Willem van der Deijl en Wim Dubbink (red.) CAMPUS HANDBOEK
D/2022/45/34 – ISBN 978 94 014 8231 8 – NUR 737, 782 Vormgeving omslag: Studio Lannoo Vormgeving binnenwerk: Crius Group © De auteurs & Uitgeverij Lannoo nv, Tielt, 2022. Uitgeverij LannooCampus maakt deel uit van Lannoo Uitgeverij, de boeken- en multimediadivisie van Uitgeverij Lannoo nv. Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag verveelvoudigd worden en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Uitgeverij LannooCampus Vaartkom 41 bus 01.02 Postbus 23202 3000 Leuven 1100 DS Amsterdam België Nederland www.lannoocampus.be www.lannoocampus.nl
Inhoud Voorwoord 7 Hoofdstuk 1 wat is bedrijfsethiek? 11 Wim Dubbink Hoofdstuk 2 Moraliteit: wanneer speelt het? 21 Wim Dubbink Hoofdstuk 3 de grondslagen Van de (bedrijfs)ethiek 49 Wim Dubbink Hoofdstuk 4 Morele redenen 79 Willem van der Deijl Hoofdstuk 5 de Verantwoordelijkheid Van bedrijVen en de Moraal Van de Markt 103 Willem van der Deijl en Wim Dubbink Hoofdstuk 6 Visies op de Verantwoordelijkheid Van bedrijVen 129 Willem van der Deijl en Wim Dubbink Hoofdstuk 7 en wat denk jij erVan, als professional? 157 Jos Kole Hoofdstuk 8 rechtVaardigheid op de werkVloer 169 Huub Brouwer Hoofdstuk 9 discriMinatie, diVersiteit en inclusie 181 Yvette Drissen Hoofdstuk 10 priVacy en surVeillance 197 Roos Slegers
6 Ethisch Zak E ndo E n Hoofdstuk 11 duurzaaMheid en Milieu 209 Thomas Decreus Hoofdstuk 12 de Verantwoordelijkheid Van bedrijVen Voor Mensenrechten 223 Bert van de Ven Hoofdstuk 13 reclaMe-ethiek 237 Ronald Jeurissen Hoofdstuk 14 belastingontwijking als Moreel probleeM 253 Jelle van Baardewijk Hoofdstuk 15 betekenisVol werk 269 Willem van der Deijl Hoofdstuk 16 dierenzaken, een blinde Vlek Van bedrijVen 281 Monique Janssens bibliografie 297 woordenlijst 313 eindnoten 333
Toch is het een unieke inleiding in de materie, om een aantal redenen. Ten eerste, waar andere boeken de vraag wat ethiek eigenlijk is – en waar het over gaat – in een paragraaf afdoen, besteden wij een heel hoofdstuk aan de vraag wat moraliteit eigenlijk is (hoofdstuk 2). Naar welke ervaringen en praktijken verwijst het begrip eigenlijk? Wij denken dat deze aandacht instructief is voor studenten. Er bestaan veel misverstanden over moraliteit, waardoor studenten makkelijk afhaken. Ook bijzonder is dat we de vraag wat moraliteit eigenlijk is, beantwoorden in de context van de moderne ervaring van moraliteit: hoe moraliteit kan en moet worden begrepen in de context van een gedifferenti eerde samenleving.
Een derde bijzonderheid is dat men in dit boek vergeefs zal zoeken naar het geijkte onderscheid tussen consequentialisme, kantiaanse ethiek en deugd ethiek. Vrijwel alle inleidingen en handboeken in de (toegepaste) ethiek wer ken met dat onderscheid, zeker in de normatieve ethiek en zeker voor zover deze is toegespitst op het nemen van beslissingen. Naar onze mening is dit onderscheid systematisch niet vol te houden. Zo had Kant ook een deugd ethiek en in zijn normatieve ethiek had hij wel degelijk oog voor consequen ties. Daarnaast werkt het onderscheid een raar soort relativisme in de hand. De suggestie wordt gewekt dat mensen pas een oordeel kunnen vellen nadat ze eerst een keuze tussen deze drie theorieën hebben gemaakt. Omdat mensen die fundamentele keuze zelf maar moeten maken wordt moreel beslissen toch
Voorwoord
Een andere bijzonderheid is dat we veel aandacht besteden aan fundamentele aspecten van de moraliteit (hoofdstuk 3). De fundamentele aspecten van de moraliteit betreffen haar betekenis en grond. Het is belangrijk hierop in te gaan omdat de moderne ervaring van moraliteit onvermijdelijk samenhangt met twij fel en scepsis precies ten aanzien van deze fundamentele kwesties. Veel inlei dingen in de (bedrijfs)ethiek praten wat heen over deze problemen of sturen studenten met een kluitje in het riet door te stellen dat ‘moreel handelen winstgevend is’. Studenten zitten echter met deze kwesties. Een inleiding moet er dus ook aandacht aan geven, wil ze studenten kunnen meevoeren in de materie.
Ethisch zakendoen is niet het eerste of enige handboek in de bedrijfsethiek.
iets wat iedereen zelf maar moet bekijken. In plaats van dit sleetse en tamelijk naïeve onderscheid, werken wij in hoofdstuk 4 verschillende ‘bronnen van redenen’ uit waarmee mensen in al hun besluiten hebben rekening te houden: gevolgen, principes en deugden.
Ook bijzonder aan ons boek is dat we de ruime aandacht voor de theoreti sche hoofdtukken laten volgen door 10 thematische hoofdstukken, waarin hedendaagse bedrijfsethische kwesties voor het voetlicht worden gebracht.
Nog een bijzonderheid aan het boek is de manier waarop we casussen presente ren en ermee omgaan, zeker in het eerste, theoretische deel. Telkens proberen we abstracte kwesties via een casus te illustreren of uit te leggen. Zeker in deel 1 zijn de meeste casussen echter (pseudo)fictief. Het voordeel daarvan is dat mensen de feiten van de casus niet kunnen betwisten en de casus precies kunnen gebruiken waarvoor deze is bedoeld: om een theoretische kwestie te illustreren.
Veel thema’s uit deel 1 komen hier terug, maar dan ingebed in een heden daagse thematiek, zoals duurzaamheid of discriminatie. Voor elk van deze hoofdstukken vroegen de redacteuren een hedendaags expert om zijn of haar bijdrage. Een laatste bijzonderheid kan uiteraard niet onvermeld blijven. Het handboek is geschreven in het Nederlands en toegespitst op de Nederlandse en Vlaamse situatie. Dit maakt enerzijds de herkenbaarheid van de materie groter; anderzijds kan men het boek lezen zonder eerst een culturele of maat schappelijke kloof te moeten overbruggen; een kloof met de Angelsaksische cultuur die toch vaak wat groter is dan mensen meteen gewaar zijn. Dit boek is gebaseerd op jarenlang lesgeven aan Tilburg University, maar ook andere instituten zoals AOG en Wagner & Company. We hebben geprobeerd de kwesties en vragen te incorporeren die opkwamen tijdens de discussies in de collegezaal of de klas. Daarom past allereerst een woord van dank aan alle studenten. Zij gaven de inspiratie om juist dit boek te schrijven. Daarnaast willen de redacteuren alle co-auteurs bedanken voor hun inzet en bereidwil ligheid ons commentaar telkenmale te verwerken: we bedanken Jelle, Huub, Yvette, Ronald, Thomas, Roos, Monique, Jos en Bert. We bedanken ook Makko Henkelman voor de hulp bij het redigeren van het boek. Ten slotte bedanken we Charles Derre en het backoffice-team van Lannoo voor het aanbod en de fijne samenwerking. Wim WillemDubbinkvander Deijl
8 Ethisch Zak E ndo E n
Hoofdstuk 1 Wat is bedrijfsethiek? 1.1 Twee casussen 11 1.2 Wat is filosofie? 12 1.3 Wat is bedrijfsethiek? 17
Een bedrijf dat vrij verhandelbare medicijnen verkoopt, wordt in de publieke opinie aangesproken op het lage aantal vrouwelijke vertegenwoordigers en managers. Het bedrijf besluit hierop dat het actief meer vrouwen zal pogen te werven voor alle posities. Dit wordt ook wel affirmative action of positieve actie genoemd. Dit wordt mede relevant geacht omdat veel klanten van de onderneming vrouwen zijn. Uit empirisch onderzoek blijkt dat vrouwelijke consumenten gemakkelijk iets aannemen en kopen van andere vrouwen.
Hij hamert erop dat het bedrijf de criteria van de tests onlangs aanpaste.
Hoofdstuk 1 Wat is bedrijfsethiek? Wim Dubbink Vragen 1. Wat is filosofie? 2. Wat is bedrijfsethiek? 3. Hoe kan filosofie relevant zijn voor de praktijk? 1.1 TWEECasusCASUSSEN1.1
Volgens hem zou hij beter dan Anneke en Hannah hebben gescoord op basis van de oude criteria. Hij vindt een gewillig oor bij een journalist die een artikel schrijft over positieve actie. De journalist werpt de vraag op of elke vorm van positieve actie niet schandalig en immoreel is omdat – nota bene onder het mom van ‘discriminatie tegengaan’ – nu jonge mannen anders worden behandeld.
Jan poogt een traineeship bij het bedrijf te bemachtigen en komt goed door de tests. Anneke en Hannah doen het ook goed. Hen wordt een traineeship aangeboden. Jan valt buiten de boot. Jan is boos en zoekt de publiciteit. Het is al de derde keer dat hij ondanks goede resultaten buiten de selectie valt.
Casus 1.2
12 Ethisch Zak E ndo E n
Herman, de man van Anna, die bij het gesprek aanwezig is, zegt niks maar denkt bij zichzelf: hoezo vrijwillig? Anna doet dit omdat ze ondraaglijk lijdt. Er is dus niets vrijwilligs aan, lijkt me 1.2 WAT IS FILOSOFIE? Dit boek is een (filosofische) introductie tot de bedrijfsethiek. De bedrijfset hiek is een onderdeel van de ethiek in het algemeen. De ethiek is een onder deel van de filosofie. Filosofie is een bijzondere academische discipline. Het onderzoeksobject van de filosofie is niet iets concreets. De filosofie onderzoekt hoe mensen redeneren en nadenken (over de economie, de markt, zichzelf, mens-zijn en de wereld). Ze onderzoekt ook wat we daarvan kunnen leren. Filosofie is dus nadenken over het menselijke vermogen om na te denken en hoe dat vermogen tot nadenken zelf ons bestaan of onze visie op dingen bepaalt. Het is nadenken over nadenken, of reflectie op het vermogen tot reflectie. In zoverre dat nadenken gaat over niets anders dan de structuur van denken zelf is filosofie puur formeel. De logica is daar een voorbeeld van. In zoverre dit nadenken over iets gaat dat niet alleen de structuur van denken betreft (de markt, de samenleving, de menselijke existentie), is filosofie niet puur Mensenformeel.worden vaak omschreven als rationele of denkende dieren. Omdat mensen nogal eens (structurele) fouten maken in hun denken is de filosofie een belangrijke academische discipline. Mensen maken bijvoorbeeld vaak onbewust aannames. Ze nemen bepaalde ideeën onbewust voor lief en laten
Anna heeft een succesvolle consultancy-onderneming. Ze heeft de zaak zelf opgebouwd. Maar nu pakken donkere wolken zich samen. Anna is ernstig ziek. Ze heeft veel pijn, ongemak en nog maar weinig energie. Ze bedenkt zich dat het beter is de zaak op een goede en tijdige manier over te doen aan haar dochter Emma. Een notaris komt langs om de zaak te regelen. Hij zegt: ‘Het komt voor dat mensen door hun eigen kinderen enorm onder druk worden gezet om afstand te doen van de zaak. Ik wil zeker weten dat je dit besluit vrijwillig neemt, Anna.’ ‘Ja, ik doe dit vrijwillig’, zegt Anna. ‘Er is geen dwang.’
Wat is b E drijfs E thi E k? 13 die een belangrijke rol spelen in het denken. De filosofie diept deze aannames op, maakt ze expliciet en bevraagt ze. Daarmee ondersteunt ze mensen in hun denken, bijvoorbeeld door concepten te verhelderen of handige onderschei dingen aan te brengen.
Zo kunnen filosofen helpen grip te krijgen op casus 1.1. Ze kunnen ophelde ring geven over het gebruik van begrippen en daardoor mogelijk de polarisatie verkleinen. Zo kunnen ze bevragen wat het begrip ‘discriminatie’ kan en moet inhouden. Door uitleg te eisen waarom discriminatie eigenlijk problematisch is, kan een filosoof mensen erop wijzen dat niet elke vorm van verschil maken per se discriminatie is, en ook dat niet elke vorm van verschil maken, per se problematisch is. Ook kunnen filosofen erop wijzen dat het principe ‘gelijke behandeling’ niet per se betekent dat elke groep altijd evenveel baat of schade moet of mag ondervinden van elke beleidsverandering. Dat wil niet zeggen dat – in dit specifieke geval – filosofen per se voor of tegen Jan zijn. In de concrete werkelijkheid is positieve actie soms te billijken terwijl het soms inderdaad onbillijk is omdat het discriminerend werkt (Dworkin, 1977). Sommige filosofen menen dat hun taak beperkt is tot dit soort begripsverhel deringen (wat overigens al best een omvangrijke taak is). De meeste filosofen hebben een bredere taakopvatting. Ze zijn ook van dienst bij het in kaart bren gen van de voorwaarden waaronder positieve actie wel en niet te billijken is, door argumenten voor en tegen te wegen op consistentie, relevantie etc. Ook helpen ze mee het gebruik van argumenten in specifieke casussen te wegen. Goed kijkend naar casus 1.1 lijkt er iets vreemds aan de hand met de beschrijving van de casus. Enerzijds claimde het bedrijf iets te willen doen met positieve actie. Anderzijds legitimeert het de specifieke veranderingen in het aanname beleid ook bedrijfseconomisch. Door na te denken over positieve actie kwam het bedrijf erachter dat er hele goede bedrijfsmatige redenen waren voor een ommezwaai. We moeten ons daarom de vraag stellen of de framing van de casus door Jan en de journalist eigenlijk wel klopt. Beiden suggereren dat Jan buiten boord viel vanwege positieve actie. Maar goed beschouwd was in dit geval de aandacht voor vrouwelijke klanten en werknemers een aanlei ding voor een door winst gedreven optimalisering van het bedrijfsproces. Zo beschouwd heeft Jan helemaal geen zaak, tenzij hij zou willen beweren dat bedrijven in hun aannamebeleid met méér rekening te houden hebben dan hun eigen bedrijfsmatige overwegingen. Maar dan zou Jan zelf feitelijk plei ten voor positieve actie.
onderscheid tussen onvrij en onvrijwillig in de hand, kunnen filo sofen casus 1.2 ophelderen. Het is logisch dat de notaris wil dat Anna haar beslissing in vrijheid neemt: de kinderen moeten haar niet dwingen. Het is alleen onhandig dat hij – net als veel mensen – eigenlijk het verkeerde woord gebruikt om aan te geven wat hij bedoelt. Herman doorziet de paradox niet. Door te spreken over ‘vrijwilligheid’ komt Herman op de gedachte dat Anna
Het menselijk denkvermogen – zeker wanneer dat zich inlaat met ethiek –loopt vaak aan tegen paradoxen. Veel filosofen zien het ook als hun taak deze paradoxen op te helderen. In het dagelijkse leven gebruiken we het begrip paradox om een schijnbare tegenstelling aan te duiden: twee beweringen lij ken op het eerste gezicht niet beide waar te kunnen zijn, maar onder een bepaald gezichtspunt zijn ze dat toch. ‘Kalm aan en rap een beetje’ is een voorbeeld. In geval van een filosofische paradox draait het veelal om het zoe ken naar een manier waarop twee beweringen beide waar kunnen zijn of het zoeken naar een manier waarop we kunnen begrijpen hoe twee aspecten van de werkelijkheid – waarvan we het bestaan (moeten) erkennen – naast elkaar kunnen bestaan (Ricoeur, 2013). Zo kunnen bijvoorbeeld meerdere principes die alle werkzaam zijn elkaar op een merkwaardige manier in de weg zitten, in ieder geval wat handelingsconsequenties betreft. Goede ethische reflectie betekent allereerst de vele paradoxen identificeren en begrijpen en vervolgens bepalen hoe de juiste balans moet worden gevonden (in een specifiek geval). Een moreel paradoxale situatie is dus nooit een reden om afwijzend te staan tegenover de moraliteit, of een rechtvaardiging om de moraliteit te mogen negeren. De moraliteit zit vol paradoxen en de filosofie kan bijdragen aan het zo begrijpen van de werkelijkheid dat we ze kunnen vinden en oplossen. In casus 1.2 zien we dat Herman botst op een paradox in zijn denken. Goed hiermee omgaan betekent dus deze paradox identificeren en doorzien. Een manier om het paradoxale van casus 1.2 te doorzien, is een onderscheid te maken tussen een onvrije handeling en een onvrijwillige handeling. Onvrij is het tegendeel van vrij. Het betekent dat iemand door factoren in de (sociale) omgeving in omstandigheden wordt geplaatst waarin deze kan claimen niet langer in vrijheid te kiezen. Onvrijwillig staat tegenover vrijwillig. Het betekent dat iemand niet langer beschikt over haar vrije wil. Waar onvrijheid te maken heeft met van buiten komende (externe) dwang, daar heeft onvrijwillig te maken met van binnen komende (interne) dwang. Een exemplarisch voor beeld van onvrijheid is onder schot staan. Door een verslaving alle controle over het eigen leven te hebben verloren, geldt als voorbeeld van onvrijwillig Metheid.1het
14 Ethisch Zak E ndo E n
Zo zullen in casus 1.1 de meeste filosofen het erover eens zijn dat positieve actie soms te rechtvaardigen is. Tegelijkertijd is een bijzonderheid van de moraliteit dat in sommige kwesties (met name oordelen over concrete casus sen) het persoonlijk oordeel mede van waarde wordt geacht. Daar waarde aan toekennen is geen feit maar zelf een belangrijk moreel principe (waarover breed gedragen overeenstemming bestaat). Zo kunnen in casus 1.1 mensen – terecht – van mening verschillen als het gaat om de juiste duiding van de specifieke omstandigheden van de casus. Soms zijn verschillen wat technischer en meer vakinhoudelijk van aard. Zo kan er in casus 1.2 onder filosofen onenigheid ontstaan, in het bijzonder over de relatie tussen vrijheid en vrijwilligheid. Sommige filosofen zullen zeggen dat Anna weliswaar een vrije keuze maakt maar wel een waarbij ze heeft te kiezen tussen twee kwaden. Ze zullen daarom genegen zijn te erkennen dat Anna’s onvrijwilligheid haar vrijheid toch wel enigszins aantast, zij het indirect. Zij zullen dus het hierboven gemaakte onderscheid of de toepassing ervan op de casus willen nuanceren. Een argument hiervoor is dat Anna’s pijn weliswaar van binnen wordt gevoeld maar vanuit haar gezichtspunt toch een externe factor is. Andere filosofen zullen zeggen dat vrijheid en vrijwilligheid twee radicaal gescheiden zaken zijn. De vrijheid is dus volstrekt niet in het geding. Sterker nog, deze filosofen zullen wederom wijzen op weer een paradox. Ze zullen zeggen dat de relatie tussen ‘dwang’ en ‘vrij handelen’ heel anders is
Overigens verschillen filosofen nogal eens van oordeel. Twee filosofen kun nen bijvoorbeeld verschillend oordelen over de vraag of positieve actie te rechtvaardigen is in een bepaalde context. Dergelijke verschillen zijn eigen aan de filosofie. Het is echter belangrijk te benadrukken dat dit de filosofie niet relativistisch maakt. Met andere woorden: het betekent niet dat ieders mening geldig is, en dat filosofische waarheden alleen waar zijn voor degene die het ermee eens is. Integendeel, de meeste filosofen zullen benadrukken dat niet alle filosofische oordelen even geldig zijn. Meningen zijn meningen maar wat argumentaties, visies en oordelen betreft, zijn er goede en slechte. Wat dat aangaat zijn de verschillen met andere academische disciplines zoals de economie, de psychologie en de geschiedenis klein. Net als daar, zijn de overeenkomsten tussen filosofen veel groter dan de verschillen.
Wat is b E drijfs E thi E k? 15 wel degelijk onder druk staat, zij het van binnenuit. Gebruiken we het onder scheid, dan kunnen we echter zeggen dat de zaak strikt genomen niks met vrijwilligheid te maken heeft. De notaris wil alleen weten of er sprake is van druk van buitenaf, meer in het bijzonder de sociale omgeving.
Praktische filosofie kent verschillende onderdelen zoals de politieke filosofie (of politieke ethiek) en de ethiek. Ruw gesteld richt de politieke filosofie zich op vragen die de ordening van de samenleving betreffen (het macroniveau).
16 Ethisch Zak E ndo E n dan de relatie tussen ‘dwang’ en ‘vrijwillig handelen’. Zware externe dwang tast vrijheid aan: iemand die onder schot wordt gehouden, handelt niet vrij. Maar de voor vele culturen zo belangrijke idee van de vrije wil lijkt zich juist alleen te kunnen tonen onder zware interne dwang: het heeft die dwang nodig om überhaupt zichtbaar te kunnen worden. Immers, juist een verslaafde die ‘nee’ zegt tegen haar verslaving is het toonbeeld van een mens die vrijwillig handelt. Deze filosofen zullen dus zeggen dat de handeling van Anna vol ledig vrij was: dat is zo omdat er geen externe druk was. De handeling van Anna kan volgens hen – verrassend genoeg – ook heel goed worden gezien als vrijwillig. Anna overwint de interne druk (pijn, ziekte, ongemak) en eist van zichzelf dat ze de overdracht op een goede en juiste manier organiseert. Vrijheid en vrijwilligheid zijn cruciale begrippen voor de bedrijfsethiek. We zullen daarom nog vaak op juist deze begrippen terugkomen. De bijzondere positie van het persoonlijke oordeel maakt het in de filosofie nog belangrijker dan elders om met andere mensen in dialoog te treden. De filosoof Kant [1724-1804] (1798: 128) spreekt van ‘logisch egoïsme’ wanneer mensen denken aan hun eigen meningsvorming genoeg te hebben. Gegeven de beperktheid van alle mensen is de opvatting dat men genoeg heeft aan het eigen denken, volgens hem een cruciale ondeugd. De filosofie kan dus de discipline worden genoemd die nadenkt over het menselijke vermogen tot nadenken. Er is een belangrijk onderscheid tussen theoretische filosofie en praktische filosofie. De theoretische filosofie denkt na over alle vragen die met kennis en wetenschap te maken hebben, inclusief de vragen wat kennis en wetenschap eigenlijk zijn. Wanneer mogen we van iets zeggen dat het ‘een feit’ is? Wat is goede wetenschap? Welke dingen bestaan ‘echt’ en wat houdt ‘echt bestaan’ eigenlijk in? Dit zijn typisch vragen van de theoretische filosofie. De praktische filosofie denkt na over alle vragen die te maken hebben met menselijk handelen, althans in zoverre dat is gerelateerd aan wat wenselijk is of wat mensen zouden moeten doen. Typische praktische filosofische vragen zijn: ‘Is democratie een goede staatsvorm? Is de vrije markt een rechtvaardige economische orde? Moet het feit dat alleen vrouwen kinderen kunnen krijgen, worden meegenomen in het carrièrebeleid van organisaties?’
In het Duitse taalgebied wordt een onderscheid gemaakt tussen de marktethiek en bedrijfsethiek. De marktethiek is dan de pendant van de politieke filosofie en de bedrijfsethiek de pendant van de ethiek. Wij volgen die Duitse indeling.
1.3 WAT IS BEDRIJFSETHIEK? De ethiek heeft verschillende subdisciplines en de bedrijfsethiek is er een van. De bedrijfsethiek kan worden omschreven als de discipline die zich bezig houdt met alle vraagstukken van het zakenleven die direct of indirect het men selijke handelen, de menselijke interactie of de consequenties daarvan raken.
Wat is b E drijfs E thi E k? 17
Typische politiek-filosofische vragen zijn: ‘Is democratie een juiste staats vorm?’, ‘Is het juist om een economie als markteconomie in te richten?’, ‘Is een marktorde noodzakelijkerwijs een kapitalistische orde?’ en ‘Moet de over heid maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) verplichten?’ De han delende mens speelt hierin uiteraard een belangrijke rol maar vooral indirect: politieke filosofie stelt vragen over de context waarbinnen mensen moeten handelen. De focus ligt daardoor in de politieke filosofie bij instituties
De bedrijfsethiek richt zich volgens ons dus in het bijzonder op vragen die mensen als handelende (en verantwoordelijke) wezens beschouwen. Een belang rijke reden voor deze keuze is dat bedrijven niet kunnen, en vooral ook niet
Een ander woord voor ethiek is moraliteit. Soms gebruiken mensen het woord ‘ethiek’ wanneer ze naar de discipline verwijzen en het woord ‘moraliteit’ wanneer ze naar de praktijk in de werkelijkheid kijken. Wij zullen dat ook doen, maar er moet worden gezegd dat anderen dit onderscheid soms anders gebruiken. Het onderscheid is in dit boek niet cruciaal.
Morele dilemma’s horen meestal ook tot de microcontext. In dit boek ligt de nadruk op de handelende mens op de markt. De nadruk ligt dus op ethiek.
. In de ethiek staat het handelen van mensen direct centraal: ethiek richt zich op handelingsvragen. Omdat mensen in de moderne samenleving veelal binnen organisaties handelen en handelende mensen zelf ook instituties kunnen beïn vloeden, spelen institutionele vragen in de ethiek een belangrijke rol, maar dan meer vanuit de vraag hoe een handelende actor daarbinnen moet opereren. De macrocontext wordt in de ethiek als een gegeven beschouwd. Een voorbeeld van een microvraag is of een bedrijf moet stoppen met vervuilen als de concurrenten dat weigeren en het bedrijf er mogelijk dus concurrentienadeel door oploopt.
Dit boek richt zich in het bijzonder op normatieve vragen. Tegelijkertijd ruimt het ook plaats in voor grondslagen. De reden is dat mensen tegenwoordig veel vragen (en twijfels) hebben over de grondslagen van de moraliteit. Veel mensen begrijpen niet (volledig) wat nu eigenlijk het nut of de betekenis van
Sommige mensen onderscheiden overigens nog een derde vorm van bedrijfs ethiek: beschrijvende bedrijfsethiek. De beschrijvende bedrijfsethiek brengt in kaart hoe mensen over morele zaken denken en hoe ethische principes in bedrijven tot uiting komen. Ze inventariseert feitelijke standpunten. Om die reden rubriceren wij de beschrijvende bedrijfsethiek bij de sociologie.
Tegelijkertijd zijn typisch bedrijfsethische vragen vaak verbonden met marktethische vragen. Heel vaak kan men bijvoorbeeld een kwestie niet goed beoor delen zonder ook de rol van de overheid in de overwegingen mee te nemen. Daarom moet men in de context van een bedrijfsethisch boek wel enige uitstapjes maken naar de marktethiek. Wij moeten in ieder geval aandacht besteden aan de rol van de overheid in een marktsamenleving. We bespreken deze kwesties met name in hoofdstuk 5. We kunnen binnen de bedrijfsethiek een nuttig onderscheid maken tus sen normatieve bedrijfsethiek en fundamentele bedrijfsethiek. Normatieve bedrijfsethiek houdt zich bezig met concrete morele vragen zoals ‘Wanneer wordt reclame misleiding?’, ‘Waarom is misleiding verkeerd?’ en ‘Zijn de topinkomens die CEO’s tegenwoordig soms krijgen, moreel te rechtvaardigen?’
18 Ethisch Zak E ndo E n
horen te bepalen hoe de samenleving wordt ingericht en welke wetten er wor den gemaakt; ze kunnen en, vooral, horen wel te bepalen hoe ze zelf handelen.
Fundamentele bedrijfsethiek of bedrijfsethiek van de grondslagen stelt vra gen over de betekenis en de grond van moraliteit in het (zaken)leven. Waartoe dient moraliteit? Wat is haar nut of betekenis? Is de moraliteit eigenlijk geen illusie (bijvoorbeeld omdat mensen van nature toch altijd egoïstisch zullen handelen of omdat we als dieren zijn gedetermineerd) of heeft ze echt een basis of grond? In het kader van de grondslagen moeten ook allerlei sceptische vragen en kritieken op de moraliteit worden behandeld zoals de gedachte dat morele oordelen uiteindelijk op drijfzand bouwen omdat alle morele oordelen sub jectief en (dus) relatief zijn. Een andere belangrijke sceptische vraag is of er wel plaats moet zijn voor ethiek op de markt. Is de markt geen amorele sfeer?
Wat is b E drijfs E thi E k? 19
moraliteit is. Ze stellen vragen als: ‘Is al het morele niet relatief?’, ‘Zijn men sen wel morele wezens?’ en ‘Wie bepaalt dat dan allemaal?’ De meeste van deze vragen horen thuis op het niveau van de grondslagen van de moraal. Toch zijn ze relevant voor de normatieve bedrijfsethiek: de twijfel en vragen op het niveau van de grondslagen slaan in de praktijk als het ware door naar de normatieve bedrijfsethiek. De vragen gaan – ten onrechte – ook daar de dis cussie beheersen en belemmeren mensen vervolgens in het serieus nemen en begrijpen van normatieve reflectie. In de huidige context is normatieve bedrijfsethiek dus alleen mogelijk als mensen weten welke vragen thuishoren op welk niveau van analyse en wat de implicaties en voorwaarden zijn van het aangaan van een normatieve discussie. Deze problematiek snijden we met name aan in hoofdstuk 3. In andere hoofdstukken, zoals het tweede, komen fundamentele vragen zeker ook ter sprake. In de overige hoofdstukken ligt de focus op normatieve vragen. In hoofdstuk 2 en 4 tot en met 6 bespreken we de achtergronden en basisideeën van de nor matieve bedrijfsethiek. In de hoofdstukken 7 tot 16 bespreken we thema’s die relevant zijn in het hedendaagse zakendoen in detail.
Hoofdstuk 2 Moraliteit: wanneer speelt het? 2.1 Twee casussen 21 2.2 oordelenHandelingsvraagstukken,enafwegingskaders 23 2.3 Moraliteit formeel geduid 24 2.4 Morele kwesties vanwege de schending van rechten 29 2.5 Morele kwesties komen op door een oriëntatie op het goede 33 2.6 Morele vragen vanwege het doorbreken van grenzen in het denken 38 2.7 Morele vragen vanwege een karakter 43 2.8 Wat we nu weten over moraliteit 46
2. Wat heeft de betekenis van moraliteit als ‘fundamenteel spreken’ te maken met de stelling dat de moderne samenleving een gedifferentieerde samenleving is?
2.1 TWEE CASUSSEN Veel mensen hebben bij termen zoals ‘moreel’, ‘het morele’ en ‘moraliteit’ wel een zeker idee. Maar aangeven naar welke ervaringen en handelingsprak tijk deze begrippen precies verwijzen, vinden velen lastig. In dit hoofdstuk maken we een verkenning van het begrip. De insteek is het begrip moraliteit op twee manieren te duiden: door te kijken naar de (formele) bedoeling van een morele uitspraak, en door te bepalen in welke (praktische) contexten morele vragen opkomen. We gebruiken in het hoofdstuk zeven casussen, waarvan we er nu twee presenteren. Met behulp van de casussen lichten we de belangrijk ste contexten toe waarin morele kwesties opkomen.
Moraliteit: wanneer speelt het? Wim Dubbink Vragen
1. Hoe kan moraliteit formeel worden geduid (in vergelijking met juridische of economische beoordelingen van handelingen)?
4. Hoe laat de moraliteit zich in die contexten kennen?
Casus 2.1 Noah is vertegenwoordiger voor een firma in computers en computer netwerken (Compu-Sol). In zijn rayon ligt een aantal streng religieuze gemeenschappen, zoals deze in Nederland bestaan. Op een dag gaat in de gemeenschappen het gerucht rond dat Noah homo is. Verschillende klanten van Compu-Sol dringen er – omfloerst – bij Karin op aan, Noah te vervangen. Karin is de leidinggevende van Noah. Karin vindt enerzijds de eisen van de
Hoofdstuk 2
3. In welke contexten komen inhoudelijke morele vragen op?
Casus 2.2 Yvette is een redelijk goed functionerende collega in een team van technici in een chipfabriek. Een groot probleem: ze praat (te) veel en laat anderen niet uitpraten. Ze kiest ook altijd een negatieve insteek bij haar bijdragen (onder het mom: ‘Kritisch zijn is goed, toch?’). Wat ze zegt, is niet altijd verkeerd maar de negatieve toon werkt voor anderen verlammend. Bovendien irriteert het velen dat ze de neiging heeft net te doen alsof ze anderen ondersteunt, terwijl ze eigenlijk de betekenis van hun woorden verdraait, om haar eigen punt te maken.
22 Ethisch Zak E ndo E n klanten ongepast en onbehoorlijk maar wil anderzijds de klanten niet verlie zen. Karin denkt een makkelijke oplossing te vinden door Noah met een col lega van rayon te laten wisselen. Noah is ontzettend boos en weigert mee te werken aan deze ‘oplossing’. Hij vindt de eis van de religieuze gemeenschap pen onheus en hij wijst Karin erop dat de eis ook alleen in het geniep wordt gesteld. Karin vraagt zich af of ze Noah toch van rayon kan laten wisselen, eventueel met zachte drang. Ze overweegt zelfs hem een groter rayon aan te bieden en daarbij ook een salarisverhoging in het vooruitzicht te stellen.
De situatie is inmiddels zo opgelopen dat het een zorg is geworden van manager Mark. Het is voor Mark geen vraag meer of hij moet ingrijpen maar wanneer en hoe hij moet ingrijpen. Hij heeft al een paar keer toespe lingen gemaakt, maar nu deze niet blijken te werken, kiest hij voor een cold turkey-benadering. Hij spreekt Yvette en plein public hard aan tijdens een teamoverleg. De volgende dag meldt Yvette zich ziek. Aangezien ze belangrijke dossiers onder haar hoede heeft, is dat een tamelijk vervelende zaak voor de organisatie. Mark wordt ter verantwoording geroepen bij zijn manager Marjolein. Bij het gesprek is ook Jesse, de HRM-manager, aanwezig. Jesse wijst erop dat Mark blijkbaar les 1.01 van HRM nog moet leren. Op die manier met medewerkers omgaan is contraproductief en dat kost de onderneming uiteindelijk geld. Bovendien vindt Jesse dat Mark onvoldoende oog heeft gehad voor het welbevinden van Yvette en daarmee een kernwaarde van de organisatie heeft geschonden. Marjolein beaamt dat Mark fout zit, maar ze geeft hiervoor een andere reden. Volgens Marjolein is wat Mark deed verkeerd, los van de vraag hoe zijn actie uitwerkte op het welbevinden van Yvette, los van kernwaarden van de organisatie en zelfs los van de vraag of dat de organisatie geld kost of niet. Zij zegt tegen Mark: medewerkers zijn ook mensen en zo ga je niet met mensen om.