DIT IS EDITH VAN LECKWYCK

MUSEUM DR8888 WAANDERS UITGEVERS, ZWOLLE
Kunstgeschiedenis moet je blijven herschrijven. De tentoonstelling Vrouwenpalet, haar kunst, haar verhaal – van Museum Dr8888, De Wieger en later Kunsthal Rotterdam – werd onlangs door een conservator van het Rijksmuseum terecht ‘een mijlpaal en aanjager in de waardering van vergeten kunstenaars’ genoemd. Een nieuwe stap in die (her)waardering zetten we nu met Dit is Edith van Leckwyck.
Sommige kunstenaars zijn niet in een hokje te plaatsen. Edith van Leckwyck was er zo een. Ze trok de wereld in, volgde haar verbeelding en bouwde aan haar eigen universum. Ze schilderde fantastische landschappen vol dieren, mensen en herinneringen, maar ook auto’s, vliegtuigen en zelfs ufo’s. Tijdens haar werkende leven was ze een succesvolle kunstenaar, met tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Van Leckwyck hoorde niet bij een stroming, was geen ‘-ist’, maar wel iemand die vrijheid belangrijker vond dan stijl.
Dit boek en de tentoonstelling brengen haar werk voor het eerst samen. Dat kon alleen dankzij de toewijding van schrijver en gastcurator Karlijn de Jong en een reeks betrokken internationale bruikleengevers en particuliere verzamelaars.
Veel van Van Leckwycks werk bevindt zich in de depots van musea en in de schaduw van privécollecties. Een deel is simpelweg uit beeld verdwenen. Juist daarom is deze publicatie van grote waarde. Ze geeft zicht op een rijk en veelzijdig oeuvre dat lang buiten beeld bleef. Naar verwachting komt er dankzij deze tentoonstelling nog veel meer aan het licht. Voor Museum Dr8888 is deze herwaardering meer dan een eerbetoon. Het sluit aan bij onze missie om het vooruitgangsdenken van het interbellum zichtbaar te maken.
Grote dank gaat uit naar Karlijn de Jong voor haar zorgvuldige onderzoek en betrokkenheid, naar het team van Museum Dr8888, alle bruikleengevers, uitgeverij Waanders en de fondsen die dit mogelijk maakten. De totstandkoming is het resultaat van een intensieve en plezierige samenwerking.
Met Dit is Edith van Leckwyck sluiten we niet alleen een periode van vergetelheid rond haar werk af, maar ook een belangrijk hoofdstuk in de geschiedenis van Museum Dr8888. Deze tentoonstelling is de laatste grote presentatie in het huidige gebouw, waar het museum ruim dertig jaar lang gehuisvest was. Ook dat is een mijlpaal. Na deze tentoonstelling begint een nieuwe fase: een vernieuwd museum omgeven door groen. Een plek waar eigen topstukken, wisselexposities, actieve kunstenaars en nieuwe verhalen elkaar versterken.
Het is dan ook een passend moment om een kunstenaar in de spotlights te zetten die zich vrij bewoog voorbij grenzen en verwachtingen.
Dit is Edith van Leckwyck.
Wybren Jorritsma
Directeur-bestuurder Museum Dr8888
‘Toen al droomde ik zoals ik nog altijd droom. Schmalzigaug heeft mij bijgebracht wat kunst eigenlijk is, en wat je in kunst kunt uiten. Ik hield er, als kind van zestien, een eigen droombeeld op na, waarin ik dingen maakte, dingen… Ik zag in Den Haag jongens op straat lopen, die manden met bloemen droegen. Ik voelde hoe plezierig zoiets was en ik wist, dat het minstens net zo plezierig zou zijn om die jongens midden in een landschap te schilderen, en blij te zien zijn, en te zien leven.’ 1
De start van haar kunstenaarschap stond Edith van Leckwyck in 1966 nog helder voor ogen. Ruim vijftig jaar eerder was ze als jonge Antwerpse in Den Haag terechtgekomen, samen met ruim een miljoen andere Belgen. Het Duitse leger was op 4 augustus 1914 België binnengevallen. Toen twee maanden later Antwerpen viel, begon de uittocht. Onder de vluchtelingen was de vijftienjarige Edith van Leckwyck met haar vader en moeder, broer Marcel en zus Nellie.2 Zij zouden vier jaar in Nederland blijven. De welgestelde Van Leckwycks vestigden zich in een groot huis aan de Prins Mauritslaan. 3
In Antwerpen stond vader Charles van Leckwyck samen met zijn broer Eduard aan het hoofd van het koffiebedrijf Roode Pelikaan (Pelican Rouge), dat in 1863 was opgericht door hun vader Joseph. Het bedrijf was internationaal actief en groeide uit tot de eerste Europese multinational op het gebied van koffie.4 Het gezin woonde in Antwerpen, maar beschikte vanaf 1906 over een tweede huis in de kustplaats Middelkerke. Hier werden de zomers doorgebracht. De circa tien personeelsleden die in huis werkten, verhuisden dan vanuit Antwerpen mee.5
In Nederland, dat ondanks de neutrale positie in de oorlog gebukt ging onder de krimpende internationale handel, bevond het gezin zich financieel gezien nog steeds in een goede positie. Edith had het er, zoals zij zich later zou herinneren, ‘best naar haar zin’.6 Dat zij in Den Haag haar eerste lessen artistieke vorming kreeg, doet vermoeden dat zij haar leven relatief rustig kon voortzetten.7
BELGISCHE SCHOOL VOOR
HUISHOUDELIJKE KUNST
Die eerste kunstlessen kreeg Van Leckwyck op de Ecole d’art domestique, de Belgische School voor Huishoudelijke Kunst. Deze werd eind 1915 in Den Haag opgericht door het Belgische ‘Dames-comité van Intellectueele Belangen’.8 Op deze privé-academie kregen vrouwen en meisjes les in het maken van broderie, Ierse kant, kunstnaaldwerk, modegravures, fresco’s en portretten, het ontwerpen van behang, en het beschilderen van borden, vazen, glas en textiel. Het doel van de oprichters was de positie van kunstnijverheid in België te versterken en zo minder
Roode Pelikaan (Pelican Rouge), Antwerpen ca. 1900
Collectie Roode Pelikaan – Pelican Rouge Fotograaf onbekend
Jules Schmalzigaug
Snelheid, 1914
Olieverf op doek, 74 x 108 cm
Collectie Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen
afhankelijk te worden van Duitsland en Frankrijk. Daarnaast wilde het comité van betekenis zijn voor het inkomen van de vrouwen, zo blijkt uit een artikel over de school in het Belgisch Dagblad: ‘[…] in de droeve dagen die wij doormaken, gebeurt het dat verschillende dames eenige middelen van bestaan zoeken in een vaardigheid die tot nogtoe enkel ten dienste van hun vermaak had gestaan. Het is ontmoedigend voor hen de spotprijzen waarmee hun werk betaald wordt te vergelijken met de lange uren van geduldige vlijt die er aan besteed werden.’9 De school wilde het werk van de leerlingen tegen goede prijzen op de markt brengen, tentoonstellingen organiseren en samenwerken met firma’s in luxe gebruiksartikelen. Begin 1916 telde de school 45 leerlingen; onder hen waren Edith en Nellie van Leckwyck. In ieder geval Edith was hier goed op haar plek. Ze werd als enige leerling bij naam genoemd in het Belgisch Dagblad, omdat het door haar ontworpen behang met olifanten de aandacht trok.10
Een belangrijke figuur voor de school, en nauw betrokken bij de oprichting – in het Belgisch Dagblad beschreven als de ‘ziel’ ervan, die zich veel moeite had getroost om de onderneming gefinancierd te krijgen – was kunstenaar Jules Schmalzigaug (1882-1917). Hij had Antwerpen begin oktober 1914 samen met zijn ouders en twee broers verlaten.11 Eerder dat jaar was hij nog in Venetië aan het werk geweest, waar hij samen met de Italiaanse kunstenaars Umberto Boccioni, Carlo Carrà en Giacomo Balla in futuristische stijl schilderde. De kunstenaars bejubelden snelheid en vooruitgang in abstracte vormen.
In Den Haag vond Schmalzigaug een appartement aan de Van den Spiegelstraat 5 en hij zette van daaruit zijn artistieke praktijk voort. Hoewel hij in het eerste jaar in Nederland nog vasthield aan de futuristische stijl, deden andere invloeden gaandeweg hun intrede in zijn werk. Expressief weergegeven strandgezichten, zoals Het strand te Scheveningen (1915), doen vermoeden dat Schmalzigaug naast het fauvistische werk van de bevriende kunstenaar Willem Paerels (1878-1962) ook het werk van de Nederlandse modernist Jan Sluijters had bestudeerd.
Jules Schmalzigaug Het strand te Scheveningen, 1915 Kleurkrijt en pastel op papier, gekleefd op karton, 282 x 307 mm
Collectie Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (Brussel)
Schmalzigaug werd benoemd tot artistiek adviseur van de Belgische School en gaf er les in de geschiedenis van het ornament.12 Hij ontdekte het talent van de jonge Edith van Leckwyck. In 1934 zou zij zich herinneren: ‘Ik ben begonnen op de Huishoudschool in Den Haag, toen ik vijftien was. Iemand had me een stilleven van een knuffeldier gegeven om te bewerken en ik heb het zo goed mogelijk nagemaakt zoals ik het zag. Het was toen dat Schmalzigaug, de Futuristische schilder […], oordeelde dat ik potentieel had en niet wilde dat ik volgens oude principes bleef schilderen, me meenam naar zijn atelier, waar hij me mijn eerste noties van schilderen bijbracht.’13
Volgens een brief van Schmalzigaug aan Van Leckwyck van 22 maart 1915 hadden de twee al contact voordat de lessen aan de huishoudschool begonnen. Omdat de vaders van Van Leckwyck en Schmalzigaug beiden in Antwerpen in de koffiehandel werkzaam waren, kenden de families elkaar
al langer.14 In de brief gaf Schmalzigaug zijn commentaar op tekeningen die Van Leckwyck hem had opgestuurd. De tekeningen van een fles, een pot, een beeldje en een lamp getuigden volgens Schmalzigaug van een spontane visie, een serieuze blik op de werkelijkheid en een gedurfde, doortastende lijn. Hij raadde haar aan om te blijven oefenen, om de relatie tussen licht en schaduw beter te begrijpen.15
Met zijn privélessen wilde Schmalzigaug voorkomen dat Van Leckwyck haar tijd verdeed met het nauwkeurig natekenen van stillevens op een academische manier – dat stond volgens hem een goede ontwikkeling in de weg. Hij bracht haar schildervaardigheden bij en stimuleerde haar om een eigen stijl te ontwikkelen.16 Ook gaf hij advies over het materiaal dat ze moest aanschaffen: lijmverf, pastel, kleurkrijt en gouache waren belangrijk vanwege hun materietextuur en grote absorptievermogen van het licht. Kleur stond centraal: Schmalzigaug liet haar nadenken over kleurcombinaties en de werking van de gebruikte kleur op verschillende achtergrondkleuren.17
Edith van Leckwyck
Stilleven, juni 1916
Olieverf op doek, 60 x 80,5 cm
Collectie Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (Brussel)
Edith van Leckwyck
Stilleven met olifant, ca. 1916-1917
Olieverf op doek, 77 x 57 cm
Collectie Dirk Verdonck, Middelkerke, België
Het eerste stilleven dat Van Leckwyck vermoedelijk tijdens de lessen van Schmalzigaug in 1916 maakte, laat zien dat zijn onderwijs plaatsvond in het atelier. Ook uit het Stilleven met olifant dat Van Leckwyck later maakte, is dit af te leiden. De olifant die zij centraal op het doek plaatste, komt terug op een schilderij van Schmalzigaug.18 Een groot deel van de achtergrond van het schilderij lijkt in beslag genomen te worden door een futuristische compositie van haar leraar.
Vanaf eind 1915 werden de praktijklessen uitgebreid met kunstgeschiedenis. Speciaal voor Van Leckwyck schreef haar leraar wekelijks een deel van de Cours Schmalzigaug, een 21 hoofdstukken tellende cursus
Jules Schmalzigaug
Strand in Scheveningen, 1915-1917
Pastelkrijt op papier, 250 x 400 mm
Collectie Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen
Jules Schmalzigaug
Kursaal (Kurhaus) en strand in Scheveningen, 1915-1917
Pastelkrijt op papier, 294 x 331 mm
Collectie Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen
Edith van Leckwyck
Strandzicht, dames in zetels, 1916 Kleurkrijt en pastel op papier, 261 x 412 mm
Collectie Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (Brussel)
Edith van Leckwyck
Strandzicht, met de voeten in het water, 1916 Kleurkrijt en pastel op papier, 262 x 412 mm
Collectie Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (Brussel)
waarin Schmalzigaug op 736 handgeschreven pagina’s, soms geïllustreerd, de kunstgeschiedenis van de Renaissance tot de eigen tijd uiteenzette.19 Sommige lessen waren thematisch en behandelden ornamenten in kathedralen of kleurgebruik en tonaliteit; in andere lessen stonden een of meerdere kunstenaars centraal, zoals de Franse realisten Jean-François Millet, Gustave Courbet en Édouard Manet. Naarmate de cursus vorderde, werd de kunst moderner.20 Zo leerde Van Leckwyck in de laatste lessen, van eind maart tot half april 1916, over Vincent van Gogh en Paul Cézanne.
Naast de lessen in het atelier trokken leraar en leerling er geregeld op uit. Schmalzigaug zelf maakte op straat en in uitgaansgelegenheden in Den Haag en Delft snelle, kleurige tekeningen in pastel en gouache. Hij tekende danseressen en karikaturen van zangers, toneelspelers en mensen op straat. Met de bevriende en eveneens België ontvluchte kunstenaar Frans Smeers (1873-1960) trok hij regelmatig naar Scheveningen. Daar woonde Paerels in een appartement, en verliep volgens Smeers vanwege de vele bannelingen alles ‘op zijn Belgisch’.21 Schmalzigaug maakte krijttekeningen in felle kleuren van het strand, de pier en vissersboten. Hij nam Van Leckwyck meermaals mee naar het strand.
Edith van Leckwyck tekenend op het strand, ca. 1927 RKD - Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag, Archief Edith van Leckwyck (0974) Fotograaf onbekend
Edith van Leckwyck Strandzicht met zetels, 1916 Kleurkrijt en pastel op papier, 411 x 261 mm
Collectie Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (Brussel)
Een reeks van zeventien Scheveningse strandgezichten, snel gemaakt in kleurkrijt en pastel, laat de invloed van Schmalzigaug op zijn leerling zien. In felgekleurde krijtstrepen suggereerde Van Leckwyck de wind die over het strand blies, en in losse lijnen verbeeldde ze de badgasten.22 ‘Ik moet wel erg onder invloed van Schmalzigaug geweest zijn,’ vertrouwde Van Leckwyck in 1969 een journalist toe, ‘want laatst zag ik pastels uit die tijd terug waarvan ik niet wist of ze van hem of van mij waren. We hadden samen op het strand zitten tekenen. Maar ineens herinnerde ik me dat ik toch zo’n moeite had met de over elkaar geslagen benen van een figuurtje.’23 De gelijkenis tussen de werken van Schmalzigaug en Van Leckwyck is inderdaad treffend. De werken van 1899 – 1926
Schmalzigaug laten echter een meer ervaren hand zien: de compositie en plaatsing van de figuren zijn doortastender.
Aan de intensieve periode die Van Leckwyck en Schmalzigaug samen doorbrachten kwam in mei 1917 een abrupt einde, toen Schmalzigaug een einde aan zijn leven maakte. Hij leed aan een depressie, die volgens zijn broer Walter vooral kwam doordat hij het leven in Den Haag te benauwend vond. Hij zal zich afgesneden hebben gevoeld van zijn collega’s in het buitenland.24 Edith van Leckwyck verloor niet alleen haar toegewijde leraar, maar ook een goede vriend. De impact van Schmalzigaugs zelfmoord moet dan ook enorm zijn geweest.25
Edith van Leckwyck
Zicht op het strand, staketsel en boten, 1916
Kleurkrijt en pastel op papier, gekleefd op karton, 239 x 303 mm
Collectie Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (Brussel)
Edith van Leckwyck
Strandzicht, liggende dame onder parasol, 1916
Kleurkrijt en pastel op papier, 276 x 411 mm
Collectie Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (Brussel)
Willem Paerels
Scheveningen Beach, ca. 1917
Olieverf op doek, 71 x 71 cm
Particuliere collectie
WILLEM PAERELS
Naast de lessen van Schmalzigaug volgde Van Leckwyck les bij Willem Paerels.26 De twee hadden elkaar leren kennen door hun wederzijdse vriend. Door de vele exposities waar Paerels aan deelnam zal Van Leckwyck bovendien goed op de hoogte zijn geweest van zijn werk. Paerels, geboren in Delft maar sinds zijn zestiende inwoner van Brussel, had vlak voor het uitbreken van de oorlog zijn naturalisatie tot Belg aangevraagd. Tijdens een bezoek aan zijn ouders in Den Haag werd hij verrast door het uitbreken van de oorlog, en hij vestigde zich noodgedwongen in Scheveningen. Onder de invloed van de Franse impressionisten en fauvisten schilderde hij in een losse toets het strand en de pier van Scheveningen.
In zijn atelier had hij een Vrije Academie opgericht, waar hij lesgaf in schilderen en tekenen. Het Stilleven met kolen (1914) doet vermoeden dat het werk van James Ensor (1860-1949) van invloed op zijn werk was.27 Paerels en Ensor hadden elkaar in 1913 nog ontmoet op de opening van een tentoonstelling bij de Antwerpse vereniging Kunst van Heden.28 Hoewel Van Leckwyck al bekend was met Ensors werk – Schmalzigaug had in zijn lessen veel aandacht aan Ensor besteed vanwege zijn weergave van licht, kleur en tonaliteit; hij vond hem daarom een van de grondleggers van de eigentijdse visie op kunst – zal Paerels haar verder hebben ingewijd in het oeuvre van de nestor van de Belgische moderne kunst.29
James Ensor
Bloemen en groenten, 1896
Olieverf op doek, 78,5 x 99 cm
Collectie Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen
Willem Paerels
Stilleven met kolen, 1914
Olieverf op doek, 68 x 93 cm
Collectie Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen
Jules Schmalzigaug
De danseressen, 1914-1915 Zwart krijt, aquarel op papier, 339 x 506 mm Collectie Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (Brussel)
Via Schmalzigaug moet Van Leckwyck goed op de hoogte zijn geweest van de gebeurtenissen in de artistieke wereld. Haar leraar mengde zich weliswaar niet erg actief in het artistieke circuit – hij exposeerde ook niet veel in Nederland – maar Van Leckwyck zal via hem ongetwijfeld kunstenaars hebben leren kennen. 30 Bovendien zullen de tentoonstellingen die ze samen bezochten van invloed zijn geweest in haar vormende jaren. 31 In Den Haag was vrij veel gelegenheid om de nieuwste kunst te zien. Zo werd in januari 1916 het recente werk van Paerels, Raoul Hynckes, Gustave De Smet en Piet van Wijngaerdt geëxposeerd bij Kunstzalen d’Audretsch. In maart streek de Berlijnse galeriehouder Herwarth Walden (1878-1941) neer in Den Haag met zijn ‘Der Sturm’-gezelschap. 32 Van Leckwyck maakte kennis met schilderijen van de in Duitsland werkende kunstenaars Franz Marc, Heinrich Campendonk, Wassily Kandinsky, Paul Klee, Oskar Kokoschka en van de Nederlandse Jacoba van Heemskerck, die in Den Haag woonde maar ook verbonden was aan Waldens galerie. Er waren felgekleurde, expressieve
schilderijen te zien, die vaak nog wel een herkenbaar onderwerp hadden maar ver geabstraheerd waren in geometrische of vloeiende vormen. De tentoonstelling maakte veel indruk op Van Leckwyck, die geïnteresseerd was in het expressionisme. 33
Schmalzigaug vond het belangrijk dat Van Leckwyck veel kunst zag. In zijn lessen kunstgeschiedenis raadde hij haar aan het Mauritshuis en het Rijksmuseum te bezoeken. Amsterdam was vanuit Den Haag goed bereikbaar per trein, en Van Leckwyck zal ook hier tentoonstellingen hebben bezocht. Zeker toen Schmalzigaug zijn werk instuurde op de tentoonstelling ‘Belgische Kunst’, die op 16 december 1916 opende in het Stedelijk Museum van Amsterdam, zal Van Leckwyck erbij zijn geweest. Op deze expositie, die door de Belgische overheid werd gesteund, was het werk van 78 schilders en 16 beeldhouwers te zien. Er hing (neo-)impressionistisch werk van Theo Van Rysselberghe en Emmanuel Viérin, verstilde sneeuwlandschappen van William Degouve de Nuncques, symbolistisch werk van Fernand Khnopff,