
1 minute read
Bouwen aan een positieve groep
In een positieve groep zie je gedrag (normen) terug die gemiddeld in de maatschappij positief gevonden worden. Denk hierbij aan normen als samenwerken, respect hebben voor elkaar, het omgaan met verschillen, positieve communicatie en het bieden van veiligheid.
Veel factoren zijn van invloed op de normen die in jouw groep ontstaan. Denk aan de ontwikkelingsfase van het kind, thuisnormen en duidelijk zichtbare normen in de school. Duidelijkheid biedt veiligheid. De leerkracht speelt hierbij een sleutelrol.
WAAROM BOUWEN AAN EEN POSITIEVE GROEP?
Een positieve groep is een voorwaarde om tot leren te komen. In een negatieve groep heerst namelijk angst, bijvoorbeeld voor buitensluiten of geweld. De kinderen komen dan in een soort zelfbeschermingsmodus, waardoor ze minder goed rationeel kunnen denken. Je krijgt reacties als wegrennen, vechten en/of blokkeren. Tot leren kom je dan niet of minder goed.
Een tweede reden om te bouwen aan een positieve groep is, dat sociaal goed functioneren een doel op zich is (Wet Primair Onderwijs, artikel 8 lid 3).
BOUWEN AAN DE BASIS IN GROEP 1 TOT 4
De Amerikaanse psycholoog Kohlberg noemt deze fase ‘pre-conventioneel’ (Duriez, 1998): kinderen richten zich (nog) niet op de conventies (afspraken) van een groep. Ze richten zich op de volwassene.
Je kunt in deze fase directief normen aanleren, de kinderen volgen dan. Wees je bewust van deze invloed. Wees betrouwbaar in wat je doet. Dat is zowel van belang voor het gevoel van veiligheid bij het kind als voor het aanleren van normen (de voorbeeldfunctie). Het aanleren van deze normen gaat via vier fases (zie het kader ‘Het vierfasenmodel’). De laatste fase, het inslijten van de norm, wordt vaak te snel beëindigd. Geef tijd en aandacht aan het inoefenen van positief gedrag.
De normen die je aanleert, kunnen in strijd zijn met de normen van thuis. Neem het schreeuwende kind. Het is wat hij ziet thuis: schreeuwen tegen elkaar is normaal, het is de norm. Als jij dan zegt dat het fout is, zeg je eigenlijk: je moeder doet het fout. Dit geeft een loyaliteitsconflict bij het kind. Dit kun je vermijden door aan te geven: ‘Hier op school doen we het zo.’ Het zit ‘m in het woordje hier. Dat zorgt ervoor dat de schoolnormen bij school horen en de thuisnormen bij thuis horen.