

Asiel
(Auto)biografie
van een verweesd
object
Milena Mulders
‘We came to become who we are.’
(Antonije Nino Žalica, New Immigrants)
‘Niets kan gereduceerd worden tot iets anders. Alles kan verbonden worden met al het andere.’
(Bruno Latour)
‘Refugeecamps should not exist in the first place; they represent a crime of political failure.’
‘Camps are established with the intention of being demolished. They are meant to have no history and no future; they are meant to be forgotten.’
‘The only history that is recognized in such spaces is one of violence, suffering and humiliation.’
(Sandi Hilal, Alessandro Petti, Refugee Heritage)
Voor Karen G.
Opgedragen aan zijn kleinkinderen Mateo, Luca, Angelina, Dimitri en Artemis, en aan de kleinkinderen die ten tijde van het verschijnen van dit boek nog niet geboren zijn.
Opgedragen aan alle kinderen die zelf - of van wie ouders of voorouders - een deel van hun leven hebben doorgebracht in een asielzoekerscentrum.
Dit boek is een eerbetoon aan hun moed en veerkracht.
Voorwoord
Als lid van Tussenlanding leg ik het begin van mijn betrokkenheid bij het collectief graag uit door te zeggen dat ik “in de baan van de maquette werd getrokken.” Hoewel ons werk bredere thema’s rond migratie erfgoed betreft, voelde ik aanvankelijk vooral de aantrekkingskracht van de maquette zelf. Ik kwam de maquette voor het eerst tegen in januari 2023, bij een ‘emotienetwerksessie’ gefaciliteerd door Imagine IC en Milena Mulders. Dit gebeurde tijdens de tentoonstelling While Awaiting an Unknown Future bij Framer Framed in Amsterdam, in dit boek beschreven als Scene 5, Tussenlanding 3. Milena had me uitgenodigd voor het evenement; een paar weken eerder had ik haar voor het eerst gecontacteerd omdat ik had gezien dat ze werkte met migratie- en vluchtelingenerfgoed. Ik wilde met haar spreken omdat ik zelf zo’n project hoopte te ontwikkelen.
De jaren daarvoor had ik nagedacht over mijn eigen ervaringen met het leven in een AZC, als kindvluchteling uit Bosnië en Herzegovina in de jaren negentig van de vorige eeuw. Mijn AZC was een voormalige militaire kazerne, gebouwd tijdens de Tweede Wereldoorlog, die de afgelopen 25 jaar dienst heeft gedaan als shopping outlet in Roermond. Ik heb deze plek meerdere keren met mijn moeder en broer bezocht –een eigenaardige, soms komische, soms vervreemdende ervaring. Afgezien van een recent toegevoegde tijdlijn in een nogal afgelegen gang van het complex, met één luchtfoto van het AZC, is er verder niets te vinden dat verwijst naar deze periode. Maar achter de opvallende winkelramen zien wij, voormalige bewoners, de contouren van de kamers waar we ongeveer twee jaar woonden. Ik zeg ongeveer, omdat niemand zich kan herinneren op welke datum we precies aankwamen en vertrokken. Deze informatie lijkt te zijn vervlogen – uit officiële documentatie en uit het geheugen. Bij mij ontstond het besef dat dat de AZC-periode noch privé noch collectief geïntegreerd was. Het was een geheugenlacune. Ik herinner me niet alles uit deze AZC-periode, maar wat me wel goed is bijgebleven, is de ruimtelijke indeling van die plek – de gebouwen, de kamers, het meubilair. Wanneer ik me concentreer op deze gebouwen en objecten, komen er andere herinneringen naar boven – aan het leven dat erin en eromheen werd geleefd. Toch had ik, afgezien van een kleine verzameling familiefoto’s die ik in de loop der jaren zo vaak had doorgenomen dat ze een soort relikwieën waren geworden, geen andere tastbare herinneringen aan deze plek. Ik besefte dat ik niet alleen naar herinneringen zocht, maar ook naar bewijs - bewijs dat we hadden bestaan, in deze tijd die getekend werd door wachten.
Zoals ik uitleg in het audiotourfragment dat ik uiteindelijk insprak voor de installatie van de maquette in het Rijksmuseum, had ik een gevoel
van herkenning toen ik dit object voor de eerste keer zag. Hoewel ik nog nooit in het voormalige AZC in Markelo (waar de maquette op gemodelleerd is) was geweest, had ik wél in een ander AZC gewoond. De ontmoeting met de maquette bracht me terug naar die tijd. De samenstelling van ‘mijn’ AZC was zeer vergelijkbaar; de grote gebouwen aan de voorkant, de caravans aan de achterkant, de poort bij de ingang.
Onderdeel van dezelfde tentoonstelling was een installatie van een AZCinterieur gemaakt door de Palestijnse kunstenaar Ribal El Kathib, wiens werk verderop in dit boek wordt beschreven. De verschillende objecten in deze installatie waren onopvallend, kwamen zelfs steriel over – een eenvoudig bed met metalen frames en plastic stoelen, een kleine metalen kast, gestreepte gordijnen. Toch raakte ik bij het zien ervan ontroerd, en ik vroeg aan Milena of ze een foto van me wilde maken tussen deze objecten. Ik had foto’s met diezelfde objecten op een andere plek, van 25 jaar eerder. In deze belichaamde ontmoeting kregen deze objecten gewicht, betekenis.
In dit boek bespreekt Milena Mulders de maquette, en objecten in het algemeen, niet alleen als dingen, maar vooral als interactieve middelen waarvan de betekenis situatieafhankelijk en altijd in wording is. Bovendien krijgen objecten een specifieke betekenis in de context van het wachten dat het leven in een AZC zo kenmerkt. Harold Schweizer (2005: 783) betoogt dat ‘diegene die wacht’ in staat is het gedeelde bestaan met objecten te bevatten dankzij diens aangescherpte blik, voortgebracht door de existentiële staat van het wachten. Met andere woorden, objecten, vooral in de context van wachten en opsluiting, worden betekenisvolle wezens; ze bevatten en produceren betekenis. Voor mij waren de objecten in deze tentoonstelling een belichaming van plekken die ik ooit bewoond had tijdens mijn verblijf in een AZC. Hierin vond ik een deel van het bewijs waarnaar ik op zoek was. Ze hielpen mij mijn AZC-ervaring te contextualiseren en hier betekenis in te zien. In plaats van een inhoudsloze tussenlanding, werd het iets dat aandacht verdiende.
Hoewel mijn AZC-ervaring specifiek is, is het niet een op zichzelf staand incident. Mijn ontmoeting met de maquette maakte me duidelijk dat mijn traject verbonden was met mensen die ik nooit had ontmoet, met verschillende sociaal-politieke contexten en periodes. Dit gevoel van herkenning is een sentiment dat ook door anderen met een ‘AZC-verleden’ is benoemd, en wordt weerspiegeld in de verhalen van de verschillende personages die de maquette in dit boek tegenkomt. Ik ben de maquette daarom gaan zien als een waardevol knooppunt in een groot netwerk van onvolledig gearticuleerde ervaringen die vertellen over verplaatsingen, migraties en zoektochten naar culturele participatie. Dit boek suggereert dat juist diens zwervende traject de maquette tot een dynamische entiteit maakt die vervolgens betrokkenheid en reflectie oproept. Ik moet denken aan de uitspraak van de Bosnisch-Amerikaanse schrijver Aleksandar Hemon: “Beweging door de ruimte, letterlijk en figuurlijk, genereert
1 In het Engels: “Movement through space, literally and figuratively, generates stories – migration equals narration squared.” Vertaald door de auteur.
2 In het Engels: “anxious politics.” Vertaald door de auteur.
3 In het Engels: “a chance to see the entirety of Europe from a critical corner, an angle, a margin, a border.” Vertaald door de auteur.
4 In het Engels: “unhomeliness.” Vertaald door de auteur.
verhalen – migratie is gelijk aan verhalen in het kwadraat” (2019, p. 129).1
Dit inzicht geeft een ander perspectief op de jarenlange zwerftocht van de maquette – in die verloren staat werden verhalen gegenereerd, in de baan van de maquette getrokken. Velen, onder wie ikzelf, herkenden er iets van hun vluchtelingenverleden in. In dit boek reflecteert een Tussenlanding-lid prachtig op deze dynamiek, waarbij ze de onderlinge afhankelijkheid van de maquette en de mensen die ermee in aanraking komen benadrukt. Verhalen ontstaan wanneer we een ontmoeting aangaan.
Dit boek vertelt het verhaal van de maquette – inclusief de creatie door Karen G., de jarenlange zwerftocht, de onderschepping door Milena Mulders waarna de maquette steeds meer publieke aandacht en erkenning krijgt, en de institutionalisering ervan in het Rijksmuseum. Maar het vraagt zich ook af of de huidige opname in de collectie van het Rijksmuseum simpelweg een ‘happily ever after’ is. Er wordt gesuggereerd dat de institutionalisering van de maquette een uitnodiging is om de kaders van ons begrip van erfgoed, van thuis, van verbondenheid, te heroverwegen. Op dit moment herziet de Nederlandse overheid asielwetgeving die illegaal verblijf mogelijk strafbaar stelt. Deze wetsvoorstellen maken deel uit van een bredere politieke context die gekenmerkt wordt door extreme vijandigheid ten aanzien van migratie en asiel. Ze weerspiegelen een ‘angstige politiek’2 (Modest en de Koning 2016a) met betrekking tot de perceptie van een instroom van culturele verschillen binnen en buiten Europa, en drukken een verlangen uit om de natie, ‘onze’ waarden en erfgoed te beschermen. In deze situatie wordt een bepaald begrip van ‘thuis’ ingezet om symbolische en letterlijke grenzen te trekken tussen ‘wij’ versus ‘zij’, ‘hier’ versus ‘daar’.
Ervaringen van migranten en vluchtelingen zetten de fundering van ‘thuis’ fundamenteel op hun kop – als thuis ooit één plek was, raakt die verloren in het proces van ontheemding. Kolar Aparna et al. suggereren dat de staat van verloren zijn een existentieel startpunt kan zijn voor een diepere betrokkenheid bij de politiek van verbondenheid, “een kans om heel Europa te zien vanuit een kritische hoek, een invalshoek, een marge, een grens” (2017, p. 4).3 We kunnen de migrant of vluchteling zien als een grensbewoner die, uit noodzaak, het begrip van thuis herconfigureert tot een staat van meervoudig erbij horen. We kunnen dit negatief bekijken – als verloren zijn, nooit volledig ‘hier’ noch volledig ‘daar’. Maar de staat van verloren zijn kan ook generatief zijn en aanleiding geven tot andere manieren van denken over thuis en erbij horen, voorbij opvattingen over een enkele afkomst. Postkoloniaal wetenschapper Homi Bhabha betoogt dat nieuwe opvattingen over identiteit, die politiek relevant en noodzakelijk zijn, voort kunnen komen uit migratie-ervaringen en culturele verschillen. Hij suggereert dat dit bereikt wordt wanneer een staat van ‘thuisloosheid’4 (wat niet hetzelfde is als dakloosheid) geactiveerd wordt door verhalen en ervaringen van migratie (Bhabha 1994: 13). Thuisloosheid is een gevoel van productief ongemak, dat de zoektocht naar een complexer begrip van thuis aanduidt. Ik ben mijn eigen vluchtelingenervaring gaan begrijpen door het
prisma van thuisloosheid; een aanvankelijke ontworteling die is uitgegroeid tot een voortdurende bevraging van de politiek van erbij horen. De maquette waarvan het verhaal zich ontvouwt in de pagina’s van dit boek, heeft de capaciteit om een dergelijke bevraging op grote schaal te verrichten, via een proces van culturele ontmoeting en uitwisseling. Het verhaal van de maquette in dit boek is een uitnodiging – om deze dialoog aan te gaan.
Milica Trakilović
Rotterdam, juli 2025
Milica Trakilović is universitair docent bij het Graduate Gender Programme aan de Universiteit Utrecht. Haar onderzoek richt zich op (feministische) postkoloniale-postsocialistische uitwisselingen, met een specifieke focus op de post-Joegoslavische context. Momenteel doet ze onderzoek naar migratieen vluchtelingenerfgoed op het snijvlak van herinnerings-, kritisch erfgoed-, postkoloniale- en grensstudies.

1 Dit fragment is afkomstig uit de audiodocumentaire
Maquette zonder Verblijfsvergunning. Meer hierover op pagina 43.
2 Arjun Appadurai (1986).
Inleiding
Door Milena Mulders
Je ziet een natuurrijke omgeving. Het lijkt op een camping. Er staan zo’n honderd kleine gebouwtjes. Allemaal caravannetjes. Tussendoor kronkelen paden, en takjes, als bomen.
Je ziet de receptie, het voetbalveld, de school, het basketbalveld, hekken, lantaarnpalen, en slagbomen. Er zijn geen mensen, maar in elk caravannetje brandt een lampje.1
In 2020 – midden in de coronapandemie – zag ik op Facebook een oproep van Dennis Overeem, directeur van de Buddy Film Foundation. Hij zocht met spoed iemand die kon helpen om een grote maquette van een asielzoekerscentrum te vervoeren. Ik aarzelde niet. Ik kende het object uit de documentaire Asielzoeka’s, over jongeren die heimwee hebben naar het azc waarin ze opgroeiden. Kun je je dat voorstellen? Heimwee hebben naar zo’n plek?
Mijn reactie kwam niet uit het niets. Mijn achtergrond als journalist, mijn betrokkenheid bij migratie-erfgoed, het werken met mensen met een vluchtverleden – alles speelde mee. Ook mijn persoonlijke geschiedenis speelde mee. Als dochter van een Joegoslavische moeder die jong overleed –en die op haar vijftiende via gezinshereniging naar Nederland kwam – wist ik uit ervaring hoe belangrijk tastbare herinneringen kunnen zijn. Voorwerpen die een gevoel van herkenning oproepen, die verbinden, die een brug slaan tussen toen en nu - tussen jou en de ander.
Objecten – spullen, voorwerpen – zijn niet zomaar dingen. Zoals antropoloog Arjun Appadurai stelt, krijgen objecten betekenis doordat mensen er herinneringen, verhalen en emoties aan verbinden, soms zelfs een deel van hun identiteit.2 Volgens Appadurai hebben objecten dus geen vaste, universele betekenis, maar krijgen ze betekenis door mensen via de context waarin ze verkeren. En die context verandert voortdurend, zeker waar het migratie betreft.
1 Dit fragment is afkomstig uit de audiodocumentaire Maquette zonder Verblijfsvergunning. Meer hierover op pagina 43.
2 Arjun Appadurai (1986).
3 Sandi Hilal, Alessandro Petti (2021).
4 Gaandeweg zal duidelijk worden waarom ik niet zijn volledige naam gebruik. Als coördinator van ONfile, een netwerk voor gevluchte journalisten, sprak ik van 2016 tot 2020 met vele asielzoekers en statushouders. Zelden of nooit kwam hun tijd in het azc ter sprake. Dat is begrijpelijk – het azc is een tussenruimte, een wachtkamer, een plek zonder verleden en zonder toekomst, bedoeld om zo snel mogelijk te vergeten.3 Mensen willen vooruit, móeten vooruit. Toch wist ik dat veel van hen er jarenlang verbleven. Zo’n periode laat herinneringen en diepe sporen na, dat kan niet anders.
Over het azc praat niemand ongevraagd. Toch kwam ik erachter dat exvluchtelingen, bijvoorbeeld als ze zelf kinderen krijgen, vaak teruggaan naar de plekken waar ze ooit aankwamen - hun eerste huis in Nederland. Als je geen geboortehuis hebt om naar terug te keren, worden die plekken belangrijk om te kunnen begrijpen wie je bent.
Dat alles speelde door mijn hoofd toen ik Dennis beloofde een veilige plek voor de maquette te vinden. Toen had ik nog geen idee wat die belofte echt zou inhouden. Wat begon als een simpel voornemen, groeide uit tot een traject van bijna vier jaar, veel langer en complexer dan ik ooit had verwacht. Samen met migratiehistoricus Hanneke Verbeek spoorde ik in Almelo de maker op: Karen G.4 Met zijn toestemming verhuisden, bekeken, presenteerden, testten en beschermden we zijn werk keer op keer.
Uiteindelijk besloot ik er een boek over te schrijven. Of beter: een boek met de maquette te schrijven. Want al snel werd duidelijk: dit kon geen klassieke reconstructie worden. Geen lineair journalistiek verslag, met een duidelijk begin, midden en einde. Waar dit verhaal om vroeg, was een vorm die recht deed aan de gelaagdheid van het object, aan alles wat het had meegemaakt, en aan de betekenis die het heeft voor de maker, voor oud-bewoners en -medewerkers, voor omwonenden, en voor mensen zoals ik, die zich thuis voelen in tussenruimtes. Maar ook voor culturele instellingen die worstelen met vragen over wat erfgoed is – en wie daar eigenlijk over mag beslissen. En voor fondsen die hun weg zoeken in een samenleving die voortdurend in beweging is.
Maar hoe vertel je een verhaal waarin wat niet gezegd wordt even belangrijk is als de woorden die wel worden uitgesproken? Waarin intuïtie en gevoelens worden erkend als een vorm van weten? Waarin ongelijkheid zichtbaar blijft, ook in het vertellen zelf? Wat betekent het om te schrijven over iets dat niet van jou is – wanneer jij degene bent met de pen, het podium, de macht van het woord?
Hoewel ik als journalist ben opgeleid, heb ik me altijd beperkt gevoeld door de grenzen van het vak. Al vroeg experimenteerde ik met New Journalism: een vorm van literaire journalistiek, gebaseerd op feiten maar met gebruikmaking van literaire technieken. Toen ik begon met nadenken over dit boek, wist ik niet waar het verhaal moest beginnen. Bij mij? Bij de maker? Ik vroeg me af: wanneer is iets iets? Wanneer wordt iets iets anders?
3 Sandi Hilal, Alessandro Petti (2021).
4 Gaandeweg zal duidelijk worden waarom ik niet zijn volledige naam gebruik.
5 Bruno Latour (1993).
6 De vorm voor dit boek werd mede geïnspireerd door het theaterstuk ROOF, hoe een gestolen stem, hoe een gestolen tijd klinkt van Maxine Palit de Jongh (2024).
7 Wat een familieopstelling is en hoe het voor dit boek is ingezet, wordt uitgelegd in voetnoot 107 en in de epiloog.
8 Gilles Deleuze & Félix Guattari (1987).
De maquette roept op, daagt uit, verbindt. Hij is, zoals Bruno Latour stelt, een actor binnen een netwerk, met ‘agency’: het vermogen om te handelen, om iets teweeg te brengen. Volgens Latour bestaat de werkelijkheid uit netwerken van actoren: mensen, objecten, dieren, planten en andere entiteiten die gezamenlijk betekenis voortbrengen.5
Ik heb voor dit boek gezocht naar een vorm die niet sluit, maar opent. De maquette zelf een stem geven, leek de enige manier om me los te maken van het traditionele journalistieke kader, en zo het verhaal te kunnen vertellen zoals ik het heb gevoeld en gezien.6 Wat zou de maquette willen vertellen? Wat heeft hij gezien, en wat draagt hij met zich mee? Dit was geen gemakkelijke keuze, want het vergde iets anders van mij dan ik gewend was, namelijk dat ik mijn verbeelding moest opentrekken en me moest inleven in een niet-menselijke actor. Tegelijk gaf de vorm ook ruimte. Ik kon de grenzen van de maker respecteren en toch de biografie van een object schrijven.
De basis voor dit boek ligt in persoonlijke inzichten, gestut door gesprekken en concepten maar bovenal door het archief van Tussenlanding: een rijke verzameling van gesprekken, interviews (audio, video en geschrift), verslagen, artikelen, observaties, indrukken, én in verbeelding. Wanneer bronnen ontbraken, of wanneer de maker zweeg of niet kon of wilde terugblikken, stelde ik mezelf voor hoe het zou kunnen zijn geweest. Tegen het einde van het schrijfproces organiseerde ik een familieopstelling, geïnspireerd op Latours Parlement der dingen, om de stem van het object echt te laten klinken.7 Wat ik hoorde, was niet alleen de stem van de maquette, maar ook die van de maker. Zijn woorden kwamen binnen via een zogenaamde ‘representant‘. Ze raakten, sneden, riepen weerstand op – en bevestigden me in wat ik al die tijd al voelde. Ze herinnerden me eraan dat wie schrijft, macht heeft. En verantwoordelijkheid.
Langzaam begon ik te begrijpen dat de maquette – en misschien wel alleszich bevindt in een proces van becoming, van wording. Filosoof Gilles Deleuze beschrijft dit als een vorm van bestaan waarin alles voortdurend in beweging is, zonder ooit af te zijn. Geen vaste vorm, geen eindpunt, maar een proces van voortdurende verandering.8 De maquette belichaamt dat: het is geen dood object, maar een levende entiteit die steeds opnieuw betekenis krijgt. Afhankelijk van het moment, van wie ernaar kijkt, van wat er gezegd of verzwegen wordt. Zelfs in het donker blijft de maquette leven.
Dit boek is, net als de maquette, geboren uit beperkingen. De maker, Karen G., werkte met wat hij kon vinden. Ook ik werkte met wat beschikbaar was: meningen, fragmenten, stiltes, terughoudendheid. Bovenal moest ik omgaan met Karens angst om iets verkeerds te zeggen, met mogelijke gevolgen die hij niet kon overzien. Die angst kan ik slechts ten dele bevatten, gevormd als ik ben door mijn positie van relatieve veiligheid en privilege.
5 Bruno Latour (1993).
6 De vorm voor dit boek werd mede geïnspireerd door het theaterstuk ROOF, hoe een gestolen stem, hoe een gestolen tijd klinkt van Maxine Palit de Jongh (2024).
7 Wat een familieopstelling is en hoe het voor dit boek is ingezet, wordt uitgelegd in voetnoot 107 en in de epiloog.
8 Gilles Deleuze & Félix Guattari (1987).
Dit boek is geen historische analyse van het publieke discours, noch een chronologische vertelling van de asielgeschiedenis in Nederland - dat laat ik graag aan anderen over. Wel opent elk hoofdstuk met een fase uit de asielprocedure. Want naarmate mijn onderzoek vorderde, werd steeds duidelijker: de reis van de maquette weerspiegelt de reis van een vluchteling. Van aankomst, via wachten en onzekerheid, beoordeling en twijfel, tot erkenning – of afwijzing. Daarna volgt opnieuw een onzekere etappe. De vraag blijft: komt deze reis ooit echt tot een einde?
Die structuur bood, op wrange wijze, een vorm van houvast. Maar belangrijker nog: binnen dat stramien probeerde ik ruimte te maken voor een ander perspectief – dat van een object dat bedoeld was als blijvende herinnering, en dat zich gaandeweg ontpopte tot drager van duizenden verhalen die zelden worden gehoord.
Wanneer ik denk aan alles wat jij gezien hebt, weet ik niet waar dit verhaal moet beginnen.
Daarom geef ik het woord aan jou.
Jij moet bepalen waar het begint – en hoe het verteld moet worden.
Dit is jouw verhaal.
Proloog
Ik sta in een raam, precies op de grens van binnen en buiten. Twee paar handen aan weerszijden houden me in evenwicht. Ik ben niet zwaar en lijk misschien fragiel, maar dat ben ik niet. Mijn takjes zijn groen, fris en stevig. Het gat waardoor ik naar buiten word gebracht, valt precies om me heen. De maker heeft die ruimte heel slim opgemeten voordat hij aan mij begon. Ik voel zijn zorgzame handen overal. Maar ook zijn stress en onrust zitten in mij, in elke snede en kras. Voor het eerst adem ik frisse lucht in. En zie ik wie de geluiden maakt die ik tot nu toe alleen in de verte kon horen. Op het trapje tegenover het raamkozijn zit een zwart-witte kat, opgerold. Ze ziet mij – en ik haar. Dan dringt langzaam tot me door dat ik het ben die ik om mij heen weerspiegeld zie.


9 De IND heeft het in hun interne en extreme communicatie over de ‘betrokkenen’.
10 Op basis van de websites van de IND, Rijksoverheid en COA (2024-2025).
Fase 1 Aanmelding en Voorbereiding
Asielzoekers die bescherming zoeken in Nederland melden zich meestal aan bij het Aanmeldcentrum in Ter Apel. Daar worden zij geregistreerd door de Koninklijke Marechaussee, die hun identiteitspapieren controleert en vingerafdrukken afneemt. Vervolgens worden zij opgevangen door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), dat zorgt voor onderdak, begeleiding en medische zorg. In de daaropvolgende rust- en voorbereidingstermijn krijgen betrokkenen9 de tijd om bij te komen van hun reis en zich voor te bereiden op de asielprocedure.10
9 De IND heeft het in hun interne en extreme communicatie over de ‘betrokkenen’.
10 Op basis van de websites van de IND, Rijksoverheid en COA (2024-2025).

11 Deze lijst is gebaseerd op artikelen over de maquette, informele gesprekken en interviews met de maker en op persoonlijke observaties. De lijst is door de maker niet gecontroleerd en dus waarschijnlijk onvolledig.
12 De materialen aangeduid met * zijn later aangevuld door restaurator Tirza Mol op basis van haar observaties en onderzoeken, 30 april 2025.
Hoofdstuk 1
Gereedschappen11
Nagelvijltje
Tangetje
Schaar
Mesje
Kwasten
Schuurpapier
Karton (te gebruiken als liniaal)
Decoupeerzaag (te gebruiken via Gerrit van COA)
Lijmpistool met patronen
Stiften*12
Materialen
Oude deur (grondplaat)
Karton
Vloeipapier
Takjes (gevonden in het bosje net buiten het azc)
Mosjes (gevonden in het bosje net buiten het azc)
Colablikjes (gevonden)
Houtlijm, constructielijn, tegellijm, alleslijm
Roerstaafjes (Tankstation)
Touw (Action)
Rietjes (Action)
390 Lampjes (Action)
Elektriciteitsdraad*
Batterijen (Action)
IJzerdraad
Garen
Plakband (Action)
Verf
Dakleer/schuurpapier*
Aluminiumfolie (Action)
Satéprikkers (Action)
Puimsteen (uit de modelbouwwinkel)*
Speelgoedautootjes (uit de tweedehandswinkel in de buurt, heeft Karen Tirza ooit verteld)*
Speelgoed, o.a. slagboom
Textiel (ziet eruit als laken o.i.d.)*
11 Deze lijst is gebaseerd op artikelen over de maquette, informele gesprekken en interviews met de maker en op persoonlijke observaties. De lijst is door de maker niet gecontroleerd en dus waarschijnlijk onvolledig.
12 De materialen aangeduid met * zijn later aangevuld door restaurator Tirza Mol op basis van haar observaties en onderzoeken, 30 april 2025.

13 Informatie over Markelo afkomstig van Wikipedia/Markelo en Visithofvantwente.nl.
14 Vanaf 2012 was er een toenemende instroom van Syrische vluchtelingen als gevolg van de oorlog die daar in 2011 begon. Behalve de genoemde groepen waren er kleinere aantallen vluchtelingen uit landen als Sri Lanka, Kosovo, Pakistan, Georgië en Tsjetsjenië die asiel zochten in Nederland. Deze informatie is door Chat GPT gebaseerd op algemene kennis over de situatie van vluchtelingen in Nederland rond 2012 en de geopolitieke context van die tijd.
Scene 1 Klompjan, Markelo, 2011-2012
[Plaats van handeling: Markelo, een schilderachtig Twents dorp omringd door glooiende essen en oude stuwwallen. De naam Markelo betekent ‘bos dat een afscheiding of een grens aangeeft’ en verwijst naar het landschap waarin het dorp ligt. Met zijn 7.000 inwoners ademt Markelo de rust en charme van het Hollandse platteland, waar het leven zich in een kalm en gemoedelijk tempo voltrekt. Het dorp staat bekend als het ‘dorp van de vijf heuvels’ en wordt omringd door agrarische buurtschappen en recreatieve bedrijven, die jaarlijks veel toeristen trekken. Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw is Markelo vooral in de zomermaanden een geliefde toeristenbestemming. Gezinnen komen er vanwege de vele campings en vakantiehuizen, terwijl in het laagseizoen veel 60-plussers het dorp bezoeken om te wandelen en te fietsen.13
Aan de rand van het dorp, in het buitengebied, en verscholen tussen de oude eiken, ligt zo’n campingterrein van enkele hectares. Het is omheind met een hek en de ingang wordt bewaakt door een slagboom. Direct daarachter liggen twee langwerpige gebouwen en een monumentale witte boerderij. Langs de paden staan reeksen grotere en kleinere caravans, de meeste oud en versleten. De mensen die er verblijven, komen uit Syrië, Afghanistan, Somalië, Irak, Eritrea, Angola, Nigeria en … Abchazië. En terwijl zij binnen het hek wachten op de beslissing die hun toekomst zal bepalen, vinden buiten het hek in het land hevige debatten plaats. Nederland worstelt met de gevolgen van een recessie, en Nederlanders worden steeds gevoeliger voor de druk die zij voelen op werkgelegenheid, sociale voorzieningen en belastingen. De bezorgdheid dat de instroom van vluchtelingen de systemen verder zal belasten, neemt toe. 14 Binnen de muren van het centrum worden deze discussies niet gehoord maar wel gevoeld. De mensen die er verblijven, hebben andere zorgen aan hun hoofd.]
13 Informatie over Markelo afkomstig van Wikipedia/Markelo en Visithofvantwente.nl.
14 Vanaf 2012 was er een toenemende instroom van Syrische vluchtelingen als gevolg van de oorlog die daar in 2011 begon. Behalve de genoemde groepen waren er kleinere aantallen vluchtelingen uit landen als Sri Lanka, Kosovo, Pakistan, Georgië en Tsjetsjenië die asiel zochten
15 Karen G. (1971) werd geboren in Yerevan, de hoofdstad van Armenië. Een land met een bewogen geschiedenis. Bij de Armeense genocide tijdens de Eerste Wereldoorlog kwamen tot 1,5 miljoen Armeniërs om, en de regio Nagorno-Karabach, bewoond door etnische Armeniërs maar officieel deel van Azerbeidzjan, was inzet van een bloedige oorlog na het uiteenvallen van de SovjetUnie. Karen G. vluchtte naar Abchazië, een autonome regio aan de Zwarte Zee die zich begin jaren negentig met geweld afscheidde van Georgië. Abchazië wordt enkel door Rusland erkend als onafhankelijk land. De informatie is gebaseerd op gesprekken met Karen G. en aangevuld met publieke bronnen over de Zuidelijke Kaukasus, waaronder Wikipedia/ Armenië, Lucas Destrijcker (2015). Abchazië: Leven in een land dat niet bestaat. MO* Magazine, en Rob Hornstra, Arnold van Bruggen (2014), De Abchazische droom.
Met een klik duwt hij de batterij op zijn plek. Meteen springen de lichtjes in mijn caravans en lantaarnpalen aan. Een zacht, warm schijnsel vult de ruimte.
Ik ben boom, plant, ijzer, plastic. Hout, karton, vloeipapier, takjes, mos, colablikjes, koperdraad, roerstaafjes, rietjes, lampjes, batterijen, stof, verf, aluminiumfolie, satéprikkers, viltstift. Ik ben geboren onder de scherpe rand van een nagelvijltje, geknepen door een tangetje, gevormd door een schaar, een mes, een stukje schuurpapier. Lijmpistool en warme lijm hebben mij gehecht, touw en plakband hebben mij vastgezet, spijkers en ijzerdraad hebben mij versterkt. Mijn maten zijn bepaald door een stuk kaarsrecht karton, dat mijn grenzen tekende.
Ik ben een maquette. Op het eerste gezicht lijk ik misschien een camping, maar dat ben ik niet. Ik ben een asielzoekerscentrum, tot leven gebracht door een man met een bijzonder talent. Zijn naam is Karen G. Hij verbleef, samen met zijn vrouw en twee kinderen, enkele maanden in caravan 404, en hij begon aan mij te bouwen in het jaar dat hij hoorde dat het asielzoekerscentrum ging sluiten. Hij kwam oorspronkelijk uit Armenië en was naar Abchazië gevlucht ‘toen de tanks plotseling binnenreden’. Via het Russische Sotchi vond hij in 2008 een ontsnappingsroute. Na een lange, uitputtende tocht over zee, via Bulgarije en Griekenland, arriveerde hij in 2010 in Nederland. Hij wist niet of hij mocht blijven - of weer weg moest. De reis die hij had afgelegd, had diepe wonden achtergelaten, en hier - waar de volgende etappe van zijn reis begon - kwamen er nieuwe wonden bij. 15
Mobiele telefoons waren nog geen vanzelfsprekendheid en Europa was voor hem een onbekend begrip. Pas toen hij in Nederland aankwam, begon hij te beseffen hoe anders het hier was. De manier waarop hij werd behandeld en geholpen - respectvol en met aandacht - was anders dan hij gewend was.
Maar wat hem als eerste opviel, was hoe groen alles was. Na zijn aankomst in Nederland verbleef hij eerst met zijn gezin in Ter Apel, toen in azc Arnhem en daarna in azc Wageningen. Elke dag maakte hij zich zorgen over wat morgen zou brengen, en het enige wat hij kon doen was: wachten. Hij zei wel eens dat het voelde als ‘zwemmen zonder diploma’. Die onzekerheid vrat hem vanbinnen op. Zijn stress en onrust zaten in die tijd overal: in zijn lijf, in zijn hoofd, in zijn hart. Hij sprak geen Engels, alleen Armeens en een beetje Abchazisch en Russisch. Hij was geen prater en werkte het liefst met zijn handen. Voor zijn vlucht werkte hij als metaalbewerker in een garage, als uitdeuker en spuiter van auto’s. Hij was heel populair omdat hij álles kon maken. Het liefst gebruikte hij alleen zijn blote handen. Door goed te observeren had hij zelfs het ambacht van schoenen maken onder de knie gekregen.
15 Karen G. werd geboren in Yerevan, de hoofdstad van Armenië. Een land met een bewogen geschiedenis. Bij de Armeense genocide tijdens de Eerste Wereldoorlog kwamen tot 1,5 miljoen Armeniërs om, en de regio Nagorno-Karabach, bewoond door etnische Armeniërs maar officieel deel van Azerbeidzjan, was inzet van een
16 Het is niet duidelijk met welke materialen Karen deze miniaturen maakte en hoe hij eraan kwam.
In 2010 werd hij met zijn gezin overgeplaatst naar azc Markelo, mede vanwege zijn gezondheid. Hij leed aan ischias, een zenuwpijn die vanuit de rug naar de benen uitstraalt, waarschijnlijk veroorzaakt door langdurige stress. Men hoopte dat de rust en het groen van Markelo hem goed zouden doen. Het azc bood inderdaad rust, maar de oorlog die het gezin op de vlucht had gedreven, liet hen ook hier niet los. In de opvangcentra verbleven destijds veel Armeniërs, waardoor ze voortdurend op hun hoede waren. Voor de kinderen, Eleni van 18 en Hovanes van 17, was het moeilijk om te zien hoe hun vader veranderd was door alles wat ze hadden meegemaakt. Toch begon hij zich in azc Markelo langzaam weer een beetje mens te voelen. Hij was dankbaar voor de vierpersoons prefab caravan uit Groot-Brittannië met een grote kachel in de woonkamer, drie slaapkamers, een keukentje en een douche en toilet. Elke caravan had een eigen tv die aangesloten was op de grote gemeenschappelijke schotel. De groene omgeving van Klompjan deed hem - met een beetje verbeelding - denken aan het groene bergachtige landschap van Abchazië. Maar het waren vooral de medewerkers, die hem hielpen en aanmoedigden, die hem weer een gevoel van waardigheid gaven.
Omdat hij de hele dag niets te doen had en hij zijn dankbaarheid wilde tonen aan de medewerkers, begon hij kleine cadeautjes voor hen te maken, zoals een miniatuurvleugel en een mini akoestische gitaar die ook echt geluid maakten. In het begin had hij nauwelijks gereedschap en ook bijna geen materialen.16 In de beschutting van zijn eigen caravan bouwde hij zijn allereerste miniaturen: eerst de hervormde Schildkerk die stond in het centrum van Rijssen en daarna het markante hoofdgebouw van Reggefiber, het glasvezelbedrijf aan een van de invalswegen van de stad. Hij was er nooit binnen geweest, maar door goed naar de buitenkant te kijken en plaatjes te bestuderen, kon hij zich precies voorstellen hoe het interieur eruit moest zien. Hij wist helemaal niet dat hij hiertoe in staat was.
Ik was anders. Groter, uitdagender. Urgenter.
Intussen was bekend geworden dat azc Klompjan na 21 jaar zou gaan sluiten. In gedachten begon hij – ik noem hem vanaf nu ‘de maker’ - te spelen met het idee om een blijvende herinnering te maken. Hij had geleefd in contexten van politieke, sociale en culturele onderdrukking, waar historische gebouwen en plekken die verwijzen naar de Armeense of Abchazische identiteit niet als neutraal werden gezien, maar juist beladen waren met spanning en betekenis. In deze fase van zijn leven had azc Markelo misschien voor hem wel dezelfde waarde gekregen: een symbool van zijn persoonlijke geschiedenis, een plek van herinnering.
Hij wandelde elke dag over het terrein en langzaam begon hij iets interessants te zien in de plek die ik verbeeld. Het begon hem op te vallen hoe het terrein was opgebouwd: het ritme van de caravans, de bomen, het gras en de paden, de ordening van alles. Het beeld inspireerde hem. Hij vond het mooi en het herinnerde hem aan wie hij was: een maker. Aan een
16 Het is niet duidelijk met welke materialen Karen deze miniaturen maakte en hoe hij eraan kwam.
medewerker van het azc vroeg hij om een plattegrond of een luchtfoto van het terrein. Maar die kreeg hij niet. “Vanwege de veiligheid,” zeiden ze. Hij haalde gelaten zijn schouders op; hij was gewend om nee te horen. “Mag ik wel een maquette van het azc bouwen, of is dat ook verboden?”, vroeg hij. Niet uit twijfel aan zijn kunnen - hij vertrouwde er inmiddels op dat zijn handen wisten wat ze moesten doen - maar uit onzekerheid over wat de regels waren.
Omdat azc Markelo zo groen was, wilde hij gebruikmaken van natuurlijke materialen, en als dat niet lukte dan wilde hij het zo namaken dat het net echt leek. Hij had, behalve het nagelvijltje en een tangetje, een schaar en een mes, nog steeds niet veel andere gereedschappen en materialen om mee te werken. Toen hij aan mij begon, verwachtte hij niet dat hij mij af zou kunnen maken: het azc zou gaan sluiten en ze zouden worden overgeplaatst naar een ander kamp.
Met een schrift en potlood in zijn hand begon hij te lopen over het terrein, zijn stappen tellend, berekeningen makend, om het terrein in zijn hoofd om te zetten naar schaal. Hij besloot dat het maken van de vierennegentig trappetjes, die hem als de grootste uitdaging voor ogen stonden, de sleutel zou zijn. Als dat zou lukken, zou de rest vanzelf volgen. De blauwdruk voor wat ik zou worden, ontstond in de huiskamer van caravan 404. Aan de keukentafel begon hij met het tangetje ijzerdraad te buigen tot vierennegentig piepkleine trapjes. Vierennegentig keer dezelfde buigingen en gefocust turen naar een wereld in de kiem. Zijn vrouw moedigde hem aan om door te gaan, en zijn kinderen waren elke dag, zodra ze thuiskwamen van school en werk, nieuwsgierig hoe ver hij was gekomen. Zijn buurman kwam langs en vroeg: “Wat is dit?”
“Ik probeer een maquette te maken van het azc,” zei hij.
Toen de trapjes klaar waren, begon hij aan mijn caravannetjes. Daarna knutselde hij de boerderij met het rieten dak en mijn twee hoofdgebouwen in twee losse delen die hij aan elkaar vastmaakte. Met deze basis begon hij aan mijn grondplan: het uitzetten van alle kleine en grote onderdelen ten opzichte van elkaar. In zijn hoofd zag hij geen losse doosjes, maar een wereld vol leven en licht.
Omdat ik iets groots beloofde te worden, voltrok mijn voltooiing zich in een caravan iets verderop. Een afgeleefd hok met spinnenwebben, en met maar één raam, dat dichtgetimmerd was. Van een medewerker kreeg de maker een klein kacheltje en een koffiezetapparaat en ook een klein budgetje om gereedschappen en materialen te kopen bij de Action in het nabijgelegen dorp. Die hulp en steun waren cruciaal om door te gaan. De dreiging van uitzetting hing toen al boven zijn hoofd.
Hij bouwde mij laag voor laag, te beginnen met de grondplaat. Hij vond een oude deur en kreeg toestemming om die te gebruiken. Of hij daarna
17 Waarschijnlijk is de maquette gebouwd op een plaat en zit er tussen de deur en die plaat een tussenruimte voor de lampjes en de draden, uit elkaar gehouden door kleine latjes.
18 Soms heeft Karen het ook over zes maanden. Hij weet het niet meer precies.
mijn netwerk van lichtjes aanlegde of eerst het mos opbouwde, weet ik niet meer.17 Voor takjes en mos ging hij regelmatig op pad, vaak vergezeld door zijn dochter. Ze liepen dan naar het bosje tussen Rijssen en Markelo. Daar zochten ze naar materialen die leken op de bomen en het gras van het azc en verzamelden die in een plastic zak. Niet alleen op het terrein vroegen bewoners en medewerkers zich vaak af wat hij aan het doen was, maar ook daarbuiten. Omwonenden van het azc belden de politie omdat ze het niet vertrouwden. Dat was beangstigend voor hem omdat je in zijn situatie niet in contact met de politie wilde komen. Medewerkers namen het voor hem op.
De takjes en stukjes mos nam hij mee naar zijn caravan, waar hij ze liet drogen om te zien of ze van kleur veranderden. Het was belangrijk voor hem dat het groen van de materialen behouden bleef. Hij experimenteerde ook met verf en testte zorgvuldig of het materiaal stevig genoeg bleef. Karton liet hij drie dagen in water staan om te controleren of het zijn vorm behield. Hij had geen inspiratie uit boeken of doe-het-zelf-video’s. Alles wat hij deed, was het resultaat van trial and error, een proces van herhalen, aanpassen en verfijnen.
Anderhalve maand18 werkte de maker aan mij, dag en nacht. Tot vier uur ‘s ochtends ging hij door, tot hij de merel hoorde fluiten. Elke avond kwamen dezelfde bewakers langs. Vijftien minuten bleven ze binnen en keken toe hoe hij werkte. Ze vonden het fascinerend en zeiden: “Gefeliciteerd, je maakt iets heel bijzonders.”
De ruimte was gevuld met het ritmische tikken van gereedschap, het ritselen van karton, het zachte schuren van zijn handen die vormgaven aan zijn creatie. De radio stond altijd aan op de achtergrond. De uren vlogen voorbij. Soms kwam zijn dochter langs en zat ze naast hem. Ze praatten - over hun situatie, over vroeger, over de toekomst. Maar soms zwegen ze ook. Ze keek hoe haar vader werkte, hoe takjes bomen werden, mos veranderde in gras, en roze, blauwe en gele rietjes lantaarnpalen werden. Voor zijn eigen caravan 404 maakte hij een piepklein tuintje met rode bloemen. Zelfs het oude hok in de struiken waarin hij werkte, maakte hij na. Ik voelde de band tussen vader en dochter. Het knutselen bracht hun rust, zelfs toen het bericht kwam dat hun asielaanvraag was afgewezen.
Op een dag was ik klaar. De maker nam afstand en bekeek mij in stilte. Met sierlijke letters schreef hij ‘2011 K.G.T. Azc Markelo’ op het kleine witte vlaggetje van stof, maakte het vast aan een satéprikker en plaatste het zorgvuldig bij de ingang. Hij had de manager van het terrein uitgenodigd om te komen kijken. Na maanden van rondlopen, diep nadenken en langdurig precisiewerk was het hem eindelijk gelukt mij te voltooien. Hij nam plaats op de witte stoel, zijn zwarte leren jasje hing over de leuning. De radio had hij uitgezet. Voor een laatste controle liet hij zijn ogen aandachtig over mij heen glijden, waarna hij nog een ronde om mij heen liep en bleef stilstaan bij mijn voorkant, waar de batterijen bevestigd waren. Met een klik duwde hij ze
17 Waarschijnlijk is de maquette gebouwd op een plaat en zit er tussen de deur en die plaat een tussenruimte voor de lampjes en de draden, uit elkaar gehouden door kleine latjes.
op hun plek. Meteen sprongen de lichtjes in mijn caravans en lantaarnpalen aan. Een zacht, warm schijnsel vulde de ruimte. Hij zuchtte diep. Hij was er klaar voor om zijn werk aan de wereld te tonen. Resoluut opende hij de deur van de caravan en wenkte de manager, vergezeld door zijn vrouw, naar binnen. Buiten, op het azc-terrein, waren de lantaarnpalen inmiddels aangesprongen. In bijna alle caravans brandde licht.