Beste docent, Code+ | NT2 voor theoretisch geschoolde volwassenen is de NT2-methode speciaal ontworpen om mensen met een theoretische achtergrond snel en doelgericht Nederlands te leren. Je helpt hen vertrouwen te ontwikkelen in het Nederlands spreken, zodat ze snel zelfstandig aan de slag kunnen in hun baan of opleiding. Code+ is al ruim 35 jaar voor veel NT2-docenten de voorkeursmethode voor professioneel taalonderwijs. Vanaf de zomer van 2026 verschijnt een vernieuwde, geheel geactualiseerde editie. In dit proefkatern vind je het eerste thema van deel 1, voor niveau 0 – A1. Via handige ‘geeltjes’ in dit proefkatern ontdek je alles over de nieuwste uitgave van Code+.
Code+ in een notendop:
Relevant en herkenbaar
Leerdoelen en thema’s in Code+ sluiten volledig aan op de dagelijkse praktijk van theoretisch opgeleide volwassenen. De focus ligt op het actief en productief gebruiken van de taal aan de hand van realistische taaltaken. Aan het eind van elk thema vind je een buitenschoolse opdracht om het geleerde direct in de praktijk toe te passen.
Taakgericht en communicatief
In Code+ staan interactie en communicatie centraal. De methode is opgebouwd op basis van thema’s. Elk thema bevat vier reële, functionele taaltaken, aangevuld met grammatica die wordt aangeleerd in een betekenisvolle context. Je cursisten oefenen actief met verschillende taalhandelingen.
Helder en gestructureerd
Code+ is een overzichtelijke methode die ideaal is voor klassikale lessen met zelfstandige voorbereiding. Je cursisten worden hierbij ondersteund door duidelijke instructies en motiverende voorbeelden.
Aandacht voor cultuur en diversiteit
Code+ besteedt veel aandacht aan de diverse Nederlandse maatschappij. In cultuurkaders wordt culturele uitwisseling bevorderd. Diversiteit en inclusiviteit in beeld en tekst zorgen dat je cursisten zich kunnen herkennen in de lesstof. In de digitale leeromgeving vind je bovendien een complete KNM-leerlijn.
Veel extra materiaal in het boek en online
Naast de reguliere taaltaken bevat Code+ extra opdrachten. In het boek vind je deze onder ‘Kilometers maken’ en ‘Lekker lezen’. In de online leeromgeving staan een klankenleerlijn en opdrachten voor het oefenen van verstaan en nazeggen. In de docentenhandleiding vind je aanvullende opdrachten en tips.
Kortom: met Code+ verzorg je professioneel taalonderwijs en help je jouw cursisten snel en zelfverzekerd hun draai te vinden in de Nederlandse samenleving.
Nu al benieuwd naar het vernieuwde Code+?
Jan van Wijhe is NT2-specialist én jouw directe aanspreekpunt. Neem contact op met Jan voor meer informatie over Code+. En maak een afspraak voor het verkennen van de mogelijkheden van Code+ voor jullie NT2-onderwijs.
Jan van Wijhe j.van.wijhe@thiememeulenhoff.nl
06 - 11 90 84 03
Colofon
Code+ is ontwikkeld door het INTT van de Universiteit van Amsterdam en VU-NT2 van de Vrije Universiteit Amsterdam, in samenwerking met ThiemeMeulenhoff.
Auteurs
Karolien Kamma (UvA-INTT), Alice de Beer (UvA-INTT), Kas Hartman (UvA-INTT), Tineke Leenaars (UvA-INTT) en Thomas Stam (VU-NT2).
ThiemeMeulenhoff is een educatieve uitgeverij die zich inzet voor het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs.
De mensen van ThiemeMeulenhoff zijn er voor onderwijsprofessionals – met ervaring, expertise en doeltreffende leermiddelen. Ontwikkeld in doorlopende samenwerking met de mensen in het onderwijs om samen het onderwijs nog beter te maken. We ontwikkelen lesmethodes die goed te combineren zijn met andere leermiddelen, naar eigen inzicht aan te passen en bewezen effectief zijn. En natuurlijk worden al onze lesmethodes zo duurzaam mogelijk geproduceerd.
Zo bouwen we samen met de mensen in het onderwijs aan een mooie toekomst voor de volgende generatie.
Alle rechten voorbehouden. Tekst- en datamining, AI-training en vergelijkbare technologieën niet toegestaan. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichtingpro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Deze uitgave is volledig CO2neutraal geproduceerd.
deel 1
NT2 voor theoretisch geschoolde volwassenen
0-A1
Inhoud Code+ deel 1
Uitleg van de symbolen
Instructiezinnen Nederlands-Engels
Thema 1 6
Wie ben jij?
Thema 2
Even in mijn agenda kijken
Thema 3
Wat eten we vanavond?
Thema 4
We gaan verhuizen
Thema 5
We zijn onderweg!
Thema 6
Wat zie je er leuk uit!
Thema 7
Wat gaan we doen?
Antwoorden
Overzicht Grammatica en spelling
Overzicht Routines
Overzicht Cultuur
Alfabetische woordenlijst
Onregelmatige werkwoorden
Code+ is opgebouwd aan de hand van thema's, met elk 4 taken.
THEMA 1 Wie ben jij?
Dit thema gaat over persoonlijke informatie.
Aan het begin van elk thema staat een overzicht van de leerdoelen per taak.
In dit thema oefen je met:
• jezelf of iemand anders voorstellen. taak 1
• een adres vragen en geven. taak 2
• groeten. taak 3
• een formulier invullen. taak 4
Introductie
1 Wat zie je op de openingsfoto van dit thema?
Elk thema start met een Introductie. Aan de hand van open vragen haal je hier voorkennis van je cursisten op. Ze beschrijven bijvoorbeeld een afbeelding of activeren hun bestaande woordkennis over het thema.
2 Welke woorden ken je bij het thema voorstellen en groeten?
3 Lees de informatie over de familie Chen en de familie Van der Meer. Gebruik de woordenlijst aan het eind van dit thema. Wie horen bij elkaar? Vul de goede letter in.
1 Wie hoort bij Eddy Chen?
Hallo, ik ben Eddy. Mijn achternaam is Chen. Ik kom uit Arnhem en nu woon ik in Weesp. Ik ben 36 jaar. Ik geef autorijles. Mijn vrouw heet Yvonne en zij is 35 jaar. We hebben twee (2) kinderen. Laura is zes (6) jaar en Jessica is een baby.
2 Wie hoort bij Pieter van der Meer?
Mijn naam is Van der Meer. Mijn voornaam is Pieter. Mijn vrouw heet Dewi. We hebben twee (2) kinderen: een zoon en een dochter. Paul is negentien (19) en Stella is zestien (16). We wonen op de Nieuwe Gracht, op nummer 29, in Weesp. Ik werk in een winkel en Dewi is huisarts.
a Hallo, ik ben Stella. Ik ben de zus van Paul. Ik ben zestien (16) jaar en ik woon met mijn familie in Weesp.
c Ik heet Laura. En dit is Jessica.
e Hoi, ik ben Paul. Ik ben de broer van Stella. Ik woon met mijn zus, vader en moeder op de Nieuwe Gracht in Weesp. Ik ben student. Ik studeer in Utrecht.
b Ik heet Yvonne. Mijn man heet Eddy. We hebben twee (2) dochters: Laura en Jessica.
d Mijn naam is Dewi van der Meer. Ik heb een man, een zoon en een dochter.
1
Taak 1
Jezelf of iemand anders voorstellen
Voorbereiden
In het onderdeel Voorbereiden bereiden je cursisten zich zelfstandig voor op de les. Deze voorbereidende oefenstof bevat de bouwstenen voor het onderdeel Uitvoeren.
1 Kijk naar de foto’s. Kruis aan.
a Ik heet Stella.
■ Iemand anders voorstellen
■ Jezelf voorstellen
b Mijn naam is Van der Meer.
■ Iemand anders voorstellen
■ Jezelf voorstellen
De structuur van Code+ is gebaseerd op het VUT-model. Elke taak bestaat uit de onderdelen Voorbereiden, Uitvoeren en Afronden.
c Dit is mijn broer John.
■ Iemand anders voorstellen
■ Jezelf voorstellen
d Ik ben Sheila Singh.
■ Iemand anders voorstellen
■ Jezelf voorstellen
Routines
Voorstellen
e Ik zal mijn vrouw even voorstellen. Dit is Emma.
■ Iemand anders voorstellen
■ Jezelf voorstellen f Dit is Bas.
■ Iemand anders voorstellen
■ Jezelf voorstellen
In routinekaders vind je veelvoorkomende zinnen en constructies waarmee je cursisten direct een kort gesprek kunnen voeren. Online kunnen je cursisten met deze routines oefenen.
2.1 Lees de routines. Gebruik de woordenlijst aan het eind van dit thema.
(i) = informeel / (f) = formeel
Jezelf voorstellen
Ik heet Hanna. (i)
Ik ben Jan. (i)
Jan Tervoort. (i) / (f)
Ik ben Anja Verbrugge. (i) / (f)
Mijn naam is Sen van As. (f)
Iemand anders voorstellen
Dit is Els. (i)
Dit is mijn man Halit. (i)
Dit is Marja Willems. (f)
Dit is mevrouw / meneer Hendriks. (f)
Reageren
Leuk je te ontmoeten. (i) / Leuk u te ontmoeten. (f)
Aangenaam. (f)
Prettig kennis te maken. (f)
2.2 Doe de opdrachten online: Thema 1 ➔ Taak 1 ➔ Voorbereiden – routines.
2.1 2.2
Iconen bij de opdrachten laten in één oogopslag zien wat voor soort opdracht het is. Ze worden aan het begin van het boek toegelicht.
Routines
Vragen stellen en antwoord geven
3.1 Lees de routines. Gebruik de woordenlijst aan het eind van dit thema.
> Hoe heet je?
< Ik heet Hanna.
> Ik ben John. Wie ben jij?
< Ik ben Paul.
> Waar kom je vandaan?
< Ik kom uit Groningen / Spanje / Finland.
> Waar woon je?
< Ik woon in Amsterdam.
3.2 Doe de opdrachten online: Thema 1 ➔ Taak 1 ➔ Voorbereiden – routines.
4 Doe de opdrachten online: Thema 1 ➔ Taak 1 ➔ Voorbereiden – luisteren.
Gebruik de woordenlijst aan het eind van dit thema.
5 Lees het grammaticakader Het pronomen personale als subject voor mensen aan het eind van dit thema.
6 Lees het grammaticakader Het presens aan het eind van dit thema.
Uitvoeren
■ zij ■ hij ■ die / hen 3.1 3.2
In het onderdeel Voorbereiden krijgen je cursisten alvast de opdracht om de grammaticakaders aan het eind van het thema te lezen. Je kunt de grammatica in de les toelichten, waarna je cursisten in de onderdelen Uitvoeren en Afronden op een geïntegreerde manier met de grammatica oefenen.
7 Welke pronomina personale als subject past bij jou? Kruis aan.
In het onderdeel Uitvoeren oefenen je cursisten met de taal aan de hand van realistische en functionele situaties. Hier passen ze toe wat ze in het onderdeel Voorbereiden hebben geleerd.
8 Stel vragen en geef antwoord. Gebruik de routines uit deze taak.
Cursist A vraagt en cursist B geeft antwoord.
Vragen:
– Hoe heet je?
– Waar woon je?
– Waar kom je vandaan?
Wissel van rol.
9 Stel iemand voor.
Cursist A stelt cursist B voor aan de groep.
Zinnen:
– Dit is …
– Zij / Hij / Die / Hen woont …
– Zij / Hij / Die / Hen komt uit …
Wissel van rol.
10 Wat weet je? Schrijf op.
Cursist A Wat weet je van cursist B?
Cursist B Wat weet je van cursist A?
De focus van de methode ligt in de eerste plaats op communicatie. Daarnaast is er aandacht voor grammatica. De structuren worden aangeboden en geoefend in een betekenisvolle context.
Focus op de vorm van het pronomen personale als subject en het presens.
Controleer samen de informatie.
Afronden
In het onderdeel Afronden oefenen je cursisten nog één keer met wat ze geleerd hebben in deze taak en brengen ze het nog eenmaal in de praktijk.
11 Doe de opdrachten online: Thema 1 ➔ Taak 1 ➔ Afronden – woorden.
12 Doe de opdrachten online: Thema 1 ➔ Taak 1 ➔ Afronden – grammatica Het pronomen personale als subject voor mensen.
13 Doe de opdrachten online: Thema 1 ➔ Taak 1 ➔ Afronden – grammatica Het presens.
14 Loop rond, stel vragen en geef antwoord.
Loop rond en vraag informatie aan drie andere cursisten.
Focus op de vorm van het pronomen personale als subject en het presens.
In het onderdeel Voorbereiden zijn woorden in een betekenisvolle context aangeboden. Het semantiseren van die woorden gebeurt in de onderdelen Voorbereiden en Uitvoeren. Het consolideren gebeurt tenslotte in de online leeromgeving waar je cursisten een groot aantal oefeningen kunnen maken.
Taak 2
Een adres vragen en geven
Voorbereiden
1 Kijk naar het alfabet.
De duidelijke structuur aan de hand van Voorbereiden, Uitvoeren en Afronden, zorgt voor helderheid en voorspelbaarheid. Je cursisten kunnen het lesmateriaal zo goed overzien en ze weten waar ze aan toe zijn.
Aa Bb Cc Dd Ee Ff Gg Hh Ii Jj Kk Ll Mm Nn Oo Pp Qq Rr Ss Tt Uu Vv Ww Xx Yy Zz
2 Doe de opdrachten online: Thema 1 ➔ Taak 2 ➔ Voorbereiden – luisteren 1 en 2. Gebruik de woordenlijst aan het eind van dit thema.
4 Doe de opdrachten online: Thema 1 ➔ Taak 2 ➔ Voorbereiden – luisteren 3 en 4. Gebruik de woordenlijst aan het eind van dit thema.
5 Lees het grammaticakader ‘Hebben’ en ‘zijn’ in het presens aan het eind van dit thema.
Adressen en telefoonnummers
6 Lees de tekst. Gebruik de woordenlijst aan het eind van dit thema.
In een adres staat het huisnummer achter de naam van de straat: Herenstraat 8. Adressen in Nederland hebben ook een postcode. Een postcode heeft vier cijfers en twee letters. De postcode staat voor de plaatsnaam: 3512 KC Utrecht. In een straat hebben ongeveer tien huisnummers dezelfde postcode. De combinatie van postcode en huisnummer is uniek.
Telefoonnummers in Nederland hebben tien cijfers. Nederlandse mobiele telefoonnummers beginnen altijd met 06.
Soms weet je de naam en het adres, maar niet het telefoonnummer. Je kunt dan online kijken. Soms weet je wel de straat en de woonplaats, maar niet de postcode. Ook die kun je online vinden.
Jan Tervoort
Herenstraat 8
3512 KC Utrecht
Binnen elk thema is er aandacht voor cultuur. In cultuurkaders krijgen je cursisten informatie over opmerkelijke zaken en gewoontes in Nederland. In de opdrachten in het onderdeel Uitvoeren wisselen ze vervolgens ideeën en ervaringen uit met hun medecursisten.
Uitvoeren
7 Bespreek de vragen. Ze horen bij het cultuurkader Adressen en telefoonnummers.
1 Hoe noteer je adressen in je land van herkomst?
2 Hoeveel cijfers heeft een telefoonnummer in je land van herkomst?
3 Waar vind je informatie over adressen en telefoonnummers in je land van herkomst?
8 Spel je voornaam en achternaam.
Cursist A spelt zijn voornaam en achternaam. Cursist B schrijft de namen op. Wissel van rol.
Controleer samen de spelling van de namen.
9 Schrijf tien getallen op en lees ze voor.
Cursist A schrijft tien getallen op. Die leest ze voor.
Cursist B schrijft de getallen op.
Wissel van rol.
Controleer samen de getallen.
10 Stel vragen en schrijf de informatie op.
Cursist A vraagt informatie aan cursist B. Cursist A schrijft de informatie op. Wissel van rol.
Controleer samen de informatie.
Dit icoon geeft aan dat je cursisten een werkblad nodig hebben. Die kun je vinden in de online leeromgeving.
11 Stel vragen en geef antwoord. Schrijf de enveloppen. Maak de namen en adressen compleet. Cursist A vraagt informatie aan cursist B.
Wissel van rol.
Controleer samen de informatie.
Afronden
12 Doe de opdrachten online: Thema 1 ➔ Taak 2 ➔ Afronden – woorden.
13 Doe de opdrachten online: Thema 1 ➔ Taak 2 ➔ Afronden – grammatica ‘Hebben’ en ‘zijn’ in het presens.
14.1 Vraag informatie over een yogacursus. Schrijf de antwoorden op.
Cursist A vraagt informatie aan cursist B. Cursist B geeft informatie.
Focus op de vorm van het presens.
Controleer samen de informatie.
14.2 Vraag informatie over een huisarts. Schrijf de antwoorden op.
In het onderdeel Afronden kunnen je cursisten ook in de online leeromgeving oefenen met de aangeboden grammatica.
Cursist B vraagt informatie aan cursist A. Cursist A geeft informatie.
Focus op de vorm van het presens.
Controleer samen de informatie.
Taak 3
Groeten
Voorbereiden
1 Wat zeg je tegen deze mensen? Kruis aan.
1 Dit is Zeynep Kaya. Zij is 28 jaar en ook cursiste in de cursus Nederlands.
■ je
■ u
2 Dit is David. Hij is 12 jaar. Hij is het vriendje van je zoon.
■ je
■ u
3 Dit is meneer Bakambo. Hij is 50 jaar. Je wilt bij hem werken.
■ je
■ u
4 Dit is Bart Veltman. Hij is 45 jaar. Hij werkt in een boekwinkel.
■ je
■ u
Cultuur
U en je
5 Dit is Els Jansen. Ze is 70 jaar. Ze is de oma van David.
■ je
■ u
6 Dit is Rianne Kramer. Ze is 35 jaar. Ze is je docente Nederlands.
■ je
■ u
2
2 Lees de tekst. Gebruik de woordenlijst aan het eind van dit thema.
Informele situaties
Kennen mensen elkaar goed? Dan zeggen ze bijvoorbeeld ‘Hoi’ en ze zeggen ‘je’ tegen elkaar. Mensen zeggen ook elkaars voornaam. Kinderen zeggen meestal ook ‘je’ tegen hun vader en moeder. Soms zeggen ze ook hun voornaam. Op het werk zijn mensen vaak informeel. Ze zeggen dan elkaars voornaam. Ontmoet je een nieuwe collega? Dan zeg je vaak ook je achternaam.
Formele situaties
Kennen mensen elkaar niet goed? Dan zeggen ze bijvoorbeeld ‘Goedemorgen, mevrouw’ en ze zeggen ‘u’. Is de persoon ouder? Dan zeggen mensen ook vaak ‘u’. Bij de huisarts zijn mensen meestal ook formeel.
Is een nieuwe situatie informeel of formeel? Weet je het niet? Begin dan met ‘u’. De reactie kan dan zijn ‘Zeg maar je’.
3 Doe de opdrachten online: Thema 1 ➔ Taak 3 ➔ Voorbereiden – luisteren.
3
Gebruik de woordenlijst aan het eind van dit thema.
Routines
Groeten
4.1
4.1 Lees de routines. Gebruik de woordenlijst aan het eind van dit thema.
(f) formeel en (i) informeel
Komen en groeten
Goedemorgen (f) / goeiemorgen (i)
Goedemiddag (f) / goeiemiddag (i)
Goedenavond (f) / goeienavond (i)
Dag (i) / (f)
Hallo (i)
Hoi (i)
Hé (i)
Eind van het gesprek
Ik moet weer verder.
Ik moet gaan.
Fijne / prettige avond.
Weggaan en groeten
Dag (i) / (f)
Doei (i) / Doeg (i)
Tot ziens (i) / (f)
Tot later / tot snel / tot straks (i) / (f)
4.2 Doe de opdrachten online: Thema ➔ Taak 3 ➔ Voorbereiden – routines.
4.2
Uitvoeren
5 Bespreek de vragen. Ze horen bij het cultuurkader U en je
1 Is er in jouw moedertaal ook een pronomen voor ‘je’ en een pronomen voor ‘u’?
2 In welke situaties ben je informeel in je land van herkomst?
3 In welke situaties ben je formeel in je land van herkomst?
6.1 Lees de gesprekken.
Situatie 1: informeel
Het is les één van de cursus Nederlands. Hilda (A) en Gonzalo (B) ontmoeten elkaar.
A: Hallo, ik ben Hilda.
B: Hoi Hilda, ik heet Gonzalo.
A: Hoi Gonzalo. Wat is je achternaam?
B: Mijn achternaam is Montero.
A: Montero? Hoe spel je dat?
B: M – O – N – T – E – R – O. En wat is jouw achternaam?
A: Svenson. S – V – E – N – S – O – N.
B: Oké, dankjewel. Leuk je te ontmoeten!
A: Ja, leuk je te ontmoeten. Tot later!
B: Doei Hilda. Tot snel!
Situatie 2: formeel
Anisha Kulkarni (A) is op het werk. Ze ontmoet een nieuwe collega, Rachid Haddad (B).
A: Goedemiddag, mijn naam is Anisha Kulkarni.
B: Dag mevrouw Kulkarni, mijn naam is (Rachid) Haddad.
A: Leuk u te ontmoeten, meneer Haddad. Waar woont u?
B: Ik woon in Arnhem. En u? Waar woont u?
A: Ik woon in Ede.
B: Leuk! Prettig kennis te maken.
A: Leuk u te ontmoeten. Tot straks in de pauze.
6.2 Luister en lees mee.
De docent en een cursist zijn A en B. Zij lezen samen de gesprekken van situatie 1 en 2 hardop. Luister en lees mee.
6.3 Lees samen de gesprekken hardop. Werk in tweetallen.
Wie ben je: A of B? Lees samen de dialogen. Wissel van rol.
7 Voer een gesprek. Werk in tweetallen.
Voer de gesprekken. Gebruik de routines uit dit thema.
Gesprek 1: informeel
Het is les één van de cursus Nederlands. Cursist A en B ontmoeten elkaar.
– Cursist A en B groeten elkaar.
– Cursist A stelt een vraag aan cursist B. Cursist B antwoordt.
> Waar kom je vandaan?
< Ik kom uit …
– Cursist B stelt een vraag aan cursist A. Cursist A antwoordt.
– Eindig het gesprek. Groet elkaar bij het weggaan.
Gesprek 2: formeel
Cursist A is op het werk. Cursist A ontmoet een nieuwe collega, cursist B.
– Cursist A en B groeten elkaar.
– Cursist A stelt een vraag aan cursist B. Cursist A antwoordt.
> Waar woon je?
< Ik woon in …
– Cursist B stelt een vraag aan cursist B. Cursist B antwoordt.
– Eindig het gesprek. Groet elkaar bij het weggaan.
Wissel van rol.
Afronden
8 Doe de opdrachten online: Thema 1 ➔ Taak 3 ➔ Afronden – woorden.
9 Voer een gesprek. Werk in tweetallen.
Voer formele en informele gesprekken. Gebruik de routines uit dit thema.
– Groet elkaar.
– Stel elkaar een vraag en geef antwoord.
– Eindig het gesprek.
– Groet elkaar bij het weggaan.
Herhaal de opdracht met een andere cursist.
In het onderdeel Voorbereiden zijn routines in een betekenisvolle context aangeboden. In het onderdeel Afronden oefenen je cursisten hier nog één keer mee.
10.1 De les is afgelopen. Je gaat weg. Je groet de docent.
10.2 Groet drie personen buiten de les. Schrijf de reacties op.
Een formulier invullen
Voorbereiden
1 Lees de informatie en het formulier.
Een formulier invullen
Eddy zoekt een nieuw huis. Hij moet een formulier invullen met zijn persoonlijke informatie: naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres, geboortedatum en geboorteplaats. Onder het formulier zet hij zijn handtekening.
Achternaam: Chen
Voornamen: Eddy Leo
Straatnaam en huisnummer: Sonneveldstraat 101
Postcode: 1382 XH
Woonplaats: Weesp
Telefoonnummer: 06 83 09 51 24
E-mailadres: el.chen@gmail.com
Geboortedatum: 24 maart 1990
Geboorteplaats: Amersfoort
Geslacht: m / v / x*
Nationaliteit: Nederlandse
Handtekening:
* doorhalen wat niet van toepassing is
2 Wat hoort bij elkaar? Vul in.
Achternaam:
Voornamen:
Straatnaam en huisnummer:
Postcode:
Woonplaats:
Telefoonnummer:
E-mailadres:
Geboortedatum:
Geboorteplaats:
Geslacht:
Nationaliteit:
Handtekening:
* doorhalen wat niet van toepassing is
m / v / x * Barcelona 1224 TP Eindhoven 15-10-1982 Spaanse Marktstraat 163 Gonzalez 06 39610541
Juan Carlos Gonzalez_JC@outlook.com
3 Lees het grammaticakader Hoofdzin 1: subject en persoonsvorm aan het eind van dit thema.
Uitvoeren
4 Maak vragen bij deze antwoorden.
Voorbeeld
Wat is je achternaam?
Willemse
Marja
Wolfstraat 84
6531 LN
Nijmegen
06 830 951 24
m.willemse@gmail.com
11 november 1978
Arnhem
Nederlandse
5 Stel vragen en maak de formulieren compleet.
Voorbeeld
Cursist A vraagt: Wat is de achternaam van Peter?
Cursist B antwoordt: De achternaam van Peter is Van Elst.
Wissel van rol.
6 Vul nu zelf een formulier in.
Persoonlijke gegevens
Achternaam:
Voornamen:
Straat:
Huisnummer:
Postcode:
Woonplaats:
Telefoonnummer:
E-mailadres:
Geboortedatum:
Geboorteplaats:
Geslacht:
In de methode vind je voorbeelden die zo realistisch mogelijk zijn. Formulieren, mails, berichtjes et cetera worden aangeboden op een manier die je cursisten ook in de praktijk kunnen tegenkomen.
Nationaliteit: m v x *
Afronden
7 Doe de opdrachten online: Thema 1 ➔ Taak 4 ➔ Afronden – woorden.
8 Doe de opdrachten online: Thema 1 ➔ Taak 4 ➔ Afronden – grammatica Hoofdzin 1: subject en persoonsvorm.
9 Loop rond en stel vragen. Geef antwoord. Van de docent krijg je een vraag. Loop rond en stel de vraag aan een andere cursist. Je medecursist geeft antwoord en stelt jou ook een vraag.
Geef antwoord in een complete zin.
Focus op de positie van het subject en de persoonsvorm in je zin.
Herhaal de opdracht met een andere cursist, enzovoort.
Afsluiting
Afsluiting Bij de afsluiting van het thema kun je met je cursisten op themaniveau reflecteren op alles wat ze geleerd en geoefend hebben. Hiermee herhaal je alles nog een keer, waardoor de stof nog beter beklijft.
Zelftoets woorden en routines
In een afsluitende formatieve toets kun je de kennis van je cursisten toetsen, over de woorden en de routines uit het thema.
1 Doe de toets online: Thema 1 ➔ Afsluiting ➔ Zelftoets – woorden en routines.
Buitenschoolse opdracht
In dit thema heb je het volgende geleerd:
• jezelf of iemand anders voorstellen;
• een adres vragen en geven;
• groeten;
• een formulier invullen.
Met de buitenschoolse opdracht zetten je cursisten letterlijk de stap naar buiten en passen ze toe wat ze in de les hebben geleerd.
In deze opdracht ga je buiten de les iemand groeten en een kennismakingsgesprek voeren. Dat doe je met twee mensen die Nederlands spreken.
Voorbereiding
2 Werk in tweetallen. Bespreek de vragen. Schrijf de antwoorden op.
Met welke twee mensen ga je een kort gesprek voeren?
Persoon 1:
Welke groet kun je gebruiken?
Zeg je u of je?
Met welke zin introduceer je jezelf?
Welke drie vragen stel je? 1. 2. 3.
Je gaat weg. Welke groet gebruik je?
Persoon 2:
Welke groet kun je gebruiken?
Zeg je u of je?
Met welke zin introduceer je jezelf?
Welke drie vragen stel je? 1.
Je gaat weg. Welke groet gebruik je?
3 Oefen de gesprekken met elkaar.
Uitvoering
4 Voer een kort gesprek met twee mensen buiten de school. Kijk op het werkblad. Maak dit deel van de opdracht buiten de les. Neem de ingevulde opdracht en de audio-opname mee naar de les. In de les bespreek je deze.
Terugblik en afronding
5 Bespreek de uitvoering van de buitenschoolse opdracht. Gebruik het ingevulde werkblad.
1 Laat de gesprekjes aan elkaar horen.
2 Bespreek het schema uit het werkblad.
3 Bespreek de vragen en antwoorden bij Terugblik vóór de les.
6 Reflecteer online op de buitenschoolse opdracht: Thema 1 ➔ Afsluiting ➔ Buitenschoolse opdracht.
Kilometers maken
Met Kilometers maken kunnen cursisten die dat nodig hebben of die dat graag willen, extra oefenen op het gebied van schrijven, luisteren en lezen.
7 Doe de opdrachten online: Thema 1 ➔ Afsluiting ➔ Kilometers maken – luisteren.
8 Je gaat naar een taalcafé. Je bent daar nieuw. Introduceer jezelf in de groepsapp van het taalcafé.
Gebruik de volgende vragen:
– Hoe heet je?
– Waar woon je?
– Waar kom je vandaan?
– Hoe oud ben je?
– Wat doe je? Studeer je? Werk je?
Lekker lezen
Lezen is belangrijk en leuk! Met Lekker lezen bied je je cursisten een tekst aan die past bij het thema. Geen opdrachten, maar gewoon even lekker doorlezen voor het leesplezier.
9 Lees de tekst. Lees lekker door. Gebruik het woordenboek zo min mogelijk.
Dit ben ik
Ik heet Kenji. Ik kom uit Japan en ik ben 23 jaar. Ik ben in Osaka geboren. Mijn familie woont in Japan en ik woon nu in Nederland. Ik ben student en ik studeer aan de universiteit van Groningen. Groningen is een leuke stad. Er wonen veel studenten. Mijn partner, Daan, komt uit Nederland. Hij studeert in Nijmegen. Dat is ook een leuke stad. We zien elkaar in het weekend. Dat is heel fijn. Later wil ik in Nederland wonen en werken. Daarom oefen ik vaak Nederlands met Daan. Het gaat steeds beter.
Uitspraak
10 Oefen online met de uitspraak: Thema 1 ➔ Afsluiting ➔ Verstaan en nazeggen.
11 Oefen online met de uitspraak: Klankenleerlijn.
Wil je cursisten extra laten oefenen met uitspraak? In de online leeromgeving vind je meer opdrachten. Deze hebben een vloeiende opbouw van het herkennen van woorden en klanken naar het correct kunnen uitspreken ervan.
Grammatica en spelling
Het onderdeel Grammatica en spelling is paars. Zo kun je deze pagina's extra snel vinden.
Dit is de theorie bij Grammatica en spelling. De opdrachten vind je online: Thema 1 ➔ Taak ➔ Afronden – grammatica en spelling.
Het pronomen Taak 1
Het pronomen personale als subject voor mensen
Singularis
1 ik Ik heet Hanna.
2 je (jij) informeel Je komt uit Amsterdam. u formeel U komt uit Iran.
3 ze (zij) Ze heet Anne. hij Hij heet Paul. die / hen genderneutraal Die / Hen woont in Utrecht.
Pluralis
1 we (wij) We wonen in Rotterdam.
2 jullie Jullie komen uit Spanje.
3 ze (zij) Ze hebben twee kinderen.
Let op:
Neutrale vorm Contrast
De kaders die horen bij grammatica en spelling staan achter in het thema, zodat je deze makkelijk terug kunt vinden. De opdrachten die bij grammatica en spelling horen vinden je cursisten in de online leeromgeving.
Kom je uit Amsterdam? Ik kom uit Maastricht. En jij? Waar kom jij vandaan?
Ze heet Anne. Ik heet Paul. Zij heet Anne.
We wonen in Rotterdam. Jullie wonen in Amsterdam en wij wonen in Rotterdam.
Het verbum
Het presens
Singularis
werken antwoorden bellen wonen
1 ik werk antwoord bel woon
2 je (jij), u werkt antwoordt belt woont werk je antwoord je bel je woon je
3 ze (zij), hij, die / hen werkt antwoordt belt woont
Pluralis
1 we (wij) werken antwoorden bellen wonen
2 jullie werken antwoorden bellen wonen
3 ze (zij) werken antwoorden bellen wonen
Let op:
Je werkt in een winkel. ➔ Werk je in een winkel?
Je antwoordt op de vraag. ➔ Antwoord je op de vraag?
Jij belt de krant. ➔ Bel jij de krant?
Jij woont in Zwolle. ➔ Woon jij in Zwolle?
Het verbum
‘Hebben’ en ‘zijn’ in het presens
Singularis
hebben zijn
1 ik heb ben
2 je (jij) hebt bent u heeft bent heb je ben je
3 ze (zij), hij, die/hen heeft is
Pluralis
1 we (wij) hebben zijn
2 jullie hebben zijn
3 ze (zij) hebben zijn
Let op:
Je hebt een zus. ➔ Heb je een zus?
Jij bent de nieuwe cursist. ➔ Ben jij de nieuwe cursist?
Hoofdzin 1: Subject en persoonsvorm
subject persoonsvorm rest 1 2 3
Ik woon in Weesp.
Hij heeft twee kinderen. We wonen in Weesp. Dewi en Pieter hebben twee kinderen.
Regels:
positie 2 = persoonsvorm (pv)
positie 1 = subject
Woordenlijst
Alle leerwoorden van het thema staan in de woordenlijst aan het eind van het thema. Ze zijn ingedeeld op taak. In de online leeromgeving kunnen je cursisten de vertalingen vinden.
• Online staat de woordenlijst met vertalingen: Bijlagen ➔ Woordenlijst met vertalingen.
• De werkwoorden met een * zijn onregelmatige werkwoorden. Een lijst met de vormen van deze werkwoorden staat achter in het boek.
• Voor in het boek staat ook een lijst met instructiezinnen met een Engelse vertaling.
Intro achternaam, de auto, de autorijles, de broer, de dochter, de en familie, de gebruiken (gebruik) geven (geeft) * hebben * heten * huisarts, de in jaar, het kijken * kinderen, de (het kind) komen * man, de met moeder, de naam, de nieuw nu nummer, het oefenen op persoonlijk student, de studeren uit (ik kom uit…) vader, de voornaam, de vrouw, de wat welk werken wie winkel, de wonen woord, het zien *
zijn (ben, bent, is) * zoon, de zus, de
Taak 1 ander antwoord, het bedanken beginnen * binnenkomen * collega, de dit doen * eind(e), het even gaan * goed goedemiddag hoe (hoe heet je?) iemand (anders) ja jezelf leuk luisteren meedoen * meneer, de mevrouw, de moeten * nee ontmoeten ook passen bij / in reageren samen schrijven * vandaan verder (verder gaan / zoeken) voorstellen vraag, de vragen * waar weer
weten * zin, de zitten * zullen (zal) *
Taak 2 achter adres, het altijd bellen cijfer, het combinatie, de cursus, de dan danken dankjewel dankuwel dezelfde excuus, het fijn (dat is fijn) geen getal, het goedemorgen herkomst, de huis, het klopt dat? krant, de kunnen (kan) * letter, de lezen * (lees) maar maken (maak) naar niet ongeveer plaats, de postcode, de soms staan * straat, de uniek vandaag
Taak 3 afgelopen antwoorden bijvoorbeeld boek, het docent(e), de eindigen elkaar
groeten kennen meestal mensen, de oud (ouder) pauze, de prettig schat, de straks tegen vaak vriend, de wachten weggaan zeggen *
Taak 4 daar datum, de formulier, het geboorte, de geslacht, het handtekening, de invullen maart nationaliteit, de Nederlands(e) onder zetten (een handtekening zetten)