Eindhoven met het oog op
Strijp

![]()

Beste lezer,
Wie zijn geschiedenis kent, heeft zijn toekomst steviger in handen. In jouw handen bevindt zich het derde deel van een boekenreeks van stichting Eindhoven in Beeld en Lecturis. De reeks beschrijft de ontwikkeling van de Eindhovense stadsdelen in de afgelopen drie decennia in woord en beeld. Elk stadsdeel kent een eigen historie, ontwikkeling en karakter. Zo ook het stadsdeel Strijp.
Eindhoven heeft in de afgelopen drie decennia een indrukwekkende transformatie ondergaan. We konden getuige zijn van de opkomst van Eindhoven als een bruisend centrum van technologie, design en cultuur. De explosieve groei van de hightechindustrie, de opkomst van de Design Academy Eindhoven en de internationale erkenning voor de Brainportregio.
Ontwikkelingen die ons wereldwijd op de kaart hebben gezet als een aantrekkelijke, creatieve en innovatieve stad. Deze boekenreeks leert ons verschillende plekken en mensen kennen die belangrijke bouwstenen voor onze stadsdelen zijn (geweest).
Grote dank aan stichting ‘Eindhoven in Beeld’ en aan iedereen die ook heeft bijgedragen aan de totstandkoming. Hun inzet zorgt ervoor dat de geschiedenis van onze stad op unieke wijze wordt vastgelegd en verspreid.
Ik wens alle lezers veel leesplezier. Mogen deze verhalen ons verbinden en inspireren om samen te blijven werken aan een bloeiend Eindhoven.
Hartelijke groet,
Jeroen Dijsselbloem Burgemeester van Eindhoven

Over Eindhoven zijn de afgelopen halve eeuw talloze boeken geschreven. Deze handelen veelal over onderwerpen zoals de eeuwenlange geschiedenis van het stadje en de omliggende dorpen of over de industriële ontwikkelingen gedurende de afgelopen twee eeuwen. Veel minder is geschreven over de recente ontwikkelingen in de diverse wijken en buurten van de stad. De stichting Eindhoven in Beeld wil samen met uitgeverij Lecturis deze lacune enigszins opvullen. Samen hebben zij het voornemen om een serie boeken over de recente veranderingen in elk van de zeven stadsdelen te schrijven en uit te brengen. De eerste delen over Woensel-Zuid en Stratum zijn inmiddels verschenen.
De stichting Eindhoven in Beeld is al ruim vijftien jaar bezig foto- en filmmateriaal over de stad vast te leggen in een voor iedereen toegankelijk archief. Eindhovenaren hebben inmiddels tienduizenden afbeeldingen ingestuurd. Deze worden soms bewerkt, van commentaar voorzien en opgeslagen. In dit boek is hier ruimschoots gebruik van gemaakt. Waar nodig zijn nog recente foto’s, gemaakt door de eigen fotoclub, toegevoegd.
Dit boek is het derde van de serie die over de afzonderlijke stadsdelen wordt gemaakt. Eindhoven is ingedeeld in zeven stadsdelen: Centrum, Stratum, Tongelre, Woensel-Zuid, Woensel-Noord, Strijp en Gestel. De stadsdelen zijn verdeeld in 19 wijken en deze zijn op hun beurt onderverdeeld in 109 buurten.
Dit derde deel van de serie handelt over het stadsdeel Strijp. Het geeft eerst een beknopte beschrijving van de geschiedenis van Strijp. Gevolgd door een beschrijving van de overgang van het dorp Strijp naar het stadsdeel Strijp. Het hoofdbestanddeel van het boek bestaat uit de beschrijving van kenmerkende ontwikkelingen in de afgelopen twintig tot dertig jaar in de wijken en de buurten van Strijp. Daartoe zijn er gesprekken gevoerd met bewoners en instellingen. Binnen iedere buurt wordt een bijzondere ontwikkeling of gebeurtenis uitgelicht, soms meer historisch, soms meer anekdotisch van aard. Elk van deze onderwerpen belicht een van de vele recente veranderingen in dit stadsdeel.


Vondsten uit het verleden
Bij opgravingen in het huidige grondgebied van Strijp werd op de grens tussen Zeelst en Strijp een urnenveld uit de prehistorie gevonden. In 2001 werd een boomstamput uit het begin van de achtste eeuw opgegraven. Ook uit de latere middeleeuwen en de nieuwe tijd werden resten aangetroffen. Rond 1225 werd Strijp vermeld als Stripe in het Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312. De benaming Stripe is afgeleid van ‘streep’ wat betrekking heeft op een langgerekt stuk land. Het oorspronkelijke akkerdorp was gesitueerd op een smalle strook zandgrond tussen Gender, Windgraaf en Rundgraaf.
Strijp in de middeleeuwen
De agrarische nederzetting Strijp ontstond in de middeleeuwen. Door ontginningen werd het bouwland uitgebreid. Vermoedelijk bestond de nederzetting uit enkele boerenbedrijven die in bezit waren van ‘heren’ en kerkelijke en liefdadigheidsinstellingen. De bedrijven werden aan de boeren in pacht gegeven. De dorpskern van Strijp bevond zich rond de Trudokerk bij het gehucht Schouwbroek en dat zou altijd zo blijven.
Oorspronkelijk was Strijp een hertogdorp, gelegen in het Kwartier van Kempenland van de Meierij van ‘s-Hertogenbosch. Een ‘meierij’ was het
ambtsgebied van een ‘meier’. Een ‘meier’ zou je de uitbater van de landsheer kunnen noemen: hij moest onder andere de pachten en accijnzen innen. In 1505 kocht Frederik van Egmont, graaf van Buren, heer van Cranendonk en Eindhoven, de heerlijkheden van Stratum, Strijp, Gestel en Blaerthem. In 1559 werd Strijp, evenals de dorpen Stratum, Gestel en Blaarthem, in pand gegeven aan Willem van Oranje. Sinds 1551 was hij, door zijn huwelijk met Anna van Buren, al heer van Eindhoven, Woensel en Eckart. Daarom werden deze dorpen sinds die tijd ook ‘Prinsendorpen’ genoemd. Tongelre hoorde daar niet bij. Dat lag in het Kwartier Peelland.
Net als de omringende dorpen had Strijp veel te lijden tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Nadat de hertog van Parma in 1583 bevel had gegeven tot de herovering van Eindhoven werden, behalve daar, ook in Strijp huizen in brand gestoken.
Ook in latere oorlogen werd flink huisgehouden in de omgeving. In 1702, tijdens de Spaanse Successieoorlog, bleven de inwoners van Strijp na plunderingen totaal verarmd achter. Nog later, toen in 1795 de Fransen ingekwartierd waren in Eindhoven, werden de hoge kosten over de stad Eindhoven en de prinsendorpen verdeeld.
De dorpen Strijp, Gestel en Stratum
werden bestuurd door één schepenbank en de schout. De laatste was de plaatsvervanger van de drost, die zetelde op kasteel Cranendonk.
Toen Brabant werd ingelijfd bij het keizerrijk van Napoleon, werd in 1810 de gemeente Strijp gevormd door afscheiding van Gestel en Stratum. Vier jaar later moesten alle gemeentewapens opnieuw worden vastgesteld. Van oudsher had Strijp geen wapen gevoerd. De burgemeester liet het aan de Hoge Raad van Adel over om voor Strijp een wapen te kiezen. Het resultaat was een stappend paard. De reden voor deze keuze werd nooit achterhaald.
Van oudsher bestond Strijp uit een aantal afzonderlijke gehuchten en buurtschappen: Schouwbroek met Kerkeind, Lievendaal, Welschap, Sliffert, Hurk, Heuvel, Het Ven en Het Schoot. Welschap werd voor het eerst genoemd

Het gemeentewapen van Strijp.
in 1303 als ‘Welscoet’. ‘Wel’ duidt op bron en ‘scoet of schoot’ verwijst naar hooggelegen bos. Er was ook een gehucht dat Verre Welschap werd genoemd. In 1389 werd het gehucht Sliffert vermeld als ‘Slipvort’. Die naam verwijst naar een modderige oversteekplaats in de Rundgraaf. Deze beek vormde de natuurlijke grens tussen Strijp en Zeelst. Muggenhol werd in 1404 genoemd, vermoedelijk naar een ven waar zich veel muggen bevonden.
Zoals in de andere stadsdelen vinden we ook in Strijp de namen van de vroegere

gehuchten terug in de benaming van buurten. De herkomst van die benamingen vertellen we bij de behandeling van de buurten.
Over het ontstaan van de Sint-Trudoparochie is weinig bekend. Als begindatum voor de parochie worden diverse jaartallen genoemd. Zeker is dat er in 1402 sprake was van een stenen kerkgebouw. In sommige bronnen wordt aangegeven dat de oude kerk koepelvormig zou zijn geweest, maar volgens Gerard Strijards is dat niet aannemelijk. Vanaf het begin was de kerk aan de populaire heilige Sint-Trudo gewijd. In de middeleeuwen was de Sint-Trudokerk een dochterkerk van Woensel. Tot het dekenaat Woensel in het toenmalige bisdom Luik hoorden vele kerken en kapellen. Tot 1400 was de deken van Woensel ook de pastoor van Strijp. De overgeleverde lijst van pastoors van de Trudokerk begon in 1400. Bij de kerk stond een klein klok- of luihuis waar op zon- en feestdagen de Trudoklok en Mariaklok werden geluid. In 1436 was de klok met de naam Trudo daar ingehangen. Die klok was versierd met de namen van de burgemeesters en schepenen van Strijp en had het volgende opschrift: “Trudo es myn naam, myn gheluyt si gode bequam, Soe verre als men mi hoern sal wilt got behoeden overal MCCCCXXXVI”. De klok



was in Strijp gegoten en van een goede kwaliteit. Dit zou erop kunnen wijzen dat het dorp in die tijd welvarend was. Dat zou ook blijken uit de drie altaren die in 1520 werden toegewijd aan respectievelijk Maria, de H. Barbara en Sint Joris, uit de latere toevoeging van de gesigneerde Mariaklok en St. Annaklok en ook de uitbreiding van de kerk in 1527. Bij de vrede van Munster in 1648 kregen de protestanten de kerk voor het uitoefenen van hun eigen diensten. De katholieken zochten noodgedwongen andere oplossingen. Die vonden ze in de schuurkerken in de gehuchten Heuvel en ’t Ven. Dat werd vanaf 1672 oogluikend toegestaan, al stond daar wel een vergoeding aan de Staten Generaal tegenover. Na het uitroepen van de Bataafse Republiek kon in 1798 de kerk weer in gebruik genomen worden door de katholieken. In 1813 was de vervallen kerk hersteld.
In 1887 werd een nieuwe kerk ingewijd. Het was een driebeukige kruisbasiliek ontworpen in Kempische gotiek door C. van Dijk, een leerling van Pierre Cuypers. Vanwege de kosten werd voorlopig afgezien van een klokkentoren. De oude kerk, 100 meter verder, werd afgebroken. Pas in 1937 werd bij de herbouw na een ernstige brand een hoge toren en een doopkapel toegevoegd. Toen pas werd het luihuis afgebroken. Het was tot die tijd in gebruik gebleven om de klokken te luiden.
Sinds de nieuwe indeling van de Eindhovense parochies in 2012, hoort de Sint-Trudokerk bij de parochie Sint-Joris met de gelijknamige kerk als hoofdkerk.


De Commissaris van de Koningin over Strijp
Tussen 1894 en 1928 was mr. A.E.J. baron Van Voorst tot Voorst Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Een van zijn taken was het regelmatig bezoeken van alle gemeenten in de provincie.
Van die werkbezoeken hield hij nauwkeurig verslag bij. Enkele fragmenten die hij in al die jaren over Strijp had te melden:
Op 24 Augustus 1899 bezocht ik Strijp.
Het raadhuis in deze gemeente is aller ongelukkigst ingericht: het bestaat uit ééne kamer, onder één dak met de veldwachterswoning en de roomboterfabriek.
Van den burgemeester vernam ik, dat hij hoopte mij over 4 jaar in een nieuwgebouwd raadhuis te kunnen ontvangen.
Van de 7 raadsleden wonen er 4 op het Schouwbroek, 2 aan de Hurk en 1 op het Schoot. De secretaris had in zijne administratie veel veranderd en verbeterd ten gevolge van door mij in 1895 gemaakte opmerkingen. De burgemeester is de ongegeneerdheid inpersoon; toen het schoolhoofd wat lang bleef praten kwam hij binnen, om me te zeggen, dat de wethouders en hij klaar waren (ze waren koffie gaan drinken) en dus weer zouden kunnen ontvangen worden. Den 25 juni 1903 kwam ik weer in Strijp. De bevolking accresceert vrij sterk; uitsluitend ten gevolge van de nabuurschap van Eindhoven, met zijne fabrieken. Men verlangt naar eene grenswijziging, waarbij een gedeelte van Strijp naar Eindhoven overgaat; dan zal men ontlast worden van groote zorg voor armen, van bovenmatige kosten voor onderwijs enz. enz. Dan zal ook ophouden de strijd, tusschen de oude boerenbevolking eenerzijds, en de fabrieksarbeiders met hunne zoo geheel tegenovergestelde belangen anderzijds. Op den duur worden de fabrikanten met hun talrijk
personeel arbeiders baas. Niettegenstaande de uitgebreide fabrieksbevolking is de zedelijkheid vrij goed. Op 97 geboorten kwam in 1902 één onwettig kind voor; van de 12 huwelijken was er één ‘gedwongen’.
Den 8 Mei 1911 kwam ik weer in Strijp; Het Raadhuis is vrij goed verbouwd; er is thans eene kamer voor de secretaris en eene raadkamer; boven is er nog een kamer voor verkiezingen, voor vergaderingen van verschillende commissies enz. Burgemeester Vogels kreeg met ingang van 1 Juni 1911 eervol ontslag; hij fungeerde heden dus nog als burgemeester. Wethouder Van Tuijn was ziek; ik had moeite om met den burgemeester en wethouder Aarts (een timmerman) den tijd vol te praten.
Den 26 Juni 1916 bezocht ik per auto vanuit Eindhoven de gemeenten Strijp en Zeelst. Door de groote vlucht van de industrie om en bij Eindhoven, vooral door de fabrieken van Philips, veranderde de gedaante van het landelijke Strijp ten eenenmale.
Eene beslissing inzake de annexatie is bitter noodig; Strijp kan op deze manier niet blijven bestaan; de toevloed van arbeiders neemt reusachtige proporties aan. Allerlei belangen van algemeenen aard vragen dringend om behartiging. Aanleg van straten, schoolbouw, woningen, armenzorg, onderwijs, bestrating, rioleering, politie enz. enz. moeten van algemeen standpunt worden bekeken; reeds vóór jaren had eene annexatie moeten tot stand komen. B. en W. meenen, dat het belang van het complex gemeenten vordert, dat heel Strijp geannexeerd wordt. Zij vreezen echter, dat de boeren uit Strijp die kort bij Zeelst wonen, daarmede slecht gebaat zullen zijn, dat zij nl. hooge belasting zullen moeten betalen, en moeielijk iets in hun belang gedaan zullen kunnen krijgen.

In 1815 schreef A.C. Brock over Strijp: “Een klein Dorpjen, welke in 1815 een aantal 884 Katholyken en zes Gereformeerden en twee Jooden bevatten, ligt een halve uur ten noordwesten van Eindhoven, word door de Loop of beekjen de Reingraaf van Zeelst, door den Windgraaf van Woensel, en door de Gender van Gestel gescheiden. Het geen dit Dorpjen, waar de huizen zeer verspreid liggen, byzonderlyk opmerkzaam maakt, is, dat men er geene groote weegen of straaten, maar niet dan steegen, aantreft, waarom het voor een vrimdeling zeer moeijlyk vald om hier eenen regten weg of uitgang te vinden. Hier om is het dat men dit Dorpjen wel eens het Meierysch Mulkwerum noemd.”
(De wanordelijke infrastructuur van het Friese dorp Mulkwerum of Molkwerum was vroeger spreekwoordelijk. Het dorpje werd ook wel ‘Friese doolhof’ genoemd).
Vóór de 19e eeuw bestond het grondgebied van het dorp Strijp voor een groot deel uit onontgonnen heidevelden, kleine bosjes en stuifduinen. De bevolking bestond voor het grootste deel uit boeren en enkele ambachtslieden, zoals molenaar of smid. Door ontginningen werd de oppervlakte bouwland geleidelijk uitgebreid. Vaak hadden de boeren nog neveninkomsten uit huisnijverheid. Ze werkten bijvoorbeeld als wever voor de
textielindustrie. Vóór het industriële tijdperk werden linnen en wollen stoffen handmatig geweven op weefgetouwen die bij de wevers in huis geplaatst waren. Het hele gezin werd hierbij ingezet.
In 1800 had Strijp ongeveer 1000 inwoners; een eeuw later circa 1500. Het dorp had geen goede verbindingsweg met Eindhoven, reden waarom het pas laat tot ontwikkeling kwam. Pas vanaf 1879 werd de Willemstraat als wegverbinding tussen Eindhoven en Strijp aangelegd. In 1885 was de straat klaar. Het Strijpse deel heette Verlengde Willemstraat.
Het was een ‘kunstweg’ vanuit het stadscentrum tot aan de overweg. Na de overweg waren de kosten van aanleg en onderhoud voor de gemeente Strijp. De weg was aangelegd met zand, grint en soms bestrating. Door de aanleg van de weg werd Strijp uit haar eeuwenlange isolement gehaald.
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw vestigden zich diverse bedrijven in Strijp. In 1856 werd een linnenfabriek gebouwd door de uit Hannover afkomstige Joseph Elias. Hij was eerder in Stratum op kleine schaal al begonnen met zijn activiteiten. Het linnen werd gebleekt op bleekvelden en gespoeld in de rivier de Gender die er vlakbij lag. Het bedrijf onderscheidde zich door technische innovaties. Het was het eerste bedrijf dat de huisweverij in
de ban deed. De familie Elias gaf een gezicht aan het begin van de industriële revolutie in Eindhoven. Hierover later meer. In 1893 startte A.G.H. Hamer in Strijp de eerste boterfabriek in de regio Eindhoven. Het fabriceren van boter was een van de eerste gemechaniseerde processen in de landbouwsector. Drie jaar later werd door 36 boeren begonnen met een coöperatieve boterfabriek. Deze zou tot 1917 blijven bestaan.
De bouw van sigarenfabriek ‘De Damper’ van Norbert van Reuth werd in 1902 aanbesteed. Het adres van de fabriek was destijds de ‘Keiweg A97’, gemeente Strijp. Nu is het adres Willemstraat 108. Het pand wordt nog steeds ‘De sigarenfabriek’ genoemd.
Rond 1900 nam de productie van gloeilampen toe en groeide het aantal Philipsarbeiders. Dat vond ook zijn weerslag in de bouw van nieuwe woonwijken, zoals het Philipsdorp en het Drents Dorp. Voor het dorp Strijp had de komst van Philips niet meteen positieve gevolgen. De gemeente was heel arm en kon het niet betalen om straten, rioleringen en andere openbare voorzieningen aan te leggen. Nog in 1910 vroegen B&W van Strijp rechtstreeks aan de koningin een rijksbijdrage om hulp aan de armen te kunnen geven en onderwijs en infrastructuur te verbeteren. Het dorp wist zich geen raad met de toenemende vestiging van ‘doodarme menschen’.
In 1904 begon een gezondheidscommissie met een systematisch onderzoek naar de toestand van huurwoningen. Nauwelijks 10% kreeg het predicaat ‘goed’. Veel woningen zouden eigenlijk onbewoonbaar verklaard moeten worden. De gezondheidscommissie had vastgesteld dat de meeste drinkwater-
putten van Strijp geen goed drinkwater leverden. Een jaar later was de conclusie nog hetzelfde (alleen water uit putten van huizen van Elias was drinkbaar) en de gemeente Strijp kreeg het advies aansluiting te zoeken bij het waterleidingnet van Eindhoven. Strijp kreeg in 1910 wel aansluiting op de Eindhovense drinkwaterleiding, maar het aantal privéaansluitingen bleef te gering. De gemeente was dan ook voorstander van annexatie door Eindhoven. Al in een schrijven van 21 juni 1912 gericht aan Gedeputeerde Staten verzocht de burgemeester van Strijp tot een zo spoedig mogelijke aansluiting bij Eindhoven omdat dit “naar onze innige overtuiging ook het enige afdoende middel is om tot een gezonde toestand te geraken”.
Na 1909 begon de productie bij Philips nog krachtiger te groeien. Anton en Gerard Philips zagen in dat de ontplooiing van hun bedrijf gehinderd werd door het huisvestingsbeleid van de randgemeenten en zij gingen zich bemoeien met dat beleid door het bouwen van de nieuwe arbeiderswijken: Philipsdorp en Drents Dorp.
In oktober 1909 kocht Philips van baron Van Tuyll van Serooskerken een pachthoeve met 6 ha land in Strijp. Het zou de kern worden van het latere Philipsdorp. Het plan was om er 350 tot 400 woningen te realiseren. In 1910 werd begonnen met de bouw binnen wat nu de Ring is.
Het stedenbouwkundig plan werd ontworpen door Gerrit de Jongh, de schoonvader van Anton Philips. Hij ontwierp het plan voor de eerste 133 woningen. In totaal telde het Philipsdorp uiteindelijk 771 woningen. De uitwerking en het ontwerp van de eerste woningen
lag in handen van stadsarchitect Louis Kooken. Er werd veel aandacht besteed aan de architectuur en opzet van de wijk. Met voorzieningen voor onderwijs, winkels, sport en religie werd een uniek arbeidersdorp gerealiseerd. Er kwam ook een broodfabriek en een badhuis op het fabrieksterrein bij de Glaslaan. De huizen waren voorzien van gas- en waterleiding en aangesloten op de riolering (daarvóór was er nog een open rioolstelsel).
Omdat de aanstaande bewoners voornamelijk een agrarische achtergrond hadden, werden grote achtertuinen gepland om voor eigen gebruik in moestuinen groenten te kunnen kweken. Wasdrogers kende men natuurlijk nog niet. Massaal werd op maandag de was gedroogd in de achtertuin, getuige de afbeelding van de Kastanjelaan: maandag wasdag. De eerste straten werden vernoemd naar leden van de Philipsfamilie: Frederik (vader van Gerard en Anton), Anna (vrouw van Anton), Johanna (vrouw van Gerard), Henriëtte (schoonmoeder van Anton en Elisabeth (moeder van Gerard en Anton). Huberta was geen Philipsnaam. Die straat werd wellicht vernoemd naar de moeder van de directeur van


openbare werken Tjaden die over de straatnamen ging. Andere straten in de wijk werden naar inlandse bomen en struiken genoemd. De wijk werd gebouwd als op zichzelf staande wijk, met toegangszuilen aan de Frederiklaan. In december 1910 werd de eerste woning in Philipsdorp betrokken. Het eerste winkel-woonhuis van het project werd verhuurd aan de coöperatie ‘Helpt elkander’.
Bij de bouw van Philipsdorp werden diverse aspecten van het leven van de moderne fabrieksarbeider betrokken. Alle voorzieningen om een goed arbeidzaam leven mogelijk te maken waren aanwezig. Dit concept vond zijn oorsprong in andere fabrieksdorpen, zoals ‘Tuindorp ’t Lansink’ in Hengelo, gebouwd in opdracht van Stork.


In 1916 ging Philips, voor een glasfabriek in aanbouw, glasblazers werven in Maastricht en Leerdam. Voor de huisvesting van deze nieuwe medewerkers zou Philipsdorp uitgebreid worden. In eerste instantie ging het om huizen voor vaklieden, onderbazen en kantoorbedienden. Voor ongeschoold personeel waren de huren te hoog. De toenmalige gemeente Strijp hield de bouwvergunning hiervoor heel lang tegen. Men wilde niet nog meer arbeiders in het dorp, bovendien waren velen niet katholiek. Het gemeentebestuur had het idee dat alle huisvestingsproblemen van Groot Eindhoven op hen werden afgewenteld. Ze waren bang de eigen identiteit te verliezen.
Met de voortschrijdende bouw van Philipsdorp brak een nieuwe tijd aan. Het besef drong door dat door de annexatie een stedelijk gebied aan het ontstaan was. Dat betekende dat het minder makkelijk zou worden om de natuur op te zoeken voor ontspanning. Daarom kreeg de natuur een plaats in de stad. Deze ‘tuinstadgedachte’ kwam terug in de
sportvoorzieningen en de parkachtige randen van het ‘dorp’.
In 1916 werd in Strijp woningbouwcorporatie ‘Sint-Trudo’ opgericht als katholieke tegenhanger van het Philips’ Bouwbureau. Woningcorporaties namen de sociale woningbouw op zich. De corporatie Trudo bleef echter nog enkele jaren inactief in afwachting van betere (bouw)tijden. Het zou tot de jaren ’20 duren voor het eerste project (de Botenbuurt) tot stand kwam.

omstreeks 2015.
In 1919 werd besloten tot een nieuwe uitbreiding van Philipsdorp in ‘Het Schoot’. De kom van Strijp en Philipsdorp zouden één bebouwd geheel worden.
Deze tweede fase van Philipsdorp werd ontworpen door architect Karel de Bazel, reden om dit deel van Philipsdorp de Bazelbuurt te noemen. De Bazel was een tijdgenoot en geestverwant van Berlage. Hij had naam gemaakt met de tuinwijk het ‘Brediuskwartier’ in Bussum. Hij behoorde tot de generatie architecten die veel woningen tegelijk wilde bouwen om op deze manier een eenheid van de buurt te creëren. De Bazel tekende in 1917 op deze basis het plan voor de Lijsterbuurt, waar in 1919 de broodfabriek werd gebouwd. In dezelfde tijd werkte De Bazel, in samenwerking met Louis Kooken en Jos Cuypers, aan een advies voor verdere uitbreiding van Philipsdorp. De annexatie kwam in beeld en bij de ontwerpen moest rekening worden gehouden met het ontstaan van Groot Eindhoven. Dit deel van Philipsdorp werd de Plataanbuurt. Dit was het eerste wooncomplex dat meteen op het Eindhovense elektriciteitsnet werd aangesloten. Het was een internationale buurt waar Oostenrijkse en Tsjechische glasblazers, Belgische steenhouwers en ovenbouwers en glasblazers uit Drenthe en Oost-Groningen woonden. In afwachting van deze bouw werden er net als in Woensel houten noodwoningen gebouwd.
De laatste fase van Philipsdorp werd in 1923 gerealiseerd. Het ontwerp van de woningen was van bedrijfsarchitect Smit. Philips stelde de grond ter beschikking. De gemeente Eindhoven zorgde voor de infrastructuur.
Voor de beplanting van Philipsdorp werden landschapsarchitect Leonard Springer en tuinarchitect Dirk Tersteeg ingeschakeld. Tersteeg ontwierp ook het Stadswandelpark, Philips-de Jonghpark en het Dommelplantsoen.
In 1920 werd de lang aangekondigde annexatie een feit. Eindhoven, Stratum, Gestel, Woensel, Tongelre en Strijp werden samengevoegd tot één stad Eindhoven. Al sinds het begin van de eeuw was duidelijk dat de economische afhankelijkheid van de dorpen steeds groter werd. Steeds meer mensen vonden werk in de stad, maar woonden in de omliggende dorpen. De belangrijkste reden van de groei van werkgelegenheid had te maken met komst van Gerard Philips in 1891. De productie van gloeilampen nam een grote vlucht, een groei die het kleine Eindhoven niet aankon. Om alle neveneffecten hiervan, zoals huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg et cetera, op te vangen, was veel meer ruimte nodig. Na een arbeidzaam leven kwamen de arbeiders voor rekening van de dorpen. De dorpskern van Strijp was al enige tijd vastgegroeid aan de stad. De spanningen tussen de dorpen werden door de annexatie langzamerhand weggenomen. In het nieuwe Groot Eindhoven woonden toen ca. 46.000 mensen. Hiermee werd Eindhoven de veertiende stad van Nederland.
De Ring of Rondweg is ook voor Strijp een belangrijke verbinding in de verkeersafwikkeling, hoewel de lengte van dat deel van de Ring maar circa 2 km bedraagt, een zesde van de lengte van de hele Ring. De Tilburgseweg-Oost vormt de westelijke verbinding van de Ring met de Randweg. De Noord Brabantlaan en de Beemdstraat vormen de belangrijke tangenten met bedrijventerrein Hurk. De Zeelsterstraat en de Zwaanstraat vormen de verbindingen tussen het centrum en de woonbuurten.




De verwevenheid van Strijp en Philips
In het vorige hoofdstuk is beschreven hoe nauw de ontwikkelingen van het dorp Strijp en die van Philips met elkaar verweven waren. Toename van het aantal Philipsarbeiders betekende meer inwoners, dus meer huizenbouw in Strijp. Na de annexatie (1920) bleef die onderlinge samenhang bestaan. Tijdens de voortdurende groei van Philips werd in Strijp vóór de Tweede Wereldoorlog het ‘Drents Dorp’ gebouwd in de jaren 1925-1930. Het ontwerp was van bedrijfsarchitect Cornelis Smit. Philips had een grote behoefte aan jeugdig vrouwelijk personeel. Dit was onder anderen vanwege hun relatief kleine, slanke handen waardoor ze tere gloeidraden gemakkelijker in een glazen ballon konden plaatsen. Door het Rijk werd erop aangedrongen om personeel te werven in gebieden waar grote werkloosheid heerste, zoals het Drents/ Groningse veengebied. Bij de werving in Drenthe hanteerde Philips, wat betreft de gezinssamenstelling, het uitgangspunt dat er in het gezin drie meisjes boven de 14 jaar woonden die bij Philips moesten komen werken. Kinderrijke gezinnen kregen dus voorrang. Vanwege de inwoners werd de wijk al gauw ‘Drents Dorp’ genoemd. Opmerkelijk is dat veel straten genoemd werden naar Gelderse steden. Nu is het een officiële buurt, onderdeel van de wijk Halve Maan.
Na de Tweede Wereldoorlog bleef
Philips groeien en werden in Strijp de uitbreidingswijken ’t Ven en Lievendaal gebouwd. Maar uiteindelijk kwam er een moment waar de opgang veranderde in een dramatische neergang. De Operatie Centurion had wereldwijd grote gevolgen. Dicht bij huis werden veel Eindhovense gezinnen getroffen en dus ook de vele Philips-werknemers die in Strijp woonden.
In de volgende tekst over Operatie Centurion kun je hier meer over lezen.
Operatie Centurion
Brainport Eindhoven bruist sinds enkele decennia van de energie, maar wat ging daaraan vooraf? Het is niet overdreven om te stellen dat ‘Operatie Centurion’ het begin was van deze dynamiek. Na de tienduizenden ontslagen bij Philips zat de regio Eindhoven begin jaren negentig in zak en as. De lancering van Brainport bleek een gouden greep. Wat was ook alweer ‘Operatie Centurion’?
Centurion was in de Romeinse tijd de benaming voor een hoofd- of honderdman, een soldaat met de hoogste officiersrang. Tijdens de ‘Koude Oorlog’ was het de naam van een Britse tank. Beide betekenissen zijn van toepassing op de man die in 1990 ‘Operatie Centurion’ bij Philips ging leiden. Jan Timmer
had, na bijna 40 dienstjaren bij Philips, zijn sporen verdiend en werd door de raad van commissarissen gezien als dé persoon om het concern van een zekere ondergang te redden.
Net als veel andere Westerse multinationals had Philips de opkomst van de concurrentie uit het Verre Oosten te lang onderschat. Tekenen hiervan waren al sinds de jaren ’70 zichtbaar. Mede door een financieel schandaal (misleidende informatie over de resultaten) eind jaren tachtig raakte Philips dicht bij de afgrond. Een faillissement dreigde. Operatie Centurion moest redding brengen. De aanpak van Jan Timmer werd, mede gezien zijn postuur, vergeleken met een tank die door het bedrijf ging. Velen waren er inmiddels van overtuigd dat rigoureus ingrijpen noodzakelijk was om het tij te keren. De forse maatregelen, 50.000 ontslagen werknemers, werden zonder veel maatschappelijke weerstand aanvaard. De Rabobank hielp met een forse lening met het intellectueel eigendom als onderpand.
Terwijl er op maatschappelijk vlak begrip was voor de snelle en ingrijpende ontmanteling van bedrijfsonderdelen, pakte dat op het individuele vlak voor velen anders uit. De beveiliging/ bewaking kreeg de opdracht om bij het aanzeggen van de massale ontslagen de toegangen naar de daken af te sluiten. In het verleden gebeurde het ooit dat mensen uit wanhoop zelfmoord pleegden. Voor een aantal ontslagenen kwam het tijdstip dat ze de hypotheek van hun woning niet meer konden betalen steeds dichterbij. De leeftijdscategorie van 45 tot 55 jaar kon in die tijd vaak moeilijk ander werk vinden. Het was geen uitzondering dat werkzoekenden meer dan 100 sollicitatiebrieven schreven. De 55-plus-
sers stonden er wat dat betreft beter voor omdat er voor hen een afvloeiingsregeling in het leven geroepen werd.
De bedrijfsonderdelen die chronisch verlies leden werden afgestoten. Soms werden ze door ontslagen werknemers overgenomen. Er ontstond op de Philipsterreinen in heel Nederland, en vooral in Eindhoven, veel niet gebruikte ruimte. De afdeling Vastgoed werd in het leven geroepen om hiermee aan de slag te gaan. De grote hoeveelheid leegstaande fabrieks- en kantoorpanden moest geld gaan opleveren. In slechts vijf jaar tijd onderging Philips een aanzienlijke krimp, zowel wat betreft het aantal werknemers als qua bedrijfsoppervlakte. Het overgebleven management werd al brainstormend voorbereid om op een geheel andere manier de bedrijfsvoering uit te voeren.
Eindhoven telde in 1990, toen Operatie Centurion van start ging, ruim 190.000 inwoners. In 2024 waren dat er bijna 250.000. De bijna 60.000 nieuwe inwoners hebben inmiddels ervaren dat het ‘vertrek’ van Philips uiteindelijk een aanzienlijk positieve invloed heeft gehad op de regio Eindhoven. Operatie Centurion heeft de basis gelegd voor de onstuimige ontwikkeling van Brainport Regio Eindhoven.
Centraal in Philipsdorp stond aan de Mathildelaan naast het Philips Sportpark lange tijd het Ontspanningsgebouw van Philips; later verbouwd tot Philips Schouwburg en Philips Ontspannings Centrum (POC). Oorspronkelijk was het gebouwd voor de sociale en culturele ontwikkeling van de Philips-arbeiders. In 1951 werd het uitgebreid met de Philips Jaarbeurs- of Jubileumhal. Het gebouw werd in 1994 afgebroken.
Sinds 2013 heet het deel Mathildelaan vanaf het Philipsstadion PSV-laan. Vanaf 1996 stond daar, op de plaats van



Eurobuilding.

het voormalige Philips Ontspannings Centrum, het kantoorgebouw Eurobuilding. Het terrein waar de Jubileumhal stond, deed lange tijd dienst als parkeervoorziening en werd vanaf 2008 volgebouwd met appartementen. Ook het Eurobuilding moest in 2024 plaatsmaken voor appartementen.



Aan de Cederlaan stond decennialang de Eindhovensche Drukkerij, de drukkerij van Philips (Lees hierover in het hoofdstuk over de buurt Engelsbergen). In 1994 werd deze overgenomen door Eindhoven Packaging. Vanaf 2016 stond het gebouw leeg. Na de sloop (ondanks protest van erfgoedbewakers) en bodemsanering, werden plannen gemaakt voor woningbouw. Die plannen werden, na protesten van omwonenden, aangepast en daarna gerealiseerd onder de noemer Drukkerijkwartier.
Een ander markant gebouw aan de Cederlaan verloor eveneens de strijd tegen de sloophamer. In het gebouw OAN (Philips codering) was sinds 1961 het Architecten en Ingenieurs Bureau (AIB) gehuisvest. Nadat het bureau in 1991 was overgenomen door DHV en later door Koninklijke Haskoning, stond het


gebouw lange tijd leeg. Vestide, dochter van woningcorporatie Woonbedrijf, liet op die plaats in 2017 ruim 300 studentenappartementen bouwen.
Hoe Strijp verderging zonder Philips
Operatie Centurion had enorme gevolgen voor Philips. Drie grote bedrijfsterreinen, Strijp-S, -T en -R, werden geleidelijk ontmanteld. Uiteindelijk trok Philips zich helemaal terug. Achter de schermen werden door derden plannen voor de ‘wederopbouw’ voorbereid. Helaas gooide de wereldwijde financiële crisis in 2008 roet in het eten, waardoor de uitvoering hiervan vertraagde. De inmiddels veranderde maatschappelijke





omstandigheden leidden tot aanpassing van de oorspronkelijke plannen. De behoefte aan kantoren was afgenomen. In samenspraak met de gemeente werd de voorheen ‘gesloten stad’ Strijp-S herontwikkeld tot een open gebied voor werken, wonen en recreëren. Er werden vele honderden woningen gebouwd, evenals ateliers voor onder anderen ontwerpers. Strijp-R werd een woonbuurt met vooral grondgebonden woningen voor gezinnen. Strijp-T is een modern bedrijventerrein in wording.
Deze veranderingen worden in volgende hoofdstukken over de verschillende buurten beschreven.
Na het vertrek van Philips ontstond Brainport als regionaal merk en netwerk. De bereidheid tot een intensieve samenwerking van industrie, overheid en onderwijs, gebaseerd op vertrouwen en gelijkwaardigheid, maakte het mogelijk om de teloorgang van de industrie een nieuwe wending te geven. Hier kon Strijp van profiteren toen het verder moest zonder Philips. De geest van uitvinden en innoveren die er al ruim een eeuw rondwaarde bleef. Naast de herontwikkeling van de voormalige bedrijventerreinen ontstond, wat meer naar het noordwesten tussen het Beatrixkanaal en de A2, een nieuw industrieterrein, Brainport Industry Campus (BIC). Eén deel (BIC 1) bestaat al enige jaren. Voor het tweede deel (BIC 2) bestaan concrete plannen. Op het moment van schrijven (2024) werd het voornemen van ASML bekend om grote uitbreidingen te gaan realiseren op de delen BIC 3 t/m 6. Het stadsdeel Strijp zal dan in de komende jaren een sterk groeiend innovatief bedrijf op het grondgebied krijgen, zoals het dorp Strijp meer dan honderd jaar geleden onderdak bood aan dat andere sterk groeiende innovatieve bedrijf: Philips.
De indrukwekkende groei van ASML heeft geleid tot een geweldige druk op de woningmarkt. Er moet dus gebouwd worden, ook in Strijp. ASML kwam voort uit een bedrijfsafdeling van Philips, die gevestigd was op het Philipsterrein ‘Strijp-T’. Daar werd een machine ontwikkeld waarmee computerchips konden worden gemaakt.
Omdat Philips deze bedrijfstak niet wilde

Ook elders in dit boek kom je dit project ‘Op handen gedragen’ van Niels Bakkerus i.s.m. CKE en SintLucas uit 2019 nog tegen.



Tot slot nog enkele muurschilderingen die blinde muren aan de Vonderweg en bij het Klokgebouw mooier maken: Fresku is een van de muzikanten die te zien is op een 140 meter lange graffiti-muur onder het spoor. Het werk heet ‘The sound of Strijp-S’. Zeven kunstenaars werkten aan deze muur. Frits Philips bij café ‘De Aftrap’, werd gemaakt door Jan de Natris en Avith Ruissen en De Pauw op de muur van het (inmiddels afgebroken) TAC, werd gemaakt door Decofiti.
Het stadsdeel Strijp wordt aan de oostzijde begrensd door de spoorlijn naar ‘s-Hertogenbosch, aan de zuidkant door Gestel en Veldhoven, westelijk eveneens door Veldhoven en aan de noordzijde door Best en Son en Breugel.

Stadsdeel Strijp in het groen, één van de zeven stadsdelen (afbeelding CBS).
De grenzen tussen de dorpen rond Eindhoven waren lang geleden niet erg nauwkeurig vastgelegd. Waar mogelijk werd gebruik gemaakt van waterlopen en beken. Zo ook in 1547, toen de grens tussen Woensel en Strijp opnieuw werd bepaald. Die liep langs het watertje de Wintgraaf, maar verderop was er geen water meer. Dus werd opgeschreven: “Vanaf de Wintgraaf naar de hoeve de Lilmanshorck en vandaar naar de hoeve de Horck op Acht”. Dat kon aanleiding geven tot misverstanden en zelfs tot oneerlijke praktijken. Lees hieronder de “sage van de Gloeiige”, overgenomen uit Spoorenberg: ‘t Gruun Buukske, 1981.
De sage van de “Gloeiige”
Het verloop van de grens tussen Woensel en Strijp was weer eens vergeten. Aanvankelijk wist niemand het zich meer te herinneren, maar ten slotte verklaarde een van de Woenselse schepenen de grens nog te kunnen aanwijzen. In het geheim deed hij een pollepel onder zijn muts en Woensels zand in zijn klompen, waarna hij met vertegenwoordigers van de Strijpse en Woenselse bevolking in de richting van Strijp liep. Lang nadat hij de Strijpse grens was gepasseerd, zwoer hij bij de schepper hierboven, waarbij hij naar zijn muts wees, dat hij op Woenselse grond stond. Zijn straf bleef niet uit. Korte tijd later stierf hij en nog eeuwenlang zou men hem met een gloeiend hoofd op de plaats van zijn misdaad zien ronddwalen.
De huidige grens tussen Strijp en Woensel werd bepaald door de aanleg van de spoorlijn van Eindhoven naar ’s-Hertogenbosch. Daarvóór lag deze grens, zoals we zien op onderstaande kaart uit 1866, op de Oude Postdijk. Op deze kaart werd de Postdijk per abuis Aardijk genoemd. De Oude Postdijk was sinds de 17e eeuw de postroute vanuit Eindhoven naar de Kempen.
Van veel recenter datum is een grenswijziging tussen Strijp en Gestel. De oude grens tussen de twee stadsdelen werd

gevormd door het riviertje de Gender. Maar het watertje werd vanaf 1948 overkluisd en verdween zo onder de grond, vanaf de vijver achter het Summa College in de buurt Engelsbergen. Toen werd besloten dat de grens niet meer over het vroegere tracé van de Gender (via de Frederika van Pruisenweg in de richting van de Willemstraat) zou lopen, maar via de Anna van Engelandstraat en de Mecklenburgstraat naar de grens van stadsdeel Centrum. Het was slechts een kleine verandering, maar het had destijds wel de nodige gevolgen: de bewoners van de straten die als gevolg van de grenswijziging overgingen naar Strijp, zoals de Willem de Zwijgerstraat en de Nassaustraat moesten in dit geval, voor zover katholiek, ook veranderen van parochie: zij werden overgeheveld van
de Gestelse parochie van de H. Hartkerk naar de Strijpse Steentjeskerk: ze zaten plotseling bij ‘vreemde mensen’ in de kerk! Wat daarbij vooral opvalt is dat zij voortaan zonder te protesteren gezagsgetrouw naar die andere kerk liepen.
De meest recente grenswijziging van Strijp stamt uit 1994. Eindhoven was ook toen al op zoek naar ruimte om huizen te bouwen en keek met een begerig oog naar buurgemeente Veldhoven. Toen er plannen bleken te bestaan om heel Veldhoven op te delen, koos die gemeente eieren voor zijn geld en stond een groot gebied af. Hierdoor is het stadsdeel Strijp flink gegroeid. Het noordelijke deel van Veldhoven dat aan Eindhoven grensde, werd zo onderdeel van Strijp: niet alleen Eindhoven Airport
maar ook het gebied waar sindsdien grote delen van Meerhoven gebouwd zijn. Lees hierover meer in hoofdstuk 7 over de wijk Meerhoven.
Het zo begrensde Strijp is sinds 1999 opgedeeld in drie wijken: Oud-Strijp, Halve Maan en Meerhoven. Zie onderstaand kaartje:
Oud-Strijp: rechtsonder met de buurtnummers 611 t/m 616.
Halve Maan: rechts van de zwarte gebogen lijn met de buurtnummers 621 t/m 628.
Meerhoven: links van de zwarte gebogen lijn met de buurtnummers 631 t/m 640.
In de drie volgende hoofdstukken wordt steeds een wijk beschreven. Iedere wijk van Strijp is weer opgedeeld in buurten.
De beschrijving van iedere wijk begint met een overzicht van de verschillende buurten van die wijk.

De drie wijken van Strijp: Oud-Strijp, Halve Maan en Meerhoven (Bron: Beeldbank-Eindhoven.nl).

De wijk Oud-Strijp met de buurten, aangeduid in de donkere tint.
De wijk Oud-Strijp is onderverdeeld in zes buurten:
Eliasterrein, Vonderkwartier (611), Philipsdorp (612), Engelsbergen (613), Schouwbroek (614), Schoot (615) en Strijp-S (616).
De wijk bestaat uit het gedeelte van Strijp dat zich binnen de Ring bevindt. Hier liggen de wortels van Strijp. De naam van de wijk ligt dus voor de hand.

Eliasterrein en Vonderkwartier (611)
Deze twee stukjes van Oud-Strijp vormen administratief één buurt, hoewel ze een geheel verschillend karakter hebben.
Het Eliasterrein
Het Eliasterrein ontleent zijn naam aan linnenfabrikant Joseph Elias, die
hier in 1856 zijn bedrijf gevestigd had. De huidige buurt werd gebouwd in de jaren 1985 tot 1988, na de sloop van de textielfabriek. Ze bevindt zich tussen de Jozef Eliasweg, de Strijpsestraat en de Willem de Rijkelaan. In 2024 had de buurt 3325 inwoners.



Joseph Elias werd in 1811 in Hannover geboren. Hij kwam op 19-jarige leeftijd naar Nederland om zich aan te melden bij het Nederlandse leger. Hij maakte in augustus 1831 onder meer de Tiendaagse Veldtocht mee tijdens de Belgische Opstand.
Toen hij in 1834 de dienst verliet, vestigde hij zich in Someren. In dit dorp van schapenhouders werd waarschijnlijk zijn interesse gewekt voor de wolweverij. Volgens de familieoverlevering kocht hij vlasgarens in het naburige België, gaf deze aan thuiswevers ter verwerking, liet de weefsels daarna afwerken, om ze vervolgens zelf als linnen te verkopen. Zijn vrouw, een uit deze streken afkomstige winkelierster, was hem daarbij tot grote steun. Van de handel in linnen stapte hij in 1856 over naar het fabriceren van linnen. Hij kocht in 1856 de leegstaande blauwververij met
grond en woning van Wouter Holleman in Strijp. Het dicht bij de Gender gelegen terrein werd gebruikt als bleekveld. Het spoelen van het linnen gebeurde in de Gender. Het bedrijf onderscheidde zich door technische innovaties. Het was het eerste bedrijf dat de huisweverij in de ban deed. In 1869 schafte Elias een stoommachine van 20 pk aan, waarop 90 weefgetouwen konden worden aangesloten. Hij stond daarmee in de voorhoede van de Nederlandse linnenweverij. De industriële revolutie in Eindhoven begon hiermee echt vorm te krijgen. Na beëindiging van de Amerikaanse burgeroorlog in 1865 was de prijs van katoen aanmerkelijk lager geworden. Uit strategische overwegingen ging het bedrijf over op de fabricage van katoenen producten als servetten, lakens en keukendoeken. Het gevolg was dat de huisvrouwen hun huishoudlinnen gingen vervangen door katoenen textielgoed.
Joseph Elias was ook de eerste fabrikant uit de omgeving die woningen voor zijn arbeiders liet bouwen. In 1874 gaf hij te kennen dat hij 40 arbeiderswoningen in Strijp wilde laten bouwen. In ieder geval 10 van deze huizen werden daadwerkelijk gebouwd. Het is niet duidelijk of de overige 30 ook nog opgeleverd werden. Toen Elias zich op 29 april 1875, slechts 64 jaar oud, uit de vennootschap terugtrok, liet hij zijn zoons een bedrijf na met een actieve waarde van ruim fl. 405.000 en een jaaromzet van bijna gelijke grootte. Volgende generaties zouden de familiefirma uitbreiden tot een textielconcern met dochterondernemingen, dat tot in de tweede helft van de 20e eeuw een vooraanstaande plaats in het Nederlandse bedrijfsleven innam. In 1943 werd de textielfabriek op last van
de Duitsers gesloten. De (joodse) familie Elias was in mei 1940 al uitgeweken naar Amerika. Direct na de oorlog keerde de familie weer terug naar Eindhoven. Als gevolg van mechanisatie en verdringing door synthetische stoffen ging de textielindustrie steeds verder achteruit. In 1961 fuseerden de drie grote Eindhovense textielfabrieken onder een holding BEHTI: Baekers, Elias en de Haes. De drie bedrijven bleven onder eigen naam produceren. Deze holding kon alle tegenslagen in de textielindustrie echter niet opvangen en mislukte. Er was ook een gebrek aan samenwerking omdat ieder vasthield aan de eigen bedrijfscultuur. “Elias eet biefstuk van De Haes” werd een bekende uitspraak in Eindhoven. In 1966 werd de textielholding BEHTI overgenomen door de Nederlandse Textiel Unie. De Eliasfabrieken werden gesloten. In 1982 werden de gebouwen afgebroken. Op het Elias-terrein werden in de periode 1985-1988 woningen gebouwd. De Jozef Eliasweg en het Wouter Hollemanplein houden de herinnering aan dit stuk Strijpse geschiedenis levend.
Het Vonderkwartier is genoemd naar het ‘Vonderke’. Dat was in het verleden de naam van een bruggetje over de Gender, een belangrijke verbinding tussen Gestel en Strijp. De buurt Vonderkwartier werd in de jaren ’20 en ’30 van de twintigste eeuw gebouwd. Ze ligt tussen de Willemstraat, de Vonderweg/ Mauritsstraat, de Mecklenburgstraat, de Willem de Rijkelaan/Anna van Engelandstraat en de Jozef Eliasweg.
Het Vonderkwartier heeft een actieve bewonersvereniging: ‘Wijkvereniging Vonderkwartier’. In het midden van de jaren ’70 startten bewoners van


het Vonderkwartier een actie om te voorkomen dat ter hoogte van de Hagenkampweg een vierbaansweg zou worden aangelegd. Hierdoor ontstond


langdurig onenigheid met de gemeente die pas 20 jaar later, met de herinrichting van het Lodewijk Napoleonplein, zou worden opgelost.
In april 2023 werd het 100-jarig bestaan gevierd van het Vonderkwartier. De bewoners ervaren de midden in de stad gelegen buurt als dorps en gezellig. Verbondenheid, veiligheid en vriendelijkheid kenmerken de samenhang van de jarige buurt.


De overstroomde Gender, een eeuw geleden, gelegen tussen de Willemstraat en het Lodewijk Napoleonplein.
De Gender kent een niet-alledaagse geschiedenis. Het riviertje ontspringt in Steensel en mondt uit in de Dommel in Eindhoven. Maar in de stad is de Gender alleen te zien in enkele buitenwijken, o.a. in de buurt Genderbeemd. Vanaf de overstortvijver in Engelsbergen verdwijnt het riviertje onder de grond. Hoe is het de Gender vergaan in de buurt die nu ‘Vonderkwartier’ heet?

Oorsprong en voorlopig eindpunt van de Gender (foto Lex Augusteijn).
De Gender in het Vonderkwartier
Meer natuur en meer groen in de stad, daar wordt de afgelopen jaren hard aan gewerkt. Een van de acties die daaraan kan bijdragen is het weer bovengronds brengen van de Gender, te beginnen op de plek waar het riviertje ooit “gerioleerd” werd: in het Vonderkwartier. Want in het verleden stroomde de Gender door het gebied waar later het Vonderkwartier gebouwd zou worden, richting Eindhoven.
In de tweede helft van de twintiger jaren van de vorige eeuw was het in de Eindhovense binnenstad echter zo druk geworden dat de smalle straatjes het verkeer niet meer konden verwerken. Daarom werd besloten om de Eindhovense grachten en stadsvesten te dempen. De Eindhovense grachten liepen naar de Dommel, die samen met de Gender de stadsgracht van water voorzag. Op de gedempte grachten werd de Binnenring aangelegd. Het water van de grachten stond de vergroting van het centrum toen niet meer in de weg.
Een gevolg van het dempen van de grachten was dat het Vonderkwartier overlast kreeg van overtollig grondwater,
dat niet meer volgens de natuurlijke weg kon afvloeien.
In Strijp kronkelde de Gender destijds nog door onbebouwd drassig land, zo ongeveer op de plaats waar nu de Jan de Oudestraat ligt, een stukje van de huidige Josef Eliasweg en vervolgens achter de tegenwoordige Albertina van Nassaustraat richting de Willemstraat. Zie het onderstaand kaartje: Toen het eerste deel van het Vonderkwartier werd aangelegd, de Sophia van Wurtembergstraat en de Amalia van

De oorspronkelijke loop van de Gender door het huidige Vonderkwartier.
Anhaltstraat, werd er nog gebouwd tot tegen de Gender aan. Het riviertje begon steeds meer op een open riool te lijken en veroorzaakte veel stankoverlast. Het afvalwater van het Vonderkwartier werd op het riviertje geloosd. In 1948 werd begonnen met het overkluizen van de Gender. Vanaf de Willem de Rijkelaan werd de Gender via rioolbuizen naar de rioolwaterzuivering aan de Van Oldenbarneveltlaan geleid en van daar naar de Dommel. Vervolgens (omstreeks 1960) kon ook de rest van het Vonderkwartier gebouwd worden: straten zoals de Jan de Oudestraat.
zelf is ruim genoeg om te dienen als gezamenlijke ruimte waar activiteiten kunnen plaatsvinden en mensen elkaar kunnen ontmoeten. Het is mooi dat het ontwerp van de architect daaraan een steentje bijdraagt. Haasje Over werd dan ook in november 2021 bekroond met de prijs ‘Woongebouw van het jaar 2021’ bij de Architectenweb Awards. Op het dak van de toren staat een zogenaamd PowerNest. Dat is de donkere stalen constructie die als een kroon over de rand van het gebouw steekt. Hierin staan in zuidwestelijke richting vier windturbines. Boven op de constructie liggen 296 zonnepanelen. De combinatie van windturbines en zonnepanelen op het relatief kleine dak van de toren levert veel duurzame energie op, naar schatting tussen de 120 en 140 MWh per jaar.
In juli 2022 werd begonnen met de plaatsing van dit eerste Eindhovense PowerNest op de woontoren. Het idee werd ontwikkeld door Alexander Suma, directeur van het op Strijp-S gevestigde bedrijf IBIS Power, en is inmiddels in meerdere steden toegepast.

Een nadeeltje was wel dat de installatie om de ramen van de toren te wassen aangepast moest worden, waardoor de bewoners lange tijd door vuile ramen naar buiten moesten kijken. Het was een les om in een volgend gebouw een PowerNest al mee te nemen in de ontwerpfase.

De wijk Halve Maan ligt aan de noordoostkant van Strijp, parallel aan de A2 naar ’s-Hertogenbosch. De wijk is op de kaart van Strijp donkergekleurd weergegeven.
De naam Halve Maan is afkomstig van de Halvemaanstraat die door de buurt Drents Dorp loopt. De Halvemaanstraat sloot vroeger aan op de Lijmbeekstraat, waaraan destijds, op Woensels grondgebied, boerderij en herberg ‘De Halve Maan’ lag. De naam voor deze straat hoorde bij de eerste straatnamen die in 1919 officieel vastgesteld werden.
De wijk Halve Maan bestaat uit acht buurten: Hurk (621), Het Ven (622), Lievendaal (623), Drents Dorp (624), Zwaanstraat (625), Wielewaal (626), Herdgang (627) en Mispelhoef (628).
Hurk (621)
De betekenis van de naam van het voormalige gehucht de ‘Hurk’ is ‘afgelegen hoek’. In het verleden stonden op die plaats enkele boerderijen in een nog nauwelijks ontgonnen gebied. Nu is het een bedrijventerrein in het zuidwestelijke deel van Strijp. De Hurk wordt begrensd door de Randweg, de Hastelweg, de Noord Brabantlaan, de Beemdstraat, het Nelson Mandelapark en de Limburglaan.
De ontwikkeling van industrieterrein De Hurk begon aan het eind van de jaren ‘50. Destijds concentreerde de industriële bedrijvigheid zich vooral aan de kop van het Beatrixkanaal. Met de aanleg van de eerste fase van de Randweg groeide De Hurk/Croy in de volgende decennia uit tot het grootste bedrijventerrein van Eindhoven. Hier werken nu circa 15.000 mensen bij ruim 500 bedrijven op een grondgebied van meer dan 200 ha. Het draagt voor 10% bij aan de totale werkgelegenheid in Eindhoven. Omdat De Hurk een bedrijventerrein is waar onder andere de milieubelasting



voor de omgeving is toegenomen, zijn woningen er niet toegestaan. De enkele woningen die er staan, zijn functionele bedrijfswoningen. In het Afwateringskanaal, dat het Beatrixkanaal verbindt met de Dommel, liggen al decennialang een tiental woonboten. Zij hebben nooit een ligplaatsvergunning gekregen. Al vele jaren is er sprake van onenigheid tussen de bewoners van de woonboten en de gemeente over de vraag of de boten daar mogen blijven liggen. In 2023 oordeelde de Raad van State dat de woonboten weg moesten. Maar een jaar later lijken er plannen te bestaan om de zware milieuvervuilende industrie in De Hurk te gaan beperken. De bewoners van de woonboten hopen daarom toch te kunnen blijven en houden hun verzet tegen een uitkoopregeling vol. Volgens de woordvoerder van de gemeente is dat echter ijdele hoop. De toekomst zal het uitwijzen.

Op het bedrijventerrein komt de naam Beatrix steeds weer terug, zoals bij het Beatrixcomplex, betoncentrale Beamix en jachthaven EJV Beatrix. Dat komt natuurlijk omdat het bedrijventerrein parallel aan het Beatrixkanaal ligt. Dit kanaal verbindt het Wilhelminakanaal met industrieterrein De Hurk. Het werd tijdens de crisisjaren ’30 gegraven. In 1938 werd besloten het kanaal te noemen naar de in dat jaar geboren prinses Beatrix. Het kanaal werd in het eerste jaar van de oorlog zonder veel plichtplegingen in gebruik gesteld. Er zijn nog steeds enkele bedrijven die gebruik maken van het kanaal als transportweg.
Verdeeld over het terrein staan drie hoge gebouwen, ieder met een eigen uitstraling. Het eerste is het voormalige Philipsgebouw aan de Hurksestraat. Lees hieronder over de ontwikkeling van dit gebouw.
Van lab naar broedplaats
PLAN-B is de nieuwe naam van het voormalig Philipsgebouw BE. De transformatie kwam tot stand door bouwbedrijf Heijmans. Vandaag de dag is PLAN-B het huis van creatieve ondernemers, muzikanten, kunstenaars en ontwerpers. Onder één dak helpen uiteenlopende creatieve starters elkaar vooruit en bouwen zij aan hun eigen onderneming.
Bij PLAN-B krijgen zij volop ruimte en kansen om hun plannen uit te voeren. Het is een verzamelgebouw voor creatieve bedrijfjes die zelf producten maken. Dat is een voorwaarde om er te mogen huren. De gebruikers moeten iets aan elkaars expertise hebben. Ze kunnen hier machines plaatsen om meubels mee te maken of een oven om producten af te bakken. De apparatuur kunnen ze met elkaar delen. Overal in het gebouw bestaat de mogelijkheid om krachtstroom aan te
leggen en de installatietechniek aan te passen. Dat maakt het flexibel en eenvoudig. Er is plaats voor ongeveer 250 bedrijfsunits.
Het pand van PLAN-B werd oorspronkelijk als laboratorium gebouwd door Philips en kreeg de gebouwcode BE. Philips gebruikte het laboratorium voor de productie van radiobuizen en voor het houden van duurtesten van elektronische producten, onder andere ‘integrated circuits’. Die functie bleef het behouden tot het eind van de 20e eeuw. Begin jaren ’90 werden, als gevolg van ‘Operatie Centurion’, heel veel activiteiten van Philips gesaneerd. Gebouwen en zelfs hele bedrijfsterreinen werden niet langer gebruikt. Complex Beatrix is daar een voorbeeld van. Hier zijn de meeste gebouwen van Philips afgebroken.


Het tweede hoge gebouw op het industrieterrein De Hurk is misschien wel het meest bijzondere gebouw aan het Beatrixkanaal. In dit beeldbepalende gebouw wordt betonmortel gemaakt. De gebruiker van de toren is Weber Beamix, onderdeel van Saint Gobain Weber. Wat veel mensen misschien niet weten is dat dit gebouw Maxima 1 heet. In het onderstaande verhaal kun je meer lezen over de toren.
Van Beatrix naar Maxima Sinds 2008 staat op bedrijventerrein de Maximatoren. In dat jaar werd in dit bouwwerk een nieuwe productielijn opgestart. De bijzondere buitenkant van het gebouw is het omhulsel van deze vernieuwende, verticaal georganiseerde, productiemethode. Het gebouw werd ontworpen door kunstenaar/architect Jan Doms. Hij koos bij zijn ontwerp voor het principe ‘vorm volgt functie’. Hij liet zich ook inspireren door de gestileerde kapsels met lange haren in het beroemde schilderij ‘Drie Vrouwen’ van de Franse schilder Ferdinand Léger (1981-1955).
Het innovatieve productieproces verloopt verticaal in plaats van horizontaal, zoals dat gebruikelijk is bij conventionele mortelcentrales. Zo wordt optimaal gebruik gemaakt van de zwaartekracht. De grondstoffen worden eerst in één keer naar het hoogste punt gebracht en dan al

dalende tot de juiste samenstelling, wat betreft toepassing en kleur, gemengd. Ook de werkomstandigheden zijn verbeterd door het geluid te temperen en de lucht permanent te zuiveren.
De Eindhovense betonmortelfabriek Beatrix BV, opgericht in 1959, was begin jaren ’60 betrokken bij de constructie van het dak van het futuristische Evoluon, een bijzonder ontwerp van Louis Kalff en Leo de Bever. Het dak moest van beton zijn en kreeg een, voor die tijd ongekende, diameter van 77 meter. Het realiseren was een tour de force.
Tijdens de bouw kwamen bijzondere problemen naar voren waarvoor nietalledaagse oplossingen moesten worden gevonden. Dit leidde onder andere tot een revolutionaire innovatie: droge mortel. Hierdoor werd de kwaliteit van de mortel beter, de mortel kon sneller verwerkt worden en veroorzaakte minder afval. Niet veel later werden, onder de merknaam Beamix, de eerste drie premix-mortels in zakken op de markt gebracht. De ‘mix van Trix’ werd vrijwel meteen een succes en leidde tot de ontwikkeling van steeds meer innovatieve producten.
Zo werd op basis van deze unieke mortel geëxperimenteerd met 3D-printen met beton. De eerste muur werd geprint in

2005. Daarna kwam de ontwikkeling op het gebied van 3D-betonprinten in een stroomversnelling. In 2019 opende Saint Gobain de eerste Europese betonprintfabriek in Eindhoven, in samenwerking met bedrijven als Weber Beamix, BAM Infra en TU/e. In 2021 nam Saint-Gobain Weber Beamix het aandeel van partner BAM in de fabriek over. De bouwmaterialenproducent werd toen de enige eigenaar.
Het derde hoge gebouw in De Hurk is het nieuwe hoofdkantoor van de VDL groep. In 2023 overleed onverwacht Wim van der Leegte, die de afgelopen jaren veel betekend heeft voor de ontwikkeling van Brainport. Hij was tussen 1972 en 2016 president-directeur van de VDL Groep, het internationale familiebedrijf met het hoofdkantoor in Eindhoven op het industrieterrein De Hurk. De VDLbedrijven hebben hun oorsprong in de metaalbewerkingsindustrie. Het bedrijf groeide uit tot een conglomeraat van meer dan honderd bedrijven in twintig landen. Het hoofdkantoor van het bedrijf staat aan de Hoevenweg, een reden om in de volgende tekst wat meer over VDL te vertellen.
VDL creëert werkgelegenheid
Het hoofdkantoor ging enkele jaren geleden (2017/2018) ingrijpend op de schop. De groep wilde verdubbeling van de capaciteit van het reeds bestaande hoofdkantoor dat VDL na een stevige verbouwing in 1996 had betrokken. Eerst werd naast het bestaande gebouw een nieuw deel opgetrokken dat qua uiterlijk volledig overeenkwam met het oorspronkelijke gebouw. Alle medewerkers verhuisden naar die nieuwbouw om zo het bestaande gebouw te kunnen renoveren. Bij die renovatie kreeg het oude deel
dezelfde inrichting en uitstraling als de nieuwbouw. De uitbreiding van 11.500 m2 en het gerenoveerde gebouw van 5000 m2 vormden in 2019 samen een gebouw met een uniforme buitenkant. Een buitenstaander ziet geen verschil tussen het nieuwbouwdeel en het gerenoveerde deel. Ook op andere locaties in Strijp is VDL aanwezig: de Lasindustrie aan de Wekkerstraat, Packaging aan de Langendijk, Klima aan de Meerenakkerweg, Precision aan de Hurksestraat en Special Vehicles aan de Hoevenweg.
Deze en nog vele andere bedrijven zijn allemaal gegroeid vanuit de bescheiden ‘Metaalindustrie en Constructiewerkplaats P. van der Leegte, die door de vader van Wim werd



De drie wijken van Strijp: Oud-Strijp, Halve Maan en Meerhoven (Bron: Beeldbank-Eindhoven.nl).
De jongste Eindhovense wijk, Meerhoven, ligt aan de westzijde van het stadsdeel Strijp. In het begin van de jaren ’90 was er in Eindhoven, net als nu, een dringende behoefte aan nieuwe woningen. In het kader van de vierde nota ruimtelijke ordening VINEX, in 1991, werden locaties aangewezen voor grootschalige nieuwbouw. Eindhoven kreeg twee VINEX-locaties toegewezen, gelegen aan de uiterste rand van de gemeente. De eerste locatie was Blixembosch-Oost. De tweede werd Meerhoven. Dit zou voorlopig de laatste grote uitbreiding van Eindhoven worden.

Meerhoven is aangegeven met een donkere kleur op bovenstaande kaart van Strijp.
In 1993 waren er nog plannen om de tuinbouwtentoonstelling Floriade van 2002 naar Eindhoven te halen. De gemeente stelde hiervoor een stuk grond van 65 ha beschikbaar tussen de al geplande wijk Meerhoven en vliegveld Eindhoven Airport. Het terrein en de aangelegde voorzieningen zouden na de tentoonstelling worden gebruikt als bedrijventerrein. De keuze voor de Floriade viel uiteindelijk op Haarlemmermeer.
De wijk telt tien buurten, te weten: BeA2 (631), Meerbos (632), Grasrijk (633), Zandrijk (634), Waterrijk (635), Park Forum (636), Flight Forum (637), Eindhoven Airport (638), Bosrijk (639) en Meerrijk (640).
De naam Meerhoven is een fictieve naam en is niet afgeleid van een historische plek. De naamgeving van de buurten is geïnspireerd op het omliggende Kempische landschap. De straatnamen beginnen per buurt met gras, bos, zand, water of meer.
Meerhoven werd voor een deel gebouwd op het grondgebied van het vliegveld Welschap, daar waar tot voor kort de start- en landingsbanen lagen. Het oorspronkelijke luchthavengebouw met de verkeerstoren bleef bewaard.
Een ander deel van de nieuwe wijk werd gebouwd op het voormalige grondgebied van het PIROC, het Pantser Infanterie Rijen Opleiding Centrum. Deze organisatie van Defensie verhuisde in 1995 naar een nieuwe locatie drie km verderop en het vrijgekomen terrein werd in 1996 gekocht door de gemeente Eindhoven. Nadat de gebouwen waren afgebroken kon in 1997 de bouw beginnen van de nieuwe wijk Meerhoven. Twee jaar later werden de eerste huizen opgeleverd. In 2023 woonden er 13.000 inwoners. Uiteindelijk moeten het er 15.000 worden.
Meerhoven bleek een populair woongebied bij internationale kenniswerkers, expats, die vanaf 2000 in steeds groteren getale in Eindhoven neerstreken. Omdat de kenniswerkers vaak afkomstig waren uit Aziatische landen werd Meerhoven in de volksmond ook wel ‘Wokhoven’ genoemd. Overigens zijn ook andere buurten in trek bij expats. Zo is er ook op Strijp-R een straat waar 14 Indiase gezinnen wonen. Dat straatje wordt het ‘Currylaantje’ genoemd.
Zowel het terrein van PIROC als een groot deel van vliegbasis Eindhoven lagen op het grondgebied van de gemeente Veldhoven. Om het bestuur over de vliegbasis en Eindhoven Airport te vergemakkelijken, vonden er in 1994 enige grenscorrecties tussen Eindhoven en Veldhoven plaats. Eindhoven Airport kwam op Eindhovens grondgebied te liggen en de wijk Meerhoven kon gebouwd worden. De gemeente Veldhoven stond dit gebied vrijwillig af. Het beschikken over de gehele vliegbasis was nodig om de startbaan te kunnen verleggen in verband met de vele klachten over geluidsoverlast in het noordoostelijk deel van de stad. Bijgaande kaarten brengen de
grenscorrectie in beeld. De start- en landingsbaan werd in westelijke richting verlegd.


De oude en nieuwe grens Veldhoven/Eindhoven.
In het ‘Masterplan Meerhoven’ is de indeling in de verschillende buurten van de nieuwe wijk vastgelegd. Lees hierover onderstaande tekst.
Masterplan Meerhoven
In 1997 werd het masterplan opgesteld voor de bouw en inrichting van de Vinexwijk Meerhoven. Behalve een groot bedrijventerrein zouden er 7000 woningen gebouwd gaan worden rond een centrum met eigen voorzieningen zoals scholen, winkels en recreatiemogelijkheden. De wijk kreeg een opbouw van drie woonbuurten, Grasrijk, Zandrijk en Waterrijk, rondom het park Meerland. Tussen deze woonbuurten liggen twee groengebieden: Bosrijk aan de oostkant van Meerland en de sportvelden aan de zuidkant.
Als alternatief voor het gebruik van de eigen auto werd een snelle HOV-lijn aangelegd naar het centrum van de stad, het vliegveld en Veldhoven. Voor het autoverkeer werd een rondweg om de wijk aangelegd, die aansluit op de A2, Anthony Fokkerweg en de Heerbaan. Veel bewoners trokken zich echter weinig aan van deze ideeën over autoluwte. Dit deel van de plannen/ voorzieningen is dan ook niet helemaal tot zijn recht gekomen.

Meerhoven Doet
De woonbuurten die rond het park zijn gesitueerd hebben een verschillende dichtheid. Er werd een variatie van gestapelde woningen, woonblokken en villa’s ontworpen en gebouwd.
In februari 2024 hebben vijftig werknemers uit diverse landen, afkomstig van zes regionale bedrijven, op vrijwillige basis het interieur van het nieuwe asielzoekerscentrum in Meerhoven ingericht. Deze samenwerking werd, op initiatief van burgemeester Dijsselbloem, georganiseerd door ‘Brainport voor elkaar’.
In de nieuwe stadswijk moest letterlijk alles worden opgebouwd. Naast wonen, leren, winkelen en cultuur was er ook behoefte aan gezamenlijke activiteiten en een gezamenlijke belangenvertegenwoordiging. Hoe doe je dat als bijna de helft van de bewoners uit het buitenland komt? De expats vonden elkaar in het ‘Meerhoven Internationals Platform’ (het MIP), dat in 2014 werd opgericht. Initiatiefnemer was United Residents’ Associations Meerhoven in samenwerking met Holland Expat Center South, The Hub Eindhoven for Expats en de gemeente Eindhoven.
Het MIP organiseert sinds 2015 Nederlandse taallessen, die door professionele taaldocenten worden gegeven in twee semesters per jaar. Drie keer per jaar wordt een grote bijeenkomst georganiseerd: Nieuwjaarsborrel in de Hangar,

Chocolate Egg Hunt in park Meerland en een zomer-BBQ eveneens in park Meerland. Regelmatig is er ‘Koffie en Meer’ in ‘Echt Welschap’ dat is bedoeld voor alle bewoners van Meerhoven.
Aanvankelijk telde Meerhoven drie bewonersverenigingen. Niet onlogisch gezien de opeenvolgende opbouw van de verschillende buurten. Bij nader inzien bleek dat ze alle drie nagenoeg dezelfde doelen nastreefden. In 2019 hebben de drie zich samengevoegd tot de ‘Bewonersvereniging Meerhoven’. De vereniging richt zich op alles wat in de gehele wijk speelt, van verkeersveiligheid tot activiteiten. Er is een tweetalige nieuwsbrief, wijkoverleg en een Facebookpagina ‘Meerhoven Ontmoet Elkaar’.

De groei van Brainport maakte het nodig om de wegenstructuur in een deel van Meerhoven te verbeteren samen met onder andere de luchthaven, BIC en het Goederendistributiecentrum (GDC) in Acht. Het doel was om zo de bedrijvenparken met hun toenemende

bedrijvigheid goed bereikbaar te houden. Er werd een nieuwe toerit naar de N2 gemaakt en de Anthony Fokkerweg werd verbreed tussen de aansluiting met de N2 en Flight Forum. De Spottersweg tussen de Luchthavenweg en de Oirschotsedijk werd opnieuw ingericht en doorgetrokken naar Oirschot. Vanwege de verbreding van de Anthony Fokkerweg was het nodig om fietsers op een andere manier over de Randweg
te leiden. Hier werd de brug met de naam ‘Tegenbosch’ voor bedacht. Die naam is gekozen als herinnering aan de gelijknamige boerderij die hier lag. De brug, met een lengte van 160 meter, overspant 14 rijstroken en werd in 2020 in zijn geheel van de bouwplaats naar

fietsersbrug ‘Tegenbosch’ over de A2/N2.

zijn plek over de verkeerswegen gereden. Er kwamen honderden toeschouwers naar dit schouwspel kijken. Als het donker is wordt de brug dynamisch verlicht.
Na deze informatie over de wijk Meerhoven als geheel volgen hierna de beschrijvingen van de tien verschillende buurten van deze wijk.
De buurt BeA2 heette voorheen ‘De Rijtacker’. In de Kempen staat ‘rijt’ voor het dalvormige drassige begin van
een beek. Soms wordt er ook wel de beek zelf mee aangeduid, zoals bij de Ekkersrijt het geval is. Een ‘rijtakker’ is een akker aan de rijt. De nogal vreemde nieuwe benaming BeA2 komt voort uit het feit dat de buurt wordt begrensd door het Beatrixkanaal aan de ene kant en de snelweg A2 aan de andere. De volledige begrenzing bestaat uit de A2, het Knooppunt Batadorp, de Anthony Fokkerweg en het Beatrixkanaal. De buurt telt slechts enkele tientallen bewoners, want het is een bedrijventerrein.
Een groot deel van BeA2 wordt in beslag genomen door de Brainport Industry Campus (de BIC). De sterke krimp van Philips en het faillissement van DAF Trucks in de jaren ’90 hebben een enorme invloed op de werkgelegenheid in de regio Eindhoven gehad. De toenmalige burgemeester van Eindhoven, Rein Welschen, zocht in die crisisperiode naar hulp vanuit het bedrijfsleven en kennisinstellingen in de regio. Dit initiatief leidde tot een nauwe samenwerking tussen talrijke bedrijven, o.a. spin-offs van voormalige Philipsonderdelen, onderzoeksinstituten en 21 gemeenten uit de regio. Het concept werd Triple Helix genoemd. Het doel was om Eindhoven als technologiestad op de kaart te zetten: ‘Leading in technology’ werd de slogan. De naam Brainport, een metafoor voor kennis en verbeelding, ontstond als regionaal merk en netwerk. De kennis en de bereidheid om samen te werken waren drijfveren om uit de malaise te komen. Mede ook door de financiële impulsen van het Rijk en de Europese Commissie werd Brainport Eindhoven een belangrijk economisch kerngebied van Nederland. In 2016 werd de regio Eindhoven, naast Schiphol en de Rotterdamse haven officieel de derde
Colofon
Teksten
Rob van Brunschot, Henny van Laarhoven-Lammers en Jan Wierts
Archieffoto’s, fotografie en coördinatie
Jan Wierts
Grafische bewerkingen
Marjolein Versfeld
Redactie
Rob van Brunschot en Henny van Laarhoven-Lammers
Eindredactie
Hans Michels
Ontwerp
Marc Koppen en Lecturis
Druk
Finidr
Uitgave
Lecturis
ISBN 978 94 6226 539 4
Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt dankzij het Cultuurfonds en de gemeente Eindhoven.


©2025 Lecturis, Eindhoven in Beeld
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.