Overijssel Toen en Nu Historisch Tijdschrift, november2025

Page 1


OVERIJSSEL TOEN EN NU

Historisch tijdschrift

‘Door onmensen als vee afgeslacht’

• Zilver, brons en tin

• Koninklijk trijp

Uber Yssel in 1544

COLOFON

Redactie

Dinand Webbink, Marcel Mentink, Anne van Geuns (Deventer Verhaal), Daphne Markvoort (Collectie Overijssel, Kees Dinkla (Overijsselacademie)

Correspondent

Harrie Scholtmeijer (Stichting Overijsselacademie).

Redactieadres info@mijnstadmijndorp.nl

Vormgeving Frank de Wit

Partners

Collectie Overijssel Overijsselacademie

Mogelijk gemaakt door

OVERIJSSEL

TOEN EN NU

Historisch tijdschrift

OVERIJSSEL

TOEN EN NU

Historisch tijdschrift

Uber Yssel in 1544

Jaargang 16 • Nummer 4 • november 2025

‘ Door onmensen als vee afgeslacht’
Zilver, brons en tin
Koninklijk trijp

Bij het einde van dit tijdschrift…

Bij het einde van dit tijdschrift…

Geschiedschrijving is nooit klaar. Elke bestudering van een historische bron uit een archief, een museaal depot of uit de bodem levert nieuwe informatie en interpretatie op. En elke nieuwe generatie stelt andere vragen aan het verleden, waardoor oudere perspectieven ontkracht of verrijkt worden. Ook de geschiedschrijving van Overijssel is nooit klaar. Over onze provincie vallen nog zoveel historische verhalen te vertellen.

Ondanks die haast onuitputtelijke bron aan Overijsselse historische verhalen is dit de laatste editie van het historisch tijdschrift Overijssel Toen en Nu. Het tijdschrift stopt omdat de afgelopen jaren een nieuwe taakverdeling is ontstaan tussen de organisaties die zich bezighouden met de geschiedenis van Overijssel. Overijssel Toen en Nu komt voort uit het papieren tijdschrift MijnStadMijnDorp dat in de jaren 2010 werd uitgegeven door Historisch Centrum Overijssel (HCO). Dat tijdschrift was gekoppeld aan het gelijknamige digitale platform waarop historische verenigingen uit de hele provincie hun gedigitaliseerde historische collecties en verhalen konden publiceren. HCO ontving hiervoor een provinciale subsidie. Uitgave en distributie van een papieren tijdschrift bleken na een aantal jaren te kostbaar, waarna werd overgegaan op digitale publicatie onder een nieuwe naam. In 2021 zette HCO een beleidswijziging in, waarbij de focus kwam te liggen op de wettelijke archieftaken. Om de terugkeer naar die wettelijke taken kracht bij te zetten, heeft HCO in 2023 haar naam gewijzigd in Collectie Overijssel.

De focus van Collectie Overijssel op de archieftaken betekent dat het onderzoeken van en vertellen over de geschiedenis van Overijssel niet langer past binnen het taakveld. Archiefwetenschap en geschiedwetenschap zijn weliswaar nauw aan elkaar verbonden, maar ook eigenstandige disciplines met eigen opleidingen, professionals en netwerken. Bij Collectie Overijssel zijn wij ervan overtuigd dat onze focus op het toegankelijk maken van collecties uiteindelijk leidt tot betere en meer diverse geschiedschrijving in Overijssel. Onze depots liggen namelijk nog vol met moeilijk toegankelijke en daardoor nauwelijks bekende archieven en collecties. Wij willen deze beter beschikbaar maken voor onderzoek en daar hebben we al onze middelen voor nodig.

De herverdeling van “historische taken” in Overijssel betekent dus helaas het einde voor Overijssel Toen en Nu. Collectie Overijssel ontvangt geen provinciale subsidie meer voor taken die niet onder het wettelijk archiefbeheer vallen. Voor de geschiedschrijving over Overijssel kunnen andere organisaties, zoals Overijsselacademie, inspringen. Deze stichting heeft onlangs het tijdschrift De Nedersaksen

gelanceerd, waarin naast streektaal ook de geschiedenis van Overijssel een plek krijgt. Daarmee lijkt er een natuurlijke opvolger voor Overijssel Toen en Nu te zijn geboren.

Graag wil ik alle redactieleden, beeldredacteurs, gastschrijvers en vormgevers die betrokken zijn geweest bij de tijdschriften MijnStadMijnDorp en Overijssel Toen en Nu hartelijk bedanken voor hun jarenlange inzet en bijdragen. Beide tijdschriften kenmerkten zich door hun gevarieerde en laagdrempelige historische artikelen, die vaak een verbinding hadden met de actualiteit, en kleurrijke opmaak met prachtig historisch beeldmateriaal. Vanuit Collectie Overijssel gaan wij ervoor zorgen dat alle edities op termijn gearchiveerd worden en via onze website raadpleegbaar blijven.

Als laatste wens ik u als liefhebber van de geschiedenis van Overijssel inspirerende nieuwe verhalen toe, in musea, bij de lokale historische vereniging of in boeken en tijdschriften.

Vincent Robijn

Directeur Collectie Overijssel

OVERIJSSEL TOEN EN NU

Historisch tijdschrift

Uber Yssel in 1544

De Duitse cartograaf, kosmograaf en theoloog Sebastian Münster (1488-1552) was afkomstig uit een boerenfamilie. Hij werd geboren te Ingelheim am Rhein onder de rook van Mainz. Zo’n 35 jaar eerder drukte Johannes Gutenberg in dezelfde plaats zijn bijbel, het eerste en nog steeds fenomenale product van de moderne boekdrukkunst, die mede de wereld ingrijpend zou veranderen. Sebastian zou er wel bij varen, zo bleek later. In 1518 rondde hij zijn studie aan de universiteit van Tübingen af, terwijl hij dertien jaar daarvoor al was toegetreden de Orde der Franciscanen. Het was op religieus gebied een turbulente tijd en in 1529 stapte Münster definitief over naar de Lutheranen door een functie als rector te aanvaarden aan de universiteit van Bazel, die inmiddels de nieuwe leer had omarmd.

Cosmographia

Als Hebraïst redigeerde, annoteerde en vertaalde hij de eerste gedrukte Hebreeuwse bijbel en publiceerde hij rond de jaren dertig verschillende werken op het gebied van het Hebreeuws, Grieks en Latijn.

Andere belangrijke werken, die zijn veelzijdigheid onderstrepen, waren de Horologiographia (1531) over uurwerken en een studie uit 1536 over de beweging van de planeten onder de titel Organum uranicum.

Von dem Teutschen Landt. (1544­1622).

Athenaeumbibliotheek Deventer, 3006 B 3 (2)

In 1536 verscheen zijn Mappa Europae, een kaart die hij later nogmaals publiceerde in zijn belangrijkste werk. De Geographia van Ptolaemeus van 150 na Chr. had eveneens zijn belangstelling. Van dit achtdelige werk verzorgde hij meerdere edities.

Wat tegenwoordig als een mijlpaal in de ontwikkeling van de cartografie wordt gezien, is zijn Cosmographia, das ist: Beschreibung der ganzen Welt (eerste druk 1544). Het bevat, zoals de ondertitel aangeeft, een beschrijving van de hele toenmalige bekende wereld, maar er is tevens aandacht voor de Klassieke Oudheid, waarmee het de geest van de Renaissance weerspiegelt. De populariteit was mede te danken aan de vele houtsneden, onder ander van Hans Holbein de Jonge,

die overigens al was overleden toen de eerste druk verscheen. In het boekwerk zijn kaarten te vinden van de toen vier bekende werelddelen, Europa, Afrika, Azië en Amerika. Verder stadsgezichten en ­plattegronden van de belangrijkste plaatsen en talloze andere kaarten van landen en streken. Interessant is dat er ook van een groot deel van Oost­Nederland een kaartje is opgenomen, dat hieronder wordt besproken. Het naslagwerk bevat een hoofdstuk over kosmografie en behandelt naast vele andere onderwerpen de flora en fauna en klederdrachten, en toont portretten van koningen en prinsen. Niet vergeten zijn de draken die olifanten aanvallen, diverse andere monsters, enorme slangen en schorpioenen, en het mythologische wezen dat we sinds Harry Potter allemaal kennen: de griffioen.

Portret van Sebastian Münster door Christoph Amberger (ca. 1552).
Afbeelding van een griffioen in de Latijnse editie uit 1552 (p. 1070).
Titelpagina van de editie uit 1598.

De Cosmographia werd 24 keer herdrukt, en bovendien vertaald in het Latijn, Frans, Italiaans, Engels en Tsjechisch, waardoor er in totaal wel veertig edities verschenen. Het meer dan duizend pagina’s omvattende boekwerk werd een van de populairste en succesvolste werken uit de zestiende eeuw, al bleef het daar niet bij. Ook in de zeventiende eeuw, lang na het overlijden van de auteur verschenen er nog een aantal edities, de laatste in 1628.

Von dem Teütschen Land

Helaas worden antiquarische boekwerken maar al te vaak versneden om de er in aanwezige prenten los te verkopen in de veronderstelling dat het boek dan meer opbrengt. Zo ook met de Cosmographia. In Overijssel is geen enkel compleet exemplaar van het boek in openbare collecties aanwezig, wel zijn er vier exemplaren van het kaartje van Oost­Nederland, twee in de Athenaeumbibliotheek Deventer en twee bij Collectie Overijssel, waarvan er twee nagenoeg identiek zijn. Er zijn er ook op internet te vinden en in particuliere collecties. In dit artikel beperk ik mij tot de vier eerst genoemde exemplaren en een uit de verzameling van drs. Evelyn Ligtenberg.

De twee exemplaren van de Athenaeumbibliotheek dragen als titel: Von dem Teütschen Land, en: Von dem Teutschen Landt. Beschreibung des Occidentischen Frießlandts. Een exemplaar van Collectie Overijssel heeft geen koptitel. Onder de afbeelding staat: Von der Frießländer Nammen und der Statt Grüningen. Het tweede exemplaar is identiek aan het tweede exemplaar van de Athenaeumbibliotheek, al is de kaart van de Deventer bibliotheek fraai ingekleurd. Het exemplaar van Ligtenberg heeft weer een iets andere titel, namelijk Von Teutsch Landt. Beschreibung des Occidentischen Frießlandts. Het is dus duidelijk dat in de meer dan twintig drukken er veel verschillen kunnen optreden. Dat geldt ook voor de kaarten zelf

Bij dit artikel staan vier kaartjes afgebeeld en een uitsnede van het gedeelte met Overijssel. Een korte beschrijving volstaat daarom. In het noorden zijn de Waddeneilanden Schellinck, Ameland en Schiermonis te vinden. Daaronder uiteraard de huidige provincie Friesland die echter niet

In Overijssel is geen enkel compleet exemplaar van het boek Cosmographia in openbare collecties aanwezig

als zodanig wordt aangeduid. Dit omdat men het hele kustgebied tot aan de Weser als Friesland beschouwde. Op het kaartje is het occidentische, dat wil zeggen, het westelijke gedeelte te zien. De huidige provincie Groningen heeft administratieve grenzen, terwijl Drent en Uber Yssel één geheel vormen. In het westen ligt de Sudersee en nog een stukje van Holand met onder ander Hoorn en Goeij Land (het Gooi). In het zuiden ligt een deel van Geldriae, met Hattem en Lochem, en vaak ook, maar niet altijd, Elburg en Harderwick. Op een exemplaar van Collectie Overijssel treffen we ook nog Bunschoten aan. Hiermee wil maar gezegd zijn dat de kaarten dus ook inhoudelijk in de diverse uitgaven zeker niet identiek zijn.

Uber Yssel

De tekst Uber Yssel staat ten noorden van de huidige provincie, dus voor ons begrip eigenlijk grotendeels in Drenthe. Daaronder is het wapen afgebeeld, dat bijzonder veel overeenkomsten vertoont met het huidige wapen, al kijkt de leeuw in de Cosmographia naar rechts en tegenwoordig naar links.

Van de drie gewesten die Overijssel toen ook al kende worden alleen Isel Land en Twent genoemd. Onder Twent staat ook iedere keer een gelatiniseerde vorm: Tuenta. De Regge is wel afgebeeld, maar wordt verder niet genoemd, in tegenstelling tot Die Vecht fl., die ook aangeduid wordt met Vidrus fl. De plaatsen die voorkomen zijn Vollenhoff, Campen, Stewyc (daaronder staat Bleistein in verschillende

spellingen, een verwijzing naar een Drents plaatsje, het tegenwoordige gehucht Blijdenstein), Swol, Dáuenter, Holten, Rysen, Ghòr, Diepnheim, Omme, Almeloe, Delden, Enscede en Oldezeél. Er worden verschillende lettertypes gebruikt. In Twente zijn Enschede en Almelo van een ruimer lettertype voorzien, wat misschien duidt op hun wat grotere belang. Dat klopt dan echter weer niet met Olst, dat een

Uitsnede van een van de kaartjes (Von dem Teutschen Landt) met Uber Yssel. Athenaeumbibliotheek Deventer.
Het wapen van Overijssel zoals het in Cosmographia voorkomt, naast het huidige wapen.

Von dem Teütschen Land. Athenaeumbibliotheek Deventer.

Von der Frießländer Nammen und der Statt Grüningen. Collectie Overijssel.

groter lettertype heeft dan Deventer. Wanneer we Overijssel nader bekijken op de diverse kaartjes, valt het op dat deze allemaal nagenoeg identiek zijn. Dat is anders bij Gelderland, zoals al is opgemerkt. Bij Drenthe komt Norch een keer voor, op andere kaartjes niet. Bij het huidige Friesland ontbreekt merkwaardig genoeg op een kaartje Leuwardn.

Ein ruch Land

Zo lopen de kaartjes op meer punten uiteen. Het zuidoosten van Drenthe wordt op enkele kaartjes ‘Ein ruch Land’ genoemd, een woeste, onherbergzame streek, op

andere ontbreekt deze aanduiding. Midden in de Zuiderzee is een kader opgenomen, dat soms een tekst bevat. Gelderland wordt aangeduid als Geldriae pars (een deel van Gelderland), maar een enkele keer ontbreken deze woorden.

Concluderend kunnen we zeggen dat de boeiende kaartjes in al hun verscheidenheid topografisch gezien bepaald niet slecht zijn. Er ontbreken, als we ons tot Overijssel beperken niet onbelangrijke oude plaatsen als Ootmarsum, Hardenberg, Raalte, Heino en Hellendoorn, maar we hebben het aan Sebastian Münster

te danken dat we beschikken over een van de oudste gedrukte kaarten van onze streek.

Wie wil genieten van de vele bijzondere houtsneden in de Cosmographia, kan de door de universiteit van Columbia geplaatste selectie raadplegen: http://www.columbia.edu/itc/mealac/ pritchett/00generallinks/munster/munster. html

Von Teutsch Landt. Collectie E. Ligtenberg.
‘Door

onmensen als vee afgeslacht’

De gevolgen van de Slag bij Ane en de Drentse oorlogen

In de zomer van 1227 verzamelde prins-bisschop Otto II van Lippe bij Ommen een groot leger. Het bestond uit ridders uit Salland, het Land van Vollenhove, Twente en het Nedersticht, aangevuld met troepen uit Bentheim, Kleef, Holland, Münster en Keulen. Zelfs de Gelrese graaf Gerard, normaal zijn rivaal, voegde zich bij hem. Velen van deze ridders waren geharde strijders die nog op kruistocht in Egypte hadden gevochten. Per boot en te land trokken ze naar het moeras bij Ane, waar een rebellenleger hen opwachtte.

De opstand stond onder leiding van Roelof II van Coevorden, een voormalig dienaar van de bisschop die zich tegen zijn leenheer had gekeerd. Hij bracht niet alleen zijn eigen ridders en Drentse boeren (en boerinnen) mee, maar ook steun uit Friesland, Groningen en uit enkele Duitse steden. Otto II beloofde zijn aanhangers de aflaat: wie voor de bisschop sneuvelde, zou direct de hemel betreden. Dat maakte deze strafcampagne vergelijkbaar met een kruistocht.

Onder de banier van Sint Maarten rukte het ridderleger op, maar in het drassige terrein zakten de zwaarbewapende voorste gelederen weg. Terwijl zij in het moeras wegzonken, sloegen de Drenten en hun bondgenoten toe. Volgens een bron uit die tijd werden de ridders ‘ van verre met pijlen en speren, en van dichtbij met zwaard, door de Drentse onmensen als vee afgeslacht.’ Paniek brak uit. Het leger van Roelof zette de achtervolging in en doodde vierhonderd edellieden, onder wie Otto II zelf, die gescalpeerd werd. Het bloedbad liet in de wijde regio een diepe

De maquette van de Slag bij Ane in het Nationaal Tinnen Figuren Museum in Ommen. Bron: Oud Ommen

Kaart met in rood links het Nedersticht (Utrecht) en rechts het Oversticht (Overijssel, Drenthe en een deel van de provincies Groningen en Friesland) samen het Sticht of prins­bisdom Utrecht

indruk achter: het was zeer zeldzaam dat een leger van boeren en voornamelijk infanterie een ridderleger vernietigend versloeg (iets eerder, in 1213, vond in België bij Montenaken of Steppes iets soortgelijks plaats, waar de Luikse stadsmilitie het leger van de hertog van Brabant in de pan hakte) en een geestelijk leider als een bisschop door medechristenen gedood werd.

Het Sticht Utrecht

Het prinsbisdom (Sticht) Utrecht bestond uit twee delen: het Nedersticht (de huidige provincie Utrecht) en het Oversticht, waartoe Salland, Vollenhove, Twente, Drenthe,

de Stellingwerven en de stad Groningen met naaste omgeving behoorden. Het was onderdeel van het Heilige Roomse Rijk, met een relatief zwakke keizer aan de top en vazalvorsten die grotendeels onafhankelijk waren. In tegenstelling tot graven en hertogen was de positie van prins­bisschoppen niet erfelijk: het waren formeel geestelijken die geen vorstelijke dynastie konden stichten. Dat maakte hun positie wankel.

Om hun gezag te versterken, benoemden prins­bisschoppen vaak familieleden in sleutelposities. Zo werd de positie van burggraaf van Coevorden erfelijk, waar­

door een lokale dynastie ontstond die zich later tegen Utrecht keerde. Het verdwijnen van keizerlijke steun, de inmenging van Holland en Gelre en de hoge kosten van bisschopsverkiezingen verzwakten het Sticht. Rond 1220 was het prinsbisdom nog welvarend, maar de macht van Otto II berustte meer op diplomatie, het afkopen van rivalen en familiebanden dan op structurele kracht.

Toen in 1227 de strijd rond Groningen en Drenthe escaleerde, mobiliseerde Otto zijn wijdvertakte netwerk en religieuze autoriteit om een groot leger bijeen te krijgen. Maar de nederlaag bij Ane zou dat machtsevenwicht voorgoed veranderen.

Boerenopstanden

De periode tussen 1200 en het midden van de veertiende eeuw was een tijd van grote veranderingen, zoals een snelle bevolkingsgroei en toenemende handelscontacten. In het Noordzeegebied (van Vlaanderen tot Denemarken) braken in deze turbulente fase veel boerenopstanden uit. Vrije boeren, zoals die in het Oost­Friese Stedingen, georganiseerd in buurschappen en marken, verdedigden hun rechten tegen toenemende belastingdruk en tegen vorsten die hun zelfbestuur negeerden.

In Drenthe was maar liefst vier vijfde van de grond in handen van vrije boeren, tegenover een kwart of minder in Salland en Twente. Daarnaast waren in deze noordelijke regio vóór het jaar 1500 slechts 21 hoven te vinden: domeinen in het directe bezit van kloosters, de bisschop of keizer, waar boeren vaak als horigen werkten. In Overijssel waren er wel 159 hoven te vinden. Daar was traditioneel de macht van de bisschop veel groter en zou later op het platteland de adel dominant worden, met hun kastelen en hun sturende rol in de markegenootschappen. Drentse boeren daarentegen bepaalden grotendeels zelf hun bestuur via dingspelen en marken. Het leek erop dat de Drentse vrije boeren vreesden dat bisschop Otto II zijn vorstelijke macht sterker in Drenthe wilde laten gelden, de belastingdruk zou verhogen en hun vrijheden en autonomie zou afnemen. Was de vorst en zijn opvolgers hierin geslaagd, dan hadden Overijssel en Drenthe in cultureel en sociaal opzicht mogelijkerwijs meer op elkaar geleken dan nu het geval is. De geschiedenis zou echter anders lopen.

De onmiddellijke nasleep: verarming en schulden

De Slag bij Ane betekende een catastrofe voor het Sticht. De contemporaine bron Quedam narracio de Groninghe, de Thrente, de Covordia schetst een beeld van totale verwoesting: Otto liet het land ‘totaal verarmd’ achter, de kerk ‘diep in schulden’, de steden ‘klagend over verloren goederen en gedode burgers.’ Er was ‘niets dan geween en gejammer.’ De schuld liep op tot 1200 mark, een enorm bedrag.

Otto’s opvolger Wilbrand van Oldenburg zette de strijd voort, maar raakte nog dieper in de schulden. De kosten voor de bisschopsverkiezingen (om rivalen af te kopen) waren een deel van de oorzaak, maar ook de kostbare Drentse oorlogen. Want ondanks vredesbeloften kwam Roelof van Coevorden opnieuw in verzet. In 1230 werd hij vermoord tijdens vredesonderhandelingen, maar de oorlog duurde nog jaren voort, totdat een patstelling werd bereikt.

De parallellen met de boerenopstand in Stedingen in Oost­Friesland, die door een pauselijke kruistocht onder leiding van Otto II’s broer Bernhard von Lippe bloederig werd neergeslagen, moeten de Drenten niet zijn ontgaan. Uiteindelijk dwong de realiteit tot een compromis: Drenthe erkende in 1240 de bisschop formeel, maar Utrecht bemoeide zich nauwelijks meer met het bestuur.

Structurele gevolgen voor het noorden

Na 1240 nam de macht van de bisschoppen in Groningen, Drenthe en Coevorden sterk af. In Drenthe ontwikkelde zich een eigen rechtscollege, de Etstoel, en tegen 1300 zelfs een boerenrepubliek die veel weg had van de vrije Noord­Duitse republiek Dithmarschen. Groningen groeide uit tot een handelsstad die allianties sloot met Drenthe en Coevorden en werd de enige semi­stadstaat die Nederland ooit heeft gekend. Formeel hoorden de noordelijke gebieden nog bij Utrecht, maar in de praktijk was de bisschop daar zijn macht kwijt.

Gevolgen voor Overijssel: adel en roofridders

Wat waren in Overijssel de gevolgen van de Slag bij Ane en de Drentse oorlogen? Op het platteland van Salland en Twente werden de consequenties erg duidelijk. De adel daar had zware verliezen geleden,

maar wist haar grip op de boerenbevolking te vergroten. In tegenstelling tot Drenthe waren het in Overijssel de lokale edelmannen die na 1250 het initiatief namen tot het oprichten van markegenootschappen. Deze waren op het duurzame gebruik van het landschap gericht, maar waren ook een vreedzaam middel van de adel om sterke invloed op het platteland te houden. De machtsafname van de bisschop werd op het Overijsselse platteland het meest duidelijk door de illegale kastelenbouw (de constructie van versterkingen zonder toestemming van de vorst). Langs de Regge en Vecht verrezen burchten zoals Eerde, van waaruit edelen kooplieden afpersten en overvielen en boeren uitbuitten. Het platteland veranderde in een ‘roofriddershol’ dat tot ver in de veertiende eeuw onveilig bleef.

Stadsrechten en economische groei

Daartegenover stonden de steden langs de IJssel. Omdat de bisschop zijn gezag over de adel verzwakt zag, moest hij steun zoeken bij de steden. Als beloning voor hun militaire en financiële hulp kregen Deventer, Zwolle, Kampen en later Ommen en Hasselt stadsrechten. Deze privileges gaven de plaatsen marktrechten, rechtspraak, versterkingen en handelsmogelijkheden. Zo werden de IJsselsteden en kleinere plaatsen steunpilaren van de bisschoppelijke macht, maar tegelijkertijd ook steeds zelfstandiger. Zij sloten handelsverdragen met steden als Keulen en Coesfeld en traden toe tot het verbond van de Hanze. Door de onmacht van de bisschop en de dreiging van roofridders moesten zij hun eigen belangen beschermen.

Kasteel Eerde vandaag de dag – de huidige bouw stamt uit 1715. In 1380 werd de oorspronkelijke roofriddersburcht verwoest door een stadsleger van Deventenaren, Zwollenaren en Ommenaren

Uiteindelijk dwong de realiteit tot een compromis: Drenthe erkende in 1240 de bisschop formeel, maar Utrecht bemoeide zich nauwelijks meer met het bestuur

In 1317 vormden Deventer, Zwolle en Kampen zelfs een militair verbond tegen de adel – een van de oudste stedenbonden in het Heilige Roomse Rijk. Ze ondernamen later samen met de bisschop militaire campagnes tegen gevaarlijke roofridders, zoals die op Eerde, wiens kasteel in 1380 door een stadsleger vernietigd werd.

Urbanisatie

De uitkomst van deze ontwikkelingen was opvallend: rond 1477 woonde bijna de helft van de Overijsselse bevolking in steden, een hoger percentage dan in Holland of Vlaanderen. Het platteland gaf weinig perspectief door de roofzuchtige adel en arme zandgronden; de steden daarentegen boden handel, ambachten en veiligheid. Wat betreft politieke macht ontstond er in Overijssel een balans tussen de IJsselsteden en de adel. Dit evenwicht zou voor de komende eeuwen een grote stempel op de provincie drukken.

Het blijvende nalatenschap

De Slag bij Ane en de Drentse oorlogen markeren een keerpunt in de geschiedenis van Noordoost­Nederland. Voor de Drenten leidde het tot de bevestiging van hun autonomie en de wording van een boerenrepubliek die tot ver in de late middeleeuwen standhield. Voor Groningen

luidde het de weg in naar een semi­stadsstaat. In Overijssel waren de gevolgen een grotere grip van de adel op het platteland en de bloei van de IJsselsteden. Stuk voor stuk ontwikkelingen die het karakter van dit deel van Nederland in sterke mate hebben bepaald.

De Slag bij Ane en de Drentse oorlogen markeren een keerpunt in de geschiedenis van Noordoost-Nederland.
Resten van stadsmuur van Hasselt, de plaats die stadsrechten kreeg en een verdediging mocht bouwen dankzij steun aan de bisschop bij de Slag bij Ane

Sallands spellen met Twentse tekens

Naar aanleiding van mijn vorige bijdrage, waarin ik schreef dat het woord kat in het Twents (zeker in het noordoosten van Twente) doorgaans e-loos is, en dus niet katte zoals in de rest van de provincie, kreeg ik een mail met voorbeelden van Twentse auteurs die toch wel degelijk de vorm met -e hadden geschreven.

Natuurlijk is het mogelijk dat katte in een niet eens zo ver verleden ook in Twente aanwezig is geweest. Maar het is ook mogelijk dat er al langer een trend aanwezig is geweest om het dialect meer afwijkend van het Nederlands te schrijven dan het in feite klinkt. Hoe dan ook is de geschreven literatuur niet altijd een betrouwbare weergave van de werkelijke uitspraak van het dialect. De taalkundige Kooiman schreef daar al in de jaren vijftig het beroemd geworden artikel Troebele bronnen over. Meer recent constateerde Jan Nijen Twilhaar in zijn mooie boek De taal van Hellendoorn (2025) dat er een discrepantie zat tussen de wijze waarop de dichteres van Johanna van Buren haar dialect schreef en de wijze waarop ze de woorden uitsprak. Er zijn namelijk banden bewaard gebleven met opnamen van Van Buren die zelf haar gedichten voorlas, en Nijen Twilhaar heeft die banden beluisterd. Hieronder staan de schrijfwijze en de uitspraak van enkele woorden uit het gedicht ‘An oonzen oalen toren’ uit 1926. De uitspraak is weergegeven zoals Nijen Twilhaar dat in zijn boek (op p. 46) doet; een accent circonflexe (^) duidt een verlengde klinker aan.

Schrijfwijze Van Buren Uitspraak

Nederlands leef lîef lief breef brîef brief barg bärg berg zee zîe zie steet stîet staat mood môed moed neet nîet niet ene îene ene armood ärmôed armoede weemodig weemôedig weemoedig good gôed goed gemood gemôed gemoed dee dîe die armen ärmen arme

In veel gevallen staat de schrijfwijze verder van het Nederlands af dan de uitspraak. Van Buren schrijft een ee waar ze een ie of îe zegt, en een oo waar ze een ôe zegt. Het is de vraag waarom de dichteres in haar schrijfwijze zo afwijkt van haar uitspraak. Is dat omdat het dan meer als dialect klinkt, in de zin van: afwijkend van het Nederlands? Die ee en de oo in de woorden in het linker rijtje doen ook wel wat Twents aan. Johanna van Buren was een pionier in het Sallands, en moest haar eigen weg vinden in het schrijven van het dialect. Op dat moment schreven in Twente auteurs als Borghuis, Buursink, Vloedbeld en anderen. Die schrijvers werden ook buiten Twente wel gelezen, en hebben daardoor ook het schriftbeeld van de niet­Twentse literatuur kunnen beïnvloeden. Niet de uitspraak, maar de al bestaande literatuur is dan een leidraad voor hoe het dialectwoord geschreven wordt.

Literatuur

Buren, J.F. van (1981), Verzamelde gedichten. Enschede: Van der Loeff. Kooiman, K. (1951), Troebele bronnen. Nieuwe Taalgids 44 , p. 277­282 (ook te vinden op dbnl.org). Nijen Twilhaar, J. (2025), De taal van Hellendoorn. Nijverdal: Uutgeverieje ’n Boaken.

Zilver, brons en tin

Deventer kent men van koek, van Aupingbedden en van Go Ahead Eagles, de laatste tegenwoordig weer veel in het nieuws.

Vandaag de dag is het een aantrekkelijke oude Hanzestad met een rijke traditie van handel en bestuur. Maar Deventer was toch ook een maakstad. Juist die ambachten worden nog al eens over het hoofd gezien. Waar ooit de gilden toezagen op kwaliteit van techniek kennen we vanaf de 19e eeuw de opkomende industrie. Soms staat het een heel nauw in verband met het ander. De metaalambachten zijn interessant vanwege hun complexe techniek en hun vaak onbekende achtergronden. De tentoonstelling Heavy Metal: Deventer ambachten zilver, brons en tin (1550-1850) belicht drie metaalsoorten. Deventer zilver is waarschijnlijk de meest belichte en bekende van de drie. Brons en tin vertellen echter hun heel eigen en even bijzondere verhaal.

De eerste smeden

In de Middeleeuwen waren de eerste smeden al actief in Deventer. Mede dankzij de Hanze, een machtig netwerk van handelssteden in het gebied dat grenst aan de Noordzee en de Oostzee, was de welvaart in Deventer hoog. Dat resulteerde onder meer in een grote vraag naar metalen voorwerpen in brons, tin en zilver. Deventer kende in de zestiende tot aan de negentiende eeuw een bloeiende traditie van metaalbewerking. Heavy Metal toont niet alleen de schoonheid en vakkennis van deze ambachten, maar ook de verhalen van de ambachtslieden en de gilden. De bezoeker gaat terug naar de zestiende eeuw. Een periode waarin vakmanschap en metaalbewerking een essentiële rol speelden in de economische en culturele ontwikkeling van Deventer. We zien een rijke collectie zilveren, bronzen en tinnen objecten, van gebruiksvoorwerpen tot ware meesterwerken van ambachtslieden. Daarnaast geeft de tentoonstelling inzicht in de technieken en innovaties die deze ambachten door de eeuwen heen hebben gevormd, maar toont ook waar in de stad zij hun werkplaatsen hadden.

Heavy Metal in Museum De Waag, foto Viorica Cernica

Dankzij bruiklenen van de kerken, diverse particulieren collecties en van het Rijksmuseum Twenthe kon een prachtig beeld worden gevormd.

In Deventer bestonden enkele ware ambachtsfamilies. Zo kent men de bronsgietersfamilies als Wegewart en Schimmel en daarnaast de zilversmeden Luycksen, Hallegraaf en Husselman. Zij waren respectievelijk actief in de Hanzestad vanaf de zestiende tot in de negentiende eeuw. De opkomst van fabrieksmatig geproduceerd metaalwerk in de negentiende eeuw leidde uiteindelijk tot de neergang van de lokale smeedkunstvormen.

Dit jaar kwam mede dankzij de Vereniging de Waag een nieuw boek uit van de hand van zilverexpert Dr. Johan ter Molen. Deze publicatie: Deventer goud- en zilversmeden volgde zo’n vijfentwintig jaar na de eerste editie. Er waren in de tussenliggende periode diverse nieuwe inzichten en objecten in beeld gekomen, wat reden gaf voor een nieuwe editie dit maal geheel in kleur. Het nieuwe boek gaf aanleiding de collectie van Museum de Waag nader onder loep te nemen en opnieuw in beeld te brengen. Interessant zijn ook de verschillende historische achtergronden, zo werd het Deventer stadszilver twee maal omgesmolten tot noodgeld voor bezettende soldaten. Het lot van zowel zilver, tin als bronzen voorwerpen was dat het vaak gesmolten werd in tijden van schaarste. Juist die oude voorbeelden zijn daarom zeer zeldzaam.

De collectie van Museum de Waag kent gelukkig een rijke schare aan objecten. Diversen daarvan werden gekocht met hulp van gemeente, Vereniging de Waag en Vereniging Rembrandt. De prachtige beker van Antoni Magnus met zijn verfijnde graveringen is daar een heel mooi voorbeeld van (afb…1..). Veelbetekenend is de insculpatieplaat, de gildeplaat van Deventer zilversmeden actief tot de Fransen het in 1795 ontbonden (afb…2.). Op het plaatje worden de Deventer smeden van de 17e en 18e eeuw genoemd. Het is een belangrijke bron van informatie omdat hun meestertekens erop zijn ingeslagen. Het verhaal van de bronsgieters is minstens zo indrukwekkend. De Duitse

Gildeplaat of insculpatieplaat met de namen van de 17e­ en 18e­eeuwse Deventer goud­ en zilversmeden (1630­1786), 1786.

Collectie Museum de Waag

Vijzel met stamper voor 'Marten Stegeman Anna Glauwe 1595', Willem Wegewart de Oude, 1595.

Collectie Museum de Waag

bronsgietersfamilie Wegewart streek na het midden van de 16e eeuw neer in Deventer. Al snel werden het klokgieters, de meest complexe tak van brons gieten. Klokken van meer dan duizend kilo aan gloeiend brons werden in Deventer gegoten. De werkplaats in de Noordenbergstraat werd de broedplaats voor diverse producten waaronder vijzels (afb…3.), klokken en mogelijk ook kanonnen ook wel bussen genoemd. Na Wegewart zou de werkplaats overgaan naar leerling/ knecht Hendrick ter Horst en nadien naar Gerrit Schimmel.

Tin is misschien wel het meest gangbare metaal. Met een smeltpunt van circa 230 graden was het vrij makkelijk te bewerken. Het was ook een aantrekkelijk metaal vanwege zijn glimmende verschijning. In de Nederlanden werd het tin graag dof gelaten omdat men dat mooi vond. Maar er zijn landen waar het flink gepoetst werd.

Vroeg tin is echter heel zeldzaam, de tentoonstelling toont een 15e­eeuwse kan uit de IJssel, een 16e­eeuwse Rembrandtkan. Deze werd in 1857 gevonden bij het aanleggen van de vijver op het landgoed ‘Het Schol’, te Wilp bij Deventer. Op de kan staat een merk van Arnt Tonnyssen, een in 1581 overleden tinnegieter te Deventer. Veel tin werd tot vaatwerk gemaakt, de vele borden en schalen voor het lokale Burgerweeshuis zijn daar een mooi voorbeeld van. De ingeslagen letters BWH zijn het bewijs van hun gebruik aldaar. Naast historische objecten geeft de tentoonstelling aandacht aan de herkomst van de metalen, zo kwam het zilver vanaf de 17e eeuw hoofdzakelijk uit Zuid­Amerikaanse mijnen, waar onder zeer erbarmelijke omstandigheden werd gedolven door gevangen inheemse bewoners. Diverse films tonen hoe het ambacht vandaag de dag wordt uitgevoerd en opvallend is dat er soms niet eens zo veel veranderd lijkt. Samen met de vakschool Schoonhoven werden zilvertechnieken uiteengezet en in beeld gebracht door hedendaagse vakmensen in reeks multimediale presentaties. Via workshops kunnen aangemelde bezoekers zelf ervaren hoe arbeidsintensief en complex de bewerking eigenlijk was.

Via workshops kunnen aangemelde bezoekers zelf ervaren hoe arbeidsintensief en complex de bewerking eigenlijk was.

Zilveren beker met gravures

Antoni Magnus, 1664.

Collectie Vereniging de Waag

‘Heavy Metal: Deventer ambachten zilver, brons en tin (1550-1850)’ is vanaf 3 mei 2025 in Museum De Waag te zien. Het museum is van dinsdag tot en met zondag van 11:00 tot 17:00 uur geopend. Meer informatie over de ambachtententoonstelling en de activiteiten is te vinden op museumdewaag.nl.

Harry Stegeman:

Onderweg in de kop

In het kielzog van en leunend op zijn vorige publicatie waar hij schreef over zijn wandelingen door de Weerribben, het land van Vollenhove etc., verschenen er drie jaar lang columns in de weekkrant Nieuwsbode De Kop. Op verzoek van de krant breidde Stegeman zijn rondreis nog wat uit: hij was ook in het uiterste zuidwesten van Drenthe en in het nabije oosten van de Noordoostpolder. Die columns zijn, hier en daar een beetje aangepast, nu gebundeld in Onderweg in De Kop. U vindt in Onderweg in De Kop geen kaartjes en geen wandel­ en fietsroutes.

Het gaat er niet om de tocht exact zo na te doen. Het boek wil inspireren om de Kop van Overijssel en die extra lussen in Drenthe en de polder zelf te gaan verkennen, lopend of op de fiets. En om zo nu en dan vooral ook even stil te staan.

Uitgever: KNNV Uitgeverij

ISBN: 9789 4930 8934 1 | 104 pag. € 14,95

Jan van de Wetering: Zwols ABC – 80 verhalen over de geschiedenis van Zwolle Zwolle heeft lang het imago gehad van een slaperige provinciestad waar weinig tot niets gebeurde. In het Zwols ABC geven tachtig verhalen uit de geschiedenis een geheel ander beeld. Zwollenaren stonden met hun neus vooraan bij de introductie van uitvindingen die de maatschappij zouden veranderen, zoals de vliegmachi­

ne, waarmee Jan Olieslagers op een grasveldje bij Zwolle een paar van zijn eerste proefvluchten maakte en de automobiel waarmee een ondernemende Zwolse rijwielhandelaar stad en platteland onveilig maakte. De tachtig korte verhalen geven een gevarieerd beeld van de geschiedenis van Zwolle: de strijd tegen de drankduivel, hoe het dak eraf ging bij het dansen van de Charleston, de laatste veerman van het Katerveer en hoe pluimbal in de lente van 1956 een rage werd voor jong en oud. Alle verhalen hebben met elkaar gemeen dat ze laten zien hoe het verleden doorwerkt tot op de dag van vandaag.

Uitgever: Waanders Uitgeverij ISBN: 9789 4626 2596 9 | 192 pag. | € 24,95

Ronald Otter: 100 jaar Deventer van boven

Dit fotoboek is uniek omdat Ronald vanuit een vliegtuig de foto’s heeft geschoten van locaties waar ongeveer 100 jaar geleden ook foto’s van zijn gemaakt. De ontwikkeling die de stad de afgelopen 100 jaar heeft gemaakt wordt zeer fraai weergegeven door de ruim 170 foto’s uit het verleden en het heden. Vroeger was er veel groen, tegenwoordig vooral meer steen. Veel wijken bestonden nog niet. Ook het centrum onderging, mede door verwoestingen in de Tweede Wereldoorlog, een metamorfose. Otter wijst op het Bergkwartier.

„Daar zijn hele stukken weggevaagd. Achter de Bergkerk was een industrieterrein. Daar stonden drie schoorstenen. Eén

hebben ze met moeite weten te behouden. Die staat er nog. De rest is allemaal nieuwbouw.”

Uitgever: Broekhuis Uitgeverij

ISBN: 9789 0833 6087 4 | 176 pag. | € 32,99

Willy Berends: De laatste stam –Burgers van Twente

Het is de Romeinse schrijver en historicus Tacitus die de Germaanse stam Twente de wereldgeschiedenis inschrijft. De Twenten maken in de herfst van het jaar 14 kennis met de wraakzucht van de Romeinen wanneer hun heiligdom voor de godin Tanfana met de grond gelijk wordt gemaakt. Twente bestaat in 2014 dus officieel tweeduizend jaar.

De oude Twenten waren een nachtvolk. Ze werden pas echt wakker als de maan en de sterren verschenen. Tot stomme verbazing van Tacitus luisterden de Germanen naar hun dieren en heilige vrouwen die een speciale connectie met de maan hebben. Als in de hemel boven Twente plotseling een nieuwe God verschijnt, is daar geen plaats meer voor Tanfana. Er blijkt tot ongeloof van de Germanen een hel te bestaan waar je naar toe gaat als je dood gaat en niet gedoopt bent.

Het landje Twente wordt in 1837 voor het eerst beschreven door de Friese taalkundige, predikant en ontdekkingsreiziger Joost Hiddes Halbertsma die tot zijn verwondering en bewondering constateert dat in het ongeletterde, onbeschreven en bijna onbetreden Twente meer van het voorgeslacht bewaard gebleven is dan in heel

Nederland bij elkaar. In 1947 wordt Ko van Deinse (1867–1947) in Enschede begraven met de Twentse vlag gedrapeerd over zijn kist. Tijdens de plechtigheid wordt een Twents volkslied gezongen als laatste eerbetoon aan de man die de vlag ontworpen en het lied geschreven heeft en daarmee een soort identiteit gegeven heeft aan een bijna vergeten volkje dat eigenlijk nergens meer bij hoort.

Uitgever: Nedersaksische Uitgeverij ISBN: 9789 0715 1777 8 | 534 pag. | € 29,95

Jan Luitzen: Textielvoetbal Enschede is een bijzondere voetbalstad, met een unieke voetbalhistorie. In 1885 brengt fabrikantenzoon Bernard van Heek na een bedrijfsstage in Engeland een voetbal mee, waarmee hij met zijn vrienden football gaat spelen op een weide bij landgoed Het Amelink. Later dat jaar worden vlak na elkaar twee voetbalverenigingen opgericht die bij een fusie in oktober1888 hun namen combineren tot Enschedese Football Club Prinses Wilhelmina. Blijdenstein, Van Heek, Jannink, Beltman, Ten Cate ­ dat zijn de familienamen van de jonge eerste spelers, vaak nauw verweven met de textielindustrie. Al snel raakt de club bekend onder de naam P.W. en begint zich met toenemend succes te weren in het oostelijke regiovoetbal. Vanaf 1896 draait P.W. mee in de allereerste Eerste Klasse Oost van de landelijke voetbalbond en wordt in 1899 daarin zelfs kampioen. Dit boek beschrijft precies deze periode 1885­1900, van oprichting tot succes als

de biografie van de start en vroegste tijden van een voetbalclub.

Uitgever: Nederlandse Sportliteratuur Uitgeverij ISBN 9789 4602 1242 0 | 411 pag. | € 25,00

Joop Bouma: De Zwijgfabriek Eternit heeft eigen werknemers nooit volledig geïnformeerd over de risico’s. Tot het asbestverbod in 1993 heeft het bedrijf daarmee de kans aanvaard dat eigen arbeiders én omwonenden van de fabriek ziek zouden worden en konden overlijden. Eternit heeft bovendien tot ver in de jaren ‘70 van de vorige eeuw grote hoeveelheden asbesthoudend bedrijfsafval gratis beschikbaar gesteld aan burgers en boeren in de wijde omtrek van de fabriek. Dat afval is gebruikt om zandwegen, paden en erven in Twente te verharden. Daardoor zijn kinderen en volwassenen langdurig blootgesteld aan asbest. Ook zij zijn door Eternit niet op de risico’s gewezen. In totaal zijn er tot dusver volgens een schatting van asbestadvocaat Bob Ruers minstens 150 ex­werknemers en omwonenden overleden door het inademen van asbest.

Bouma sprak asbestslachtoffers – veelal nabestaanden – en artsen in de regio Twente die betrokken waren bij asbestziekten. Ook interviewde hij oud­personeelsleden van Eternit die zeggen dat Eternit arbeiders op de werkvloer in de jaren tussen 1950 en 1980 niet voldoende beschermde en hen niet of nauwelijks informeerde over de risico’s, terwijl het bedrijf van aanvang af wist van de gevaren.

De multinational Eternit was op de hoogte van de wetenschappelijke publicaties over asbest.

Uitgeverij: Nedersaksische Uitgeverij ISBN 9789 0715 1782 2 | 304 pag. | € 24,95

Geertje Havers, Chourouk Hriech, e.a.: Thuis bij Ter Borch

Gerard ter Borch de oude bracht zijn kennis van de schilderkunst over op zijn kinderen Gerard, Gesina, Anna, Harmen en Moses. Voor het eerst wordt het verhaal verteld van het atelier van de kunstenaarsfamilie Ter Borch in de Overijsselse hoofdstad. En van de uitwisseling van artistieke inspiratie tussen de familieleden onderling. Van en met elkaar leren was een sleutel tot hun succes. Hoewel slechts één familielid (Gerard ter Borch de jonge, 1617­1681) professioneel kunstenaar werd, wijdde de hele familie Ter Borch zich gepassioneerd aan tekenen en schilderen. Vader Gerard ter Borch de oude (1584­1662) stimuleerde het tekentalent van al zijn kinderen. Zij tekenden en schilderden elkaar, poseerden voor elkaar en kopieerden elkaars werk. Aan de hand van een omvangrijk archief dat Gesina ter Borch (1631­1690) en haar nazaten bewaarden en dat in 1886 door het Rijksmuseum werd verworven, is het mogelijk het werk van één van de meest getalenteerde Nederlandse kunstenaarsfamilies nauwkeurig te reconstrueren.

Uitgever: W Books

ISBN: 9789 4625 8720 5 | 176 pag. | € 29,95

Koninklijk trijp

In Techniekmuseum Oyfo in Hengelo staan op de bovenverdieping van het museum nog de restanten van de eens zo roemruchte N.V. Hengelosche Trijpweverij (HTW), in 1901 opgericht door Eduard Verkade samen met de Duitse Carl Heller, waar trijp van de allerhoogste kwaliteit werd geweven.

Walsen

Op de bovenverdieping van het museum vinden we nog een aantal walsen die gebruikt werden om de dessins in de velourstof te persen. De 64 cm brede walsen zijn reproducties van de antieke, bronzen exemplaren die de Hugenoten in de eeuwen daarvoor uit Frankrijk meegenomen hadden. De walsen hebben klassieke motieven van bloemen, planten en geometrische figuren vanuit de stijlperiodes renaissance tot biedermeier. Conservator Onne Bieringa begint te

>

In museum Hengelo vinden we nog een vensterbank – in de letterlijke zin –met trijp bekleding.

glunderen als hij in het depot de prachtige dessins toont van de meters trijpstoffen die daar liggen opgeslagen.

Verkade

De beginjaren waren voor de nieuwe trijpweverij niet gemakkelijk. Verkade, de latere beroemde toneelspeler, was meer artiest dan dat hij zich erg voor het zakenleven in het algemeen en voor de fabriek in het bijzonder interesseerde. In het gebouw ‘de Beurs’, dat in Hengelo dienst deed als cultuuren vermaakcentrum, organiseerde hij voorstellingen, samen met enkele notabelen. Deze activiteiten namen Eduard zozeer in beslag, dat hij zijn directeurschap enigszins verwaarloosde.

Bombardement

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het bedrijf grotendeels verwoest door de bombardementen van 6 en 7 oktober 1944. Zeer veel kostbare machines gingen daarbij verloren. Na de bevrijding ging het hele personeel helpen puinruimen en in het voorjaar van 1946 draaiden de eerste weefgetouwen ter plaatse weer

Titanic

Opdrachten voor Hengeloos trijp kwamen uit de hele wereld en het kwam terecht in koningshuizen over de hele wereld. Trijp werd ook besteld door scheepvaartmaatschappijen, vliegmaatschappijen en door fabrikanten voor hun directiekamers. Maar ook waren er opdrachten voor het Paleis

Wat is trijp?

Trijp is een kostbare stof voor gordijnen, wandbespanning en meubelbekleding. Het mag de naam trijp dragen omdat het gemaakt is van een dierlijke vezel. Het is een zogeheten ‘poolweefsel’, met een katoenen gronddoek, waar glanzende, opstaande haartjes zijn ingeweven van mohair, afkomstig van de angorageit. De stof was onbrandbaar, had een mooie zijdeachtige glans en was hard en helder wit. Trijp kon worden geverfd, met allerlei motieven bedrukt en er kon ook meteen een patroon ingeperst en ingeweven worden.

Twee bronzen walsen: de bovenste stamt uit circa 1720. De onderste is rond 1900 vervaardigd.
Kreukelvelour is een zeer moeilijk te maken patroon. De enige die niet op een wals werd gemaakt.
De machine uit de 18e eeuw waarop het patroon in het trijp gewalst werd. We zien een boerenpatroon uit de late barokperiode.
Opdrachten voor Hengeloos trijp kwamen uit de hele wereld en het kwam terecht in koningshuizen over de hele wereld.

op de Dam, het Vredespaleis en het Catshuis. Hengeloos trijp is zelfs te vinden op de bodem van de oceaan in de eersteklas hutten van de Titanic.

Modernisering

Vanaf de jaren zestig wordt de HTW gemoderniseerd met vernieuwde weeftoestellen. De jaarproductie per wever steeg van 1800 meter in 1905 naar 10.000 meter in 1980. Behalve de kostbare mohair­kwaliteiten gaat de HTW ook met synthetische poolweefsels werken. Daarom verandert de naam in Hengelose Veloursweverij B.V.

Faillissement

Eind jaren zeventig beginnen de problemen. De omzet blijft uit, de grondstofprijzen stijgen, klassieke meubels raken uit de mode en de orderportefeuille groeit niet. In 1981 vraagt de directie van de HTW het faillissement aan. In 1982 verhuist het bedrijf van de Twekkelerweg met twintig werknemers en de kostbare antieke walsen naar Haaksbergen. Maar in 2000 valt dan toch definitief het doek.

Patroon ‘Zonnebloem’ onder andere gebruikt in kasteel Twickel als stoelbekleding.

MAGAZINE VAN DE OVERIJSSELACADEMIE Hier leeft ons verhaal

Nedersaksen magazine, deze uitgave is een initiatief van de Overijssel Academie en onderdeel van een meerjarige, brede aanpak om de Nedersaksische taal en cultuur meer betekenis te geven. Met een inspirerende mix van persoonlijke verhalen, veel taal- en cultuurweetjes en prachtige beelden geeft het blad jong en oud een fraaie inkijk in de waarde en betekenis van de Nedersaksische cultuur. Dat verbindt, inspireert en geeft richting. Nedersaksen is meer dan een magazine. Beluister de podcast De Nedersaksen, bekijk de serie Wij zijn Nedersaksen of bezoek een

Nedersaksen college. Dit alles is onderdeel van de campagne ‘Hier leeft ons verhaal’.

Nedersaksen verschijnt tweemaal per jaar. Voor 12,50 euro ontvangt u het voor- en najaarsnummer thuis in de bus.

(TIP: leuk om te geven aan familie, vrienden, kennissen of nieuwe buren. Dat past bij het karakter van de streek en haar bewoners).

Voor ondernemers zijn er speciale Kameroad mogelijkheden om mee te doen en Nedersaksen te steunen (https://overijsselacademie.nl/kameroaden/)

Overijsselacademie

Aan de Stadsmuur 79-83

9011 VD Zwolle

info@overijsselacademie.nl

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
Overijssel Toen en Nu Historisch Tijdschrift, november2025 by Overijssel Toen en Nu Historisch Tijdschrift - Issuu