het bloeden te stelpen, terwijl ik een motorfiets hoor remmen. Een tweetal mannen stopt en begint

9

druk tegen me te praten. Mijn Kazachs is nog onvoldoende om het allemaal te volgen, maar ik herken de woorden ‘Dokter? Ziekenhuis?’

Ik stuur ze weg. Ik probeer duidelijk te maken dat ik twee paarden en een hond heb en dat ze die moeten vinden. ‘Die kant op. Vind ze, alsjeblieft!’ De mannen knikken, scheuren ervandoor en niet veel later stopt een tweede motorrijder. ‘Dokter? Ziekenhuis?’ Deze keer stap ik wel achterop.

We rijden in dezelfde richting als de vorige motorfiets en mijn dieren, tot de man stopt bij een klein gebouw, waar hij op alle deuren klopt. ‘Ziekenhuis,’ zegt hij, maar voorlopig zie ik daar nog weinig van. De verf bladdert van de muren, de ramen zijn kapot en nergens hangt een bordje om me te vertellen dat ik hier een dokter zou moeten kunnen vinden. De man haalt zijn schouders op, spreekt een aantal mensen aan op straat en nadat er flink is rondgebeld, doet er eindelijk iemand open. Het is de verpleegster.

Eenmaal binnen, wijst ze naar een stoffige bank in de hoek. ‘Zitten’, zegt ze en maakt verder weinig woorden aan me vuil. Zoekend naar een spiegel om mijn wond te bekijken, hoor ik dat mijn chauffeur buiten zijn motor start en er weer vandoor gaat. Ik zucht in de wetenschap dat ik nu ben overgeleverd aan deze vrouw, die ik een paar latex handschoentjes van de wasbak zie pakken, waar ze vervolgens bloedspetters van een vorige patiënt staat af te vegen. Ze gebaart me nog eens dat ik moet gaan zitten en pakt een flesje uit de kast met op het label ‘Desinfectie’. Al twee jaar over datum, zie ik als ik de verpakking inspecteer. Ze doet er wat van op een smoezelig stukje papier en stomgeslagen laat ik toe dat ze daarmee een paar keer mijn hoofd dept. Ik lijk wel in een slechte film beland. Ik zou maar wat graag wakker worden uit deze nachtmerrie en gewoon thuis bij mijn vader aan de keukentafel zitten.

Moederziel alleen, gewond en flink in de problemen, kan ik wel wat steun gebruiken. Terwijl ik me afvraag wat ik in hemelsnaam moet doen, komt een man met paardrijlaarzen en lange

10

DEEL 1 LOS

Is dit ’t nou?

Het is november 2014 en ik staar roerloos voor me uit. Buiten waait het flink, maar hierbinnen merk ik daar niks van. Ik zit al uren in dezelfde houding op dezelfde zachte bank met mijn begipste been op de salontafel voor me te luisteren naar… niks. Ik ga regelmatig parachutespringen in het weekend, maar bij de laatste keer brak ik mijn voet en sindsdien ben ik tot mijn vaders bank veroordeeld. Daar zit ik nu alleen, een beetje voor me uit te turen.

‘Waar zit je naar te kijken?’ vraagt mijn vader als hij de trap af komt en mijn blik op oneindig ziet staan.

‘Naar de tijd die wegtikt, pap.’ Mijn vader is 65. Ik ben 27 en ik vraag of hij de tijd net zo ervaart als ik.

‘Nee, natuurlijk niet,’ zegt hij alsof ik iets heel stoms heb gezegd. ‘Jij hebt nog een heel leven voor je. Jij kunt nog eens van spoor wisselen, eens uitstappen op een perron. Ik nader al mijn eindstation.’

Een heel leven voor me? Ik laat zijn woorden tot me doordringen. Al bij zijn eindstation? Ik krijg het benauwd bij de gedachte. Het tikken van de klok dreunt opeens door alles heen. Als een tijdbom, tik, tik, tik, steeds sneller. Ik heb een prima leven opgebouwd, maar de laatste tijd vraag ik me steeds vaker af of ik wel op het juiste pad ben.

Waar die twijfels plots vandaan komen, weet ik niet, want ik zou niks te klagen moeten hebben. Na een jaar of zeven met veel plezier als kok in verschillende toprestaurants in en om Haarlem gewerkt te hebben, werd ik op mijn vierentwintigste – na jaren

15

keihard studeren – beloond met de titel meester doctorandus. Ik rondde mijn studies Psychologie en Criminologie cum laude af en werd direct aangenomen voor de functie waar ik al jaren van dacht: ‘Later, als ik groot ben, hoop ik dat werk te mogen doen!’ Als recherchepsycholoog bij de Nationale Politie hield ik me sindsdien enthousiast bezig met moord- en zedenzaken, bedreigingen en stalking. Wie is de dader? Hoe verhoor je een psychotische verdachte, of een kind? Hoe herken je of een aangifte vals is? Niet iedereen begrijpt dat ik geniet van zulke dingen, maar voor mij is het een absolute droombaan. Alles wat vreemd is in de wereld, vind ik interessant.

Nu ik mijn voet gebroken heb en gedwongen wordt om – letterlijk – een tijdje stil te staan bij mijn leven, denk ik er voor het eerst wat dieper over na. Ik heb altijd maar doorgedenderd en gedaan wat ik dacht dat goed was: werken, studeren, huis kopen enzovoorts, maar wil ik zo eigenlijk wel verder? Hoe kan het beter? Welke opties zijn er? De laatste dagen twijfel ik me suf en langzaamaan groeit de behoefte om mijn leven eens flink ondersteboven te houden en binnenstebuiten te keren.

Op mijn negentiende kocht ik een huis met mijn toenmalige vriend Frank, maar na zes jaar gingen we vriendschappelijk uit elkaar. Hij is in ons appartement blijven wonen en ik heb een paar jaar een leuke bovenwoning kunnen huren. Een half jaar geleden ben ik weer bij mijn vader ingetrokken, met het idee dat ik zo flink kan sparen voor een koopwoning hier in de buurt. Maar nu ik hier zo op de bank zit na te denken, vraag ik me steeds meer af of het kopen van een huis wel zo’n goed idee is. Zet ik mezelf daar niet te veel mee vast? Kan ik dan nog wel van spoor wisselen of even uitstappen op een perron? ‘Pap, is dit ’t nou? Het leven? Werken, werken, werken, huis kopen en af en toe op vakantie?’

Ik hou van vakantie. Van reizen. Van nieuwe plekken zien, nieuwe mensen ontmoeten, nieuwe dingen doen. Dat geeft sjeu

16

DEEL 2 WILD

‘Australië is prachtig!’ roep ik opgewonden door de telefoon, als ik twee maanden later zowel mijn vader als mijn broer aan de lijn heb en ze me vragen of ik de woestijn al zat ben. ‘Nee, nog lang niet,’ zeg ik lachend. ‘Deze zandbak is veel mooier dan ik me had voorgesteld!’ Ik doe een poging om ze te vertellen over de weidsheid van het land, de ongerepte wildernis, de eindeloze vergezichten en de grote diversiteit aan wilde dieren. ‘Ik ben wezen rotsklimmen op enorme pilaren van doleriet die uit de oceaan omhoogsteken! De kangoeroes liepen voor mijn tent langs, de koala’s zaten in de bomen en we doken ons eigen avondeten op uit de oceaan. En op het muziekfestival heb ik in één week tijd net zoveel geld verdiend als ik in het hele afgelopen jaar heb uitgegeven!’ De 8000 euro waar ik mee vertrok is daarmee nu weer aangevuld en ik heb voorlopig in ieder geval geen geldzorgen. Bovendien geef ik bar weinig uit, want ik ben bij een aantal permacultuurboerderijen uitgenodigd om in ruil voor onderdak en eten bij ze te komen werken.

Mijn medewereldfietser, aan wie ik Australië te danken heb, is na zeven weken weer naar huis gegaan, maar voor mij begint het Australië-avontuur pas. Ik besluit zo lang mijn visum het me toelaat hier te blijven.

Ik fiets van boerderij naar boerderij en telkens blijf ik een paar weken (soms zelfs maanden). Ik leer voedsel verbouwen, varkens houden, houthakken, bierbrouwen, yoghurt maken, kippen slachten en bijen houden. Elke dag doe ik iets voor het eerst en zo leer ik, in ruim een jaar tijd, meer dan tot dusver in mijn hele leven.

Ik maak nog een uitstapje naar Indonesië waar ik van Denpasar naar Jakarta fiets, onderweg vele vulkanen beklim en in-

99

heemse junglestammen bezoek. Na twee maanden Indonesië vlieg ik toch weer terug naar Australië, om nog veel meer te beleven: speervissen naar kreeften, oesters rapen van het strand, zeilen tussen tientallen dolfijnen en wakeboarden bij zonsopgang. Ik beklim elke berg die ik kan vinden, verwonder me bij duizenden glimwormen en laat mij aan een touw zakken door vele watervallen. Ik bezoek aboriginalgemeenschappen diep verscholen in het binnenland en leer zoveel over de eetbare natuur, dat ik nauwelijks nog geld nodig heb om hier te leven.

Ik ben zo enthousiast dat zelfs mijn vader en broer nieuwsgierig zijn geworden en me komen opzoeken. Drie maanden lang mag ik ze laten zien wat ik hier zo geweldig vind. ‘Kijk, Jasper: wombats, possums, kookabarra’s, een emoe.’

‘Wil je niet met ons mee naar huis?’ vraagt mijn vader als ik hem met tranen in de ogen weer gedag zeg. Ik haal mijn schouders op. Ik zou willen dat ik ‘ja’ kon zeggen, maar ik kan het niet. Hoe erg ik hem ook ga missen, ik kom voorlopig niet naar huis. Mijn wilde haren heb ik nog niet afgeschud. Sterker nog, ze worden almaar wilder en ik wil alleen maar meer. Ik ben verslaafd. Verslaafd aan deze vrijheid en verslaafd aan avontuur.

Na een emotioneel afscheid ga ik terug de bergen in, de Blue Mountains, net buiten Sydney. Het is een prachtig gebied, waar ik een prachtige man ga opzoeken. Dave ontmoette ik een paar maanden geleden toen ik op zoek was naar een partner om mee te klimmen. Dat hebben we inmiddels veelvuldig gedaan, zowel op de rotsen als in bed. Hij heeft me uitgenodigd om een tijd bij hem te blijven. Elke dag trekken we de wildernis in om te klimmen, te hiken, te zwemmen en te kamperen. Hij is een echte bushman en met de dag ben ik meer van hem onder de indruk. Hij is geïnteresseerd, maar op gepaste afstand. Gepassioneerd op een bescheiden manier. Lief, sterk, betrokken en zelfstandig. Het lijkt goed te klikken tussen ons en om uit te zoeken of wij als stel potentie hebben, vraag ik een nieuw visum aan, maar na vijftien maanden in Australië wordt dat niet meer gehonoreerd. ‘Dave, het spijt me, maar ik mag niet blijven.’

100

DEEL 3 RUST

‘Jordanië? Dat ligt toch in het Midden-Oosten? Is dat niet hartstikke gevaarlijk? Heb je daar niet allemaal van die moslimterroristen? En is het niet één grote zandbak?’

Over Jordanië bestaan de nodige vooroordelen en ik krijg ze allemaal te horen, als ik mensen vertel dat ik de Jordan Trail wil lopen. Dat is een langeafstandswandeling van 650 kilometer, die het land in de lengte doorkruist en je langs trekpleisters als Umm Qais, Petra en Wadi Rum leidt. Het was nooit eerder in me opgekomen om een bestaande route te gaan lopen, maar Miriam inspireerde me met haar verhalen over Te Aorora: een langeafstandswandeling door heel Nieuw-Zeeland. ‘Hoe langer en langzamer je door een land loopt, hoe hechter je band met dat land wordt,’ zei ze al in Bulgarije. Ik zocht de meest recent ontwikkelde routes in de wereld om iets te vinden wat nog door weinig mensen is belopen. Zo kwam ik op de Jordan Trail. Ik heb weinig ervaring in het Midden-Oosten, nog minder in de woestijn, en ik zie ernaar uit om weer iets heel anders te ervaren.

Ik heb gedegen onderzoek gedaan en besloten dat ik de meeste waarschuwingen niet al te serieus hoef te nemen. Jordanië grenst weliswaar aan landen als Irak, Syrië, Israël en SaoediArabië, maar staat bekend als ‘een oase van stabiliteit midden in een turbulente regio’

Ook met de verwachte hitte valt het reuze mee. Of moet ik zeggen: tegen? Dit jaar is Jordanië uitzonderlijk nat en koud, er valt zelfs sneeuw in Petra. Vol goede moed en met een warme slaapzak in mijn tas stap ik op 1 maart 2019 in het vliegtuig. Op naar een volgend avontuur.

227

Jouw tas?

Het is een lange vlucht van Nieuw-Zeeland naar Jordanië en het enige prettige daaraan is dat het me tijd geeft om te reflecteren. Ik denk aan de expeditie en het afscheid van zowel Miriam als Dave als de eindeloze woestijn van Saoedi-Arabië al onder mij in zicht komt. ‘Stoelriemen vast. We naderen onze bestemming,’ klinkt het door de speakers en even later landen we in Amman: de hoofdstad van Jordanië.

Met de spanning van een nieuw avontuur in mijn lijf, zet ik mijn eerste stappen op Jordaanse bodem. De enige manier om een tocht van 650 kilometer te beginnen, is namelijk door de eerste stap te zetten. Ik heb er zin in en ben benieuwd wat me allemaal te wachten staat.

Die positieve energie wordt echter snel de kop ingedrukt door een nors ogende Arabier die gebaart dat ik met hem mee moet komen. Hij leidt me een donker hokje in, waar het licht van de tl-buizen op mijn bagage schijnt. ‘Jouw tas?’ vraagt hij, terwijl hij een rood met wit geblokte theedoek op zijn hoofd bindt.

‘Ja,’ zeg ik, ‘is er een probleem?’ Ik vraag me af of hij misschien gealarmeerd is door de geur van dode dieren, die ik niet uit mijn tas gewassen kreeg.

Hij gebaart dat ik de tas leeg moet halen. Ik snap niet waarom hij zo onvriendelijk moet doen en niet gewoon kan vertellen wat er aan de hand is. Al snel liggen mijn spullen als glasscherven na een ontploffing over de tafel uitgespreid. De man buigt voorover, leunt met beide vuisten op de tafel voor hem, kijkt me indringend aan en vraagt wat ik kom doen. Met wie, waarom, hoelang, waar blijf je slapen?

‘In mijn tent,’ zeg ik zenuwachtig, ‘ik wil de Jordan Trail gaan lopen.’

Hij vertrekt geen spier. ‘Wat kom je doen?’ vraagt hij nog een keer. Van de Jordan Trail heeft hij nog nooit gehoord en dat ik als vrouw alleen door de woestijn wil lopen, vindt hij kennelijk ongeloofwaardig.

228

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.