redden het bos
Sylvia Vanden Heede & Thé Tjong-Khing
www.de-leukste-kinderboeken.com
www.vosenhaas.com
www.lannoo.com
Registreer u op onze website en we sturen u regelmatig een nieuwsbrief met informatie over nieuwe boeken en met interessante, exclusieve aanbiedingen.
‘Vos en Haas redden het bos’ is een heruitgave van ‘Vos en Haas en de bosbaas’ (2013).
© Uitgeverij Lannoo nv, Tielt, 2024
Tekst: Sylvia Vanden Heede
Illustraties: Thé Tjong-Khing
Vormgeving: Studio Lannoo
Lettertype: Matilda, waarvoor dank aan de onderzoeksgroep ReadSearch. Dit lettertype werd ontwikkeld door prof. dr. Ann Bessemans in samenwerking met de Universiteit Hasselt en Hogeschool PXL om ondersteuning te bieden aan beginnende lezers.
D/2024/45/182
NUR 282, 287
ISBN 978 94 014 0404 4
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Een meer in het bos 7 Nog een poos en het bos staat blank 18 Rob redt 35 Waar is Uil? 49 Op drift 60 Jak is echt een boef 72 Samen in bad 81 Onraad! Gevaar! 93 Welkom 111 Ping Ping en Pak Pak 120 Boef of baas 134 Einde 149
INHOUD
EEN MEER IN HET BOS
Het is erg heet. En ook erg droog.
Haas geeft de planten water.
Dat moet. Want ze gaan dood van de dorst.
‘Ik ga ook dood!’ klaagt Vos.
Maar dat is niet zo. Vos stelt zich maar aan.
‘Ik geef je wel water’, zegt Haas.
En dat doet ze. Met de gieter!
7
‘Wat een hitte!’ puft Uil.
Hij kijkt naar de lucht. Er is geen wolk te zien.
Kwam er maar regen! Dan was het zo heet niet meer.
Daar komt Ever aan.
Wat ziet hij eruit! Hij is vies van kop tot teen.
‘Haai!’ lacht Ever. ‘Heet, hé?
Maar ik heb er geen last van. Zie je hoe vies ik ben?’
Trots draait hij een rondje. Dan geeft hij een knipoog.
‘Ik nam een bad in de modder. Lekker fris.’
Bah, modder! Vos en Uil halen hun neus op.
Maar Haas zegt:
‘Een bad in de modder? Hoe kan dat?
Er is nergens modder. Het bos is veel te droog. Er viel al heel lang geen regen.’
8
‘Ha!’ lacht Ever en hij geeft weer een knipoog.
‘Van modder weet ik alles.
Modder is aarde met water. Waar of niet?’
Haas knikt. Dat weet ze ook wel.
Ze houdt de gieter wat schuin. Er vallen druppels uit.
‘Nu maak je zelf modder!’ roept Vos.
‘Ja’, zegt Haas. ‘Maar het is geen bad vol.
Voor een bad heb je heel veel water nodig.
Meer dan een druppel.
En waar haalt Ever dat water vandaan?’
Ever pulkt aan zijn kin. Hij krabt aan zijn buik.
De modder droogt al op. Hij wordt hard en grijs.
En het jeukt een beetje.
‘Kom mee’, zegt Ever. ‘Dan laat ik het zien.’
9
Ever woont diep in het bos. Daar is geen huis en geen hut. En geen kraan en geen bad en geen pomp en geen bron.
‘We zijn er bijna’, zegt Ever.
Hij wijst tussen de bomen door. Daar blinkt iets. Dat is vreemd. Het lijkt wel… het lijkt… ‘Maar dat is de zee!’ juicht Vos. ‘O Haas, we kunnen pootjebaden!’
‘De zee?’ schrikt Uil. ‘Ik ga niet pootjebaden, hoor! Zonder zwemband durf ik niet.’
‘Pootjebaden is voor mietjes!’ beweert Ever. ‘Modderbaden, dat is pas stoer!’
En hij rent naar het water.
10
Wat vreemd! Er is geen strand.
Er zijn wel bomen. Die groeien zomaar in zee!
En er is ook geen zand. Er is alleen modder.
Heel veel modder!
‘Kijk mij!’ roept Ever.
En dan ploft hij midden in de modder! Het spat alle kanten uit.
‘Bah!’ roept Vos.
‘Bah!’ roept Haas.
Want ze zitten allebei onder de spetters.
Nu zijn ze ook vies.
‘Lekker fris, hé?’ lacht Ever.
11
Haas pulkt de modder uit haar oren. Vos veegt zijn vacht schoon.
‘Ik ga schelpen rapen. Dat vind ik leuker dan pootjebaden. En veel leuker dan een modderbad’, moppert hij.
Uil helpt Vos met zoeken. Ze vinden twijgjes. Nootjes. Kiezeltjes. Een dennenappel. Een tak. En een slakkenhuis met de slak er nog in. Maar dat telt niet. Want het is geen schelp van de zee.
12
‘Dat komt omdat hier geen zee is’, beweert Haas.
Vos lacht haar uit.
‘Geen zee? En dat dan?
Vroeger was hier geen zee.
Maar nu wel. Dat zie je toch zelf!’ zegt hij.
En hij wijst naar het water.
Haas schudt haar kop.
‘Dat is geen zee. De zee is zout.
Dit water is zoet.’
Daar kijkt Vos van op.
‘Zoet? Zo zoet als suiker?
Zo zoet als snoep en koek?
Dat moet ik proeven!’ smakt hij.
Weer schudt Haas van nee.
‘Het is water, Vos. Geen limonade.
Water dat niet zout is, noemen we zoet.
En een zee met zoet water is geen zee,
maar een meer.’
‘Meer wat?’ vraagt Uil.
‘Meer water’, legt Vos uit.
‘Want eerst was er niets.
En nu heel veel.
En er komt nog meer bij ook.
Meer en meer en meer.’
13
Haas zegt niets. Ze kijkt naar het water.
Vos heeft gelijk. Eerst was er niets. Of toch wel.
Er was een beek. Daar, ver weg.
Die is nu niet meer te zien.
Wat staat er te gebeuren?
Haas rilt. Ze zucht.
Ze blijft maar naar het water staren.
‘Het lijkt wel of het stijgt…’ mompelt ze bezorgd.
Vos kijkt naar de lucht.
‘Ik zie niets!’ zegt hij vrolijk.
Wat een flauwe grap. Stijgen is niet hetzelfde als opstijgen.
Dat weet Vos best.
14