Het Nationale Park De Hoge Veluwe

Page 1


Boomvalk.
Foto: Tijmen Majoor

Het Nationale Park De Hoge Veluwe 90 Jaar Actief Beheer & Biodiversiteit

Auteur Menno Haanstra

Wetenschappelijke adviesgroep

dr. André Jansen

prof. dr. Yme Kuiper

prof. dr. ir. Gert-Jan Nabuurs

dr. ir. Jan den Ouden

prof. dr. ir. Wim van der Putten

prof. dr. Joop Schaminée

prof. dr. Jan Sevink

prof. dr. ir. Theo Spek

prof. dr. Marcel Visser

prof. dr. ir. Michiel Wallis de Vries

Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe

Waanders Uitgevers, Zwolle

← Vrouwelijke tauvlinder. Foto: Youp van den Heuvel

Voorwoord door ir. Jean Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Inleiding door prof. dr. Jan Sevink

1 Een biografie van het landschap

2 Van praktisch naar wetenschappelijk en ervaringsgericht

3 De landschappen van Het Nationale Park De Hoge Veluwe

4 Beheer is mensenwerk

5 De blik vooruit

Verklarende woordenlijst

Over de auteur en de wetenschappelijke adviesgroep

Literatuur

Illustratieverantwoording Register

← Veldleeuwerik.

Foto: Wim Weenink

Voorwoord

‘Kom mee naar buiten àààllemaal…’. Zo’n negentig jaar geleden riepen mensen, zodra het hoogzomer was, een zangvogel aan. De geelzwarte wielewaal stond in de jaren dertig symbool voor de trek naar buiten en de behoefte de seizoenen te beleven, met een familiepicknick of gewoon door je longen te vullen met gezonde buitenlucht. Een particulier park op de Veluwe kwam tegemoet aan onze lust voor ‘buiten’.

In de daaropvolgende decennia kreeg Nederland er niet alleen klaphekjes, zwemplassen, fiets- en wandelroutes en erg veel beschermde natuur bij, maar ook volop snelwegen en waterbouwwerken. Ons land verstedelijkte. De drang erop uit te trekken bleef, en de waardering van Nederlandse flora en fauna, deels opgedaan in de nieuwe parken, was niet los te zien van de aloude liefde voor de koeien in de wei en voor de dijken, rivieren en luchten.

In de jaren tachtig en negentig bakenden kabinetten de natuur af. Ze trachtten haar met tekentafelplannen en internationale richtlijnen te versterken. Van die aanpak hebben we geleerd. In mijn beleid is de veerkracht van mens, natuur en gemeenschappen het leidmotief. Die kracht ontstaat als je kunt aansluiten bij de daadwerkelijke dynamiek, als bestuurders, eigenaren en gebruikers de ruimte krijgen om – binnen wettelijke kaders – te bepalen hoe natuur en economische ontwikkelingen hand in hand kunnen gaan. Dit lijken twee zijdes, maar feitelijk hebben we het over één medaille.

Zoals in ieder park kennen de 5400 hectaren natuur in Het Nationale Park De Hoge Veluwe hun dilemma’s, hun idioom en hun evolutie. Dit boek én het boek van de natuur verhalen daar op verschillende manieren van. In beide vinden we de veerkracht van mens en natuur. En wie weet, misschien spot u tijdens een wandeling nog de wielewaal die in ons land zijn plek heeft behouden.

ir. Jean Rummenie staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Inleiding

In 1935 werd de huidige Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe opgericht, die als doelstelling had en heeft het bijzondere Veluwse landschap in stand te houden dat binnen dit Park te vinden is. Het ‘Veluwse landschap’ kent een heel specifieke cultuurhistorie en een zeer diverse flora en fauna, en is het resultaat van een al vele eeuwen durende interactie tussen mens en natuur. Voor de vroegere bewoners en gebruikers van dit soort zandlandschappen was het bepaald geen gemakkelijk gebied: de bodems waren arm, water was schaars en het zand ging stuiven, wat een bedreiging vormde voor de landbouw. Er woonden dan ook maar heel weinig boeren in het gebied, dat het beste beschreven kan worden als ‘woeste grond’ met heidevelden en zandverstuivingen en slechts hier en daar wat bos of struikgewas.

Anton Kröller en zijn vrouw Helene KröllerMüller behoorden tot de eersten die zich bewust werden van de waarde van dit landschap. Zij legden de basis voor het huidige Park. Met de omheining van het terrein beschermden zij het vroeg-twintigste-eeuwse landschap en met het door hen gestarte beheer voorkwamen zij als het ware de uitrol van de rationele verkaveling, landbouwontginningen en bosaanplanten, die in grote delen van de Veluwe wel zijn uitgevoerd en waardoor het traditionele Veluwse landschap grotendeels is verdwenen.

In de huidige tijd kent Het Nationale Park De Hoge Veluwe nog steeds dezelfde centrale doelstelling: het middels een consistent actief beheer in stand houden van dit traditionele landschap met de zo kenmerkende hoge biodiversiteit. In de loop van de negentig jaar dat het Park nu bestaat, is er wel het nodige veranderd. Lang bestond het beheer uit het zo goed mogelijk in stand houden van de heidevelden en zandverstuivingen met maatregelen

als begrazing en plaggen. Dat kwam in feite neer op het afremmen of stoppen van de natuurlijke successie in de vegetatie, die in dit soort zandlandschappen optreedt en zonder ingrepen onherroepelijk leidt tot verbossing. Typische voorbeelden zijn het reactiveren van het stuifzandgebied De Pollen en de instandhouding van een moeflonpopulatie, die uitdrukkelijk ten doel had om de verbossing met grove den tegen te gaan. Een ander voorbeeld zijn de regulatie van het wild (wildbeheer); onder andere gericht op het in stand houden van de bosverjonging met loofhoutsoorten, die bij te hoge graasdruk in gevaar komt.

Tegenwoordig wordt het Park steeds meer geconfronteerd met een heel andere, externe problematiek, die grote consequenties heeft voor het beheer. Op hoofdlijnen gaat dat om een drietal zaken, te weten stikstofdepositie, klimaatverandering en de grofwildpassages in relatie tot de juridificering van natuurbeleid en natuurbeheer in Nederland.

← Moeflons
Foto: Marten Idema
Wrattenbijter. Foto: Tijmen Majoor

Van de ecosystemen waar stikstofdepositie een negatief effect op heeft, behoren de systemen in Het Nationale Park De Hoge Veluwe tot de gevoeligste: zeer arme zandgronden met korte vegetaties (bijvoorbeeld heide en heischrale graslanden). Stikstofdepositie heeft hier geleid tot ernstige bodemverzuring en -verarming, die het voortbestaan van veel plant- en diersoorten bedreigen. Overigens niet alleen die van korte vegetaties, maar ook van de bossen. Via innovatief maar ook kostbaar onderzoek en beheer probeert het Park de effecten te ’mitigeren’, zoals dat wordt genoemd. Dit komt bijvoorbeeld neer op het versterken van deze ecosystemen door het opbrengen van steenmeel. Op de oorzaak van het probleem – de stikstofdepositie – heeft het Park geen enkele grip.

Klimaatverandering betekent, zeker wanneer die zoals algemeen verwacht richting de meer problematische scenario’s gaat, een bedreiging voor soorten die niet bestand zijn tegen de te verwachten klimaatcondities. Denk bijvoorbeeld aan kraaiheide (Empetrum nigrum) die nu in het noordelijk deel van de Veluwe nog voorkomt, maar ook voor andere heidesoorten zijn de gevolgen negatief. Voor bossen worden grote effecten op de soortensamenstelling en productiviteit verwacht, zoals voor de beuk en fijnspar, die minder bestand zijn tegen de voorziene veranderingen. Daaraan gekoppeld zijn eveneens effecten op de aan boomsoorten gerelateerde fauna te verwachten. Het Park kan via aanplant de samenstelling van het bos proberen aan te passen aan deze voorziene veranderingen in groeiplaatscondities, maar zal niet kunnen voorkomen dat zowel de samenstelling van het bos als de bosfauna verandert. De kans dat daarbij veel bijzondere soorten planten en dieren verdwijnen is helaas groot.

Tot slot de twee grofwildpassages. Dit komt het meest tot uiting in de toegang die de wolf zich tot het Park heeft verschaft, maar het is niet denkbeeldig dat de rewilding van de Nederlandse natuur verder gaat, bijvoorbeeld met de komst van de wisent, de eland, het wilde paard en het wilde rund. Overigens behoort de beer ook tot de oorspronkelijke fauna van Nederland en verdween die pas rond 1000 na Christus. Of en wanneer die weer richting Nederland komt is niet bekend, maar andere roofdieren zoals de lynx en de boskat zijn in aantocht. Kon het Park in het verleden nog bepalen welke grote zoogdieren binnen het hek voorkwamen en wat hun rol was in het beheer, met de beide grofwildpassages is dat fundamenteel veranderd. Dat maakt beheer gericht op de instandhouding van het Veluwse landschap er niet eenvoudiger op, omdat gericht graasbeheer nu eenmaal een essentieel onderdeel daarvan is. De juridificering van het natuurbeleid en natuurbeheer vertaalt zich in juridische actie en protestacties van individuen en pressiegroepen die (oproepen tot) vernieling en geweld niet schuwen. Dat kost het Park telkens veel aandacht en geld.

Die verandering van een beheer gericht op instandhouding van het bestaande, naar inspelen op van buitenaf komende problemen waarop je als Park nauwelijks grip hebt, is groot en eist veel van het Park. In dit jubileumboek neemt het Park u mee in de geschiedenis en kwaliteiten van het Park, maar vooral ook in de manier waarop het Park innovatief en creatief vormgeeft aan dat beheer. Juist in een tijd waarin die van buitenaf komende problemen zo groot worden, is het goed om dit aan een breed publiek duidelijk te maken.

Volgende pagina: → Foto: Hans Drijer

Een biografie van het landschap

Als je door Het Nationale Park De Hoge Veluwe wandelt, zie je het landschap om je heen constant veranderen. Zo loop je over een droge heide met onder meer struikhei en pijpenstrootje om verderop te merken dat de bodem vochtiger wordt, met vennen tussen de dophei en het veenmos. Je ploegt door stuifzand, het onherbergzame terrein waar de wind vrij spel heeft en waar aan de randen jonge pionierssoorten wortel schieten. Je komt door ontginningsbossen, verderop stap je een oud bos binnen met indrukwekkende oude eiken. De diversiteit aan landschappen en plant- en diersoorten tref je vrijwel nergens anders in Nederland op deze schaal aan. Het is het resultaat van bijna honderd jaar beheer, bestaande uit planmatig en op een consistente manier beheren van het landschap, de flora en de fauna. Maar wat was eigenlijk het startpunt? Wat troffen Anton en Helene Kröller-Müller begin vorige eeuw aan, op het moment dat zij hier hun landgoed stichtten?

Wandelen is zonder twijfel de beste manier om de diversiteit aan landschappen van het Park te ervaren. Foto: Robert Modderkolk

Het stuifzand van De Pollen.

Foto: Robbert Maas

De ijstijden

CA. 200.000 – 10.000 JAAR GELEDEN

M1 De betekenis van de vetgedrukte woorden vind je in de woordenlijst achter in dit boek.

iljoenen jaren lang was het huidige Nederland een vlak en laaggelegen deltagebied met rivieren die hun weg zochten richting de Noordzee. Die rivieren voerden zand en grind met zich mee, die uiteindelijk het fundament zouden vormen van het huidige Nederlandse landschap. Toen zo’n 350.000 jaar geleden de voorlaatste ijstijd begon, het saalien, ontstond in Scandinavië een grote landijskap, die zich over Noordwest-Europa uitbreidde en uiteindelijk als een enorme ijsmassa ons land binnenschoof. De oprukkende ijskap reikte tussen ca. 160.000 tot 150.000 jaar geleden tot ongeveer halverwege Nederland: de lijn tussen Haarlem en Nijmegen. Vanuit het landijs

staken toen ijstongen – smalle, uitgestrekte uiteinden van een gletsjer – in zuidwaartse richting het land in. Door hun enorme gewicht duwden ze de grond opzij, met langgerekte heuvels als gevolg: stuwwallen1. Aan hun uiteinden ontstonden grote smeltwaterwaaiers, waar het smeltwater dat door de stuwwallen heen brak grote puinwaaiers vormde. De stuwwallen en bijbehorende smeltwaterwaaiers – die zo bepalend zijn voor het Veluwemassief, waarvan De Hoge Veluwe deel uitmaakt – zijn in een relatief korte periode gevormd: zo’n 5.000 tot 10.000 jaar na het bereiken van de lijn Haarlem-Nijmegen begon de ijskap te smelten en zich naar het noorden

terug te trekken. Inmiddels waren twee voor De Hoge Veluwe belangrijke stuwwallen ontstaan: de langgerekte Oost-Veluwse stuwwal en de kleinere Oud-Reemst-stuwwal. Smeltwater creëerde waaiervormige zandvlakten en sneeuwsmeltwaterdalen, nog altijd zichtbaar op onder meer het Oud-Reemsterveld. Bij de parkeerplaats bij het Bosje van Staf zie je overal grind liggen: het is er achtergelaten door het smeltwater van het landijs.

Tijdens de Weichsel-ijstijd (115.000 tot ca. 11.700 jaar geleden) werd het opnieuw koud. Zo koud dat er poolstormen optraden waardoor er veel zand kwam aanwaaien uit het westen, vooral vanaf de Noordzee die toen grotendeels drooglag. Dat zand werd door de wind als een metersdikke deken op het kale landschap achtergelaten, vandaar dat het dekzand wordt genoemd. Op de hogere delen van de stuwwallen komt dat dekzand niet voor: het woei daar te hard, waardoor het zand niet bleef liggen. Soms ontstonden ook dekzandruggen en -duinen. Een voorbeeld van een dekzandrug is die tussen het Otterlose Bos en De Pampel.

Hoe de Veluwe zijn vorm kreeg

De Veluwe is onderdeel van wat geografen het ‘Midden-Nederlandse zandgebied’ noemen: een zandgebied met heuvelruggen. Die heuvelruggen zorgen ervoor dat de Veluwe als een massief bosgebied boven het omliggende land uitsteekt. Het hoogste punt van de Veluwe is de Signaal Imbosch, een heuvel van 109,9 meter in Nationaal Park Veluwezoom. Op De Hoge Veluwe is het hoogste punt 57 meter; je vindt het in het noordoosten van het Park, op de plek waar het Deelense Veld overgaat in bos.

Vanaf het hoogste punt van het Park heb je een prachtig uitzicht over het Deelense Veld.
Foto: Menno Haanstra
Op een reliëfkaart is duidelijk te zien dat de Veluwe boven het omliggende landschap uitsteekt.

De Veluwe is het hoogste en breedste stuwwallencomplex van Europa. De stuwwallen van het Park zijn relatief laag en zijn daardoor niet gemakkelijk in het landschap te herkennen. In het zuiden van het Park ligt een lage heuvelrug, de stuwwal van Oud-Reemst, die vanaf Lunteren via Oud-Reemst naar het noordoosten loopt. Hij loopt over de Kompagnieberg, via het Deelense Zand naar het Deelerwoud en sluit daar aan op de Oost-Veluwse stuwwal.

De landijskap produceerde een fikse hoeveelheid smeltwater, dat zich verzamelde tussen het ijs en de stuwwallen. Dat water brak op een gegeven ogenblik door de stuwwal heen en vormde diepe dalen: ijssmeltwaterdalen, vaak opgevuld met heel grof sediment (keien), dat voor een groot deel door het landijs uit het noorden was meegenomen. In het Park zijn nog enkele van die ijssmeltwaterdalen te vinden, zoals de IJzeren Man op het Deelense Veld.

De IJzeren Man is een laagte in het Deelense Veld, ontstaan door stromend smeltend water.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.