Dutch - The Book of Prophet Jeremiah

Page 1


Jeremia

HOOFDSTUK1

1DewoordenvanJeremia,dezoonvanHilkia,vande priestersdieinAnathothinhetlandvanBenjamin woonden:

2TothemkwamhetwoordvandeHEEREindedagen vanJosia,dezoonvanAmon,dekoningvanJuda,inhet dertiendejaarvanzijnregering

3EnhetgeschieddeindedagenvanJojakim,dezoonvan Josia,dekoningvanJuda,totaanheteindevanhetelfde jaarvanZedekia,dezoonvanJosia,dekoningvanJuda, totaandewegvoeringvanJeruzalemindevijfdemaand.

4ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotmij,zeggende: 5VoordatIkuindemoederschootvormde,hebIku gekend,envoordatuuitdebaarmoederkwam,hebIku geheiligdenhebIkuaangesteldtoteenprofeetvoorde volken

6Toenzeiik:Ach,HeereHEERE!zie,ikkannietspreken, wantikbennogmaareenkind

7MaardeHEEREzeitegenmij:Zegniet:Ikbennogmaar eenkind,wantoveralwaarheenIkjezendenzal,zulje gaan,enalleswatIkjegebied,zuljespreken

8Weesnietbevreesdvoorhen,wantIkbenmetuomute redden,spreektdeHEERE.

9ToenstrektedeHEEREZijnhanduitenraaktemijn mondaan,endeHEEREzeitegenmij:Zie,IklegMijn woordeninuwmond.

10Zie,Ikhebuhedenaangesteldoverdeheidenvolkenen overdekoninkrijkenomuitterukkenenaftebreken,om teverdervenenomteverwoesten,omtebouwenente planten

11HetwoordvandeHEEREkwamtotmij:Watzietu, Jeremia?Enikantwoordde:Ikzieeenamandelstengel.

12ToenzeideHEEREtegenmij:Jehebthetgoedgezien, wantIkzalmijnwoordhaastenomhettedoen.

13ToenkwamhetwoordvandeHEEREvoordetweede keertotmij:Watzietu?Enikantwoordde:Ikzieeen kokendepot,waarvandevoorkantnaarhetnoordenis gericht

14ToenzeideHEERtegenmij:Vanuithetnoordenzalhet onheillosbarstenoverallebewonersvanhetland.

15Wantzie,Ikgaallegeslachtenvandekoninkrijkenvan hetnoordenroepen,spreektdeHEERE;enzijzullen komeneniederzalzijntroonplaatsenbijdeingangvande poortenvanJeruzalementegenalhaarmurenrondomen tegenallestedenvanJuda

16IkzalMijnoordelenoverhenuitspreken,vanwegeal hunboosheid,omdatzijMijhebbenverlatenenvoor anderegodenoffershebbengebrachtenzichhebben neergebogenvoordewerkenvanhuneigenhanden.

17Omgorddaaromuwlendenen,staopenspreektothen alleswatIkugebiedWeesnietontsteldvoorhen,anders zalIkuvoorheninverlegenheidbrengen.

18Wantzie,Ikmaakuhedentoteenversterktestad,tot eenijzerenzuilentotkoperenmuren,tegenhetgeheleland: tegendekoningenvanJuda,tegenzijnvorsten,tegenzijn priestersentegendebevolkingvanhetland

19Zijzullentegenustrijden,maarzijzullenuniet overweldigen,wantIkbenmetu,spreektdeHEERE,omu teredden.

HOOFDSTUK2

1HetwoordvandeHEEREkwamtotmijenluidde: 2GaheenenroeptenaanhorenvanJeruzalem:Zozegtde HEERE:Ikdenkaanu,aandegenegenheidvanuwjeugd, aandeliefdevanuwbruidsdagen,toenuMijachternaging indewoestijn,inlandwaarnietwerdgezaaid

3IsraëlwasheiligheidvoordeHEEREendeeerstelingen vanzijnopbrengst;allendiehemverslinden,zullen struikelen;kwaadzaloverhenkomen,spreektdeHEERE 4HoorthetwoordvandeHEERE,huisvanJakobenalle geslachtenvanhethuisvanIsraël!

5ZozegtdeHEERE:Watvooronrechthebbenuw vadereninMijgevonden?DatzijzichvervanMijhebben afgewend,datzijdeijdelheidzijnnagewandeldendatzij ijdelzijngeworden?

6Enzijzeidenniet:WaarisdeHEERE,Dieonsuithet landEgypteheeftgeleid,Dieonsdoordewoestijnheeft geleid,dooreenlandvolwildernissenenkuilen,dooreen landvandroogteenschaduwdesdoods,dooreenland waarniemanddoorheentrokenwaarniemandwoonde?

7Ikhebjullieineenlandgebrachtwaardeoogst overvloedigis,omdegoedevruchtenervanteeten.Maar toenjulliedaarkwamen,hebbenjulliemijnland verontreinigdenmijnerfgoedtoteengruwelgemaakt

8Depriesterszeidenniet:WaarisdeHEERE?Endiezich metdewetbezighielden,kendenMijnietOokdeherders zijntegenMijovertreden,endeprofetenhebbendoorde Baälgeprofeteerdendingennagejaagddiegeennuthebben 9DaaromzalIkopnieuwmetuineenrechtszaakkomen, spreektdeHEERE,enookmetuwkindskinderenzalIkin eenrechtszaakkomen.

10GadanoverdeeilandenvanKittimheenenzie,enzend bodennaarKedar,enonderzoeknauwkeurigoferzoiets bestaat

11Heeftooiteenvolkzijngodenverwisseld,terwijlhet geengodenmeerzijn?Maarmijnvolkheeftzijneer verruildvoorietswatgeenvoordeeloplevert

12Weesontzet,ohemelen,enweeszeerbevreesd,wees zeerontroostbaar,spreektdeHEERE.

13Wantmijnvolkheefteendubbelkwaadgedaan:Mij,de bronvanlevendwater,hebbenzijverlatenenzichzelf bakkenuitgehouwen,gebrokenbakken,diegeenwater houden

14IsIsraëleendienaar?Ishijeeninhetvaderlandgeboren slaaf?Waaromwordthijberoofd?

15Dejongeleeuwenbruldentegenhemenschreeuwden hetuit,enzijmaaktenzijnlandverwoest;zijnstedenzijn verbrand,zodatergeeninwonermeeris.

16OokdezonenvanNofenTahapaneshebbendeschedel vanuwhoofdverbrijzeld

17Hebtgijditnietoveruzelfafgeroepen,doordatgijde HEERE,uwGod,verlatenhebt,toenHijuopdeweg leidde?

18Ennu,wathebtgijtemakenopdewegvanEgypte,om hetwatervanSihortedrinken?Ofwathebtgijtemaken opdewegvanAssyrië,omhetwatervandeRivierte drinken?

19Uwslechtheidzalutuchtigen,enuwafdwalingen zullenubestraffen.Weetdanenzie,dathetkwaaden bitteris,datudeHEERE,uwGod,verlatenhebtendat Mijnvreesnietinuis,spreektdeHeere,deHEEREvande legermachten.

20WantvanoudsherhebIkuwjukverbrokenenuw bandenverscheurd,engijhebtgezegd:Ikzalnietzondigen; terwijlgijronddwaaltopelkehogeheuvelenonderelke groeneboom,enhoereert

21Ikhadugeplantalseenprachtigewijnstok,alseen volmaaktzaadHoebentudanveranderdineen verwilderdeplantvaneenwijnstokdieMijvreemdis?

22Wantalwastgijumetloogengebruiktgijveelzeep, tochzaluwongerechtigheidgetekendzijnvoorMijn aangezicht,spreektdeHeereHEERE

23Hoekunjedanzeggen:Ikbennietverontreinigd,ikben deBaälsnietachternagegaan?Kijknaarjeweginhetdal, weetwatjegedaanhebtJebenteensnelledromedarisdie overhaarwegentrekt.

24Eenwildeezel,gewendaandewoestijn,dienaarhaar welbehagendewindopsnuift;wiezalhaarophaarweg afhouden?Allendiehaarzoeken,zullenzichniet vermoeien;ophaartijdzullenzijhaarvinden

25Laatuwvoetennietontschoeidrakenenuwkeelniet dorsten.Alsuzegt:Erisgeenhoop.Nee,wantikheb vreemdenliefgehadenzalhenachternagaan

26Zoalseendiefbeschaamdwordtalshijgevondenwordt, zowordthethuisvanIsraëlbeschaamd;zij,hunkoningen, hunvorsten,hunpriestersenhunprofeten,

27Zijzullentoteenstokzeggen:GijzijtmijnVader,en toteensteen:Gijhebtmijvoortgebracht.Wantzijhebben MijderugtoegekeerdenniethungezichtMaarophet momentvanhunbenauwdheidzullenzijzeggen:Staopen verlosons.

28Maarwaarzijnuwgodendieugemaakthebt?Latenze opstaan,alszijukunnenreddenindetijdvanuwnood Wantnaarhetaantaluwerstedenzijnuwgoden,oJuda.

29WaaromwiltuMijaanklagen?UbentallentegenMij inovertreding,spreektdeHEERE

30TevergeefshebIkuwkinderengeslagen,zijhebben geentuchtigingontvangen;uwzwaardheeftuwprofeten verslonden,alseenverderfelijkeleeuw

31Ogeneratie,ziehetwoordvandeHEERE:BenIkvoor Israëleenwoestijngeweest,eenlandvanduisternis?

Waaromzegtmijnvolk:Wijzijnheren,wijzullenniet meertotukomen?

32Kaneenmeisjehaarsieradenvergeten,ofeenbruid haarkleding?TochvergeetmijnvolkMijaldagenlang.

33Waarommaakjejewegenzonauwomliefdetezoeken?

Daaromleerjeookdegoddelozenjouwwegen

34Ookinjouwzolenishetbloedgevondenvandezielen vandeonschuldigearmen.Ikhebhetnietdoorheimelijk onderzoekgevonden,maaropaldeze

35Entochzegtu:Omdatikonschuldigben,zalzijntoorn zichzekervanmijafwendenZie,ikzalmetutwisten, omdatuzegt:Ikhebnietgezondigd

36Waarombentuzovoortgegaanmethetveranderenvan uwlevenswijze?UzultbeschaamdwordenoverEgypte, zoalsubeschaamdwerdoverAssyrië

37Ja,gijzultvanhemweggaan,metuwhandenopuw hoofd,wantdeHEEREheeftuwvertrouwenverworpen, engijzultdaarinnietvoorspoedigzijn

HOOFDSTUK3

1Zijzeggen:Alseenmanzijnvrouwverstoot,enzijgaat bijhemwegenwordtdevrouwvaneenander,zalhijdan nogtothaarterugkeren?Zalhetlanddannietzeer ontheiligdworden?Maaruhebtmetveelminnaars gehoereerd;keertochweertotMijterug,spreektde HEERE.

2Hefuwogenopnaardehoogtenenziewaaruniet gelegenhebtOpdewegenhebtuvoorhengezeten,alsde Arabierindewoestijn;enuhebthetlandverontreinigd metuwhoererijenuwgoddeloosheid

3Daaromblevendestortregensuit,enerkwamgeenspade regenGijhadthetvoorhoofdvaneenhoer,gijweigerdet beschaamdteworden

4Zultunietvannuafaantotmijroepen:MijnVader,U bentdeLeidsmanvanmijnjeugd?

5Zalhijzijntoornvooreeuwigbewaren?Zalhijdietot heteindetoebewaren?Zie,jehebtkwaadgesprokenen gedaan,zoalsjekon

6DeHEEREzeideooktotmijindedagenvankoning Josia:HebtgijgezienwathetafvalligeIsraëlgedaanheeft?

Zijisopgegaanopelkehogebergenonderelkegroene boom,enheeftdaarhoererijbedreven

7Ennadatzijaldezedingenhadgedaan,zeiik:"Keeru totmijterug"MaarzijkeerdenietterugEnhaar verraderlijkezusterJudazaghet

8Enikzag,dat,hoewelIkhetafvalligeIsraëlhad verstotenenhaareenscheidbriefhadgegevenomalde redenenwaaromzijoverspelhadgepleegd,haarzuster Juda,diehaarverraderlijkevrouwwas,nietbangwas, maarookhoererijpleegde

9Enhetgebeurdedoordelichtzinnigheidvanhaarhoererij datzijhetlandverontreinigdeenoverspelpleegdemet stenenenmetblokken

10EntochheefthaarzusterJuda,diehaarverraderlijke vrouwis,zichnietmetheelhaarharttotMijbekeerd,maar uitijdelheid,spreektdeHEERE

11ToenzeideHEEREtotmij:HetafvalligeIsraëlheeft zichzelfmeergerechtvaardigddanhettrouwelozeJuda. 12Gaheenenroepdezewoordenuitnaarhetnoordenen zeg:Keerterug,afvalligIsraël,spreektdeHEERE,danzal IkMijntoornnietopuneerleggen,wantIkbengenadig, spreektdeHEERE,enIkzaldetoornnieteeuwigbewaren

13Alleen,erkenuwongerechtigheid,datgijtegende HEERE,uwGod,overtredenhebt,datgijuwwegen verstrooidhebttotdevreemdelingenonderelkegroene boom,endatgijnietnaarMijnstemgeluisterdhebt, spreektdeHEERE

14Bekeertu,afvalligekinderen,spreektdeHEERE,want IkhebugetrouwdIkzalunemen,éénuiteenstadentwee uiteengeslacht,enIkzalunaarSionbrengen.

15Ikzaluherdersgevennaarmijnhart,dieuzullen voedenmetkenniseninzicht

16Enhetzalgeschieden,wanneergijvermenigvuldigden inaantaltoegenomenzijtinhetland,indiedagen,spreekt deHEERE,datmennietmeerzalzeggen:Dearkvanhet verbonddesHEEREN;zijzalnietinhethartopkomen, menzalernietaandenken,menzalernietaandenken, menzalhaarnietbezoeken,endatzalnietmeergedaan worden

17IndietijdzalmenJeruzalemdetroonvandeHEERE noemen,enalleheidenvolkenzullenzichdaarverzamelen totdeNaamvandeHEERE,totJeruzalemZijzullenniet langerwandelennaardeverdorvenheidvanhunbooshart.

18IndiedagenzalhethuisvanJudasamenmethethuis vanIsraëloptrekken,enzijzullentezamenuithetlandvan hetnoordenkomennaarhetlanddatIkaanuwvaderenals erfelijkbezithebgegeven.

19MaarIkzei:HoezalIkuonderdekinderenplaatsenen ueenaangenaamlandgeven,eenvoortreffelijkbezitonder delegerscharenderheidenvolken?EnIkzei:UzultMij noemen:Vader,enuzultunietvanMijafkeren

20Zoalseenvrouwontrouwisaanhaarman,zohebtook uontrouwaanMijgepleegd,huisvanIsraël,spreektde HEERE

21Opdehoogtenklonkeenstemvangeweenen smekingenvandeIsraëlieten,omdatzijhunwegverdraaid haddenendeHEERE,hunGod,vergetenwaren

22Keerterug,afvalligekinderen,enIkzaluwafdwalingen genezenZie,wijkomentotu,wantUbentdeHEERE, onzeGod

23Tevergeefswordterreddingverwachtvandeheuvelsen vandemenigtebergenWantdereddingvanIsraëlisinde HEERE,onzeGod

24Wantschaamteheeftdearbeidvanonzevaderen verslonden,vanonzejeugdaf,hunschapenenhun runderen,hunzonenenhundochters

25Inonzeschaamteliggenwijneer,enonzeschaamte bedektons,wantwijhebbengezondigdtegendeHEERE, onzeGod,wijenonzevaderen,vanonzejeugdaftotop dezedag,enwijhebbennietgeluisterdnaardestemvande HEERE,onzeGod

HOOFDSTUK4

1Indiengijubekeert,Israël,spreektdeHEERE,bekeeru dantotMij;enindiengijuwgruweldadenvoorMijnogen wegdoet,danzultgijnietweggaan

2Engijzultzweren:DeHEEREleeftinwaarheid,inrecht eningerechtigheid;endeheidenvolkenzullenzichinHem zegeneneninHemzullenzijzichberoemen

3WantzozegtdeHEEREtotdemannenvanJudaen Jeruzalem:Breekhetbraakliggendelandomenzaainiet tussendedoornen

4BesnijduvoordeHEEREendoedevoorhuidvanuw hartweg,mannenvanJudaeninwonersvanJeruzalem. Anderszalmijngrimmigheidalseenvuurlosbarstenen branden,zodatniemandhetkanblussen,vanwegede boosheidvanuwdaden

5MaakhetbekendinJudaenlaathetinJeruzalemhoren, enzeg:Blaasdebazuininhetland,roep,verzameluen zeg:Verzamelu,enlatenwijnaardeversterktesteden gaan

6RichtdebanieropnaarSion;trekweg,stanietstil,want Ikbrengonheiluithetnoorden,eengroteverwoesting

7Deleeuwisuitdestruikengekomen,endeverderverder volkenisopweg;hijisuitzijnplaatsgetrokkenomuw landtoteenwoestenijtemaken,enuwstedenzullen verwoestworden,zodatergeeninwonermeeris

8Daarommoetuzichrouwkleden,klaagenjammert,want debrandendetoornvandeHEEREkeertzichnietvanons af

9Enhetzaltediendagegeschieden,spreektdeHEERE, dathethartvandekoningenhethartvandevorstenzal vergaan;depriesterszullenontzetzijnendeprofeten zullenzichverwonderen.

10Toenzeiik:Ach,HeereHEERE,Gijhebtditvolken Jeruzalemvoorzekerverleid,doortezeggen:Gijzultvrede hebben;maarhetzwaardraakttotindeziel

11IndietijdzalertotditvolkentotJeruzalemgezegd worden:Eendrogewindvandehoogtenindewoestijn komtoverdedochtervanmijnvolk,nietomtewannen, nochomtereinigen,

12ZelfseenkrachtigewindzaluitdieplaatsennaarMij toekomen;nuzalIkookoverhenvonnissen.

13Zie,hijkomtopalswolken,enzijnwagenszijnalseen wervelwind,zijnpaardenzijnsnellerdanarendenWeeons, wantwijwordenverwoest.

14Jeruzalem,wasuwhartvanongerechtigheid,opdatu behoudenwordtHoelangzullenuwijdelegedachtennog inuhuizen?

15WanteenstemverkondigtuitDan,enverkondigt ellendevanhetgebergtevanEfraïm

16Maakbekendaandeheidenvolken,zie,maakbekend tegenJeruzalem,daterwachtersuiteenverlandkomenen hunstemlatenhorentegendestedenvanJuda

17Alsbewakersvanhetveldzijnzijrondomtegenhaar, omdatzijtegenMijinopstandisgekomen,spreektde HEERE

18Uwwegenuwhandelingenhebbenudezedingen bezorgd;ditisuwslechtheid,omdathetbitterisenuwhart raakt

19Mijningewanden,mijningewanden!Iklijdsmartaan mijnhart;mijnhartmaaktgedruisinmij;ikkanniet zwijgen,wantGijhebt,mijnziel,hetbazuingeschal gehoord,hetoorlogsgeweld.

20Erwordtverwoestingoververwoestinggeroepen,want hethelelandisverwoestMijntentenwordenplotseling verwoest,mijntentkledenineenogenblik.

21Hoelangzalikdebanierzienenhetgeluidvande bazuinhoren?

22Wantmijnvolkisdwaas,zijkennenMijniet;hetzijn dwazekinderen,enzijhebbengeeninzichtZijzijnwijs omkwaadtedoen,maarvangoeddoenhebbenzijgeen kennis.

23Ikzagdeaarde,enzie,zijwaswoestenleegOokde hemelwasleeg,erwasgeenlicht

24Ikzagdebergen,enzie,zebeefden,enalleheuvels bewogenlicht

25Ikkeek,enzie,erwasgeenmens,enallevogelsvande hemelwarenweggevlogen

26Ikzag,enzie,devruchtbaregrondwaseenwoestijn,en alhaarstedenwarenverwoest,doorhetaangezichtvande HEEREendoorzijnbrandendetoorn.

27WantzozegtdeHEERE:Hethelelandzaleen woestenijworden,maarIkzalergeeneindeaanmaken

28Hieromzaldeaardetreurenendehemeldaarboven zwartworden,omdatIkhetgesprokenheb,Ikhebhet besloten,enIkzalergeenberouwvanhebbenenerniet vanterugkomen

29Dehelestadzalvluchtenvoorhetlawaaivanderuiters endeboogschutters;zijzullendestruikeningaanenopde rotsenklimmen;elkestadzalverlatenzijn,enniemandzal erwonen

30Enalsjeverwendbent,watzuljedandoen?Alkleedje jeinkarmozijnrood,alversierjejemetgoudensieraden,al scheurjejegezichtmetbeschilderingen,tevergeefszulje jemooimaken;jeminnaarszullenjeverachten,zezullen jenaarhetlevenstaan.

31Wantikhebeenstemgehoordalsvaneenvrouwin barensnood,eneenbenauwdheidalsvaneenvrouwdie haareerstekindbaart;eenstemvandedochtervanSion, dieoverzichzelftreurt,diehaarhandenuitspreidtenzegt: Weemijnu,wantmijnzielisafgematvanwege doodslagers

HOOFDSTUK5

1LoopdoordestratenvanJeruzalem,enzietoch,enweet, enzoekinhaarbredestraten,ofuiemandkuntvinden,of eriemandisdierechtdoet,diedewaarheidzoekt;enIkzal hetvergeven

2Enalzeggenzij:DeHEEREleeft,voorwaar,zijzweren vals

3HEERE,zijnuwogennietopdewaarheidgericht?U hebthengeslagen,maarzijhebbengeenverdrietgehad;U hebthenverteerd,maarzijhebbengeweigerdbestraffingte aanvaarden;zijhebbenhungelaathardergemaaktdaneen rots,zijhebbengeweigerdzichtebekeren.

4Daaromzeiik:Dezemensenzijnarmendwaas,wantze kennendewegvandeHEEREnietenhetrechtvanhun Godniet.

5Ikzalnaardeaanzienlijkemannengaanenmethen spreken,wantzijkennendewegvandeHEEREenhet rechtvanhunGod;maarzijhebbenhetjukgeheel verbrokenendebandenverscheurd

6Daaromzaleenleeuwuithetwoudhendoden,eneen wolfindeavondzalhenplunderen,eneenpanterzalhun stedenbewaken;iederdiedaaruitweggaat,zalverscheurd worden,wanthunovertredingenzijntalrijkenhun afdwalingentoenemen.

7HoezalIkuditvergeven?UwkinderenhebbenMij verlatenengezworenbijhendiegeengodenzijnToenIk henverzadigdhad,pleegdenzijoverspelenverzamelden zichingroepenindehuizenvandehoeren 8Zewarenalsgrazendepaardenindemorgen;ieder hinniktenaardevrouwvanzijnnaaste.

9ZouIkdezedingennietbezoeken?spreektdeHEERE, enzouMijnzielzichnietwrekenaaneenvolkalsdit?

10Beklimhaarmurenenverwoestze,maarmaakergeen eindaanNeemhaartinnenweg,wantzezijnnietvande HEERE.

11WanthethuisvanIsraëlenhethuisvanJudahebben Mijzeertrouweloosbehandeld,spreektdeHEERE

12ZijhebbendeHEEREverloochendengezegd:Hijishet niet;enonszalgeenkwaadoverkomen;wijzullengeen zwaardofhongersnoodzien

13Endeprofetenzullentotwindworden,enhetWoordis nietinhen;alzozalhungeschieden

14Daarom,zozegtdeHEERE,deGodvandehemelse machten:Omdatuditwoordspreekt,zie,IkmaakMijn woordeninuwmondtotvuurenditvolktothout,enhet zalhenverteren

15Zie,Ikbrengeenvolkvanverreoveru,huisvanIsraël, spreektdeHEERE;hetiseenmachtigvolk,een

eeuwenoudvolk,eenvolkwaarvanudetaalnietkent,en waarvanudewoordennietbegrijpt.

16Hunpijlkokerisalseenopengraf,zijzijnallenhelden 17Zijzullenuwoogstopetenenuwbrood,datuwzonen endochterszoudeneten;zijzullenuwschapenenuw runderenopeten;zijzullenuwwijnstokkenenuw vijgenbomenopeten;zijzullenuwversterktesteden, waaropuvertrouwde,methetzwaardverwoesten.

18Maarindiedagen,spreektdeHEERE,zalIkgeen definitiefeindeaanumaken

19Wanneerudanzegt:WaaromdoetdeHEERE,onze God,onsditallesaan?Danmoetuhunantwoorden:Zoals uMijhebtverlatenenvreemdegodenhebtgediendinuw land,zozultuookvreemdelingendienenineenlanddat nietvanuis

20VerkondigditinhethuisvanJakobenmaakhetbekend inJuda,zeggende:

21Hoorttochdit,gijdwaasenonverstandigvolk,gijdie ogenhebt,maarnietziet,gijdieorenhebt,maarniethoort!

22VreestgijMijniet?spreektdeHEEREZultgijniet bevenvoorMij,Diehetzandgesteldhebtoteengrens voordezee,meteeneeuwigdurendeverordening,diehaar nietzaloversteken?Alwoelenhaargolven,tochzullenzij haarnietoverweldigen;albruisenzij,tochzullenzijhaar nietoversteken?

23Maarditvolkheefteenweerspannigenopstandighart; zijzijnweerspannigenweggegaan

24Enzijzeggennietinhunhart:Latenwijtochde HEERE,onzeGod,vrezen,Dieregengeeft,vroegeenlate, opZijntijd;Hijbewaartdevastgesteldewekenvande oogstvoorons.

25Uwongerechtighedenwerendezedingen,enuwzonden houdenhetgoedevanuweg

26Wanterwordenondermijnvolkgoddelozengevonden; zijloeren,zoalsmeneenvalstrikspant;zijzettennettenuit, zijvangenmensen

27Zoalseenkooivolvogelsis,zozijnhunhuizenvol bedrog;daaromwordenzegrootenrijk

28Zijzijnvetgeworden,zijblinken,ja,zijovertreffende dadenvandegoddelozen;zijoordelennietoverdezaak, overdezaakvandewees,entochhebbenzijvoorspoed;en overhetrechtvandebehoeftigedoenzijgeenuitspraak 29ZouIkdezedingennietbezoeken?spreektdeHEERE; zouMijnzielzichnietwrekenaanzo'nvolkalsdit?

30Ergebeurtietswonderlijksenafschuwelijksinhetland; 31Deprofetenprofeterenvalsendepriestersheersendoor hunmachtEnmijnvolkheefthetzograagWatzultudan teneindedoen?

HOOFDSTUK6

1KinderenvanBenjamin,verzameluenvluchtuithet middenvanJeruzalemBlaasopdebazuininTekoaen richteenvuurtekenopinBeth-HacceremWanterkomt onheiluithetnoorden,metgroteverwoesting 2IkhebdedochtervanSionvergelekenmeteenbevallige entengerevrouw.

3Herderszullenmethunkuddennaarhaartoekomen,zij zullenhuntentenrondomhaaropslaan,zijzulleniederop zijnplaatsweiden.

4Bereidteenoorlogtegenhaarvoor;staop,enlatenwij tegendemiddagoptrekken.Weeons,wantdedaggaat voorbij,wantdeschaduwenvandeavondstrekkenzichuit 5Staop,latenwij'snachtsgaanenhaarpaleizen verwoesten.

6WantzoheeftdeHEEREvandelegermachtengezegd: HaktbomenomenrichteenbergoptegenJeruzalem;ditis destaddiebezochtmoetworden;geheelenalverdrukking isinhaarmidden

7Zoalseenbronhaarwateropstuift,zostuiftzijhaar boosheidopMenhoortinhaargeweldenroof; voortdurendzijnervoormijnaangezichtverdrieten wonden.

8Weesonderricht,Jeruzalem,opdatmijnzielnietvanu scheid,opdatikuniettoteenwoestenijmaak,een onbewoondland.

9ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Zijzullenhet overblijfselvanIsraëlzorgvuldignalezenalseenwijnstok; keeruwhandterugalseendruivenplukkernaardemanden.

10Totwiemoetiksprekenenwaarschuwen,zodatzij horen?Zie,hunoorisonbesneden,zodatzijnietkunnen luisteren;zie,hetwoordvandeHEEREishuntoteen smaad,zijhebbenergeenbehagenin

11Daarombenikvervuldvandegrimmigheidvande HEERE,ikbenhetmoeommijintehouden.Ikzalhet uitgietenoverdekinderenbuitenenoverdevergadering derjongemannen;wantzelfsdemanzalmetzijnvrouw gevangengenomenworden,deoudemetdeverzadigdevan dagen

12Enhunhuizenzullennaareenanderovergaan,hun akkersenhunvrouwentezamen,wantIkzalmijnhand uitstrekkentegendeinwonersvanhetland,spreektde HEERE

13Wantvankleintotgrootisiedereengeneigdtot hebzucht;envanprofeettotpriesterpleegtiedereenbedrog 14Ookhebbenzijdewondenvandedochtervanmijn volkopeenlichtemaniergenezen,doortezeggen:Vrede, vrede!terwijlergeenvredeis

15Warenzijbeschaamdtoenzijgruweldadenbedreven?

Nee,zijzijninhetgeheelnietbeschaamd,enzijkonden zichnietschamenDaaromzullenzijvallenonderde vallenden;tentijdedatIkhenbezoek,zullenzij neergeworpenworden,spreektdeHEERE.

16ZozegtdeHEERE:Blijftstaanopdewegen,ziettoeen vraagtnaardeoudepaden,waartochdegoedewegis,en wandeltdaarop,danzultgijrustvindenvooruwziel.Maar zijzeiden:Wijzullendaaropnietwandelen

17Ikhebookwachtersoveruaangestelddiezeggen: LuisternaarhetgeluidvandetrompetMaarzijzeiden: Wijzullennietluisteren

18Daarom,luister,gijheidenvolken,enweet,gij vergadering,waterinhunmiddenis.

19Luister,aarde!Zie,Ikgaonheilbrengenoverditvolk, devruchtvanhungedachten,omdatzijnaarmijnwoorden ennaarmijnwetniethebbengeluisterd,maardiehebben verworpen

20WaaromkomterwierookuitSebanaarMijtoe,enzoet suikerrietuiteenverland?UwbrandofferszijnMijniet welgevallig,enuwslachtofferszijnMijnietzoet

21Daarom,zozegtdeHEERE:Zie,Ikgastruikelblokken voorditvolkleggen,zodatvadersenkinderentezamenop henzullenvallen;denaasteenzijnvriendzullenomkomen

22ZozegtdeHEERE:Zie,eenvolkkomtuithet Noorderland,eengrootvolkzalzichverheffenvande uiteindenvandeaarde

23Zijgrijpennaarboogenspeer;zijzijnwreedenkennen geenmededogen;hunstemisalshetgebrulvandezee;en zijrijdenoppaarden,dieinslagordestaanopgesteldvoor destrijdtegenu,dochtervanSion

24Wijhebbenhetgeruchtdaarvangehoord;onzehanden wordenslap;benauwdheidheeftonsaangegrepeneneen smartalsvaneenbarendevrouw

25Ganiethetveldinenganietoverdeweg,wanthet zwaardvandevijandenangstzijnaanallekanten aanwezig.

26Dochtervanmijnvolk,omgordumeteenrouwkleeden wenteluinhetstofMaakurouwklachtalsovereenenig kind,eenbittererouwklacht,wantplotselingzalde verwoesteroveronskomen

27Ikzalutoteenvestingeneenvestingmakeninhet middenvanmijnvolk,zodatuhunwegkuntlerenkennen enonderzoeken

28Zijzijnallenwredeopstandelingen,diemetlasterpraat rondgaan;zijzijnvanbronsenijzer,zijzijnallen verderfzaaiers

29Deblaasbalgisverbrand,hetloodisdoorhetvuur verteerd;degietersmelttevergeefs,wantdegoddelozen wordennietweggerukt

30Verworpenzilverzalmenhennoemen,wantdeHEERE heefthenverworpen.

HOOFDSTUK7

1HetwoorddattotJeremiakwamvandeHEERE, zeggende:

2GaindepoortvanhethuisvandeHEEREstaanenroep daarditwoorduitenzeg:HoorthetwoordvandeHEERE, heelJuda,diedoordezepoortenbinnenkomtomde HEEREteaanbidden.

3ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël:Verbeteruwwegenenuwhandelingen,danzalIku opdezeplaatslatenwonen.

4Vertrouwnietopleugenachtigewoorden,diezeggen:De tempelvandeHEERE,detempelvandeHEERE,de tempelvandeHEERE,datzijndezedingen.

5Wantalsuuwwegenenuwhandelingengrondig verbetert,alsuderechtspraaktussendemensenzijn naastegrondiguitvoert,

6Alsudevreemdeling,deweesendeweduweniet onderdrukt,engeenonschuldigbloedvergietindezeplaats, engeenanderegodennaloopttotuwonheil,

7DanzalIkervoorzorgendatuindezeplaatswoont,in hetlanddatIkaanuwvooroudersgegevenheb,voor eeuwigenaltijd.

8Zie,uvertrouwtopleugenachtigewoorden,diegeen enkelnuthebben

9Zultustelen,moorden,overspelplegen,valszweren, wierookaandeBaälbrandenenanderegodennalopen,die unietkent?

10EnkomenstavoorMijindithuis,datnaarMijnNaam genoemdis,enzeg:Wijzijnovergeleverd,omaldeze gruweldadentedoen?

11Isdithuis,waarovermijnnaamisuitgeroepen,inuw ogeneenroversholgeworden?Zie,Ikhebhetgezien, spreektdeHEERE

12MaarganunaarMijnplaats,dieinSilowas,waarIkin hetbeginMijnNaamhebgevestigd,enziewatIkdaarmee gedaanhebvanwegedeboosheidvanMijnvolkIsraël

13Ennu,omdatualdezedingengedaanhebt,spreektde HEERE,enIkvroegenlaattotugesprokenheb,maaru hebtnietgeluisterd,enIkhebugeroepen,maaruhebtniet geantwoord,

14DaaromzalIkmetdithuis,datnaarmijnnaam genoemdisenwaaropuvertrouwt,enmetdeplaatsdieIk aanuenuwvaderengegevenheb,hetzelfdedoenalsIk metSilogedaanheb

15Ikzaluvanmijnaangezichtwegvagen,zoalsIkaluw broedershebweggevaagd,hethelenageslachtvanEfraïm.

16Biddaaromnietvoorditvolk,zendgeengeroepof gebedvoorhenopendringnietbijMijaan,wantIkzal naarUnietluisteren.

17ZietunietwatzedoenindestedenvanJudaenopde stratenvanJeruzalem?

18Dekinderensprokkelenhout,devadersstekenhetvuur aanendevrouwenknedendeeg,omofferkoekentemaken voordekoninginvandehemelenplengofferstebrengen aananderegoden,omMijtottoornteverwekken.

19ZoudenzijMijtottoornverwekken?spreektdeHEERE Verwekkenzijzichzelfniettotschaamteophuneigen aangezicht?

20Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Ziet,Mijntoornen Mijngrimmigheidzullenoverdezeplaatsworden uitgegoten,overdemensenoverhetvee,overdebomen vanhetveldenoverdevruchtvandeaarde;hetzal branden,ennietwordengeblust

21ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël:Brenguwbrandoffersbijuwslachtofferseneet vlees

22WantIkhebtotuwvaderennietgesprokenenhungeen opdrachtgegeven,toenIkhenuithetlandEgypteleidde, omtrentbrandoffersenslachtoffers

23MaardithebIkhungeboden:LuisternaarMij,danzal IkjullietoteenGodzijnenjulliezullenMijtoteenvolk zijnWandelinaldewegendieIkjulliegebodenheb, opdathetjulliegoedga.

24Maarzijluisterdennietenneigdenhunoorniet,maar wandeldenindeoverleggingenenindeoverleggingenvan hunbooshart,enzijgingenachteruitennietvoorwaarts.

25VanafdedagdatuwvooroudersuithetlandEgyptezijn getrokkentotopdezedaghebIkalmijndienaren,de profeten,totugezonden,dagelijksstondIkvroegenlaat op 26MaarzijluisterdennietnaarMijenneigdenhunoor niet,maarzijverharddenhunnek;zijdedenergerdanhun vaderen

27Spreekdanaldezewoordentothen,maarzijzullen naarunietluisterenRoephentoe,maarzijzullenuniet antwoorden

28Maarzegtegenhen:Ditiseenvolkdatnietluistertnaar destemvandeHEERE,hunGod,endatgeenbestraffing aanneemtDewaarheidisverdwenenenuithunmond verdwenen.

29Scheeruwhaaraf,Jeruzalem,enwerphetweg,enhef eenklaagliedaanopdehoogten,wantdeHEEREheeft verworpenenverlatenhetgeslachtwaaropZijntoornrust

30WantdekinderenvanJudahebbengedaanwatkwaadis inMijnogen,spreektdeHEERE;zijhebbenhungruwelen geplaatstinhethuisdatnaarMijnNaamgenoemdis,om hetteontheiligen

31ZijhebbendehoogtenvanTofetgebouwd,dieinhet dalBen-Hinnomliggen,omhunzonenendochtersmet vuurteverbranden,hetgeenIkhunnietgebodenheben watinMijnhartnietisopgekomen

32Daarom,zie,dedagenkomen,spreektdeHEERE,dat hetnietmeerTofetgenoemdzalworden,nochdalvande zoonvanHinnom,maarSlachtdal;wantmenzalinTofet begraven,totdatergeenplaatsmeeris

33Endedodedierenvanditvolkzullentotvoedseldienen voordevogelsindeluchtenvoordedierenopaarde; niemandzalzeverdrijven

34DanzalIkuitdestedenvanJudaenuitdestratenvan Jeruzalemhetgeluidvanvreugdeenhetgeluidvan blijdschap,hetgeluidvandebruidegomenhetgeluidvan debruiddoenophouden,wanthetlandzaleenwoestenij worden

HOOFDSTUK8

1Indietijd,spreektdeHEERE,zullenzijdebeenderen vandekoningenvanJuda,debeenderenvanzijnvorsten, debeenderenvandepriesters,debeenderenvande profetenendebeenderenvandeinwonersvanJeruzalem uithungravenhalen.

2Enzijzullenzeuitspreidenvoordezonendemaanen voorheelhetlegerdeshemels,diezijliefgehadhebben, diezijgediendhebben,diezijnagewandeldhebben,diezij gezochthebbenendiezijaanbedenhebbenZijzullenniet verzameldennietbegravenworden;zijzullentotmestop deaardbodemzijn.

3Endedoodzalverkozenwordenbovenhetlevenvoor allendieovergeblevenzijnvanditbozegeslacht,die overgeblevenzijninaldeplaatsenwaarheenIkhen verdrevenheb,spreektdeHEEREvandelegermachten 4Zegdantothen:ZozegtdeHEERE:Zoudenzijvallen ennietopstaan?ZouHijZichafwendenennietterugkeren?

5WaaromisditvolkvanJeruzalemdanzoafvallig gewordendoordievoortdurendeafkering?Zehoudenvast aanbedrogenweigerenterugtekeren.

6Ikluisterdeenluisterde,maarzijsprakennietrecht Niemandberouwdehemoverzijnslechtheidenzei:Wat hebikgedaan?Iederkeerdezichomnaarzijnloop,zoals eenpaarddattenstrijdetrekt

7Ja,deooievaaraandehemelkentzijnvastetijden,ende tortelduif,dekraanvogelendezwaluwnemendetijdvan hunkomstwaar,maarmijnvolkkenthetoordeelvande HEEREniet

8Hoezegtgijdan:WijzijnwijsendewetdesHerenisbij ons?Zie,voorwaar,tevergeefsheeftHijhetgemaakt;de penderschriftgeleerdenistevergeefs.

9Dewijzenwordenbeschaamd,zijwordenontstelden gevangengenomenZie,zijhebbenhetwoordvande HEEREverworpen.Watvoorwijsheidiserdaninhen?

10DaaromzalIkhunvrouwenaananderengevenenhun akkersaanhendiezebeërvenWantiedereen,vankleintot

groot,isovergeleverdaanhebzucht;vanprofeettotpriester pleegtiedereenbedrog.

11Wantzijhebbendebreukvandedochtermijnsvolksop hetlichtstegenezen,doortezeggen:Vrede,vrede!terwijl ergeenvredeis.

12Warenzijbeschaamdtoenzijgruweldadenbedreven? Ja,zijzijninhetgeheelnietbeschaamd,enzijkondenzich nietschamen.Daaromzullenzijvallenonderdevallenden; tentijdevanhunbezoekingzullenzijneergeworpen worden,spreektdeHEERE

13Ikzalhenzekerverteren,spreektdeHEEREErzullen geendruivenmeeraandewijnstokzijnengeenvijgenaan devijgenboom,hetbladzalafvallen,enwatIkhun gegevenheb,zalhunvoorbijgaan

14Waaromblijvenwijstilzitten?Komtbijeenenlatenwij deversterktestedenbinnengaanendaarstilzijn,wantde HEERE,onzeGod,heeftonsstilgemaaktenonsgalwater tedrinkengegeven,omdatwijtegendeHEEREgezondigd hebben.

15Wijverwachttenvrede,maarerkwamnietsgoeds,wij verwachtteneentijdvangenezing,maarzie,erwasonheil!

16HetgesnuifvanzijnpaardenwerdvanDanafgehoord; hethelelandbeefdebijhethorenvanhetgehinnikvanzijn helden;wantzijwarengekomenenhaddenhetlandenal waterinwas,verslonden:destadenhaarbewoners.

17Wantzie,Ikzendslangen,slangenvanslangensoort, onderu,diezichnietlatenbezweren,endiezullenubijten, spreektdeHEERE.

18Alsikmezelfwiltroostentegenverdriet,wordtmijn hartweekinmij

19Zie,hetgeschreeuwvandedochtervanmijnvolk,over hendieineenverlandwonen:IsdeHEEREnietinSion? IshaarKoningnietinhaar?WaaromhebbenzijMij vertoorndmethungesnedenbeeldenenmetvreemde, onechtedingen?

20Deoogstisvoorbij,dezomeristeneinde,enwijzijn nietgered.

21Omdesmartvandedochtervanmijnvolkbenik gewond;ikbenzwart;ontzettingheeftmijaangegrepen

22IsergeenbalseminGilead?Isergeenheelmeesterdaar? Waaromisdegezondheidvandedochtervanmijnvolk danniethersteld?

HOOFDSTUK9

1Och,datmijnhoofdwaterwasenmijnogeneenbron vantranen,zodatikdagennachtkonwenenomde gesneuveldenvandedochtervanmijnvolk!

2Och,hadikmaarindewoestijneenherbergvoor rondtrekkendemannenDankonikmijnvolkverlatenen bijhenvandaangaan,wanthetzijnallemaaloverspelers, eenbendetrouwelozen.

3Zijbuigenhuntongalseenboogvoorleugens,maarzij strijdennietvoordewaarheidopaarde,wantzijgaanvan kwaadtotkwaadenkennenMijniet,spreektdeHEERE

4Weesvoorzichtigmetuwnaasteenvertrouwopgeen enkelebroeder,wantiederebroederzaluverdringenen iederebroederzalmetlasterlijketaalomgaan

5Enzijzulleneeniederzijnnaastebedriegen,ende waarheidnietspreken;zijhebbenhuntonggeleerdleugen tespreken,enzijvermoeienzichomonrechttedoen

6Uwwoonplaatsisinhetmiddenvanbedrog;doorbedrog weigerenzijMijtekennen,spreektdeHEERE.

7Daarom,zozegtdeHEEREvandelegermachten:Zie,Ik gahensmeltenenhenbeproeven;wantwatzouIkdoen voordedochtervanMijnvolk?

8Huntongisalseenpijldieisafgeschoten,zespreekt bedrogMetdemondspreektmenvredelievendtotzijn naaste,maarinhethartwachtmenophem.

9ZouIkhenomdezedingennietbezoeken?spreektde HEERE;zouIkMijnietaanzo'nvolkalsditwreken?

10OverdebergenzalIkeengeweeneneengeweeklaag aanheffen,enoverdewoonplaatsenvandewoestijneen klaaglied,omdatzijverbrandzijn,zodatniemandermeer doorheenkantrekken;enmenkanhetgeschreeuwvanhet veenietmeerhoren;devogelsindeluchtendewilde dierenzijnweggevlucht,zijzijnverdwenen.

11IkzalJeruzalemtotpuinhopenmaken,toteenholvoor draken,endestedenvanJudazalIktoteenwoestenij maken,zodatergeeninwonermeeris.

12Wieisdewijze,dieditkanverstaan?Entotwieheeft demondvandeHEEREgesproken,datHijhetzou verkondigen,hoehetlandvergaatenverbrandtalseen woestijn,zodatniemanderdoorheentrekt?

13EndeHEEREzegt:OmdatzijMijnwet,dieIkhunhad voorgehouden,verlatenhebben,ennietnaarMijnstem geluisterdhebbenendaarinnietgewandeldhebben, 14Maarzijhebbengewandeldnaarhetvernuftvanhun eigenhartennaardeBaäls,diehunvaderenhungeleerd hadden

15Daarom,zozegtdeHEEREvandelegermachten,de GodvanIsraël:Zie,Ikgahen,ditvolk,metalsemvoeden enhungalwatertedrinkengeven

16Ikzalhenverstrooienonderdeheidenvolken,diezij nochhunvooroudersgekendhebben.EnIkzalhetzwaard achterhenaanzenden,totdatIkhenuitgeroeidheb 17ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Letop,en roepderouwendevrouwen,datzijkomen;enzendomde listigevrouwen,datzijkomen

18Enlatenzijzichhaasteneneenweeklachtoverons aanheffen,zodatonzeogenvantranenvloeienenonze oogledenvanwatervloeien

19WantuitSionklinkteengeweeklaag:Hoezijnwij verwoest!Wijzijndiepbeschaamd,wantwijhebbenhet landverlaten,onzewoningenhebbenonsverstoten

20Maarluister,vrouwen,naarhetwoordvandeHEERE enlaatuwoorhetwoorduitzijnmondaannemen.Leeruw dochtersklagenenleeriederhaarnaasteklagen

21Wantdedoodisonzevenstersbinnengekomenenis onzepaleizenbinnengegaan,omdekinderenvanbuitenen dejongemannenvandestratenuitteroeien

22Spreek,ZozegtdeHEERE:Zelfsdelijkenvanmensen zullenvallenalsmestophetopenveld,enalseenhandvol achterdemaaier,enniemandzalzebijeenrapen

23ZozegtdeHEERE:Dewijzeroemenietopzijn wijsheid,endesterkeroemenietopzijnsterkte,enderijke roemenietopzijnrijkdom

24Maarwiezichberoemt,diemoetzichhierinberoemen, dathijMijbegrijptenkent,datIk,deHEERE, goedertierenheid,rechtengerechtigheiddoeopaarde, wantindezedingenhebIkbehagen,spreektdeHEERE. 25Zie,dedagenkomen,spreektdeHEERE,datIkalde besnedenenmetdeonbesnedenenbezoekenzal;

26Egypte,Juda,Edom,deAmmonieten,Moabenallen dieaandeuiterstehoekenvandewoestijnwonen.Aldeze volkenzijnonbesnedenenhethelehuisvanIsraëlis onbesnedenvanhart.

HOOFDSTUK10

1HoorthetwoorddatdeHEEREtotuspreekt,huisvan Israël!

2ZozegtdeHEERE:Leerdewegderheidenvolkenniet enweesnietontsteldvoordetekenendeshemels,wantde heidenvolkenzijndaarvoorontsteld

3Wantdegebruikenvandievolkenzijnijdelheid: voorwaar,menheefteenstukhoutuithetbosomgehakt, hetiswerkvandehandenvandewerkman,metdebijl

4Metzilverenmetgoudversierenzehet,metspijkersen methamersbevestigenzehet,zodathetnietkanbewegen

5Zezijnrechtalseenpalmboom,maarspreekniet;ze moetenwelgedragenworden,wantzekunnennietgaan. Weesnietbangvoorhen,wantkwaaddoenkunnenzeniet, maarookgoeddoeniserbijhennietbij

6OmdaterniemandiszoalsU,HEERE,bentUgrooten UwNaamisgrootinkracht

7WiezouUnietvrezen,oKoningdervolken?Wantaan Ukomthettoe.Wantonderallewijzendervolkeneninal hunkoninkrijkeniserniemandzoalsU

8MaarzezijnallemaalonverstandigendwaasDestamis eenleervanijdelheden.

9Hetzilverdattotplatenisgespannen,wordtuitTarsis gehaald,enhetgouduitUfaz,hetwerkvandewerkmanen vandehandenvandegoudsmid.Blauwenpurperzijnde kledingstukkendiezijdragenZezijnallemaalhetwerk vanbekwamemannen

10MaardeHEEREisdewaarachtigeGod,Hijisde levendeGodeneeneeuwigKoningVoorZijntoornzalde aardebevenendevolkenzullenZijngramschapniet kunnenverdragen.

11Aldusmoetutothenzeggen:Degodendiedehemelen deaardenietgemaakthebben,diezullenvandeaardeen vanonderdezehemelverdwijnen.

12Hijheeftdeaardegemaaktdoorzijnkracht,dewereld gegrondvestdoorzijnwijsheidendehemeluitgespannen doorzijnverstand.

13WanneerHijZijnstemverheft,isereenveelheidvan waterenaandehemel,enHijdoetdampenopstijgenvande eindenderaarde;Hijmaaktbliksemschichtenmetregen, enHijbrengtwindvoortuitZijnschatkamers

14Iedermensisonverstandiginzijnkennis;iederegieter wordtbeschaamddoorhetgesnedenbeeld,wantzijn gegotenbeeldisleugen,erisgeengeestinhen

15Zijzijnijdelheid,hetwerkvandwaling;tentijdevan hunbezoekingzullenzijvergaan.

16HetlotvanJakobisnietalsdeze,wanthijisde Formeerdervanalles,enIsraëlisderoedevanzijnerfdeel; HEEREvandehemelsemachteniszijnnaam

17Verzameluwgoederenuithetland,obewonervande vesting.

18WantzozegtdeHEERE:Zie,Ikslingerdeinwoners vanditlandopditenemomentwegenIkzalhuninhet nauwbrengen,zodatzijhetzullenondervinden.

19Weemij,mijnwondeiszwaarEntochzeiik:Ditis werkelijkeensmart,diemoetikdragen

20Mijntentisverwoest,almijntouwenzijngebroken Mijnkinderenzijnvanmijweggegaanenzijnernietmeer. Erisniemandmeerdiemijntentopspantenmijngordijnen ophangt.

21Wantdeherderszijnonverstandiggeworden,enhebben deHEEREnietgezocht;daaromzullenzijniet voorspoedigzijn,enalhunkuddenzullenverstrooid worden.

22Zie,hetgedruisvanhetgeruchtisgekomen,eneriseen grotetumultuithetlandvanhetnoorden,omdestedenvan Judateverwoestenenereenholvandrakenvantemaken 23Ikweet,HEERE,dathetnietaandemensiszijnwegte bepalen,dathetnietaaneenmaniszijnschredenterichten.

24OHEERE,strafmij,maardoedatmetrecht,nietinUw toorn,opdatGijmijniettegrondericht

25Stortuwgrimmigheiduitoverdeheidenvolkendieu nietkennen,enoverdegeslachtendieuwnaamniet aanroepen,wantzijhebbenJakobopgegetenenhem verslondenenverteerd,enzijnwoonplaatsverwoest.

HOOFDSTUK11

1HetwoorddattotJeremiakwamvandeHEERE, zeggende:

2Hoortdewoordenvanditverbondenspreekttotde mannenvanJudaentotdeinwonersvanJeruzalem,

3Enzegtothen:ZozegtdeHEERE,deGodvanIsraël: Vervloektisdemandiedewoordenvanditverbondniet gehoorzaamt,

4dieIkuwvaderengebodenheb,tendagedatIkhenuit hetlandEgypte,uitdeijzeroven,leidde:LuisternaarMij endoedit,overeenkomstigalleswatIkugebied;danzultu MijtoteenvolkzijnenIkzaluwGodzijn

5Omdeeedgestandtedoendieikuwvaderengezworen heb,namelijkhuneenlandtegevendatovervloeitvan melkenhoning,zoalshetopdezedagisToenantwoordde ikenzei:Zozijhet,HEERE.

6ToenzeideHEEREtegenmij:Maakaldezewoorden bekendindestedenvanJudaenopdestratenvan Jeruzalem:Hoortdewoordenvanditverbondendoetze.

7WantIkhebhetuwvaderentendage,datIkhenuithet landEgypteleidde,totopdedagvanvandaag,ernstig aangeklaagd.Ikbenvroegenlaatopgestaanenhebhet aangeklaagddoortezeggen:LuisternaarMij

8Maarzijluisterdennietenneigdenhunoorniet,maarzij wandelden,iedernaardeverzinselsvanhunbooshart. DaaromzalIkoverhenaldewoordenvanditverbond brengen,dieIkhungebodenhadtedoen,maarzijdedenze niet

9ToenzeideHEEREtegenmij:Eriseensamenzwering ontdektonderdemannenvanJudaenonderdeinwoners vanJeruzalem.

10Zijzijnteruggekeerdnaardeongerechtighedenvanhun voorouders,diegeweigerdhebbennaarMijnwoordente luisterenZijzijnanderegodengaannajagenomdiete dienenHethuisvanIsraëlenhethuisvanJudahebben Mijnverbondverbroken,datIkmethunvoorouders geslotenhad

11Daarom,zozegtdeHEERE:Zie,Ikgaonheiloverhen brengen,waaraanzijnietzullenkunnenontkomen;enal roepenzijtotMij,Ikzalnaarhennietluisteren

12DanzullendestedenvanJudaendeinwonersvan Jeruzalemgaanroepentotdegodenaanwiezijreukoffers brengen,maarzijzullenhenindetijdvanhunonheilzeker nietkunnenredden.

13Wantovereenkomstighetaantaluwersteden,oJuda, hebtuuwgodenopgericht;overeenkomstighetaantal stratenvanJeruzalemhebtualtarenopgerichtvoordat schandelijkeding,altarenomreukwerkvoordeBaälte branden

14Biddaaromnietvoorditvolk,enzendgeengeroepof gebedvoorhenop,wantIkzalhennietverhorenophet momentdatzijtotMijroepenvanwegehunonheil 15Watmoetmijngeliefdeinmijnhuisdoen?Zijheeft immersmetvelenontuchtgepleegdenhetheiligevleesis vanuweggegaanAlsukwaaddoet,verheugudan 16DeHEEREnoemdeuwnaam:Eengroeneolijfboom, schoonenmetprachtigevruchten;methetgedruisvaneen grootgeraasheeftHijeenvuuraangestoken,zodatzijn takkengebrokenzijn.

17WantdeHEEREvandelegermachten,Dieugeplant heeft,heeftonheiloveruuitgesproken,vanwegehetkwaad dathethuisvanIsraëlenhethuisvanJudategenzichzelf gedaanhebben,doorMijtottoornteverwekkendoor wierookaandeBaälteofferen

18EndeHEEREheefthetmijtekennengegeven,enik hebhetbegrepen;toenhebtGijmijhunhandelingen bekendgemaakt

19Maarikwasalseenlamofeenrunddatterslachting wordtgeleid,enikwistnietdatzijplannentegenmij beraamdenZijzeiden:Latenwijdeboomenzijnvrucht vernietigenenhemuitroeienuithetlandderlevenden, zodataanzijnnaamnietmeergedachtwordt

20MaarHEERvandehemelsemachten,Udie rechtvaardigoordeelt,dienierenenhartbeproeft,laatmij Uwwraakaanhenzien,wantaanUhebikmijntwistzaak bekendgemaakt

21Daarom,zozegtdeHEEREoverdemannenvan Anathoth,dieunaarhetlevenstaan:Profeteernietinde NaamvandeHEERE,opdatunietsterftdooronzehand 22Daarom,zozegtdeHEEREvandelegermachten:Zie, Ikgahenbezoeken;dejongelingenzullendoorhetzwaard sterven,hunzonenenhundochterszullenvanhonger sterven.

23Enerzalvanhenniemandoverblijven,wantIkzal onheilbrengenoverdemannenvanAnathoth,inhetjaar vanhunbezoeking.

HOOFDSTUK12

1RechtvaardigzijtGij,HEERE,alsikmetUtwist;toch wilikoverUwoordelensprekenWaaromisdewegder goddelozenvoorspoedig?Waaromzijnallengelukkigdie zeertrouwelooshandelen?

2Gijhebtzegeplant,ja,zijhebbenwortelgeschoten,zij groeien,ja,zijdragenvrucht;Gijzijtnabijinhunmond, maarvervanhunnieren

3MaarGij,HEERE,kentmij;Gijhebtmijgezienenmijn hartjegensUbeproefdLeidhenwegalsschapenter slachting,enmaakhengereedvoordedagderslachting

4Hoelangzalhetlandtreuren,enhetgewasopelkveld verdorren,vanwegedeslechtheidvanhendieeropwonen?

Dewildedierenzullenvergaan,endevogels,omdatze zeiden:Hijzalonseindenietzien.

5Alsumetdevoetgangershebtgerendenzijuhebben afgemat,hoezultudanmetpaardenvechten?Enalsziju hebbenafgematinhetlandvanvrede,waaropu vertrouwde,hoezultudanhandelenbijdezwellingvande Jordaan?

6Wantzelfsuwbroedersenhethuisvanuwvaderhebben trouweloosjegensugehandeld;ja,zijhebbeneenmenigte achteruaangeroepen;geloofhenniet,hoewelzijmooie woordentotuspreken

7Ikhebmijnhuisverlaten,mijnerfdeelverlaten;mijn geliefdezielhebikovergegevenindehandvanhaar vijanden

8Mijnerfdeelisvoormijalseenleeuwinhetwoud;hij roepttegenmij;daaromhebikhemgehaat.

9Mijnerfdeelisvoormijalseengespikkeldevogel;de vogelsrondomhemkomeneropaf;komt,verzameltalle dierenvanhetveld,komtomteeten.

10Veelherdershebbenmijnwijngaardverwoest,zij hebbenmijnperceelvertrapt,zijhebbenmijnkostbare perceeltoteenwoestewildernisgemaakt.

11Zijhebbenhetverwoest,ennuhetverwoestis,treurt hetoverMij;hethelelandisverwoest,omdatniemandhet terharteneemt.

12Opallehoogtenindewoestijnzijnplunderaars gekomen,wanthetzwaardvandeHEEREzalverslinden vanheteneeindevanhetlandtothetandereeindevanhet land;geenvleeszalvredehebben

13Zijhebbentarwegezaaid,maarzullendoornenoogsten; zijhebbenzichafgemat,maarzullengeenvoordeeltrekken; enzijzullenbeschaamdwordenoveruwopbrengsten, vanwegedebrandendetoornvandeHEERE

14ZozegtdeHEEREtegenalMijnslechtenaburen,die heterfelijkbezitaanrakendatIkMijnvolkIsraëlinerfdeel hebgegeven:Zie,Ikgahenuithunlandwegrukkenenhet huisvanJudauithunmiddenwegrukken.

15Enhetzalgebeuren,nadatIkhenhebuitgerukt,datIk zalterugkerenenMijoverhenzalontfermenIkzalhen wederbrengen,iedernaarzijnerfdeeleniedernaarzijn land

16Enhetzalgebeuren,indienzijdewegenvanmijnvolk vlijtigleren,doorbijmijnnaamtezweren:Zowaaralsde HEEREleeft!ZoalszijmijnvolkbijdeBaälhebbenleren zweren,danzullenzijinhetmiddenvanmijnvolk opgebouwdworden.

17Maaralszijnietluisteren,zalIkdatvolkvolledig uitroeienenvernietigen,spreektdeHEERE.

HOOFDSTUK13

1ZozegtdeHEEREtotmij:Gaheen,koopeenlinnen gordelendoedieomuwlendenen;laathemnietinwater komen

2Toennamikeengordel,overeenkomstighetwoordvan deHEERE,endeeddieommijnmiddel

3EnhetwoordvandeHEEREkwamtentweedenmaletot mij,zeggende:

4Neemdegordeldiejehebt,diejeomjemiddelhebt,en staop,ganaardeEufraatenverberghemdaarineenholte inderots

5Ikgingdusopwegenverborgdestadaandeoevervan deEufraat,zoalsdeHEERmijhadopgedragen.

6Enhetgeschieddenaveledagen,datdeHEEREtotmij zeide:Staop,ganaardeEufraat,enneemvandaarde gordel,dieIkugebodenhebdaarteverbergen.

7ToengingiknaardeEufraat,groefhetopenhaaldede gordeltevoorschijnvandeplaatswaarikhemverborgen had.Maarzie,degordelwasbeschadigdenhadgeennut meer

8ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotmij,zeggende: 9ZozegtdeHEERE:OpdezewijzezalIkdetrotsvan JudaendegrotetrotsvanJeruzalemverdelgen

10Ditslechtevolk,datweigertnaarmijnwoordente luisteren,datwandeltindeverzinselsvanzijnharten anderegodenachternalooptomdietedienenenzichvoor hentebuigen,zalzijnalsdezegordel,dienergensgoed vooris

11Wantzoalsdegordelkleeftaandelendenenvaneen man,zohebIkhetgehelehuisvanIsraëlenhetgehelehuis vanJudaaanMijdoenkleven,spreektdeHEERE,opdat zijMijzoudenzijntoteenvolkentoteennaam,toteenlof entoteeneer.Maarzijhebbennietgeluisterd.

12Daarommoetuditwoordtothenspreken:Zozegtde HEERE,deGodvanIsraël:Elkezakzalmetwijngevuld worden.Enzijzullentotuzeggen:Wetenwijniettenvolle datelkezakmetwijngevuldzalworden?

13Danmoetutegenhenzeggen:ZozegtdeHEERE:Zie, Ikgaalleinwonersvanditland,dekoningendieopde troonvanDavidzitten,depriesters,deprofetenenalle inwonersvanJeruzalem,metdronkenschapvervullen

14Ikzalhentegenelkaarverpletteren,vadersenkinderen tezamen,spreektdeHEEREIkzalgeenmedelijden hebben,nochsparen,nochbarmhartigzijn,maarIkzalhen verdelgen.

15Hoortenneemtterore;weestniethoogmoedig,wantde HEEREheeftgesproken

16GeefeeraandeHEERE,uwGod,voordatHijde duisterniszalzaaienenuwvoetenzullenstruikelenoverde donkerebergenEnterwijluhetlichtverwacht,zalHijhet verandereninschaduwenvandedoodeninduisternis.

17Maaralsunietluistert,zalmijnzielinhetgeheim wenenvanwegeuwhoogmoed,enmijnogenzullenbitter wenenenerzullentraneninvloeien,omdatdekuddevan deHEEREingevangenschapisweggevoerd

18Zegtotdekoningendekoningin:Vernedertu,gaat zitten,wantuwmachtenzullenneerdalen,dekroonvanuw glorie

19DestedenvanhetZuidenzullengeslotenworden,en niemandzalzeopenen;Judazalinzijngeheelin ballingschapwordenweggevoerd,geheelenalzalhetin ballingschapwordenweggevoerd

20Kijkeensgoed,enzieeenswieeruithetnoorden komenWaarisdekuddedieugegevenis,uwprachtige kudde?

21Watzultgijdanzeggen,wanneerhijustraft?Gijhebt henimmerstotleidersentotleidersoveruaangesteld? Zoudensmartenuniettreffenalseenbarendevrouw?

22Enalsjebijjezelfzegt:Waaromoverkomtmijdit?

Doordegroottevanjeongerechtigheidzijnjezomen ontdektenjehielenontbloot.

23KaneenEthiopiërzijnhuidveranderen,ofeenpanter zijnvlekken?Dankuntooku,diegewendbentkwaadte doen,goeddoen

24DaaromzalIkhenverstrooien,zoalsstoppels wegwaaienindewindvandewoestijn.

25Ditishetdeeldatutoekomt,hetdeelvanuwmatendat Mijtoekomt,spreektdeHEERE,omdatuMijvergeten bentenopleugenvertrouwdhebt.

26DaaromzalIkuwzomenopuwaangezichtontbloten, zodatuwschandezichtbaarwordt

27Ikhebuwoverspelenuwgehinnikgezien,deontucht vanuwhoererijenuwgruwelenopdeheuvelsinhetveld Weeu,Jeruzalem!Zultunietgereinigdworden?Wanneer zaldatooitgebeuren?

HOOFDSTUK14

1HetwoordvandeHEEREdattotJeremiakwamoverde hongersnood.

2Judatreurt,zijnpoortenverdorren;zezijnzwartalsde aarde;enhetgejammervanJeruzalemstijgtop

3Enhunedelenstuurdenhunkinderennaarhetwater;zij kwamenbijdeputten,maarvondengeenwater;zijkeerden terugmetlegevaten;zijwerdenbeschaamdenteschande, enbedektenhunhoofden.

4Omdatdegrondgescheurdwasenergeenregenopde aardegevallenwas,schaamdendeploegerszich;zij bedektenhunhoofd.

5Ookdehindekalfdeophetveldenverliethet,omdater geengraswas

6Endewildeezelsstondenopdehoogten;zijsnauwden dewindafalsdraken;hunogenwerdenzwart,omdater geengraswas

7HEERE,algetuigenonzeongerechtighedentegenons, doehettochomUwsNaamswil;wantonzeafdwalingen zijntalrijk,wijhebbentegenUgezondigd

8O,HoopvanIsraël,Redderintijdenvanbenauwdheid, waaromzoudtGijzijnalseenvreemdelinginhetland,als eenreizigerdievandewegafwijktomerteovernachten?

9WaaromzoudtGijzijnalseenverbijsterdman,alseen helddienietreddenkan?TochzijtGij,HEERE,inons middenenzijnwijnaarUwNaamgenoemd;verlaatons niet.

10ZozegtdeHEEREtotditvolk:Zohebbenzijhetgraag vertoefd,zijhebbenhunvoetennietweerhouden;daarom neemtdeHEEREhennietaan;nuzalHijhun ongerechtigheidgedenkenenhunzondenbezoeken

11ToenzeideHEEREtegenmij:Bidnietvoorditvolk, zodathethungoedgaat

12Alszijvasten,zalIknietnaarhungeroepluisteren;als zijbrandoffersenspijsoffersbrengen,zalIkgeen welgevallenaanhenhebben.Ikzalhenverdelgendoorhet zwaard,doordehongerendoordepest

13Toenzeiik:Ach,HeereHEERE!zie,deprofeten zeggentothen:Gijzulthetzwaardnietzien,engijzult geenhongersnoodhebben,maarIkzaluverzekerdevrede gevenindezeplaats.

14ToenzeideHEEREtotmij:Deprofetenprofeteren leugensinMijnNaam;Ikhebhennietgezonden,nochheb Ikhungeboden,nochtothengesproken.Zijprofeterenu eenvalsvisioen,waarzeggerij,ijdelezakenenbedrogvan hunhart

15Daarom,zozegtdeHEEREoverdeprofetendiein MijnNaamprofeteren,enIkhebhennietgezonden.En tochzeggenzij:Zwaardenhongerzullenernietinditland zijn;doorzwaardenhongerzullendieprofetenomkomen.

16Enhetvolktotwiezijprofeteren,zaldoorhongeren zwaardindestratenvanJeruzalemwordenweggevaagd, enerzalniemandzijndiehenbegraaft,nochhunvrouwen, nochhunzonen,nochhundochters,wantIkzalhun boosheidoverhenuitgieten

17Daarommoetuditwoordtothenzeggen:Latenmijn ogenvoltranenvloeien,nachtendag,enlatenzeniet ophouden,wantdemaagdelijkedochtervanmijnvolkis dooreengrotebreukgebroken,dooreenzeerzwareslag.

18Alsikhetveldinga,ziedandegesneuveldenEnalsik destadinga,ziedandehongerdoodJa,zoweldeprofeet alsdepriestergaanopreisnaareenonbekendland.

19HebtGijJudageheelverworpen?HeeftUwzielSion verafschuwd?WaaromhebtGijonsgeslagen,enerisgeen genezingvoorons?Wijverwachttenvrede,maarerwas geengoed;ennaardetijdvangenezing,maarzie,eris onheil!

20Wijerkennen,HEERE,onzeboosheidende ongerechtigheidvanonzevaderen,omdatwijtegenU gezondigdhebben

21Verachtonsniet,omwillevanuwNaam;brenggeen schandeaandetroonvanuwheerlijkheid;gedenk, verbreekuwverbondmetonsniet

22Zijneronderdeijdelhedenderheidenenookmensen, dieregenkunnenveroorzaken?Ofkandehemel stortregensgeven?ZijtGijhetniet,HEERE,onzeGod? DaaromzullenwijopUwachten,omdatGijditalles gemaakthebt

HOOFDSTUK15

1ToenzeideHEEREtegenmij:AlstondenMozesen SamuelvoorMijnaangezicht,tochkonMijngeestnietop ditvolkgerichtzijnVerjaaghenvanvoorMijnaangezicht enlaathenweggaan

2Enhetzalgebeuren,alszijtotuzeggen:Waarheen zullenwijgaan?danzultuhunzeggen:ZozegtdeHEERE: Wiebestemdzijnvoordedood,zullentendodesterven; wiebestemdzijnvoorhetzwaard,zullentenzwaard sterven;wiebestemdzijnvoordehonger,zullenten hongerlijden;wiebestemdzijnvoordegevangenschap, zullentengevangenschapleven.

3EnIkzaloverhenviergeslachtenaanstellen,spreektde HEERE:hetzwaardomtedoden,endehondenomte verscheuren,endevogelendeshemelsendewildedieren deraardeomteverslindenenteverderven

4Ikzalhenwegvoerennaarallekoninkrijkenderaarde, vanwegeManasse,dezoonvanHizkia,dekoningvanJuda, omhetgeenhijinJeruzalemgedaanheeft

5Wantwiezalmedelijdenmetuhebben,Jeruzalem?Wie zaloverutreuren?Wiezalterzijdegaanomtevragenhoe hetmetugaat?

6GijhebtMijverlaten,spreektdeHEERE,gijzijt achteruitgegaan;daaromzalIkMijnhandtegenu uitstrekkenenuverdelgen;Ikbenhetberouwmoe

7Ikzalhenmetdewanwanenindepoortenvanhetland; Ikzalhunkinderenberoven,Ikzalmijnvolkuitroeien, omdatzijzichnietbekerenvanhunwegen

8HunweduwenzijnMijtalrijkergewordendanhetzand derzeeën.Ikheboverheneenverwoesteropdemiddag gebracht,overdemoederderjongelingenIkhebhem plotselingdoenovervallenenverschrikkingenoverdestad gebracht.

9Zijdieerzevengebaardheeft,iskwijnend;zijheeftde geestgegeven;haarzonisondergegaanterwijlhetnogdag was;zijisbeschaamdenteschandegemaakt;enwater nogoveris,zalIkovergevenaanhetzwaardvoorhet aangezichtvanhunvijanden,spreektdeHEERE

10Weemij,mijnmoeder,datjemijgebaardhebtalseen manvantwisteneenmanvanstrijdoverdeheleaarde!Ik hebnietgeleendmetrente,engeenenkeleanderepersoon heeftmijmetrentegeleend;entochvervloekenzemij allemaal

11DeHEEREzeide:Hetzalugoedgaan,datgij overgeblevenzijtIkzaldevijandhetgoededoententijde vanhetkwaadententijdevandeellende

12Zalijzerhetijzervanhetnoordenenhetstaalbreken?

13Ikzaluwbezittingenenuwschattenalsbuitverkopen, zonderprijs,endatvooraluwzonden,inheeluwgebied 14Ikzalumetuwvijandennaareenlandvoerendatuniet kentWantinMijntoorniseenvuurontstoken,datoveru zalbranden

15HEERE,Gijweethet;gedenkmijner,bezoekmij,doe mijwraakopmijnvervolgers;neemmijnietweginUw lankmoedigheid;weetdatikomUwentwilsmaadheb verdragen.

16Toenuwwoordengevondenwerden,hebikze opgegetenUwwoordwasmijtotvreugdeentotblijdschap vanmijnhart,wantuwnaamisovermijuitgeroepen, HEERE,Godvandehemelsemachten

17Indevergaderingvandespottershebiknietgezeten,ik hebmijnietverblijd;ikzateenzaam,vanwegeuwhand, wantuhebtmijmettoornvervuld

18Waaromismijnpijneeuwig,enmijnwonde ongeneeslijk,dienietgeneest?ZultGijmijgeheelenal gelijkenopeenleugenaar,ophetwaterdatontbreekt?

19Daarom,zozegtdeHEERE:Alsuterugkeert,zalIku terugbrengenenuzultvoorMijnaangezichtstaan.Alsu hetkostbarevanhetkwadewegneemt,zultualsMijn mondzijnLaathentotuterugkeren,maarkeerniettothen terug.

20Ikzaluvoorditvolkmakentoteenvastekoperenmuur Zijzullentegenustrijden,maarzijzullenuniet overmeesteren.WantIkbenmetuomuteverlossenente redden,spreektdeHEERE

21Ikzalureddenuitdehandvandegoddelozenenu verlossenuitdehandvandegeweldenaars

HOOFDSTUK16

1HetwoordvandeHEEREkwamooktotmij,zeggende: 2Gijzultgeenvrouwnemen,engijzultindezeplaats geenzonenofdochtershebben

3WantzozegtdeHEEREoverdezonenendochters,die indezeplaatsgeborenworden,enoverhunmoedersdie hengebaardhebben,enoverhunvadersdieheninditland verwekthebben:

4Zijzulleneenzwaredoodsterven,erzalnietoverhen geklaagdwordenenzijzullennietbegravenwordenZij zullentotmestopdeaardbodemworden,doorhetzwaard

Jeremia

endoordehongerzullenzijomkomenHunlijkenzullen totvoedseldienenvoordevogelsindeluchtenvoorde wildedierenopaarde

5WantzozegtdeHEERE:Ganietnaareenhuisvanrouw, ganietheenomterouwenenklaagnietoverhen,wantIk hebMijnvredevanditvolkweggenomen,spreektde HEERE,goedertierenheidenbarmhartigheden

6Zoweldegrotenalsdekleinenzulleninditlandsterven; zijzullennietbegravenworden,enmenzaloverhenniet rouwen,nochzichinsnijden,nochzichkaalmakenomhen

7Enmenzalomhennietrouwbedrijvenomhente troostenovereendode;enmenzalhundebekerder vertroostingniettedrinkengevenomhunvaderofhun moeder

8Ookmagunietnaarhethuisgaanwaarfeestgevierd wordt,ommethentezittenomteetenentedrinken.

9WantzozegtdeHEEREvandelegermachten,deGod vanIsraël:Zie,Ikdoeuitdezeplaats,vooruwogenenin uwdagen,destemvanvreugdeendestemvanblijdschap, destemvandebruidegomendestemvandebruid ophouden

10Wanneeruditvolkaldezewoordenvertelt,enzijtegen uzeggen:WaaromheeftdeHEEREalditgrotekwaad overonsuitgesproken?Watisonzeongerechtigheid?Wat isonzezondediewijtegendeHEERE,onzeGod,begaan hebben?

11Danmoetutegenhenzeggen:OmdatuwvaderenMij verlatenhebben,spreektdeHEERE,enanderegodenzijn nagelopen,endiegediendenzichvoordienedergebogen hebben,enMijverlatenhebbenenMijnwetnietinacht hebbengenomen,

12Engijhebtergergedaandanuwvaderen;wantzie,gij wandelt,eeniedernaarhetvernuftvanzijnbooshart, opdatzijnaarMijnietluisteren.

13DaaromzalIkuuitditlandverdrijven,naareenland datu,uwvooroudersenuzelf,nietkentDaarzultudagen nachtanderegodendienen,enIkzalugeengenade bewijzen

14Daarom,zie,dedagenkomen,spreektdeHEERE,dat ernietmeergezegdzalworden:DeHEEREleeft,Diede IsraëlietenuithetlandEgypteheeftgeleid, 15Maar:ZowaardeHEEREleeft,DiedeIsraëlietenuit hetlandvanhetNoordenenuitaldelandenwaarheenHij henverdrevenhad,heeftgeleid;enIkzalhenterugbrengen inhetlanddatIkaanhunvaderengegevenheb 16Zie,Ikzalveelvissersontbieden,spreektdeHEERE, diehenzullenvissen;endaarnazalIkveeljagers ontbieden,diehenzullenjagenvanopelkebergenvan elkeheuvelenuitdekuilenvanderotsen

17Wantmijnogenzijnopalhunwegen;zijzijnniet verborgenvoormijnaangezicht,enhunongerechtigheidis voormijnogennietverborgen.

18EneerstzalIkhunongerechtigheidenhunzonde dubbelvergelden,omdatzijMijnlandverontreinigd hebben,Mijnerfdeelhebbengevuldmetdelijkenvanhun afschuwelijkedingen

19HEERE,mijnsterkte,mijnvestingenmijntoevluchtin dedagvanbenauwdheid!Vanheteindederaardezullende heidenvolkentotUkomenenzeggen:Onzevaderen hebbenleugen,ijdelheidendingenzondernutgeërfd. 20Zoueenmenszichgodenmaken,diegeengodenzijn?

21Daarom,zie,Ikzalhunopditmaallatenweten,Ikzal hunlatenwetenMijnhandenMijnmacht,enzijzullen weten,datMijnNaamHEEREis

HOOFDSTUK17

1DezondevanJudaisgeschrevenmeteenijzerenstiften meteendiamantenpunt,gegriftopdetafelvanhunharten opdehoornenvanuwaltaren

2Terwijlhunkinderenzichhunaltarenherinnerenenhun heiligebossenbijdegroenebomenopdehogeheuvels

3Mijnbergophetveld!Ikzaluwbezitenaluwschatten totbuitmaken,uwhoogtentotzonde,inheeluwgebied.

4Enookjijzultafstanddoenvanjeerfdeel,datIkje gegevenhebIkzaljejevijandenlatendienenineenland datjenietkent.WantjehebtinMijntoorneenvuur ontstoken,datvooreeuwigzalbranden

5ZozegtdeHEERE:Vervloektisdemandieopeenmens vertrouwtenvleestotzijnarmstelt,wienshartvande HEEREwijkt

6Wanthijzalzijnalseenheideindewoestijn,diehetniet merktalserietsgoedskomt,maarhijzalwonenindorre oordenindewoestijn,ineenzout,onbewoondland

7WelzaligdemensdieopdeHEEREvertrouwt,wiens hoopopdeHEERErust.

8Wanthijzalzijnalseenboom,geplantaanhetwater,die zijnwortelsuitslaattotaanderivierHijmerkthetnietals erhittekomt,maarzijnbladblijftgroen.Ineenjaarvan droogteishijnietbezorgdenhijhoudtnietopvruchtte dragen

9Arglistigishethart,bovenalles,ja,ongeneeslijkishet; wiekanhetkennen?

10Ik,deHEERE,doorgrondhethart,toetsdenieren,om iedertevergeldenovereenkomstigzijnwegenen overeenkomstigdevruchtvanzijndaden

11Zoalseenpatrijsopeierenzitenzenietuitbroedt,zozal hijdierijkdomverwerft,endatnietmetrecht,zeopde helftvanzijndagenlatenliggenenopzijneindezalhijeen dwaaszijn

12Eenluisterrijke,hogetroonisvanoudsherdeplaatsvan onsheiligdom

13HEERE,hoopvanIsraël,allendieUverlaten,zullen beschaamdworden,enwiezichvanMijafwenden,zullen indeaardegeschrevenworden,omdatzijdeHEERE,de bronvanlevendwater,hebbenverlaten

14Geneesmij,HEERE,danzalikgenezenzijn.Redmij, danzalikgeredworden,wantGijzijtmijnlof

15Zie,zijzeggentotmij:Waarishetwoordvande HEERE?Laathetnukomen

16Watmijbetreft,ikhebmijnietvanmijnherderschap afgekeerdomUtevolgen;ikhebnietverlangdnaarde vreselijkedag;Uweethet;watuitmijnlippenkwam,was rechtvoorUwaangezicht

17WeesvoormijgeenschrikUbentmijnhoopindedag vanhetkwaad

18Latenmijnvervolgersteschandeworden,maarlaatmij nietteschandeworden.Latenzijverschriktworden,maar laatmijnietverschriktwordenBrengoverhendedagvan hetkwaadenverdelghenmeteendubbeleverdelging

19ZozegtdeHEEREtotmij:Gastaanindepoortvande volken,waarlangsdekoningenvanJudabinnenkomenen waarlangszijuitgaan,eninaldepoortenvanJeruzalem

20Enzegtothen:HoorthetwoorddesHEEREN, koningenvanJuda,geheelJudaenalleinwonersvan Jeruzalem,diedoordezepoortenbinnenkomen!

21ZozegtdeHEERE:Weesopuwhoedeendraaggeen lastopdesabbatdagenbrengdienietbinnendoorde poortenvanJeruzalem

22Draagopdesabbatdaggeenlastuituwhuizenen verrichtgeenenkelwerk.Heiligdesabbatdag,zoalsIkuw vaderengebodenheb

23Maarzijluisterdennietenneigdenhunoorniet,maar zijverharddenhunnek,omnietteluisterenengeen onderrichtaantenemen

24Enhetzalgeschieden,indiengijaandachtignaarMij luistert,spreektdeHEERE,datgijopdesabbatdaggeen lastdoordepoortenvandezestadbrengt,maarde sabbatdagheiligtdoorgeenwerkdaaroptedoen, 25Danzullendekoningenendevorstendieopdetroon vanDavidzitten,depoortenvandezestadbinnengaan, rijdendopwagensenoppaarden,zijenhunvorsten,de mannenvanJudaendeinwonersvanJeruzalemEndeze stadzalvooreeuwigblijvenbestaan

26ZijzullenkomenuitdestedenvanJuda,uitde omgevingvanJeruzalem,uithetlandvanBenjamin,uitde Vlakte,uithetberglandenuithetZuiderlandZijzullen brandoffers,slachtoffers,graanoffersenwierookbrengen enlofoffersnaarhethuisvandeHEERE

27MaarindiengijnietnaarMijluistert,desabbatdag heiligt,engeenlastdraagt,enopdesabbatdagdepoorten vanJeruzalemnietbinnengaat,danzalIkinhaarpoorten eenvuuraansteken,datdepaleizenvanJeruzalemzal verteren,zonderdathetgeblustkanworden.

HOOFDSTUK18

1HetwoorddatvandeHEEREtotJeremiakwam, zeggende:

2Staopenganaarhethuisvandepottenbakker,endaar zalIkuMijnwoordenlatenhoren

3Toengingiknaarhethuisvandepottenbakker,enzie, hijwasbezigmethetmakenvaneenwerkstukopde wielen

4EnhetvoorwerpdatHijvanleemgemaakthad,werd beschadigdindehandvandepottenbakker.Daarom maakteHijeropnieuweenandervoorwerpvan,zoalshet depottenbakkergoeddunkteomtemaken

5ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotmij,zeggende:

6HuisvanIsraël,kanIkmetunietdoenzoalsdeze pottenbakker?spreektdeHEERE.Zie,zoalsdekleiinde handvandepottenbakkeris,zobentuinMijnhand,huis vanIsraël

7OpwelkogenblikIkzalsprekenovereenvolkenover eenkoninkrijk,omhetuitterukken,aftebrekenente vernietigen;

8Alsdatvolk,waaroverIkgesprokenheb,zichbekeert vanzijnkwaad,zalIkberouwhebbenoverhetkwaaddat Ikvanplanwashunaantedoen

9EnopwelkmomentIkzalsprekenovereenvolkenover eenkoninkrijk,omhettebouwenenteplanten;

10Wanneerhetkwaaddoetinmijnogen,ennietnaarmij luistert,danzalikberouwtonenoverhetgoede,waarmee ikhadgezegdhungoedtewillendoen

11Nudan,gaheen,spreektotdemannenvanJudaentot deinwonersvanJeruzalem,enzeg:ZozegtdeHEERE: Zie,Iksmeedonheiltegenuensmeedeenplantegenu; bekeertutoch,iedervanzijnslechteweg,enmaaktuw wegenenuwdadengoed.

12Enzijzeiden:Erisgeenhoop,maarwijzullennaar onzeeigengedachtenwandeleneneeniedernaarde verzinselsvanzijnboosharthandelen.

13Daarom,zozegtdeHEERE:Vraagtochonderde heidenvolken,wiezulkedingengehoordheeft:demaagd vanIsraëlheeftietszeerafschuwelijksgedaan

14ZouiemanddesneeuwvandeLibanon,dieuitderots vanhetveldopstijgt,verlaten?Zoumendekoude, stromendewateren,dieuitandereplaatsenopwellen, verlaten?

15OmdatmijnvolkMijvergetenis,hebbenzijvoorniets wierookgebrandenhendoenstruikelenophunwegen,van deoudepadenaf,zodatzijpadenbewandelen,eenwegdie nietrechtis.

16Omhunlandtoteenwoestenijtemaken,entoteen eeuwigdurendgefluit;iederdieerdoorheengaat,zalzich verbazenenzijnhoofdschudden.

17Ikzalhenalsdooreenoostenwindverstrooien,vóórde vijanduit;Ikzalhunderugtonenenniethetgezicht,opde dagvanhunonheil.

18Toenzeidenze:Kom,latenweplannensmedentegen Jeremia,wantdewetzalnietvergaanvoordepriester, nochderaadvoordewijzen,nochhetwoordvoorde profeetKom,latenwehemmetdetongslaanenlatenwe geenachtslaanopeenvanzijnwoorden

19Luisternaarmij,HEERE,enluisternaardestemvan hendiemetmijtwisten

20Zalkwaadmetgoedvergoldenworden?Wantzij hebbeneenkuilgegravenvoormijnziel.Gedenkdatik voorUstondomhetgoedevoorhentesprekenenUw toornvanhenaftewenden

21Geefdaaromhunkinderenoveraandehonger,en vergiethunbloedmetdekrachtvanhetzwaard;laathun vrouwenvanhunkinderenberoofdwordenenweduwen worden;laathunmannengedoodworden;laathun jongemannendoorhetzwaardindestrijdsneuvelen

22Laatereengeschreeuwuithunhuizenklinken,wanneer Uplotselingeenbendeoverhenlaatkomen,wantzij hebbeneenkuilgegravenomMijtevangen,enstrikken verborgenvoorMijnvoeten

23Toch,HEERE,kentGijalhunraadgevingentegenmij ommijtedodenVergeefhunongerechtigheidnietendelg hunzondenietuitvoorUwaangezicht,maarlaathenvoor Uwaangezichttenvalkomen;doezoaanhenindetijdvan Uwtoorn

HOOFDSTUK19

1ZozegtdeHEERE:Gaheen,haaleenaarden pottenbakkerskruik,enneemereenvandeoudstenvanhet volkenvandeoudstenvandepriesters

2GadannaarhetdalvandezoonvanHinnom,datbijde ingangvandeoostpoortligt,enroepdaardewoordenuit dieIkuzeggenzal:

3Enzeg:HoorthetwoordvandeHEERE,koningenvan JudaeninwonersvanJeruzalem!ZozegtdeHEEREvan

Jeremia

delegermachten,deGodvanIsraël:Zie,Ikbrengonheil overdezeplaats,eniederdiehethoort,zaldeorentuiten.

4OmdatzijMijverlatenhebben,endezeplaatsvervreemd hebben,endaarreukwerkgebrandhebbenvoorandere goden,diezijnochhunvaderen,nochdekoningenvan Judagekendhebben,enomdatzijdezeplaatsmethetbloed vanonschuldigemensenvervuldhebben, 5ZijhebbenookdehoogtenvandeBaälgebouwdomhun zonenmetvuurteverbrandenalsbrandoffersvoordeBaäl, watIknietgeboden,nochgesproken,nochinMijnhart opgekomenben

6Daarom,zie,dedagenkomen,spreektdeHEERE,dat dezeplaatsnietmeerTofetgenoemdzalworden,nochdal vandezoonvanHinnom,maarSlachtdal

7IkzalderaadvanJudaenJeruzalemindezeplaats tenietdoen.Ikzalhendoorhetzwaardlatenvallenvoor hunvijandenendoordehandenvanhendiehennaarhet levenstaanHunlijkenzalIkgevenalsvoedselvoorde vogelsindeluchtenvoordedierenopaarde.

8Ikzaldezestadtoteenwoestenijmaken,toteen aanfluiting;iederdieerdoorheengaat,zalzichverbazenen aanfluitenvanwegealhaarplagen.

9Ikzalhenhetvleesvanhunzonenenhetvleesvanhun dochterslatenetenEeniederzalhetvleesvanzijnvriend opeten,indebenardesituatieenindebenardesituatie waarmeehunvijandenenzijdiehunnaarhetlevenstaan, heninbenardesituatieszullenbrengen 10Danmoetjedeflesbrekenvoordeogenvandemannen diemetjemeegaan,

11Enuzulttothenzeggen:ZozegtdeHEEREvande legermachten:AlzozalIkditvolkendezestadbreken, zoalsmeneenpottenbakkersvatbreekt,zodathetnietmeer heelgemaaktkanwordenEnmenzalhenbegravenin Tofet,totdatergeenplaatsmeerisomtebegraven.

12AlduszalIkmetdezeplaatsenhaarinwonershandelen, spreektdeHEERE,enIkzaldezestadmakenalsTofet

13EndehuizenvanJeruzalemendehuizenvande koningenvanJudazullenverontreinigdwordenalsde plaatsvanTofet,vanwegealdehuizenopwierdakenmen reukoffersheeftgebrachtaanheelhetlegerdeshemelsen plengoffersheeftuitgegotenaananderegoden

14ToenkwamJeremiavanTofet,waarheendeHEERE hemgezondenhadomteprofeteren,enhijginginde voorhofvanhethuisvandeHEEREstaanenzeitegenheel hetvolk:

15ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël:Zie,Ikbrengoverdezestadenoveralhaarstedenal hetonheildatIkoverhaarhebuitgesproken,omdatzijhun nekhebbenverhardennietnaarMijnwoordenhebben geluisterd

HOOFDSTUK20

1Pashur,dezoonvandepriesterImmer,dietevenshoofd vandestadhouderinhethuisvandeHEEREwas,hoorde datJeremiadezedingenprofeteerde

2ToensloegPashurdeprofeetJeremiaenzetteheminhet blokbijdeHogepoortvanBenjamin,diebijhethuisvan deHEEREligt

3EnhetgebeurdedevolgendedagdatPashurJeremiauit hetblokhaaldeJeremiazeitegenhem:DeHEEREheeftje naamnietPashurgenoemd,maarMagormissabib

4WantzozegtdeHEERE:Zie,Ikgaumakentoteen schrikvooruzelfenvooraluwvrienden,enzijzullen vallendoorhetzwaardvanhunvijanden,enuwogen zullenhetaanschouwen.DaaromzalIkheelJuda overgevenindehandvandekoningvanBabel,enhijzal hengevankelijknaarBabelwegvoerenenhenmethet zwaarddoden

5Ikzaldegehelesterktevandezestad,alhaararbeid,al haarkostbaarhedenenalhaarschattenovergevenaande koningenvanJudaIkzalzeovergevenindehandvanhun vijanden,diezezullenplunderen,zezullenzemeenemen enzenaarBabelzullenvoeren

6Enjij,Pashur,enallendieinjehuiswonen,zullenin gevangenschapgaanJezultinBabelterechtkomen,en daarzuljestervenendaarbegravenworden,jijenalje vrienden,aanwiejeleugenshebtgeprofeteerd.

7HEERE,Gijhebtmijbedrogen,enikbenbedrogen;Gij zijtsterkerdanik,enhebtmijoverwonnenDagelijksword ikbespot,allenbespottenmij.

8Wantterwijliksprak,riepik,riepikgeweldenroof, wanthetwoordvandeHEEREwerdmijtoteensmaaden totspot,dagaandag.

9Toenzeiik:Ikzalnietmeeroverhemsprekenenniet meerinzijnnaamsprekenMaarzijnwoordwasinmijn hartalseenbrandendvuur,opgesloteninmijnbotten,enik werdmoevanhetvolhoudenenkonhetnietvolhouden 10Wantikhebdelasterlijkeopmerkingenvanvelen gehoord,angstvanallekanten.Meldhet,zeggenzij,enwij zullenhetmeldenAlmijnvertrouwelingenwachttenop mijnaarzelingenzeiden:Misschienlaathijzichwel verleiden,endanzullenwijhemovermeesterenenwraak ophemnemen

11MaardeHEEREismetmijalseenmachtige, verschrikkelijke;daaromzullenmijnvervolgersstruikelen, enzijzullennietslagen;zijzullenzeerbeschaamdworden, wantzijzullennietvoorspoedigzijn;huneeuwige verwarringzalnooitvergetenworden.

12Maar,HEEREvandelegermachten,Diede rechtvaardigebeproeft,enDienierenenhartziet,laatmij Uwwraakaanhenzien,wantvoorUhebikmijn rechtsgedinggeopend

13ZingvoordeHEERE,loofdeHEERE,wantHijheeft hetlevenvandearmegereduitdehandvande boosdoeners

14Vervloektzijdedagwaaropikgeborenben;laatdedag waaropmijnmoedermijterwereldbracht,nietgezegend worden

15Vervloektisdemandiemijnvaderhetnieuwsbracht: Eenzoonisugeboren;enhemzeerverheugde

16LaatdiemanzijnalsdestedendiedeHEERE onderstebovenkeerde,zonderdathetHemberouwdeLaat hijhetgeschreeuwindemorgenstondhoren,enhetgejuich opdemiddag

17OmdatHijmijnietvandemoederschootafheeft gedood,opdatmijnmoederniettotmijngrafzouzijn gewordenenhaarschootvooraltijdgrootbijmijzouzijn 18Waarombenikuitdebaarmoedergekomenommoeite enverdriettezien,enwaaromzoudenmijndagenin schandewordendoorgebracht?

HOOFDSTUK21

1HetwoorddatvandeHEEREtotJeremiakwam,toen koningZedekiaPashur,dezoonvanMelchia,enZefanja, dezoonvanMaäseja,depriester,tothemzondomte zeggen:

2VraagtochdeHEEREvoorons,wantNebukadnezar,de koningvanBabel,voertoorlogtegenons.OfdeHEERE metonszaldoenovereenkomstigalZijnwonderen,enof Hijvanonswegzaltrekken

3ToenzeiJeremiatothen:DitmoetutotZedekiazeggen: 4ZozegtdeHEERE,deGodvanIsraël:Zie,Ikgade oorlogswapensdieinuwhandzijn,waarmeeustrijdttegen dekoningvanBabelentegendeChaldeeën,dieubuiten demurenbelegeren,eenkeerbrengenenIkzalhen verzameleninhetmiddenvandezestad.

5EnIkzelfzaltegenustrijdenmetuitgestrektehanden metsterkearm,zelfsintoorn,ingrimmigheideningrote grimmigheid.

6Ikzaldeinwonersvandezestadslaan,zoweldemensen alshetvee;zijzullenstervenaaneenzwarepest 7Daarna,spreektdeHEERE,zalIkZedekia,dekoning vanJuda,enzijndienaren,enhetvolk,enallendieindeze stadovergeblevenzijn,vandepest,vanhetzwaardenvan dehonger,overgevenindehandvanNebukadrezar,de koningvanBabel,indehandvanhunvijandeneninde handvanhendiehunnaarhetlevenstaanHijzalhenslaan metdescherptevanhetzwaard,enHijzalhennietsparen, nochdeernishebben,nochbarmhartigheidtonen

8Entotditvolkmoetuzeggen:ZozegtdeHEERE:Zie, Ikhoududewegtenlevenendewegtendoodvoor.

9Wieindezestadblijft,zalstervendoorhetzwaard,door dehongerendoordepestMaarwieeruittrektenovervalt inhandenvandeChaldeeëndieubelegeren,diezalin levenblijvenenzijnlevenzalhemtenprooivallen

10WantIkhebMijnaangezichttegendezestadgerichtten kwade,enniettengoede,spreektdeHEERE;zijzalinde handvandekoningvanBabelgegevenworden,enhijzal haarmetvuurverbranden

11EnwathethuisvandekoningvanJudabetreft,zeg: HoorthetwoordvandeHEERE!

12OhuisvanDavid,zozegtdeHEERE:Voerhetrechtuit indemorgenstondenreddeberoofdeuitdehandvande verdrukkerAnderszalMijngrimmigheiduitslaanalseen vuurenbranden,zodatniemandhetkanblussen,vanwege deboosheidvanuwdaden.

13Zie,Ikzálu,inwonervanhetdalenvanderotsvande vlakte!spreektdeHEERE!Uzegt:Wiezaltegenons afdalen,wiezalonzewoningenbinnenkomen?

14Ikzalubezoekennaardevruchtvanuwdaden,spreekt deHEEREIkzaleenvuuraanstekeninzijnwoud,enhet zalalleseromheenverteren.

HOOFDSTUK22

1ZozegtdeHEERE:Ganaarhethuisvandekoningvan Judaenspreekdaarditwoord:

2Enzeg:HoorhetwoordvandeHEERE,koningvanJuda, dieopdetroonvanDavidzit,uenuwdienarenenuwvolk, diedoordezepoortenbinnengaan.

3ZozegtdeHEERE:Doetrechtengerechtigheid,enredt deberoofdeuitdehandvandeverdrukker;endoetgeen

onrecht,doetgeengeweldaandevreemdeling,deweesen deweduwe,envergietgeenonschuldigbloedindeze plaats

4Wantalsuditwerkelijkdoet,danzullendoordepoorten vandithuisdekoningenbinnengaandieopdetroonvan Davidzitten,rijdendopwagensenoppaarden,hij,zijn dienarenenzijnvolk

5Maaralsunietnaardezewoordenluistert,zweerIkbij Mijzelf,spreektdeHEERE,datdithuistoteenwoestenij zalworden

6WantzozegtdeHEEREtothethuisvandekoningvan Juda:GijzijtMijGileadenhethoofdvandeLibanon;toch zalIkumakentoteenwoestijnentotonbewoondesteden.

7Ikzalverwoesterstegenuaanstellen,elkmetzijneigen wapensZijzullenuwbestecedersomhakkeneninhet vuurwerpen.

8Veleheidenvolkenzullenlangsdezestadtrekken,enzij zulleniedertotzijnnaastezeggen:Waaromheeftde HEEREditmetdezegrotestadgedaan?

9Danzullenzijantwoorden:Omdatzijhetverbondvande HEERE,hunGod,hebbenverlatenenanderegodenzijn gaanaanbiddenendienen.

10WeennietovereendodeenklaagnietoverhemWeen bitteroverhemdieheengaat,wanthijzalnietmeer terugkerenenzijnvaderlandnietmeerzien.

11WantzozegtdeHEEREoverSallum,dezoonvanJosia, dekoningvanJuda,diedeplaatsinnamvanzijnvader Josia,dieuitdezeplaatsweggegaanis:Hijzaldaarheen nietmeerterugkeren

12Maarhijzalstervenopdeplaatswaarheenzijhem gevankelijkhebbenweggevoerd,enhijzalditlandniet meerzien

13Weehem,diezijnhuisbouwtmetonrechtenzijn vertrekkenmetonrecht;diededienstvanzijnnaaste onwaardigverrichtenhemvoorzijnwerknietsgeeft;

14Diezegt:IkzalMijeenruimhuisbouwen,metgrote vertrekken,enikzalervenstersinuithakken,enhetzal metcederhoutoverdektenmetvermiljoengeverfdworden 15Zoujijkoningkunnenzijn,omdatjejeinhetcederhout hebtgenesteld?Heeftjevadernietgegetenengedronken, enrechtengerechtigheidgedaan,enwashettoenwelmet hem?

16Hijdeeduitspraakindezaakvandeellendigeen behoeftige,enhetginghemgoedWasditniet,dathijMij kende?spreektdeHEERE

17Maaruwogenenuwhartzijnnietandersdangerichtop uwhebzucht,ophetvergietenvanonschuldigbloed,op onderdrukkingenopgeweld.

18Daarom,zozegtdeHEEREoverJojakim,dezoonvan Josia,dekoningvanJuda:Menzaloverhemnietrouw bedrijvendoortezeggen:Weemijnbroeder!of:Wee zuster!Menzaloverhemnietrouwbedrijvendoorte zeggen:WeeHeer!of:Weezijnheerlijkheid!

19Hijzalbegravenwordenmetdebegrafenisvaneenezel, getrokkenenbuitendepoortenvanJeruzalemgeworpen 20TrekopnaardeLibanonenschreeuwhetuit,verhefuw steminBasanenschreeuwhetuitopdebergwegen,want aluwminnaarszijnverdelgd

21Ikhebtotugesprokeninuwvoorspoed,maaruzei:Ik wilnietluisteren.Ditisuwgewoontegeweestvanuw jeugdaf,datunietnaarmijnstemhebtgeluisterd

22Dewindzalaluwherdersverteren,enuwminnaars zullengevangenwordengenomen;danzultuzeker beschaamdenteschandewordenvanwegealuwslechtheid 23BewoonstervandeLibanon,dieuwnestbouwtinde ceders,hoegenadigzultuzijnalsweeënuoverkomen,de smartalsvaneenvrouwinbarensnood 24ZowaarIkleef,spreektdeHEERE,alwasKonja,de zoonvanJojakim,dekoningvanJuda,dezegelringaan Mijnrechterhand,tochzouIkudaarvandaanrukken 25Ikzaluovergevenindehandvanhendieunaarhet levenstaan,enindehandvanhenvoorwieubangbent:in dehandvanNebukadnezar,dekoningvanBabel,eninde handvandeChaldeeën.

26Ikzaluenuwmoeder,dieugebaardheeft,uitdrijven naareenanderland,waarunietgeborenbent,endaarzult usterven.

27Maarnaarhetlandwaarheenzijwillenterugkeren, daarheenzullenzijnietterugkeren

28Isdezeman,Konja,eenveracht,verbrijzeld afgodsbeeld?Ishijeenvoorwerpwaaringeenlustis? Waaromzijnzijweggeworpen,hijenzijnnakomelingen, engeworpenineenlanddatzijnietkennen?

29Aarde,aarde,aarde,hoorhetwoordvandeHEERE

30ZozegtdeHEERE:Schrijfdezemanopalskinderloos, eenmandieinzijndagennietvoorspoedigzalzijn,want geenenkelvanzijnnakomelingenzalvoorspoedigzijnals hijopdetroonvanDavidzitennoglangeroverJuda heerst.

HOOFDSTUK23

1Weedeherders,diedeschapenvanmijnweide verdelgenenverstrooien!spreektdeHEERE

2Daarom,zozegtdeHEERE,deGodvanIsraël,tegende herdersdieMijnvolkweiden:JulliehebbenMijnschapen verstrooidenverdreven,enjulliehebbenzenietbezocht; zie,Ikgaaanjulliedeboosheidvanjulliedadenbezoeken, spreektdeHEERE

3Ikzalhetoverblijfselvanmijnkuddebijeenbrengenuit aldelandenwaarheenikzeverdrevenheb,enikzalze weerterugbrengennaarhunkudden,zodatzevruchtbaar zijnensteedstalrijkerworden

4EnIkzalherdersoverhenaanstellen,diehenzullen weiden,zodatzijnietmeervrezen,nietverschriktworden enniettekortschieten,spreektdeHEERE

5Zie,dedagenkomen,spreektdeHEERE,datIkaan DavideenrechtvaardigeSpruitzalverwekken;eenKoning zalregerenenzalvoorspoedigzijnenHijzalrechten gerechtigheiddoenopdeaarde

6InzijndagenzalJudaverlostwordenenIsraëlzalveilig wonenEnditzalzijnnaamzijn,waarmeemenhemzal noemen:DEHEERONZEGERECHTIGHEID.

7Daarom,zie,erkomendagen,spreektdeHEERE,dat mennietmeerzalzeggen:DeHEEREleeft,Diede IsraëlietenuithetlandEgypteheeftopgevoerd, 8Maar,zowaarachtigalsdeHEEREleeft,Diehet nageslachtvanhethuisvanIsraëlheeftgeleidengebracht uithetlandvanhetNoordenenuitaldelandenwaarheen Ikhenverdrevenhad,zodatzijinhunlandzullenwonen

9Mijnhartinmijnbinnensteisgebrokenvanwegede profeten,almijnbeenderenbevenIkbenalseen dronkaard,alseenmandiedoordewijnovermeesterdis,

vanwegedeHEEREenvanwegedewoordenvanzijn heiligheid.

10Wanthetlandisvoloverspelers,wantomhetzweren treurthetland;deaangenameplaatsenvandewoestijnzijn dor,enhunloopisboos,enhunkrachtisnietrecht.

11Wantzowelprofeetalspriesterplegenonheiligedaden; ja,inmijnhuishebIkhunboosheidgevonden,spreektde HEERE.

12Daaromzalhunwegvoorhenzijnalsgladdewegenin deduisternis;zijzullenvoortgedrevenwordenenerop vallen,wantIkzalonheiloverhenbrengen,inhetjaarvan hunbezoeking,spreektdeHEERE

13IkhebdwaasheidgezienbijdeprofetenvanSamaria; zijprofeteerdenoverdeBaälenbrachtenmijnvolkIsraël opeendwaalspoor

14IkhebookbijdeprofetenvanJeruzalemiets afschuwelijksgezien:zijplegenoverspelengaanmet leugensom;zijsterkendehandenderboosdoeners,zodat niemandzichvanzijnboosheidbekeert;zijallenzijnMij alsSodom,enhaarinwonersalsGomorra

15Daarom,zozegtdeHEEREvandelegermachtenover deprofeten:Zie,Ikgahunalsemteetengevenengalwater tedrinkengeven,wantvandeprofetenvanJeruzalemisde heiligschennisuitgegaanoverheelhetland

16ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Luisterniet naardewoordenvandeprofeten,dietotuprofeteren;zij makenuijdel;zijvertellenhetgezichtvanhuneigenhart ennietuitdemondvandeHEERE.

17TothendieMijverachten,zeggenzijsteeds:De HEEREheeftgezegd:JulliezullenvredehebbenEntot iederdienaardeverdorvenheidvanzijneigenhartwandelt, zeggenzij:Geenkwaadzaljullieoverkomen

18WantwieheeftinderaadvandeHEEREgestaan,en heeftZijnwoordbegrepenengehoord?WieheeftZijn woordopgemerktengehoord?

19Zie,eenstormwindvandeHEEREislosgebarstenin grimmigheid,eenzwarestormwind;zwaarzalhij neerkomenophethoofdvandegoddelozen

20DetoornvandeHEEREzalzichnietkeren,totdatHij deoverleggingenvanZijnhartgedaanenuitgevoerdheeft. Inlatertijdzultuergoedovernadenken

21Ikhebdezeprofetennietgezonden,entochliepenzij; Ikhebniettothengesproken,entochprofeteerdenzij.

22Maaralszijinmijnraadhaddengestaanenmijnvolk naarmijnwoordenhaddenlatenluisteren,danzoudenzij henhebbenafgekeerdvanhunslechtewegenvande slechtheidvanhundaden

23BenIkeenGodvannabij,spreektdeHEERE,enniet eenGodvanverre?

24Kaniemandzichinverborgenplaatsenverbergen,zodat Ikhemnietzie?spreektdeHEEREVervulIknietde hemelendeaarde?spreektdeHEERE.

25Ikhebgehoordwatdeprofetenzeggen,dieinmijn naamleugensprofeteren:Ikhebgedroomd,ikheb gedroomd

26Hoelangzalditnogdureninhethartvandeprofeten, dieleugenprofeteren?Ja,zijzijnprofetenvande bedrieglijkheidvanhuneigenhart

27Diedenkenmijnvolkmijnnaamtelatenvergetendoor hundromen,diezijiederaanzijnnaastevertellen,zoals hunvooroudersmijnnaamvergetenzijndoordeBaäl

28Deprofeetdieeendroomheeft,laathijeendroom vertellen;enwiemijnwoordheeft,laathijmijnwoord getrouwsprekenWatheefthetkafmethetkorengemeen? spreektdeHEERE.

29Ismijnwoordnietalseenvuur,spreektdeHEERE,of alseenhamer,dieeenrotsverplettert?

30Daarom,zie,Ikzaldeprofetenstraffen,spreektde HEERE,diemijnwoordenvanhunnaastestelen.

31Zie,Ikzaldeprofetenstraffen,spreektdeHEERE,die huntonggebruikenenzeggen:Hijzegt

32Zie,Ikzalhen,dievalsedromenprofeteren,spreektde HEERE,endiezevertellen,endieMijnvolkmisleiden doorhunleugensendoorhunlichtzinnigheid,entochheb Ikhennietgezondenenhungeenbevelgegeven;daarom zullenzijditvolkgeenenkelnutdoen,spreektdeHEERE

33Wanneerditvolk,ofdeprofeet,ofeenpriester,uvraagt: WatisdelastvandeHEERE?Danmoetutegenhen zeggen:Welkelast?Ikzaluverlaten,spreektdeHEERE 34Enwatdeprofeet,depriesterenhetvolkbetreft,die zeggen:DelastvandeHEERE,diezalIkstraffen,dieman enzijnhuis

35Aldusmoetiedertotzijnnaaste,eniedertotzijn broederzeggen:WatheeftdeHEEREgeantwoord?En: WatheeftdeHEEREgesproken?

36EnvandelastdesHEERENmaggijgeengewagmeer maken,wantiederswoordzalzijneigenlastzijn;wantgij hebtdewoordenverdraaidvandelevendeGod,vande HEEREvandelegermachten,onzeGod.

37Aldusmoetutotdeprofeetzeggen:Watheeftde HEEREugeantwoord?En:WatheeftdeHEERE gesproken?

38Maaraangezienuzegt:DelastvandeHEERE,daarom zegtdeHEEREalzo:Omdatuditwoordzegt:Delastvan deHEERE,enIktotugezondenhebomtezeggen:Uzult nietzeggen:DelastvandeHEERE, 39Daarom,zie,Ikzaluzekervergeten,enIkzaluverlaten, endestaddieIkuenuwvaderengegevenheb,enIkzalu uitMijnaangezichtverdrijven

40Ikzaleeneeuwigesmaadoverubrengen,eeneeuwige schande,dienietzalwordenvergeten.

HOOFDSTUK24

1DeHEEREliethetmijzien:zie,erstondentweemanden volvijgenvoordetempelvandeHEEREDiemandenhad Nebukadrezar,dekoningvanBabel,Jechonja,dezoonvan Jojakim,dekoningvanJuda,endevorstenvanJuda,de timmerliedenendesmeden,uitJeruzaleminballingschap weggevoerdennaarBabelgebracht

2Indeenemandzatenhelegoedevijgen,netalsdeeerste rijpevijgen;enindeanderemandzatenheleslechtevijgen, dienietgegetenkondenworden,zoslechtwarenze.

3ToenzeideHEEREtegenmij:Watzieje,Jeremia?Ik zei:Vijgen!Degoedevijgen,heelgoed,endeslechte,heel slecht,dienietgegetenkunnenworden,zoslechtzijnze

4OpnieuwkwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:

5ZozegtdeHEERE,deGodvanIsraël:Zoalsdezegoede vijgen,zozalIkdeballingenvanJudaerkennen,dieIkuit dezeplaatsnaarhetlandvandeChaldeeënheb weggestuurd,tengoede

6WantIkzalMijnoogophenrichtentengoede,enIkzal henterugbrengennaarditland;Ikzalhenbouwenenniet afbreken;Ikzalhenplantenennietuitrukken

7IkzalhuneenhartgevenomMijtekennen,datIkde HEEREben,enzijzullenMijnvolkzijnenIkzalhunGod zijn,omdatzijzichmethunheleharttotMijzullen bekeren

8Enzoalsdeslechtevijgen,dienietgegetenkunnen worden,zozijnzeslechtVoorwaar,zozegtdeHEERE: ZozalIkZedekia,dekoningvanJuda,enzijnvorstenen hetoverblijfselvanJeruzalem,dieinditlandzijn overgebleveneninhetlandvanEgyptewonen,geven 9Ikzalhenoverleverenaandeverbanningnaaralle koninkrijkenderaarde,tothunonrecht,toteensmaaden eenspreekwoord,tothoonentotvloek,overalwaarheenIk henverdrijvenzal.

10Ikzalhetzwaard,dehongerendepestonderhen zenden,totdatzijuitgeroeidzijnuithetlanddatIkhunen hunvaderengegevenheb.

HOOFDSTUK25

1HetwoorddattotJeremiakwambetreffendeallemannen vanJuda,inhetvierdejaarvanJojakim,dezoonvanJosia, dekoningvanJuda,datwasheteerstejaarvan Nebukadrezar,dekoningvanBabel 2DitzeideprofeetJeremiatothethelevolkvanJudaen totalleinwonersvanJeruzalem:

3VanafhetdertiendejaarvanJosia,dezoonvanAmon,de koningvanJuda,totopdezedag,hetdrieëntwintigstejaar, ishetwoordvandeHEEREtotmijgekomenenhebIktot ugesproken,vroegenlaat,maaruhebtnietgeluisterd 4EndeHEEREheefttotugezondenalZijnknechten,de profeten,vroegenlaatzondHijhen,maargijhebtniet geluisterdenuwoornietgeneigdomteluisteren 5Zijzeiden:Bekeertutoch,iedervanzijnbozewegen vandeboosheiduwerhandelingen,enwoontinhetland datdeHEEREaanuenaanuwvaderengegevenheeft vooreeuwigenaltijd

6Gageenanderegodenachterna,vereerzenietenaanbid zenietEntergMijnietmetdewerkenvanuwhanden,dan zalIkugeenkwaaddoen

7EntochhebtunaarMijnietgeluisterd,spreektde HEERE,zodatuMijmetdewerkenvanuwhandentot toornzoudtverwekken,totuweigenonheil

8Daarom,zozegtdeHEEREvandelegermachten:Omdat umijnwoordenniethebtgehoord,

9Zie,IkgaallegeslachtenvanhetNoordenhalen,spreekt deHEERE,enookNebukadnezar,dekoningvanBabel, Mijndienaar,enIkzalhenbrengenoverditlandenover zijninwonersenoveraldevolkenrondomIkzalhenmet debanslaanenhenmakentoteenafschuwelijkeschande, toteenaanfluitingentoteeneeuwigeverwoesting 10Ikzalvanhenwegnemendestemvandevreugde,de stemvandeblijdschap,destemvandebruidegomende stemvandebruid,hetgeluidvandemolenstenenenhet lichtvandekaars.

11Enheelditlandzaleenwoestenijeneenontzettingzijn; endezevolkenzullendekoningvanBabelzeventigjaar dienen.

12Enhetzalgeschieden,wanneererzeventigjarenvoorbij zullenzijn,datIkdekoningvanBabelendatvolkzal

bezoeken,spreektdeHEERE,omhunongerechtigheid,en ookhetlandvandeChaldeeën,enIkzalhettoteen eeuwigewoestenijmaken

13IkzaloverdatlandalMijnwoordenbrengendieIk ertegengesprokenheb,alleswatinditboekgeschreven staat,watJeremiageprofeteerdheefttegenalle heidenvolken

14Wantvelevolkenengrotekoningenzullenzichdoor hendienen,enIkzalhenvergeldennaarhundadenennaar dewerkenvanhunhanden

15WantzozegtdeHEERE,deGodvanIsrael,totmij: Neemdewijnbekervandezegrimmigheiduitmijnhanden geefdietedrinkenaanallevolkenwaarheenIkuzend.

16Enzijzullendrinken,enzijzullenontroerdenwoedend worden,vanwegehetzwaarddatIkonderhenzalzenden

17ToennamikdebekeruitdehandvandeHEEREengaf hemtedrinkenaanalleheidenvolkentotwiedeHEERE mijgezondenhad

18TewetenJeruzalemendestedenvanJuda,enhaar koningenenvorsten,omzetemakentoteenverwoesting, toteenontzetting,toteenaanfluitingentoteenvloek,zoals hetopdezedagis.

19Farao,dekoningvanEgypte,enzijndienaren,zijn vorstenenheelzijnvolk;

20Enalhetgemengdevolk,enaldekoningenvanhet landvanUz,enaldekoningenvanhetlandvande Filistijnen,enAskelon,enAzza,enEkron,enhet overblijfselvanAsdod, 21Edom,MoabendeAmmonieten, 22EnallekoningenvanTyrus,enallekoningenvanSidon, endekoningenvandeeilandendieaandeoverzijdevande zeeliggen,

23Dedan,Tema,Buzenalwatindeversteuithoekenis, 24EnallekoningenvanArabië,enallekoningenvande gemengdevolkendieindewoestijnwonen,

25EnallekoningenvanZimri,enallekoningenvanElam, enallekoningenvandeMeden, 26Enallekoningenvanhetnoorden,verwegendichtbij, deeennadeander,enallekoninkrijkenvandewerelddie opdeaardbodemzijn;endekoningvanSesachzalnahen drinken

27Daarommoetutegenhenzeggen:ZozegtdeHEERE vandelegermachten,deGodvanIsraël:Drinkenword dronken,spuwenvalenstanietmeerop,vanwegehet zwaarddatIkonderuzend

28Enalszijweigerendebekeruituwhandtenemenomte drinken,danmoetutothenzeggen:ZozegtdeHEERE vandelegermachten:Drinkenzultuzeker.

29Wantzie,Ikbeginonheiltebrengenoverdestaddie naarmijnnaamisuitgeroepen,enzoudenjulliedan volledigonschuldigblijven?Julliezullennietonschuldig blijven,wantIkroephetzwaardoptegenallebewoners vandeaarde,spreektdeHEEREvandelegermachten

30Daarom,profeteertegenhenaldezewoordenenzeg tegenhen:DeHEEREzalbrullenuitdehoogteenHijzal ZijnstemlatenhorenvanuitZijnheiligewoning;Hijzal geweldigbrullentegenZijnwoning;Hijzaleengejuich aanheffenalsvandruiventreders,tegenallebewonersvan deaarde

31Hetgedruiszalkomentotaandeeindenderaarde,want deHEEREheefteenrechtsgedingmetdeheidenvolken;

Hijzalinrechteoptredenmetallevlees;degoddelozenzal Hijovergevenaanhetzwaard,spreektdeHEERE.

32ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Zie,hetonheil zaluitgaanvanvolktotvolk,eneenzwarestormzal opstekenvandeuithoekenderaarde.

33EnzijdiedoordeHEEREgesneuveldzijn,zullenop diedagliggenvanheteneeindederaardetotaanhet andereeindederaarde;erzaloverhennietgeklaagd worden,zijzullennietverzameld,nochbegravenworden; totmestopdeaardezullenzijzijn

34Huil,gijherders,schreeuwhetuit,wenteluinhetstof, gijvoornaamstenderkudde,wantdedagenvanuw slachtingenvanuwverstrooiingzijnvoorbij;engijzult vallenalseenkostbaarvat

35Endeherderszullengeenmogelijkheidhebbenomte vluchten,endeleidersvandekuddezullennietontkomen.

36Hetgeroepvandeherdersenhetgehuilvandeleiders vandekuddezullengehoordworden,wantdeHEERE heefthunweidevernield.

37Endewoningenvanvredezijnverwoest,vanwegede brandendetoornvandeHEERE

38Hijheeftzijnschuilplaatsverlatenalseenleeuw,want hunlandisverwoestvanwegedewreedheidvande verdrukkerenvanwegezijnbrandendetoorn

HOOFDSTUK26

1InhetbeginvanderegeringvanJojakim,dezoonvan Josia,dekoningvanJuda,kwamditwoordvandeHEERE, zeggende:

2ZozegtdeHEERE:Gastaanindevoorhofvanhethuis vandeHEEREenspreektotallestedenvanJuda,die komenomteaanbiddeninhethuisvandeHEERE,alde woordendieIkugebiedtothentespreken;laatgeen woordverlorengaan

3Alszijluisterenenzichbekeren,eeniedervanzijn slechteweg,zalIkberouwhebbenoverhetkwaaddatIk hunzalaandoenvanwegedeslechtheidvanhundaden 4Engijzulttothenzeggen:ZozegtdeHEERE:Indiengij nietnaarMijluistertennietwandeltinMijnwet,dieIku voorgehoudenheb,

5Omteluisterennaardewoordenvanmijndienaren,de profeten,dieiktotugezondenheb.Ikhebhenvroegen laatgezonden,maaruhebtnietgeluisterd

6DanzalIkdithuismakenalsSilo,endezestadzalIk makentoteenvloekvoorallevolkenderaarde.

7Toenhoordendepriesters,deprofetenenhethelevolk JeremiadezewoordensprekeninhethuisvandeHEERE.

8ToenJeremiageëindigdhadallestesprekenwatde HEEREhemgebodenhadtotheelhetvolktespreken, grependepriesters,deprofetenenheelhetvolkhemen zeiden:Uzultzekersterven.

9WaaromhebtuindenaamvandeHEEREgeprofeteerd: DithuiszalzijnalsSilo,endezestadzaleenwoestenij worden,zonderinwoners?Enheelhetvolkverzamelde zichtegenJeremiainhethuisvandeHEERE

10ToendevorstenvanJudadezedingenhoorden,gingen zijvanhetpaleisvandekoningnaarhethuisvande HEEREengingenzittenbijdeingangvandenieuwepoort vanhethuisvandeHEERE.

11Toensprakendepriestersendeprofetentotdevorsten entothethelevolk,zeggende:DezeManisdesdoods

schuldig,wantHijheefttegendezestadgeprofeteerd,zoals gijmetuworengehoordhebt.

12ToensprakJeremiatotallevorstenentotheelhetvolk, zeggende:DeHEEREheeftmijgezondenomtegendit huisentegendezestadteprofeteren,aldewoordendiegij gehoordhebt

13Verbeterdaaromnuuwwegenenuwdadenenluister naardestemvandeHEERE,uwGod.DanzaldeHEERE berouwhebbenoverhetonheildatHijoveruheeft uitgesproken

14Watmijbetreft,zie,ikbeninuwhand;doemetmijwat goediseninuwogenpassendis

15Weetechterzekerdatalsumijdoodt,uonschuldig bloedoveruzelf,overdezestadenoverhaarinwoners brengtWanthetiswaardatdeHEEREmijnaarutoe heeftgezondenomaldezewoordeninuworentespreken.

16Toenzeidendeleidersenhethelevolktegende priestersendeprofeten:Dezemanisdedoodnietwaard, wanthijheefttotonsgesprokenindeNaamvande HEERE,onzeGod

17Toenstondenerenigenvandeoudstenvanhetlandop ensprakentotdegehelevergaderingvanhetvolk, zeggende:

18Micha,deMorastiet,profeteerdeindedagenvanHizkia, dekoningvanJuda,enspraktothetgehelevolkvanJuda: ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Sionzal omgeploegdwordenalseenakker,Jeruzalemzaltot puinhopenwordenendebergvandithuisalsdehoogten vaneenwoud

19HebbenHizkia,dekoningvanJuda,enheelJudahem ooitterdoodgebracht?Heefthijdannietontzaggehad voordeHEERendeHEERgesmeekt?EndeHEERhad berouwoverhetonheildatHijoverhenhaduitgesproken? Zozoudenwijeengrootonheiloveronszelfkunnen brengen

20ErwasookeenmandieprofeteerdeindeNaamvande HEERE,Uria,dezoonvanSemaja,uitKirjat-Jearim.Hij profeteerdetegendezestadentegenditland, overeenkomstigallewoordenvanJeremia

21ToenkoningJojakimenalzijnheldenenaldevorsten zijnwoordenhoorden,wildedekoninghemterdood brengenMaartoenUriadathoorde,werdhijbangen vluchttenaarEgypte.

22KoningJojakimzondmannennaarEgypte,waaronder Elnathan,dezoonvanAchbor,eneenaantalmannendie methemnaarEgyptegingen.

23ToenhaaldenzeUriauitEgypteenbrachtenhemnaar koningJojakim.Dezedooddehemmethetzwaarden gooidezijnlijkindegravenvanhetgewonevolk 24MaardehandvanAhikam,dezoonvanSafan,wasmet Jeremia,opdatzijhemnietindehandvanhetvolkzouden overleverenomhemtedoden.

HOOFDSTUK27

1InhetbeginvanderegeringvanJojakim,dezoonvan Josia,dekoningvanJuda,kwamditwoordvandeHEERE totJeremia:

2ZozegtdeHEEREtotmij:Maakubandenenjukken,en legzeopuwhals,

3EnzendzenaardekoningvanEdom,naardekoningvan Moab,naardekoningvandeAmmonieten,naardekoning

vanTyrusennaardekoningvanSidon,doordehandvan debodendienaarJeruzalemkomennaarZedekia,de koningvanJuda

4Engebiedhundatzijtothunherenzeggen:Zozegtde HEEREvandelegermachten,deGodvanIsraël:Zomoet utotuwherenzeggen:

5Ikhebdeaardegemaakt,demensenhetdierdatopde aardbodemis,doormijngrotekrachtendoormijn uitgestrektearm,enhebhaargegevenaanwiehetmij goeddunkt

6DaaromhebIkaldezelandenindehandvan Nebukadnezar,dekoningvanBabel,mijndienaar,gegeven; ookdewildedierenhebIkaanhemgegevenomhemte dienen

7Enallevolkenzullenhem,enzijnzoon,enzijn kleinzoon,dienen,totdatdetijdvoorzijnlandkomt;en danzullenvelevolkenengrotekoningenzichdoorhem dienen

8Enhetzalgeschiedendathetvolkenhetkoninkrijk,dat Nebukadnezar,dekoningvanBabel,nietzaldienen,endat zijnneknietonderhetjukvandekoningvanBabelzal brengen,datvolkzalIkbezoeken,spreektdeHEERE,met hetzwaard,metdehongerenmetdepestilentie,totdatIk hendoorzijnhandzalhebbenverdelgd

9Luisterdaaromnietnaaruwprofeten,uwwaarzeggers, uwdromenden,uwbezweerdersenuwtovenaars,dietotu zeggen:UmagdekoningvanBabelnietdienen

10Wantzijprofeterenueenleugen,omuveruituwland teverwijderen,enomuuittedrijven,zodatuomkomt 11Maardevolkendiehunnekonderhetjukvandekoning vanBabelbrengenenhemdienen,diezalIkinhunland latenblijven,spreektdeHEERE,enzijzullenhet bewerkenenerwonen

12OoktotZedekia,dekoningvanJuda,sprakik overeenkomstigaldezewoorden:Brenguwhalsonderhet jukvandekoningvanBabel,dienhemenzijnvolkenleef 13Waaromzoudtgijliedensterven,gijenuwvolk,door hetzwaard,doordehongerendoordepest,zoalsde HEEREgesprokenheefttothetvolk,datdekoningvan Babelnietwildienen?

14Luisterdaaromnietnaardewoordenvandeprofeten, dietotusprekenenzeggen:UzultdekoningvanBabel nietdienen,wantzijprofeterenueenleugen.

15WantIkhebhennietgezonden,spreektdeHEERE,en tochprofeterenzijleugenachtiginMijnNaam,omUte verdrijven,zodatUomkomt,UendeprofetendietotU profeteren

16Ooksprakiktotdepriestersentotheelditvolk:Zozegt deHEERE:Luisternietnaardewoordenvanuwprofeten, dietotuprofeteren:Zie,devoorwerpenvanhethuisvan deHEEREzullennuspoediguitBabelteruggebracht worden,wantzijprofeterenueenleugen.

17Luisternietnaarhen;diendekoningvanBabelenleef! Waaromzoudezestadverwoestworden?

18Maarindienzijprofetenzijn,enindienhetwoorddes HEERENmethenis,latenzijdannuvoordeHEEREvan delegermachtenbidden,datdevoorwerpendie overgeblevenzijninhethuisdesHEEREN,inhethuisvan dekoningvanJudaeninJeruzalem,nietnaarBabelgaan 19WantzozegtdeHEEREvandelegermachtenoverde pilaren,enoverdezee,enoverdeonderstellen,enoverhet

Jeremia overblijfselvandevoorwerpen,dieindezestadzijn overgebleven:

20DieNebukadnezar,dekoningvanBabel,niet meegenomenheeft,toenhijJechonja,dezoonvanJojakim, dekoningvanJuda,uitJeruzalemnaarBabelwegvoerde, metaldeedelenvanJudaenJeruzalem, 21Ja,zozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël,overdevoorwerpendieovergeblevenzijninhet huisvandeHEEREeninhethuisvandekoningvanJuda envanJeruzalem:

22ZijzullennaarBabelwordenweggevoerd,endaar zullenzijblijventotopdedagdatIkhenbezoek,spreekt deHEERE.DanzalIkhenterugbrengenenhennaardeze plaatsterugbrengen

HOOFDSTUK28

1Enhetgeschieddeindatzelfdejaar,inhetbeginvande regeringvanZedekia,dekoningvanJuda,inhetvierde jaarenindevijfdemaand,datHananja,dezoonvanAzur, deprofeetuitGibeon,totmijsprakinhethuisvande HEERE,integenwoordigheidvandepriestersenvanhet helevolk,zeggende:

2ZospreektdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël:IkhebhetjukvandekoningvanBabelverbroken.

3Binnentweevollejarenzalikaldevoorwerpenvanhet huisvandeHEERE,dieNebukadnezar,dekoningvan Babel,uitdezeplaatsheeftweggehaaldennaarBabelheeft gebracht,naardezeplaatsterugbrengen

4EnIkzalJechonja,dezoonvanJojakim,dekoningvan Juda,metallegevangenenvanJudadienaarBabelgegaan zijn,naardezeplaatsterugbrengen,spreektdeHEERE WantIkzalhetjukvandekoningvanBabelbreken

5ToenzeideprofeetJeremiategendeprofeetHananja,in aanwezigheidvandepriesterseninaanwezigheidvanheel hetvolkdatinhethuisvandeHEEREstond:

6EndeprofeetJeremiazeide:Amen!DeHEEREdoedit! MogedeHEEREuwwoordengestanddoen,diegij geprofeteerdhebt,doordevoorwerpenvanhethuisvande HEEREenalleballingenuitBabelterugtebrengennaar dezeplaats

7Maarhoornutochditwoord,datikinuworeneninde orenvanheelhetvolkspreek;

8Deprofetendieervóórmijenvóórugeweestzijn, hebbentegenvelelandenentegengrotekoninkrijken geprofeteerdoveroorlog,kwaadenpest.

9Deprofeetdievanvredeprofeteert,wanneerhetwoord vandeprofeetuitkomt,danzaldeprofeeterkendworden, datdeHEEREheminwaarheidgezondenheeft

10ToennamdeprofeetHananjahetjukvandenekvande profeetJeremiaenbrakhet

11EnHananjasprakintegenwoordigheidvanheelhet volk:ZozegtdeHEERE:ZozalIkhetjukvan Nebukadnezar,dekoningvanBabel,vandenekvanalle volkenbreken,enwelbinnentweevollejarenEnde profeetJeremiagingheen

12ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotdeprofeet Jeremia,nadatdeprofeetHananjahetjukvandenekvan deprofeetJeremiahadgebroken,enzei: 13GaaanHananjavertellen:ZozegtdeHEERE:De houtenjukkenhebtGijgebroken,maargijzulterijzeren jukkenvoormaken

14WantzozegtdeHEEREvandelegermachten,deGod vanIsraël:Ikhebeenijzerenjukgelegdopdenekvanal dezevolken,omNebukadnezar,dekoningvanBabel,te dienen.Enzijzullenhemdienen,enookdewildedieren vanhetveldhebIkhemgegeven.

15ToenzeideprofeetJeremiategendeprofeetHananja: Luistertoch,Hananja,deHEEREheeftunietgezonden, maarudoetditvolkopeenleugenvertrouwen.

16Daarom,zozegtdeHEERE:Zie,Ikverwerpuvande aardbodem;ditjaarzultusterven,omdatudeHEEREtot opstandhebtaangezet

17ZostierfdeprofeetHananjadatzelfdejaar,inde zevendemaand.

HOOFDSTUK29

1DitzijndewoordenvandebriefdiedeprofeetJeremia vanuitJeruzalemzondaandeoverigeoudstendiein ballingschapwarenweggevoerd,aandepriesters,aande profetenenaanheelhetvolkdatNebukadnezaruit JeruzalemnaarBabelinballingschaphadweggevoerd

2(NadatkoningJechonja,dekoningin,dehovelingen,de vorstenvanJudaenJeruzalem,detimmerliedenende smedenuitJeruzalemvertrokkenwaren)

3DoordehandvanElasa,dezoonvanSafan,enGemarja, dezoonvanHilkia,dieZedekia,dekoningvanJuda,naar BabelzondtotNebukadnezar,dekoningvanBabel, zeggende:

4ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël,totallegevangenendieIkuitJeruzalemnaarBabel heblatenwegvoeren:

5Bouwhuizenenwoonerin,legtuinenaaneneetde vruchtervan

6Neemvrouwenenverwekzonenendochters.Neem vrouwenvooruwzonenengeefuwdochtersaanmannen, opdatzijzonenendochtersbaren,opdatudaarinaantal toeneemtennietafneemt.

7ZoekvredeindestadwaarheenIkuinballingschapheb doenwegvoeren,enbiddaarvoortotdeHEERE,wantin haarvredezultuvredevinden.

8WantzozegtdeHEEREvandelegermachten,deGod vanIsraël:Laatuwprofetenenuwwaarzeggers,dieinuw middenzijn,unietbedriegenenluisternietnaaruw dromen,dieulaatdromen

9WantzijprofeterenvalstegenuinmijnnaamIkhebhen nietgezonden,spreektdeHEERE.

10WantzozegtdeHEERE:Nadaterzeventigjaarin Babelvoorbijzullenzijn,zalIknaaruomzienenMijn goedewoordaanugestanddoen,doorunaardezeplaats terugtebrengen

11WantIkweetwelkegedachtenIkoverukoester, spreektdeHEERE.Hetzijngedachtenvanvredeenniet vankwaad,omutoekomsttegeven

12DanzultuMijaanroepen,enheengaanentotMij bidden,enIkzalnaaruluisteren

13EngijzultMijzoekenenvinden,wanneergijnaarMij vraagtmetheeluwhart.

14EnIkzalMijdoorulatenvinden,spreektdeHEERE, enIkzaleenomkeerbrengeninuwgevangenschapIkzal ubijeenverzamelenuitallevolkenenuitaldeplaatsen waarheenIkuverdrevenheb,spreektdeHEEREEnIkzal

uterugbrengennaardeplaatsvanwaarIkuin gevangenschaphebdoenwegvoeren.

15Omdatugezegdhebt:DeHEEREheeftonsprofetenin Babelverwekt,

16WeetdatdeHEEREzozegtoverdekoningdieopde troonvanDavidzit,enoverheelhetvolkdatindezestad woontenoveruwbroedersdienietmetuin gevangenschapzijnweggegaan:

17ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Zie,Ikzend overhenhetzwaard,dehongerendepestIkzalhen makenalsafschuwelijkevijgen,dienietgegetenkunnen worden,zoslechtzijnze

18Ikzalhenvervolgenmethetzwaard,metdehongeren metdepestIkzalhenoverleverenaandeverbanningnaar allekoninkrijkenvandeaarde,omtezijneenvloek,een verschrikking,eenaanfluitingeneensmaadonderalle heidenvolkenwaarheenIkhenverdrevenheb

19Omdatzijnietgeluisterdhebbennaarmijnwoorden, spreektdeHEERE,dieIktothengezondenhebdoorde dienstvanmijnknechten,deprofeten,toenIkvroegenlaat opstondenhenzondMaaruhebtnietgeluisterd,spreekt deHEERE.

20HoortdaaromhetwoordvandeHEERE,allendiein ballingschapzijn,dieIkuitJeruzalemnaarBabelheb weggezonden!

21ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël,overAchab,dezoonvanKolaja,enoverZedekia, dezoonvanMaäseja,dieinMijnNaameenleugentotu profeteren:Zie,Ikgeefhenoverindehandvan Nebukadnezar,dekoningvanBabel,enhijzalhenvoor uwogendoden.

22Eneenvanhenzaldevloekweggenomenwordendoor alleballingenvanJuda,dieinBabelzijn,metdewoorden: DeHEEREmaakeualsZedekiaenalsAchab,diede koningvanBabelinhetvuurgebradenheeft;

23OmdatzijinIsraëlschanddadenhebbengepleegd, overspelhebbengepleegdmetdevrouwenvanhunburen eninmijnnaamleugenachtigewoordenhebbengesproken, dieikhunnietgebodenheb;Ikweethetenbengetuige, spreektdeHEERE.

24AldusmoetuooktotSemaja,deNehelamiet,spreken: 25ZospreektdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël,zeggende:OmdatGijinUwNaambrieven gezondenhebtaanalhetvolkdatinJeruzalemis,enaan Zefanja,dezoonvanMaäseja,depriester,enaanalle priesters,zeggende:

26DeHEEREheeftutotpriesteraangesteldindeplaats vandepriesterJojada,omdienaarstezijninhethuisvan deHEEREHijzaliederemandiekrankzinnigisen zichzelftotprofeetuitroept,indegevangeniszettenenin hetblokzetten

27WaaromhebtunudanJeremiauitAnathoth,die zichzelfalsprofeetvooruuitgeeft,nietterechtgewezen?

28DaaromheeftHijtotonsinBabelgezonden,omte zeggen:Dezegevangenschapduurtlang;bouwhuizenen woonerin,enlegtuinenaaneneetdevruchtervan

29EndepriesterZefanjalasdezebriefvooraandeprofeet Jeremia

30ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotJeremia, zeggende:

31Zendaanallegevangenendeboodschap:Zozegtde HEEREoverSemaja,deNehelamiet:OmdatSemajatotu

geprofeteerdheeft,enIkhemnietgezondenheb,enhiju opeenleugenheeftdoenvertrouwen.

32Daarom,zozegtdeHEERE:Zie,IkgaSemaja,de Nehelamiet,enzijnnageslachtstraffen;hijzalgeenman hebbendieonderditvolkwoont,enhijzalniet aanschouwenwelkgoedIkvoorMijnvolkzaldoen, spreektdeHEERE,omdathijopstandtegendeHEERE heeftgepromoot.

HOOFDSTUK30

1HetwoorddattotJeremiakwamvandeHEERE, zeggende:

2ZospreektdeHEERE,deGodvanIsraël,alsvolgt: SchrijfvoorualdewoordendieIktotugesprokenheb,in eenboek.

3Wantzie,erkomendagen,spreektdeHEERE,datIkeen omkeerzalbrengenindegevangenschapvanMijnvolk, IsraëlenJuda,spreektdeHEERE.Ikzalhenterugbrengen naarhetlanddatIkhunvaderengegevenheb,enzijzullen hetinbezitnemen

4DitzijndewoordendiedeHEEREgesprokenheeftover IsraëlenoverJuda

5WantzozegtdeHEERE:Eenstemvanschrikhebben wijgehoord,vanvrees,ennietvanvrede.

6Vraagtgijnu,enziet,ofeenmanbaart?Waaromzieik iederemanmetzijnhandenopzijnlendenen,alseen vrouwinbarensnood,enallegezichtenzijnbleek geworden?

7Wee,wantdiedagisgroot,erisergeenalshijHetis eentijdvanbenauwdheidvoorJakob,maardaaruitzalhij verlostworden

8Wanthetzaltediendagegeschieden,spreektdeHEERE vandelegermachten,datIkzijnjukvanuwnekzalbreken enuwbandenzalverscheuren,envreemdenzullenzich nietmeerdoorhemlatendienen

9MaarzijzullendeHEERE,hunGod,dienenenDavid, hunkoning,dieIkhunzalverwekken

10Daarom,weesnietbevreesd,Jakob,Mijndienaar, spreektdeHEERE.Weesnietontsteld,Israël,wantzie,Ik zaluverlossenvanverre,enuwnageslachtuithetlandvan hungevangenschapJakobzalterugkeren,hijzalrust hebbenenvredehebben,enniemandzalhemschrik aanjagen

11WantIkbenmetu,spreektdeHEERE,omute verlossen.Ikzaleeneindemakenaanallevolkenwaarheen Ikuverstrooidheb,maaraanuzalIkgeeneindemakenIk zalumetmatetuchtigenenunietgeheelongestraftlaten.

12WantzozegtdeHEERE:Uwwondenzijnongeneeslijk, enuwwondeiszwaar

13Erisniemanddieuwzaakbepleit,uwordtverbonden;u hebtgeenmedicijnen.

14Aluwminnaarszijnuvergeten;zijzoekenunietmeer WantIkhebugeslagenmetdewondvaneenvijand,met dekastijdingvaneenwrede,vanwegedegrootheidvanuw ongerechtigheid,omdatuwzondenvermenigvuldigdwaren 15Waaromschreeuwjeomjeellende?Jeverdrietis ongeneeslijk,vanwegedegrootheidvanjeongerechtigheid Omdatjezondentalrijkwaren,hebIkjedezedingen aangedaan.

16Daaromzullenallendieuverslinden,zelfverslonden wordenAluwtegenstanderszullen,elkafzonderlijk,in

Jeremia gevangenschapgaanWieuberooft,zaltotbuitworden,en allendieuuitbuiten,zalIkalsbuituitgeven.

17WantIkzaluweergenezen,enuvanuwwonden genezen,spreektdeHEERE.OmdatmenueenVerstotene noemde,zeggende:DitisSion,hetwelkniemandzoekt.

18ZozegtdeHEERE:Zie,Ikzaleenwendingmakenin degevangenschapvanJakobstentenenMijontfermen overzijnwoningen;danzaldestadherbouwdwordenop haarpuinhoop,enhetpaleiszalblijvenstaanopzijnwijze

19Enuithenzaldankzeggingvoortkomenenhetgeroep vanhendievrolijkzijnIkzalhenvermenigvuldigen,en zijzullennietweinigzijn;ookzalIkhenverheerlijken,en zijzullennietkleinzijn.

20Ookhunkinderenzullenzijnalsvroeger,enhun vergaderingzalvoorMijnaangezichtbevestigdworden,en Ikzalalhunonderdrukkersbezoeken.

21Hunedelenzullenuitzichzelfvoortkomen,enhun stadhouderzaluithetmiddenvanhenvoortkomen;enIk zalhemdoennaderen,enhijzaltotMijnaderen.Wantwie isdeze,diezijnhartertoebewogenheefttotMijtenaderen? spreektdeHEERE

22JulliezullenMijtoteenvolkzijn,enIkzaljullieGod zijn

23Ziet,destormwinddesHEERENgaatuitin grimmigheid,eenvoortdurendestormwind;metsmartvalt hijophethoofddergoddelozen

24DebrandendetoornvandeHEEREzalzichnietkeren, totdatHijhetgedaanheeft,totdatHijdegedachtenvan ZijnhartuitgevoerdheeftInlatertijdzultudaaropletten

HOOFDSTUK31

1Tegelijkertijd,spreektdeHEERE,zalIkdeGodzijnvan allegeslachtenvanIsraël,enzijzullenMijtoteenvolkzijn.

2ZozegtdeHEERE:Hetvolkdatvanhetzwaard overgeblevenis,heeftgenadegevondenindewoestijn, namelijkIsraël,toenIkheengingomhetrusttegeven.

3DeHEEREisaanmijverschenenvanoudsher,enzegt: Ja,Ikhebuliefgehadmeteeuwigeliefde,daaromhebIku getrokkenmetgoedertierenheid.

4OpnieuwzalIkubouwen,enuzultgebouwdworden, jonkvrouwvanIsraël;uzultopnieuwversierdwordenmet uwtronen,enuzultuitgaanindereidansenvande vrolijken

5Gijzultopnieuwwijnstokkenplantenopdebergenvan Samaria;deplanterszullenzeplantenenzeetenals gewonedingen

6Wanterzaleendagkomen,datdewachtersophet gebergtevanEfraïmzullenroepen:Staop,enlatenwij opgaannaarSion,naardeHEERE,onzeGod

7WantzozegtdeHEERE:JubelmetvreugdeoverJakob, juichonderdevoornaamstendervolken;verkondig,loof enzeg:HEERE,verlosUwvolk,hetoverblijfselvanIsraël 8Zie,Ikbrenghenuithetlandvanhetnoordenen verzamelhenvandeeindenderaarde,enmethende blindenendekreupelen,dezwangerevrouwenende barendetezamen;eengrotemenigtezaldaarheen terugkeren

9Ondergeweenzullenzijkomen,enondersmeekbeden zalIkhenleiden;Ikzalhendoengaanaanwaterbeken,op eenrechteweg,waaropzijnietzullenstruikelenWantIk beneenvadervoorIsraëlenEfraïmismijneerstgeborene

10HoorthetwoordvandeHEERE,oheidenvolken, verkondigthetindeverrekustlandenenzegt:HijDie Israëlverstrooide,zalhetbijeenbrengenenhethoeden, zoalseenherderzijnkuddehoedt.

11WantdeHEEREheeftJakobverlostenhembevrijduit dehandvanhemdiesterkerwasdanhij

12Daaromzullenzijkomenenjuichenopdehoogtevan Sion,enzijzullensamenvloeientothetgoedevande HEERE,tottarwe,totwijn,totolie,totdejongenvan kleinveeenvanrundveeHunzielzalzijnalseen besproeidetuin,enzijzullennooitmeertreuren

13Danzaldemaagdzichverheugenindereidans,zowel dejongelingenalsdeouderentezamen,wantIkzalhun rouwinvreugdeveranderenenIkzalhentroostenenhen verheugenoverhunverdriet

14Ikzaldezielvandepriestersmetvetverzadigen,en mijnvolkzaldoormijngoedheidverzadigdworden, spreektdeHEERE

15ZozegtdeHEERE:ErwerdeenstemgehoordinRama, geweeklaagenbittergeween;Rachelweendeomhaar kinderenenweigerdezichtelatentroostenoverhaar kinderen,omdatzijernietmeerwaren.

16ZozegtdeHEERE:Laatuwstemnietwenenenuw ogenniettranen,wantuwwerkzalbeloondworden, spreektdeHEERE,enzijzullenterugkomenuithetland vandevijand

17Enerishoopinuweinde,spreektdeHEERE,datuw kinderennaarhungebiedterugkeren.

18IkhebzekerEfraïmzohorenklagen:Gijhebtmij getuchtigd,enikwerdgetuchtigdalseenstierdiehetjuk nietgewendis;bekeermij,danzalikmijbekeren,want GijzijtdeHEERE,mijnGod

19Maartoenikbekeerdwas,kwamiktotinkeer;entoen ikonderrichtwerd,sloegikopmijnheup.Ikwerd beschaamdenzelfsbeschaamd,omdatikdesmaadvan mijnjeugdhadgedragen

20IsEfraïmmijngeliefdezoon?Ishijzo’nlievejongen? WantterwijlIktegenhemhebgesproken,denkIknog steedsaanhemDaaromisMijnbinnensteontroerdom hem.IkzalMijzekeroverhemontfermen,spreektde HEERE

21Richtvooruzelfbakensop,maakuzelfpilaren,richtuw hartopdegebaandeweg,opdewegdieugegaanbent. Keerterug,jonkvrouwvanIsraël,keerterugnaardezeuw steden

22Hoelangzuljenogronddwalen,afvalligedochter? WantdeHEEREheeftietsnieuwsopaardegeschapen:een vrouwzaldemanomvatten.

23ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël:Zijzullendezewoordennoggebruikeninhetland vanJudaeninhaarsteden,wanneerIkeenomkeerbreng inhungevangenschap.DeHEEREzegeneu,woonplaats vanhetrechtenbergvanheiligheid

24InJudazelfeninalhaarstedenzullenlandbouwers wonen,enookzijdiemetdeschapeneropuittrekken 25WantIkverzadigdevermoeideziel,enelkebedroefde zielverkwikIk.

26Toenwerdikwakkerenzag,enmijnslaapwaszoet 27Zie,dedagenkomen,spreektdeHEERE,datIkhethuis vanIsraëlenhethuisvanJudabezaaienzalmetzaadvan mensenenmetzaadvandieren

28Enhetzalgeschieden,zoalsIkoverhengewaaktheb omuitterukken,aftebreken,teverwoesten,teverderven entekwellen,alzozalIkoverhenwaken,omtebouwen enteplanten,spreektdeHEERE.

29Indiedagenzalmennietmeerzeggen:Devaders hebbeneenonrijpedruifgegetenendetandenvande kinderenzijnstompgeworden

30Maariederzalomzijneigenongerechtigheidsterven; iederdieeenzuredruifeet,dienstandenzullenstomp worden

31Zie,dedagenkomen,spreektdeHEERE,datIkmethet huisvanIsraëlenmethethuisvanJudaeennieuwverbond zalsluiten.

32NietovereenkomstighetverbonddatIkmethun vaderengeslotenheb,tendagedatIkhunhandvastgreep omhenuithetlandEgypteteleiden,welkverbondzij verbrokenhebben,hoewelIkheeroverhenwas,spreektde HEERE

33MaarditzalhetverbondzijndatIkmethethuisvan Israëlsluitenzalnadiedagen,spreektdeHEERE:Ikzal Mijnwetinhunbinnenstegevenenzaldieinhunhart schrijven.IkzalhuntoteenGodzijnenzijzullenMijtot eenvolkzijn

34Danzullenzijnietmeereeniederzijnnaasteeneen iederzijnbroederleren,doortezeggen:KentdeHEERE, wantzijallenzullenMijkennen,vanhunkleinstetothun grootsteonderhen,spreektdeHEEREWantIkzalhun ongerechtigheidvergevenenhunzondenietmeer gedenken

35ZozegtdeHEERE,Diedezontoteenlichtgeeft overdagendestelregelsvanmaanensterrentoteenlichtin denacht,Diedezeesplijt,zodathaargolvenbruisen: HEEREvandelegermachtenisZijnNaam

36Wanneerdezebepalingenvoormijnaangezichtzullen afwijken,spreektdeHEERE,danzalookhetnageslacht vanIsraëlophoudeneenvolktezijnvoormijnaangezicht, vooreeuwig.

37ZozegtdeHEERE:Alsdehemelbovengemetenkan wordenendefundamentenvandeaardebeneden nagespeurdkunnenworden,danzalIkheelhetnageslacht vanIsraëlverwerpenomalhundaden,spreektdeHEERE 38Zie,dedagenkomen,spreektdeHEERE,datdestad voordeHEEREherbouwdzalworden,vandetorenvan Hananeelaftotaandehoekpoort

39Enhetmeetsnoerzalnogeenstegenoverhaaruitgaan, overdebergGareb,enzalrondomGoatgaan.

40Enhetheledalmetdelijkenendeas,enalleakkerstot aandebeekKidron,totaandehoekvandePaardenpoort aandeoostkant,zalheiligzijnvoordeHEERE;hetzalniet meerwordenuitgeruktofafgebroken,ineeuwigheid HOOFDSTUK32

1HetwoorddatvandeHEEREtotJeremiakwaminhet tiendejaarvanZedekia,dekoningvanJuda,datwashet achttiendejaarvanNebukadnezar

2ToenbelegerdehetlegervandekoningvanBabel Jeruzalem,endeprofeetJeremiawerdopgesloteninde voorhofvandegevangenis,diezichinhethuisvande koningvanJudabevond.

3WantZedekia,dekoningvanJuda,hadhemopgesloten, zeggende:Waaromprofeteergij,enzegt:Zozegtde

HEERE:Zie,Ikgeefdezestadindehandvandekoning vanBabel,enhijzalhaarinnemen;

4EnZedekia,dekoningvanJuda,zalnietontkomenaan dehandvandeChaldeeën,maarhijzalzekerovergeleverd wordenindehandvandekoningvanBabel.Vanmondtot mondzalhijmethemspreken,enzijnogenzullenzijn ogenaanschouwen

5HijzalZedekianaarBabelbrengen,endaarzalhij blijventotdatIkhembezoek,spreektdeHEEREAlstrijdt utegendeChaldeeën,uzultnietvoorspoedigzijn

6EnJeremiazei:HetwoordvandeHEEREkwamtotmij, zeggende:

7Zie,Hanameël,dezoonvanSallum,uwoom,zaltotu komenenzeggen:Koopvooruzelfmijnakkerdiein Anathothligt,wantuhebthetrechtvanloskoopomhemte kopen.

8ToenkwamHanameël,dezoonvanmijnoom,naarmij toeindegevangenis,overeenkomstighetwoordvande HEERE,enzeitegenmij:Kooptochmijnakkerdiein Anathothligt,inhetlandvanBenjamin,wantheterfrecht isvanuendelosprijsisvanu;koophemvooruzelfToen wistikdatdithetwoordvandeHEEREwas.

9IkkochthetveldvanHanameël,dezoonvanmijnoom, datinAnathothligt,enikwooghemhetgeld:zeventien sjekelzilver.

10Enikondertekendehetproces-verbaal,verzegeldehet, namgetuigenenwooghemhetgeldopdeweegschaal 11Iknamdushetbewijsvandeaankoopmee,zowelwat volgensdewetendegewoonteverzegeldwasalswatopen was

12ToengafikhetbewijsvandekoopaanBaruch,dezoon vanNeria,dezoonvanMaäseja,inaanwezigheidvan Hanameël,dezoonvanmijnoom,enintegenwoordigheid vandegetuigendiehetboekvandekoophadden ondertekend,eninaanwezigheidvanalleJodendieinde voorhofvandegevangenschapzaten

13EnikgeboodBaruchvoorhunogen,zeggende:

14ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël:Neemdezebewijzen,ditkoopbewijs,zowelhet verzegeldealshetgeopendebewijs,endoezeineen aardenvat,zodatzeveledagenbewaardblijven

15WantzozegtdeHEEREvandelegermachten,deGod vanIsraël:Huizen,akkersenwijngaardenzullenweerin bezitgenomenwordeninditland

16ToenikhetkoopbewijsaanBaruch,dezoonvanNeria, hadoverhandigd,badiktotdeHEEREenzei:

17Ach,HeereHEERE,zie,Gijhebtdehemelendeaarde gemaakt,doorUwgrotekrachtenUwuitgestrektearm,en erisnietstewonderlijkvoorU

18Gijbewijstgoedertierenheidaanduizendenenvergeldt deongerechtigheiddervaderenindeschootvanhun kinderennahen;GrootenSterkGod,HEEREder heerschareniszijnNaam, 19Grootvanraadenmachtigvanwerk,wantUwogen zijnopenoveraldewegendermensenkinderen,omeen iedertevergeldennaarzijnwegenennaardevruchtzijner daden.

20Dietekenenenwonderengesteldhebtinhetlandvan Egypte,totopdezedag,eninIsraëlenonderandere mensen;enUeennaamgemaakthebt,zoalsopdezedag,

21EnGijhebtUwvolkIsraëluithetlandEgyptegeleid, mettekenenenwonderen,metsterkehandenmet uitgestrektearm,enmetgroteverschrikking;

22EnGijhebthunditlandgegeven,datGijhunvaderen gezworenhebthuntegeven,eenlandvloeiendevanmelk enhoning;

23Enzijzijnergekomenenhebbenhetinbezitgenomen, maarzijhebbennietnaarUwstemgeluisterdennietnaar Uwwetgewandeld;zijhebbennietsgedaanvanalwatGij hungebodenhebt;daaromhebtGijalditkwaadoverhen latenkomen

24Ziet,debergenzijnopgetrokkentotdestadomhaarin tenemen,endestadisovergegevenindehandvande Chaldeeën,dieertegenstrijdenvanwegehetzwaard,de hongerendepestEnwatGijgesprokenhebt,isgeschied; enzie,Gijziethet.

25EnGijhebttotmijgezegd:HeereHEERE,koopUhet veldvoorgeldenneemgetuigen,wantdestadisinde handderChaldeeënovergegeven.

26ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotJeremia, zeggende:

27Zie,IkbendeHEERE,deGodvanalwatleeft;zouiets voorMijtewonderbaarzijn?

28Daarom,zozegtdeHEERE:Zie,Ikgeefdezestadinde handvandeChaldeeënenindehandvanNebukadnezar, dekoningvanBabel,enhijzalhaarinnemen

29DanzullendeChaldeeën,dietegendezestadstrijden, komenendezestadinbrandstekenenhaarverbrandenmet dehuizen,opwelkerdakenzijreukoffersaandeBaäl geofferdenplengoffersaananderegodengeofferdhebben, omMijtottoornteverwekken.

30WantdeIsraëlietenendeJudaietenhebbenvanhun jeugdafalleenmaarkwaadgedaanvoorMijnaangezicht; wantdeIsraëlietenhebbenMijalleenmaarvertoorndmet hetwerkvanhunhanden,spreektdeHEERE

31WantdezestadisMijtoteenverleidingvanMijntoorn envanMijngrimmigheidgeweest,vandedagafdatzij gebouwdzijntotopdezedag;datIkhaarvanvoorMijn aangezichtzouwegnemen,

32OmalhetkwaaddatdeIsraëlietenendeJudeeërs hebbengedaan,waarmeezeMijtottoornhebbenverwekt: zij,hunkoningen,hunvorsten,hunpriesters,hunprofeten, demannenvanJudaendeinwonersvanJeruzalem.

33EnzijhebbenzichmetderugnaarMijtoegekeerden nietmethetaangezichtIkhebhenonderwezen,doordatIk vroegopstondenhenleerde,maarzijhebbenniet geluisterdenhebbengeenvermaningaangenomen

34Maarzijplaatstenhungruweleninhethuiswaarover mijnnaamisuitgeroepen,omhetteverontreinigen

35ZijbouwdendeofferhoogtenvandeBaäl,dieinhetdal Ben-Hinnomzijn,omhunzonenendochtersvoorde Molochdoorhetvuurtelatengaan,watIkhunniet gebodenhadenwatinMijngedachtennietwas opgekomen,datzijdezegruweldaadzoudendoenenJuda totzondezoudenbrengen

36Ennu,zozegtdeHEERE,deGodvanIsraël,overdeze stad,waarvanuzegt:Zijzalindehandvandekoningvan Babelwordengegevendoorhetzwaard,doorde hongersnoodendoordepest

37Zie,Ikgahenbijeenbrengenuitaldelandenwaarheen IkhenverdrevenhebinMijntoorn,eninMijn grimmigheid,eningrotegrimmigheid,enIkzalhen

terugbrengennaardezeplaats,enIkzalhenonbezorgd doenwonen.

38ZijzullenMijtoteenvolkzijn,enIkzalhunGodzijn 39EnIkzalhunéénhartenéénweggeven,zodatzijMij eeuwigvrezen,tengoedevoorhenenvoorhunkinderen nahen

40EnIkzaleeneeuwigverbondmethensluiten,datIk Mijnietvanhenzalafwendenomhungoedtedoen,maar IkzalMijnvreesinhunhartgeven,zodatzijnietvanMij afwijken

41Ja,IkzalMijoverhenverblijdenenhunweldoen,enIk zalhenvoorzekerinditlandplanten,metMijngehelehart enmetMijngeheleziel.

42WantzozegtdeHEERE:ZoalsIkalditgrotekwaad overditvolkgebrachtheb,zozalIkoverhenalhetgoede brengendatIkhunbeloofdheb.

43Enerzullenakkersgekochtwordeninditland,waarvan uzegt:Hetiseenwoestenij,zondermensofdier;hetisin dehandvandeChaldeeëngegeven.

44Menzalakkersvoorgeldkopenengetuigenissen ondertekenenendieverzegelen,engetuigennemeninhet landvanBenjaminenindeomgevingvanJeruzalem,inde stedenvanJuda,indestedeninhetbergland,indesteden indedalenenindestedeninhetZuiden,wantIkzaleen keerbrengeninhungevangenschap,spreektdeHEERE.

HOOFDSTUK33

1HetwoordvandeHEEREkwamvoordetweedekeertot Jeremia,terwijlhijnogopgeslotenzatindegevangenishof: 2ZozegtdeHEERE,deMakerervan,deHEERE,diehet geformeerdheeft,omhettegrondvesten;HEEREisZijn Naam;

3RoepMijaan,enIkzaluantwoordenenugroteen onvoorstelbaredingenbekendmaken,dieunietweet 4WantzozegtdeHEERE,deGodvanIsraël,overde huizenvandezestadenoverdehuizenvandekoningen vanJuda,diedoordebergenendoorhetzwaard afgebrokenzijn:

5ZijkomenomtegendeChaldeeëntestrijden,maardat doenzijomhentevullenmetdelijkenvanmannendieIk inMijntoorneninMijngrimmigheidhebgedood,enom alhunslechtheidhebIkMijngelaatvoordezestad verborgen

6Zie,Ikzalhungezondheidengenezingbrengen,enIk zalhengenezen,enIkzalhunovervloedvanvredeen waarheidopenbaren

7IkzaleenomkeerbrengenindegevangenschapvanJuda enindegevangenschapvanIsraël,enIkzalhen herbouwenzoalsvoorheen

8Ikzalhenreinigenvanalhunongerechtigheid,waarmee zijtegenMijgezondigdhebben;enIkzalalhun ongerechtighedenvergeven,waarmeezijgezondigd hebben,enwaarmeezijtegenMijovertredenhebben

9EnhetzalMijzijntoteennaamvolvreugde,totlofen toteervoorallevolkenderaarde,diealhetgoedezullen horendatIkhundoe,enzijzullenvrezenenbeven vanwegealhetgoedenvooralhetheildatIkhunschenk 10ZozegtdeHEERE:Opnieuwzaleropdezeplaats gehoordworden,waarvanuzegtdatheteenwoestenijzal zijn,zondermensenzonderdier,indestedenvanJudaen

Jeremia

opdestratenvanJeruzalem,diewoestzijn,zondermens, zonderinwonerenzonderdier, 11Eenstemvanvreugdeeneenstemvanblijdschap,de stemvandebruidegomendestemvandebruid,destem vanhendiezullenzeggen:LooftdeHEEREvande legermachten,wantdeHEEREisgoed,wantZijn goedertierenheidisvooreeuwig;envanhendieeen lofofferbrengeninhethuisvandeHEERE.WantIkzalde gevangenschapvanhetlandomkeren,zoalsvoorheen, spreektdeHEERE

12ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Opdezeplaats, diewoestisgewordendoordemensenhetvee,eninal haarsteden,zalweereenwoonplaatszijnvoorherdersdie hunkuddenlatenrusten

13IndestedenvanhetBergland,indestedenvanhetDal, indestedenvanhetZuiderland,inhetlandvanBenjamin, indeomgevingvanJeruzalemenindestedenvanJuda, zullendeschapenweervoorbijgaanonderdehandenvan HemDiezetelt,spreektdeHEERE.

14Zie,dedagenkomen,spreektdeHEERE,datIkhet goedewoordgestandzaldoendatIkaanhethuisvanIsraël enaanhethuisvanJudabeloofdheb.

15IndiedagenenindietijdzalIkaanDavideenSPRUIT vangerechtigheiddoenopgroeien,dierechten gerechtigheidzaldoeninhetland.

16IndiedagenzalJudaverlostwordenenJeruzalemzal veiligwonenEnditzaldenaamzijnwaarmeemendestad zalnoemen:DeHEERE,onzegerechtigheid.

17WantzozegtdeHEERE:HetzalDavidnooitaaneen manontbrekendieopdetroonvanhethuisvanIsraëlzit

18OokzalhetdeLevitischepriestersnietontbrekenaan eenmandievoormijnaangezichtbrandofferskan opdragen,graanofferskanaanstekenenvoortdurend slachtofferskanbrengen.

19ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotJeremia, zeggende:

20ZozegtdeHEERE:IndiengijMijnverbondaangaande dedagendenachtkuntverbreken,zodatergeendagen nachtmeerzijnophuntijd,

21DanzalookmijnverbondmetmijndienaarDavid verbrokenworden,zodathijgeenzoonmeerzalhebbendie opzijntroonzalregerenEnooknietmetdeLevieten,de priesters,diemijndienarenzijn.

22Zoalshetlegeraandehemelnietgeteldkanworden,en hetzandaandezeenietgemetenkanworden,zozalIkhet nageslachtvanMijndienaarDavidendeLevietendieMij dienen,talrijkmaken

23HetwoordvandeHEEREkwamtotJeremiaenluidde:

24Letunietopwatditvolkzegt:Detweegeslachtendie deHEEREheeftuitgekozen,heeftHijverstoten?Zo hebbenzijMijnvolkveracht,zodatzijvoorhunaangezicht geenvolkmeerzoudenzijn.

25ZozegtdeHEERE:IndienMijnverbondnietgeldtvoor dagennacht,enindienIkdebepalingenvanhemelen aardenietgesteldheb,

26DanzalIkhetnageslachtvanJakobenvanDavid,mijn dienaar,verstoten,zodatIkuitzijnnageslachtgeen heerserszalnemenoverhetnageslachtvanAbraham,Izak enJakobWantIkzaleenomkeerinhungevangenschap brengenenMijoverhenontfermen.

HOOFDSTUK34

1HetwoorddatvandeHEEREtotJeremiakwam,toen Nebukadnezar,dekoningvanBabel,enzijnheleleger,alle koninkrijkenvandeaardedieonderzijnheerschappij vielen,enalhetvolk,tegenJeruzalemenalhaarsteden streden,zeggende:

2ZozegtdeHEERE,deGodvanIsraël:Gaheen,spreek totZedekia,dekoningvanJuda,enzegtothem:Zozegtde HEERE:Zie,Ikgeefdezestadindehandvandekoning vanBabel,enhijzalhaarmetvuurverbranden

3Engijzultnietaanzijnhandontkomen,maargijzult zekergegrepeneninzijnhandovergeleverdworden;en uwogenzullendeogenvandekoningvanBabelzien,en hijzalvanmondtotmondmetuspreken,engijzultnaar Babelgaan.

4MaarhoorhetwoordvandeHEERE,koningZedekia vanJuda!ZozegtdeHEEREoveru:Uzultnietdoorhet zwaardsterven.

5MaarjijzultinvredestervenZoalsjevoorouders verbrandzijn,zoalsdekoningenvóórjou,zozullenzeook voorjoueenbrandendegeurverbranden.Zezullenje weeklagenenzeggen:AchHeer,wantIkhebhetwoord gesproken,spreektdeHEERE

6ToensprakdeprofeetJeremiaaldezewoordentot Zedekia,dekoningvanJuda,inJeruzalem,

7ToenstreedhetlegervandekoningvanBabeltegen JeruzalementegenalleovergeblevenstedenvanJuda, tegenLachisentegenAzekaDezeversterktestedenwaren overgeblevenvandestedenvanJuda

8DitishetwoorddatvandeHEEREtotJeremiakwam, nadatkoningZedekiametheelhetvolkdatinJeruzalem waseenverbondhadgeslotenomhunvrijheiduitteroepen 9Dateeniederzijndienstknechtendienstmaagd,hetzij eenHebreeërofeenHebreeëres,vrijzoulatengaan;endat niemandvanhenzichzelfzoudienen,zelfsnietdooreen Jood,zijnbroeder.

10Toenallevorstenenhethelevolk,diehetverbond geslotenhadden,hoordendatiederzijndienstknechten iederzijndienstmaagdvrijmoestlaten,zodatniemandvan henzichzelfmeermochtbedienen,gehoorzaamdenzijen lietenhengaan

11Maardaarnakeerdenzijzichomenlietendeslavenen dienstmaagdendiezijvrijgelatenhadden,terugkerenen onderwierpenhenaandeslavernijvanslavenen dienstmaagden.

12DaaromkwamhetwoordvandeHEEREtotJeremia, vandeHEERE,enluidde:

13ZozegtdeHEERE,deGodvanIsraël:Ikhebeen verbondgeslotenmetuwvaderen,tendagedatIkhenuit hetlandEgypte,uithetslavenhuis,leidde,zeggende:

14Naverloopvanzevenjaarmoetiedervanuzijnbroeder, eenHebreeër,dieaanuverkochtis,latengaanWanneer hijzesjaarbijugediendheeft,moetuhemvrijlatenMaar uwvaderenhebbennaarmijnietgeluisterdenhunoorniet geneigd

15Engijzijtnubekeerd,enhebtgedaanwatrechtisin mijnogen,doorvrijheiduitteroepen,iedervoorzijn naaste,engijhebteenverbondgeslotenvoormijn aangezicht,inhethuis,datnaarmijnnaamgenoemdis.

16MaaruhebtuomgekeerdenmijnnaamontheiligdU hebtiederzijnslaafeniederzijndienstmaagd,dieunaar

eigengoeddunkeninvrijheidhadgesteld,latenterugkeren enhenonderworpen,zodatzijvoorualsslavenen dienstmaagdenzoudendienen

17Daarom,zozegtdeHEERE:JulliehebbennietnaarMij geluisterd,doorvrijheiduitteroepen,iedervoorzijn broedereniedervoorzijnnaasteZie,Ikroepvrijheidvoor jullieuit,spreektdeHEERE,voorhetzwaard,voordepest envoordehongersnood;enIkzaljulliedoenwegvoeren naarallekoninkrijkenvandeaarde

18EnIkzaldemannendiemijnverbondhebben overtreden,diedewoordenvanhetverbonddatzijvoor mijnaangezichtgeslotenhadden,niethebbennageleefd, toenzijhetkalfintweeënsnedenentussendetweedelen doorgingen,

19DevorstenvanJuda,devorstenvanJeruzalem,de hovelingen,depriestersenhethelevolkvanhetland,die tussendedelenvanhetkalfdoorgingen, 20Ikzalhenovergevenindehandvanhunvijandenenin dehandvanhendiehennaarhetlevenstaan;enhunlijken zullentotvoedseldienenvoordevogelsindeluchtenvoor dewildedierenopdeaarde

21EnZedekia,dekoningvanJuda,enzijnvorstenzalIk overgevenindehandvanhunvijanden,enindehandvan hendiehennaarhetlevenstaan,enindehandvanhet legervandekoningvanBabel,datvooruisopgetrokken.

22Zie,Ikgabevelen,spreektdeHEERE,datIkhennaar dezestadzaldoenterugkeren,datzijerstrijdtegenvoeren, datzijhaarinnemenenmetvuurverbranden.OokzalIkde stedenvanJudamakentoteenwoestenij,diegeeninwoner meerheeft

HOOFDSTUK35

1HetwoorddattotJeremiakwamvandeHEEREinde dagenvanJojakim,dezoonvanJosia,dekoningvanJuda, zeggende:

2GanaarhethuisvandeRechabieten,spreekmethenen brenghennaarhethuisvandeHEERE,naareenvande vertrekken,engeefhunwijntedrinken

3ToennamikJaäzanja,dezoonvanJeremia,dezoonvan Habazzinja,enzijnbroers,enalzijnzonen,enhethele huisvandeRechabieten;

4ToenbrachtikheninhethuisvandeHEERE,inde kamervandezonenvanHanan,dezoonvanJigdalia,de manGods,dienaastdekamervandevorstenlag,die bovendekamervanMaäseja,dezoonvanSallum,de deurbewaker,was

5Toenzetteikvoordezonenvanhethuisvande Rechabietenvollepottenwijnenbekersneer,enikzei tegenhen:Drinkwijn

6Maarzijzeiden:Wijzullengeenwijndrinken,want Jonadab,dezoonvanRechab,onzevader,heeftons geboden:Julliemogengeenwijndrinken,jullienochje zonen,vooreeuwig

7Umaggeenhuisbouwen,nochzaadzaaien,noch wijngaardenplanten,nochietsbezittenMaarumoet zolanguleeftintentenwonen,zodatulangkuntwonenin hetlandwaaruvreemdelingbent

8DaaromhebbenwijnaardestemvanJonadab,dezoon vanRechab,onzevader,geluisterdinalleswathijons gebodenhad:datwijalonzedagengeenwijnmogen drinken,wij,onzevrouwen,onzezonenenonzedochters

9Enooknietomhuizentebouwenomintewonen;wij hebbengeenwijngaard,geenakker,geenzaaigoed.

10Maarwijhebbenintentengewoondenzijngehoorzaam geweestenhebbengedaanovereenkomstigalleswatonze vaderJonadabonsgebodenheeft.

11Maarhetgebeurde,toenNebukadrezar,dekoningvan Babel,inhetlandoptrok,datwijzeiden:Kom,latenwij naarJeruzalemgaan,vanwegehetlegervandeChaldeeën envanwegehetlegervandeSyriërsDaaromblijvenwijin Jeruzalemwonen

12ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotJeremia, zeggende:

13ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël:GaheenenzegtegendemannenvanJudaende inwonersvanJeruzalem:Zullenjulliejenietlaten vermanenomnaarmijnwoordenteluisteren?spreektde HEERE

14DewoordenvanJonadab,dezoonvanRechab,diehij zijnzonengebodenhadgeenwijntedrinken,zijngestand gedaanTotopdedagvanvandaaghebbenzijgeenwijn gedronken,maargehoorzaamdaanhetgebodvanhun vader.TochhebIkvroegenlaattotugesproken,maaru hebtnietnaarMijgeluisterd

15OokhebIkalMijndienaren,deprofeten,totu gezonden,vroegenlaat,omtezeggen:Bekeertutoch, iedervanzijnslechteweg,enbetertuwdaden,engaat geenanderegodenachternaomdietedienen,danzultu blijveninhetlanddatIkuenuwvaderengegevenheb, maaruhebtuwoornietgeneigdennietnaarMijgeluisterd 16OmdatdezonenvanJonadab,dezoonvanRechab,het gebodvanhunvader,dathijhungebodenhad,welgedaan hebben,maarditvolknaarMijnietgeluisterdheeft, 17Daarom,zozegtdeHEERE,deGodvande legermachten,deGodvanIsraël:Zie,IkbrengoverJuda enoveralleinwonersvanJeruzalemalhetonheildatIk overhenhebuitgesproken,omdatIktothenhebgesproken, maarzijniethebbengehoord,enIkhebtothengeroepen, maarzijniethebbengeantwoord

18EnJeremiazeidetothethuisderRechabieten:Zozegt deHEEREderheerscharen,deGodvanIsraël:Omdatgij naarhetgebodvanuwvaderJonadabgeluisterdhebt,enal zijngebodeninachtgenomenhebt,engedaanhebt overeenkomstigalleswathijugebodenheeft, 19Daarom,zozegtdeHEEREvandelegermachten,de GodvanIsraël:HetzalJonadab,dezoonvanRechab,niet aaneenmanontbrekendievoorMijnaangezichtstaat, vooreeuwig

HOOFDSTUK36

1EnhetgeschieddeinhetvierdejaarvanJojakim,dezoon vanJosia,dekoningvanJuda,datditwoordvande HEEREtotJeremiakwam,zeggende:

2NeemeenboekrolenschrijfdaarinaldewoordendieIk totugesprokenheboverIsraël,overJudaenoveralle volken,vanafdedagdatIktotugesprokenheb,vanafde dagenvanJosiatotopdezedag.

3HetkanzijndathethuisvanJudaalhetkwaadhoortdat Ikhunzalaandoen,zodatzijzichbekeren,eeniedervan zijnslechteweg,zodatIkhunongerechtigheidenhun zondevergeef

4ToenriepJeremiaBaruch,dezoonvanNeria,enBaruch schreefuitdemondvanJeremiaaldewoordenvande HEERE,dieHijtothemgesprokenhad,opeenboekrol

5EnJeremiagafBaruchbevel:Ikbenopgesloten,ikkan hethuisvandeHEEREnietbinnengaan.

6Gadaaromheenenleesinderoldieuuitmijnmond hebtgeschreven,dewoordenvandeHEEREvooraanhet volkinhethuisvandeHEERE,opdevastendag.Umoet zeookvoorlezenaanheelJuda,datuitzijnstedenkomt

7MisschiensmekenzijdeHEEREomhulpenbekerenzij zich,iedervanzijnslechtewegWantgrootisdetoornen degrimmigheiddiedeHEEREoverditvolkheeft uitgesproken.

8Baruch,dezoonvanNeria,deedalleswatdeprofeet JeremiahemgebodenhadHijlasdewoordenvande HEERvoorinhetboekvandeHEER,inhethuisvande HEER

9InhetvijfdejaarvanJojakim,dezoonvanJosia,de koningvanJuda,indenegendemaand,riepmeneen vastenuitvoorhetaangezichtvandeHEEREvooralhet volkinJeruzalemenvooralhetvolkdatuitdestedenvan JudanaarJeruzalemgekomenwas.

10ToenlasBaruchuithetboekdewoordenvanJeremia voorinhethuisvandeHEERE,indekamervanGemarja, dezoonvandeschrijverSafan,indebovenzaal,bijde ingangvandenieuwepoortvanhethuisvandeHEERE, tenaanhorenvanheelhetvolk

11ToenMichaja,dezoonvanGemarja,dezoonvanSafan, uithetboekallewoordenvandeHEEREhadgehoord, 12Toendaaldehijafnaarhethuisvandekoning,naarde kamervandeschrijver.Enzie,daarzatenallevorsten:de schrijverElisama,Delaja,dezoonvanSemaja,Elnathan, dezoonvanAchbor,Gemarja,dezoonvanSafan,Zedekia, dezoonvanHananja,enallevorsten.

13ToenverteldeMichajahunalleswathijhadgehoord, toenBaruchhetboekvoorlasaanhetvolk 14DaaromstuurdenallevorstenJehudi,dezoonvan Netanja,dezoonvanSelemja,dezoonvanKusi,naar Baruchmetdeopdracht:Neemderolinuwhandwaarinu voorgelezenhebt,enkom.Baruch,dezoonvanNeria,nam derolinzijnhandenkwamnaarhentoe

15Enzijzeidentothem:Ganuzittenenleeshetonsvoor EnBaruchlashethunvoor.

16Toenzijaldezewoordengehoordhadden,werdenzij beidenbevreesdenzeidentegenBaruch:Wijzullenaldeze woordenzekeraandekoningvertellen.

17EnzijvroegenBaruch,zeggende:Vertelonstocheens, hoehebtgijaldezewoordenuitzijnmondgeschreven?

18ToenantwoorddeBaruchhun:Aldezewoordenheeft hijmijmetzijnmondverteld,enikhebzemetinktinhet boekgeschreven

19ToenzeidendevorstentotBaruch:Gaheen,verbergu enJeremia,enlaatniemandwetenwaarubent

20Zijgingennaardekoninginhetvoorhof,legdenderol neerindekamervandeschrijverElisamaenverteldenal dewoordenaandekoning

21DekoningstuurdeJehudieropuitomderoltehalen.Hij haaldehemuitdekamervandeschrijverElisama,en Jehudilashemvooraandekoningenaanallevorstendie aanzijnzijdestonden.

22Dekoningzatindenegendemaandinhetwinterhuis, enerbranddeeenvuuropdehaardvoorzijnogen

23Enhetgebeurde,alsJehudidrieofvierbladenhad gelezen,dathijzemethetmesafsneedenzeinhetvuur wierp,datopdehaardwas,totdatdehelerolverbrandwas inhetvuur,datopdehaardwas.

24Tochwerdenzenietbangenscheurdenhunklerenniet, nochdekoning,nochzijndienarendiealdezewoorden hoorden

25Elnatan,DelajaenGemarjahaddenerechterbijde koningopaangedrongenderolnietteverbranden,maarde koningwildenietnaarhenluisteren

26DekoninggafbevelaanJerahmeël,dezoonvan Hammelech,Seraja,dezoonvanAzriël,enSelemja,de zoonvanAbdeel,omdeschrijverBaruchendeprofeet JeremiatearresterenMaardeHEEREhieldhenverborgen

27ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotJeremia, nadatdekoningderolendewoordendieBaruchuitde mondvanJeremiahadgeschreven,hadverbrand:

28Neemnogeenandererolenschrijfdaaropaldevorige woordendieopdeeersterolstonden,dieJojakim,de koningvanJuda,verbrandheeft

29EngijzulttotJojakim,dekoningvanJuda,zeggen:Zo zegtdeHEERE:Gijhebtdezerolverbrandengezegd: Waaromhebtgijdaaringeschreven:DekoningvanBabel zalstelligkomenenditlandverwoesten,enzalvandaar mensendierdoenverdwijnen?

30Daarom,zozegtdeHEEREoverJojakim,dekoning vanJuda:Hijzalniemandhebbendieopdetroonvan Davidzit;enzijnlijkzaloverdagbuitengeworpenworden indehitteen'snachtsindevorst

31Ikzalhem,zijnnageslachtenzijndienarenoverhun ongerechtigheidbezoeken.Ikzaloverhen,overde inwonersvanJeruzalemenoverdemannenvanJudaalhet onheilbrengendatIkoverhenhebuitgesprokenMaarzij hebbennietgeluisterd.

32ToennamJeremiaeenandererolengafdieaande schrijverBaruch,dezoonvanNeriaDezeschreefdaarin uitdemondvanJeremiaaldewoordenvanhetboekdat Jojakim,dekoningvanJuda,inhetvuurhadverbrand Bovendienwerdenernogveleanderewoordenaan toegevoegd.

HOOFDSTUK37

1KoningZedekia,dezoonvanJosia,regeerdeindeplaats vanKonja,dezoonvanJojakim,dieNebukadrezar,de koningvanBabel,totkoningoverJudahadaangesteld.

2Maarnochhij,nochzijndienaren,nochhetvolkvanhet landluisterdennaardewoordenvandeHEERE,dieHij doordedienstvandeprofeetJeremiagesprokenhad

3ToenzondkoningZedekiaJuchal,dezoonvanSelemja, enZefanja,dezoonvandepriesterMaäseja,naarde profeetJeremiaomtezeggen:Bidtochvooronstotde HEERE,onzeGod

4ToenkwamJeremiainenuithetvolk,omdatzehemniet indegevangenishaddengezet

5ToenhetlegervandefaraouitEgyptewasgetrokken, brakenzijopuitJeruzalem.ToendeChaldeeën,die Jeruzalembelegerden,dithoorden,brakenzijopuit Jeruzalem

6ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotdeprofeet Jeremia,zeggende:

7ZozegtdeHEERE,deGodvanIsraël:Zomoetutegen dekoningvanJuda,dieunaarMijgezondenheeftomMij teraadplegen,zeggen:Zie,hetlegervandefarao,dat uitgetrokkenisomutehelpen,zalterugkerennaarEgypte, naarzijnland.

8DanzullendeChaldeeënopnieuwkomenentegendeze stadstrijden,haarinnemenenhaarmetvuurverbranden

9ZozegtdeHEERE:Bedrieguzelfnietdoortezeggen: DeChaldeeënzullenzekervanonsweggaan,wantzij zullennietweggaan

10AlhaduhethelelegervandeChaldeeën,dattegenu streed,verslagen,enwareneronderhenalleenmaar gewondenovergebleven,danzoudenzijtochopstaan,ieder inzijntent,endezestadmetvuurverbranden

11Enhetgebeurde,toenhetlegervandeChaldeeënuit Jeruzalemuiteengedrevenwerduitvreesvoorhetlegervan defarao,

12ToenvertrokJeremiauitJeruzalemomnaarhetland vanBenjamintegaanenzichvandaaraftezondereninhet middenvanhetvolk

13ToenhijindeBenjaminpoortwas,wasdaareenoverste vandewacht,wiensnaamJiriawas,dezoonvanSelemja, dezoonvanHananjaHijnamdeprofeetJeremiagevangen enzei:UbentovergelopennaardeChaldeeën

14ToenzeiJeremia:Hetiseenleugen,ikkeermijniet naardeChaldeeënMaarhijluisterdenietnaarhem DaaromnamJeremiaJeremiagevangenenbrachthemnaar devorsten.

15DaaromwerdendevorstentoornigopJeremiaZij sloegenhemenzettenhemgevangeninhethuisvan Jonathan,deschrijver,omdatzijdietotgevangenishadden gemaakt

16ToenJeremiaindekerkerenindehuttenwasgekomen, enJeremiadaarveledagenwasgebleven,

17ToenlietkoningZedekiahemhalenDekoningvroeg hetheminhetgeheiminzijnhuisenvroeg:Isereen woordvandeHEERE?Jeremiaantwoordde:Ja,wantu zultindehandvandekoningvanBabelworden overgeleverd,zeihij

18VerderzeiJeremiategenkoningZedekia:Wathebik tegenu,uwdienarenofditvolkmisdaan,datumijinde gevangenishebtgezet?

19Waarzijnnuuwprofeten,dieugeprofeteerdhebbenen gezegdhebben:DekoningvanBabelzalniettegenuen tegenditlandoptrekken?

20Daarom,luistertoch,mijnheerdekoning!Laatmijn smeekbedetochdooruwordenaangenomenenlaatmij nietterugkerennaarhethuisvandeschrijverJonathan, anderszalikdaarsterven

21ToengafkoningZedekiabeveldatzeJeremiaopde binnenplaatsvandegevangenismoestenopsluitenenhem dagelijkseenstukbrooduitdeBakkersstraatmoesten geven,totdatalhetbroodindestadopwasZobleef Jeremiaopdebinnenplaatsvandegevangenis

HOOFDSTUK38

1ToenSefatja,dezoonvanMattan,Gedalja,dezoonvan Pashur,Juchal,dezoonvanSelemja,enPashur,dezoon vanMalkia,dewoordenhoordendieJeremiatothethele volkhadgesproken:

2ZozegtdeHEERE:Wieindezestadblijft,zalsterven doorhetzwaard,doordehongerendoordepest,maarwie naardeChaldeeëngaat,zalinlevenblijven,wanthijzal zijnzielalsbuithebbeneninlevenblijven.

3ZozegtdeHEERE:Dezestadzalzekerindehandvan hetlegervandekoningvanBabelgegevenwordenendat zalhaarinnemen

4Daaromzeidendevorstentotdekoning:Wijsmekenu, laatdezemanterdoodgebrachtwordenWantdoorzulke woordentothentespreken,verzwakthijdehandenvande strijdkrachtendienogindezestadzijn,endehandenvan heelhetvolkWantdezemanzoektniethetwelzijnvandit volk,maarhetkwaad.

5ToenzeikoningZedekia:Zie,hijisinuwhand,wantde koningkannietstegenudoen

6ToennamenzeJeremiaenwierpenhemindekerkervan Malkia,dezoonvanHammelech,dieindegevangenishof was,enzelietenJeremiamettouwennaarbenedenzakken Maarindekerkerwasgeenwater,maarmodder.Zozonk Jeremiaindemodder

7ToenEbed-Melech,deEthiopiër,eenvandehovelingen dieinhetpaleisvandekoningverbleef,hoordedatze Jeremiaindekerkerhaddenopgesloten,zatdekoningtoen indeBenjaminpoort

8Ebed-Melechverliethethuisvandekoningenspraktot dekoning:

9Mijnheerdekoning,dezemannenhebbenkwaadgedaan doorallestedoenwatzijdeprofeetJeremiahebben aangedaan,diezijindekerkerhebbengeworpenHijzal stervenvandehongeropdeplaatswaarhijis,wanteris geenbroodmeerindestad.

10ToengafdekoningbevelaanEbed-Melech,de Ethiopiër,enzei:Neemvanhierdertigmannenmeeen haaldeprofeetJeremiauitdekerker,voordathijsterft.

11ToennamEbed-Melechdemannenmetzichmeeen gingnaarhetpaleisvandekoning,onderdeschatkamer Hijnamvandaaroude,versletendoekenenoude,verrotte lappenmeeenlietzeaantouwennaarJeremiaindekerker zakken

12ToenzeiEbed-Melech,deEthiopiër,tegenJeremia:Leg dezeoude,versletendoekenenverganelappenonderje armsgaten,onderdekoordenEnJeremiadeedhet

13ToentrokkenzeJeremiamettouwenomhoogen haaldenhemuitdekerkerJeremiableefachterinde voorhofvandegevangenis

14ToenstuurdekoningZedekiabodenenlietdeprofeet Jeremiabijzichhalen,bijdederdeingang,dieinhethuis vandeHEEREis.DekoningzeitegenJeremia:Ikwilu ietsvragen;verbergvoormijniets

15ToenzeiJeremiategenZedekia:Alsikhetjevertel,zul jemijdannietzekerterdoodbrengen?Enalsikjeraad geef,zuljedannietnaarmijluisteren?

16ToenzwoerkoningZedekiainhetgeheimaanJeremia: ZowaardeHEEREleeft,Dieonsditlevengegevenheeft, ikzalunietdodenenikzalunietoverleverenindehanden vandezemannendieunaarhetlevenstaan

17ToenzeiJeremiategenZedekia:ZozegtdeHEERE,de Godvandelegermachten,deGodvanIsraël:Alsuzonder enigeaarzelingnaardevorstenvandekoningvanBabel gaat,danzultuinlevenblijvenenzaldezestadnietmet vuurverbrandwordenUenuwhuiszulleninlevenblijven

18MaaralsunietnaardevorstenvandekoningvanBabel gaat,danzaldezestadindehandvandeChaldeeën wordengegeven,enzijzullenhaarmetvuurverbranden, enuzultnietaanhunhandontkomen.

19ToenzeikoningZedekiategenJeremia:Ikbenbangdat deJoden,dienaardeChaldeeënzijnovergelopen,mijin hunhandzullenoverleverenendatzijmijzullenbespotten

20MaarJeremiazei:Zijzullenunietredden.Luistertoch naardestemvandeHEERE,dieiktotuspreek;danzal hetugoedgaanenzultuinlevenblijven

21Maarindiengijweigertuittegaan,ditishetwoord,dat deHEEREmijheeftdoenhoren:

22Enzie,allevrouwendieovergeblevenzijninhethuis vandekoningvanJuda,zullennaardevorstenvande koningvanBabelgebrachtworden,endievrouwenzullen zeggen:Uwvriendinnenhebbenuaangevallenenu overmeesterd;uwvoetenzijnindemoddergezonkenenzij hebbenzichteruggetrokken

23AluwvrouwenenkinderenzullennaardeChaldeeën wordengebracht,enuzultnietaanhunhandontkomenU zultindehandvandekoningvanBabelgevangenworden genomen.Uzultdezestadmetvuurlatenverbranden.

24ToenzeiZedekiategenJeremia:Laatniemandvandeze woordenweten,danzuljenietsterven

25Maaralsdevorstenhorendatikmetugesprokenheb, enzijkomennaarutoeenzeggen:Vertelonstochwatu tegendekoninggezegdhebt,enverberghetnietvoorons, danzullenwijunietterdoodbrengen;enookwatde koningtegenugezegdheeft

26Danmoetutegenhenzeggen:Ikhebdekoning gesmeektdathijmijnietnaarhethuisvanJonathanzou latenterugkeren,zodatikdaarzousterven

27ToenkwamenallevorstennaarJeremiaenvroegenhem ernaar.Hijverteldehethunovereenkomstigaldeze woordendiedekoninggebodenhadZehieldenopmet hemtespreken,wantdezaakwerdnietbegrepen 28Jeremiableefindevoorhofvandegevangenistotopde dagdatJeruzalemwerdingenomen,enhijwasdaartoen Jeruzalemwerdingenomen

HOOFDSTUK39

1InhetnegendejaarvanZedekia,dekoningvanJuda,in detiendemaand,kwamNebukadnezar,dekoningvan Babel,metheelzijnlegertegenJeruzalemopenbelegerde destad.

2InhetelfdejaarvanZedekia,opdenegendedagvande vierdemaand,werddestadopgebroken.

3ToenkwamenallevorstenvandekoningvanBabel binnenengingenindemiddelstepoortzitten: Nergalsarezer,Samgarnebo,Sarsechim,Rabsaris, NergalsarezerenRabmag,metaldeoverigevorstenvande koningvanBabel

4ToenZedekia,dekoningvanJuda,henenalle krijgsliedenzag,namenzijdevluchtZijverlietendestad 'snachts,langsdewegdienaardekoninklijketuinleidde, doordepoorttussendetweemuren.Hijverlietdeweg naardevlakte

5MaarhetlegervandeChaldeeuwenzettede achtervolginginenhaaldeZedekiainindevlaktevan JerichoToenzehemgevangenhaddengenomen,brachten zehemnaarNebukadnezar,dekoningvanBabel,inRibla

inhetlandvanHamath,endezesprakeenvonnistegen hemuit.

6ToendooddedekoningvanBabelvoorzijnogende zonenvanZedekiainRibla.Ookdooddedekoningvan BabelalleedelenvanJuda.

7OokstakhijZedekiadeogenuitenboeidehemmet kettingen,omhemnaarBabeltevoeren

8ToenstakendeChaldeeënhetkoninklijkpaleisende huizenvanhetvolkmetvuurinbrandOokbrakenzijde murenvanJeruzalemaf

9ToenvoerdeNebuzaradan,debevelhebbervande lijfwacht,hetoverblijfselvanhetvolkdatindestadwas overgebleven,endegenendienaarhemwarenovergelopen, samenmetderestvanhetvolkdatovergeblevenwas,in ballingschapwegnaarBabel

10MaarNebuzaradan,debevelhebbervandelijfwacht, lieteendeelvandearmenvanhetvolk,dienietshadden, inhetlandvanJudaachter,engafhuntegelijkwijngaarden enakkers.

11Nebukadrezar,dekoningvanBabel,gafbevel aangaandeJeremiaaanNebuzaradan,debevelhebbervan delijfwacht,enzei:

12Neemhemmee,enletgoedophem,endoehemgeen kwaad;maardoehemzoalshijtotuzalzeggen

13ToenstuurdeNebuzaradan,debevelhebbervande lijfwacht,bodenuit,samenmetNebushasban,Rabsaris, Nergalsarezer,Rabmagenallevorstenvandekoningvan Babel.

14ZijstuurdenbodenenhaaldenJeremiauithet gevangenhofenvertrouwdenhemtoeaanGedalja,dezoon vanAhikam,dezoonvanSafan,omhemnaarhuiste brengenZowoondehijtemiddenvanhetvolk

15HetwoordvandeHEEREkwamtotJeremia,terwijlhij opgeslotenzatindegevangeniszaal:

16GaenspreektotEbed-Melech,deEthiopiër,enzeg:Zo zegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvanIsraël: Zie,IkbrengMijnwoordenoverdezestadtenkwadeen niettengoede,enzezullenopdiedagvooruwogen vervuldworden

17MaarIkzalutediendageredden,spreektdeHEERE, engijzultnietovergegevenwordenindehanddermannen, voorwiegijbevreesdzijt

18WantIkzaluzekerredden,enuzultdoorhetzwaard nietvallen,maaruwlevenzalutenprooizijn,omdatuop Mijvertrouwdhebt,spreektdeHEERE

HOOFDSTUK40

1HetwoorddatvandeHEEREtotJeremiakwam,nadat Nebuzaradan,debevelhebbervandelijfwacht,hemuit Ramahadlatengaan,nadathijhemgeboeidhad meegenomentemiddenvanalleballingenvanJeruzalem enJuda,dienaarBabelwarenweggevoerd

2ToennamdebevelhebbervandelijfwachtJeremia gevangenenzeitegenhem:DeHEERE,uwGod,heeftdit onheiloverdezeplaatsuitgesproken

3DeHEEREheefthetgebrachtengedaanzoalsHij gesprokenhadOmdatutegendeHEEREgezondigdhebt ennietnaarHemgeluisterdhebt,daaromisdezezaakover ugekomen.

4Ennu,zie,ikmaakuvandaaglosvandeketenendieaan uwhandwarenAlshetugoeddunktmetmijmeetegaan

naarBabel,komdan;danzalikgoedvooruzorgen;maar alshetuslechtdunktmetmijmeetegaannaarBabel,houd udanopZie,hethelelandligtvooruopen;waarhetu goedengeschiktlijktomtegaan,gadaarheen.

5Toenhijnognietterugwas,zeihij:Gaookterugnaar Gedalja,dezoonvanAhikam,dezoonvanSafan,diede koningvanBabeltotlandvoogdoverdestedenvanJuda heeftaangesteld,enwoonbijhemtemiddenvanhetvolk; ofgawaarheenhetugoeddunktDebevelhebbervande lijfwachtgafhemproviandeneenbeloning,enliethem gaan

6ToengingJeremianaarGedalja,dezoonvanAhikam,in Mizpa,enhijwoondebijhemtemiddenvanhetvolkdat inhetlandwasovergebleven

7Toennuallebevelhebbersvandelegersdieinhetveld waren,zijenhunmannen,hoordendatdekoningvan BabelGedalja,dezoonvanAhikam,overhetlandhad aangesteldenhemhadtoevertrouwd,mannen,vrouwen, kinderenendearmenvanhetland,dienietalsgevangenen naarBabelwarenweggevoerd,

8ToenkwamenzijbijGedaljainMizpa,namelijkIsmaël, dezoonvanNetanja,JohananenJonathan,dezonenvan Kareah,Seraja,dezoonvanTanhumeth,dezonenvanEfai, deNetofathiet,enJezanja,dezoonvaneenMaächathiet, zijenhunmannen.

9EnGedalja,dezoonvanAhikam,dezoonvanSafan, zwoerhunenhunmannen:Weesnietbevreesdomde Chaldeeëntedienen;blijfinhetlandendiendekoningvan Babel,danzalhetugoedgaan

10Watmijbetreft,zie,ikzalinMizpawonenomde Chaldeeëntedienendienaaronstoekomen.Maarjullie, verzameldewijn,dezomervruchtenendeolie,doediein julliekruikenenblijfindestedendiejullieingenomen hebben.

11ToenookalleJodeninMoab,Ammon,Edomenalle anderelandenhoordendatdekoningvanBabeleenrestant vanJudahadovergelatenendathijGedalja,dezoonvan Achikam,dezoonvanSafan,overhenhadaangesteld, 12OokkeerdenalleJodenteruguitalleplaatsenwaarheen zijverdrevenwaren,enkwameninhetlandJuda,bij Gedalja,teMizpa,enzijverzameldenovervloedigwijnen zomerfruit

13OokkwamenJohanan,dezoonvanKareah,enalle overstenvandelegersdieinhetveldwaren,naarGedalja inMizpa, 14Enhijzeitegenhem:WeetuzekerdatBaälis,de koningvandeAmmonieten,Ismaël,dezoonvanNetanja, gestuurdheeftomutedoden?MaarGedalja,dezoonvan Ahikam,geloofdehenniet

15ToensprakJohanan,dezoonvanKareah,inhetgeheim totGedaljainMizpaenzei:Laatmijtochgaan,danzalik Ismaël,dezoonvanNetanja,doden,enniemandzalhette wetenkomenWaaromzouhijjoudoden,zodatalleJoden diezichbijjouverzameldhebben,verstrooidwordenen hetoverblijfselinJudaomkomt?

16MaarGedalja,dezoonvanAhikam,zeitegenJohanan, dezoonvanKareah:Doeditniet,wantuspreektvalsover Ismaël

HOOFDSTUK41

1IndezevendemaandkwamenIsmaël,dezoonvan Netanja,dezoonvanElisama,uithetkoninklijkgeslacht, endevorstenvandekoning,tienmannenmethem,naar Gedalja,dezoonvanAhikam,teMispaZijatendaar samenbroodinMispa

2ToenstondenIsmaël,dezoonvanNetanja,endetien mannendiebijhemwarenopendooddenGedalja,dezoon vanAhikam,dezoonvanSafan,methetzwaardOok dooddenzijhemdiedekoningvanBabeltotlandvoogd overhetlandhadaangesteld

3OokdooddeIsmaëlalleJodendiebijhemwaren,enook Gedalja,inMispa,enookdeChaldeeëndiezichdaar bevonden,endekrijgslieden

4Enhetgebeurdeopdetweededag,nadathijGedaljahad gedood,enniemandwisthet,

5ErkwamentachtigmannenuitSichem,SiloenSamaria, metgeschorenbaarden,gescheurdeklereneninsnijdingen inhunhanden,enzijmoestenoffersenreukwerkinhun handenbrengen

6ToengingIsmaël,dezoonvanNetanja,vanMizpahun tegemoetenhijweendedeheletijdToenhijhen tegenkwam,zeihijtegenhen:KomnaarGedalja,dezoon vanAhikam.

7Toenzijinhetmiddenvandestadkwamen,doodde Ismaël,dezoonvanNetanja,henenwierphenmiddenin deput,hijendemannendiebijhemwaren.

8Maarerwerdentienmannenonderhengevondendie tegenIsmaëlzeiden:Doodonsniet,wantwijhebben schattenophetveld,vantarwe,gerst,olieenhoning. Daaromhieldhijzichinendooddehennietonderhun broeders

9DekuilwaarinIsmaëlallelijkenhadgeworpenvande mannendiehijvanwegeGedaljahadgedood,wasdekuil diekoningAsahadgemaaktuitangstvoorBaësa,de koningvanIsraël.Ismaël,dezoonvanNetanja,vuldehem metdegesneuvelden

10ToenvoerdeIsmaëlalhetovergeblevenvolkinMispa inballingschapweg:dedochtersvandekoningenalhet volkdatinMispaovergeblevenwas,datNebuzaradan,de bevelhebbervandelijfwacht,aanGedalja,dezoonvan Achikam,hadtoevertrouwd.Ismaël,dezoonvanNetanja, voerdeheninballingschapwegentrokopomoverte stekennaardeAmmonieten

11ToenJohanan,dezoonvanKareah,enalle legeroverstendiebijhemwaren,hoordenvanalhetkwaad datIsmaël,dezoonvanNetanja,hadgedaan,

12Toennamenzijallemannenentrokkenopomtegen Ismaël,dezoonvanNetanja,testrijdenEnzijvondenhem bijdegrotewaterenbijGibeon

13ToenalhetvolkdatbijIsmaëlwas,Johanan,dezoon vanKareah,enaldebevelhebbersvandelegersdiebij hemwaren,zagen,werdenzijblij

14ToenkeerdehethelevolkdatIsmaëluitMispaals gevangenehadweggevoerd,terugengingnaarJohanan,de zoonvanKareah.

15MaarIsmaël,dezoonvanNetanja,ontkwammetacht manaanJohananengingnaardeAmmonieten

16ToennamJohanan,dezoonvanKareah,enalle bevelhebbersvandelegersdiebijhemwaren,alhet overblijfselvanhetvolkdathijuitMispahadteruggehaald

vanIsmaël,dezoonvanNetanja,nadathijGedalja,de zoonvanAhikam,hadgedood,deheldenvandestrijd,de vrouwen,dekinderenendehovelingendiehijuitGibeon hadteruggebracht.

17Enzijvertrokkenenwoondenindewoonplaatsvan Kimham,diebijBethlehemligt,omnaarEgyptetegaan, 18VanwegedeChaldeeën,diebangvoorhenwaren, omdatIsmaël,dezoonvanNetanja,Gedalja,dezoonvan Ahikam,diedekoningvanBabeltotlandvoogdoverhet landhadaangesteld,hadgedood

HOOFDSTUK42

1Toenkwamenallebevelhebbersvandelegers,Johanan, dezoonvanKareah,Jezanja,dezoonvanHosaja,enhet helevolk,vankleintotgroot,naarvoren.

2EnhijzeidetotdeprofeetJeremia:Laattochonze smeekbedevooruwaangezichtaangenomenworden,en bidvooronstotdeHEERE,uwGod,voorditgehele overblijfsel;wantwijzijnslechtsweinigenvanvelen overgebleven,zoalsuwogenonsaanschouwen 3opdatdeHEERE,uwGod,onsdewegopenbaart,diewij moetengaan,endezaak,diewijmoetendoen

4ToenzeideprofeetJeremiategenhen:Ikhebnaaru geluisterd.IkzaltotdeHEERE,uwGod,bidden overeenkomstiguwwoordenAlleswatdeHEEREuzal antwoorden,zalikuverkondigenIkzalnietsvooru achterhouden.

5ToenzeidenzijtotJeremia:DeHEEREzijeen waarachtigeengetrouwegetuigetussenons,indienwijniet doenovereenkomstigalleswaartoedeHEERE,uwGod,u totonszendenzal

6Hetzijgoed,hetzijkwaad,wijzullenluisterennaarde stemvandeHEERE,onzeGod,totWiewijuzenden.Dan zalhetonsgoedgaan,wanneerwijluisterennaardestem vandeHEERE,onzeGod

7Enhetgebeurdenaverloopvantiendagendathetwoord vandeHEEREtotJeremiakwam

8ToenriephijJohanan,dezoonvanKareah,enalle bevelhebbersvandelegersdiebijhemwaren,enhethele volk,vankleintotgroot,

9Enhijzeidetothen:ZozegtdeHEERE,deGodvan Israël,totWiegijmijgezondenhebtomuwsmeekbede voorZijnaangezichtneerteleggen:

10Indiengijliedeninditlandblijft,danzalIkubouwenen nietafbreken,enIkzaluplantenennietuitrukken,wantIk hebberouwoverhetkwaad,datIkuhebaangedaan

11WeesnietbevreesdvoordekoningvanBabel,voorwie ubevreesdbentWeesnietbevreesdvoorhem,spreektde HEERE,wantIkbenmetuomuteverlossenenuuitzijn handteredden

12EnIkzalbarmhartigheidaanubewijzen,zodatHij barmhartigheidaanuzalbetonenenunaaruwlandzal doenterugkeren

13Maaralsuzegt:Wijzullennietinditlandwonen,en nietnaardestemvandeHEERE,uwGod,luisteren, 14Zijzeiden:Nee,maarwijzullennaarhetlandEgypte gaan,waarwijgeenoorlogzullenzien,nochhetgeluidvan detrompetzullenhoren,nochhongernaarbroodzullen hebben,endaarzullenwijwonen.

15Nudan,hoorhetwoordvandeHEERE,overblijfselvan Juda!ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan

Israël:AlsuuwaangezichtengeheelopEgypterichten daaralsvreemdelinggaatwonen, 16Danzalhetgebeurendathetzwaardwaarvoorubang was,udaarinhetlandEgyptezaltreffen,ende hongersnoodwaarvoorubangwas,zaludaarinEgypteop dehielenzitten,zodatudaarzultsterven

17ZozalhetookgaanmetaldemannendienaarEgypte trekkenomdaaralsvreemdelingteverblijven:zijzullen stervendoorhetzwaard,doordehongerendoordepest, enniemandvanhenzaloverblijvenofontkomenaanhet onheildatIkoverhenzalbrengen

18WantzozegtdeHEEREvandelegermachten,deGod vanIsraël:ZoalsMijntoornenMijngrimmigheidzijn uitgestortoverdeinwonersvanJeruzalem,zozalMijn grimmigheidookoveruwordenuitgestort,wanneerunaar Egyptekomt.Uzulteengruwelzijn,eenverschrikking, eenvloekeneenschande,enuzultdezeplaatsnietmeer zien

19DeHEEREheeftoverugezegd,ooverblijfselvanJuda: GanietnaarEgypte;weetgoeddatIkuvandaag gewaarschuwdheb

20Wantuhebtinuwhartgehuicheld,toenumijnaarde HEERE,uwGod,zondomtezeggen:Bidvooronstotde HEERE,onzeGodEnmaakonsbekendalleswatde HEERE,onzeGod,zalzeggen,enwijzullenhetdoen.

21Ennuhebikhetuverkondigd,entochhebtuniet geluisterdnaardestemvandeHEERE,uwGod,ennaar nietswaarvoorHijmijnaarugezondenheeft.

22Weetdaaromzekerdatuzultstervendoorhetzwaard, doordehongerendoordepest,opdeplaatswaaruheen wiltgaanenwaaruwiltverblijven.

HOOFDSTUK43

1Enhetgebeurde,toenJeremiageëindigdhadtotalhet volktesprekenaldewoordenvandeHEERE,hunGod, waaromdeHEERE,hunGod,hemtothengezondenhad, aldezewoorden,

2ToenzeidenAzaria,dezoonvanHosaja,enJohanan,de zoonvanKareah,enaldetrotsemannentotJeremia:U spreektleugens;deHEERE,onzeGod,heeftuniet gezondenomtezeggen:GanietnaarEgypteomdaarals vreemdelingteverblijven.

3MaarBaruch,dezoonvanNeria,zetutegenonsop,om onsindehandvandeChaldeeënteleveren,zodatzijons zoudenkunnendodenenalsgevangenennaarBabel zoudenkunnenwegvoeren

4ToenluisterdenJohanan,dezoonvanKareah,enalle bevelhebbersvandelegersenhethelevolknietnaarde stemvandeHEEREenblevennietinhetlandJudawonen

5MaarJohanan,dezoonvanKareah,enallebevelhebbers vandelegersnamenhetgeheleoverblijfselvanJudamee, datwasteruggekeerduitallevolkenwaarheenzij verdrevenwaren,ominhetlandJudatewonen

6Mannen,vrouwen,kinderen,dedochtersvandekoning enallepersonendieNebuzaradan,debevelhebbervande lijfwacht,bijGedalja,dezoonvanAhikam,dezoonvan Safan,hadachtergelaten,enookdeprofeetJeremiaen Baruch,dezoonvanNeria

7ZijkwameninhetlandEgypte,omdatzijnietnaarde stemvandeHEEREhaddengeluisterdZokwamenzijtot aanTachpanches

8ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotJeremiain Tachpanches,zeggende:

9Neemgrotesteneninjehandenverbergzeindekleivan desteenoven,diebijdeingangvanhethuisvandefaraoin Tachpanchesstaat,voordeogenvandemannenvanJuda.

10Enzegtothen:ZozegtdeHEEREvandelegermachten, deGodvanIsraël:Zie,Ikzendbodenenhaal Nebukadrezar,dekoningvanBabel,Mijndienaar,enIk zalzijntroonopdezestenenzettendieIkverborgenheb, enhijzalZijnkoninklijketenteroveruitspreiden

11EnwanneerHijkomt,zalHijhetlandEgypteslaanen hendiebestemdzijnvoordedood,zullenoverleverenaan dedood,enhendiebestemdzijnvoordegevangenschap, zullenoverleverenaandegevangenschap,enhendie bestemdzijnvoorhetzwaard,zullenoverleverenaanhet zwaard.

12Ikzaleenvuuraanstekenindetempelsvandegoden vanEgypte,enhijzalhenverbrandenenalsgevangenen wegvoeren.HijzalzichkledeninhetlandEgypte,zoals eenherderzijnkleedaantrekt,enhijzalvandaarinvrede weggaan

13OokzalhijdegewijdestenenvanBeth-Semes,datin hetlandvanEgypteligt,verbrijzelen,endetempelsvande godenvandeEgyptenarenmetvuurverbranden

HOOFDSTUK44

1HetwoorddattotJeremiakwamaangaandealleJoden dieinhetlandEgyptewonen,dieinMigdol,in Tachpanches,inNofeninhetgebiedPathroswonen, luidende:

2ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël:UhebtalhetkwaadgeziendatIkoverJeruzalemen overaldestedenvanJudagebrachtheb,enzie,hedenzijn zeeenwoestenij,enerwoontniemandmeer

3Omhunslechtedaden,diezijhebbenbegaanomMijtot toornteverwekken,doordatzijreukwerkzijngaanbranden enanderegodenhebbengediend,diezijnietgekend hebben,nochzij,nochu,nochuwvoorouders

4TochhebIkalMijndienaren,deprofeten,vroegenlaat totugezondenmetdeopdracht:Doedezeafschuwelijke zaakniet,dieIkhaat

5Maarzijluisterdennietenneigdenhunoornietomzich vanhunboosheidaftekeren,omgeenreukwerktebranden vooranderegoden

6Daaromzijnmijngrimmigheidenmijntoornuitgegoten enontbrandindestedenvanJudaenopdestratenvan Jeruzalem,zodatzeverwoestenverlatenzijn,zoalsop dezedag

7DaaromzegtdeHEERE,deGodvandehemelse machten,deGodvanIsraël:Waaromdoetuditgrote kwaadaanuwziel,dooruitJudamannenenvrouwen, kinderenenzuigelingenuitteroeien,zodatervoorugeen overblijfseloverblijft,

8DatuMijtottoornverwektmetdewerkenvanuw handen,doorreukwerktebrandenvooranderegodeninhet landEgypte,waarubentgaanwonen,omuzelfuitte roeienenomeenvloekeneensmaadtewordenonderalle volkenvandeaarde?

9Zijnjulliedegoddeloosheidvanjullievoorouders vergeten,endegoddeloosheidvandekoningenvanJuda, endegoddeloosheidvanhunvrouwen,enjullieeigen

goddeloosheidendegoddeloosheidvanjullievrouwen,die zijbedrevenhebbeninhetlandvanJudaenopdestraten vanJeruzalem?

10Zijzijntotopdezedagnietverootmoedigd,zijhebben nietgevreesdenzijhebbennietgewandeldinmijnweten inmijnverordeningen,dieikaanuenaanuwvaderenheb gegeven

11Daarom,zozegtdeHEEREvandelegermachten,de GodvanIsraël:Zie,IkgaMijnaangezichttegenukeren tenkwadeenheelJudauitroeien

12EnIkzalhetoverblijfselvanJuda,datnaarhetland Egypteisgetrokkenomdaaralsvreemdelingteverblijven, wegnemen.ZijzullenallenomkomeneninhetlandEgypte vallenZijzullenomkomendoorhetzwaardendoorde hongerZijzullensterven,vankleintotgroot,doorhet zwaardendoordehonger.Zijzulleneengruwelzijn,een bronvanontzetting,eenvloekeneensmaad

13WantIkzaldeinwonersvanEgyptebezoeken,zoalsIk Jeruzalemgestraftheb:doorhetzwaard,doordehongeren doordepest

14opdatniemandvanhetoverblijfselvanJuda,datnaar hetlandEgypteisgegaanomdaaralsvreemdelingte verblijven,zalontkomenofzaloverblijven,zodatzijniet zoudenterugkerennaarhetlandJuda,waarnaarzij verlangenomterugtekerenomdaartewonen.Want niemandzalterugkeren,behalvezijdieontkomen 15Toenantwoorddenallemannendiewistendathun vrouwenwierookhaddengebrandaananderegoden,en allevrouwendieerbijstonden,eengrotemenigte,hethele volkdatinhetlandEgypte,inPathros,woonde,aan Jeremiaenzeiden:

16WathetwoordbetreftdatGijtotonsgesprokenhebtin deNaamvandeHEERE,naarUzullenwijnietluisteren 17Maarwijzullenzekerdoenwatuitonzemondkomt, omreukwerkteontstekenvoordekoninginvandehemel enplengoffersvoorhaaruittegieten,zoalswijgedaan hebben,wijenonzevaderen,onzekoningenenonze vorsten,indestedenvanJudaenopdestratenvan JeruzalemWanttoenhaddenwijovervloedaanvoedselen warenwijgezondenzagengeenkwaad.

18Maarsindswijermeeopgehoudenzijnreukofferste brengenaandekoninginvandehemelenhaarplengoffers tebrengen,hebbenwijgebrekaanallesgehadenzijnwij omgekomendoorhetzwaardendoordehonger

19Entoenwijwierookbranddenvoordekoninginvande hemelenplengoffersvoorhaaruitgoten,hebbenwijtoen koekenvoorhaargemaaktomhaarteaanbiddenen plengoffersvoorhaaruitgegoten,zonderonzemannen?

20ToenzeiJeremiategenheelhetvolk,tegendemannen endevrouwenentegenheelhetvolkdathemhetantwoord hadgegeven:

21DewierookdieuindestedenvanJudaenopdestraten vanJeruzalemhebtgebrand,uenuwvaderen,uw koningen,uwvorstenendebevolkingvanhetland-heeft deHEEREdaaraannietgedacht?IshetnietinZijn gedachtengekomen?

22DaaromkondeHEEREhetnietlangerverdragen vanwegedeslechtheidvanuwdadenenvanwegede gruweldadendieuhebtbegaanDaaromisuwlandnueen woestenij,eengruweleneenvloek,zonderinwoner,zoals hetnuis

23OmdatureukwerkhebtgebrandentegendeHEERE hebtgezondigd,ennietnaardestemvandeHEEREhebt geluisterd,enniethebtgewandeldinZijnwet,inZijn verordeningeneninZijngetuigenissen,daaromisudit kwaadoverkomen,zoalshetopdezedagis.

24VerderzeiJeremiatothethelevolkentotallevrouwen: HoorthetwoordvandeHEERE,heelJuda,datinhetland vanEgypteis!

25ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël:Jullieenjullievrouwenhebbenmetjulliemond gesprokenenmetjulliehandvervuld:Wijzullenzekerlijk onzegeloftennakomendiewijbeloofdhebben,door reukwerkteofferenaandekoninginvandehemelen plengoffersaanhaarteofferenJulliemoetenjegeloften zekerlijknakomenenjegeloftenzekerlijknakomen 26Daarom,hoorhetwoordvandeHEERE,heelJuda,gij dieinhetlandvanEgyptewoont:Zie,Ikhebgezworenbij MijngroteNaam,spreektdeHEERE,datMijnNaamniet meergenoemdzalwordenindemondvaneenmanvan Juda,inheelhetlandvanEgypte,zeggende:DeHeere HEEREleeft

27Zie,Ikzaloverhenwakentenkwade,enniettengoede; enallemannenvanJudadieinhetlandEgyptezijn,zullen doorhetzwaardendoordehongeromkomen,totdatereen eindeaanhenis.

28Tochzaleenkleinaantaldataanhetzwaardontkomt, uithetlandEgypteterugkerennaarhetlandJudaEnhet heleoverblijfselvanJuda,datnaarhetlandEgypteis gegaanomdaaralsvreemdelingteverblijven,zalweten wienswoordenstandhouden,demijneofdehunne 29Enditzalvoorueentekenzijn,spreektdeHEERE,dat Ikuopdezeplaatszalbezoeken,opdatuweetdatMijn woordenzekertenkwadetegenuzullenstandhouden

30ZozegtdeHEERE:Zie,IkgeefFaraoHofra,dekoning vanEgypte,overindehandvanzijnvijandeneninde handvanhendiehemnaarhetlevenstaan,zoalsIk Zedekia,dekoningvanJuda,overgegevenhebindehand vanNebukadnezar,dekoningvanBabel,zijnvijand,die hemnaarhetlevenstond

HOOFDSTUK45

1HetwoorddatdeprofeetJeremiatotBaruch,dezoonvan Neria,gesprokenheeft,toenhijdezewoordenineenboek geschrevenhaduitdemondvanJeremia,inhetvierdejaar vanJojakim,dezoonvanJosia,dekoningvanJuda, zeggende:

2ZozegtdeHEERE,deGodvanIsraël,totu,oBaruch: 3Gijzeidet:Weemijnu,wantdeHEEREheeftaanmijn smartnogdroefheidtoegevoegd;ikbenbezwekeninmijn zuchtenenvindgeenrust

4Aldusmoetutothemzeggen:ZozegtdeHEERE:Zie, watIkgebouwdheb,zalIkafbreken,enwatIkgeplantheb, zalIkuitrukken,zelfsdezeheleaarde

5Engijzoektgrotedingenvooruzelf?Zoekzeniet,want zie,Ikzalkwaadbrengenoveralwatleeft,spreektde HEERE;maaruwlevenzalIkutoteenbuitgeven,overal waargijgaat

HOOFDSTUK46

1HetwoordvandeHEERE,dattotdeprofeetJeremia gerichtwas,gerichtaandeheidenen:

2TegenEgypte,tegenhetlegervanfaraoNecho,de koningvanEgypte,dataanderivierdeEufraatbij KarkemislagNebukadrezar,dekoningvanBabel, versloegditlegerinhetvierderegeringsjaarvanJojakim, dezoonvanJosia,dekoningvanJuda

3Maakgebruikvanhetschildenderondellenengaten strijde

4Spandepaardenin,enstaop,gijruiters,entreedtnaar vorenmetuwhelmen;maakdesperengereedentrekde brigandinesaan

5WaaromhebIkhenverslagenenteruggeweken? Waaromzijnhunheldenverslagenenopdevlucht geslagen?Zekijkennietom,wantvreeswasomhenheen, spreektdeHEERE

6Laatdesnellenietvluchten,enlaatdeheldniet ontkomen;hijzalstruikelenentenvalkomen,naarhet noorden,bijderivierdeEufraat

7Wieishet,diedaaropkomtalseenvloed,waarvande waterenzichbewegenalsrivieren?

8Egyptezaloprijzenalseenvloed,enzijnwaterenzullen zichverspreidenalsrivieren.Daaromzegthij:Ikzal optrekkenendeaardebedekken,Ikzaldestadenhaar inwonersverwoesten

9Komop,paarden!Enraas,strijdwagens!Enlaatde heldenoptrekken:deEthiopiërsendeLibiërs,diehet schildhanteren,endeLydiërs,diedebooghanterenen spannen.

10WantditisdedagvandeHeere,deHEEREvande legermachten,eendagvanwraak,omZichtewrekenop zijntegenstanders;hetzwaardzalverslinden,enhetzal verzadigdendronkenwordenvanhunbloed;wantde Heere,deHEEREvandelegermachten,heefteen slachtofferinhetNoorderland,aanderivierdeEufraat.

11GanaarGileadenneembalsem,maagd,dochtervan EgypteDevelegeneesmiddelenzultutevergeefs gebruiken,wantuzultnietgenezen.

12Devolkenhebbenvanuwschandegehoord,enuw geschreeuwheefthetlandvervuld;wantdeheldisopde heldgestuit,enzijzijnbeidentezamengevallen.

13HetwoorddatdeHEEREtotdeprofeetJeremiasprak, hoeNebukadnezar,dekoningvanBabel,zoukomenenhet landEgyptezouslaan.

14MaakhetbekendinEgypte,maakhetbekendinMigdol, maakhetbekendinNofeninTachpanches.Zeg:Houd standenweesgereed,wanthetzwaardzalrondomu verslinden

15Waaromwerdenuwdapperemannenweggevaagd?Zij hieldengeenstand,omdatdeHEEREhenverdrevenhad. 16Hijdeedvelenvallen,ja,deeenvielopdeanderEnzij zeiden:Staop,latenwijterugkerennaaronsvolkennaar onsgeboorteland,wegvanhetonderdrukkendezwaard 17Menriepdaar:Farao,dekoningvanEgypte,isniets daneenscheldwoord;hijheeftdevastgesteldetijd overschreden

18ZowaarIkleef,spreektdeKoning,wiensnaamis HEEREvandelegermachten:ZoalsdeTabortussende bergenisendeKarmelaandezee,zozalHijkomen

19O,dochtervanEgypte,weesvoorbereidopde gevangenschap,wantNofzaleenwoestenijworden,een verlatenland,zonderinwoners

20Egyptelijktopeenmooiekoe,maardeondergangkomt eraan;zekomtuithetnoorden.

21Ookhaardaglonerszijninhaarmiddenalsgemeste stieren,wantookzijzijnteruggekeerdentezamen weggevlucht.Zijhebbengeenstandgehouden,wantdedag vanhunonheil,detijdvanhunbezoeking,wasoverhen gekomen

22Haargeluidzalgaanalsdatvaneenslang;wantzij zullenmeteenlegermachtoptrekkenentegenhaar optrekkenmetbijlen,alshouthakkers.

23Zijzullenhaarwoudomhakken,spreektdeHEERE, hoewelhetniettedoorzoekenis;wantzijzijntalrijkerdan desprinkhanenenontelbaar.

24DedochtervanEgyptezalbeschaamdworden;zijzal overgeleverdwordenindehandvandemensenuithet Noorden.

25DeHEEREvandelegermachten,deGodvanIsraël, zegt:Zie,IkgademenigtevanNo,vanFaraoenvan Egypte,methungodenenhunkoningen,vanFaraoenvan allendieophemvertrouwen,bezoeken

26Ikzalhenoverleverenindehandvanhendiehennaar hetlevenstaan,indehandvanNebukadnezar,dekoning vanBabel,enindehandvanzijndienaren;daarnazalhet bewoondwordenzoalsindedagenvanouds,spreektde HEERE.

27Maarvreesniet,oJakob,Mijndienaar,enweesniet verschrikt,oIsraël,wantzie,Ikgaureddenvanverre,en uwnageslachtuithetlandhunnergevangenschap;enJakob zalterugkeren,enhijzalrustenvredehebben,enniemand zalhemschrikaanjagen

28Weesnietbang,Jakob,mijndienaar,spreektdeHEERE, wantIkbenmetu;Ikzaleeneindemakenaanalle heidenvolkenwaarheenIkuverdrevenhebMaarIkzal geeneindemakenaanu,maarumetmatetuchtigen,maar Ikzalunietgeheelongestraftlaten

HOOFDSTUK47

1HetwoordvandeHEERE,dattotdeprofeetJeremia gerichtwerdtegendeFilistijnen,voordatdefaraoGaza veroverde

2ZozegtdeHEERE:Ziet,dewaterenkomenopuithet noorden,enzijzulleneenoverstromendevloedworden,en zijzullenhetlandenalwatdaarinis,destadenhaar bewoners,overspoelen.Danzullendemensenschreeuwen enalleinwonersvanhetlandzullenhuilen

3Bijhetgeluidvanhetgestampvandehoevenvanzijn sterkepaarden,bijhetgedreunvanzijnwagensenbijhet gedreunvanzijnwielen,zullendevadersnietomziennaar hunkinderenvanwegedezwaktevanhunhanden;

4OmdatereendagkomtwaaropalleFilistijnenverwoest zullenwordenenwaarinvanTyrusenSidonalle overgeblevenhelperszullenwordenuitgeroeidWantde HEEREzaldeFilistijnen,hetoverblijfselvanhetland Kaftor,verwoesten

5KaalheidisgekomenoverGaza,Askelonisweggevaagd, methetoverblijfselvanhundal;hoelangzultgijunog insnijden?

6OzwaardvandeHEERE,hoelangzalhetdurenvoordat ustilbent?Doeuwschedeweerin,rustuitenweesstil.

7Hoekanhetstilzijn?DeHEERheefthetimmerseen bevelgegeventegenAskelonentegendezeekust.Daar heeftHijhetbepaald.

HOOFDSTUK48

1ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël,overMoab:WeeNebo,wanthetisverwoest; Kirjathaimisverslageneningenomen;Misgabisverslagen enverslagen

2Moabzalnietmeergeprezenworden;inHesbonhebben zekwaadtegenhetberaamd;kom,latenwehetuitroeien, zodathetgeenvolkmeerisOokjijzultwordenafgeslacht, dwazen,hetzwaardzaljeachtervolgen.

3UitHoronaïmklinkteengeschreeuw:verwoestingen grotevernietiging

4Moabisverwoest;zijnknechtenlateneengeschreeuw horen

5WantbijdeopgangnaarLuhithzalvoortdurendgeween opgaan,wantbijdeafdalingnaarHoronaïmhebbende vijandeneengeschreeuwvanverwoestinggehoord

6Vlucht,redjeleven,enweesalsdeheideindewoestijn

7Omdatuopuwwerkenenopuwschattenhebt vertrouwd,zultookugevangenwordengenomenKamos zalingevangenschapgaan,metzijnpriestersenzijn vorstentezamen.

8Endeverwoesterzaloverelkestadkomen,engeenstad zalontkomen;ookhetdalzaltegrondegaanendevlakte zalverwoestworden,zoalsdeHEEREgesprokenheeft.

9GeefMoabvleugels,zodathetkanvluchtenenontkomen Wantzijnstedenzullenverwoestworden,zonderdater mensenzijndieerinwonen.

10VervloektishijdiehetwerkvandeHEEREop bedrieglijkewijzedoet,envervloektishijdiezijnzwaard vanbloedweerhoudt.

11Moabheeftrustgehadvanzijnjeugdaf;hetheeftop zijndroesemgelegen,hetisnietvanvatinvatovergegoten enhetisnietinballingschapgegaan;daaromiszijnsmaak hembijgebleveneniszijngeurnietveranderd

12Daarom,zie,erkomendagen,spreektdeHEERE,datIk zwerverstotHemzendenzal,dieHemzullendoendwalen, dieZijnvatenzullenleegmakenenhunzakkenzullen breken

13EnMoabzalbeschaamdwordenoverKamos,zoalshet huisvanIsraëlbeschaamdwerdoverBethel,hun vertrouwen.

14Hoezegtgijdan:Wijzijnmachtigeensterkemannen voordeoorlog?

15Moabisgeplunderdenuitzijnstedengetrokken,enzijn keuraanjongemannenisterslachtingafgeslacht,spreekt deKoning,wiensNaamisHEEREvandelegermachten 16HetonheiloverMoabisnabij,enzijnondergangkomt snel

17Allendierondomhemzijn,beklaaghem;enallendie zijnnaamkennen,zeg:Hoeisdesterkestokgebroken,en demooieroede!

18Gij,dochtervandebewonersvanDibon,komafvan uwheerlijkheidenzitindorst,wantdeplunderaarvan Moabzaluovervallenenuwvestingenverwoesten

19InwonersvanAroër,blijfaandewegstaanenkijkrond Vraaghemdievluchtenhaardieontkomtenzeg:Watiser gebeurd?

20Moabisbeschaamd,wanthetisverwoest;huilen schreeuw;vertelhetaandeArnon,datMoabverwoestis, 21Enhetoordeelkomtoverhetvlakkeland,overHolon, overJahazaenoverMefaath, 22EnoverDibon,enoverNebo,enoverBeth-Diblathaim, 23EnoverKirjathaim,enoverBeth-Gamul,enoverBethMeon,

24EnoverKerioth,overBozraenoverallestedenvanhet landvanMoab,verwegofdichtbij

25DehoornvanMoabisafgehaktenzijnarmisgebroken, spreektdeHEERE

26Maakhemdronken,wanthijheeftzichtegenoverde HEEREgrootgemaakt.DanzalMoabzichwentelenin zijnuitbraakselenmetspotwordenbespot

27WantwasIsraëlnieteenspotvooru?Werdhetniet onderderoversgevonden?Omdatuoverhemsprak, huppeldeuvanvreugde

28GijdieinMoabwoont,verlaatdestedenenwoontinde rotsen.Weesalseenduifdiehaarnestmaaktterzijdevan debekvaneengat

29WijhebbendetrotsvanMoabgehoord,zijnhoogmoed, zijnarrogantie,zijntrotsendehoogmoedvanzijnhart.

30Ikweethoegrimmighijis,spreektdeHEERE;maaral wathijdoet,zalnietgebeuren;alzijnleugenszullenhem niettreffen.

31DaaromzalikhuilenomMoab,enzalikschreeuwen omheelMoab;mijnhartzalrouwbedrijvenomdemannen vanKirheres.

32WijnstokvanSibma,ikzalomuwenen,zoalshet geweenvanJazer;uwplantenzijnverwilderdtotaande zee,zijreikentotaandezeevanJazer;deverwoesteris gevallenopuwzomerfruitenopuwwijnoogst

33Vreugdeenblijdschapwordenweggenomenuithet vruchtbareveldenuithetlandvanMoab.Ikhebdewijn uitdewijnpersenlatenontbreken;niemandzalmetgejuich treden;hungejuichzalgeengejuichzijn

34VanafhetgeroepvanHesbontotaanElealeenJahaz hebbenzijhunstemverheven,vanZoartotaanHoronaïm, alseendriejarigejongekoe;wantzelfsdewaterenvan Nimrimzullenverwoestworden.

35OokzalIkinMoabeeneindemakenaanhemdieopde hoogtenoffertenaanhemdieaanzijngodenreukwerk brandt,spreektdeHEERE.

36DaaromzalmijnhartvoorMoabklinkenalsfluiten,en mijnhartzalklinkenalsfluitenvoordemannenvan Kirheres,omdatderijkdomdiehijverworvenheeft,te grondeisgericht

37Wantelkhoofdzalkaalzijn,enelkebaardzalworden afgeknipt;opallehandenzulleninsnijdingenzijn,enopde lendeneneenzak

38ErzaleenklaagzangzijnopalledakenvanMoabenop zijnstraten,omdatIkMoabhebgebrokenalseenvat waaringeenwelbehagenis,spreektdeHEERE

39Zijzullenhuilenenzeggen:Hoeishetafgebroken!Hoe heeftMoabderugmetschandetoegekeerd!ZozalMoab eenspoteneenverschrikkingzijnvoorallenrondomhem

40WantzozegtdeHEERE:Zie,hijvliegtalseenarenden spreidtzijnvleugelsuitoverMoab

41Keriothwordtingenomen,endevestingenworden overrompeld.HethartvandeheldeninMoabzalopdie dagzijnalshethartvaneenvrouwinhaarweeën

42Moabzalwordenuitgeroeid,zodathetgeenvolkmeer is,omdathetzichgrootheeftgemaakttegendeHEERE.

43Vrees,kuilenvalstrikzullenoverukomen,inwoner vanMoab,spreektdeHEERE

44Wievluchtvoordevrees,zalindekuilvallen,enwie uitdekuilklimt,zalindevalstrikgevangenwordenWant Ikzaloverhen,overMoab,hetjaarvanhunbezoeking brengen,spreektdeHEERE

45DevluchtelingenblevenindeschaduwvanHesbon staanvanwegehetgeweld.MaarerzaleenvuuruitHesbon komen,eenvlamuithetmiddenvanSihonDiezalde uithoekenvanMoabverteren,zelfsdeschedelvande oproerkraaiers.

46Weeu,Moab!deinwonersvanKamosgaantenonder, wantuwzonenzijngevangengenomenenuwdochterszijn gevangengenomen.

47TochzalIkinhetlaatstederdageneenomkeerbrengen indegevangenschapvanMoab,spreektdeHEERETot zoverishetoordeeloverMoab.

HOOFDSTUK49

1AangaandedeAmmonieten,zozegtdeHEERE:Heeft Israëlgeenzonen?Heefthijgeenerfgenaam?Waaromerft hunkoningdanGad,enwoontzijnvolkinzijnsteden?

2Daarom,zie,erkomendagen,spreektdeHEERE,datIk inRabbavandeAmmonieteneenoorlogsalarmzallaten horen,zodatheteenverlatenpuinhoopwordtenzijn dochtersmetvuurverbrandwordenDanzalIsraël erfgenaamwordenvanhendiezijnerfgenamenwaren, spreektdeHEERE.

3Huil,Hesbon,wantAiisverwoest!Schreeuw,dochters vanRabba,omgordtumetzakken,treurenloopdoorde heggen,wanthunkoningzalingevangenschapgaan,met zijnpriestersenzijnvorstentezamen

4Waaromroemjijindedalen,jouwvloeiendedal,o afkerigedochter?Dieophaarschattenvertrouwdeenzei: Wiezaltotmijkomen?

5Zie,Ikbrengvreesoveru,spreektdeHeereHEEREder heerscharen,vanwegeallendierondomuzijn;engijzult allenverdrevenworden,enniemandzaldedwalende bijeenbrengen

6DaarnazalIkeenomkeerbrengenindegevangenschap vandeAmmonieten,spreektdeHEERE

7OverEdomzegtdeHEEREvandelegermachten:Iser geenwijsheidmeerteTeman?Isderaadverdwenenbijde verstandigen?Ishunwijsheidverdwenen?

8Vlucht,keerterug,woondiep,inwonersvanDedan,want IkzalhetonheilvanEsauoverhembrengen,tentijdedat Ikhembezoek

9Alserdruivenplukkersbijukomen,latenzijdannietwat druivenachter?Enalser'snachtsdievenzijn,zullenzijtot vernielingtoeovergaan

10MaarIkhebEsauontbloot,Ikhebzijnverborgen plaatsenontbloot,enhijzalzichnietkunnenverbergen Zijnnakomelingenzijnverdorven,zijnbroersenzijnburen, enhijisnietmeer.

11Laatuwkinderenzondervaderachter,Ikzalheninhet levenlaten,enlatenuwweduwenopMijvertrouwen

12WantzozegtdeHEERE:Zie,zij,wieroordeelnietwas omdebekertedrinken,hebbenzekerlijkgedronken;enzijt gijhet,diegeheelongestraftzultblijven?Gijzultniet ongestraftblijven,maargijzulterzekeruitdrinken.

13WantIkhebbijMijzelfgezworen,spreektdeHEERE, datBosratoteenverwoesting,toteensmaad,toteen wildernisentoteenvloekzalworden,enalhaarsteden zulleneeuwigeverwoestingenworden.

14IkhebeengeruchtgehoordvandeHEERE,eneriseen gezantnaardeheidenvolkengezonden,diezegt:Verzamel u,trektegenhaaropenmaakuopvoordestrijd 15Wantzie,Ikmaakukleinonderdeheidenenenveracht onderdemensen.

16Uwverschrikkingheeftubedrogen,detrotsvanuwhart, udiewoontindeklovenvanderots,diedehoogtevande heuvelbezet!Almaakteuuwnestzohoogalseenarend, Ikzaluvandaarneerhalen,spreektdeHEERE

17OokEdomzaleenverwoestingworden;iederdieer langsgaat,zalzichverbazenensissenvanwegealzijn plagen

18ZoalsbijdeverwoestingvanSodomenGomorraende omliggendesteden,spreektdeHEERE:Daarzalgeen mensblijven,engeenmensenkindzalerwonen

19Zie,hijkomtopalseenleeuwuitdezwellingvande Jordaan,naardewoonplaatsvandemachtige.MaarIkzal hemplotselingvanhaarwegjagenEnwieisde uitverkorene,dieIkoverhaarzalaanstellen?Wantwieis aanMijgelijk?EnwiezalMijdetijdaanstellen?Enwieis deherder,dievoorMijnaangezichtzalstaan?

20Daarom,hoorhetraadsbesluitvandeHEERE,datHij tegenEdomgenomenheeft,enZijnplannen,dieHij bedachtheefttegendeinwonersvanTeman:Voorwaar,de kleinstevandekuddezalhenverdrijven,voorwaar,hun woningenzalHijmethenverwoesten.

21Deaardebeeftvanhetgedruisvanhunval,vanhet geschreeuwwerdhetgedruiservangehoordtotinde Schelfzee.

22Zie,hijkomtopenvliegtalseenarend,enhijspreidt zijnvleugelsuitoverBosraOpdiedagzalhethartvande heldenvanEdomzijnalshethartvaneenvrouwinhaar weeën

23WatDamascusbetreft:HamatenArpadzijnbeschaamd, wantzijhebbenslechtnieuwsgehoord;zijzijnweek geworden;erisdroefheidopdezee,dieniettotrustkan komen

24Damascusisverzwakt,zewendtzichomtevluchten, angstheefthaaraangegrepen,angstensmarthebbenhaar aangegrepen,zoalseenvrouwdiebarensweeënheeft.

25Hoeisdestadvanlof,destadvanmijnvreugde,niet verlaten!

26Daaromzullenhaarjongemannenophaarstratenvallen, enallestrijdbaremannenzullenopdiedaguitgeroeid worden,spreektdeHEEREvandelegermachten

27IkzaleenvuuraanstekenindemuurvanDamascus,en hetzaldepaleizenvanBenhadadverteren

28WatKedarbetreftendekoninkrijkenvanHazor,die Nebukadnezar,dekoningvanBabel,zalverslaan,zegtde HEERE:Maakuklaar,trekopnaarKedarenplunderde mannenvanhetoosten

29Huntentenenhunkuddenzullenzijwegnemen;hun tentkleden,alhungereienhunkamelenzullenzij

meenemen;enzijzullentothenroepen:Erisvreesvanalle kanten.

30Vlucht,gaverweg,woondiep,inwonersvanHazor, spreektdeHEERE,wantNebukadnezar,dekoningvan Babel,heefttegenuberaadslaagdeneenplantegenu gesmeed

31Maakugereed,gaopnaarhetrijkevolk,datzorgeloos woont,spreektdeHEERE,datgeenpoortenofgrendels heeftenalleenwoont

32Hunkamelenzulleneenbuitzijn,endemenigtevan hunveezaleenbuitzijnIkzalhendieaandeuiterste hoekenzijn,inallewindstrekenverstrooien,enhunonheil vanallekantenbrengen,spreektdeHEERE.

33EnHazorzaleenwoonplaatsvoordrakenworden,een woestenijvooreeuwig;erzalgeenmensmeerwonen,noch enigemensenzoonerinwonen.

34HetwoordvandeHEERE,dattotdeprofeetJeremia gerichtwasoverElam,aanhetbeginvanderegeringvan Zedekia,dekoningvanJuda,luidende:

35ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Zie,Ikgade boogvanElambreken,deoverstevanhunmacht

36IkzaloverElamdevierwindenlatenwaaien,uitde vierhoekenvandehemel,enIkzalzeverstrooiennaaral diewindstrekenErzalgeenvolkzijnwaardeverdrevenen vanElamnietnaartoezullenkomen.

37WantIkzalElamverschrikkenvoorhetaangezichtvan hunvijandenenvoorhetaangezichtvanhendiehunleven zoeken.Ikzalonheiloverhenbrengen,Mijnbrandende toorn,spreektdeHEEREEnIkzalhetzwaardachterhen aanzenden,totdatIkhenverdelgdheb

38IkzalmijntrooninElamvestigenenvandaardekoning endevorstenverdelgen,spreektdeHEERE

39Maarhetzalinhetlaatstederdagengeschieden,datIk eenomkeerzalbrengenindegevangenschapvanElam, spreektdeHEERE

HOOFDSTUK50

1HetwoorddatdeHEEREgesprokenheeftoverBabelen overhetlandvandeChaldeeëndoordeprofeetJeremia. 2Maakhetbekendonderdevolken,maakhetbekenden richteenvaandelop;maakhetbekendenverberghetniet Zeg:Babelisingenomen,Belisbeschaamd,Merodachis verbrijzeld;haarafgodenzijnbeschaamd,haarheilige beeldenzijnverbrijzeld

3Wantuithetnoordenkomteenvolktegenhaarop,dat haarlandtoteenwoestenijzalmaken,zodaterniemand meerzalwonen;zijzullenemigreren,zijzullen wegtrekken,zoweldemensenalshetvee

4Indiedagenentedientijde,spreektdeHEERE,zullen dekinderenIsraëlskomen,zijendekinderenvanJudate zamen,gaandeenwenend;zijzullenopweggaanende HEERE,hunGod,zoeken

5ZijzullenvragennaardewegnaarSion,methun gezichtendaarheen,enzeggen:Kom,latenwijons verbindenmetdeHEEREineeneeuwigverbond,datniet vergetenzalworden.

6Mijnvolkzijnverlorenschapen;hunherdershebbenhen verleid,zijhebbenhendebergeningestuurd;zijzijnvan bergtotheuvelgegaan,zijzijnhunrustplaatsvergeten.

7Allendiehenvonden,hebbenhenverslonden,enhun tegenstanderszeiden:Wijzijnnietschuldig,omdatzij

Jeremia

gezondigdhebbentegendeHEERE,dewoonplaatsvanhet recht,tegendeHEERE,deHoopvanhunvaderen. 8VerlaathetmiddenvanBabelengaweguithetlandvan deChaldeeën.Weesalsbokkendievoordekudden uitlopen.

9Wantzie,Ikzaleenmenigtevangrotevolkenuithet noordendoenoptrekkentegenBabelZijzullenzichtegen haaropstellen.Vandaarzalzijgenomenworden.Hun pijlenzullenzijnalsdievaneenheld,eenmeester;zij zullenniettevergeefsterugkeren

10Chaldeazaleenbuitworden;alwathaarbuitmaakt,zal verzadigdworden,spreektdeHEERE 11Omdatublijwas,omdatuzichverheugde,verwoesters vanmijnerfdeel,omdatuzovetgewordenbentalseen jongekoeinhetgrasenbrultalseenstier, 12Uwmoederzalteschandeworden,zijdieugebaard heeft,zalbeschaamdwordenZie,deachtersteder heidenvolkenzaleenwoestijnworden,eendorland,een wildernis.

13VanwegedetoornvandeHEEREzalhetnietbewoond worden,maarhetzalgeheelverwoestwordenAllendie langsBabeltrekken,zullenzichverbazenenhuiveren vanwegealhaarplagen

14SteluinslagordeoptegenBabel,allendiedeboog spannen,schietophaar,spaaruwpijlenniet,wantzijheeft tegendeHEEREgezondigd

15Juichtegenhaarvanallekanten!Zijheefthaarhand overgegeven;haarfundamentenzijngevallen,haarmuren zijnomvergehaald,wanthetisdewraakvandeHEERE; neemwraakaanhaar;zoalszijgedaanheeft,doehaar 16RukdezaaieruitBabelweg,enhemdieindeoogsttijd desikkelhanteertUitvreesvoorhetzwaardvande onderdrukkingzullenzijzichiedertotzijnvolkbekerenen iederzalvluchtennaarzijnland.

17Israëliseenverstrooidschaap;deleeuwenhebbenhet verdreven;eerstheeftdekoningvanAssyriëhet verslonden,entenslotteheeftdezeNebukadnezar,de koningvanBabel,zijnbeenderengebroken 18Daarom,zozegtdeHEEREvandelegermachten,de GodvanIsraël:Zie,IkgadekoningvanBabelenzijnland straffen,zoalsIkdekoningvanAssyriëstraffenheb 19IkzalIsraëlweernaarzijnwoonplaatsbrengen,enhet zalweidenopdeKarmelenopBasan,enzijnzielzal verzadigdwordenopdebergenvanEfraïmenGilead

20Indiedagenentedientijde,spreektdeHEERE,zal mendeongerechtigheidvanIsraëlzoeken,maarerzaler geenzijn,endezondenvanJuda,maarzezullenniet gevondenworden.WantIkzalvergevenwieIkvooru houd

21TrekoptegenhetlandMerathaïm,tegendatlanden tegendeinwonersvanPekodVerwoestenvernietighen volledig,spreektdeHEERE,endoeovereenkomstigalles watIkugebodenheb

22Erklinktstrijdinhetland,engroteverwoesting 23Hoeisdehamervandeheleaardeinstukkengehakten gebroken!HoeisBabeleenverwoestinggewordenonder devolken!

24Ikhebeenvalstrikvoorugelegd,enookubent gevangen,oBabel,zonderdatuhetwist;ubentgevonden enookgegrepen,omdatutegendeHEEREhebtgestreden.

25DeHEEREheeftZijnwapenkamergeopendende wapensvanZijngramschaptevoorschijngehaaldWantdit

ishetwerkvandeHEERE,deHEEREvande legermachten,inhetlandvandeChaldeeën.

26Valhaaraanvanhetuitersteeinde,breekhaar voorraadschurenopen,werphaarinpuinhopenenvernietig haarmetdeban.Laaternietsvanhaaroverblijven.

27Slachtalhaarstieren;laatzenaardeslachtbankgaan! Weehun,wanthundagisgekomen,detijdwaarophun bezoekingkomt.

28Destemvanhendievluchtenenontkomenuithetland vanBabel,ominSiondewraakteverkondigenvande HEERE,onzeGod,dewraakvanZijntempel

29RoepdeboogschuttersoptegenBabel;allendiede boogspannen,legerturondomtegenhaar;laatniemand ervanontkomenVergeldthaarnaarhaarwerk;doethaar naaralleswatzijgedaanheeft,wantzijistrotsgeweestop deHEERE,opdeHeiligevanIsraël.

30Daaromzullenhaarjongemannenopdestratenvallen, enalhaarstrijderszullenopdiedaguitgeroeidworden, spreektdeHEERE.

31Zie,Ikzalustraffen,gijhoogmoedigen!spreektde Heere,HEEREderheerscharen,wantuwdagisgekomen, detijd,datIkubezoekenzal.

32Endehoogmoedigstezalstruikelenenvallen,en niemandzalhemoprichtenIkzaleenvuurinzijnsteden aansteken,enhetzalallesrondomhemverteren.

33ZozegtdeHEEREvandelegermachten:DeIsraëlieten endeJudaietenwerdentezamenonderdrukt,enallendie hengevangenhaddengenomen,hieldenhenvasten weigerdenhentelatengaan

34HunVerlosserissterk;HEEREvandelegermachtenis ZijnNaam;Hijzalhunrechtszaaktenvollevoeren,Hijzal rustgevenaanhetlandendeinwonersvanBabelonrust bezorgen

35HetzwaardtreftdeChaldeeën,spreektdeHEERE,de inwonersvanBabel,haarvorstenenhaarwijzen

36Eenzwaardtreftdeleugenaars,enzijzullenbezwijken; eenzwaardtrefthaarhelden,enzijzullenontsteldworden.

37Eenzwaardtrefthunpaardenenhunwagens,enalde gemengdevolkendieinhaarmiddenzijn;zijzullen wordenalsvrouwen;eenzwaardtrefthaarschatten,enzij zullenberoofdworden

38Erisdroogteoverhaarwateren,enzijzullenuitdrogen Wanthetishetlandvandegesnedenbeelden,enmenis bezetenvanzijnafgoden

39Daaromzullendewildedierenvandewoestijnende wildedierenvandeeilandendaarwonen,endeuilen zullendaarwonenHetzalvooreeuwignietmeerbewoond worden,enhetzalnietlangerbewoondwordenvan generatieopgeneratie

40ZoalsGodSodomenGomorraomvergeworpenheeft, metdestedeneromheen,spreektdeHEERE,zozaldaar geenmensmeerwonen,engeenmensenzoonzalermeer wonen

41Zie,eenvolkzalkomenuithetnoorden,eengrotenatie, envelekoningenzullenopkomenuitdeeindenderaarde 42Zijzullenboogenlanshanteren;zijzijnwreeden zullengeengenadetonen;hunstemzalbrullenalsdezee, enzijzullenoppaardenrijden,iederinslagordeopgesteld, alseenmantenstrijde,tegenu,dochtervanBabel

43ToendekoningvanBabelhungeruchthoorde,werden zijnhandenslap;angstgreephemaanenhetwasalsofhij barensweeënhad

44Zie,hijkomtopalseenleeuwuitdezwellingvande Jordaannaardewoonplaatsvandemachtigen;maarIkzal henplotselingvanhaarwegjagenEnwieisde uitverkorenedieIkoverhaarzalaanstellen?Wantwieis aanMijgelijk?EnwiezalMijdetijdbepalen?Enwieis deherderdievoorMijnaangezichtzalstaan?

45Daarom,hoorhetraadsbesluitvandeHEERE,datHij tegenBabelgenomenheeft,enZijnplannen,dieHij bedachtheefttegenhetlandvandeChaldeeën:Voorwaar, dekleinstevandekuddezalhenverdrijven,voorwaar,hun woonplaatszalHijsamenmethenverwoesten

46DoorhetgedruisvandeinnamevanBabelbeeftde aarde,enhetgeschreeuwwordtonderdevolkengehoord.

HOOFDSTUK51

1ZozegtdeHEERE:Zie,Ikzaleenverwoestendewind opwekkentegenBabelentegenhendiewoneninhet middenvanhendietegenMijopstaan.

2EnHijzalwannersnaarBabelzenden,diehetzullen wannenenzijnlandledigen,wantopdedagvan benauwdheidzullenzijrondomtegenhetlandzijn.

3Tegenhemdiespant,moetdeboogschutterzijnboog spannen,entegenhemdiezichinzijnroverspakhijst Spaarhaarjongemannenniet;vernietiggeheelhaarleger.

4ZozullenerinhetlandvandeChaldeeëngesneuvelden vallen,enzijdiedoorhaarstratenzijngedreven

5WantIsraëlisnietverlaten,nochJudadoorzijnGod, doordeHEEREvandelegermachten,hoewelhunlandvol wasvanzondetegendeHeiligevanIsraël 6VluchtuithetmiddenvanBabelenred,iederzijnleven. Wordnietomgebrachtinhaarongerechtigheid,wantditis detijdvandewraakvandeHEERE;Hijzalhaarvergelden 7BabeliseengoudenbekerindehandvandeHEERE,die heeldeaardedronkenheeftgemaakt;vanhaarwijnhebben devolkengedronken,daaromzijndevolkendolgeworden 8Babelisplotselinggevallenenverwoest;huilomhaar, neembalsemvoorhaarpijn,danzalzemisschiengenezen 9WijhebbenBabelwillengenezen,maarhetisniet genezen.Verlaathetenlatenwijiedernaarzijneigenland gaan,wanthaaroordeelreikttotaandehemelenwordt opgeheventotaandewolken

10DeHEEREheeftonzegerechtigheidtevoorschijn gebracht;komt,enlatenwijinSionhetwerkvande HEERE,onzeGod,vertellen 11Maakdepijlenhelder,verzameldeschilden.De HEEREheeftdegeestvandekoningenvanMedië opgewekt,wantZijnplanistegenBabel,omhette verwoestenWantditisdewraakvandeHEERE,dewraak vanZijntempel

12RichtdebanieropdemurenvanBabelop,versterkde wacht,zetdewachtersuit,legdehinderlagenaan.Wantde HEEREheefthetbedachtengedaan,watHijtegende inwonersvanBabelgesprokenheeft

13Ogij,diewoontaanvelewateren,rijkaanschatten,uw eindeisgekomen,endemaatvanuwhebzucht

14DeHEEREvandelegermachtenheeftbijZichzelf gezworen:Voorzeker,Ikzaluvullenmetmannen,alsmet rupsen,enzijzulleneengejuichtegenuaanheffen

15Hijheeftdeaardegemaaktdoorzijnkracht,dewereld gegrondvestdoorzijnwijsheidendehemeluitgespannen doorzijnverstand

16AlsHijZijnstemverheft,isereenveelheidvanwateren aandehemel;enHijdoetdampenopstijgenvandeeinden deraarde;Hijmaaktbliksemschichtenmetregenenbrengt windvoortuitZijnschatkamers.

17Iedermensisonverstandigdoorzijnkennis;iedere gieterwordtbeschaamddoorhetgesnedenbeeld,wantzijn gegotenbeeldisleugen,enerisgeengeestinhen 18Zijzijnijdelheid,hetwerkvandwaling;tentijdevan hunbezoekingzullenzijvergaan

19HetlotvanJakobisnietalsdeze,wanthijisde Formeerdervanalledingen,enIsraëlisderoedevanzijn erfdeel;HEEREvandelegermachteniszijnNaam 20Gijzijtmijnstrijdbijlenmijnwapenen,wantmetuzal ikheidenvolkenverbrijzelenenkoninkrijkentegronde richten

21EnmetuzalIkhetpaardenzijnruiterverbrijzelen,en metuzalIkdestrijdwagenenzijnruiterverbrijzelen 22OokzalIkdoorumanenvrouwinstukkenslaan;door uzalIkoudenjonginstukkenslaan;dooruzalIk jongemanenmaagdinstukkenslaan;

23Ikzaldoorudeherderenzijnkuddeverbrijzelen;door uzalIkdelandbouwerenzijnjukossenverbrijzelen;door uzalIkdehoofdliedenendeheersersverbrijzelen

24IkzalBabelenalleinwonersvanChaldeavergelden metalhunkwaad,datzijinSionvooruwogengedaan hebben,spreektdeHEERE

25Zie,Ikkomtotu,gijverderfelijkeberg,spreektde HEERE,diedegeheleaardeverderft!DaaromzalIkMijn handtegenuuitstrekkenenuvanderotsenafwentelenIk zalutoteenverbrandebergmaken

26Enmenzalvanugeensteennementoteenhoek,noch eensteentoteenfundament;maargijzultvooreeuwigeen woestenijzijn,spreektdeHEERE

27Richteenvaandelopinhetland,blaasopdebazuin onderdevolken,bereiddevolkenvooroptegenditland, roepdekoninkrijkenvanArarat,MinnienAsjenaztegen ditlandop;steleenaanvoerdertegenditlandaan,laatde paardenopkomenalswilderupsen

28Laattegenhaardevolkenoptrekken,metdekoningen vandeMeden,hunhoofdmannenenalhunvorsten,enhet helelandwaaroverzijheerschappijvoeren

29Hetlandzalbevenentreuren,wantalhetplanvande HEEREzaltegenBabeltenuitvoerwordengebrachtom hetlandBabeltemakentoteenwoestenij,zonderinwoners

30DeheldenvanBabelhebbendestrijdopgegeven,zij zijninhunvestingengebleven;hunkrachtisbezweken;zij zijngewordenalsvrouwen;zijhebbenhaarwoningen verbrand,haargrendelszijngebroken.

31Deenepostzaldeanderetegemoetrennen,endeene boodschapperdeanderetegemoet,omdekoningvanBabel telatenwetendatzijnstadaanheteneeindisingenomen, 32Endatdewegenafgeslotenzijn,endatzijhetrietmet vuurhebbenverbrand,endatdekrijgsliedenbevreesdzijn 33WantzozegtdeHEEREvandelegermachten,deGod vanIsraël:HetdochtertjeBabelisalseendorsvloer;hetis tijdomhaartedorsen;nogeenkortetijdendetijdvan haaroogstkomt.

34Nebukadrezar,dekoningvanBabel,heeftmij verslonden,hijheeftmijverbrijzeld,hijheeftmijtoteen leegvatgemaakt,hijheeftmijverslondenalseendraak,hij heeftzijnbuikgevuldmetmijnlekkernijen,hijheeftmij uitgeworpen

35Hetgeweld,aanmijenaanmijnvleesaangedaan,kome overBabel,zaldeinwonervanSionzeggen;enmijnbloed overdeinwonersvanChaldea,zalJeruzalemzeggen

36Daarom,zozegtdeHEERE:Zie,Ikzaluwrechtszaak voerenenwraakvoorunemen;Ikzalhaarzeedoen opdrogenenhaarbronnendoenopdrogen

37EnBabelzaltotpuinhopenworden,eenwoonplaats voordraken,eenafschuwelijkeplaatseneenaanfluiting, zonderinwoner

38Samenzullenzijbrullenalsleeuwen,samenzullenzij schreeuwenalsleeuwenwelpen

39InhunhittezalIkhunfeestenmakenenhendronken maken,opdatzijzichverheugen.Zijzulleneeneeuwige slaapslapenennietontwaken,spreektdeHEERE

40Ikzalhenalslammerenterslachtingbrengen,als rammenbijdebokken.

41HoeisSesachgenomen!Hoeisdelofvandeheleaarde verbaasd!HoeisBabeleenverschrikkinggewordenonder devolken!

42DezeeisoverBabelgekomen,zijisbedektmethaar geweldigegolven

43Haarstedenzijneenwoestenijgeworden,eendorland, eenwildernis,eenlandwaarinniemandwoontengeen mensenkinddoorheentrekt

44IkzalBelinBabelstraffenenuitzijnmondhalenwat hijverslondenheeftDanzullendeheidenvolkennietmeer naarhemtoestromenDemuurvanBabelzalvallen

45Mijnvolk,gaweguithaarmiddenenrediederzijnziel vandebrandendetoornvandeHEERE

46Laatuwhartnietbezwijkenenvreesnietvoorhet geruchtdatinhetlandgehoordwordt;hetenejaarzaler eengeruchtkomen,enhetvolgendejaarzalereengerucht komen,engeweldinhetland,heersertegenheerser

47Daarom,zie,dedagenkomen,datIkoordeelzalvellen overdegesnedenbeeldenvanBabel;enheelhaarlandzal teschandeworden,enalhaargesneuveldenzulleninhaar middenvallen.

48Danzullendehemelendeaarde,enalwatdaarinis, juichenoverBabel,wantuithetnoordenzullende verwoesterseropafkomen,spreektdeHEERE.

49ZoalsBabeldeverslagenenvanIsraëlheeftdoenvallen, zozulleninBabeldeverslagenenvandeheleaardevallen

50Julliedieaanhetzwaardontkomenzijn,gaweg,staniet stilDenkaandeHEEREvanverre,laatJeruzaleminjullie gedachtenkomen

51Wijzijnbeschaamd,omdatwijsmaadhebbengehoord; schaamteheeftonsgezichtbedekt,wantvreemdenzijnin deheiligdommenvanhethuisvandeHEEREgekomen.

52Daarom,ziet,dedagenkomen,spreektdeHEERE,dat Ikaanhaargesnedenbeeldeneenoordeelzalvellen;in heelhaarlandzullendegewondenkreunen

53AlzouBabeltotaandehemelreiken,alzouhettotin dehoogtevanzijnmachtversterktworden,tochzullener verwoestersvanMijnkantopkomen,spreektdeHEERE

54EenluidgeschreeuwkomtuitBabel,engrote verwoestinguithetlandvandeChaldeeën

55WantdeHEEREheeftBabelverwoestenvandaaruit vernield;haargolvenbruisenalsgeweldigewateren,het geluidvanhunstemwordtgehoord

56Omdatdeverwoesteroverhaarkomt,overBabel,en haarheldengevangenzijn,alhunbogenzijngebroken,

wantdeHEERE,deGodvandevergelding,zalhetzeker vergelden.

57Ikzalhaarvorsten,haarwijzen,haarlandvoogden,haar vorstenenhaarheldendronkenmaken,zodatzijeen eeuwigeslaapzullenslapenennietzullenontwaken,zegt deKoning,wiensNaamisHEEREvandelegermachten

58ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Debrede murenvanBabelzullengeheelverbrokenworden,enhaar hogepoortenzullenmetvuurverbrandworden;hetvolk zaltevergeefszwoegen,enhetvolkinhetvuur,enzij zullenvermoeidworden

59HetwoorddatdeprofeetJeremiaaanSeraja,dezoon vanNeria,dezoonvanMaäseja,gaf,toenhijmetZedekia, dekoningvanJuda,naarBabelginginhetvierdejaarvan zijnregeringEndezeSerajawaseenrustigevorst 60JeremiaschreefineenboekalhetonheildatoverBabel zoukomen,aldezewoordendieoverBabelgeschreven zijn

61EnJeremiazeidetotSeraja:WanneergijteBabelkomt, enaldezewoordenzietenleest,

62DanzultGijzeggen:HEERE,Gijhebttegendezeplaats gesproken,omhaaruitteroeien,zodatergeenmensnoch diermeerzaloverblijven,maardatzijvooreeuwigeen woestenijzalzijn

63Wanneeruklaarbentmethetlezenvanditboek,moetu ereensteenaanbindenendieinhetmiddenvandeEufraat werpen

64Engijzultzeggen:ZozalBabelzinken,enhetzalniet meeropstaanvanhetonheildatIkoverhaarbreng;enzij zullenvermoeidwordenTotzoverdewoordenvan Jeremia.

HOOFDSTUK52

1Zedekiawaséénentwintigjaaroudtoenhijkoningwerd, enhijregeerdeelfjaarinJeruzalemZijnmoederheette Hamutal,dedochtervanJeremiauitLibna.

2HijdeedwatslechtwasindeogenvandeHEERE, overeenkomstigalleswatJojakimgedaanhad

3WantdoordetoornvandeHEEREgebeurdehetin JeruzalemenJuda,totdatHijhenvanZijnaangezichthad verdreven,datZedekiainopstandkwamtegendekoning vanBabel.

4Inhetnegendejaarvanzijnregering,opdetiendedag vandetiendemaand,kwamNebukadnezar,dekoningvan Babel,metzijnhelelegertegenJeruzalemop,legerdezich tegendestadenbouwdeversterkingenrondomdestad

5Destadwerdbelegerdtothetelfdejaarvankoning Zedekia

6Enindevierdemaand,opdenegendedagvandemaand, werddehongersnoodindestadgroot,zodatergeenbrood wasvoordebevolkingvanhetland.

7Toenwerddestadopgebroken,enallekrijgslieden sloegenopdevluchtZijverlietendestad'snachtsviade wegvandepoorttussendetweemuren,diebijde koninklijketuinligtDeChaldeeënnulagenrondomde stad.Zijgingenlangsdewegvandevlakte.

8MaarhetlegervandeChaldeeënzettedeachtervolging inopdekoningenhaaldeZedekiainindevlaktevan Jericho,enzijnhelelegerraaktevanhemverstrooid.

9Toennamenzijdekoninggevangenenbrachtenhem naardekoningvanBabel,naarRiblainhetlandvan Hamath,endekoningsprakeenvonnisoverhemuit

10DekoningvanBabeldooddevoorzijnogendezonen vanZedekia;ookdooddehijallevorstenvanJudainRibla.

11ToenstakhijZedekia’sogenuit,endekoningvan Babelboeidehemmetketenen,voerdehemwegnaar Babelenzettehemgevangentotdedagvanzijndood.

12Indevijfdemaand,opdetiendedagvandemaand,het negentiendejaarvanNebukadrezar,dekoningvanBabel, kwamNebuzaradan,debevelhebbervandelijfwachtdiede koningvanBabeldiende,naarJeruzalem

13EnhijverbranddehethuisvandeHEERE,enhethuis vandekoning,enallehuizenvanJeruzalem,enallehuizen vandeaanzienlijken,verbranddehijmetvuur

14EnhethelelegervandeChaldeeën,datonderleiding stondvandebevelhebbervandelijfwacht,brakallemuren vanJeruzalemrondomaf

15ToenvoerdeNebuzaradan,debevelhebbervande lijfwacht,enkelenvandearmenvanhetvolk,derestvan hetvolkdatindestadwasovergebleven,endegenendie warenovergelopennaardekoningvanBabel,enderest vandemenigteingevangenschapweg

16MaarNebuzaradan,debevelhebbervandelijfwacht, lieteenaantalarmenvanhetlandalswijnbouwersen landbouwersachter

17OokdekoperenzuilendieinhethuisvandeHEERE stonden,deonderstellenervanendekoperenzeedieinhet huisvandeHEEREstond,brakendeChaldeeënafAlhet koperdaarvanvoerdenzenaarBabel

18Ooknamenzijdekookpotten,descheppen,desnuiters, debekkens,delepelsenalhetkoperengereedschap, waarmeezijhundienstverrichtten,weg 19Ookdewasschalen,devuurpannen,deschalen,de kookpotten,dekandelaars,delepelsendebekers,alhet goudingoudenalhetzilverinzilver,werdendoorde overstevandelijfwachtmeegenomen.

20Detweezuilen,deenezeeendetwaalfkoperenstieren dieonderdevoetstukkenstonden,diekoningSalomoin hethuisvandeHEEREhadlatenmaken.Hetkopervanal dezevoorwerpenwasgewichtloos

21Enwatdezuilenbetreft,dehoogtevaniederezuilwas achttienel;eneenbandvantwaalfelomgafhem;zijndikte wasviervingers;hijwashol

22Enerwaseenkapiteelvankoperop,endehoogtevan elkkapiteelwasvijfel,meteennetengranaatappelsopde kapiteelsrondom,geheelvankoperOokdetweedepilaar endegranaatappelswarenhieraangelijk.

23Erwarenzesennegentiggranaatappelbomenopelke zijde,enaldegranaatappelbomenophetnetwerkwaren honderdrondom

24Toennamdebevelhebbervandelijfwachtde overpriesterSeraja,detweedepriesterZefanjaendedrie dorpelbewakersgevangen

25Ooknamhijeeneunuch,diedeleidinghadoverde krijgslieden,uitdestadmee,enzevenmannenvanhendie zichindenabijheidvandekoningbevonden,diezichinde stadbevonden;endeopperschrijvervanhetleger,diede bevolkingvanhetlandtelde;enzestigmannenvande bevolkingvanhetland,diezichinhetmiddenvandestad bevonden

26ToennamNebuzaradan,debevelhebbervande lijfwacht,hengevangenenbrachthennaardekoningvan Babel,teRibla

27DekoningvanBabelsloeghenneerenlietheninRibla, inhetlandvanHamath,terdoodbrengen.ZowerdJudauit zijnlandweggevoerd

28DitishetvolkdatNebukadnezarinballingschapheeft weggevoerd:inhetzevendejaardrieduizenden drieëntwintigJoden

29InhetachttienderegeringsjaarvanNebukadnezar voerdehijachthonderdtweeëndertigmannenuitJeruzalem inballingschap

30InhetdrieëntwintigstejaarvanNebukadrezarvoerde Nebuzaradan,debevelhebbervandelijfwacht, zevenhonderdvijfenveertigmannenvandeJodengevangen Intotaalwarenhetvierduizendzeshonderdmannen.

31Enhetgebeurdeinhetzevenendertigstejaarvande gevangenschapvanJojachin,dekoningvanJuda,inde twaalfdemaand,opdevijfentwintigstedagvandiemaand, datEvilmerodach,dekoningvanBabel,inheteerstejaar vanzijnregering,hethoofdvanJojachin,dekoningvan Juda,omhooghiefenhemuitdegevangenisleidde,

32Enhijsprakvriendelijktegenhemenplaatstezijntroon bovendetroonvandekoningendiemetheminBabel waren,

33Enhijverwisseldezijngevangeniskleding,enhijat voortdurendbroodvoorzijnaangezicht,aldedagenvan zijnleven.

34Envoorzijnonderhoudwerdhemdoordekoningvan Babeleenvoortdurendvoedselpakketgegeven,elkedag eenbepaaldehoeveelheid,totaandedagvanzijndood, zolanghijleefde

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.