Inleiding De popgeschiedenis door de lens van 10 iconische albums
Dit boek schetst de ontwikkeling van de belangrijkste popstromingen aan de hand van tien iconische albums die de koers en geschiedenis van popmuziek ingrijpend veranderden. Elk van deze tien albums herschreef de code van een popgenre, hetzij door een radicaal-innovatieve breuklijn te creëren, hetzij door een vernieuwende synthese of originele cross-over tussen genres te realiseren. Zo bieden tien album-casestudy’s (één album per hoofdstuk) inzicht in tien significante kantelmomenten in de popgeschiedenis: wat voorafging, de vernieuwing die een album teweegbracht en de invloed die het had op latere generaties popartiesten. Zo ontstaat een overzicht van tien popgenres die de veelkleurige evolutie van popmuziek aantonen. Tien albums – stuk voor stuk gamechangers binnen hun genre – staan op deze manier voor tien doorbraakmomenten en stijlvernieuwingen in popmuziek sinds de vroege twintigste eeuw.
In dit boek is gestreefd naar een genderevenwicht en een gelijkmatige representatie van witte artiesten en artiesten van kleur. Daarbij is ook aandacht besteed aan opinies en initiatieven van de artiesten die deze evenwichten en standpunten (bijvoorbeeld vanuit minderheden) expliciet bepleit en bevorderd hebben.
Roadmap van de popgeschiedenis
Album voor album wordt de pop-puzzel gelegd en ontstaat geleidelijk aan een roadmap die de lezer wegwijs maakt in de ontstaansgeschiedenis van de centrale popgenres:
∞ blues
∞ Tin Pan Alley
∞ rock-’n-roll
∞ rock
∞ folk
∞ country
∞ world/global1
∞ soul
∞ dance (EDM, electronic dance music)
∞ hiphop.
Deze roadmap stelt de lezer óók in staat om verrassende, originele – en soms tegendraadse – afslagen van begane paden te herkennen én verkennen: de ‘uitzonderingen op de regel’ die popmuziek telkens opnieuw in staat stellen om zichzelf (her)uit te vinden. Zo biedt dit boek vanuit verschillende perspectieven een dynamische inkijk in hoe pop zich de voorbije eeuw écht heeft ontwikkeld. Niet via een
Deel 2 1955-1970 rock-’n-roll & rock Inleiding Deel 1 1865-1960 musical & blues 12
Tien iconische popalbums
eendimensionale historische lijn, maar langs een steeds bewegende en evoluerende caleidoscoop van diverse dynamische historische lijnen, die voortdurend dialogen aangaan en in interactie zijn met elkaar.
Zo zou bijvoorbeeld de rock-’n-roll vanaf midden de jaren 1950 en tijdens vroege jaren 1960 simpelweg niet bestaan zonder het menggenre rockabilly, dat in de jaren 1950 ontstond door een kruisbestuiving tussen rhythm-and-blues (de elektrische, stedelijke opvolger van de akoestische delta-blues) en ritmische country (de elektrische opvolger van de akoestische country, de hillbilly).
De ‘vocal harmony groups’ van R&B vormen een verlengstuk van de spirituals en gospelmuziektradities en zijn een cruciale schakel naar latere genres zoals soul, funk, disco, house, techno, EDM, neo-soul en rap/hiphop
Rhythm-and-blues (R&B), ontstaan in de jaren 1940-1950, vertegenwoordigt een spectrum van muziekgenres die oorspronkelijk als ‘race music’ bekend stonden, maar door Billboard Magazine en mede door toedoen van R&B-producer Jerry Wexler in 1949 hernoemd werden tot R&B. R&B was niet alleen significant in de context van urban blues, zoals die door Muddy Waters werd vertegenwoordigd, en de overgang van akoestische rurale deltablues naar elektrische stedelijke blues markeert. R&B vormt bovendien een kruispunt tussen blues- en gospeltradities, waarbij deze twee pijlers elkaar ontmoeten en een genre creëren dat zowel bluesals gospelinvloeden kan omvatten. Dit maakt R&B niet alleen tot een verzamelterm, maar – precies daardoor – ook tot een hybride overgangsfase in de popgeschiedenis, die zowel de transitie van deltablues naar rock-’n-roll als van gospel naar soul markeert. R&B heeft daardoor dus een dubbele rol gespeeld: als een cruciaal genre in de ontwikkeling van twee belangrijke stilistische pijlers van de popmuziek. Hedendaags wordt de term R&B ook nog steeds gebruikt als een verzamelterm voor diverse genres die historisch van gospel en ‘vocal harmony groups’ afstammen. Deze ‘vocal harmony groups’ van R&B vormen een verlengstuk van de spirituals en gospelmuziek-tradities en zijn een cruciale schakel naar latere genres zoals soul, funk, disco, house, techno, EDM, neo-soul en rap/hiphop.
Met dit boek zal de lezer niet enkel een ontdekkingstocht van grote historische en stilistische evoluties en kruisbestuivingen in de popmuziek maken, maar ook (over de grenzen van popgenres heen) een aantal fascinerende sub-thema’s ontdekken zoals:
Deel 3 1960-1990 Deel 4 1950-nu Folk, country & world soul, dance/emd & hiphop 1960-1990 Deel 4 Masters of Pop
∞ de diverse transformaties van het Tin Pan Alley-songformat naar de moderne ‘strofe-refrein-bridge’ popsong;
∞ het fenomeen ‘songfabriek’ (Tin Pan Alley, Brill Building, Motown, Stock, Aitken & Waterman, The Song Machine2);
∞ de ‘modulaire popsong’ door toedoen van modulaire compositie- en productietechnieken: songs uit Paul Simons album Graceland en de songs Move Your Body – The House Music Anthem van Marshall Jefferson en Doo Wop (That Thing) van Lauryn Hill;
∞ de rol van (radio-)dj’s: Alan Freed, Pete Tong, Steve Dahl, Frankie Knuckles, Ron Hardy, ‘The Electrifying Mojo’, DJ Spinderella;
∞ en de rol van producers: Phil en Leonard Chess, Sam Phillips, Steve Sholes, John Hammond, George Martin, Van Dyke Parks, Terry Melcher, Tom Wilson, Phil Spector, Hilton Rosenthal, Roy Halee, Chet Atkins, George Massenburg, ‘Youth’, Jerry Wexler, Tom Moulton, Steve ‘Silk’ Hurley, Joe Smooth, het techno-dj-producers-collectief ‘The Belleville Three’, Moby, Lee ‘Scratch’ Perry, Lauryn Hill, Quincy Jones, Nile Rodgers, Rick Rubin, Mark Ronson, etc.);
∞ de ‘studio als instrument’ en de rol van technologische innovaties.
Zo ontwikkelt de lezer een geëigend pop-jargon dat een begrippenkader biedt om de belangrijkste ontwikkelingen binnen de popmuziek (en de ruime populaire cultuur) chronologisch en stilistisch te ordenen, te contextualiseren en te begrijpen. De
Vanuit deze mindset leert de lezer niet alleen hoe popmuziek werkt maar ook dat popgenres – generatie na generatie – voortdurend in ontwikkeling zijn. Dit geeft met name ook aan jonge lezers het gevoel dat ‘hun’ actuele popmuziek ertoe doet!
Deel 2 1955-1970 rock-’n-roll & rock 14 Inleiding Deel 1 1865-1960 musical & blues
actuele popmuziek doet ertoe! ‘Every generation throws a hero up the pop charts’ Paul Simon, The Boy in the Bubble, 1986
Zij herkennen en begrijpen op hun beurt de eigentijdse popgenres (hiphop, R&B, dance) als logische, innovatieve en dus relevante uitkomsten van historische ontwikkelingen en kruisbestuivingen. De actuele popmuziek zou immers ondenkbaar zijn zonder de talloze creatieve innovaties van opeenvolgende generaties popmusici, dj’s en producers uit de vorige generaties.
Zo creëerden dj-producers hiphop in de jaren 1970 in de South Bronx (New York City) door te experimenteren met nieuwe mengvormen van dj’en en turntablism, rap, beats/grooves en jazz-samples. Hun opvolgers produceerden tijdens de jaren 1980 funk en disco tot house en techno, genres die later zouden uitmonden in EDM.
En als je beseft dat funk en disco hun oorsprong hadden in de soulmuziek van de jaren 1950 en 1960, die op haar beurt uit de zwarte kerkmuziek (gospel en spirituals) is ontstaan, dan is het niet gek om de link te horen tussen de extatische religieuze solo- en koorzangstijl in gospel en het geëxalteerde trancegevoel in de actuele dancemuziek die tijdens raves een soortgelijk spiritueel effect én universele aantrekkingskracht lijkt te hebben.
De hoofdpijlers van de popmuziek: Tin Pan Alley, blues, folk, country en gospel
‘They’ve been going in and out of style But they’re guaranteed to raise a smile’
In dit boek worden de hoofdpijlers van de popmuziek behandeld (Tin Pan Alley, blues, folk, country en gospel/soul) die de raamstructuur voor de tien album-casestudy’s bieden. Deel 1 (1865-1960) behandelt de eerste twee hoofdpijlers (Tin Pan Alley en blues) en onderzoekt de vroegste oorsprong en fundamenten
Deel 3 1960-1990 Deel 4 1950-nu Folk, country & world soul, dance/emd & hiphop 1960-1990 Deel 4 15 Masters of Pop
The Beatles, Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band, 1967
van de popmuziek. Enerzijds via het ontstaan van de Tin Pan Alley songwriting-cultuur, de Broadway-musical en het Great American Songbook; en anderzijds via worksongs, delta-blues en rhythm-and-blues met respectievelijke casestudy’s over Show Boat (musical) en Muddy Waters (blues).
‘Come, all you good workers
Good news to you
I’ll tell
Deel 2 (1955-1970) bouwt hierop verder en focust op de transformatie van rhythm-and-blues naar rock-’n-roll (Chuck Berry en Elvis Presley) en naar rock (The Beatles). Daarbij ontdek je tegelijk de fascinerende metamorfose van het standaard songformat AA’BA” van Tin Pan Alley naar de moderne ‘versechorus-bridge’-popsong (in het Nederlands: de ‘strofe-refreinbridge’-popsong).
Of how the good old union
Has come in here to dwell
Which side are you on, boys?
Which side are you on?’
Florence Reese,
Which Side Are You On?, 1931
Deel 3 stelt singer-songwriters in folk, country en world/global centraal met albums van Bob Dylan (folk), Dolly Parton, Emmylou Harris & Linda Rondstadt (country) en Paul Simon (world/global).
Deel 4 volgt de ontwikkeling van gospel en soul naar dance en R&B/hiphop met casestudy’s over Aretha Franklin (soul), het compilatie-album The House Sound of Chicago (dance) en Lauryn Hill (R&B/hiphop).
Delen 1 en 2 beschrijven in twee fasen de ontwikkelingen van de eerste twee hoofdpijlers (Tin Pan Alley en blues). Ook wordt er het ontstaan van de moderne popsong vanuit het Tin Pan Alley-songformat belicht.
Delen 3 en 4 richten zich op andere hoofdpijlers van de popmuziek: de witte genres folk en country (deel 3) en de zwarte genres gospel, soul, R&B en hiphop (deel 4). Daarmee behandelen delen 3 en 4 muziektradities waarvan de oorsprong teruggaat tot de late negentiende eeuw (en zelfs nóg eerder, zoals de eeuwenoude folksongs of de gedichten en liederen van de middeleeuwse Troubadours, eigenlijk de vroegste voorlopers van de twintigste-eeuwse singer-songwriters). Delen 3 en 4 vormen geen chronologisch vervolg op delen 1 en 2. Ze vertegenwoordigen telkens andere, lange tradities, die een centrale plaats in de ontwikkeling van popmuziek innemen.
In dit boek worden ook via vier ‘interludia’ (gespreid over de vier delen van het boek) evoluties in songwriting geschetst, doorheen verschillende perioden en stij-
Deel 2 1955-1970 rock-’n-roll & rock 16 Inleiding Deel 1 1865-1960 musical & blues
len. Het eerste interludium (deel 1) behandelt de oorsprong van pop-songwriting, belicht vanuit de Tin Pan Alley AA’BA”-songstructuur. Dat legt de basis voor de overgang naar het tweede interludium (deel 2), waarin de modernisering van pop-songwriting wordt besproken, met een transformatie van de Tin Pan Alley AA’BA”-songstructuur naar de hedendaagse ‘strofe-refrein-bridge’ popsongstructuur. Het derde interludium (deel 3) duikt in de wereld van ‘modulaire compositie- en productietechnieken’, die een nieuwe dimensie toevoegen aan de creatie van popmuziek. Tot slot, in het vierde interludium (deel 4), wordt de (geactualiseerde) toepassing van deze modulaire technieken specifiek in de context van R&B en hiphop belicht. Deze interludia geven samen een inkijk in de ontwikkeling van songwriting, en tonen de veelzijdigheid en de evolutie van het componeren en producen van popmuziek.
Een boeiend extra perspectief bij bovenvermelde structuur kan gevonden worden in de opeenvolgende golven van dominante popstromingen die Jeremy Yudkin in de populaire muziek sinds 1850 onderscheidt. Op die manier schetst hij, hoewel zeer generaliserend (en daardoor onvermijdelijk onvolledig), niettemin een interessante globale tijdslijn van popmuziek:
∞ minstrelsy (1850-1880);
∞ vaudeville en Tin Pan Alley (jaren 1880 tot en met jaren 1910);
∞ American Songbook (jaren 1920 tot en met jaren 1940);
∞ vroege rock-’n-roll (jaren 1950);
∞ pop/rock (jaren 1960);
∞ heavy metal, punk, disco, dance-pop (jaren 1970 en jaren 1980);
∞ rap/R&B (jaren 1990 tot nu).3
Deze tijdslijn komt – grosso modo – overeen met de tien albums van dit boek. Daarbij dient opgemerkt dat sommige popgenres vaak ook na hun fase van prominentie invloedrijk bleven. Yudkins opeenvolgende golven van dominante popstromingen bieden inzicht in een globale evolutie, waarbinnen tegelijk heel wat historische nuances en genre-kruisbestuivingen spelen, die in dit boek aan bod komen.
Popgenres zijn voortdurend in beweging
Veranderingen kunnen ontstaan door diverse factoren. Vaak speelt nieuwsgierigheid van popartiesten een centrale rol (naar nieuwe compositiestructuren, types songteksten, innovatieve melodische en harmonische idiomen, arrangementen en productietechnieken). Maar ook persoonlijke ervaringen en sociaal-politieke overtuigingen kunnen urgente, doorslaggevende factoren vormen. Popmuziek is daardoor vaak een barometer van wat op tal van domeinen binnen de maatschappij in evolutie is.
Deel 3 1960-1990 Deel 4 1950-nu Folk, country & world soul, dance/emd & hiphop 1960-1990 Deel 4 17 Masters of Pop
‘Come mothers and fathers throughout the land
And don’t criticize what you can’t understand
Your sons and your daughters are beyond your command
Your old road is rapidly aging
Please get out of the new one if you can’t lend your hand
For the times, they are a-changin’‘
Bob Dylan, The Times They Are A-Changin’ , 1964
Popartiesten kunnen daarbij rolmodellen zijn; door hun politiek engagement Which Side Are You On? van Florence Reese, Waist Deep in the Big Muddy van Pete Seeger, Give Peace a Chance en Imagine van John Lennon, Sunday Bloody Sunday en Miss Sarajevo van U2, American Idiot van Green Day, Formation van Beyoncé), maatschappelijke betrokkenheid (The Times They Are A-Changin’ van Bob Dylan, Born in the U.S.A. en My Hometown van Bruce Springsteen, Fight the Power van Public Enemy, Alright van Kendrick Lamar), seksuele emancipatie (Papa Don’t Preach en Express Yourself van Madonna), experimenten met genderaspecten (David Bowie poseerde in een jurk op de cover van zijn album The Man Who Sold the World) of door het doorbreken van psychologische en emotionele taboes (Manic Depression van Jimi Hendrix, Vincent van Don McLean, Hurt van Nine Inch Nails, Xanny van Billie Eilish over het kalmeermiddel Xanax).
‘I don’t need a Xanny to feel better
On designated drives home
Only one who’s not stoned Don’t give me a Xanny, now or ever’
Billie Eilish, Xanny, 2019
Deel 2 1955-1970 rock-’n-roll & rock 18 Inleiding Deel 1 1865-1960 musical & blues
Soms komen evoluties ook tot stand door serendipiteit. De invloedrijke ‘fuzz-tone’ distortion-sound van de gitaar in You Really Got Me van The Kinks, ontstond toen gitarist Dave Davies bij wijze van experiment de luidsprekerconus van zijn gitaarversterker met een scheermesje doorsneed en met pinnen doorprikte. En een per vergissing achterwaarts afgespeelde opnametape zou – dankzij de alertheid en onophoudelijke creatieve nieuwsgierigheid van The Beatles en hun producer George Martin – de revolutionaire klanktextuur van Tomorrow Never Knows worden: een achterwaartse tape-loop soundscape als arrangement.
Zo kunnen onvermoede nieuwe – en soms revolutionaire – klankmogelijkheden ontstaan, die de creativiteit van popartiesten triggeren en hen inspireren om nieuwe wegen in te slaan. Heel vaak worden veranderingen ook ingegeven door technologische en media-evoluties. Ontwikkelingen van muziekinstrumenten, opnametechnologie en geluidsdragers hebben in de evolutie van popmuziek steeds een centrale rol gespeeld. Door de uitvinding van de elektrische gitaar kon akoestische delta-blues zich transformeren tot elektrische rhythm-and-blues, waaruit later –door een synergie met (eveneens elektrische) ritmische country – rockabilly en vervolgens rock-’n-roll ontstonden.
De uitvinding van synthesizers, samples en drumcomputers gaf dan weer aanleiding tot het ontstaan van elektropop, dance/EDM en hiphop. Ook verbeteringen op vlak van opnamekwaliteit, klankbewerking (editing) en mixing creëerde nieuwe, inspirerende creatieve mogelijkheden voor popartiesten en producers. Het aantal opnamesporen evolueerde in enkele decennia van één opnamespoor naar een virtueel onbeperkt aantal! Zo deed de opnamestudio tijdens het creatieproces van Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band (1967) zelfs dienst als een essentiële, volledig in het maakproces geïntegreerde creatieve tool, als een bijkomend ‘instrument’ dat The Beatles en hun producer George Martin in staat stelde om unieke en ongeziene creatieve klankproductiemogelijkheden te ontginnen en te realiseren. Ook de ontwikkeling van geluidsdragers heeft de evolutie van popmuziek verregaand bepaald. Deze fungeren immers niet alleen als een medium om muziek naar een publiek brengen, maar als medium zijn ze ook bepalend voor de manier waarop muziek geproduceerd wordt, precies om het publiek optimaal te kunnen bereiken. Zo was de partituur van een song eerst de norm. Die was strikt genomen nog geen geluidsdrager (in de actuele betekenis), maar deed wél al dienst als muziekdrager die – door middel van een live-uitvoering – klinkende muziek kon worden. Vervolgens werden de vinyl-single en lp, en de muziekcassette de dominante dragers, waarna de cd deze rol overnam, tot digitale geluidsdragers (mp3-speler, smartphone) en actuele digitale mediaspelers (zoals iTunes, in 2001 geïntroduceerd door Apple) en muziekstreaming-platforms en webplayers (zoals Spotify) de norm werden.
Deel 3 1960-1990 Deel 4 1950-nu Folk, country & world soul, dance/emd & hiphop 1960-1990 Deel 4 19 Masters of Pop
Pop als levende wetenschap
Dit boek is ontstaan vanuit een dubbele interesse. Ten eerste vanuit het musicolo gisch perspectief, waarbij significante evoluties en kruisbestuivingen binnen de popmuziek op een wetenschappelijke manier geduid worden (muziekhistorisch, esthetisch en analytisch). Ten tweede vanuit de creatief-artistieke invalshoek, waar bij de muzikale praktijk centraal staat (en daarbij vooral het creatieve maakproces van songs en albums), met aandacht voor compositorische en productionele dimensies.
Aangezien popmuziek integraal deel uitmaakt – en een product of exponent vormt – van de brede popcultuur, waarvan populaire bronnen (popmagazines, interviews met popartiesten, documentaires, podcasts, etc.) ontegensprekelijk een eerste getuige zijn, is een diepgaande immersie in deze popcultuur – precies via haar eigen kanalen – van cruciale waarde om popmuziek te bestuderen. Deze hebben nu eenmaal de vinger aan de pols en bieden een onmisbare aanvulling ten aanzien van academische bronnen (cultuurhistorische en musicologische analyses). Een academische benadering biedt dan weer een meerwaarde omdat deze de waan van de dag en door de muziekindustrie gehypete artiesten en releases als de ‘nieuw ste sensaties’ (in het kader van uitgekiende verkoopstrategieën!) in een langeter mijn historisch-stilistisch kader plaatst. Daarom verwijst dit boek voortdurend en op een gelijkwaardige manier naar academische én naar populaire bronnen.
Om de leeservaring zo aangenaam en vlot mogelijk te maken, wordt niet in de tekst zelf naar deze bronnen verwezen, maar in eindnoten die verwijzen naar een bijge voegde selectieve bibliografie (per hoofdstuk). Dat het daarmee laagdrempelig wordt voor niet-gespecialiseerde lezers toont de kernopzet van dit boek: het is namelijk tegelijk bedoeld als syllabus voor de cursus ‘Pop Music’ aan de KU Leuven (Musicologie en Culturele Studies), én als luistergids en naslagwerk voor de door snee-popliefhebber die graag een dieper inzicht wil verwerven in de historische evoluties van popgenres en daarmee nóg meer wil genieten van zijn popcollectie en playlists.
In dit boek nodigen de met geel gemarkeerde tekstgedeelten, vergezeld van het oogjesicoon, de lezer uit tot een dieper begrip van de maatschappelijke dimen sies en relevantie van de besproken popartiesten en popsongs. Deze unieke visu ele cues benadrukken niet alleen het belang van de culturele context, maar nodi gen ook uit tot een bewuste reflectie op hoe muziek de spiegel is van onze samenleving.
En uiteindelijk heeft de muziek het laatste woord en spreekt ze voor zichzelf:
rock-’n-roll & rock 20 Inleiding Deel 1 1865-1960 musical & blues