Voorwoord
‘Sluit ze op en gooi de sleutel weg!’
Dit soort uitspraken keren wel vaker terug als het gaat over delinquenten en gevangenissen. Voor mensen die met veroordeelden werken of een gevangenisbeleid vormgeven, wekken zo’n stellingen een diepe zucht op. Ze vertrekken vanuit de veronderstelling dat gedetineerden tot inkeer zullen komen door een eenzame opsluiting. Justitie en het moderne gevangeniswezen willen juist deze achterhaalde aanpak ontkrachten. Repressieve opsluiting werkt simpelweg niet. Het maakt onze samenleving niet veiliger. Dat zien we bijvoorbeeld aan de recidivecijfers: zeven op de tien gedetineerden komt na vrijlating binnen de vijf jaar opnieuw voor een rechter.
19e-eeuwse moraal van boetedoening en verbanning
En toch kun je de mensen die zo’n uitspraken doen weinig kwalijk nemen. Dit gedachtegoed van boetedoening en verbanning als katalysator voor een morele ommekeer zit ingebakken in onze instellingen. Het merendeel van onze gevangenissen zijn zelfs op die manier gebouwd: hoog beveiligde, stervormige complexen met een centraal
9
panopticum en piepkleine cellen waarin gedetineerden afgezonderd leven. Ze creëren de illusie van een alziend oog. Ook ons Strafwetboek, dat rechters elke dag als leidraad moeten gebruiken, bulkt van de 19e-eeuwse moraal. Voor quasi elk misdrijf lijkt er maar één simpele oplossing te bestaan: een verblijf in de gevangenis. Deze visie werd politiek maar weinig betwist. Investeren in een gerichtere strafuitvoering en een betere omkadering voor gedetineerden is nooit een populaire noch een prioritaire bezigheid geweest. Gevangenissen waren vergeetputten en bleven dat ook.
Van deze aanpak dragen we vandaag nog steeds de gevolgen. Terwijl de criminaliteitscijfers jaar na jaar afnemen, blijven de gevangenissen overvol. Het zijn plaatsen waar gedetineerden amper kunnen bouwen aan een toekomst, laat staan een positief zelfbeeld. Hoe empathisch gevangenisdirecteurs en penitentiair beambten zich ook mogen opstellen, het regime blijft afgestemd op een kleine groep vluchtgevaarlijke en moeilijk te managen gedetineerden. En dat terwijl de meeste gedetineerden een eerder laag veiligheidsrisico hebben. De focus op veiligheid drukt elk initiatief dat een gedetineerde neemt om aan zichzelf te werken de kop in. Het is dus niet verwonderlijk dat gevangenissen de reputatie hebben leerscholen van criminaliteit te zijn.
Bovendien zorgden overbevolkte gevangenissen decennialang voor het niet-uitvoeren van korte straffen. Dit werkte een gevoel van straffeloosheid in de hand, waardoor beginnende delinquenten konden uitgroeien
10
tot beroepscriminelen. Daarop werden er steeds hogere straffen uitgesproken en meer voorhechtenissen bevolen, lees: nog meer overbevolking. De vicieuze cirkel is compleet.
Stille revolutie in de gevangenissen
‘De optimale straf is de minimale straf die toch effect teweegbrengt en net volstaat om te voorkomen dat de delinquent zijn medeburgers nog benadeelt. De beste preventie voor de criminaliteit is immers niet de wreedheid van de straf, maar wel het feit dat het onmogelijk is haar te ontlopen.’ Het zijn de woorden van de 18e-eeuwse filosoof Cesare Beccaria. Meer dan drie eeuwen later blijven ze als een paal boven water staan. Het vat ook perfect samen wat Team Justitie beoogt met een stille revolutie in de gevangenissen: bestraffen op maat, alle straffen uitvoeren en gedetineerden kansen geven om hun leven opnieuw in handen te nemen. Die ommekeer wordt stap voor stap uitgevoerd op het terrein.
Een belangrijke hervorming is de oprichting van de detentiehuizen. Deze zorgen voor een radicaal andere vorm van detentie dan een klassieke gevangenis. Kortgestraften zitten er in kleine groepen hun straf uit. Dankzij de kleinschaligheid, de huiselijkheid, de structuur, het leren samenleven, het groepsdenken en de inbedding in het stedelijk weefsel, kan er meteen op maat worden gewerkt aan reintegratie. Detentiebegeleiders stimuleren de zoektocht naar werk, een geschikte opleiding of een woonplaats voor na het detentiehuis. De werking van het transitiehuis, waar
11
De kansenfabriek zich afspeelt, is sterk vergelijkbaar. Dit boek toont aan waarom Justitie deze weg is ingeslagen.
Ook bij nieuwbouwprojecten passen we de nieuwe visie zoveel mogelijk toe. De nieuwe gevangenis van Haren-Brussel is gebouwd volgens het principe van een gevangenisdorp: een optelsom van kleine entiteiten waarbij men binnen de muren vrijer en in gemeenschap samenleeft. Het systeem van vrijer bewegen met toegangsbadges zorgt ervoor dat er veel minder fysieke bewaking nodig is en er meer kan worden ingezet op begeleiding. De vele voorzieningen voor werk, sport en ontspanning, kleurrijkere cellen met veel lichtinval en digitale infrastructuur om bijvoorbeeld opleidingen te volgen, zetten meer deuren open voor zinvolle detentie. Daarom werken we in de nieuwe gevangenissen met twee verschillende functies: de veiligheidsassistenten die prioritair de veiligheid garanderen en detentiebegeleiders die fungeren als een soort rolmodel. Het sluitstuk van deze stille revolutie zal het nieuwe Strafwetboek zijn, met de achterliggende filosofie dat de gevangenisstraf enkel een ultimum remedium mag zijn, wanneer er geen betere mogelijkheden bestaan om iemand van het criminele pad af te helpen. Bij een hele reeks misdrijven zal de voorgeschreven straf niet langer de opsluiting zijn. De rechter zal een straf op maat kunnen uitspreken, met een ruimer arsenaal aan alternatieve maatregelen waarvan bewezen is dat ze beter helpen in de strijd tegen recidive. De 19e-eeuwse moraal van boetedoening en verbanning wordt vervangen door een 21e-eeuwse visie
12
gericht op herstel en persoonlijke groei, zowel in het nieuwe Strafwetboek als in de rechtbanken.
Waarom het de moeite loont om te blijven investeren in gedetineerden
De kentering is ingezet, maar deze fundamentele transformatie zal vele jaren duren. Een huis verbouwen waarin je blijft wonen, moet stap voor stap gebeuren om het leefbaar te houden. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat Justitie hierin zal slagen, sneller dan iedereen voor mogelijk houdt. Gedreven individuen zoals Leen Muylkens, die uitblinken in empathie, passie en overtuiging, spelen hierin een cruciale rol.
De kansenfabriek toont waarom we moeten blijven investeren in gedetineerden. Het is een unieke inkijk in het leven en in de hoofden van mensen die op het slechte pad zijn geraakt. Samen proberen ze hun leven terug op te bouwen, stap voor stap, vaak onwennig en met vallen en opstaan. Hun verhalen zijn aangrijpend. Stuk voor stuk bewijzen ze waarom het de moeite loont om het goede in mensen te proberen vinden, ongeacht welk parcours ze hebben afgelegd.
Vincent Van Quickenborne minister van Justitie
13
Hoofdstuk I Waarom ook gevangenen moeten kunnen dromen
Een winnaar is een dromer die nooit opgeeft.
Nelson Mandela
‘Vanmorgen zat ik op de trein naar mijn werk en ik moest lachen in mezelf’, zei Lucas.
Lucas zat naast mij aan tafel en vertelde over zijn dag.
Ik zag pretlichtjes in zijn ogen. Lucas was 36 jaar, maar die dag liep hij over van kinderlijk enthousiasme.
Ik keek naar hem en dacht terug aan hoe hij was toen ik
15
hem enkele maanden geleden voor het eerst ontmoette. Getekend door een jeugd van verwaarlozing, een leven op de straat en in de gevangenis. Zijn gebrek aan sociale vaardigheden compenseerde hij door een stoer imago. In het theater van het leven nam hij de rol op van zware jongen. Soms is een identiteit als crimineel beter dan helemaal geen identiteit.
‘Waarom moest je lachen?’ vroeg ik hem.
‘Ik keek om me heen, naar de mensen rond mij. Allemaal op weg naar hun werk, fris gewassen, met hun rugzak en lunchpakket. En ik dacht: wie had dat ooit verwacht, ik ben nu een van jullie!’
Ik moest ook lachen en ik voelde trots. Maar het raakte me ook. Ik zag hem daar zitten op die trein, tussen al die mensen op weg naar hun werk. Wat ongemakkelijk. Niet helemaal op zijn plaats. De vreemde eend in de bijt. Het beeld had iets kwetsbaars.
‘Ze moesten eens weten dat ik eigenlijk nog nooit in mijn leven echt heb gewerkt en dat ik de laatste zes jaar in de gevangenis heb doorgebracht.’
16
Hopeloze gevallen
Gelukkig weten ze dat niet, dacht ik. Want om op zoek te gaan naar een nieuwe identiteit moet je de kans krijgen om voldoende afstand te nemen van de vorige. Die dag op de trein werd dat heel tastbaar: Lucas kreeg het geschenk van de anonimiteit en dat gaf hem de kans om te flirten met een nieuwe identiteit. Hij wilde een andere rol in het leven. Niet langer die van crimineel, en nog minder die van het gekwetste, verwaarloosde kind. Maar welke rol dan wel? En hoe kon hij ertoe komen dat hij op een dag helemaal geen rol meer hoefde te spelen, maar gewoon zijn nieuwe zelf kon zijn? Misschien was dat laatste een utopie, maar het was alleszins het proberen waard. Zeker in het geval van Lucas. En zoals Lucas zitten er veel mensen in de gevangenis.
Zijn dossier sprak nochtans niet in zijn voordeel. Integendeel. Nu zijn dossiers van en verslagen over gedetineerden nooit bepaald referenties voor een sprankelende persoonlijkheid, maar in het geval van Lucas konden we op papier echt spreken van ‘een hopeloos geval’. Zo’n geval waarvan je zou kunnen denken dat er simpelweg te veel schade is en dat het point of no return bereikt is.
Gelukkig geloof ik niet in hopeloze gevallen. Hoe meer schade, hoe meer er te herstellen valt. Toch?
Uit het dossier van Lucas werd duidelijk dat er al veel geprobeerd was om hem op het rechte pad te krijgen.
17
Lucas had de binnenkant van al heel wat gevangenissen gezien. En elke keer als hij er buiten kwam, verviel hij algauw in zijn oude gewoontes, bij gebrek aan nieuwe. Want waar zou hij die geleerd moeten hebben?
Op basis van zijn verhaal zou je tot twee verschillende conclusies kunnen komen:
1. Hij leert niet bij en werd dus nog niet hard genoeg gestraft.
2. Hij werd al vaak gestraft, steeds zwaarder zelfs, maar dat werkt blijkbaar niet.
Waarom grijpen we toch zo makkelijk naar de eerste optie? Ook al weten we rationeel dat dit eigenlijk niet werkt, toch laten we ons er steeds weer toe verleiden.
Weet je wat volgens Einstein de definitie is van waanzin? Telkens hetzelfde doen, maar een andere uitkomst verwachten. Als ik kijk naar de recidivecijfers in België, dan stel ik me de vraag wie nu eigenlijk de grootste idioten zijn in dit verhaal: mensen als Lucas, die zich blijven gedragen als criminelen, of alle anderen, die hen blijven behandelen als criminelen, in de hoop dat ze er dan mee ophouden?
Dan kies ik liever voor de tweede optie. Misschien is het tijd om eens iets helemaal anders te proberen. Misschien moeten we plegers van een misdrijf in plaats van alleen
18
straf ook liefde geven, en dan eens kijken wat er gebeurt. Als ze dan toch hopeloze gevallen zouden zijn, hebben we niets te verliezen.
Om te beginnen moeten we bepalen wat we willen. Willen we dat een straf in de eerste plaats pijn doet? Als vergelding: oog om oog, tand om tand. Willen we mensen leed toebrengen, zodat ze een les leren en uit angst nooit meer een misdrijf zullen plegen? Of willen we dat mensen die een misdrijf pleegden leren uit hun fouten, de schade herstellen, aan zichzelf werken en opnieuw van betekenis zijn voor anderen én voor de maatschappij? Of durven we nog een stap verder te gaan, en is het doel dat (ex-)gedetineerden ook (weer) echt gelukkig worden, genieten van het leven, zelfvertrouwen hebben, lachen en plezier maken?
Als ik daar met mensen over praat, merk ik dat vooral de laatste vraag erg gevoelig ligt. Straffen? Zeker. Herstel? Ja. Maar plezier maken, lachen en gelukkig worden? Ja, maar… Waarom worden we daar toch zo ongemakkelijk van? Sturen we niet liever gelukkige mensen de samenleving in dan mensen die verloren en gebroken zijn door hun straf? Jammer genoeg worden we nog vaak geconfronteerd met onze eigen ingebakken overtuiging dat een straf in de eerste plaats pijn moet doen. Maar hoeveel pijn dan, en hoelang? En willen we dat omdat het werkt? Of vooral om onze eigen wraakgevoelens te bevredigen?
19
www.lannoo.com
Registreer u op onze website en we sturen u regelmatig een nieuwsbrief met informatie over nieuwe boeken en met interessante, exclusieve aanbiedingen.
Redactie: Annemiek Seeuws
Omslagillustratie: Geert Verscheure
Vormgeving: Inge Van Damme
© Uitgeverij Lannoo, Tielt, 2023 en Leen Muylkens
D/2023/45/370 – ISBN 978 94 014 8835 8 – NUR 740
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave of uit eventueel bijbehorend (online) materiaal mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.