1913 De grote Kunst Explosie

Page 1


1913 De grote kunst explosie

Inhoud

9 Voorwoord

Jan Rudolph de Lorm

11 1913. Een wervelend jaar

voor de Nederlandse

moderne schilderkunst

Roby Boes

56 Catalogus

Anne van Lienden

Jan Rudolph de Lorm

57 Wassily Kandinsky

58 Jan Sluijters

65 Adya van Rees-Dutilh

66 Leo Gestel

72 Jules Schmalzigaug

74 Jaap Weijand

76 Conrad Kickert

77 Henri Le Fauconnier

79 Lodewijk Schelfhout

80 Peter Alma

82 Otto van Rees

83 Bart van der Leck

86 Piet Mondriaan

88 Jacoba van Heemskerck

90 Djurre Pieter Duursma

92 Mommie Schwarz

93 Alexej von Jawlensky

94 Else Berg

96 Amedeo Modigliani

97 Kees van Dongen

98 Jo Koster

99 Gustave De Smet

100 Albert August Plasschaert

101 Jan van Deene

106 Jacob Bendien 108 Erich Wichman

112 Adriaan Korteweg 113 Philippus Metman

Robert Delaunay

August Macke

Noten

Literatuur

Personenregister

Fotoverantwoording

Voorwoord

Jan Rudolph de Lorm

Tijdens mijn eerste weken als museumdirecteur van Singer Laren zag ik een schilderij dat meteen op mijn netvlies gebrand stond: Zomerbloemen van Leo Gestel, een geschilderde explosie van vorm en kleur op groot formaat. Bloemen die van het doek lijken te spatten, vol vrolijkheid en beweging. Bij nadere beschouwing raakte ik in verwarring. Hoe is het mogelijk dat een bloemstilleven geen verstilling, maar een en al dynamiek uitstraalt?

Eerlijkheid gebiedt te schrijven dat ik het tekstbordje bij het schilderij met gemengde gevoelens las: Zomerbloemen bleek niet aan Singer Laren toe te behoren, maar hier ‘slechts’ in bruikleen te zijn.

Dit monumentale schilderij was het eerste van een reeks kunstwerken met grote zeggingskracht die ik tijdens mijn Singer-jaren zou ontmoeten. Opmerkelijk genoeg bleken talloze van deze knallers te dateren uit 1913. Stuk voor stuk werken van groot formaat, kleurrijk en vol dynamiek. Zo is het idee ontstaan om met mijn afscheidstentoonstelling een diepteboring te doen naar dit specifieke jaar. Is er een verklaring te vinden voor het feit dat er zoveel uitzonderlijke kunstwerken stammen uit ditzelfde tijdvak?

In voorliggend boek en bijbehorende tentoonstelling vieren we een hoogtepunt van het Nederlands modernisme binnen Europese samenhang. Uit de kunstwerken die hier over het voetlicht worden gebracht, spreekt een groot verlangen naar een nieuwe kunst, passend bij een snel veranderende wereld. Tegelijkertijd lijkt de kunstwereld in 1913 te dansen op een vulkaan die op uitbarsten staat. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog eind juli 1914 komt er een abrupt einde aan de internationale uitwisseling en wederzijdse beïnvloeding van de Europese avant-garde.

In het inleidende essay geeft conservator Roby Boes context aan het bijzondere kunstklimaat van 1913. Bovenal vieren wij de bloei van het modernisme met een feestelijke parade van meesterwerken: de grote kunstexplosie van 1913. We tonen niet alleen werk van wereldberoemde meesters

als Amedeo Modigliani, August Macke en Piet Mondriaan, maar laten u ook kennismaken met kunstenaars die geen grote faam hebben verworven of in de vergetelheid zijn geraakt. Zo zullen de namen Jacob Bendien en Jan van Deene veel mensen minder vertrouwd in de oren klinken. Toch vertegenwoordigen zij de eerste geheel abstracte Nederlandse kunstbeweging, in 1913 gelanceerd als ‘absolute schilderkunst’.

Van harte betuig ik mijn dank aan Roby Boes en Anne van Lienden, coauteurs en medesamenstellers van de tentoonstelling. Ik heb het als een feest ervaren om nog één keer met beide Singer-conservatoren – mijn dierbare collega’s – een kunstverhaal ‘in elkaar te hebben mogen knutselen’. Met hen wil ik ook iedereen binnen Singer Laren dankzeggen: alles doen we hier vol overgave met elkaar.

Ook Studio Berry Slok, al jarenlang verantwoordelijk voor de vormgeving van vele tentoonstellingen en bijbehorende catalogi, ben ik zeer erkentelijk. Een groot compliment aan Marloes Waanders, drijvende kracht achter Waanders Uitgevers, met wie we vele boeken maakten. Amsterdams Goud en Zilver, haar eerste grote publicatie – en ook die van mij – produceerden we ooit samen. Met mijn laatste tentoonstellingscatalogus voor Singer Laren is de cirkel van onze samenwerking rond. Alle musea, particulieren en kunsthandelaren die ons hun dierbare kunstschatten hebben toevertrouwd, zijn wij grote dank verschuldigd. Jullie hebben ons en daarmee alle kunstliefhebbers enorm verwend!

Tot slot een vrolijke noot. Het prachtige schilderij Zomerbloemen dat ik bijna 17 jaar geleden voor het eerst zag in Singer Laren, is inmiddels een vast onderdeel van de museumcollectie. Het behoort tot de schenking Collectie Nardinc, die meer dan honderd kunstwerken van Nederlandse modernisten behelst. Dankzij deze grootse donatie en diverse andere schenkingen, kunnen wij Singer Laren nu met recht ‘museum van het modernisme’ noemen. Een tiental schilderijen uit onze eigen collectie, vervaardigd in 1913, ligt aan de basis van deze tentoonstelling.

‘Elk kunstwerk is een kind van zijn tijd, vaak is het de moeder van onze gevoelens.’
Wassily

1913. Een wervelend jaar voor de Nederlandse moderne schilderkunst

We kijken terug in de geschiedenis en stellen scherp op het jaar 1913. Vlak voordat er een einde komt aan de vrede in Europa lijkt de moderne kunstwereld te dansen op de vulkaan. Het verlangen naar een nieuwe kunst, passend bij een snel veranderende wereld, is voelbaar in het werk van de avant-garde uit dat jaar.

In 1913 leek alles mogelijk in de moderne kunst. De Russische kunstenaar Kazimir Malevich experimenteerde dat jaar met volledige abstractie: hij tekende een zwart vlak in een wit vierkant. Twee jaar later werkte hij zijn ‘suprematisme’ verder uit in een serie abstracte doeken, waaronder het beroemde Zwart vierkant. 2 Ook de enorme opschudding rondom The Armory Show in New York markeert dit veelbewogen jaar. 3 Dit was de eerste grootschalige en meest spraakmakende expositie van moderne kunst in Amerika. Het toonde een chronologisch beeld van de Franse impressionisten, neo-impressionisten en fauvisten, gevolgd door de kubisten en de geabstraheerde doeken van Marcel Duchamp, Francis Picabia en het schilderij Improvisation 27 van Wassily Kandinsky.4 Nude Descending a Staircase (No. 2) van Marcel Duchamp veroorzaakte de grootste consternatie (afb. p. 12). De radicale suggestie van de bewegingen van een lopende vrouw door repeterende gefragmenteerde vlakken en lijnen werd door het publiek, critici en talrijke cartoonisten belachelijk gemaakt. 5 1913 was ook het jaar waarin Duchamp zijn eerste revolutionaire ‘ready-made’ maakte: met zijn Bicycle Wheel verhief hij twee massageproduceerde gebruiksvoorwerpen – een fietswiel en een kruk – tot kunst (afb. p. 12).

Deze internationale golf van artistieke vernieuwing bereikte ook Nederland. Dit essay legt de focus op de nieuwste ontwikkelingen en onderlinge artistieke uitwisseling in de Nederlandse schilderkunst van dat jaar. Het biedt geen compleet overzicht, maar een tijdreis langs de belangrijkste tentoonstellingen en avant-gardekunst in Nederland, te midden van Europese ontwikkelingen. In de periode 1911-1912 kon het Nederlandse publiek voor het eerst uitgebreid kennismaken met de nieuwste kunststromingen uit het buitenland. Kunstwerken van Franse kubisten, Italiaanse futuristen en Duitse expressionisten waren te zien bij verschillende kunstenaarsverenigingen en kunsthandels. In de pers werden alle vernieuwingen en tentoonstellingen gretig besproken, zowel positief als negatief. Kunstenaarsmanifesten werden integraal overgenomen en tentoonstellingsrecensies werden steeds vaker voorzien van zwart-witafbeeldingen.6 In 1913 bereikte de internationale uitwisseling een hoogtepunt. Niet alleen werd het werk van de buitenlandse avant-garde via tentoonstellingen en publicaties opnieuw in Nederland gepresenteerd, ook Nederlandse kunstenaars traden nadrukkelijker naar buiten. In voorgaande jaren waren het vooral de in Parijs woonachtige Nederlandse kunstenaars zoals Kees van Dongen, Piet Mondriaan, Peter Alma, Otto van Rees, Adya van Rees-Dutilh en Lodewijk Schelfhout die in het buitenland exposeerden. Dat jaar namen echter ook de in Nederland gevestigde modernisten, onder wie Jan Sluijters, Leo Gestel, Erich Wichman, Jaap Weijand en Jacoba van Heemskerck, deel aan tentoonstellingen in het buitenland.7

Marcel Duchamp, Bicycle Wheel (Fietswiel), 1951 (derde versie, naar verloren gegaan origineel uit 1913), metalen wiel gemonteerd op geverfde houten kruk, 129,5 × 63,5 × 41,9 cm, The Museum of Modern Art, New York, The Sidney and Harriet Janis Collection

Marcel Duchamp, Nude Descending a Staircase (No. 2) (Naakt een trap afdalend, nr. 2), 1912, olieverf op doek, 147 × 89,2 cm, Philadelphia Museum of Art, The Louise and Walter Arensberg Collection, 1950

A.L.F.A. 40/60 HP Aerodinamica, ontwerp 1913, Museo Storico Alfa Romeo, Arese

Vertrouwen in de toekomst

Volgens de revolutionaire kunstenaar Wassily Kandinsky is elk kunstwerk een kind van zijn tijd. 8 Daarom werpen we eerst een korte blik op de Nederlandse samenleving in 1913. Hoewel Europa aan de vooravond stond van de Eerste Wereldoorlog werden pessimistische voortekenen en geluiden over een dreigend conflict overstemd door optimisme en vertrouwen in de toekomst. 9 Op nationalistisch vlak was er genoeg reden tot feest. Het onafhankelijk Koninkrijk der Nederlanden bestond honderd jaar en dit jubeljaar werd groots gevierd met het ‘Plan 1913’, georganiseerd door de Maatschappij van Nijverheid en royaal gesteund door de overheid. Omvangrijke tentoonstellingen, congressen en manifestaties moesten Nederland op het gebied van handel, nijverheid, landbouw en cultuur internationaal op de kaart zetten en het toerisme bevorderen. Zo vond in juni in Amsterdam de ‘Eerste Nederlandsche Tentoonstelling op Scheepvaartgebied’ (ENTOS) plaats. Met ruim 910.000 bezoekers was deze voorloper van Sail Amsterdam een groot succes.10 De tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913’ in Amsterdam stond in het teken van de emancipatie van de vrouw. En het op 28 augustus geopende Vredespaleis in Den Haag, waar het twintigste Wereldcongres voor de Vrede plaatsvond, trok veel internationale bezoekers naar Nederland.11

Nieuwe technologische ontwikkelingen en wetenschappelijke uitvindingen werden in 1913 met respect en waardering ontvangen: het waren concrete stappen op weg naar een nieuwe wereld.12 Vanuit de lucht, een auto of een bioscoopstoel kon de wereld vanuit talloze nieuwe perspectieven worden waargenomen. Hoewel de luchtvaart nog exclusief werd ingezet voor oorlogsvoering en vliegsport trokken vliegdemonstraties veel bekijks. Ook kwamen steeds meer mensen in aanraking met de auto, al was het in 1913 nog een luxeproduct voor een kleine groep mensen.13 Opvallend futuristisch is de auto

A.L.F.A. 40/60 HP Aerodinamica uit 1913, in de vorm van een druppel (afb.). De vorm doet denken aan zeppelins waarmee destijds diverse testvluchten werden gemaakt.14 Ontwikkelingen in de luchtvaart- en auto-industrie zorgden niet alleen dat verre plekken beter bereikbaar werden, maar dat deze ook gevoelsmatig dichterbij kwamen. De ontdekking van de röntgenstraling aan het eind van de negentiende eeuw had het onzichtbare achter de werkelijkheid zichtbaar gemaakt.15 Bovendien maakte de draadloze telegraaf een razendsnelle communicatie mogelijk en versnelden nieuwe elektrische apparaten het huishoudelijk werk.16 Kortom, toenemende snelheid, dynamiek en een gevoel van ongekende mogelijkheden kenmerkten het maatschappelijke leven in 1913.

Afzetten tegen de traditie

Hoewel deze publicatie en bijbehorende tentoonstelling focussen op de avant-gardekunst in 1913, is het goed te beseffen dat deze slechts een fractie vormt van de totale Nederlandse kunstproductie van destijds. Niet Mondriaan, Sluijters, Gestel of Bart van der Leck lag het beste in de kunstmarkt, maar juist de meer traditionele kunstenaars die veelal rond de eeuwwisseling op het hoogtepunt van hun carrière waren. De schilders van de Haagse School, hun navolgers in Laren en de Amsterdamse schilders van Tachtig, die nog vasthielden aan de zichtbare werkelijkheid, vulden het grootste deel van de zalen op tentoonstellingen van conservatieve kunstenaarsverenigingen zoals Arti et Amicitiae in Amsterdam en Pulchri Studio in Den Haag.17 In de ogen van de modernisten paste de breed vertegenwoordigde behoudende kunst niet meer bij het huidige leven. De tijd was rijp voor een andere richting. De ultramoderne kunst rond 1913 kwam uiteraard niet uit de lucht vallen en kent een langere aanloop. De Tachtiger George Hendrik Breitner – in 1913 inmiddels in de nadagen van zijn carrière – had kleur en expressie al verkozen boven vormvastheid en was een invloedrijke wegbereider. Ook de laatnegentiende-eeuwse symbolistische werken van kunstenaars als Jan Toorop en Johan Thorn Prikker vormden een fundament voor de moderne kunst in 1913. Deze kunstenaars hanteerden destijds al een mate van abstrahering en maakten kleur, lijn en motieven tot zelfstandige dragers van een symbolische betekenis.18 Toorop, een belangrijk

nestor van het Nederlands modernisme, had in 1901 de Eerste Internationale Tentoonstelling georganiseerd in Den Haag met werk van Franse en Belgische neo-impressionisten.19 Hun stippelen streepjestechniek was decennia later niet meer vernieuwend, maar vond in 1913 nog navolging in het werk van onder anderen Co Breman, Ferdinand Hart Nibbrig en Jo Koster (afb. p. 15). Het toonaangevende kleurrijke werk van Vincent van Gogh was onder andere in 1905 op een grote overzichtstentoonstelling te zien geweest in Amsterdam. Bovendien werd zijn werk vanaf 1909 samen met dat van Paul Cézanne in het Rijksmuseum tentoongesteld. 20 Daarnaast hadden de vernieuwende luministische schilderijen van Sluijters, Mondriaan en Gestel op de Sint Lucastentoonstellingen in 1909-1911 voor ophef en sensatie gezorgd in de pers. 21 Zij brachten een belangrijke vernieuwing door de kleur te bevrijden van haar naturalistisch keurslijf en die in expressieve, felle tinten en een losse penseelvoering op het doek te zetten. Dit is bijvoorbeeld goed te zien in Sluijters’ schilderij Larens landschap met fietsers (afb.). De kunstenaar wilde, zo schreef hij in 1910, schilderen vanuit ‘een heviger voelen van een superioriteit van geest’ die ontroerd werd door de dingen ‘die boven het gewoon optisch waarneembare’ stonden. 22 Anders dan de impressionisten, de pointillisten en de neo-impressionisten wilden deze Amsterdamse luministen niet alleen het waargenomen effect van het licht op de omgeving schilderen maar vooral ook uiting geven aan de innerlijke reactie die het bij hen teweegbracht. 23

> Jo Koster, Portret van mej. H. Löhnis, juni 1913, olieverf op doek, 120 × 90 cm , Singer Laren, in langdurig bruikleen uit particulier bezit. Beloofd legaat aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Jan Sluijters, Larens landschap met fietsers, ca. 1910-1911, olieverf op doek, 51 × 71 cm, Singer Laren, schenking Collectie Nardinc

Nederlanders in Parijs

De focus op één jaar brengt kunstmatige grenslijnen met zich mee, terwijl er in de jaren voorafgaand aan 1913 ook al sprake was van vernieuwing en een levendige uitwisseling tussen binnen- en buitenland. Vooral de Nederlandse kunstenaars in Parijs speelden hierin een belangrijke rol. Parijs was destijds het belangrijkste kunstcentrum van Europa en fungeerde als een magneet voor kunstenaars op zoek naar vernieuwing. Van Dongen verhuisde in 1897 als een van de eerste

Nederlandse modernisten naar de Franse hoofdstad. 24 In 1903 kwam de jonge Schelfhout er samen met zijn ouders wonen. In de populaire kunstenaarswijk Montparnasse kwam hij in contact met de internationale kring van kunstenaars die geregeld samenkwam in Café du Dôme. Daar raakte hij als eerste Nederlander onder invloed van het kubisme. Vanaf 1906 kwam Conrad Kickert, een kapitaalkrachtige criticus en schilder, op advies van zijn vriend Schelfhout ook geregeld naar Parijs, waar hij zich in 1910 vestigde. Schelfhout introduceerde Kickert bij de moderne kunstenaarskringen

Robert Delaunay, L’équipe de Cardiff (Het team van Cardiff ), 1913, olieverf op doek, 193,5 × 130 cm, Collectie Van Abbemuseum, Eindhoven

Terras Café du Dôme, Parijs, (v.l.n.r.) Artaval, Jules Pascin, Conrad Kickert, Rudolf Levy, Wiegels, onbekende, ober Henri en Lodewijk Schelfhout, 1910, particuliere collectie

en samen bezochten ze naast Café du Dôme ook de dinsdagsoirees van dichter Paul Fort in Café La Closerie de Lilas. Laatstgenoemde was een van de bekendste ontmoetingsplekken voor Franse kunstenaars en schrijvers (afb.). Daar troffen ze onder anderen de Franse kunstenaar Henri Le Fauconnier met wie ze goed bevriend raakten. 25 Le Fauconnier was op dat moment nog de voorman van de groep kubisten die zich veelal in Montparnasse begaf. 26 Hiertoe behoorden Fernand Léger, Robert Delaunay, Jean Metzinger en Albert Gleizes, eveneens vaste bezoekers van Forts soirees. 27 Onder de schrijvers en kunstenaars in deze kring was veel belangstelling voor het simultaneïsme: de beschrijving of verbeelding van gelijktijdige gebeurtenissen op verschillende plekken. 28 Anders dan Pablo Picasso en Georges Braque – de grondleggers van het kubisme in 1907 en ook wel de Montmartre-kubisten genoemd –kozen de Montparnasse-kubisten een meer intuïtieve werkwijze. Zij schilderden geen statische stillevens vanuit verschillende perspectieven, maar kozen juist verhalende dynamische onderwerpen uit het dagelijks leven waarin ze verschillende gefragmenteerde beelden en gebeurtenissen in één beeld samenbrachten. 29 Het schilderij L’équipe de Cardiff van Delaunay illustreert dit goed (afb. p. 16).

Kickert organiseerde op zijn beurt in zijn Parijse atelier een wekelijkse ‘jour’ op maandagmiddag waar een gemengd gezelschap van internationale kunstenaars te gast was. Behalve Schelfhout en bovengenoemde Franse Montparnasse-kubisten kwamen daar ook de Duitse kunstenaar Otto Freundlich en de Nederlanders Jan Verhoeven, Peter Alma, Otto van Rees en Adya van ReesDutilh, die eveneens al langer in Parijs verbleven. Ook Jan van Deene, die in 1911 naar Parijs verhuisde, kwam op deze ‘jours’ in aanraking met de Parijse avant-garde en bracht in 1912 Jacob Bendien mee. Eind 1911 voegde ook Mondriaan zich bij Schelfhout en Kickert. 30

De groep Parijse Nederlanders exposeerde in de periode 1911-1913 regelmatig op de Franse alternatieve salons. Deze waren eind negentiende eeuw in het leven geroepen als reactie op de invloedrijke officiële Salon waar alleen kunstwerken werden toegelaten die de heersende academische norm vertegenwoordigden, waarbij de zichtbare werkelijkheid natuurgetrouw werd verbeeld. 31 Van Dongen en Verhoeven toonden hun werk veelal bij de Salon d’Automne in het najaar en Mondriaan, Van Rees, Alma en Kickert bij de Salon des Indépendants in het voorjaar. 32 Ook Van Heemskerck exposeerde hier. Zij had vanuit Nederland geregeld contact met een aantal

Parijse Nederlanders en kwam er op bezoek. 33 Van de Nederlanders bezocht in ieder geval Van Deene de Salon d’Automne van 1912, waar werken hingen van onder anderen Kandinsky, Picabia, Gleizes en het volledig abstracte werk Amorpha, fugue à deux couleurs van František Kupka (afb. p. 19). Deze Tsjechische schilder woonde sinds 1896 in Parijs. 34 Het monumentale doek is linksboven op een zaalfoto te zien en is een van de eerste volledig abstracte kunstwerken die in Frankrijk tentoongesteld werden (afb.). 35 Eronder staan beeldhouwwerken van langgerekte, gestileerde koppen van de Italiaanse kunstenaar Amedeo Modigliani, die sinds 1906 in Parijs verbleef. In 1913 schilderde Modigliani een vergelijkbare krachtige voorstelling in olieverf, een medium dat hij dat jaar weer oppakte. In Le Grande Buste Rouge heeft hij de essentie van een gelaat gevat in een simpel, knallend kleurenpalet van contrasterend roodoranje en blauw (afb. p. 20). 36

In maart 1913 exposeerden Mondriaan, Schelfhout, Van Rees en Van Heemskerck bij de Salon des Indépendants. Geholpen door hun vriendschappelijke relaties met de Montparnasssekubisten hingen de Nederlanders bij elkaar in La Salle Hollandais (zaal 43), die onderdeel uitmaakte van de ‘salles cubistes’. 37 Hierdoor vielen ze op tussen de ruim 3.300 andere werken van meer dan duizend kunstenaars. 38 De vernieuwingsgezinde

Franse dichter-criticus Guillaume Apollinaire schreef dat in de Nederlandse zaal de tentoonstelling pas echt modern werd. Hij prees het werk van Mondriaan en omschreef zijn vrouwportret en van bomen afgeleide voorstellingen als een erg abstract kubisme, die ‘een gevoelige cerebrale kwaliteit’ onthulden. Volgens Apollinaire leek Mondriaan het meest door Picasso’s kubisme beïnvloed, maar bleef zijn eigen persoonlijkheid intact. 39 Het hoogtepunt en meest moderne doek van de tentoonstelling was in zijn optiek Delaunays werk uit de serie L’équipe de Cardiff in zaal 45: ‘Het is gelijktijdigheid. Een suggestieve en niet louter objectieve schilderkunst die op ons inwerkt als natuur en poëzie (afb. p. 16).’40

Rond die tijd raakte de groep Nederlanders in Parijs haar samenhang kwijt.41 Beïnvloed door Le Fauconnier zou Kickert in de zomer breken met het kubisme. Schelfhout keerde in februari terug naar Nederland en verbrak zijn vriendschappelijke banden met Kickert.42 Van Deene was alweer terug in Amsterdam, Bendien vertrok in de zomer naar Berlijn en ook Mondriaan voelde zich niet meer verbonden met de kunstenaars rondom Kickert.43 Toch was de groep Parijse Nederlanders door hun internationale netwerk en de opgedane indrukken in de Franse hoofdstad van groot belang voor de Nederlandse moderne kunst in 1913.

Zaal 11 van de Salon d’Automne in 1912 in het Grand Palais des Champs-Élysées in Parijs. Linksboven Amorpha, fugue à deux couleurs van František Kupka, eronder vier beeldhouwwerken van Amedeo Modigliani op witte sokkels. De andere drie grote schilderijen zijn van Jean Metzinger, Francis Picabia en Henri Le Fauconnier. Foto afgedrukt in L’Illustration, 12 oktober 1912

František Kupka, Amorpha, fugue à deux couleurs (Amorpha, fuga in twee kleuren), 1912, olieverf op doek, 211 × 220 cm, Nationale Galerie, Praag (Národní galerie v Praze)
Amedeo Modigliani, Le Grande Buste Rouge (De grote rode buste), 1913, olieverf op doek, 81,5 × 51 cm, Het Noordbrabants Museum / met dank aan de JK Art Foundation

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.