
10 minute read
DEEL I DE COACHRELATIE
DEEL I
De coachrelatie
16 LEREN DURVEN COACHEN
Louis (een dikke 10.000 dagen jong, oud genoeg om terug te blikken op de coaches die zijn meanderend schoolpad kruisten)
Een coach is pas een coach als hij een coachee heeft en een coachee wordt pas gecoacht als hij een coach heeft. Vóór mijn veertiende verjaardag was coaching me vreemd. Mijn leraren waren mijn leraren, ik hun leerling. Mijn begeleiders in de jeugdbeweging waren leiders, ik lid. Coaches kende ik van het voetbal op tv. Zelf had ik een trainer die trainingen leidde en in het weekend bepaalde wie waar op het veld mocht lopen. Het etiket coach opgekleefd krijgen is één ding, zich als coach gedragen nog iets anders. Kortom, ik had geen coach en zeker niet op school, laat staan dat ik ernaar op zoek was. Nee, ik heb me nooit coachee gevoeld en omgekeerd heeft wellicht ook niemand de drang gevoeld mijn coach te worden. Mijn leraren kenden hun vak. Ze maakten feilloze diagnoses van mijn leerprestaties. Op hun verklaringen had ik niets aan te merken. Ik was goed in wiskunde en exacte wetenschappen en ik was slecht in talen. Werken deed ik voor geen van beide. De diagnose en de conclusie die ik eruit trok, lagen in elkaars verlengde: tussen talen en mij zou het nooit iets worden. Niets aan te doen, leef ermee, Louis.
Niet dat die leraren niets in mij zagen of dat ik in de onderste lade lag. In de leraarskamer werd mijn naam net zo goed met mijn rekenknobbel en humor als met mijn dyslexie en luiheid geassocieerd. Ze oriënteerden me welwillend (‘Deze studierichting is iets voor jou, Louis’ en wellicht nog uitdrukkelijker: ‘En die niet’). Ze stuurden me paden op waarop ik zo weinig mogelijk hindernissen en frustratie zou tegenkomen. Me uitdagen hebben ze niet gedaan, niet in mijn talenten, niet in mijn werkpunten. Maar ik ben de eerste om toe te geven dat ik niet zat te wachten op leraren die me zouden vertellen dat ik gewoon wat harder moest werken voor talen.
INLEIDING 17
Loubna (21 jaar en pas afgestudeerd als onderwijzeres)
20 september in de vijfde klas middelbaar is hét referentiepunt van mijn studieloopbaan. Vóór die dag waren er twee Loubna’s. De eerste was de sociale leidersfiguur thuis. Ik was de spil van het huishouden die zich liet uitlenen aan de buren om voor een goed wederzijds begrip mee te gaan op doktersvisite. De tweede Loubna was het stille Marokkaanse meisje dat tot geen enkel clubje hoorde maar goed met alle klasgenoten kon opschieten. Op 20 september openbaarde de assertieve Loubna zich ook op school. ’s Morgens mochten we in de klas allemaal de naam van een medestudent nomineren als klasverantwoordelijke. Er was geen tijd voor een campagne, laat staan voor een programma. Meneer Fransen vroeg gewoon een vertegenwoordiger te kiezen. Hoe moesten we dat doen? Hoe wisten we of degene met de meeste stemmen het überhaupt zou willen doen. Meneer Fransen suste. ‘Kies iemand van wie je weet dat die persoon de klas goed zal vertegenwoordigen. Wie dat vertrouwen voelt, neemt zijn verantwoordelijkheid wel.’ Hij kreeg gelijk, maar wat niemand vermoedde, geschiedde. Ik was het die alleen maar ja kon en wilde zeggen. ‘De klas vertrouwt op jou, Loubna.’ Diezelfde middag zaten alle klasvertegenwoordigers samen in de mediatheek en moest er meteen een voorzitter van de leerlingenraad gekozen worden. Meneer Fransen, die aanwezig was als waarnemer en tot dan de vergadering voorzat, vroeg of er kandidaten waren. Iedereen keek naar mij. Een enkeling deed het misschien omdat ik een hoofddoek droeg of omdat ik de enige vrouw was van het vijfde of zesde jaar, maar de grote hoop volgde gewoon de blik van meneer Fransen. Toen en daar antwoordde de enige echte Loubna. ‘Ja, ik wil dat wel doen.’
Waren er op 20 september geen onaangekondigde verkiezingen van klasvertegenwoordigers en van de leerlingenraad geweest en had meneer Fransen niet naar mij gekeken, ik had wellicht meer jaren nodig gehad om mijn ware aard te kennen en te laten kennen.
1 VERBIND JE MET JE COACHEE
19
Een coachrelatie bouw je samen op. It takes two to tango. Jij én je coachee delen samen de verantwoordelijkheid om elkaar te leren kennen en jullie vertrouwen in elkaar te laten groeien. Een goede verstandhouding en dito afspraken zijn er het gevolg van. Wat meer is, de coachrelatie vormt ook een bedding voor het leerproces van de coachee; het is de weg naar zijn doel zoals een rivier haar weg vindt naar zee.
We onderscheiden twee facetten in de coachrelatie: de vertrouwensrelatie (contacting) en de werkrelatie (contracting). We beschrijven telkens eerst hoe dat in de praktijk kan verlopen en gaan daarna dieper in op de bouwstenen.
1.1 Bouw aan een vertrouwensrelatie: contacting
Stel je een eerste gesprek voor, buiten de context van de lessen, met een leerling of student die je zult coachen. Dat zal er ongeveer aan toegaan zoals bij Patrick.
- ‘Hallo, jij moet Manon zijn. Ik ben Patrick. Zeg maar dat je me kent als meneer Bos van Frans.’ - ‘Ja, meneer.’ - ‘Dan heb ik geluk. Het had ook “die vent van Frans met zijn baard” kunnen zijn.’ (lacht) ‘Vertel eens, hoe gaat het met jou?’
Stel je coachee op zijn gemak en maak duidelijk dat het om een kennismaking gaat. Trek er voldoende tijd voor uit want dit wordt de basis voor jullie vertrouwensrelatie. Schep geen al te grote verwachtingen bij het woord ‘coachen’. Het wordt een ontspannen gesprek waarin jullie elkaars behoeften, wensen en grenzen zullen verkennen. Een uitgebreide probleemanalyse is zeker nog niet aan de orde. Relativeer jezelf en je status als leerkracht of docent, zonder dat je te hard je best doet om sympathiek over te komen. Dat doorzien leerlingen of studenten snel. Hoe spontaner, hoe beter. Niemand hoeft zich hier te bewijzen.
20 LEREN DURVEN COACHEN
Elke vogel zingt zoals hij gebekt is. De opener van meneer Bos bij Manon kan voor jou misschien vreemd aanvoelen. Meneer Bos zal wellicht zelf ook telkens andere openingswoorden gebruiken. Er is geen uitgeschreven script dat letterlijk voorschrijft wat je moet zeggen. Wees jezelf. Beschouw wat hieronder staat als een lijstje met zaken die je het best vroeg kunt aankaarten of waar je vanaf de start bewust mee bezig bent.
HOE START JE EEN COACHING? • Kies een laagdrempelige opener en zoek vooral verbinding in kleine dingen.
Wat weten jullie van elkaar? Welke raakpunten hebben jullie? Dezelfde woonplaats, interesse of een gemeenschappelijk contact via een vroegere stageplaats? • Hoe hebben jullie elkaar gevonden? Of zijn jullie (random) aan elkaar gekoppeld? • Stel jezelf kort voor en vertel hoe je werkt en wat je daarbij belangrijk vindt.
Wees open en transparant over jezelf. • Vraag wat je coachee van jou verwacht: - Wat is de aanleiding voor deze coaching? - Wat maakt dat je mij opzoekt om je te coachen? - Wat verwacht je van mij? - Wat helpt jou om te leren? • Laat van bij het begin merken dat jullie open met elkaar kunnen praten en dat het belangrijk is om je indrukken te delen. • Garandeer je coachee dat je vertrouwelijk zult omgaan met alles wat hij vertelt. Leg ook uit wat dat concreet betekent. • Spreek een afgebakende periode af voor de coaching. Betrokkenheid tonen voor je coachee en zijn proces vraagt tijd en energie. Werk per semester of binnen een stageperiode en maak afspraken over je beschikbare tijd (bijvoorbeeld vijf gesprekken). Zo kun je je betrokkenheid garanderen. • Installeer van meet af aan een groeigerichte mindset. Op een andere manier praten doet je coachee anders denken en anders voelen (bijvoorbeeld: ‘Je ziet nog geen andere mogelijkheden’, ‘Je mag fouten maken, als je er maar van leert’). Nog beter is dat je coachee het zelf zegt in de ik-vorm.
VERBIND JE MET JE COACHEE 21
BOUW JULLIE RELATIE OP
Vertrouwen, het besef dat de ander het beste met je voor heeft
Als onderwijsmensen zijn we vertrouwd met het concept beginsituatie. Spontaan denken we dan aan wat jongeren al weten of kunnen of waar ze interesse in hebben. Hier hebben we het over een ander element. Hoe ziet jouw coachee jou? Ben je de man van Engels? Hoort je coachee in de wandelgangen dat je streng bent? Of heb je bij ouderejaars naam gemaakt als een welwillend luisterend oor? Je coachee kent je fantastische intenties en coachingsvaardigheden niet op het moment dat jullie de coachrelatie vormgeven, maar hij kent wel de etiketten die op jou kleven. Voor je coachee houdt met jou een coachrelatie aangaan een risico in. Zijn je intenties nobel? Sta je echt open voor wat hij belangrijk vindt?
Trouwens, hoe jij jouw coachee ziet, is ook deel van de beginsituatie. Start je met hem vanuit een wit blad of is zijn reputatie hem vooruitgesneld en heeft hij jouw verwachtingen al aangetast? Weet dat de kans groot is dat je coachee dat aanvoelt en dat dit het voor hem des te moeilijker maakt om de vertrouwenssprong naar jou te maken.
Allison was een zelfbewuste derdejaarsstudente Facility Management. Haar stage liep prima, ze kreeg alleen maar complimenten. Toen ze een jonge nieuwe stagebegeleider kreeg toegewezen, vond ze dat hij haar niets kon bijbrengen. Ze had geen behoefte aan praatsessies waarin hij wilde verkennen hoe ze dacht en voelde en ze sloot zich af voor zijn reflectievragen. Toen de stagebegeleider uitviel en vervangen werd door een collega waar Allison al enkele jaren les van kreeg, stelde ze zich wel open en was ze bereid naar haar eigen leerproces te kijken. Dat was een goede zaak voor haar stage, maar Allison liet wel een leerkans liggen om te onderzoeken waar haar weerstand tegen de jonge nieuwe stagebegeleider vandaan kwam.
Mensen die elkaar vertrouwen, beseffen dat de ander het beste met hen voorheeft. Je kunt het niet opleggen, maar wel laten rijpen. Vertrouwen is een zichzelf versterkend proces. Hoe meer jullie als coach en coachee van elkaar ervaren dat jullie menen wat jullie elkaar vertellen over wat jullie denken, voelen en willen en dat jullie je beloften ten aanzien van elkaar nakomen, hoe sterker jullie band zal worden.
Vertrouwen is een basisvoorwaarde voor coaching omdat je als coach werkt met wat je coachee echt denkt en voelt. Wanneer je coachee zich niet veilig
22 LEREN DURVEN COACHEN
genoeg voelt, dan werpt hij een muur op waar je vragen en reacties op afketsen. Zwijgen is de meest voor de hand liggende en herkenbare strategie van een coachee in het defensief, maar een coachee kan nog op andere manieren een authentiek antwoord vermijden. Ook uitspraken als ‘Ik weet het niet’ of ‘Ik heb geen andere keuze’ kunnen signalen zijn van onveiligheid.
Na een eerste gesprek moet duidelijk zijn of er een goede klik is tussen jullie om een coachtraject op te starten. Als die ontbreekt, kun je beter niet met elkaar in zee gaan. Spreek je gevoel uit of vraag even bedenktijd om te beslissen. Als je coachee echt geen vertrouwen heeft in jou of omgekeerd, bijvoorbeeld vanwege iets wat vroeger in een les is gebeurd, dan kunnen jullie dat beter samen erkennen en de coördinator vragen om voor elk een andere persoon te zoeken om mee samen te werken.
Niet alleen dansen, ook een steile bergwand beklimmen kun je het best niet alleen aanpakken. Louis die we aan het begin van dit hoofdstuk leerden kennen, wil liever geen coachingsgesprekken. Ook al zou een leerkracht hem uitnodigen, hij is er niet op uit. Hij wil niet in zijn hoofd of hart laten kijken. Echt contact, nee bedankt. Het contrast met Loubna is heel groot. Hoewel ook zij geen formele coach toegewezen krijgt, gaat ze gretig in op de uitnodiging van meneer Fransen. Het zegt iets over hen, maar niet alles. Misschien zou Louis geen vertrouwen stellen in meneer Fransen of zou een andere coach bot vangen bij Loubna. Wat zeker is, is dat coaches pas iets kunnen betekenen voor hun coachees als ze elkaar vertrouwen.
Betrokkenheid, oprechte interesse in elkaar
Als coach ben je nieuwsgierig naar hoe je coachee denkt en voelt. In jouw oprechte belangstelling voor zijn droom wordt je empathie voor je coachee tastbaar. De ervaring dat je meegaat op zijn pad en hem steunt, stimuleert hem om in actie te komen en te groeien. Tegelijk en onderliggend maakt het hem op zijn beurt ook meer empathisch voor jou.
In de richting Gezondheidszorg maken de leerlingen een eindwerk in groepjes. Om tussentijds hun teamwork in kaart te brengen, werken ze met de dieren van de axenroos. Elke leerling mag twee dieren kiezen: een dier waarin ze hun eigen groepsbijdrage tot nu toe het meest herkennen en een dier waarvan ze de kwaliteiten nog meer zouden willen laten zien. Kristina kiest voor een schildpad

