Jeremia
HOOFDSTUK1
1DewoordenvanJeremia,dezoonvanHilkia,vande priestersdieinAnathothinhetlandvanBenjamin woonden:
2TothemkwamhetwoordvandeHEEREindedagen vanJosia,dezoonvanAmon,dekoningvanJuda,inhet dertiendejaarvanzijnregering
3EnhetgeschieddeindedagenvanJojakim,dezoonvan Josia,dekoningvanJuda,totaanheteindevanhetelfde jaarvanZedekia,dezoonvanJosia,dekoningvanJuda, totaandewegvoeringvanJeruzalemindevijfdemaand.
4ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotmij,zeggende: 5VoordatIkuindemoederschootvormde,hebIku gekend,envoordatuuitdebaarmoederkwam,hebIku geheiligdenhebIkuaangesteldtoteenprofeetvoorde volken
6Toenzeiik:Ach,HeereHEERE!zie,ikkannietspreken, wantikbennogmaareenkind
7MaardeHEEREzeitegenmij:Zegniet:Ikbennogmaar eenkind,wantoveralwaarheenIkjezendenzal,zulje gaan,enalleswatIkjegebied,zuljespreken
8Weesnietbevreesdvoorhen,wantIkbenmetuomute redden,spreektdeHEERE.
9ToenstrektedeHEEREZijnhanduitenraaktemijn mondaan,endeHEEREzeitegenmij:Zie,IklegMijn woordeninuwmond.
10Zie,Ikhebuhedenaangesteldoverdeheidenvolkenen overdekoninkrijkenomuitterukkenenaftebreken,om teverdervenenomteverwoesten,omtebouwenente planten
11HetwoordvandeHEEREkwamtotmij:Watzietu, Jeremia?Enikantwoordde:Ikzieeenamandelstengel.
12ToenzeideHEEREtegenmij:Jehebthetgoedgezien, wantIkzalmijnwoordhaastenomhettedoen.
13ToenkwamhetwoordvandeHEEREvoordetweede keertotmij:Watzietu?Enikantwoordde:Ikzieeen kokendepot,waarvandevoorkantnaarhetnoordenis gericht
14ToenzeideHEERtegenmij:Vanuithetnoordenzalhet onheillosbarstenoverallebewonersvanhetland.
15Wantzie,Ikgaallegeslachtenvandekoninkrijkenvan hetnoordenroepen,spreektdeHEERE;enzijzullen komeneniederzalzijntroonplaatsenbijdeingangvande poortenvanJeruzalementegenalhaarmurenrondomen tegenallestedenvanJuda
16IkzalMijnoordelenoverhenuitspreken,vanwegeal hunboosheid,omdatzijMijhebbenverlatenenvoor anderegodenoffershebbengebrachtenzichhebben neergebogenvoordewerkenvanhuneigenhanden.
17Omgorddaaromuwlendenen,staopenspreektothen alleswatIkugebiedWeesnietontsteldvoorhen,anders zalIkuvoorheninverlegenheidbrengen.
18Wantzie,Ikmaakuhedentoteenversterktestad,tot eenijzerenzuilentotkoperenmuren,tegenhetgeheleland: tegendekoningenvanJuda,tegenzijnvorsten,tegenzijn priestersentegendebevolkingvanhetland
19Zijzullentegenustrijden,maarzijzullenuniet overweldigen,wantIkbenmetu,spreektdeHEERE,omu teredden.
HOOFDSTUK2
1HetwoordvandeHEEREkwamtotmijenluidde: 2GaheenenroeptenaanhorenvanJeruzalem:Zozegtde HEERE:Ikdenkaanu,aandegenegenheidvanuwjeugd, aandeliefdevanuwbruidsdagen,toenuMijachternaging indewoestijn,inlandwaarnietwerdgezaaid
3IsraëlwasheiligheidvoordeHEEREendeeerstelingen vanzijnopbrengst;allendiehemverslinden,zullen struikelen;kwaadzaloverhenkomen,spreektdeHEERE 4HoorthetwoordvandeHEERE,huisvanJakobenalle geslachtenvanhethuisvanIsraël!
5ZozegtdeHEERE:Watvooronrechthebbenuw vadereninMijgevonden?DatzijzichvervanMijhebben afgewend,datzijdeijdelheidzijnnagewandeldendatzij ijdelzijngeworden?
6Enzijzeidenniet:WaarisdeHEERE,Dieonsuithet landEgypteheeftgeleid,Dieonsdoordewoestijnheeft geleid,dooreenlandvolwildernissenenkuilen,dooreen landvandroogteenschaduwdesdoods,dooreenland waarniemanddoorheentrokenwaarniemandwoonde?
7Ikhebjullieineenlandgebrachtwaardeoogst overvloedigis,omdegoedevruchtenervanteeten.Maar toenjulliedaarkwamen,hebbenjulliemijnland verontreinigdenmijnerfgoedtoteengruwelgemaakt
8Depriesterszeidenniet:WaarisdeHEERE?Endiezich metdewetbezighielden,kendenMijnietOokdeherders zijntegenMijovertreden,endeprofetenhebbendoorde Baälgeprofeteerdendingennagejaagddiegeennuthebben 9DaaromzalIkopnieuwmetuineenrechtszaakkomen, spreektdeHEERE,enookmetuwkindskinderenzalIkin eenrechtszaakkomen.
10GadanoverdeeilandenvanKittimheenenzie,enzend bodennaarKedar,enonderzoeknauwkeurigoferzoiets bestaat
11Heeftooiteenvolkzijngodenverwisseld,terwijlhet geengodenmeerzijn?Maarmijnvolkheeftzijneer verruildvoorietswatgeenvoordeeloplevert
12Weesontzet,ohemelen,enweeszeerbevreesd,wees zeerontroostbaar,spreektdeHEERE.
13Wantmijnvolkheefteendubbelkwaadgedaan:Mij,de bronvanlevendwater,hebbenzijverlatenenzichzelf bakkenuitgehouwen,gebrokenbakken,diegeenwater houden
14IsIsraëleendienaar?Ishijeeninhetvaderlandgeboren slaaf?Waaromwordthijberoofd?
15Dejongeleeuwenbruldentegenhemenschreeuwden hetuit,enzijmaaktenzijnlandverwoest;zijnstedenzijn verbrand,zodatergeeninwonermeeris.
16OokdezonenvanNofenTahapaneshebbendeschedel vanuwhoofdverbrijzeld
17Hebtgijditnietoveruzelfafgeroepen,doordatgijde HEERE,uwGod,verlatenhebt,toenHijuopdeweg leidde?
18Ennu,wathebtgijtemakenopdewegvanEgypte,om hetwatervanSihortedrinken?Ofwathebtgijtemaken opdewegvanAssyrië,omhetwatervandeRivierte drinken?
19Uwslechtheidzalutuchtigen,enuwafdwalingen zullenubestraffen.Weetdanenzie,dathetkwaaden bitteris,datudeHEERE,uwGod,verlatenhebtendat Mijnvreesnietinuis,spreektdeHeere,deHEEREvande legermachten.
20WantvanoudsherhebIkuwjukverbrokenenuw bandenverscheurd,engijhebtgezegd:Ikzalnietzondigen; terwijlgijronddwaaltopelkehogeheuvelenonderelke groeneboom,enhoereert
21Ikhadugeplantalseenprachtigewijnstok,alseen volmaaktzaadHoebentudanveranderdineen verwilderdeplantvaneenwijnstokdieMijvreemdis?
22Wantalwastgijumetloogengebruiktgijveelzeep, tochzaluwongerechtigheidgetekendzijnvoorMijn aangezicht,spreektdeHeereHEERE
23Hoekunjedanzeggen:Ikbennietverontreinigd,ikben deBaälsnietachternagegaan?Kijknaarjeweginhetdal, weetwatjegedaanhebtJebenteensnelledromedarisdie overhaarwegentrekt.
24Eenwildeezel,gewendaandewoestijn,dienaarhaar welbehagendewindopsnuift;wiezalhaarophaarweg afhouden?Allendiehaarzoeken,zullenzichniet vermoeien;ophaartijdzullenzijhaarvinden
25Laatuwvoetennietontschoeidrakenenuwkeelniet dorsten.Alsuzegt:Erisgeenhoop.Nee,wantikheb vreemdenliefgehadenzalhenachternagaan
26Zoalseendiefbeschaamdwordtalshijgevondenwordt, zowordthethuisvanIsraëlbeschaamd;zij,hunkoningen, hunvorsten,hunpriestersenhunprofeten,
27Zijzullentoteenstokzeggen:GijzijtmijnVader,en toteensteen:Gijhebtmijvoortgebracht.Wantzijhebben MijderugtoegekeerdenniethungezichtMaarophet momentvanhunbenauwdheidzullenzijzeggen:Staopen verlosons.
28Maarwaarzijnuwgodendieugemaakthebt?Latenze opstaan,alszijukunnenreddenindetijdvanuwnood Wantnaarhetaantaluwerstedenzijnuwgoden,oJuda.
29WaaromwiltuMijaanklagen?UbentallentegenMij inovertreding,spreektdeHEERE
30TevergeefshebIkuwkinderengeslagen,zijhebben geentuchtigingontvangen;uwzwaardheeftuwprofeten verslonden,alseenverderfelijkeleeuw
31Ogeneratie,ziehetwoordvandeHEERE:BenIkvoor Israëleenwoestijngeweest,eenlandvanduisternis?
Waaromzegtmijnvolk:Wijzijnheren,wijzullenniet meertotukomen?
32Kaneenmeisjehaarsieradenvergeten,ofeenbruid haarkleding?TochvergeetmijnvolkMijaldagenlang.
33Waarommaakjejewegenzonauwomliefdetezoeken?
Daaromleerjeookdegoddelozenjouwwegen
34Ookinjouwzolenishetbloedgevondenvandezielen vandeonschuldigearmen.Ikhebhetnietdoorheimelijk onderzoekgevonden,maaropaldeze
35Entochzegtu:Omdatikonschuldigben,zalzijntoorn zichzekervanmijafwendenZie,ikzalmetutwisten, omdatuzegt:Ikhebnietgezondigd
36Waarombentuzovoortgegaanmethetveranderenvan uwlevenswijze?UzultbeschaamdwordenoverEgypte, zoalsubeschaamdwerdoverAssyrië
37Ja,gijzultvanhemweggaan,metuwhandenopuw hoofd,wantdeHEEREheeftuwvertrouwenverworpen, engijzultdaarinnietvoorspoedigzijn
HOOFDSTUK3
1Zijzeggen:Alseenmanzijnvrouwverstoot,enzijgaat bijhemwegenwordtdevrouwvaneenander,zalhijdan nogtothaarterugkeren?Zalhetlanddannietzeer ontheiligdworden?Maaruhebtmetveelminnaars gehoereerd;keertochweertotMijterug,spreektde HEERE.
2Hefuwogenopnaardehoogtenenziewaaruniet gelegenhebtOpdewegenhebtuvoorhengezeten,alsde Arabierindewoestijn;enuhebthetlandverontreinigd metuwhoererijenuwgoddeloosheid
3Daaromblevendestortregensuit,enerkwamgeenspade regenGijhadthetvoorhoofdvaneenhoer,gijweigerdet beschaamdteworden
4Zultunietvannuafaantotmijroepen:MijnVader,U bentdeLeidsmanvanmijnjeugd?
5Zalhijzijntoornvooreeuwigbewaren?Zalhijdietot heteindetoebewaren?Zie,jehebtkwaadgesprokenen gedaan,zoalsjekon
6DeHEEREzeideooktotmijindedagenvankoning Josia:HebtgijgezienwathetafvalligeIsraëlgedaanheeft?
Zijisopgegaanopelkehogebergenonderelkegroene boom,enheeftdaarhoererijbedreven
7Ennadatzijaldezedingenhadgedaan,zeiik:"Keeru totmijterug"MaarzijkeerdenietterugEnhaar verraderlijkezusterJudazaghet
8Enikzag,dat,hoewelIkhetafvalligeIsraëlhad verstotenenhaareenscheidbriefhadgegevenomalde redenenwaaromzijoverspelhadgepleegd,haarzuster Juda,diehaarverraderlijkevrouwwas,nietbangwas, maarookhoererijpleegde
9Enhetgebeurdedoordelichtzinnigheidvanhaarhoererij datzijhetlandverontreinigdeenoverspelpleegdemet stenenenmetblokken
10EntochheefthaarzusterJuda,diehaarverraderlijke vrouwis,zichnietmetheelhaarharttotMijbekeerd,maar uitijdelheid,spreektdeHEERE
11ToenzeideHEEREtotmij:HetafvalligeIsraëlheeft zichzelfmeergerechtvaardigddanhettrouwelozeJuda. 12Gaheenenroepdezewoordenuitnaarhetnoordenen zeg:Keerterug,afvalligIsraël,spreektdeHEERE,danzal IkMijntoornnietopuneerleggen,wantIkbengenadig, spreektdeHEERE,enIkzaldetoornnieteeuwigbewaren
13Alleen,erkenuwongerechtigheid,datgijtegende HEERE,uwGod,overtredenhebt,datgijuwwegen verstrooidhebttotdevreemdelingenonderelkegroene boom,endatgijnietnaarMijnstemgeluisterdhebt, spreektdeHEERE
14Bekeertu,afvalligekinderen,spreektdeHEERE,want IkhebugetrouwdIkzalunemen,éénuiteenstadentwee uiteengeslacht,enIkzalunaarSionbrengen.
15Ikzaluherdersgevennaarmijnhart,dieuzullen voedenmetkenniseninzicht
16Enhetzalgeschieden,wanneergijvermenigvuldigden inaantaltoegenomenzijtinhetland,indiedagen,spreekt deHEERE,datmennietmeerzalzeggen:Dearkvanhet verbonddesHEEREN;zijzalnietinhethartopkomen, menzalernietaandenken,menzalernietaandenken, menzalhaarnietbezoeken,endatzalnietmeergedaan worden
17IndietijdzalmenJeruzalemdetroonvandeHEERE noemen,enalleheidenvolkenzullenzichdaarverzamelen totdeNaamvandeHEERE,totJeruzalemZijzullenniet langerwandelennaardeverdorvenheidvanhunbooshart.
18IndiedagenzalhethuisvanJudasamenmethethuis vanIsraëloptrekken,enzijzullentezamenuithetlandvan hetnoordenkomennaarhetlanddatIkaanuwvaderenals erfelijkbezithebgegeven.
19MaarIkzei:HoezalIkuonderdekinderenplaatsenen ueenaangenaamlandgeven,eenvoortreffelijkbezitonder delegerscharenderheidenvolken?EnIkzei:UzultMij noemen:Vader,enuzultunietvanMijafkeren
20Zoalseenvrouwontrouwisaanhaarman,zohebtook uontrouwaanMijgepleegd,huisvanIsraël,spreektde HEERE
21Opdehoogtenklonkeenstemvangeweenen smekingenvandeIsraëlieten,omdatzijhunwegverdraaid haddenendeHEERE,hunGod,vergetenwaren
22Keerterug,afvalligekinderen,enIkzaluwafdwalingen genezenZie,wijkomentotu,wantUbentdeHEERE, onzeGod
23Tevergeefswordterreddingverwachtvandeheuvelsen vandemenigtebergenWantdereddingvanIsraëlisinde HEERE,onzeGod
24Wantschaamteheeftdearbeidvanonzevaderen verslonden,vanonzejeugdaf,hunschapenenhun runderen,hunzonenenhundochters
25Inonzeschaamteliggenwijneer,enonzeschaamte bedektons,wantwijhebbengezondigdtegendeHEERE, onzeGod,wijenonzevaderen,vanonzejeugdaftotop dezedag,enwijhebbennietgeluisterdnaardestemvande HEERE,onzeGod
HOOFDSTUK4
1Indiengijubekeert,Israël,spreektdeHEERE,bekeeru dantotMij;enindiengijuwgruweldadenvoorMijnogen wegdoet,danzultgijnietweggaan
2Engijzultzweren:DeHEEREleeftinwaarheid,inrecht eningerechtigheid;endeheidenvolkenzullenzichinHem zegeneneninHemzullenzijzichberoemen
3WantzozegtdeHEEREtotdemannenvanJudaen Jeruzalem:Breekhetbraakliggendelandomenzaainiet tussendedoornen
4BesnijduvoordeHEEREendoedevoorhuidvanuw hartweg,mannenvanJudaeninwonersvanJeruzalem. Anderszalmijngrimmigheidalseenvuurlosbarstenen branden,zodatniemandhetkanblussen,vanwegede boosheidvanuwdaden
5MaakhetbekendinJudaenlaathetinJeruzalemhoren, enzeg:Blaasdebazuininhetland,roep,verzameluen zeg:Verzamelu,enlatenwijnaardeversterktesteden gaan
6RichtdebanieropnaarSion;trekweg,stanietstil,want Ikbrengonheiluithetnoorden,eengroteverwoesting
7Deleeuwisuitdestruikengekomen,endeverderverder volkenisopweg;hijisuitzijnplaatsgetrokkenomuw landtoteenwoestenijtemaken,enuwstedenzullen verwoestworden,zodatergeeninwonermeeris
8Daarommoetuzichrouwkleden,klaagenjammert,want debrandendetoornvandeHEEREkeertzichnietvanons af
9Enhetzaltediendagegeschieden,spreektdeHEERE, dathethartvandekoningenhethartvandevorstenzal vergaan;depriesterszullenontzetzijnendeprofeten zullenzichverwonderen.
10Toenzeiik:Ach,HeereHEERE,Gijhebtditvolken Jeruzalemvoorzekerverleid,doortezeggen:Gijzultvrede hebben;maarhetzwaardraakttotindeziel
11IndietijdzalertotditvolkentotJeruzalemgezegd worden:Eendrogewindvandehoogtenindewoestijn komtoverdedochtervanmijnvolk,nietomtewannen, nochomtereinigen,
12ZelfseenkrachtigewindzaluitdieplaatsennaarMij toekomen;nuzalIkookoverhenvonnissen.
13Zie,hijkomtopalswolken,enzijnwagenszijnalseen wervelwind,zijnpaardenzijnsnellerdanarendenWeeons, wantwijwordenverwoest.
14Jeruzalem,wasuwhartvanongerechtigheid,opdatu behoudenwordtHoelangzullenuwijdelegedachtennog inuhuizen?
15WanteenstemverkondigtuitDan,enverkondigt ellendevanhetgebergtevanEfraïm
16Maakbekendaandeheidenvolken,zie,maakbekend tegenJeruzalem,daterwachtersuiteenverlandkomenen hunstemlatenhorentegendestedenvanJuda
17Alsbewakersvanhetveldzijnzijrondomtegenhaar, omdatzijtegenMijinopstandisgekomen,spreektde HEERE
18Uwwegenuwhandelingenhebbenudezedingen bezorgd;ditisuwslechtheid,omdathetbitterisenuwhart raakt
19Mijningewanden,mijningewanden!Iklijdsmartaan mijnhart;mijnhartmaaktgedruisinmij;ikkanniet zwijgen,wantGijhebt,mijnziel,hetbazuingeschal gehoord,hetoorlogsgeweld.
20Erwordtverwoestingoververwoestinggeroepen,want hethelelandisverwoestMijntentenwordenplotseling verwoest,mijntentkledenineenogenblik.
21Hoelangzalikdebanierzienenhetgeluidvande bazuinhoren?
22Wantmijnvolkisdwaas,zijkennenMijniet;hetzijn dwazekinderen,enzijhebbengeeninzichtZijzijnwijs omkwaadtedoen,maarvangoeddoenhebbenzijgeen kennis.
23Ikzagdeaarde,enzie,zijwaswoestenleegOokde hemelwasleeg,erwasgeenlicht
24Ikzagdebergen,enzie,zebeefden,enalleheuvels bewogenlicht
25Ikkeek,enzie,erwasgeenmens,enallevogelsvande hemelwarenweggevlogen
26Ikzag,enzie,devruchtbaregrondwaseenwoestijn,en alhaarstedenwarenverwoest,doorhetaangezichtvande HEEREendoorzijnbrandendetoorn.
27WantzozegtdeHEERE:Hethelelandzaleen woestenijworden,maarIkzalergeeneindeaanmaken
28Hieromzaldeaardetreurenendehemeldaarboven zwartworden,omdatIkhetgesprokenheb,Ikhebhet besloten,enIkzalergeenberouwvanhebbenenerniet vanterugkomen
29Dehelestadzalvluchtenvoorhetlawaaivanderuiters endeboogschutters;zijzullendestruikeningaanenopde rotsenklimmen;elkestadzalverlatenzijn,enniemandzal erwonen
30Enalsjeverwendbent,watzuljedandoen?Alkleedje jeinkarmozijnrood,alversierjejemetgoudensieraden,al scheurjejegezichtmetbeschilderingen,tevergeefszulje jemooimaken;jeminnaarszullenjeverachten,zezullen jenaarhetlevenstaan.
31Wantikhebeenstemgehoordalsvaneenvrouwin barensnood,eneenbenauwdheidalsvaneenvrouwdie haareerstekindbaart;eenstemvandedochtervanSion, dieoverzichzelftreurt,diehaarhandenuitspreidtenzegt: Weemijnu,wantmijnzielisafgematvanwege doodslagers
HOOFDSTUK5
1LoopdoordestratenvanJeruzalem,enzietoch,enweet, enzoekinhaarbredestraten,ofuiemandkuntvinden,of eriemandisdierechtdoet,diedewaarheidzoekt;enIkzal hetvergeven
2Enalzeggenzij:DeHEEREleeft,voorwaar,zijzweren vals
3HEERE,zijnuwogennietopdewaarheidgericht?U hebthengeslagen,maarzijhebbengeenverdrietgehad;U hebthenverteerd,maarzijhebbengeweigerdbestraffingte aanvaarden;zijhebbenhungelaathardergemaaktdaneen rots,zijhebbengeweigerdzichtebekeren.
4Daaromzeiik:Dezemensenzijnarmendwaas,wantze kennendewegvandeHEEREnietenhetrechtvanhun Godniet.
5Ikzalnaardeaanzienlijkemannengaanenmethen spreken,wantzijkennendewegvandeHEEREenhet rechtvanhunGod;maarzijhebbenhetjukgeheel verbrokenendebandenverscheurd
6Daaromzaleenleeuwuithetwoudhendoden,eneen wolfindeavondzalhenplunderen,eneenpanterzalhun stedenbewaken;iederdiedaaruitweggaat,zalverscheurd worden,wanthunovertredingenzijntalrijkenhun afdwalingentoenemen.
7HoezalIkuditvergeven?UwkinderenhebbenMij verlatenengezworenbijhendiegeengodenzijnToenIk henverzadigdhad,pleegdenzijoverspelenverzamelden zichingroepenindehuizenvandehoeren 8Zewarenalsgrazendepaardenindemorgen;ieder hinniktenaardevrouwvanzijnnaaste.
9ZouIkdezedingennietbezoeken?spreektdeHEERE, enzouMijnzielzichnietwrekenaaneenvolkalsdit?
10Beklimhaarmurenenverwoestze,maarmaakergeen eindaanNeemhaartinnenweg,wantzezijnnietvande HEERE.
11WanthethuisvanIsraëlenhethuisvanJudahebben Mijzeertrouweloosbehandeld,spreektdeHEERE
12ZijhebbendeHEEREverloochendengezegd:Hijishet niet;enonszalgeenkwaadoverkomen;wijzullengeen zwaardofhongersnoodzien
13Endeprofetenzullentotwindworden,enhetWoordis nietinhen;alzozalhungeschieden
14Daarom,zozegtdeHEERE,deGodvandehemelse machten:Omdatuditwoordspreekt,zie,IkmaakMijn woordeninuwmondtotvuurenditvolktothout,enhet zalhenverteren
15Zie,Ikbrengeenvolkvanverreoveru,huisvanIsraël, spreektdeHEERE;hetiseenmachtigvolk,een
eeuwenoudvolk,eenvolkwaarvanudetaalnietkent,en waarvanudewoordennietbegrijpt.
16Hunpijlkokerisalseenopengraf,zijzijnallenhelden 17Zijzullenuwoogstopetenenuwbrood,datuwzonen endochterszoudeneten;zijzullenuwschapenenuw runderenopeten;zijzullenuwwijnstokkenenuw vijgenbomenopeten;zijzullenuwversterktesteden, waaropuvertrouwde,methetzwaardverwoesten.
18Maarindiedagen,spreektdeHEERE,zalIkgeen definitiefeindeaanumaken
19Wanneerudanzegt:WaaromdoetdeHEERE,onze God,onsditallesaan?Danmoetuhunantwoorden:Zoals uMijhebtverlatenenvreemdegodenhebtgediendinuw land,zozultuookvreemdelingendienenineenlanddat nietvanuis
20VerkondigditinhethuisvanJakobenmaakhetbekend inJuda,zeggende:
21Hoorttochdit,gijdwaasenonverstandigvolk,gijdie ogenhebt,maarnietziet,gijdieorenhebt,maarniethoort!
22VreestgijMijniet?spreektdeHEEREZultgijniet bevenvoorMij,Diehetzandgesteldhebtoteengrens voordezee,meteeneeuwigdurendeverordening,diehaar nietzaloversteken?Alwoelenhaargolven,tochzullenzij haarnietoverweldigen;albruisenzij,tochzullenzijhaar nietoversteken?
23Maarditvolkheefteenweerspannigenopstandighart; zijzijnweerspannigenweggegaan
24Enzijzeggennietinhunhart:Latenwijtochde HEERE,onzeGod,vrezen,Dieregengeeft,vroegeenlate, opZijntijd;Hijbewaartdevastgesteldewekenvande oogstvoorons.
25Uwongerechtighedenwerendezedingen,enuwzonden houdenhetgoedevanuweg
26Wanterwordenondermijnvolkgoddelozengevonden; zijloeren,zoalsmeneenvalstrikspant;zijzettennettenuit, zijvangenmensen
27Zoalseenkooivolvogelsis,zozijnhunhuizenvol bedrog;daaromwordenzegrootenrijk
28Zijzijnvetgeworden,zijblinken,ja,zijovertreffende dadenvandegoddelozen;zijoordelennietoverdezaak, overdezaakvandewees,entochhebbenzijvoorspoed;en overhetrechtvandebehoeftigedoenzijgeenuitspraak 29ZouIkdezedingennietbezoeken?spreektdeHEERE; zouMijnzielzichnietwrekenaanzo'nvolkalsdit?
30Ergebeurtietswonderlijksenafschuwelijksinhetland; 31Deprofetenprofeterenvalsendepriestersheersendoor hunmachtEnmijnvolkheefthetzograagWatzultudan teneindedoen?
HOOFDSTUK6
1KinderenvanBenjamin,verzameluenvluchtuithet middenvanJeruzalemBlaasopdebazuininTekoaen richteenvuurtekenopinBeth-HacceremWanterkomt onheiluithetnoorden,metgroteverwoesting 2IkhebdedochtervanSionvergelekenmeteenbevallige entengerevrouw.
3Herderszullenmethunkuddennaarhaartoekomen,zij zullenhuntentenrondomhaaropslaan,zijzulleniederop zijnplaatsweiden.
4Bereidteenoorlogtegenhaarvoor;staop,enlatenwij tegendemiddagoptrekken.Weeons,wantdedaggaat voorbij,wantdeschaduwenvandeavondstrekkenzichuit 5Staop,latenwij'snachtsgaanenhaarpaleizen verwoesten.
6WantzoheeftdeHEEREvandelegermachtengezegd: HaktbomenomenrichteenbergoptegenJeruzalem;ditis destaddiebezochtmoetworden;geheelenalverdrukking isinhaarmidden
7Zoalseenbronhaarwateropstuift,zostuiftzijhaar boosheidopMenhoortinhaargeweldenroof; voortdurendzijnervoormijnaangezichtverdrieten wonden.
8Weesonderricht,Jeruzalem,opdatmijnzielnietvanu scheid,opdatikuniettoteenwoestenijmaak,een onbewoondland.
9ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Zijzullenhet overblijfselvanIsraëlzorgvuldignalezenalseenwijnstok; keeruwhandterugalseendruivenplukkernaardemanden.
10Totwiemoetiksprekenenwaarschuwen,zodatzij horen?Zie,hunoorisonbesneden,zodatzijnietkunnen luisteren;zie,hetwoordvandeHEEREishuntoteen smaad,zijhebbenergeenbehagenin
11Daarombenikvervuldvandegrimmigheidvande HEERE,ikbenhetmoeommijintehouden.Ikzalhet uitgietenoverdekinderenbuitenenoverdevergadering derjongemannen;wantzelfsdemanzalmetzijnvrouw gevangengenomenworden,deoudemetdeverzadigdevan dagen
12Enhunhuizenzullennaareenanderovergaan,hun akkersenhunvrouwentezamen,wantIkzalmijnhand uitstrekkentegendeinwonersvanhetland,spreektde HEERE
13Wantvankleintotgrootisiedereengeneigdtot hebzucht;envanprofeettotpriesterpleegtiedereenbedrog 14Ookhebbenzijdewondenvandedochtervanmijn volkopeenlichtemaniergenezen,doortezeggen:Vrede, vrede!terwijlergeenvredeis
15Warenzijbeschaamdtoenzijgruweldadenbedreven?
Nee,zijzijninhetgeheelnietbeschaamd,enzijkonden zichnietschamenDaaromzullenzijvallenonderde vallenden;tentijdedatIkhenbezoek,zullenzij neergeworpenworden,spreektdeHEERE.
16ZozegtdeHEERE:Blijftstaanopdewegen,ziettoeen vraagtnaardeoudepaden,waartochdegoedewegis,en wandeltdaarop,danzultgijrustvindenvooruwziel.Maar zijzeiden:Wijzullendaaropnietwandelen
17Ikhebookwachtersoveruaangestelddiezeggen: LuisternaarhetgeluidvandetrompetMaarzijzeiden: Wijzullennietluisteren
18Daarom,luister,gijheidenvolken,enweet,gij vergadering,waterinhunmiddenis.
19Luister,aarde!Zie,Ikgaonheilbrengenoverditvolk, devruchtvanhungedachten,omdatzijnaarmijnwoorden ennaarmijnwetniethebbengeluisterd,maardiehebben verworpen
20WaaromkomterwierookuitSebanaarMijtoe,enzoet suikerrietuiteenverland?UwbrandofferszijnMijniet welgevallig,enuwslachtofferszijnMijnietzoet
21Daarom,zozegtdeHEERE:Zie,Ikgastruikelblokken voorditvolkleggen,zodatvadersenkinderentezamenop henzullenvallen;denaasteenzijnvriendzullenomkomen
22ZozegtdeHEERE:Zie,eenvolkkomtuithet Noorderland,eengrootvolkzalzichverheffenvande uiteindenvandeaarde
23Zijgrijpennaarboogenspeer;zijzijnwreedenkennen geenmededogen;hunstemisalshetgebrulvandezee;en zijrijdenoppaarden,dieinslagordestaanopgesteldvoor destrijdtegenu,dochtervanSion
24Wijhebbenhetgeruchtdaarvangehoord;onzehanden wordenslap;benauwdheidheeftonsaangegrepeneneen smartalsvaneenbarendevrouw
25Ganiethetveldinenganietoverdeweg,wanthet zwaardvandevijandenangstzijnaanallekanten aanwezig.
26Dochtervanmijnvolk,omgordumeteenrouwkleeden wenteluinhetstofMaakurouwklachtalsovereenenig kind,eenbittererouwklacht,wantplotselingzalde verwoesteroveronskomen
27Ikzalutoteenvestingeneenvestingmakeninhet middenvanmijnvolk,zodatuhunwegkuntlerenkennen enonderzoeken
28Zijzijnallenwredeopstandelingen,diemetlasterpraat rondgaan;zijzijnvanbronsenijzer,zijzijnallen verderfzaaiers
29Deblaasbalgisverbrand,hetloodisdoorhetvuur verteerd;degietersmelttevergeefs,wantdegoddelozen wordennietweggerukt
30Verworpenzilverzalmenhennoemen,wantdeHEERE heefthenverworpen.
HOOFDSTUK7
1HetwoorddattotJeremiakwamvandeHEERE, zeggende:
2GaindepoortvanhethuisvandeHEEREstaanenroep daarditwoorduitenzeg:HoorthetwoordvandeHEERE, heelJuda,diedoordezepoortenbinnenkomtomde HEEREteaanbidden.
3ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël:Verbeteruwwegenenuwhandelingen,danzalIku opdezeplaatslatenwonen.
4Vertrouwnietopleugenachtigewoorden,diezeggen:De tempelvandeHEERE,detempelvandeHEERE,de tempelvandeHEERE,datzijndezedingen.
5Wantalsuuwwegenenuwhandelingengrondig verbetert,alsuderechtspraaktussendemensenzijn naastegrondiguitvoert,
6Alsudevreemdeling,deweesendeweduweniet onderdrukt,engeenonschuldigbloedvergietindezeplaats, engeenanderegodennaloopttotuwonheil,
7DanzalIkervoorzorgendatuindezeplaatswoont,in hetlanddatIkaanuwvooroudersgegevenheb,voor eeuwigenaltijd.
8Zie,uvertrouwtopleugenachtigewoorden,diegeen enkelnuthebben
9Zultustelen,moorden,overspelplegen,valszweren, wierookaandeBaälbrandenenanderegodennalopen,die unietkent?
10EnkomenstavoorMijindithuis,datnaarMijnNaam genoemdis,enzeg:Wijzijnovergeleverd,omaldeze gruweldadentedoen?
11Isdithuis,waarovermijnnaamisuitgeroepen,inuw ogeneenroversholgeworden?Zie,Ikhebhetgezien, spreektdeHEERE
12MaarganunaarMijnplaats,dieinSilowas,waarIkin hetbeginMijnNaamhebgevestigd,enziewatIkdaarmee gedaanhebvanwegedeboosheidvanMijnvolkIsraël
13Ennu,omdatualdezedingengedaanhebt,spreektde HEERE,enIkvroegenlaattotugesprokenheb,maaru hebtnietgeluisterd,enIkhebugeroepen,maaruhebtniet geantwoord,
14DaaromzalIkmetdithuis,datnaarmijnnaam genoemdisenwaaropuvertrouwt,enmetdeplaatsdieIk aanuenuwvaderengegevenheb,hetzelfdedoenalsIk metSilogedaanheb
15Ikzaluvanmijnaangezichtwegvagen,zoalsIkaluw broedershebweggevaagd,hethelenageslachtvanEfraïm.
16Biddaaromnietvoorditvolk,zendgeengeroepof gebedvoorhenopendringnietbijMijaan,wantIkzal naarUnietluisteren.
17ZietunietwatzedoenindestedenvanJudaenopde stratenvanJeruzalem?
18Dekinderensprokkelenhout,devadersstekenhetvuur aanendevrouwenknedendeeg,omofferkoekentemaken voordekoninginvandehemelenplengofferstebrengen aananderegoden,omMijtottoornteverwekken.
19ZoudenzijMijtottoornverwekken?spreektdeHEERE Verwekkenzijzichzelfniettotschaamteophuneigen aangezicht?
20Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Ziet,Mijntoornen Mijngrimmigheidzullenoverdezeplaatsworden uitgegoten,overdemensenoverhetvee,overdebomen vanhetveldenoverdevruchtvandeaarde;hetzal branden,ennietwordengeblust
21ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël:Brenguwbrandoffersbijuwslachtofferseneet vlees
22WantIkhebtotuwvaderennietgesprokenenhungeen opdrachtgegeven,toenIkhenuithetlandEgypteleidde, omtrentbrandoffersenslachtoffers
23MaardithebIkhungeboden:LuisternaarMij,danzal IkjullietoteenGodzijnenjulliezullenMijtoteenvolk zijnWandelinaldewegendieIkjulliegebodenheb, opdathetjulliegoedga.
24Maarzijluisterdennietenneigdenhunoorniet,maar wandeldenindeoverleggingenenindeoverleggingenvan hunbooshart,enzijgingenachteruitennietvoorwaarts.
25VanafdedagdatuwvooroudersuithetlandEgyptezijn getrokkentotopdezedaghebIkalmijndienaren,de profeten,totugezonden,dagelijksstondIkvroegenlaat op 26MaarzijluisterdennietnaarMijenneigdenhunoor niet,maarzijverharddenhunnek;zijdedenergerdanhun vaderen
27Spreekdanaldezewoordentothen,maarzijzullen naarunietluisterenRoephentoe,maarzijzullenuniet antwoorden
28Maarzegtegenhen:Ditiseenvolkdatnietluistertnaar destemvandeHEERE,hunGod,endatgeenbestraffing aanneemtDewaarheidisverdwenenenuithunmond verdwenen.
29Scheeruwhaaraf,Jeruzalem,enwerphetweg,enhef eenklaagliedaanopdehoogten,wantdeHEEREheeft verworpenenverlatenhetgeslachtwaaropZijntoornrust
30WantdekinderenvanJudahebbengedaanwatkwaadis inMijnogen,spreektdeHEERE;zijhebbenhungruwelen geplaatstinhethuisdatnaarMijnNaamgenoemdis,om hetteontheiligen
31ZijhebbendehoogtenvanTofetgebouwd,dieinhet dalBen-Hinnomliggen,omhunzonenendochtersmet vuurteverbranden,hetgeenIkhunnietgebodenheben watinMijnhartnietisopgekomen
32Daarom,zie,dedagenkomen,spreektdeHEERE,dat hetnietmeerTofetgenoemdzalworden,nochdalvande zoonvanHinnom,maarSlachtdal;wantmenzalinTofet begraven,totdatergeenplaatsmeeris
33Endedodedierenvanditvolkzullentotvoedseldienen voordevogelsindeluchtenvoordedierenopaarde; niemandzalzeverdrijven
34DanzalIkuitdestedenvanJudaenuitdestratenvan Jeruzalemhetgeluidvanvreugdeenhetgeluidvan blijdschap,hetgeluidvandebruidegomenhetgeluidvan debruiddoenophouden,wanthetlandzaleenwoestenij worden
HOOFDSTUK8
1Indietijd,spreektdeHEERE,zullenzijdebeenderen vandekoningenvanJuda,debeenderenvanzijnvorsten, debeenderenvandepriesters,debeenderenvande profetenendebeenderenvandeinwonersvanJeruzalem uithungravenhalen.
2Enzijzullenzeuitspreidenvoordezonendemaanen voorheelhetlegerdeshemels,diezijliefgehadhebben, diezijgediendhebben,diezijnagewandeldhebben,diezij gezochthebbenendiezijaanbedenhebbenZijzullenniet verzameldennietbegravenworden;zijzullentotmestop deaardbodemzijn.
3Endedoodzalverkozenwordenbovenhetlevenvoor allendieovergeblevenzijnvanditbozegeslacht,die overgeblevenzijninaldeplaatsenwaarheenIkhen verdrevenheb,spreektdeHEEREvandelegermachten 4Zegdantothen:ZozegtdeHEERE:Zoudenzijvallen ennietopstaan?ZouHijZichafwendenennietterugkeren?
5WaaromisditvolkvanJeruzalemdanzoafvallig gewordendoordievoortdurendeafkering?Zehoudenvast aanbedrogenweigerenterugtekeren.
6Ikluisterdeenluisterde,maarzijsprakennietrecht Niemandberouwdehemoverzijnslechtheidenzei:Wat hebikgedaan?Iederkeerdezichomnaarzijnloop,zoals eenpaarddattenstrijdetrekt
7Ja,deooievaaraandehemelkentzijnvastetijden,ende tortelduif,dekraanvogelendezwaluwnemendetijdvan hunkomstwaar,maarmijnvolkkenthetoordeelvande HEEREniet
8Hoezegtgijdan:WijzijnwijsendewetdesHerenisbij ons?Zie,voorwaar,tevergeefsheeftHijhetgemaakt;de penderschriftgeleerdenistevergeefs.
9Dewijzenwordenbeschaamd,zijwordenontstelden gevangengenomenZie,zijhebbenhetwoordvande HEEREverworpen.Watvoorwijsheidiserdaninhen?
10DaaromzalIkhunvrouwenaananderengevenenhun akkersaanhendiezebeërvenWantiedereen,vankleintot
groot,isovergeleverdaanhebzucht;vanprofeettotpriester pleegtiedereenbedrog.
11Wantzijhebbendebreukvandedochtermijnsvolksop hetlichtstegenezen,doortezeggen:Vrede,vrede!terwijl ergeenvredeis.
12Warenzijbeschaamdtoenzijgruweldadenbedreven? Ja,zijzijninhetgeheelnietbeschaamd,enzijkondenzich nietschamen.Daaromzullenzijvallenonderdevallenden; tentijdevanhunbezoekingzullenzijneergeworpen worden,spreektdeHEERE
13Ikzalhenzekerverteren,spreektdeHEEREErzullen geendruivenmeeraandewijnstokzijnengeenvijgenaan devijgenboom,hetbladzalafvallen,enwatIkhun gegevenheb,zalhunvoorbijgaan
14Waaromblijvenwijstilzitten?Komtbijeenenlatenwij deversterktestedenbinnengaanendaarstilzijn,wantde HEERE,onzeGod,heeftonsstilgemaaktenonsgalwater tedrinkengegeven,omdatwijtegendeHEEREgezondigd hebben.
15Wijverwachttenvrede,maarerkwamnietsgoeds,wij verwachtteneentijdvangenezing,maarzie,erwasonheil!
16HetgesnuifvanzijnpaardenwerdvanDanafgehoord; hethelelandbeefdebijhethorenvanhetgehinnikvanzijn helden;wantzijwarengekomenenhaddenhetlandenal waterinwas,verslonden:destadenhaarbewoners.
17Wantzie,Ikzendslangen,slangenvanslangensoort, onderu,diezichnietlatenbezweren,endiezullenubijten, spreektdeHEERE.
18Alsikmezelfwiltroostentegenverdriet,wordtmijn hartweekinmij
19Zie,hetgeschreeuwvandedochtervanmijnvolk,over hendieineenverlandwonen:IsdeHEEREnietinSion? IshaarKoningnietinhaar?WaaromhebbenzijMij vertoorndmethungesnedenbeeldenenmetvreemde, onechtedingen?
20Deoogstisvoorbij,dezomeristeneinde,enwijzijn nietgered.
21Omdesmartvandedochtervanmijnvolkbenik gewond;ikbenzwart;ontzettingheeftmijaangegrepen
22IsergeenbalseminGilead?Isergeenheelmeesterdaar? Waaromisdegezondheidvandedochtervanmijnvolk danniethersteld?
HOOFDSTUK9
1Och,datmijnhoofdwaterwasenmijnogeneenbron vantranen,zodatikdagennachtkonwenenomde gesneuveldenvandedochtervanmijnvolk!
2Och,hadikmaarindewoestijneenherbergvoor rondtrekkendemannenDankonikmijnvolkverlatenen bijhenvandaangaan,wanthetzijnallemaaloverspelers, eenbendetrouwelozen.
3Zijbuigenhuntongalseenboogvoorleugens,maarzij strijdennietvoordewaarheidopaarde,wantzijgaanvan kwaadtotkwaadenkennenMijniet,spreektdeHEERE
4Weesvoorzichtigmetuwnaasteenvertrouwopgeen enkelebroeder,wantiederebroederzaluverdringenen iederebroederzalmetlasterlijketaalomgaan
5Enzijzulleneeniederzijnnaastebedriegen,ende waarheidnietspreken;zijhebbenhuntonggeleerdleugen tespreken,enzijvermoeienzichomonrechttedoen
6Uwwoonplaatsisinhetmiddenvanbedrog;doorbedrog weigerenzijMijtekennen,spreektdeHEERE.
7Daarom,zozegtdeHEEREvandelegermachten:Zie,Ik gahensmeltenenhenbeproeven;wantwatzouIkdoen voordedochtervanMijnvolk?
8Huntongisalseenpijldieisafgeschoten,zespreekt bedrogMetdemondspreektmenvredelievendtotzijn naaste,maarinhethartwachtmenophem.
9ZouIkhenomdezedingennietbezoeken?spreektde HEERE;zouIkMijnietaanzo'nvolkalsditwreken?
10OverdebergenzalIkeengeweeneneengeweeklaag aanheffen,enoverdewoonplaatsenvandewoestijneen klaaglied,omdatzijverbrandzijn,zodatniemandermeer doorheenkantrekken;enmenkanhetgeschreeuwvanhet veenietmeerhoren;devogelsindeluchtendewilde dierenzijnweggevlucht,zijzijnverdwenen.
11IkzalJeruzalemtotpuinhopenmaken,toteenholvoor draken,endestedenvanJudazalIktoteenwoestenij maken,zodatergeeninwonermeeris.
12Wieisdewijze,dieditkanverstaan?Entotwieheeft demondvandeHEEREgesproken,datHijhetzou verkondigen,hoehetlandvergaatenverbrandtalseen woestijn,zodatniemanderdoorheentrekt?
13EndeHEEREzegt:OmdatzijMijnwet,dieIkhunhad voorgehouden,verlatenhebben,ennietnaarMijnstem geluisterdhebbenendaarinnietgewandeldhebben, 14Maarzijhebbengewandeldnaarhetvernuftvanhun eigenhartennaardeBaäls,diehunvaderenhungeleerd hadden
15Daarom,zozegtdeHEEREvandelegermachten,de GodvanIsraël:Zie,Ikgahen,ditvolk,metalsemvoeden enhungalwatertedrinkengeven
16Ikzalhenverstrooienonderdeheidenvolken,diezij nochhunvooroudersgekendhebben.EnIkzalhetzwaard achterhenaanzenden,totdatIkhenuitgeroeidheb 17ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Letop,en roepderouwendevrouwen,datzijkomen;enzendomde listigevrouwen,datzijkomen
18Enlatenzijzichhaasteneneenweeklachtoverons aanheffen,zodatonzeogenvantranenvloeienenonze oogledenvanwatervloeien
19WantuitSionklinkteengeweeklaag:Hoezijnwij verwoest!Wijzijndiepbeschaamd,wantwijhebbenhet landverlaten,onzewoningenhebbenonsverstoten
20Maarluister,vrouwen,naarhetwoordvandeHEERE enlaatuwoorhetwoorduitzijnmondaannemen.Leeruw dochtersklagenenleeriederhaarnaasteklagen
21Wantdedoodisonzevenstersbinnengekomenenis onzepaleizenbinnengegaan,omdekinderenvanbuitenen dejongemannenvandestratenuitteroeien
22Spreek,ZozegtdeHEERE:Zelfsdelijkenvanmensen zullenvallenalsmestophetopenveld,enalseenhandvol achterdemaaier,enniemandzalzebijeenrapen
23ZozegtdeHEERE:Dewijzeroemenietopzijn wijsheid,endesterkeroemenietopzijnsterkte,enderijke roemenietopzijnrijkdom
24Maarwiezichberoemt,diemoetzichhierinberoemen, dathijMijbegrijptenkent,datIk,deHEERE, goedertierenheid,rechtengerechtigheiddoeopaarde, wantindezedingenhebIkbehagen,spreektdeHEERE. 25Zie,dedagenkomen,spreektdeHEERE,datIkalde besnedenenmetdeonbesnedenenbezoekenzal;
26Egypte,Juda,Edom,deAmmonieten,Moabenallen dieaandeuiterstehoekenvandewoestijnwonen.Aldeze volkenzijnonbesnedenenhethelehuisvanIsraëlis onbesnedenvanhart.
HOOFDSTUK10
1HoorthetwoorddatdeHEEREtotuspreekt,huisvan Israël!
2ZozegtdeHEERE:Leerdewegderheidenvolkenniet enweesnietontsteldvoordetekenendeshemels,wantde heidenvolkenzijndaarvoorontsteld
3Wantdegebruikenvandievolkenzijnijdelheid: voorwaar,menheefteenstukhoutuithetbosomgehakt, hetiswerkvandehandenvandewerkman,metdebijl
4Metzilverenmetgoudversierenzehet,metspijkersen methamersbevestigenzehet,zodathetnietkanbewegen
5Zezijnrechtalseenpalmboom,maarspreekniet;ze moetenwelgedragenworden,wantzekunnennietgaan. Weesnietbangvoorhen,wantkwaaddoenkunnenzeniet, maarookgoeddoeniserbijhennietbij
6OmdaterniemandiszoalsU,HEERE,bentUgrooten UwNaamisgrootinkracht
7WiezouUnietvrezen,oKoningdervolken?Wantaan Ukomthettoe.Wantonderallewijzendervolkeneninal hunkoninkrijkeniserniemandzoalsU
8MaarzezijnallemaalonverstandigendwaasDestamis eenleervanijdelheden.
9Hetzilverdattotplatenisgespannen,wordtuitTarsis gehaald,enhetgouduitUfaz,hetwerkvandewerkmanen vandehandenvandegoudsmid.Blauwenpurperzijnde kledingstukkendiezijdragenZezijnallemaalhetwerk vanbekwamemannen
10MaardeHEEREisdewaarachtigeGod,Hijisde levendeGodeneeneeuwigKoningVoorZijntoornzalde aardebevenendevolkenzullenZijngramschapniet kunnenverdragen.
11Aldusmoetutothenzeggen:Degodendiedehemelen deaardenietgemaakthebben,diezullenvandeaardeen vanonderdezehemelverdwijnen.
12Hijheeftdeaardegemaaktdoorzijnkracht,dewereld gegrondvestdoorzijnwijsheidendehemeluitgespannen doorzijnverstand.
13WanneerHijZijnstemverheft,isereenveelheidvan waterenaandehemel,enHijdoetdampenopstijgenvande eindenderaarde;Hijmaaktbliksemschichtenmetregen, enHijbrengtwindvoortuitZijnschatkamers
14Iedermensisonverstandiginzijnkennis;iederegieter wordtbeschaamddoorhetgesnedenbeeld,wantzijn gegotenbeeldisleugen,erisgeengeestinhen
15Zijzijnijdelheid,hetwerkvandwaling;tentijdevan hunbezoekingzullenzijvergaan.
16HetlotvanJakobisnietalsdeze,wanthijisde Formeerdervanalles,enIsraëlisderoedevanzijnerfdeel; HEEREvandehemelsemachteniszijnnaam
17Verzameluwgoederenuithetland,obewonervande vesting.
18WantzozegtdeHEERE:Zie,Ikslingerdeinwoners vanditlandopditenemomentwegenIkzalhuninhet nauwbrengen,zodatzijhetzullenondervinden.
19Weemij,mijnwondeiszwaarEntochzeiik:Ditis werkelijkeensmart,diemoetikdragen
20Mijntentisverwoest,almijntouwenzijngebroken Mijnkinderenzijnvanmijweggegaanenzijnernietmeer. Erisniemandmeerdiemijntentopspantenmijngordijnen ophangt.
21Wantdeherderszijnonverstandiggeworden,enhebben deHEEREnietgezocht;daaromzullenzijniet voorspoedigzijn,enalhunkuddenzullenverstrooid worden.
22Zie,hetgedruisvanhetgeruchtisgekomen,eneriseen grotetumultuithetlandvanhetnoorden,omdestedenvan Judateverwoestenenereenholvandrakenvantemaken 23Ikweet,HEERE,dathetnietaandemensiszijnwegte bepalen,dathetnietaaneenmaniszijnschredenterichten.
24OHEERE,strafmij,maardoedatmetrecht,nietinUw toorn,opdatGijmijniettegrondericht
25Stortuwgrimmigheiduitoverdeheidenvolkendieu nietkennen,enoverdegeslachtendieuwnaamniet aanroepen,wantzijhebbenJakobopgegetenenhem verslondenenverteerd,enzijnwoonplaatsverwoest.
HOOFDSTUK11
1HetwoorddattotJeremiakwamvandeHEERE, zeggende:
2Hoortdewoordenvanditverbondenspreekttotde mannenvanJudaentotdeinwonersvanJeruzalem,
3Enzegtothen:ZozegtdeHEERE,deGodvanIsraël: Vervloektisdemandiedewoordenvanditverbondniet gehoorzaamt,
4dieIkuwvaderengebodenheb,tendagedatIkhenuit hetlandEgypte,uitdeijzeroven,leidde:LuisternaarMij endoedit,overeenkomstigalleswatIkugebied;danzultu MijtoteenvolkzijnenIkzaluwGodzijn
5Omdeeedgestandtedoendieikuwvaderengezworen heb,namelijkhuneenlandtegevendatovervloeitvan melkenhoning,zoalshetopdezedagisToenantwoordde ikenzei:Zozijhet,HEERE.
6ToenzeideHEEREtegenmij:Maakaldezewoorden bekendindestedenvanJudaenopdestratenvan Jeruzalem:Hoortdewoordenvanditverbondendoetze.
7WantIkhebhetuwvaderentendage,datIkhenuithet landEgypteleidde,totopdedagvanvandaag,ernstig aangeklaagd.Ikbenvroegenlaatopgestaanenhebhet aangeklaagddoortezeggen:LuisternaarMij
8Maarzijluisterdennietenneigdenhunoorniet,maarzij wandelden,iedernaardeverzinselsvanhunbooshart. DaaromzalIkoverhenaldewoordenvanditverbond brengen,dieIkhungebodenhadtedoen,maarzijdedenze niet
9ToenzeideHEEREtegenmij:Eriseensamenzwering ontdektonderdemannenvanJudaenonderdeinwoners vanJeruzalem.
10Zijzijnteruggekeerdnaardeongerechtighedenvanhun voorouders,diegeweigerdhebbennaarMijnwoordente luisterenZijzijnanderegodengaannajagenomdiete dienenHethuisvanIsraëlenhethuisvanJudahebben Mijnverbondverbroken,datIkmethunvoorouders geslotenhad
11Daarom,zozegtdeHEERE:Zie,Ikgaonheiloverhen brengen,waaraanzijnietzullenkunnenontkomen;enal roepenzijtotMij,Ikzalnaarhennietluisteren
12DanzullendestedenvanJudaendeinwonersvan Jeruzalemgaanroepentotdegodenaanwiezijreukoffers brengen,maarzijzullenhenindetijdvanhunonheilzeker nietkunnenredden.
13Wantovereenkomstighetaantaluwersteden,oJuda, hebtuuwgodenopgericht;overeenkomstighetaantal stratenvanJeruzalemhebtualtarenopgerichtvoordat schandelijkeding,altarenomreukwerkvoordeBaälte branden
14Biddaaromnietvoorditvolk,enzendgeengeroepof gebedvoorhenop,wantIkzalhennietverhorenophet momentdatzijtotMijroepenvanwegehunonheil 15Watmoetmijngeliefdeinmijnhuisdoen?Zijheeft immersmetvelenontuchtgepleegdenhetheiligevleesis vanuweggegaanAlsukwaaddoet,verheugudan 16DeHEEREnoemdeuwnaam:Eengroeneolijfboom, schoonenmetprachtigevruchten;methetgedruisvaneen grootgeraasheeftHijeenvuuraangestoken,zodatzijn takkengebrokenzijn.
17WantdeHEEREvandelegermachten,Dieugeplant heeft,heeftonheiloveruuitgesproken,vanwegehetkwaad dathethuisvanIsraëlenhethuisvanJudategenzichzelf gedaanhebben,doorMijtottoornteverwekkendoor wierookaandeBaälteofferen
18EndeHEEREheefthetmijtekennengegeven,enik hebhetbegrepen;toenhebtGijmijhunhandelingen bekendgemaakt
19Maarikwasalseenlamofeenrunddatterslachting wordtgeleid,enikwistnietdatzijplannentegenmij beraamdenZijzeiden:Latenwijdeboomenzijnvrucht vernietigenenhemuitroeienuithetlandderlevenden, zodataanzijnnaamnietmeergedachtwordt
20MaarHEERvandehemelsemachten,Udie rechtvaardigoordeelt,dienierenenhartbeproeft,laatmij Uwwraakaanhenzien,wantaanUhebikmijntwistzaak bekendgemaakt
21Daarom,zozegtdeHEEREoverdemannenvan Anathoth,dieunaarhetlevenstaan:Profeteernietinde NaamvandeHEERE,opdatunietsterftdooronzehand 22Daarom,zozegtdeHEEREvandelegermachten:Zie, Ikgahenbezoeken;dejongelingenzullendoorhetzwaard sterven,hunzonenenhundochterszullenvanhonger sterven.
23Enerzalvanhenniemandoverblijven,wantIkzal onheilbrengenoverdemannenvanAnathoth,inhetjaar vanhunbezoeking.
HOOFDSTUK12
1RechtvaardigzijtGij,HEERE,alsikmetUtwist;toch wilikoverUwoordelensprekenWaaromisdewegder goddelozenvoorspoedig?Waaromzijnallengelukkigdie zeertrouwelooshandelen?
2Gijhebtzegeplant,ja,zijhebbenwortelgeschoten,zij groeien,ja,zijdragenvrucht;Gijzijtnabijinhunmond, maarvervanhunnieren
3MaarGij,HEERE,kentmij;Gijhebtmijgezienenmijn hartjegensUbeproefdLeidhenwegalsschapenter slachting,enmaakhengereedvoordedagderslachting
4Hoelangzalhetlandtreuren,enhetgewasopelkveld verdorren,vanwegedeslechtheidvanhendieeropwonen?
Dewildedierenzullenvergaan,endevogels,omdatze zeiden:Hijzalonseindenietzien.
5Alsumetdevoetgangershebtgerendenzijuhebben afgemat,hoezultudanmetpaardenvechten?Enalsziju hebbenafgematinhetlandvanvrede,waaropu vertrouwde,hoezultudanhandelenbijdezwellingvande Jordaan?
6Wantzelfsuwbroedersenhethuisvanuwvaderhebben trouweloosjegensugehandeld;ja,zijhebbeneenmenigte achteruaangeroepen;geloofhenniet,hoewelzijmooie woordentotuspreken
7Ikhebmijnhuisverlaten,mijnerfdeelverlaten;mijn geliefdezielhebikovergegevenindehandvanhaar vijanden
8Mijnerfdeelisvoormijalseenleeuwinhetwoud;hij roepttegenmij;daaromhebikhemgehaat.
9Mijnerfdeelisvoormijalseengespikkeldevogel;de vogelsrondomhemkomeneropaf;komt,verzameltalle dierenvanhetveld,komtomteeten.
10Veelherdershebbenmijnwijngaardverwoest,zij hebbenmijnperceelvertrapt,zijhebbenmijnkostbare perceeltoteenwoestewildernisgemaakt.
11Zijhebbenhetverwoest,ennuhetverwoestis,treurt hetoverMij;hethelelandisverwoest,omdatniemandhet terharteneemt.
12Opallehoogtenindewoestijnzijnplunderaars gekomen,wanthetzwaardvandeHEEREzalverslinden vanheteneeindevanhetlandtothetandereeindevanhet land;geenvleeszalvredehebben
13Zijhebbentarwegezaaid,maarzullendoornenoogsten; zijhebbenzichafgemat,maarzullengeenvoordeeltrekken; enzijzullenbeschaamdwordenoveruwopbrengsten, vanwegedebrandendetoornvandeHEERE
14ZozegtdeHEEREtegenalMijnslechtenaburen,die heterfelijkbezitaanrakendatIkMijnvolkIsraëlinerfdeel hebgegeven:Zie,Ikgahenuithunlandwegrukkenenhet huisvanJudauithunmiddenwegrukken.
15Enhetzalgebeuren,nadatIkhenhebuitgerukt,datIk zalterugkerenenMijoverhenzalontfermenIkzalhen wederbrengen,iedernaarzijnerfdeeleniedernaarzijn land
16Enhetzalgebeuren,indienzijdewegenvanmijnvolk vlijtigleren,doorbijmijnnaamtezweren:Zowaaralsde HEEREleeft!ZoalszijmijnvolkbijdeBaälhebbenleren zweren,danzullenzijinhetmiddenvanmijnvolk opgebouwdworden.
17Maaralszijnietluisteren,zalIkdatvolkvolledig uitroeienenvernietigen,spreektdeHEERE.
HOOFDSTUK13
1ZozegtdeHEEREtotmij:Gaheen,koopeenlinnen gordelendoedieomuwlendenen;laathemnietinwater komen
2Toennamikeengordel,overeenkomstighetwoordvan deHEERE,endeeddieommijnmiddel
3EnhetwoordvandeHEEREkwamtentweedenmaletot mij,zeggende:
4Neemdegordeldiejehebt,diejeomjemiddelhebt,en staop,ganaardeEufraatenverberghemdaarineenholte inderots
5Ikgingdusopwegenverborgdestadaandeoevervan deEufraat,zoalsdeHEERmijhadopgedragen.
6Enhetgeschieddenaveledagen,datdeHEEREtotmij zeide:Staop,ganaardeEufraat,enneemvandaarde gordel,dieIkugebodenhebdaarteverbergen.
7ToengingiknaardeEufraat,groefhetopenhaaldede gordeltevoorschijnvandeplaatswaarikhemverborgen had.Maarzie,degordelwasbeschadigdenhadgeennut meer
8ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotmij,zeggende: 9ZozegtdeHEERE:OpdezewijzezalIkdetrotsvan JudaendegrotetrotsvanJeruzalemverdelgen
10Ditslechtevolk,datweigertnaarmijnwoordente luisteren,datwandeltindeverzinselsvanzijnharten anderegodenachternalooptomdietedienenenzichvoor hentebuigen,zalzijnalsdezegordel,dienergensgoed vooris
11Wantzoalsdegordelkleeftaandelendenenvaneen man,zohebIkhetgehelehuisvanIsraëlenhetgehelehuis vanJudaaanMijdoenkleven,spreektdeHEERE,opdat zijMijzoudenzijntoteenvolkentoteennaam,toteenlof entoteeneer.Maarzijhebbennietgeluisterd.
12Daarommoetuditwoordtothenspreken:Zozegtde HEERE,deGodvanIsraël:Elkezakzalmetwijngevuld worden.Enzijzullentotuzeggen:Wetenwijniettenvolle datelkezakmetwijngevuldzalworden?
13Danmoetutegenhenzeggen:ZozegtdeHEERE:Zie, Ikgaalleinwonersvanditland,dekoningendieopde troonvanDavidzitten,depriesters,deprofetenenalle inwonersvanJeruzalem,metdronkenschapvervullen
14Ikzalhentegenelkaarverpletteren,vadersenkinderen tezamen,spreektdeHEEREIkzalgeenmedelijden hebben,nochsparen,nochbarmhartigzijn,maarIkzalhen verdelgen.
15Hoortenneemtterore;weestniethoogmoedig,wantde HEEREheeftgesproken
16GeefeeraandeHEERE,uwGod,voordatHijde duisterniszalzaaienenuwvoetenzullenstruikelenoverde donkerebergenEnterwijluhetlichtverwacht,zalHijhet verandereninschaduwenvandedoodeninduisternis.
17Maaralsunietluistert,zalmijnzielinhetgeheim wenenvanwegeuwhoogmoed,enmijnogenzullenbitter wenenenerzullentraneninvloeien,omdatdekuddevan deHEEREingevangenschapisweggevoerd
18Zegtotdekoningendekoningin:Vernedertu,gaat zitten,wantuwmachtenzullenneerdalen,dekroonvanuw glorie
19DestedenvanhetZuidenzullengeslotenworden,en niemandzalzeopenen;Judazalinzijngeheelin ballingschapwordenweggevoerd,geheelenalzalhetin ballingschapwordenweggevoerd
20Kijkeensgoed,enzieeenswieeruithetnoorden komenWaarisdekuddedieugegevenis,uwprachtige kudde?
21Watzultgijdanzeggen,wanneerhijustraft?Gijhebt henimmerstotleidersentotleidersoveruaangesteld? Zoudensmartenuniettreffenalseenbarendevrouw?
22Enalsjebijjezelfzegt:Waaromoverkomtmijdit?
Doordegroottevanjeongerechtigheidzijnjezomen ontdektenjehielenontbloot.
23KaneenEthiopiërzijnhuidveranderen,ofeenpanter zijnvlekken?Dankuntooku,diegewendbentkwaadte doen,goeddoen
24DaaromzalIkhenverstrooien,zoalsstoppels wegwaaienindewindvandewoestijn.
25Ditishetdeeldatutoekomt,hetdeelvanuwmatendat Mijtoekomt,spreektdeHEERE,omdatuMijvergeten bentenopleugenvertrouwdhebt.
26DaaromzalIkuwzomenopuwaangezichtontbloten, zodatuwschandezichtbaarwordt
27Ikhebuwoverspelenuwgehinnikgezien,deontucht vanuwhoererijenuwgruwelenopdeheuvelsinhetveld Weeu,Jeruzalem!Zultunietgereinigdworden?Wanneer zaldatooitgebeuren?
HOOFDSTUK14
1HetwoordvandeHEEREdattotJeremiakwamoverde hongersnood.
2Judatreurt,zijnpoortenverdorren;zezijnzwartalsde aarde;enhetgejammervanJeruzalemstijgtop
3Enhunedelenstuurdenhunkinderennaarhetwater;zij kwamenbijdeputten,maarvondengeenwater;zijkeerden terugmetlegevaten;zijwerdenbeschaamdenteschande, enbedektenhunhoofden.
4Omdatdegrondgescheurdwasenergeenregenopde aardegevallenwas,schaamdendeploegerszich;zij bedektenhunhoofd.
5Ookdehindekalfdeophetveldenverliethet,omdater geengraswas
6Endewildeezelsstondenopdehoogten;zijsnauwden dewindafalsdraken;hunogenwerdenzwart,omdater geengraswas
7HEERE,algetuigenonzeongerechtighedentegenons, doehettochomUwsNaamswil;wantonzeafdwalingen zijntalrijk,wijhebbentegenUgezondigd
8O,HoopvanIsraël,Redderintijdenvanbenauwdheid, waaromzoudtGijzijnalseenvreemdelinginhetland,als eenreizigerdievandewegafwijktomerteovernachten?
9WaaromzoudtGijzijnalseenverbijsterdman,alseen helddienietreddenkan?TochzijtGij,HEERE,inons middenenzijnwijnaarUwNaamgenoemd;verlaatons niet.
10ZozegtdeHEEREtotditvolk:Zohebbenzijhetgraag vertoefd,zijhebbenhunvoetennietweerhouden;daarom neemtdeHEEREhennietaan;nuzalHijhun ongerechtigheidgedenkenenhunzondenbezoeken
11ToenzeideHEEREtegenmij:Bidnietvoorditvolk, zodathethungoedgaat
12Alszijvasten,zalIknietnaarhungeroepluisteren;als zijbrandoffersenspijsoffersbrengen,zalIkgeen welgevallenaanhenhebben.Ikzalhenverdelgendoorhet zwaard,doordehongerendoordepest
13Toenzeiik:Ach,HeereHEERE!zie,deprofeten zeggentothen:Gijzulthetzwaardnietzien,engijzult geenhongersnoodhebben,maarIkzaluverzekerdevrede gevenindezeplaats.
14ToenzeideHEEREtotmij:Deprofetenprofeteren leugensinMijnNaam;Ikhebhennietgezonden,nochheb Ikhungeboden,nochtothengesproken.Zijprofeterenu eenvalsvisioen,waarzeggerij,ijdelezakenenbedrogvan hunhart
15Daarom,zozegtdeHEEREoverdeprofetendiein MijnNaamprofeteren,enIkhebhennietgezonden.En tochzeggenzij:Zwaardenhongerzullenernietinditland zijn;doorzwaardenhongerzullendieprofetenomkomen.
16Enhetvolktotwiezijprofeteren,zaldoorhongeren zwaardindestratenvanJeruzalemwordenweggevaagd, enerzalniemandzijndiehenbegraaft,nochhunvrouwen, nochhunzonen,nochhundochters,wantIkzalhun boosheidoverhenuitgieten
17Daarommoetuditwoordtothenzeggen:Latenmijn ogenvoltranenvloeien,nachtendag,enlatenzeniet ophouden,wantdemaagdelijkedochtervanmijnvolkis dooreengrotebreukgebroken,dooreenzeerzwareslag.
18Alsikhetveldinga,ziedandegesneuveldenEnalsik destadinga,ziedandehongerdoodJa,zoweldeprofeet alsdepriestergaanopreisnaareenonbekendland.
19HebtGijJudageheelverworpen?HeeftUwzielSion verafschuwd?WaaromhebtGijonsgeslagen,enerisgeen genezingvoorons?Wijverwachttenvrede,maarerwas geengoed;ennaardetijdvangenezing,maarzie,eris onheil!
20Wijerkennen,HEERE,onzeboosheidende ongerechtigheidvanonzevaderen,omdatwijtegenU gezondigdhebben
21Verachtonsniet,omwillevanuwNaam;brenggeen schandeaandetroonvanuwheerlijkheid;gedenk, verbreekuwverbondmetonsniet
22Zijneronderdeijdelhedenderheidenenookmensen, dieregenkunnenveroorzaken?Ofkandehemel stortregensgeven?ZijtGijhetniet,HEERE,onzeGod? DaaromzullenwijopUwachten,omdatGijditalles gemaakthebt
HOOFDSTUK15
1ToenzeideHEEREtegenmij:AlstondenMozesen SamuelvoorMijnaangezicht,tochkonMijngeestnietop ditvolkgerichtzijnVerjaaghenvanvoorMijnaangezicht enlaathenweggaan
2Enhetzalgebeuren,alszijtotuzeggen:Waarheen zullenwijgaan?danzultuhunzeggen:ZozegtdeHEERE: Wiebestemdzijnvoordedood,zullentendodesterven; wiebestemdzijnvoorhetzwaard,zullentenzwaard sterven;wiebestemdzijnvoordehonger,zullenten hongerlijden;wiebestemdzijnvoordegevangenschap, zullentengevangenschapleven.
3EnIkzaloverhenviergeslachtenaanstellen,spreektde HEERE:hetzwaardomtedoden,endehondenomte verscheuren,endevogelendeshemelsendewildedieren deraardeomteverslindenenteverderven
4Ikzalhenwegvoerennaarallekoninkrijkenderaarde, vanwegeManasse,dezoonvanHizkia,dekoningvanJuda, omhetgeenhijinJeruzalemgedaanheeft
5Wantwiezalmedelijdenmetuhebben,Jeruzalem?Wie zaloverutreuren?Wiezalterzijdegaanomtevragenhoe hetmetugaat?
6GijhebtMijverlaten,spreektdeHEERE,gijzijt achteruitgegaan;daaromzalIkMijnhandtegenu uitstrekkenenuverdelgen;Ikbenhetberouwmoe
7Ikzalhenmetdewanwanenindepoortenvanhetland; Ikzalhunkinderenberoven,Ikzalmijnvolkuitroeien, omdatzijzichnietbekerenvanhunwegen
8HunweduwenzijnMijtalrijkergewordendanhetzand derzeeën.Ikheboverheneenverwoesteropdemiddag gebracht,overdemoederderjongelingenIkhebhem plotselingdoenovervallenenverschrikkingenoverdestad gebracht.
9Zijdieerzevengebaardheeft,iskwijnend;zijheeftde geestgegeven;haarzonisondergegaanterwijlhetnogdag was;zijisbeschaamdenteschandegemaakt;enwater nogoveris,zalIkovergevenaanhetzwaardvoorhet aangezichtvanhunvijanden,spreektdeHEERE
10Weemij,mijnmoeder,datjemijgebaardhebtalseen manvantwisteneenmanvanstrijdoverdeheleaarde!Ik hebnietgeleendmetrente,engeenenkeleanderepersoon heeftmijmetrentegeleend;entochvervloekenzemij allemaal
11DeHEEREzeide:Hetzalugoedgaan,datgij overgeblevenzijtIkzaldevijandhetgoededoententijde vanhetkwaadententijdevandeellende
12Zalijzerhetijzervanhetnoordenenhetstaalbreken?
13Ikzaluwbezittingenenuwschattenalsbuitverkopen, zonderprijs,endatvooraluwzonden,inheeluwgebied 14Ikzalumetuwvijandennaareenlandvoerendatuniet kentWantinMijntoorniseenvuurontstoken,datoveru zalbranden
15HEERE,Gijweethet;gedenkmijner,bezoekmij,doe mijwraakopmijnvervolgers;neemmijnietweginUw lankmoedigheid;weetdatikomUwentwilsmaadheb verdragen.
16Toenuwwoordengevondenwerden,hebikze opgegetenUwwoordwasmijtotvreugdeentotblijdschap vanmijnhart,wantuwnaamisovermijuitgeroepen, HEERE,Godvandehemelsemachten
17Indevergaderingvandespottershebiknietgezeten,ik hebmijnietverblijd;ikzateenzaam,vanwegeuwhand, wantuhebtmijmettoornvervuld
18Waaromismijnpijneeuwig,enmijnwonde ongeneeslijk,dienietgeneest?ZultGijmijgeheelenal gelijkenopeenleugenaar,ophetwaterdatontbreekt?
19Daarom,zozegtdeHEERE:Alsuterugkeert,zalIku terugbrengenenuzultvoorMijnaangezichtstaan.Alsu hetkostbarevanhetkwadewegneemt,zultualsMijn mondzijnLaathentotuterugkeren,maarkeerniettothen terug.
20Ikzaluvoorditvolkmakentoteenvastekoperenmuur Zijzullentegenustrijden,maarzijzullenuniet overmeesteren.WantIkbenmetuomuteverlossenente redden,spreektdeHEERE
21Ikzalureddenuitdehandvandegoddelozenenu verlossenuitdehandvandegeweldenaars
HOOFDSTUK16
1HetwoordvandeHEEREkwamooktotmij,zeggende: 2Gijzultgeenvrouwnemen,engijzultindezeplaats geenzonenofdochtershebben
3WantzozegtdeHEEREoverdezonenendochters,die indezeplaatsgeborenworden,enoverhunmoedersdie hengebaardhebben,enoverhunvadersdieheninditland verwekthebben:
4Zijzulleneenzwaredoodsterven,erzalnietoverhen geklaagdwordenenzijzullennietbegravenwordenZij zullentotmestopdeaardbodemworden,doorhetzwaard
Jeremia
endoordehongerzullenzijomkomenHunlijkenzullen totvoedseldienenvoordevogelsindeluchtenvoorde wildedierenopaarde
5WantzozegtdeHEERE:Ganietnaareenhuisvanrouw, ganietheenomterouwenenklaagnietoverhen,wantIk hebMijnvredevanditvolkweggenomen,spreektde HEERE,goedertierenheidenbarmhartigheden
6Zoweldegrotenalsdekleinenzulleninditlandsterven; zijzullennietbegravenworden,enmenzaloverhenniet rouwen,nochzichinsnijden,nochzichkaalmakenomhen
7Enmenzalomhennietrouwbedrijvenomhente troostenovereendode;enmenzalhundebekerder vertroostingniettedrinkengevenomhunvaderofhun moeder
8Ookmagunietnaarhethuisgaanwaarfeestgevierd wordt,ommethentezittenomteetenentedrinken.
9WantzozegtdeHEEREvandelegermachten,deGod vanIsraël:Zie,Ikdoeuitdezeplaats,vooruwogenenin uwdagen,destemvanvreugdeendestemvanblijdschap, destemvandebruidegomendestemvandebruid ophouden
10Wanneeruditvolkaldezewoordenvertelt,enzijtegen uzeggen:WaaromheeftdeHEEREalditgrotekwaad overonsuitgesproken?Watisonzeongerechtigheid?Wat isonzezondediewijtegendeHEERE,onzeGod,begaan hebben?
11Danmoetutegenhenzeggen:OmdatuwvaderenMij verlatenhebben,spreektdeHEERE,enanderegodenzijn nagelopen,endiegediendenzichvoordienedergebogen hebben,enMijverlatenhebbenenMijnwetnietinacht hebbengenomen,
12Engijhebtergergedaandanuwvaderen;wantzie,gij wandelt,eeniedernaarhetvernuftvanzijnbooshart, opdatzijnaarMijnietluisteren.
13DaaromzalIkuuitditlandverdrijven,naareenland datu,uwvooroudersenuzelf,nietkentDaarzultudagen nachtanderegodendienen,enIkzalugeengenade bewijzen
14Daarom,zie,dedagenkomen,spreektdeHEERE,dat ernietmeergezegdzalworden:DeHEEREleeft,Diede IsraëlietenuithetlandEgypteheeftgeleid, 15Maar:ZowaardeHEEREleeft,DiedeIsraëlietenuit hetlandvanhetNoordenenuitaldelandenwaarheenHij henverdrevenhad,heeftgeleid;enIkzalhenterugbrengen inhetlanddatIkaanhunvaderengegevenheb 16Zie,Ikzalveelvissersontbieden,spreektdeHEERE, diehenzullenvissen;endaarnazalIkveeljagers ontbieden,diehenzullenjagenvanopelkebergenvan elkeheuvelenuitdekuilenvanderotsen
17Wantmijnogenzijnopalhunwegen;zijzijnniet verborgenvoormijnaangezicht,enhunongerechtigheidis voormijnogennietverborgen.
18EneerstzalIkhunongerechtigheidenhunzonde dubbelvergelden,omdatzijMijnlandverontreinigd hebben,Mijnerfdeelhebbengevuldmetdelijkenvanhun afschuwelijkedingen
19HEERE,mijnsterkte,mijnvestingenmijntoevluchtin dedagvanbenauwdheid!Vanheteindederaardezullende heidenvolkentotUkomenenzeggen:Onzevaderen hebbenleugen,ijdelheidendingenzondernutgeërfd. 20Zoueenmenszichgodenmaken,diegeengodenzijn?
21Daarom,zie,Ikzalhunopditmaallatenweten,Ikzal hunlatenwetenMijnhandenMijnmacht,enzijzullen weten,datMijnNaamHEEREis
HOOFDSTUK17
1DezondevanJudaisgeschrevenmeteenijzerenstiften meteendiamantenpunt,gegriftopdetafelvanhunharten opdehoornenvanuwaltaren
2Terwijlhunkinderenzichhunaltarenherinnerenenhun heiligebossenbijdegroenebomenopdehogeheuvels
3Mijnbergophetveld!Ikzaluwbezitenaluwschatten totbuitmaken,uwhoogtentotzonde,inheeluwgebied.
4Enookjijzultafstanddoenvanjeerfdeel,datIkje gegevenhebIkzaljejevijandenlatendienenineenland datjenietkent.WantjehebtinMijntoorneenvuur ontstoken,datvooreeuwigzalbranden
5ZozegtdeHEERE:Vervloektisdemandieopeenmens vertrouwtenvleestotzijnarmstelt,wienshartvande HEEREwijkt
6Wanthijzalzijnalseenheideindewoestijn,diehetniet merktalserietsgoedskomt,maarhijzalwonenindorre oordenindewoestijn,ineenzout,onbewoondland
7WelzaligdemensdieopdeHEEREvertrouwt,wiens hoopopdeHEERErust.
8Wanthijzalzijnalseenboom,geplantaanhetwater,die zijnwortelsuitslaattotaanderivierHijmerkthetnietals erhittekomt,maarzijnbladblijftgroen.Ineenjaarvan droogteishijnietbezorgdenhijhoudtnietopvruchtte dragen
9Arglistigishethart,bovenalles,ja,ongeneeslijkishet; wiekanhetkennen?
10Ik,deHEERE,doorgrondhethart,toetsdenieren,om iedertevergeldenovereenkomstigzijnwegenen overeenkomstigdevruchtvanzijndaden
11Zoalseenpatrijsopeierenzitenzenietuitbroedt,zozal hijdierijkdomverwerft,endatnietmetrecht,zeopde helftvanzijndagenlatenliggenenopzijneindezalhijeen dwaaszijn
12Eenluisterrijke,hogetroonisvanoudsherdeplaatsvan onsheiligdom
13HEERE,hoopvanIsraël,allendieUverlaten,zullen beschaamdworden,enwiezichvanMijafwenden,zullen indeaardegeschrevenworden,omdatzijdeHEERE,de bronvanlevendwater,hebbenverlaten
14Geneesmij,HEERE,danzalikgenezenzijn.Redmij, danzalikgeredworden,wantGijzijtmijnlof
15Zie,zijzeggentotmij:Waarishetwoordvande HEERE?Laathetnukomen
16Watmijbetreft,ikhebmijnietvanmijnherderschap afgekeerdomUtevolgen;ikhebnietverlangdnaarde vreselijkedag;Uweethet;watuitmijnlippenkwam,was rechtvoorUwaangezicht
17WeesvoormijgeenschrikUbentmijnhoopindedag vanhetkwaad
18Latenmijnvervolgersteschandeworden,maarlaatmij nietteschandeworden.Latenzijverschriktworden,maar laatmijnietverschriktwordenBrengoverhendedagvan hetkwaadenverdelghenmeteendubbeleverdelging
19ZozegtdeHEEREtotmij:Gastaanindepoortvande volken,waarlangsdekoningenvanJudabinnenkomenen waarlangszijuitgaan,eninaldepoortenvanJeruzalem
20Enzegtothen:HoorthetwoorddesHEEREN, koningenvanJuda,geheelJudaenalleinwonersvan Jeruzalem,diedoordezepoortenbinnenkomen!
21ZozegtdeHEERE:Weesopuwhoedeendraaggeen lastopdesabbatdagenbrengdienietbinnendoorde poortenvanJeruzalem
22Draagopdesabbatdaggeenlastuituwhuizenen verrichtgeenenkelwerk.Heiligdesabbatdag,zoalsIkuw vaderengebodenheb
23Maarzijluisterdennietenneigdenhunoorniet,maar zijverharddenhunnek,omnietteluisterenengeen onderrichtaantenemen
24Enhetzalgeschieden,indiengijaandachtignaarMij luistert,spreektdeHEERE,datgijopdesabbatdaggeen lastdoordepoortenvandezestadbrengt,maarde sabbatdagheiligtdoorgeenwerkdaaroptedoen, 25Danzullendekoningenendevorstendieopdetroon vanDavidzitten,depoortenvandezestadbinnengaan, rijdendopwagensenoppaarden,zijenhunvorsten,de mannenvanJudaendeinwonersvanJeruzalemEndeze stadzalvooreeuwigblijvenbestaan
26ZijzullenkomenuitdestedenvanJuda,uitde omgevingvanJeruzalem,uithetlandvanBenjamin,uitde Vlakte,uithetberglandenuithetZuiderlandZijzullen brandoffers,slachtoffers,graanoffersenwierookbrengen enlofoffersnaarhethuisvandeHEERE
27MaarindiengijnietnaarMijluistert,desabbatdag heiligt,engeenlastdraagt,enopdesabbatdagdepoorten vanJeruzalemnietbinnengaat,danzalIkinhaarpoorten eenvuuraansteken,datdepaleizenvanJeruzalemzal verteren,zonderdathetgeblustkanworden.
HOOFDSTUK18
1HetwoorddatvandeHEEREtotJeremiakwam, zeggende:
2Staopenganaarhethuisvandepottenbakker,endaar zalIkuMijnwoordenlatenhoren
3Toengingiknaarhethuisvandepottenbakker,enzie, hijwasbezigmethetmakenvaneenwerkstukopde wielen
4EnhetvoorwerpdatHijvanleemgemaakthad,werd beschadigdindehandvandepottenbakker.Daarom maakteHijeropnieuweenandervoorwerpvan,zoalshet depottenbakkergoeddunkteomtemaken
5ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotmij,zeggende:
6HuisvanIsraël,kanIkmetunietdoenzoalsdeze pottenbakker?spreektdeHEERE.Zie,zoalsdekleiinde handvandepottenbakkeris,zobentuinMijnhand,huis vanIsraël
7OpwelkogenblikIkzalsprekenovereenvolkenover eenkoninkrijk,omhetuitterukken,aftebrekenente vernietigen;
8Alsdatvolk,waaroverIkgesprokenheb,zichbekeert vanzijnkwaad,zalIkberouwhebbenoverhetkwaaddat Ikvanplanwashunaantedoen
9EnopwelkmomentIkzalsprekenovereenvolkenover eenkoninkrijk,omhettebouwenenteplanten;
10Wanneerhetkwaaddoetinmijnogen,ennietnaarmij luistert,danzalikberouwtonenoverhetgoede,waarmee ikhadgezegdhungoedtewillendoen
11Nudan,gaheen,spreektotdemannenvanJudaentot deinwonersvanJeruzalem,enzeg:ZozegtdeHEERE: Zie,Iksmeedonheiltegenuensmeedeenplantegenu; bekeertutoch,iedervanzijnslechteweg,enmaaktuw wegenenuwdadengoed.
12Enzijzeiden:Erisgeenhoop,maarwijzullennaar onzeeigengedachtenwandeleneneeniedernaarde verzinselsvanzijnboosharthandelen.
13Daarom,zozegtdeHEERE:Vraagtochonderde heidenvolken,wiezulkedingengehoordheeft:demaagd vanIsraëlheeftietszeerafschuwelijksgedaan
14ZouiemanddesneeuwvandeLibanon,dieuitderots vanhetveldopstijgt,verlaten?Zoumendekoude, stromendewateren,dieuitandereplaatsenopwellen, verlaten?
15OmdatmijnvolkMijvergetenis,hebbenzijvoorniets wierookgebrandenhendoenstruikelenophunwegen,van deoudepadenaf,zodatzijpadenbewandelen,eenwegdie nietrechtis.
16Omhunlandtoteenwoestenijtemaken,entoteen eeuwigdurendgefluit;iederdieerdoorheengaat,zalzich verbazenenzijnhoofdschudden.
17Ikzalhenalsdooreenoostenwindverstrooien,vóórde vijanduit;Ikzalhunderugtonenenniethetgezicht,opde dagvanhunonheil.
18Toenzeidenze:Kom,latenweplannensmedentegen Jeremia,wantdewetzalnietvergaanvoordepriester, nochderaadvoordewijzen,nochhetwoordvoorde profeetKom,latenwehemmetdetongslaanenlatenwe geenachtslaanopeenvanzijnwoorden
19Luisternaarmij,HEERE,enluisternaardestemvan hendiemetmijtwisten
20Zalkwaadmetgoedvergoldenworden?Wantzij hebbeneenkuilgegravenvoormijnziel.Gedenkdatik voorUstondomhetgoedevoorhentesprekenenUw toornvanhenaftewenden
21Geefdaaromhunkinderenoveraandehonger,en vergiethunbloedmetdekrachtvanhetzwaard;laathun vrouwenvanhunkinderenberoofdwordenenweduwen worden;laathunmannengedoodworden;laathun jongemannendoorhetzwaardindestrijdsneuvelen
22Laatereengeschreeuwuithunhuizenklinken,wanneer Uplotselingeenbendeoverhenlaatkomen,wantzij hebbeneenkuilgegravenomMijtevangen,enstrikken verborgenvoorMijnvoeten
23Toch,HEERE,kentGijalhunraadgevingentegenmij ommijtedodenVergeefhunongerechtigheidnietendelg hunzondenietuitvoorUwaangezicht,maarlaathenvoor Uwaangezichttenvalkomen;doezoaanhenindetijdvan Uwtoorn
HOOFDSTUK19
1ZozegtdeHEERE:Gaheen,haaleenaarden pottenbakkerskruik,enneemereenvandeoudstenvanhet volkenvandeoudstenvandepriesters
2GadannaarhetdalvandezoonvanHinnom,datbijde ingangvandeoostpoortligt,enroepdaardewoordenuit dieIkuzeggenzal:
3Enzeg:HoorthetwoordvandeHEERE,koningenvan JudaeninwonersvanJeruzalem!ZozegtdeHEEREvan
Jeremia
delegermachten,deGodvanIsraël:Zie,Ikbrengonheil overdezeplaats,eniederdiehethoort,zaldeorentuiten.
4OmdatzijMijverlatenhebben,endezeplaatsvervreemd hebben,endaarreukwerkgebrandhebbenvoorandere goden,diezijnochhunvaderen,nochdekoningenvan Judagekendhebben,enomdatzijdezeplaatsmethetbloed vanonschuldigemensenvervuldhebben, 5ZijhebbenookdehoogtenvandeBaälgebouwdomhun zonenmetvuurteverbrandenalsbrandoffersvoordeBaäl, watIknietgeboden,nochgesproken,nochinMijnhart opgekomenben
6Daarom,zie,dedagenkomen,spreektdeHEERE,dat dezeplaatsnietmeerTofetgenoemdzalworden,nochdal vandezoonvanHinnom,maarSlachtdal
7IkzalderaadvanJudaenJeruzalemindezeplaats tenietdoen.Ikzalhendoorhetzwaardlatenvallenvoor hunvijandenendoordehandenvanhendiehennaarhet levenstaanHunlijkenzalIkgevenalsvoedselvoorde vogelsindeluchtenvoordedierenopaarde.
8Ikzaldezestadtoteenwoestenijmaken,toteen aanfluiting;iederdieerdoorheengaat,zalzichverbazenen aanfluitenvanwegealhaarplagen.
9Ikzalhenhetvleesvanhunzonenenhetvleesvanhun dochterslatenetenEeniederzalhetvleesvanzijnvriend opeten,indebenardesituatieenindebenardesituatie waarmeehunvijandenenzijdiehunnaarhetlevenstaan, heninbenardesituatieszullenbrengen 10Danmoetjedeflesbrekenvoordeogenvandemannen diemetjemeegaan,
11Enuzulttothenzeggen:ZozegtdeHEEREvande legermachten:AlzozalIkditvolkendezestadbreken, zoalsmeneenpottenbakkersvatbreekt,zodathetnietmeer heelgemaaktkanwordenEnmenzalhenbegravenin Tofet,totdatergeenplaatsmeerisomtebegraven.
12AlduszalIkmetdezeplaatsenhaarinwonershandelen, spreektdeHEERE,enIkzaldezestadmakenalsTofet
13EndehuizenvanJeruzalemendehuizenvande koningenvanJudazullenverontreinigdwordenalsde plaatsvanTofet,vanwegealdehuizenopwierdakenmen reukoffersheeftgebrachtaanheelhetlegerdeshemelsen plengoffersheeftuitgegotenaananderegoden
14ToenkwamJeremiavanTofet,waarheendeHEERE hemgezondenhadomteprofeteren,enhijginginde voorhofvanhethuisvandeHEEREstaanenzeitegenheel hetvolk:
15ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël:Zie,Ikbrengoverdezestadenoveralhaarstedenal hetonheildatIkoverhaarhebuitgesproken,omdatzijhun nekhebbenverhardennietnaarMijnwoordenhebben geluisterd
HOOFDSTUK20
1Pashur,dezoonvandepriesterImmer,dietevenshoofd vandestadhouderinhethuisvandeHEEREwas,hoorde datJeremiadezedingenprofeteerde
2ToensloegPashurdeprofeetJeremiaenzetteheminhet blokbijdeHogepoortvanBenjamin,diebijhethuisvan deHEEREligt
3EnhetgebeurdedevolgendedagdatPashurJeremiauit hetblokhaaldeJeremiazeitegenhem:DeHEEREheeftje naamnietPashurgenoemd,maarMagormissabib
4WantzozegtdeHEERE:Zie,Ikgaumakentoteen schrikvooruzelfenvooraluwvrienden,enzijzullen vallendoorhetzwaardvanhunvijanden,enuwogen zullenhetaanschouwen.DaaromzalIkheelJuda overgevenindehandvandekoningvanBabel,enhijzal hengevankelijknaarBabelwegvoerenenhenmethet zwaarddoden
5Ikzaldegehelesterktevandezestad,alhaararbeid,al haarkostbaarhedenenalhaarschattenovergevenaande koningenvanJudaIkzalzeovergevenindehandvanhun vijanden,diezezullenplunderen,zezullenzemeenemen enzenaarBabelzullenvoeren
6Enjij,Pashur,enallendieinjehuiswonen,zullenin gevangenschapgaanJezultinBabelterechtkomen,en daarzuljestervenendaarbegravenworden,jijenalje vrienden,aanwiejeleugenshebtgeprofeteerd.
7HEERE,Gijhebtmijbedrogen,enikbenbedrogen;Gij zijtsterkerdanik,enhebtmijoverwonnenDagelijksword ikbespot,allenbespottenmij.
8Wantterwijliksprak,riepik,riepikgeweldenroof, wanthetwoordvandeHEEREwerdmijtoteensmaaden totspot,dagaandag.
9Toenzeiik:Ikzalnietmeeroverhemsprekenenniet meerinzijnnaamsprekenMaarzijnwoordwasinmijn hartalseenbrandendvuur,opgesloteninmijnbotten,enik werdmoevanhetvolhoudenenkonhetnietvolhouden 10Wantikhebdelasterlijkeopmerkingenvanvelen gehoord,angstvanallekanten.Meldhet,zeggenzij,enwij zullenhetmeldenAlmijnvertrouwelingenwachttenop mijnaarzelingenzeiden:Misschienlaathijzichwel verleiden,endanzullenwijhemovermeesterenenwraak ophemnemen
11MaardeHEEREismetmijalseenmachtige, verschrikkelijke;daaromzullenmijnvervolgersstruikelen, enzijzullennietslagen;zijzullenzeerbeschaamdworden, wantzijzullennietvoorspoedigzijn;huneeuwige verwarringzalnooitvergetenworden.
12Maar,HEEREvandelegermachten,Diede rechtvaardigebeproeft,enDienierenenhartziet,laatmij Uwwraakaanhenzien,wantvoorUhebikmijn rechtsgedinggeopend
13ZingvoordeHEERE,loofdeHEERE,wantHijheeft hetlevenvandearmegereduitdehandvande boosdoeners
14Vervloektzijdedagwaaropikgeborenben;laatdedag waaropmijnmoedermijterwereldbracht,nietgezegend worden
15Vervloektisdemandiemijnvaderhetnieuwsbracht: Eenzoonisugeboren;enhemzeerverheugde
16LaatdiemanzijnalsdestedendiedeHEERE onderstebovenkeerde,zonderdathetHemberouwdeLaat hijhetgeschreeuwindemorgenstondhoren,enhetgejuich opdemiddag
17OmdatHijmijnietvandemoederschootafheeft gedood,opdatmijnmoederniettotmijngrafzouzijn gewordenenhaarschootvooraltijdgrootbijmijzouzijn 18Waarombenikuitdebaarmoedergekomenommoeite enverdriettezien,enwaaromzoudenmijndagenin schandewordendoorgebracht?
HOOFDSTUK21
1HetwoorddatvandeHEEREtotJeremiakwam,toen koningZedekiaPashur,dezoonvanMelchia,enZefanja, dezoonvanMaäseja,depriester,tothemzondomte zeggen:
2VraagtochdeHEEREvoorons,wantNebukadnezar,de koningvanBabel,voertoorlogtegenons.OfdeHEERE metonszaldoenovereenkomstigalZijnwonderen,enof Hijvanonswegzaltrekken
3ToenzeiJeremiatothen:DitmoetutotZedekiazeggen: 4ZozegtdeHEERE,deGodvanIsraël:Zie,Ikgade oorlogswapensdieinuwhandzijn,waarmeeustrijdttegen dekoningvanBabelentegendeChaldeeën,dieubuiten demurenbelegeren,eenkeerbrengenenIkzalhen verzameleninhetmiddenvandezestad.
5EnIkzelfzaltegenustrijdenmetuitgestrektehanden metsterkearm,zelfsintoorn,ingrimmigheideningrote grimmigheid.
6Ikzaldeinwonersvandezestadslaan,zoweldemensen alshetvee;zijzullenstervenaaneenzwarepest 7Daarna,spreektdeHEERE,zalIkZedekia,dekoning vanJuda,enzijndienaren,enhetvolk,enallendieindeze stadovergeblevenzijn,vandepest,vanhetzwaardenvan dehonger,overgevenindehandvanNebukadrezar,de koningvanBabel,indehandvanhunvijandeneninde handvanhendiehunnaarhetlevenstaanHijzalhenslaan metdescherptevanhetzwaard,enHijzalhennietsparen, nochdeernishebben,nochbarmhartigheidtonen
8Entotditvolkmoetuzeggen:ZozegtdeHEERE:Zie, Ikhoududewegtenlevenendewegtendoodvoor.
9Wieindezestadblijft,zalstervendoorhetzwaard,door dehongerendoordepestMaarwieeruittrektenovervalt inhandenvandeChaldeeëndieubelegeren,diezalin levenblijvenenzijnlevenzalhemtenprooivallen
10WantIkhebMijnaangezichttegendezestadgerichtten kwade,enniettengoede,spreektdeHEERE;zijzalinde handvandekoningvanBabelgegevenworden,enhijzal haarmetvuurverbranden
11EnwathethuisvandekoningvanJudabetreft,zeg: HoorthetwoordvandeHEERE!
12OhuisvanDavid,zozegtdeHEERE:Voerhetrechtuit indemorgenstondenreddeberoofdeuitdehandvande verdrukkerAnderszalMijngrimmigheiduitslaanalseen vuurenbranden,zodatniemandhetkanblussen,vanwege deboosheidvanuwdaden.
13Zie,Ikzálu,inwonervanhetdalenvanderotsvande vlakte!spreektdeHEERE!Uzegt:Wiezaltegenons afdalen,wiezalonzewoningenbinnenkomen?
14Ikzalubezoekennaardevruchtvanuwdaden,spreekt deHEEREIkzaleenvuuraanstekeninzijnwoud,enhet zalalleseromheenverteren.
HOOFDSTUK22
1ZozegtdeHEERE:Ganaarhethuisvandekoningvan Judaenspreekdaarditwoord:
2Enzeg:HoorhetwoordvandeHEERE,koningvanJuda, dieopdetroonvanDavidzit,uenuwdienarenenuwvolk, diedoordezepoortenbinnengaan.
3ZozegtdeHEERE:Doetrechtengerechtigheid,enredt deberoofdeuitdehandvandeverdrukker;endoetgeen
onrecht,doetgeengeweldaandevreemdeling,deweesen deweduwe,envergietgeenonschuldigbloedindeze plaats
4Wantalsuditwerkelijkdoet,danzullendoordepoorten vandithuisdekoningenbinnengaandieopdetroonvan Davidzitten,rijdendopwagensenoppaarden,hij,zijn dienarenenzijnvolk
5Maaralsunietnaardezewoordenluistert,zweerIkbij Mijzelf,spreektdeHEERE,datdithuistoteenwoestenij zalworden
6WantzozegtdeHEEREtothethuisvandekoningvan Juda:GijzijtMijGileadenhethoofdvandeLibanon;toch zalIkumakentoteenwoestijnentotonbewoondesteden.
7Ikzalverwoesterstegenuaanstellen,elkmetzijneigen wapensZijzullenuwbestecedersomhakkeneninhet vuurwerpen.
8Veleheidenvolkenzullenlangsdezestadtrekken,enzij zulleniedertotzijnnaastezeggen:Waaromheeftde HEEREditmetdezegrotestadgedaan?
9Danzullenzijantwoorden:Omdatzijhetverbondvande HEERE,hunGod,hebbenverlatenenanderegodenzijn gaanaanbiddenendienen.
10WeennietovereendodeenklaagnietoverhemWeen bitteroverhemdieheengaat,wanthijzalnietmeer terugkerenenzijnvaderlandnietmeerzien.
11WantzozegtdeHEEREoverSallum,dezoonvanJosia, dekoningvanJuda,diedeplaatsinnamvanzijnvader Josia,dieuitdezeplaatsweggegaanis:Hijzaldaarheen nietmeerterugkeren
12Maarhijzalstervenopdeplaatswaarheenzijhem gevankelijkhebbenweggevoerd,enhijzalditlandniet meerzien
13Weehem,diezijnhuisbouwtmetonrechtenzijn vertrekkenmetonrecht;diededienstvanzijnnaaste onwaardigverrichtenhemvoorzijnwerknietsgeeft;
14Diezegt:IkzalMijeenruimhuisbouwen,metgrote vertrekken,enikzalervenstersinuithakken,enhetzal metcederhoutoverdektenmetvermiljoengeverfdworden 15Zoujijkoningkunnenzijn,omdatjejeinhetcederhout hebtgenesteld?Heeftjevadernietgegetenengedronken, enrechtengerechtigheidgedaan,enwashettoenwelmet hem?
16Hijdeeduitspraakindezaakvandeellendigeen behoeftige,enhetginghemgoedWasditniet,dathijMij kende?spreektdeHEERE
17Maaruwogenenuwhartzijnnietandersdangerichtop uwhebzucht,ophetvergietenvanonschuldigbloed,op onderdrukkingenopgeweld.
18Daarom,zozegtdeHEEREoverJojakim,dezoonvan Josia,dekoningvanJuda:Menzaloverhemnietrouw bedrijvendoortezeggen:Weemijnbroeder!of:Wee zuster!Menzaloverhemnietrouwbedrijvendoorte zeggen:WeeHeer!of:Weezijnheerlijkheid!
19Hijzalbegravenwordenmetdebegrafenisvaneenezel, getrokkenenbuitendepoortenvanJeruzalemgeworpen 20TrekopnaardeLibanonenschreeuwhetuit,verhefuw steminBasanenschreeuwhetuitopdebergwegen,want aluwminnaarszijnverdelgd
21Ikhebtotugesprokeninuwvoorspoed,maaruzei:Ik wilnietluisteren.Ditisuwgewoontegeweestvanuw jeugdaf,datunietnaarmijnstemhebtgeluisterd
22Dewindzalaluwherdersverteren,enuwminnaars zullengevangenwordengenomen;danzultuzeker beschaamdenteschandewordenvanwegealuwslechtheid 23BewoonstervandeLibanon,dieuwnestbouwtinde ceders,hoegenadigzultuzijnalsweeënuoverkomen,de smartalsvaneenvrouwinbarensnood 24ZowaarIkleef,spreektdeHEERE,alwasKonja,de zoonvanJojakim,dekoningvanJuda,dezegelringaan Mijnrechterhand,tochzouIkudaarvandaanrukken 25Ikzaluovergevenindehandvanhendieunaarhet levenstaan,enindehandvanhenvoorwieubangbent:in dehandvanNebukadnezar,dekoningvanBabel,eninde handvandeChaldeeën.
26Ikzaluenuwmoeder,dieugebaardheeft,uitdrijven naareenanderland,waarunietgeborenbent,endaarzult usterven.
27Maarnaarhetlandwaarheenzijwillenterugkeren, daarheenzullenzijnietterugkeren
28Isdezeman,Konja,eenveracht,verbrijzeld afgodsbeeld?Ishijeenvoorwerpwaaringeenlustis? Waaromzijnzijweggeworpen,hijenzijnnakomelingen, engeworpenineenlanddatzijnietkennen?
29Aarde,aarde,aarde,hoorhetwoordvandeHEERE
30ZozegtdeHEERE:Schrijfdezemanopalskinderloos, eenmandieinzijndagennietvoorspoedigzalzijn,want geenenkelvanzijnnakomelingenzalvoorspoedigzijnals hijopdetroonvanDavidzitennoglangeroverJuda heerst.
HOOFDSTUK23
1Weedeherders,diedeschapenvanmijnweide verdelgenenverstrooien!spreektdeHEERE
2Daarom,zozegtdeHEERE,deGodvanIsraël,tegende herdersdieMijnvolkweiden:JulliehebbenMijnschapen verstrooidenverdreven,enjulliehebbenzenietbezocht; zie,Ikgaaanjulliedeboosheidvanjulliedadenbezoeken, spreektdeHEERE
3Ikzalhetoverblijfselvanmijnkuddebijeenbrengenuit aldelandenwaarheenikzeverdrevenheb,enikzalze weerterugbrengennaarhunkudden,zodatzevruchtbaar zijnensteedstalrijkerworden
4EnIkzalherdersoverhenaanstellen,diehenzullen weiden,zodatzijnietmeervrezen,nietverschriktworden enniettekortschieten,spreektdeHEERE
5Zie,dedagenkomen,spreektdeHEERE,datIkaan DavideenrechtvaardigeSpruitzalverwekken;eenKoning zalregerenenzalvoorspoedigzijnenHijzalrechten gerechtigheiddoenopdeaarde
6InzijndagenzalJudaverlostwordenenIsraëlzalveilig wonenEnditzalzijnnaamzijn,waarmeemenhemzal noemen:DEHEERONZEGERECHTIGHEID.
7Daarom,zie,erkomendagen,spreektdeHEERE,dat mennietmeerzalzeggen:DeHEEREleeft,Diede IsraëlietenuithetlandEgypteheeftopgevoerd, 8Maar,zowaarachtigalsdeHEEREleeft,Diehet nageslachtvanhethuisvanIsraëlheeftgeleidengebracht uithetlandvanhetNoordenenuitaldelandenwaarheen Ikhenverdrevenhad,zodatzijinhunlandzullenwonen
9Mijnhartinmijnbinnensteisgebrokenvanwegede profeten,almijnbeenderenbevenIkbenalseen dronkaard,alseenmandiedoordewijnovermeesterdis,
vanwegedeHEEREenvanwegedewoordenvanzijn heiligheid.
10Wanthetlandisvoloverspelers,wantomhetzweren treurthetland;deaangenameplaatsenvandewoestijnzijn dor,enhunloopisboos,enhunkrachtisnietrecht.
11Wantzowelprofeetalspriesterplegenonheiligedaden; ja,inmijnhuishebIkhunboosheidgevonden,spreektde HEERE.
12Daaromzalhunwegvoorhenzijnalsgladdewegenin deduisternis;zijzullenvoortgedrevenwordenenerop vallen,wantIkzalonheiloverhenbrengen,inhetjaarvan hunbezoeking,spreektdeHEERE
13IkhebdwaasheidgezienbijdeprofetenvanSamaria; zijprofeteerdenoverdeBaälenbrachtenmijnvolkIsraël opeendwaalspoor
14IkhebookbijdeprofetenvanJeruzalemiets afschuwelijksgezien:zijplegenoverspelengaanmet leugensom;zijsterkendehandenderboosdoeners,zodat niemandzichvanzijnboosheidbekeert;zijallenzijnMij alsSodom,enhaarinwonersalsGomorra
15Daarom,zozegtdeHEEREvandelegermachtenover deprofeten:Zie,Ikgahunalsemteetengevenengalwater tedrinkengeven,wantvandeprofetenvanJeruzalemisde heiligschennisuitgegaanoverheelhetland
16ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Luisterniet naardewoordenvandeprofeten,dietotuprofeteren;zij makenuijdel;zijvertellenhetgezichtvanhuneigenhart ennietuitdemondvandeHEERE.
17TothendieMijverachten,zeggenzijsteeds:De HEEREheeftgezegd:JulliezullenvredehebbenEntot iederdienaardeverdorvenheidvanzijneigenhartwandelt, zeggenzij:Geenkwaadzaljullieoverkomen
18WantwieheeftinderaadvandeHEEREgestaan,en heeftZijnwoordbegrepenengehoord?WieheeftZijn woordopgemerktengehoord?
19Zie,eenstormwindvandeHEEREislosgebarstenin grimmigheid,eenzwarestormwind;zwaarzalhij neerkomenophethoofdvandegoddelozen
20DetoornvandeHEEREzalzichnietkeren,totdatHij deoverleggingenvanZijnhartgedaanenuitgevoerdheeft. Inlatertijdzultuergoedovernadenken
21Ikhebdezeprofetennietgezonden,entochliepenzij; Ikhebniettothengesproken,entochprofeteerdenzij.
22Maaralszijinmijnraadhaddengestaanenmijnvolk naarmijnwoordenhaddenlatenluisteren,danzoudenzij henhebbenafgekeerdvanhunslechtewegenvande slechtheidvanhundaden
23BenIkeenGodvannabij,spreektdeHEERE,enniet eenGodvanverre?
24Kaniemandzichinverborgenplaatsenverbergen,zodat Ikhemnietzie?spreektdeHEEREVervulIknietde hemelendeaarde?spreektdeHEERE.
25Ikhebgehoordwatdeprofetenzeggen,dieinmijn naamleugensprofeteren:Ikhebgedroomd,ikheb gedroomd
26Hoelangzalditnogdureninhethartvandeprofeten, dieleugenprofeteren?Ja,zijzijnprofetenvande bedrieglijkheidvanhuneigenhart
27Diedenkenmijnvolkmijnnaamtelatenvergetendoor hundromen,diezijiederaanzijnnaastevertellen,zoals hunvooroudersmijnnaamvergetenzijndoordeBaäl
28Deprofeetdieeendroomheeft,laathijeendroom vertellen;enwiemijnwoordheeft,laathijmijnwoord getrouwsprekenWatheefthetkafmethetkorengemeen? spreektdeHEERE.
29Ismijnwoordnietalseenvuur,spreektdeHEERE,of alseenhamer,dieeenrotsverplettert?
30Daarom,zie,Ikzaldeprofetenstraffen,spreektde HEERE,diemijnwoordenvanhunnaastestelen.
31Zie,Ikzaldeprofetenstraffen,spreektdeHEERE,die huntonggebruikenenzeggen:Hijzegt
32Zie,Ikzalhen,dievalsedromenprofeteren,spreektde HEERE,endiezevertellen,endieMijnvolkmisleiden doorhunleugensendoorhunlichtzinnigheid,entochheb Ikhennietgezondenenhungeenbevelgegeven;daarom zullenzijditvolkgeenenkelnutdoen,spreektdeHEERE
33Wanneerditvolk,ofdeprofeet,ofeenpriester,uvraagt: WatisdelastvandeHEERE?Danmoetutegenhen zeggen:Welkelast?Ikzaluverlaten,spreektdeHEERE 34Enwatdeprofeet,depriesterenhetvolkbetreft,die zeggen:DelastvandeHEERE,diezalIkstraffen,dieman enzijnhuis
35Aldusmoetiedertotzijnnaaste,eniedertotzijn broederzeggen:WatheeftdeHEEREgeantwoord?En: WatheeftdeHEEREgesproken?
36EnvandelastdesHEERENmaggijgeengewagmeer maken,wantiederswoordzalzijneigenlastzijn;wantgij hebtdewoordenverdraaidvandelevendeGod,vande HEEREvandelegermachten,onzeGod.
37Aldusmoetutotdeprofeetzeggen:Watheeftde HEEREugeantwoord?En:WatheeftdeHEERE gesproken?
38Maaraangezienuzegt:DelastvandeHEERE,daarom zegtdeHEEREalzo:Omdatuditwoordzegt:Delastvan deHEERE,enIktotugezondenhebomtezeggen:Uzult nietzeggen:DelastvandeHEERE, 39Daarom,zie,Ikzaluzekervergeten,enIkzaluverlaten, endestaddieIkuenuwvaderengegevenheb,enIkzalu uitMijnaangezichtverdrijven
40Ikzaleeneeuwigesmaadoverubrengen,eeneeuwige schande,dienietzalwordenvergeten.
HOOFDSTUK24
1DeHEEREliethetmijzien:zie,erstondentweemanden volvijgenvoordetempelvandeHEEREDiemandenhad Nebukadrezar,dekoningvanBabel,Jechonja,dezoonvan Jojakim,dekoningvanJuda,endevorstenvanJuda,de timmerliedenendesmeden,uitJeruzaleminballingschap weggevoerdennaarBabelgebracht
2Indeenemandzatenhelegoedevijgen,netalsdeeerste rijpevijgen;enindeanderemandzatenheleslechtevijgen, dienietgegetenkondenworden,zoslechtwarenze.
3ToenzeideHEEREtegenmij:Watzieje,Jeremia?Ik zei:Vijgen!Degoedevijgen,heelgoed,endeslechte,heel slecht,dienietgegetenkunnenworden,zoslechtzijnze
4OpnieuwkwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:
5ZozegtdeHEERE,deGodvanIsraël:Zoalsdezegoede vijgen,zozalIkdeballingenvanJudaerkennen,dieIkuit dezeplaatsnaarhetlandvandeChaldeeënheb weggestuurd,tengoede
6WantIkzalMijnoogophenrichtentengoede,enIkzal henterugbrengennaarditland;Ikzalhenbouwenenniet afbreken;Ikzalhenplantenennietuitrukken
7IkzalhuneenhartgevenomMijtekennen,datIkde HEEREben,enzijzullenMijnvolkzijnenIkzalhunGod zijn,omdatzijzichmethunheleharttotMijzullen bekeren
8Enzoalsdeslechtevijgen,dienietgegetenkunnen worden,zozijnzeslechtVoorwaar,zozegtdeHEERE: ZozalIkZedekia,dekoningvanJuda,enzijnvorstenen hetoverblijfselvanJeruzalem,dieinditlandzijn overgebleveneninhetlandvanEgyptewonen,geven 9Ikzalhenoverleverenaandeverbanningnaaralle koninkrijkenderaarde,tothunonrecht,toteensmaaden eenspreekwoord,tothoonentotvloek,overalwaarheenIk henverdrijvenzal.
10Ikzalhetzwaard,dehongerendepestonderhen zenden,totdatzijuitgeroeidzijnuithetlanddatIkhunen hunvaderengegevenheb.
HOOFDSTUK25
1HetwoorddattotJeremiakwambetreffendeallemannen vanJuda,inhetvierdejaarvanJojakim,dezoonvanJosia, dekoningvanJuda,datwasheteerstejaarvan Nebukadrezar,dekoningvanBabel 2DitzeideprofeetJeremiatothethelevolkvanJudaen totalleinwonersvanJeruzalem:
3VanafhetdertiendejaarvanJosia,dezoonvanAmon,de koningvanJuda,totopdezedag,hetdrieëntwintigstejaar, ishetwoordvandeHEEREtotmijgekomenenhebIktot ugesproken,vroegenlaat,maaruhebtnietgeluisterd 4EndeHEEREheefttotugezondenalZijnknechten,de profeten,vroegenlaatzondHijhen,maargijhebtniet geluisterdenuwoornietgeneigdomteluisteren 5Zijzeiden:Bekeertutoch,iedervanzijnbozewegen vandeboosheiduwerhandelingen,enwoontinhetland datdeHEEREaanuenaanuwvaderengegevenheeft vooreeuwigenaltijd
6Gageenanderegodenachterna,vereerzenietenaanbid zenietEntergMijnietmetdewerkenvanuwhanden,dan zalIkugeenkwaaddoen
7EntochhebtunaarMijnietgeluisterd,spreektde HEERE,zodatuMijmetdewerkenvanuwhandentot toornzoudtverwekken,totuweigenonheil
8Daarom,zozegtdeHEEREvandelegermachten:Omdat umijnwoordenniethebtgehoord,
9Zie,IkgaallegeslachtenvanhetNoordenhalen,spreekt deHEERE,enookNebukadnezar,dekoningvanBabel, Mijndienaar,enIkzalhenbrengenoverditlandenover zijninwonersenoveraldevolkenrondomIkzalhenmet debanslaanenhenmakentoteenafschuwelijkeschande, toteenaanfluitingentoteeneeuwigeverwoesting 10Ikzalvanhenwegnemendestemvandevreugde,de stemvandeblijdschap,destemvandebruidegomende stemvandebruid,hetgeluidvandemolenstenenenhet lichtvandekaars.
11Enheelditlandzaleenwoestenijeneenontzettingzijn; endezevolkenzullendekoningvanBabelzeventigjaar dienen.
12Enhetzalgeschieden,wanneererzeventigjarenvoorbij zullenzijn,datIkdekoningvanBabelendatvolkzal
bezoeken,spreektdeHEERE,omhunongerechtigheid,en ookhetlandvandeChaldeeën,enIkzalhettoteen eeuwigewoestenijmaken
13IkzaloverdatlandalMijnwoordenbrengendieIk ertegengesprokenheb,alleswatinditboekgeschreven staat,watJeremiageprofeteerdheefttegenalle heidenvolken
14Wantvelevolkenengrotekoningenzullenzichdoor hendienen,enIkzalhenvergeldennaarhundadenennaar dewerkenvanhunhanden
15WantzozegtdeHEERE,deGodvanIsrael,totmij: Neemdewijnbekervandezegrimmigheiduitmijnhanden geefdietedrinkenaanallevolkenwaarheenIkuzend.
16Enzijzullendrinken,enzijzullenontroerdenwoedend worden,vanwegehetzwaarddatIkonderhenzalzenden
17ToennamikdebekeruitdehandvandeHEEREengaf hemtedrinkenaanalleheidenvolkentotwiedeHEERE mijgezondenhad
18TewetenJeruzalemendestedenvanJuda,enhaar koningenenvorsten,omzetemakentoteenverwoesting, toteenontzetting,toteenaanfluitingentoteenvloek,zoals hetopdezedagis.
19Farao,dekoningvanEgypte,enzijndienaren,zijn vorstenenheelzijnvolk;
20Enalhetgemengdevolk,enaldekoningenvanhet landvanUz,enaldekoningenvanhetlandvande Filistijnen,enAskelon,enAzza,enEkron,enhet overblijfselvanAsdod, 21Edom,MoabendeAmmonieten, 22EnallekoningenvanTyrus,enallekoningenvanSidon, endekoningenvandeeilandendieaandeoverzijdevande zeeliggen,
23Dedan,Tema,Buzenalwatindeversteuithoekenis, 24EnallekoningenvanArabië,enallekoningenvande gemengdevolkendieindewoestijnwonen,
25EnallekoningenvanZimri,enallekoningenvanElam, enallekoningenvandeMeden, 26Enallekoningenvanhetnoorden,verwegendichtbij, deeennadeander,enallekoninkrijkenvandewerelddie opdeaardbodemzijn;endekoningvanSesachzalnahen drinken
27Daarommoetutegenhenzeggen:ZozegtdeHEERE vandelegermachten,deGodvanIsraël:Drinkenword dronken,spuwenvalenstanietmeerop,vanwegehet zwaarddatIkonderuzend
28Enalszijweigerendebekeruituwhandtenemenomte drinken,danmoetutothenzeggen:ZozegtdeHEERE vandelegermachten:Drinkenzultuzeker.
29Wantzie,Ikbeginonheiltebrengenoverdestaddie naarmijnnaamisuitgeroepen,enzoudenjulliedan volledigonschuldigblijven?Julliezullennietonschuldig blijven,wantIkroephetzwaardoptegenallebewoners vandeaarde,spreektdeHEEREvandelegermachten
30Daarom,profeteertegenhenaldezewoordenenzeg tegenhen:DeHEEREzalbrullenuitdehoogteenHijzal ZijnstemlatenhorenvanuitZijnheiligewoning;Hijzal geweldigbrullentegenZijnwoning;Hijzaleengejuich aanheffenalsvandruiventreders,tegenallebewonersvan deaarde
31Hetgedruiszalkomentotaandeeindenderaarde,want deHEEREheefteenrechtsgedingmetdeheidenvolken;
Hijzalinrechteoptredenmetallevlees;degoddelozenzal Hijovergevenaanhetzwaard,spreektdeHEERE.
32ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Zie,hetonheil zaluitgaanvanvolktotvolk,eneenzwarestormzal opstekenvandeuithoekenderaarde.
33EnzijdiedoordeHEEREgesneuveldzijn,zullenop diedagliggenvanheteneeindederaardetotaanhet andereeindederaarde;erzaloverhennietgeklaagd worden,zijzullennietverzameld,nochbegravenworden; totmestopdeaardezullenzijzijn
34Huil,gijherders,schreeuwhetuit,wenteluinhetstof, gijvoornaamstenderkudde,wantdedagenvanuw slachtingenvanuwverstrooiingzijnvoorbij;engijzult vallenalseenkostbaarvat
35Endeherderszullengeenmogelijkheidhebbenomte vluchten,endeleidersvandekuddezullennietontkomen.
36Hetgeroepvandeherdersenhetgehuilvandeleiders vandekuddezullengehoordworden,wantdeHEERE heefthunweidevernield.
37Endewoningenvanvredezijnverwoest,vanwegede brandendetoornvandeHEERE
38Hijheeftzijnschuilplaatsverlatenalseenleeuw,want hunlandisverwoestvanwegedewreedheidvande verdrukkerenvanwegezijnbrandendetoorn
HOOFDSTUK26
1InhetbeginvanderegeringvanJojakim,dezoonvan Josia,dekoningvanJuda,kwamditwoordvandeHEERE, zeggende:
2ZozegtdeHEERE:Gastaanindevoorhofvanhethuis vandeHEEREenspreektotallestedenvanJuda,die komenomteaanbiddeninhethuisvandeHEERE,alde woordendieIkugebiedtothentespreken;laatgeen woordverlorengaan
3Alszijluisterenenzichbekeren,eeniedervanzijn slechteweg,zalIkberouwhebbenoverhetkwaaddatIk hunzalaandoenvanwegedeslechtheidvanhundaden 4Engijzulttothenzeggen:ZozegtdeHEERE:Indiengij nietnaarMijluistertennietwandeltinMijnwet,dieIku voorgehoudenheb,
5Omteluisterennaardewoordenvanmijndienaren,de profeten,dieiktotugezondenheb.Ikhebhenvroegen laatgezonden,maaruhebtnietgeluisterd
6DanzalIkdithuismakenalsSilo,endezestadzalIk makentoteenvloekvoorallevolkenderaarde.
7Toenhoordendepriesters,deprofetenenhethelevolk JeremiadezewoordensprekeninhethuisvandeHEERE.
8ToenJeremiageëindigdhadallestesprekenwatde HEEREhemgebodenhadtotheelhetvolktespreken, grependepriesters,deprofetenenheelhetvolkhemen zeiden:Uzultzekersterven.
9WaaromhebtuindenaamvandeHEEREgeprofeteerd: DithuiszalzijnalsSilo,endezestadzaleenwoestenij worden,zonderinwoners?Enheelhetvolkverzamelde zichtegenJeremiainhethuisvandeHEERE
10ToendevorstenvanJudadezedingenhoorden,gingen zijvanhetpaleisvandekoningnaarhethuisvande HEEREengingenzittenbijdeingangvandenieuwepoort vanhethuisvandeHEERE.
11Toensprakendepriestersendeprofetentotdevorsten entothethelevolk,zeggende:DezeManisdesdoods
schuldig,wantHijheefttegendezestadgeprofeteerd,zoals gijmetuworengehoordhebt.
12ToensprakJeremiatotallevorstenentotheelhetvolk, zeggende:DeHEEREheeftmijgezondenomtegendit huisentegendezestadteprofeteren,aldewoordendiegij gehoordhebt
13Verbeterdaaromnuuwwegenenuwdadenenluister naardestemvandeHEERE,uwGod.DanzaldeHEERE berouwhebbenoverhetonheildatHijoveruheeft uitgesproken
14Watmijbetreft,zie,ikbeninuwhand;doemetmijwat goediseninuwogenpassendis
15Weetechterzekerdatalsumijdoodt,uonschuldig bloedoveruzelf,overdezestadenoverhaarinwoners brengtWanthetiswaardatdeHEEREmijnaarutoe heeftgezondenomaldezewoordeninuworentespreken.
16Toenzeidendeleidersenhethelevolktegende priestersendeprofeten:Dezemanisdedoodnietwaard, wanthijheefttotonsgesprokenindeNaamvande HEERE,onzeGod
17Toenstondenerenigenvandeoudstenvanhetlandop ensprakentotdegehelevergaderingvanhetvolk, zeggende:
18Micha,deMorastiet,profeteerdeindedagenvanHizkia, dekoningvanJuda,enspraktothetgehelevolkvanJuda: ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Sionzal omgeploegdwordenalseenakker,Jeruzalemzaltot puinhopenwordenendebergvandithuisalsdehoogten vaneenwoud
19HebbenHizkia,dekoningvanJuda,enheelJudahem ooitterdoodgebracht?Heefthijdannietontzaggehad voordeHEERendeHEERgesmeekt?EndeHEERhad berouwoverhetonheildatHijoverhenhaduitgesproken? Zozoudenwijeengrootonheiloveronszelfkunnen brengen
20ErwasookeenmandieprofeteerdeindeNaamvande HEERE,Uria,dezoonvanSemaja,uitKirjat-Jearim.Hij profeteerdetegendezestadentegenditland, overeenkomstigallewoordenvanJeremia
21ToenkoningJojakimenalzijnheldenenaldevorsten zijnwoordenhoorden,wildedekoninghemterdood brengenMaartoenUriadathoorde,werdhijbangen vluchttenaarEgypte.
22KoningJojakimzondmannennaarEgypte,waaronder Elnathan,dezoonvanAchbor,eneenaantalmannendie methemnaarEgyptegingen.
23ToenhaaldenzeUriauitEgypteenbrachtenhemnaar koningJojakim.Dezedooddehemmethetzwaarden gooidezijnlijkindegravenvanhetgewonevolk 24MaardehandvanAhikam,dezoonvanSafan,wasmet Jeremia,opdatzijhemnietindehandvanhetvolkzouden overleverenomhemtedoden.
HOOFDSTUK27
1InhetbeginvanderegeringvanJojakim,dezoonvan Josia,dekoningvanJuda,kwamditwoordvandeHEERE totJeremia:
2ZozegtdeHEEREtotmij:Maakubandenenjukken,en legzeopuwhals,
3EnzendzenaardekoningvanEdom,naardekoningvan Moab,naardekoningvandeAmmonieten,naardekoning
vanTyrusennaardekoningvanSidon,doordehandvan debodendienaarJeruzalemkomennaarZedekia,de koningvanJuda
4Engebiedhundatzijtothunherenzeggen:Zozegtde HEEREvandelegermachten,deGodvanIsraël:Zomoet utotuwherenzeggen:
5Ikhebdeaardegemaakt,demensenhetdierdatopde aardbodemis,doormijngrotekrachtendoormijn uitgestrektearm,enhebhaargegevenaanwiehetmij goeddunkt
6DaaromhebIkaldezelandenindehandvan Nebukadnezar,dekoningvanBabel,mijndienaar,gegeven; ookdewildedierenhebIkaanhemgegevenomhemte dienen
7Enallevolkenzullenhem,enzijnzoon,enzijn kleinzoon,dienen,totdatdetijdvoorzijnlandkomt;en danzullenvelevolkenengrotekoningenzichdoorhem dienen
8Enhetzalgeschiedendathetvolkenhetkoninkrijk,dat Nebukadnezar,dekoningvanBabel,nietzaldienen,endat zijnneknietonderhetjukvandekoningvanBabelzal brengen,datvolkzalIkbezoeken,spreektdeHEERE,met hetzwaard,metdehongerenmetdepestilentie,totdatIk hendoorzijnhandzalhebbenverdelgd
9Luisterdaaromnietnaaruwprofeten,uwwaarzeggers, uwdromenden,uwbezweerdersenuwtovenaars,dietotu zeggen:UmagdekoningvanBabelnietdienen
10Wantzijprofeterenueenleugen,omuveruituwland teverwijderen,enomuuittedrijven,zodatuomkomt 11Maardevolkendiehunnekonderhetjukvandekoning vanBabelbrengenenhemdienen,diezalIkinhunland latenblijven,spreektdeHEERE,enzijzullenhet bewerkenenerwonen
12OoktotZedekia,dekoningvanJuda,sprakik overeenkomstigaldezewoorden:Brenguwhalsonderhet jukvandekoningvanBabel,dienhemenzijnvolkenleef 13Waaromzoudtgijliedensterven,gijenuwvolk,door hetzwaard,doordehongerendoordepest,zoalsde HEEREgesprokenheefttothetvolk,datdekoningvan Babelnietwildienen?
14Luisterdaaromnietnaardewoordenvandeprofeten, dietotusprekenenzeggen:UzultdekoningvanBabel nietdienen,wantzijprofeterenueenleugen.
15WantIkhebhennietgezonden,spreektdeHEERE,en tochprofeterenzijleugenachtiginMijnNaam,omUte verdrijven,zodatUomkomt,UendeprofetendietotU profeteren
16Ooksprakiktotdepriestersentotheelditvolk:Zozegt deHEERE:Luisternietnaardewoordenvanuwprofeten, dietotuprofeteren:Zie,devoorwerpenvanhethuisvan deHEEREzullennuspoediguitBabelteruggebracht worden,wantzijprofeterenueenleugen.
17Luisternietnaarhen;diendekoningvanBabelenleef! Waaromzoudezestadverwoestworden?
18Maarindienzijprofetenzijn,enindienhetwoorddes HEERENmethenis,latenzijdannuvoordeHEEREvan delegermachtenbidden,datdevoorwerpendie overgeblevenzijninhethuisdesHEEREN,inhethuisvan dekoningvanJudaeninJeruzalem,nietnaarBabelgaan 19WantzozegtdeHEEREvandelegermachtenoverde pilaren,enoverdezee,enoverdeonderstellen,enoverhet
Jeremia overblijfselvandevoorwerpen,dieindezestadzijn overgebleven:
20DieNebukadnezar,dekoningvanBabel,niet meegenomenheeft,toenhijJechonja,dezoonvanJojakim, dekoningvanJuda,uitJeruzalemnaarBabelwegvoerde, metaldeedelenvanJudaenJeruzalem, 21Ja,zozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël,overdevoorwerpendieovergeblevenzijninhet huisvandeHEEREeninhethuisvandekoningvanJuda envanJeruzalem:
22ZijzullennaarBabelwordenweggevoerd,endaar zullenzijblijventotopdedagdatIkhenbezoek,spreekt deHEERE.DanzalIkhenterugbrengenenhennaardeze plaatsterugbrengen
HOOFDSTUK28
1Enhetgeschieddeindatzelfdejaar,inhetbeginvande regeringvanZedekia,dekoningvanJuda,inhetvierde jaarenindevijfdemaand,datHananja,dezoonvanAzur, deprofeetuitGibeon,totmijsprakinhethuisvande HEERE,integenwoordigheidvandepriestersenvanhet helevolk,zeggende:
2ZospreektdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël:IkhebhetjukvandekoningvanBabelverbroken.
3Binnentweevollejarenzalikaldevoorwerpenvanhet huisvandeHEERE,dieNebukadnezar,dekoningvan Babel,uitdezeplaatsheeftweggehaaldennaarBabelheeft gebracht,naardezeplaatsterugbrengen
4EnIkzalJechonja,dezoonvanJojakim,dekoningvan Juda,metallegevangenenvanJudadienaarBabelgegaan zijn,naardezeplaatsterugbrengen,spreektdeHEERE WantIkzalhetjukvandekoningvanBabelbreken
5ToenzeideprofeetJeremiategendeprofeetHananja,in aanwezigheidvandepriesterseninaanwezigheidvanheel hetvolkdatinhethuisvandeHEEREstond:
6EndeprofeetJeremiazeide:Amen!DeHEEREdoedit! MogedeHEEREuwwoordengestanddoen,diegij geprofeteerdhebt,doordevoorwerpenvanhethuisvande HEEREenalleballingenuitBabelterugtebrengennaar dezeplaats
7Maarhoornutochditwoord,datikinuworeneninde orenvanheelhetvolkspreek;
8Deprofetendieervóórmijenvóórugeweestzijn, hebbentegenvelelandenentegengrotekoninkrijken geprofeteerdoveroorlog,kwaadenpest.
9Deprofeetdievanvredeprofeteert,wanneerhetwoord vandeprofeetuitkomt,danzaldeprofeeterkendworden, datdeHEEREheminwaarheidgezondenheeft
10ToennamdeprofeetHananjahetjukvandenekvande profeetJeremiaenbrakhet
11EnHananjasprakintegenwoordigheidvanheelhet volk:ZozegtdeHEERE:ZozalIkhetjukvan Nebukadnezar,dekoningvanBabel,vandenekvanalle volkenbreken,enwelbinnentweevollejarenEnde profeetJeremiagingheen
12ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotdeprofeet Jeremia,nadatdeprofeetHananjahetjukvandenekvan deprofeetJeremiahadgebroken,enzei: 13GaaanHananjavertellen:ZozegtdeHEERE:De houtenjukkenhebtGijgebroken,maargijzulterijzeren jukkenvoormaken
14WantzozegtdeHEEREvandelegermachten,deGod vanIsraël:Ikhebeenijzerenjukgelegdopdenekvanal dezevolken,omNebukadnezar,dekoningvanBabel,te dienen.Enzijzullenhemdienen,enookdewildedieren vanhetveldhebIkhemgegeven.
15ToenzeideprofeetJeremiategendeprofeetHananja: Luistertoch,Hananja,deHEEREheeftunietgezonden, maarudoetditvolkopeenleugenvertrouwen.
16Daarom,zozegtdeHEERE:Zie,Ikverwerpuvande aardbodem;ditjaarzultusterven,omdatudeHEEREtot opstandhebtaangezet
17ZostierfdeprofeetHananjadatzelfdejaar,inde zevendemaand.
HOOFDSTUK29
1DitzijndewoordenvandebriefdiedeprofeetJeremia vanuitJeruzalemzondaandeoverigeoudstendiein ballingschapwarenweggevoerd,aandepriesters,aande profetenenaanheelhetvolkdatNebukadnezaruit JeruzalemnaarBabelinballingschaphadweggevoerd
2(NadatkoningJechonja,dekoningin,dehovelingen,de vorstenvanJudaenJeruzalem,detimmerliedenende smedenuitJeruzalemvertrokkenwaren)
3DoordehandvanElasa,dezoonvanSafan,enGemarja, dezoonvanHilkia,dieZedekia,dekoningvanJuda,naar BabelzondtotNebukadnezar,dekoningvanBabel, zeggende:
4ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël,totallegevangenendieIkuitJeruzalemnaarBabel heblatenwegvoeren:
5Bouwhuizenenwoonerin,legtuinenaaneneetde vruchtervan
6Neemvrouwenenverwekzonenendochters.Neem vrouwenvooruwzonenengeefuwdochtersaanmannen, opdatzijzonenendochtersbaren,opdatudaarinaantal toeneemtennietafneemt.
7ZoekvredeindestadwaarheenIkuinballingschapheb doenwegvoeren,enbiddaarvoortotdeHEERE,wantin haarvredezultuvredevinden.
8WantzozegtdeHEEREvandelegermachten,deGod vanIsraël:Laatuwprofetenenuwwaarzeggers,dieinuw middenzijn,unietbedriegenenluisternietnaaruw dromen,dieulaatdromen
9WantzijprofeterenvalstegenuinmijnnaamIkhebhen nietgezonden,spreektdeHEERE.
10WantzozegtdeHEERE:Nadaterzeventigjaarin Babelvoorbijzullenzijn,zalIknaaruomzienenMijn goedewoordaanugestanddoen,doorunaardezeplaats terugtebrengen
11WantIkweetwelkegedachtenIkoverukoester, spreektdeHEERE.Hetzijngedachtenvanvredeenniet vankwaad,omutoekomsttegeven
12DanzultuMijaanroepen,enheengaanentotMij bidden,enIkzalnaaruluisteren
13EngijzultMijzoekenenvinden,wanneergijnaarMij vraagtmetheeluwhart.
14EnIkzalMijdoorulatenvinden,spreektdeHEERE, enIkzaleenomkeerbrengeninuwgevangenschapIkzal ubijeenverzamelenuitallevolkenenuitaldeplaatsen waarheenIkuverdrevenheb,spreektdeHEEREEnIkzal
uterugbrengennaardeplaatsvanwaarIkuin gevangenschaphebdoenwegvoeren.
15Omdatugezegdhebt:DeHEEREheeftonsprofetenin Babelverwekt,
16WeetdatdeHEEREzozegtoverdekoningdieopde troonvanDavidzit,enoverheelhetvolkdatindezestad woontenoveruwbroedersdienietmetuin gevangenschapzijnweggegaan:
17ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Zie,Ikzend overhenhetzwaard,dehongerendepestIkzalhen makenalsafschuwelijkevijgen,dienietgegetenkunnen worden,zoslechtzijnze
18Ikzalhenvervolgenmethetzwaard,metdehongeren metdepestIkzalhenoverleverenaandeverbanningnaar allekoninkrijkenvandeaarde,omtezijneenvloek,een verschrikking,eenaanfluitingeneensmaadonderalle heidenvolkenwaarheenIkhenverdrevenheb
19Omdatzijnietgeluisterdhebbennaarmijnwoorden, spreektdeHEERE,dieIktothengezondenhebdoorde dienstvanmijnknechten,deprofeten,toenIkvroegenlaat opstondenhenzondMaaruhebtnietgeluisterd,spreekt deHEERE.
20HoortdaaromhetwoordvandeHEERE,allendiein ballingschapzijn,dieIkuitJeruzalemnaarBabelheb weggezonden!
21ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël,overAchab,dezoonvanKolaja,enoverZedekia, dezoonvanMaäseja,dieinMijnNaameenleugentotu profeteren:Zie,Ikgeefhenoverindehandvan Nebukadnezar,dekoningvanBabel,enhijzalhenvoor uwogendoden.
22Eneenvanhenzaldevloekweggenomenwordendoor alleballingenvanJuda,dieinBabelzijn,metdewoorden: DeHEEREmaakeualsZedekiaenalsAchab,diede koningvanBabelinhetvuurgebradenheeft;
23OmdatzijinIsraëlschanddadenhebbengepleegd, overspelhebbengepleegdmetdevrouwenvanhunburen eninmijnnaamleugenachtigewoordenhebbengesproken, dieikhunnietgebodenheb;Ikweethetenbengetuige, spreektdeHEERE.
24AldusmoetuooktotSemaja,deNehelamiet,spreken: 25ZospreektdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël,zeggende:OmdatGijinUwNaambrieven gezondenhebtaanalhetvolkdatinJeruzalemis,enaan Zefanja,dezoonvanMaäseja,depriester,enaanalle priesters,zeggende:
26DeHEEREheeftutotpriesteraangesteldindeplaats vandepriesterJojada,omdienaarstezijninhethuisvan deHEEREHijzaliederemandiekrankzinnigisen zichzelftotprofeetuitroept,indegevangeniszettenenin hetblokzetten
27WaaromhebtunudanJeremiauitAnathoth,die zichzelfalsprofeetvooruuitgeeft,nietterechtgewezen?
28DaaromheeftHijtotonsinBabelgezonden,omte zeggen:Dezegevangenschapduurtlang;bouwhuizenen woonerin,enlegtuinenaaneneetdevruchtervan
29EndepriesterZefanjalasdezebriefvooraandeprofeet Jeremia
30ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotJeremia, zeggende:
31Zendaanallegevangenendeboodschap:Zozegtde HEEREoverSemaja,deNehelamiet:OmdatSemajatotu
geprofeteerdheeft,enIkhemnietgezondenheb,enhiju opeenleugenheeftdoenvertrouwen.
32Daarom,zozegtdeHEERE:Zie,IkgaSemaja,de Nehelamiet,enzijnnageslachtstraffen;hijzalgeenman hebbendieonderditvolkwoont,enhijzalniet aanschouwenwelkgoedIkvoorMijnvolkzaldoen, spreektdeHEERE,omdathijopstandtegendeHEERE heeftgepromoot.
HOOFDSTUK30
1HetwoorddattotJeremiakwamvandeHEERE, zeggende:
2ZospreektdeHEERE,deGodvanIsraël,alsvolgt: SchrijfvoorualdewoordendieIktotugesprokenheb,in eenboek.
3Wantzie,erkomendagen,spreektdeHEERE,datIkeen omkeerzalbrengenindegevangenschapvanMijnvolk, IsraëlenJuda,spreektdeHEERE.Ikzalhenterugbrengen naarhetlanddatIkhunvaderengegevenheb,enzijzullen hetinbezitnemen
4DitzijndewoordendiedeHEEREgesprokenheeftover IsraëlenoverJuda
5WantzozegtdeHEERE:Eenstemvanschrikhebben wijgehoord,vanvrees,ennietvanvrede.
6Vraagtgijnu,enziet,ofeenmanbaart?Waaromzieik iederemanmetzijnhandenopzijnlendenen,alseen vrouwinbarensnood,enallegezichtenzijnbleek geworden?
7Wee,wantdiedagisgroot,erisergeenalshijHetis eentijdvanbenauwdheidvoorJakob,maardaaruitzalhij verlostworden
8Wanthetzaltediendagegeschieden,spreektdeHEERE vandelegermachten,datIkzijnjukvanuwnekzalbreken enuwbandenzalverscheuren,envreemdenzullenzich nietmeerdoorhemlatendienen
9MaarzijzullendeHEERE,hunGod,dienenenDavid, hunkoning,dieIkhunzalverwekken
10Daarom,weesnietbevreesd,Jakob,Mijndienaar, spreektdeHEERE.Weesnietontsteld,Israël,wantzie,Ik zaluverlossenvanverre,enuwnageslachtuithetlandvan hungevangenschapJakobzalterugkeren,hijzalrust hebbenenvredehebben,enniemandzalhemschrik aanjagen
11WantIkbenmetu,spreektdeHEERE,omute verlossen.Ikzaleeneindemakenaanallevolkenwaarheen Ikuverstrooidheb,maaraanuzalIkgeeneindemakenIk zalumetmatetuchtigenenunietgeheelongestraftlaten.
12WantzozegtdeHEERE:Uwwondenzijnongeneeslijk, enuwwondeiszwaar
13Erisniemanddieuwzaakbepleit,uwordtverbonden;u hebtgeenmedicijnen.
14Aluwminnaarszijnuvergeten;zijzoekenunietmeer WantIkhebugeslagenmetdewondvaneenvijand,met dekastijdingvaneenwrede,vanwegedegrootheidvanuw ongerechtigheid,omdatuwzondenvermenigvuldigdwaren 15Waaromschreeuwjeomjeellende?Jeverdrietis ongeneeslijk,vanwegedegrootheidvanjeongerechtigheid Omdatjezondentalrijkwaren,hebIkjedezedingen aangedaan.
16Daaromzullenallendieuverslinden,zelfverslonden wordenAluwtegenstanderszullen,elkafzonderlijk,in
Jeremia gevangenschapgaanWieuberooft,zaltotbuitworden,en allendieuuitbuiten,zalIkalsbuituitgeven.
17WantIkzaluweergenezen,enuvanuwwonden genezen,spreektdeHEERE.OmdatmenueenVerstotene noemde,zeggende:DitisSion,hetwelkniemandzoekt.
18ZozegtdeHEERE:Zie,Ikzaleenwendingmakenin degevangenschapvanJakobstentenenMijontfermen overzijnwoningen;danzaldestadherbouwdwordenop haarpuinhoop,enhetpaleiszalblijvenstaanopzijnwijze
19Enuithenzaldankzeggingvoortkomenenhetgeroep vanhendievrolijkzijnIkzalhenvermenigvuldigen,en zijzullennietweinigzijn;ookzalIkhenverheerlijken,en zijzullennietkleinzijn.
20Ookhunkinderenzullenzijnalsvroeger,enhun vergaderingzalvoorMijnaangezichtbevestigdworden,en Ikzalalhunonderdrukkersbezoeken.
21Hunedelenzullenuitzichzelfvoortkomen,enhun stadhouderzaluithetmiddenvanhenvoortkomen;enIk zalhemdoennaderen,enhijzaltotMijnaderen.Wantwie isdeze,diezijnhartertoebewogenheefttotMijtenaderen? spreektdeHEERE
22JulliezullenMijtoteenvolkzijn,enIkzaljullieGod zijn
23Ziet,destormwinddesHEERENgaatuitin grimmigheid,eenvoortdurendestormwind;metsmartvalt hijophethoofddergoddelozen
24DebrandendetoornvandeHEEREzalzichnietkeren, totdatHijhetgedaanheeft,totdatHijdegedachtenvan ZijnhartuitgevoerdheeftInlatertijdzultudaaropletten
HOOFDSTUK31
1Tegelijkertijd,spreektdeHEERE,zalIkdeGodzijnvan allegeslachtenvanIsraël,enzijzullenMijtoteenvolkzijn.
2ZozegtdeHEERE:Hetvolkdatvanhetzwaard overgeblevenis,heeftgenadegevondenindewoestijn, namelijkIsraël,toenIkheengingomhetrusttegeven.
3DeHEEREisaanmijverschenenvanoudsher,enzegt: Ja,Ikhebuliefgehadmeteeuwigeliefde,daaromhebIku getrokkenmetgoedertierenheid.
4OpnieuwzalIkubouwen,enuzultgebouwdworden, jonkvrouwvanIsraël;uzultopnieuwversierdwordenmet uwtronen,enuzultuitgaanindereidansenvande vrolijken
5Gijzultopnieuwwijnstokkenplantenopdebergenvan Samaria;deplanterszullenzeplantenenzeetenals gewonedingen
6Wanterzaleendagkomen,datdewachtersophet gebergtevanEfraïmzullenroepen:Staop,enlatenwij opgaannaarSion,naardeHEERE,onzeGod
7WantzozegtdeHEERE:JubelmetvreugdeoverJakob, juichonderdevoornaamstendervolken;verkondig,loof enzeg:HEERE,verlosUwvolk,hetoverblijfselvanIsraël 8Zie,Ikbrenghenuithetlandvanhetnoordenen verzamelhenvandeeindenderaarde,enmethende blindenendekreupelen,dezwangerevrouwenende barendetezamen;eengrotemenigtezaldaarheen terugkeren
9Ondergeweenzullenzijkomen,enondersmeekbeden zalIkhenleiden;Ikzalhendoengaanaanwaterbeken,op eenrechteweg,waaropzijnietzullenstruikelenWantIk beneenvadervoorIsraëlenEfraïmismijneerstgeborene
10HoorthetwoordvandeHEERE,oheidenvolken, verkondigthetindeverrekustlandenenzegt:HijDie Israëlverstrooide,zalhetbijeenbrengenenhethoeden, zoalseenherderzijnkuddehoedt.
11WantdeHEEREheeftJakobverlostenhembevrijduit dehandvanhemdiesterkerwasdanhij
12Daaromzullenzijkomenenjuichenopdehoogtevan Sion,enzijzullensamenvloeientothetgoedevande HEERE,tottarwe,totwijn,totolie,totdejongenvan kleinveeenvanrundveeHunzielzalzijnalseen besproeidetuin,enzijzullennooitmeertreuren
13Danzaldemaagdzichverheugenindereidans,zowel dejongelingenalsdeouderentezamen,wantIkzalhun rouwinvreugdeveranderenenIkzalhentroostenenhen verheugenoverhunverdriet
14Ikzaldezielvandepriestersmetvetverzadigen,en mijnvolkzaldoormijngoedheidverzadigdworden, spreektdeHEERE
15ZozegtdeHEERE:ErwerdeenstemgehoordinRama, geweeklaagenbittergeween;Rachelweendeomhaar kinderenenweigerdezichtelatentroostenoverhaar kinderen,omdatzijernietmeerwaren.
16ZozegtdeHEERE:Laatuwstemnietwenenenuw ogenniettranen,wantuwwerkzalbeloondworden, spreektdeHEERE,enzijzullenterugkomenuithetland vandevijand
17Enerishoopinuweinde,spreektdeHEERE,datuw kinderennaarhungebiedterugkeren.
18IkhebzekerEfraïmzohorenklagen:Gijhebtmij getuchtigd,enikwerdgetuchtigdalseenstierdiehetjuk nietgewendis;bekeermij,danzalikmijbekeren,want GijzijtdeHEERE,mijnGod
19Maartoenikbekeerdwas,kwamiktotinkeer;entoen ikonderrichtwerd,sloegikopmijnheup.Ikwerd beschaamdenzelfsbeschaamd,omdatikdesmaadvan mijnjeugdhadgedragen
20IsEfraïmmijngeliefdezoon?Ishijzo’nlievejongen? WantterwijlIktegenhemhebgesproken,denkIknog steedsaanhemDaaromisMijnbinnensteontroerdom hem.IkzalMijzekeroverhemontfermen,spreektde HEERE
21Richtvooruzelfbakensop,maakuzelfpilaren,richtuw hartopdegebaandeweg,opdewegdieugegaanbent. Keerterug,jonkvrouwvanIsraël,keerterugnaardezeuw steden
22Hoelangzuljenogronddwalen,afvalligedochter? WantdeHEEREheeftietsnieuwsopaardegeschapen:een vrouwzaldemanomvatten.
23ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël:Zijzullendezewoordennoggebruikeninhetland vanJudaeninhaarsteden,wanneerIkeenomkeerbreng inhungevangenschap.DeHEEREzegeneu,woonplaats vanhetrechtenbergvanheiligheid
24InJudazelfeninalhaarstedenzullenlandbouwers wonen,enookzijdiemetdeschapeneropuittrekken 25WantIkverzadigdevermoeideziel,enelkebedroefde zielverkwikIk.
26Toenwerdikwakkerenzag,enmijnslaapwaszoet 27Zie,dedagenkomen,spreektdeHEERE,datIkhethuis vanIsraëlenhethuisvanJudabezaaienzalmetzaadvan mensenenmetzaadvandieren
28Enhetzalgeschieden,zoalsIkoverhengewaaktheb omuitterukken,aftebreken,teverwoesten,teverderven entekwellen,alzozalIkoverhenwaken,omtebouwen enteplanten,spreektdeHEERE.
29Indiedagenzalmennietmeerzeggen:Devaders hebbeneenonrijpedruifgegetenendetandenvande kinderenzijnstompgeworden
30Maariederzalomzijneigenongerechtigheidsterven; iederdieeenzuredruifeet,dienstandenzullenstomp worden
31Zie,dedagenkomen,spreektdeHEERE,datIkmethet huisvanIsraëlenmethethuisvanJudaeennieuwverbond zalsluiten.
32NietovereenkomstighetverbonddatIkmethun vaderengeslotenheb,tendagedatIkhunhandvastgreep omhenuithetlandEgypteteleiden,welkverbondzij verbrokenhebben,hoewelIkheeroverhenwas,spreektde HEERE
33MaarditzalhetverbondzijndatIkmethethuisvan Israëlsluitenzalnadiedagen,spreektdeHEERE:Ikzal Mijnwetinhunbinnenstegevenenzaldieinhunhart schrijven.IkzalhuntoteenGodzijnenzijzullenMijtot eenvolkzijn
34Danzullenzijnietmeereeniederzijnnaasteeneen iederzijnbroederleren,doortezeggen:KentdeHEERE, wantzijallenzullenMijkennen,vanhunkleinstetothun grootsteonderhen,spreektdeHEEREWantIkzalhun ongerechtigheidvergevenenhunzondenietmeer gedenken
35ZozegtdeHEERE,Diedezontoteenlichtgeeft overdagendestelregelsvanmaanensterrentoteenlichtin denacht,Diedezeesplijt,zodathaargolvenbruisen: HEEREvandelegermachtenisZijnNaam
36Wanneerdezebepalingenvoormijnaangezichtzullen afwijken,spreektdeHEERE,danzalookhetnageslacht vanIsraëlophoudeneenvolktezijnvoormijnaangezicht, vooreeuwig.
37ZozegtdeHEERE:Alsdehemelbovengemetenkan wordenendefundamentenvandeaardebeneden nagespeurdkunnenworden,danzalIkheelhetnageslacht vanIsraëlverwerpenomalhundaden,spreektdeHEERE 38Zie,dedagenkomen,spreektdeHEERE,datdestad voordeHEEREherbouwdzalworden,vandetorenvan Hananeelaftotaandehoekpoort
39Enhetmeetsnoerzalnogeenstegenoverhaaruitgaan, overdebergGareb,enzalrondomGoatgaan.
40Enhetheledalmetdelijkenendeas,enalleakkerstot aandebeekKidron,totaandehoekvandePaardenpoort aandeoostkant,zalheiligzijnvoordeHEERE;hetzalniet meerwordenuitgeruktofafgebroken,ineeuwigheid HOOFDSTUK32
1HetwoorddatvandeHEEREtotJeremiakwaminhet tiendejaarvanZedekia,dekoningvanJuda,datwashet achttiendejaarvanNebukadnezar
2ToenbelegerdehetlegervandekoningvanBabel Jeruzalem,endeprofeetJeremiawerdopgesloteninde voorhofvandegevangenis,diezichinhethuisvande koningvanJudabevond.
3WantZedekia,dekoningvanJuda,hadhemopgesloten, zeggende:Waaromprofeteergij,enzegt:Zozegtde
HEERE:Zie,Ikgeefdezestadindehandvandekoning vanBabel,enhijzalhaarinnemen;
4EnZedekia,dekoningvanJuda,zalnietontkomenaan dehandvandeChaldeeën,maarhijzalzekerovergeleverd wordenindehandvandekoningvanBabel.Vanmondtot mondzalhijmethemspreken,enzijnogenzullenzijn ogenaanschouwen
5HijzalZedekianaarBabelbrengen,endaarzalhij blijventotdatIkhembezoek,spreektdeHEEREAlstrijdt utegendeChaldeeën,uzultnietvoorspoedigzijn
6EnJeremiazei:HetwoordvandeHEEREkwamtotmij, zeggende:
7Zie,Hanameël,dezoonvanSallum,uwoom,zaltotu komenenzeggen:Koopvooruzelfmijnakkerdiein Anathothligt,wantuhebthetrechtvanloskoopomhemte kopen.
8ToenkwamHanameël,dezoonvanmijnoom,naarmij toeindegevangenis,overeenkomstighetwoordvande HEERE,enzeitegenmij:Kooptochmijnakkerdiein Anathothligt,inhetlandvanBenjamin,wantheterfrecht isvanuendelosprijsisvanu;koophemvooruzelfToen wistikdatdithetwoordvandeHEEREwas.
9IkkochthetveldvanHanameël,dezoonvanmijnoom, datinAnathothligt,enikwooghemhetgeld:zeventien sjekelzilver.
10Enikondertekendehetproces-verbaal,verzegeldehet, namgetuigenenwooghemhetgeldopdeweegschaal 11Iknamdushetbewijsvandeaankoopmee,zowelwat volgensdewetendegewoonteverzegeldwasalswatopen was
12ToengafikhetbewijsvandekoopaanBaruch,dezoon vanNeria,dezoonvanMaäseja,inaanwezigheidvan Hanameël,dezoonvanmijnoom,enintegenwoordigheid vandegetuigendiehetboekvandekoophadden ondertekend,eninaanwezigheidvanalleJodendieinde voorhofvandegevangenschapzaten
13EnikgeboodBaruchvoorhunogen,zeggende:
14ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël:Neemdezebewijzen,ditkoopbewijs,zowelhet verzegeldealshetgeopendebewijs,endoezeineen aardenvat,zodatzeveledagenbewaardblijven
15WantzozegtdeHEEREvandelegermachten,deGod vanIsraël:Huizen,akkersenwijngaardenzullenweerin bezitgenomenwordeninditland
16ToenikhetkoopbewijsaanBaruch,dezoonvanNeria, hadoverhandigd,badiktotdeHEEREenzei:
17Ach,HeereHEERE,zie,Gijhebtdehemelendeaarde gemaakt,doorUwgrotekrachtenUwuitgestrektearm,en erisnietstewonderlijkvoorU
18Gijbewijstgoedertierenheidaanduizendenenvergeldt deongerechtigheiddervaderenindeschootvanhun kinderennahen;GrootenSterkGod,HEEREder heerschareniszijnNaam, 19Grootvanraadenmachtigvanwerk,wantUwogen zijnopenoveraldewegendermensenkinderen,omeen iedertevergeldennaarzijnwegenennaardevruchtzijner daden.
20Dietekenenenwonderengesteldhebtinhetlandvan Egypte,totopdezedag,eninIsraëlenonderandere mensen;enUeennaamgemaakthebt,zoalsopdezedag,
21EnGijhebtUwvolkIsraëluithetlandEgyptegeleid, mettekenenenwonderen,metsterkehandenmet uitgestrektearm,enmetgroteverschrikking;
22EnGijhebthunditlandgegeven,datGijhunvaderen gezworenhebthuntegeven,eenlandvloeiendevanmelk enhoning;
23Enzijzijnergekomenenhebbenhetinbezitgenomen, maarzijhebbennietnaarUwstemgeluisterdennietnaar Uwwetgewandeld;zijhebbennietsgedaanvanalwatGij hungebodenhebt;daaromhebtGijalditkwaadoverhen latenkomen
24Ziet,debergenzijnopgetrokkentotdestadomhaarin tenemen,endestadisovergegevenindehandvande Chaldeeën,dieertegenstrijdenvanwegehetzwaard,de hongerendepestEnwatGijgesprokenhebt,isgeschied; enzie,Gijziethet.
25EnGijhebttotmijgezegd:HeereHEERE,koopUhet veldvoorgeldenneemgetuigen,wantdestadisinde handderChaldeeënovergegeven.
26ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotJeremia, zeggende:
27Zie,IkbendeHEERE,deGodvanalwatleeft;zouiets voorMijtewonderbaarzijn?
28Daarom,zozegtdeHEERE:Zie,Ikgeefdezestadinde handvandeChaldeeënenindehandvanNebukadnezar, dekoningvanBabel,enhijzalhaarinnemen
29DanzullendeChaldeeën,dietegendezestadstrijden, komenendezestadinbrandstekenenhaarverbrandenmet dehuizen,opwelkerdakenzijreukoffersaandeBaäl geofferdenplengoffersaananderegodengeofferdhebben, omMijtottoornteverwekken.
30WantdeIsraëlietenendeJudaietenhebbenvanhun jeugdafalleenmaarkwaadgedaanvoorMijnaangezicht; wantdeIsraëlietenhebbenMijalleenmaarvertoorndmet hetwerkvanhunhanden,spreektdeHEERE
31WantdezestadisMijtoteenverleidingvanMijntoorn envanMijngrimmigheidgeweest,vandedagafdatzij gebouwdzijntotopdezedag;datIkhaarvanvoorMijn aangezichtzouwegnemen,
32OmalhetkwaaddatdeIsraëlietenendeJudeeërs hebbengedaan,waarmeezeMijtottoornhebbenverwekt: zij,hunkoningen,hunvorsten,hunpriesters,hunprofeten, demannenvanJudaendeinwonersvanJeruzalem.
33EnzijhebbenzichmetderugnaarMijtoegekeerden nietmethetaangezichtIkhebhenonderwezen,doordatIk vroegopstondenhenleerde,maarzijhebbenniet geluisterdenhebbengeenvermaningaangenomen
34Maarzijplaatstenhungruweleninhethuiswaarover mijnnaamisuitgeroepen,omhetteverontreinigen
35ZijbouwdendeofferhoogtenvandeBaäl,dieinhetdal Ben-Hinnomzijn,omhunzonenendochtersvoorde Molochdoorhetvuurtelatengaan,watIkhunniet gebodenhadenwatinMijngedachtennietwas opgekomen,datzijdezegruweldaadzoudendoenenJuda totzondezoudenbrengen
36Ennu,zozegtdeHEERE,deGodvanIsraël,overdeze stad,waarvanuzegt:Zijzalindehandvandekoningvan Babelwordengegevendoorhetzwaard,doorde hongersnoodendoordepest
37Zie,Ikgahenbijeenbrengenuitaldelandenwaarheen IkhenverdrevenhebinMijntoorn,eninMijn grimmigheid,eningrotegrimmigheid,enIkzalhen
terugbrengennaardezeplaats,enIkzalhenonbezorgd doenwonen.
38ZijzullenMijtoteenvolkzijn,enIkzalhunGodzijn 39EnIkzalhunéénhartenéénweggeven,zodatzijMij eeuwigvrezen,tengoedevoorhenenvoorhunkinderen nahen
40EnIkzaleeneeuwigverbondmethensluiten,datIk Mijnietvanhenzalafwendenomhungoedtedoen,maar IkzalMijnvreesinhunhartgeven,zodatzijnietvanMij afwijken
41Ja,IkzalMijoverhenverblijdenenhunweldoen,enIk zalhenvoorzekerinditlandplanten,metMijngehelehart enmetMijngeheleziel.
42WantzozegtdeHEERE:ZoalsIkalditgrotekwaad overditvolkgebrachtheb,zozalIkoverhenalhetgoede brengendatIkhunbeloofdheb.
43Enerzullenakkersgekochtwordeninditland,waarvan uzegt:Hetiseenwoestenij,zondermensofdier;hetisin dehandvandeChaldeeëngegeven.
44Menzalakkersvoorgeldkopenengetuigenissen ondertekenenendieverzegelen,engetuigennemeninhet landvanBenjaminenindeomgevingvanJeruzalem,inde stedenvanJuda,indestedeninhetbergland,indesteden indedalenenindestedeninhetZuiden,wantIkzaleen keerbrengeninhungevangenschap,spreektdeHEERE.
HOOFDSTUK33
1HetwoordvandeHEEREkwamvoordetweedekeertot Jeremia,terwijlhijnogopgeslotenzatindegevangenishof: 2ZozegtdeHEERE,deMakerervan,deHEERE,diehet geformeerdheeft,omhettegrondvesten;HEEREisZijn Naam;
3RoepMijaan,enIkzaluantwoordenenugroteen onvoorstelbaredingenbekendmaken,dieunietweet 4WantzozegtdeHEERE,deGodvanIsraël,overde huizenvandezestadenoverdehuizenvandekoningen vanJuda,diedoordebergenendoorhetzwaard afgebrokenzijn:
5ZijkomenomtegendeChaldeeëntestrijden,maardat doenzijomhentevullenmetdelijkenvanmannendieIk inMijntoorneninMijngrimmigheidhebgedood,enom alhunslechtheidhebIkMijngelaatvoordezestad verborgen
6Zie,Ikzalhungezondheidengenezingbrengen,enIk zalhengenezen,enIkzalhunovervloedvanvredeen waarheidopenbaren
7IkzaleenomkeerbrengenindegevangenschapvanJuda enindegevangenschapvanIsraël,enIkzalhen herbouwenzoalsvoorheen
8Ikzalhenreinigenvanalhunongerechtigheid,waarmee zijtegenMijgezondigdhebben;enIkzalalhun ongerechtighedenvergeven,waarmeezijgezondigd hebben,enwaarmeezijtegenMijovertredenhebben
9EnhetzalMijzijntoteennaamvolvreugde,totlofen toteervoorallevolkenderaarde,diealhetgoedezullen horendatIkhundoe,enzijzullenvrezenenbeven vanwegealhetgoedenvooralhetheildatIkhunschenk 10ZozegtdeHEERE:Opnieuwzaleropdezeplaats gehoordworden,waarvanuzegtdatheteenwoestenijzal zijn,zondermensenzonderdier,indestedenvanJudaen
Jeremia
opdestratenvanJeruzalem,diewoestzijn,zondermens, zonderinwonerenzonderdier, 11Eenstemvanvreugdeeneenstemvanblijdschap,de stemvandebruidegomendestemvandebruid,destem vanhendiezullenzeggen:LooftdeHEEREvande legermachten,wantdeHEEREisgoed,wantZijn goedertierenheidisvooreeuwig;envanhendieeen lofofferbrengeninhethuisvandeHEERE.WantIkzalde gevangenschapvanhetlandomkeren,zoalsvoorheen, spreektdeHEERE
12ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Opdezeplaats, diewoestisgewordendoordemensenhetvee,eninal haarsteden,zalweereenwoonplaatszijnvoorherdersdie hunkuddenlatenrusten
13IndestedenvanhetBergland,indestedenvanhetDal, indestedenvanhetZuiderland,inhetlandvanBenjamin, indeomgevingvanJeruzalemenindestedenvanJuda, zullendeschapenweervoorbijgaanonderdehandenvan HemDiezetelt,spreektdeHEERE.
14Zie,dedagenkomen,spreektdeHEERE,datIkhet goedewoordgestandzaldoendatIkaanhethuisvanIsraël enaanhethuisvanJudabeloofdheb.
15IndiedagenenindietijdzalIkaanDavideenSPRUIT vangerechtigheiddoenopgroeien,dierechten gerechtigheidzaldoeninhetland.
16IndiedagenzalJudaverlostwordenenJeruzalemzal veiligwonenEnditzaldenaamzijnwaarmeemendestad zalnoemen:DeHEERE,onzegerechtigheid.
17WantzozegtdeHEERE:HetzalDavidnooitaaneen manontbrekendieopdetroonvanhethuisvanIsraëlzit
18OokzalhetdeLevitischepriestersnietontbrekenaan eenmandievoormijnaangezichtbrandofferskan opdragen,graanofferskanaanstekenenvoortdurend slachtofferskanbrengen.
19ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotJeremia, zeggende:
20ZozegtdeHEERE:IndiengijMijnverbondaangaande dedagendenachtkuntverbreken,zodatergeendagen nachtmeerzijnophuntijd,
21DanzalookmijnverbondmetmijndienaarDavid verbrokenworden,zodathijgeenzoonmeerzalhebbendie opzijntroonzalregerenEnooknietmetdeLevieten,de priesters,diemijndienarenzijn.
22Zoalshetlegeraandehemelnietgeteldkanworden,en hetzandaandezeenietgemetenkanworden,zozalIkhet nageslachtvanMijndienaarDavidendeLevietendieMij dienen,talrijkmaken
23HetwoordvandeHEEREkwamtotJeremiaenluidde:
24Letunietopwatditvolkzegt:Detweegeslachtendie deHEEREheeftuitgekozen,heeftHijverstoten?Zo hebbenzijMijnvolkveracht,zodatzijvoorhunaangezicht geenvolkmeerzoudenzijn.
25ZozegtdeHEERE:IndienMijnverbondnietgeldtvoor dagennacht,enindienIkdebepalingenvanhemelen aardenietgesteldheb,
26DanzalIkhetnageslachtvanJakobenvanDavid,mijn dienaar,verstoten,zodatIkuitzijnnageslachtgeen heerserszalnemenoverhetnageslachtvanAbraham,Izak enJakobWantIkzaleenomkeerinhungevangenschap brengenenMijoverhenontfermen.
HOOFDSTUK34
1HetwoorddatvandeHEEREtotJeremiakwam,toen Nebukadnezar,dekoningvanBabel,enzijnheleleger,alle koninkrijkenvandeaardedieonderzijnheerschappij vielen,enalhetvolk,tegenJeruzalemenalhaarsteden streden,zeggende:
2ZozegtdeHEERE,deGodvanIsraël:Gaheen,spreek totZedekia,dekoningvanJuda,enzegtothem:Zozegtde HEERE:Zie,Ikgeefdezestadindehandvandekoning vanBabel,enhijzalhaarmetvuurverbranden
3Engijzultnietaanzijnhandontkomen,maargijzult zekergegrepeneninzijnhandovergeleverdworden;en uwogenzullendeogenvandekoningvanBabelzien,en hijzalvanmondtotmondmetuspreken,engijzultnaar Babelgaan.
4MaarhoorhetwoordvandeHEERE,koningZedekia vanJuda!ZozegtdeHEEREoveru:Uzultnietdoorhet zwaardsterven.
5MaarjijzultinvredestervenZoalsjevoorouders verbrandzijn,zoalsdekoningenvóórjou,zozullenzeook voorjoueenbrandendegeurverbranden.Zezullenje weeklagenenzeggen:AchHeer,wantIkhebhetwoord gesproken,spreektdeHEERE
6ToensprakdeprofeetJeremiaaldezewoordentot Zedekia,dekoningvanJuda,inJeruzalem,
7ToenstreedhetlegervandekoningvanBabeltegen JeruzalementegenalleovergeblevenstedenvanJuda, tegenLachisentegenAzekaDezeversterktestedenwaren overgeblevenvandestedenvanJuda
8DitishetwoorddatvandeHEEREtotJeremiakwam, nadatkoningZedekiametheelhetvolkdatinJeruzalem waseenverbondhadgeslotenomhunvrijheiduitteroepen 9Dateeniederzijndienstknechtendienstmaagd,hetzij eenHebreeërofeenHebreeëres,vrijzoulatengaan;endat niemandvanhenzichzelfzoudienen,zelfsnietdooreen Jood,zijnbroeder.
10Toenallevorstenenhethelevolk,diehetverbond geslotenhadden,hoordendatiederzijndienstknechten iederzijndienstmaagdvrijmoestlaten,zodatniemandvan henzichzelfmeermochtbedienen,gehoorzaamdenzijen lietenhengaan
11Maardaarnakeerdenzijzichomenlietendeslavenen dienstmaagdendiezijvrijgelatenhadden,terugkerenen onderwierpenhenaandeslavernijvanslavenen dienstmaagden.
12DaaromkwamhetwoordvandeHEEREtotJeremia, vandeHEERE,enluidde:
13ZozegtdeHEERE,deGodvanIsraël:Ikhebeen verbondgeslotenmetuwvaderen,tendagedatIkhenuit hetlandEgypte,uithetslavenhuis,leidde,zeggende:
14Naverloopvanzevenjaarmoetiedervanuzijnbroeder, eenHebreeër,dieaanuverkochtis,latengaanWanneer hijzesjaarbijugediendheeft,moetuhemvrijlatenMaar uwvaderenhebbennaarmijnietgeluisterdenhunoorniet geneigd
15Engijzijtnubekeerd,enhebtgedaanwatrechtisin mijnogen,doorvrijheiduitteroepen,iedervoorzijn naaste,engijhebteenverbondgeslotenvoormijn aangezicht,inhethuis,datnaarmijnnaamgenoemdis.
16MaaruhebtuomgekeerdenmijnnaamontheiligdU hebtiederzijnslaafeniederzijndienstmaagd,dieunaar
eigengoeddunkeninvrijheidhadgesteld,latenterugkeren enhenonderworpen,zodatzijvoorualsslavenen dienstmaagdenzoudendienen
17Daarom,zozegtdeHEERE:JulliehebbennietnaarMij geluisterd,doorvrijheiduitteroepen,iedervoorzijn broedereniedervoorzijnnaasteZie,Ikroepvrijheidvoor jullieuit,spreektdeHEERE,voorhetzwaard,voordepest envoordehongersnood;enIkzaljulliedoenwegvoeren naarallekoninkrijkenvandeaarde
18EnIkzaldemannendiemijnverbondhebben overtreden,diedewoordenvanhetverbonddatzijvoor mijnaangezichtgeslotenhadden,niethebbennageleefd, toenzijhetkalfintweeënsnedenentussendetweedelen doorgingen,
19DevorstenvanJuda,devorstenvanJeruzalem,de hovelingen,depriestersenhethelevolkvanhetland,die tussendedelenvanhetkalfdoorgingen, 20Ikzalhenovergevenindehandvanhunvijandenenin dehandvanhendiehennaarhetlevenstaan;enhunlijken zullentotvoedseldienenvoordevogelsindeluchtenvoor dewildedierenopdeaarde
21EnZedekia,dekoningvanJuda,enzijnvorstenzalIk overgevenindehandvanhunvijanden,enindehandvan hendiehennaarhetlevenstaan,enindehandvanhet legervandekoningvanBabel,datvooruisopgetrokken.
22Zie,Ikgabevelen,spreektdeHEERE,datIkhennaar dezestadzaldoenterugkeren,datzijerstrijdtegenvoeren, datzijhaarinnemenenmetvuurverbranden.OokzalIkde stedenvanJudamakentoteenwoestenij,diegeeninwoner meerheeft
HOOFDSTUK35
1HetwoorddattotJeremiakwamvandeHEEREinde dagenvanJojakim,dezoonvanJosia,dekoningvanJuda, zeggende:
2GanaarhethuisvandeRechabieten,spreekmethenen brenghennaarhethuisvandeHEERE,naareenvande vertrekken,engeefhunwijntedrinken
3ToennamikJaäzanja,dezoonvanJeremia,dezoonvan Habazzinja,enzijnbroers,enalzijnzonen,enhethele huisvandeRechabieten;
4ToenbrachtikheninhethuisvandeHEERE,inde kamervandezonenvanHanan,dezoonvanJigdalia,de manGods,dienaastdekamervandevorstenlag,die bovendekamervanMaäseja,dezoonvanSallum,de deurbewaker,was
5Toenzetteikvoordezonenvanhethuisvande Rechabietenvollepottenwijnenbekersneer,enikzei tegenhen:Drinkwijn
6Maarzijzeiden:Wijzullengeenwijndrinken,want Jonadab,dezoonvanRechab,onzevader,heeftons geboden:Julliemogengeenwijndrinken,jullienochje zonen,vooreeuwig
7Umaggeenhuisbouwen,nochzaadzaaien,noch wijngaardenplanten,nochietsbezittenMaarumoet zolanguleeftintentenwonen,zodatulangkuntwonenin hetlandwaaruvreemdelingbent
8DaaromhebbenwijnaardestemvanJonadab,dezoon vanRechab,onzevader,geluisterdinalleswathijons gebodenhad:datwijalonzedagengeenwijnmogen drinken,wij,onzevrouwen,onzezonenenonzedochters
9Enooknietomhuizentebouwenomintewonen;wij hebbengeenwijngaard,geenakker,geenzaaigoed.
10Maarwijhebbenintentengewoondenzijngehoorzaam geweestenhebbengedaanovereenkomstigalleswatonze vaderJonadabonsgebodenheeft.
11Maarhetgebeurde,toenNebukadrezar,dekoningvan Babel,inhetlandoptrok,datwijzeiden:Kom,latenwij naarJeruzalemgaan,vanwegehetlegervandeChaldeeën envanwegehetlegervandeSyriërsDaaromblijvenwijin Jeruzalemwonen
12ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotJeremia, zeggende:
13ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël:GaheenenzegtegendemannenvanJudaende inwonersvanJeruzalem:Zullenjulliejenietlaten vermanenomnaarmijnwoordenteluisteren?spreektde HEERE
14DewoordenvanJonadab,dezoonvanRechab,diehij zijnzonengebodenhadgeenwijntedrinken,zijngestand gedaanTotopdedagvanvandaaghebbenzijgeenwijn gedronken,maargehoorzaamdaanhetgebodvanhun vader.TochhebIkvroegenlaattotugesproken,maaru hebtnietnaarMijgeluisterd
15OokhebIkalMijndienaren,deprofeten,totu gezonden,vroegenlaat,omtezeggen:Bekeertutoch, iedervanzijnslechteweg,enbetertuwdaden,engaat geenanderegodenachternaomdietedienen,danzultu blijveninhetlanddatIkuenuwvaderengegevenheb, maaruhebtuwoornietgeneigdennietnaarMijgeluisterd 16OmdatdezonenvanJonadab,dezoonvanRechab,het gebodvanhunvader,dathijhungebodenhad,welgedaan hebben,maarditvolknaarMijnietgeluisterdheeft, 17Daarom,zozegtdeHEERE,deGodvande legermachten,deGodvanIsraël:Zie,IkbrengoverJuda enoveralleinwonersvanJeruzalemalhetonheildatIk overhenhebuitgesproken,omdatIktothenhebgesproken, maarzijniethebbengehoord,enIkhebtothengeroepen, maarzijniethebbengeantwoord
18EnJeremiazeidetothethuisderRechabieten:Zozegt deHEEREderheerscharen,deGodvanIsraël:Omdatgij naarhetgebodvanuwvaderJonadabgeluisterdhebt,enal zijngebodeninachtgenomenhebt,engedaanhebt overeenkomstigalleswathijugebodenheeft, 19Daarom,zozegtdeHEEREvandelegermachten,de GodvanIsraël:HetzalJonadab,dezoonvanRechab,niet aaneenmanontbrekendievoorMijnaangezichtstaat, vooreeuwig
HOOFDSTUK36
1EnhetgeschieddeinhetvierdejaarvanJojakim,dezoon vanJosia,dekoningvanJuda,datditwoordvande HEEREtotJeremiakwam,zeggende:
2NeemeenboekrolenschrijfdaarinaldewoordendieIk totugesprokenheboverIsraël,overJudaenoveralle volken,vanafdedagdatIktotugesprokenheb,vanafde dagenvanJosiatotopdezedag.
3HetkanzijndathethuisvanJudaalhetkwaadhoortdat Ikhunzalaandoen,zodatzijzichbekeren,eeniedervan zijnslechteweg,zodatIkhunongerechtigheidenhun zondevergeef
4ToenriepJeremiaBaruch,dezoonvanNeria,enBaruch schreefuitdemondvanJeremiaaldewoordenvande HEERE,dieHijtothemgesprokenhad,opeenboekrol
5EnJeremiagafBaruchbevel:Ikbenopgesloten,ikkan hethuisvandeHEEREnietbinnengaan.
6Gadaaromheenenleesinderoldieuuitmijnmond hebtgeschreven,dewoordenvandeHEEREvooraanhet volkinhethuisvandeHEERE,opdevastendag.Umoet zeookvoorlezenaanheelJuda,datuitzijnstedenkomt
7MisschiensmekenzijdeHEEREomhulpenbekerenzij zich,iedervanzijnslechtewegWantgrootisdetoornen degrimmigheiddiedeHEEREoverditvolkheeft uitgesproken.
8Baruch,dezoonvanNeria,deedalleswatdeprofeet JeremiahemgebodenhadHijlasdewoordenvande HEERvoorinhetboekvandeHEER,inhethuisvande HEER
9InhetvijfdejaarvanJojakim,dezoonvanJosia,de koningvanJuda,indenegendemaand,riepmeneen vastenuitvoorhetaangezichtvandeHEEREvooralhet volkinJeruzalemenvooralhetvolkdatuitdestedenvan JudanaarJeruzalemgekomenwas.
10ToenlasBaruchuithetboekdewoordenvanJeremia voorinhethuisvandeHEERE,indekamervanGemarja, dezoonvandeschrijverSafan,indebovenzaal,bijde ingangvandenieuwepoortvanhethuisvandeHEERE, tenaanhorenvanheelhetvolk
11ToenMichaja,dezoonvanGemarja,dezoonvanSafan, uithetboekallewoordenvandeHEEREhadgehoord, 12Toendaaldehijafnaarhethuisvandekoning,naarde kamervandeschrijver.Enzie,daarzatenallevorsten:de schrijverElisama,Delaja,dezoonvanSemaja,Elnathan, dezoonvanAchbor,Gemarja,dezoonvanSafan,Zedekia, dezoonvanHananja,enallevorsten.
13ToenverteldeMichajahunalleswathijhadgehoord, toenBaruchhetboekvoorlasaanhetvolk 14DaaromstuurdenallevorstenJehudi,dezoonvan Netanja,dezoonvanSelemja,dezoonvanKusi,naar Baruchmetdeopdracht:Neemderolinuwhandwaarinu voorgelezenhebt,enkom.Baruch,dezoonvanNeria,nam derolinzijnhandenkwamnaarhentoe
15Enzijzeidentothem:Ganuzittenenleeshetonsvoor EnBaruchlashethunvoor.
16Toenzijaldezewoordengehoordhadden,werdenzij beidenbevreesdenzeidentegenBaruch:Wijzullenaldeze woordenzekeraandekoningvertellen.
17EnzijvroegenBaruch,zeggende:Vertelonstocheens, hoehebtgijaldezewoordenuitzijnmondgeschreven?
18ToenantwoorddeBaruchhun:Aldezewoordenheeft hijmijmetzijnmondverteld,enikhebzemetinktinhet boekgeschreven
19ToenzeidendevorstentotBaruch:Gaheen,verbergu enJeremia,enlaatniemandwetenwaarubent
20Zijgingennaardekoninginhetvoorhof,legdenderol neerindekamervandeschrijverElisamaenverteldenal dewoordenaandekoning
21DekoningstuurdeJehudieropuitomderoltehalen.Hij haaldehemuitdekamervandeschrijverElisama,en Jehudilashemvooraandekoningenaanallevorstendie aanzijnzijdestonden.
22Dekoningzatindenegendemaandinhetwinterhuis, enerbranddeeenvuuropdehaardvoorzijnogen
23Enhetgebeurde,alsJehudidrieofvierbladenhad gelezen,dathijzemethetmesafsneedenzeinhetvuur wierp,datopdehaardwas,totdatdehelerolverbrandwas inhetvuur,datopdehaardwas.
24Tochwerdenzenietbangenscheurdenhunklerenniet, nochdekoning,nochzijndienarendiealdezewoorden hoorden
25Elnatan,DelajaenGemarjahaddenerechterbijde koningopaangedrongenderolnietteverbranden,maarde koningwildenietnaarhenluisteren
26DekoninggafbevelaanJerahmeël,dezoonvan Hammelech,Seraja,dezoonvanAzriël,enSelemja,de zoonvanAbdeel,omdeschrijverBaruchendeprofeet JeremiatearresterenMaardeHEEREhieldhenverborgen
27ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotJeremia, nadatdekoningderolendewoordendieBaruchuitde mondvanJeremiahadgeschreven,hadverbrand:
28Neemnogeenandererolenschrijfdaaropaldevorige woordendieopdeeersterolstonden,dieJojakim,de koningvanJuda,verbrandheeft
29EngijzulttotJojakim,dekoningvanJuda,zeggen:Zo zegtdeHEERE:Gijhebtdezerolverbrandengezegd: Waaromhebtgijdaaringeschreven:DekoningvanBabel zalstelligkomenenditlandverwoesten,enzalvandaar mensendierdoenverdwijnen?
30Daarom,zozegtdeHEEREoverJojakim,dekoning vanJuda:Hijzalniemandhebbendieopdetroonvan Davidzit;enzijnlijkzaloverdagbuitengeworpenworden indehitteen'snachtsindevorst
31Ikzalhem,zijnnageslachtenzijndienarenoverhun ongerechtigheidbezoeken.Ikzaloverhen,overde inwonersvanJeruzalemenoverdemannenvanJudaalhet onheilbrengendatIkoverhenhebuitgesprokenMaarzij hebbennietgeluisterd.
32ToennamJeremiaeenandererolengafdieaande schrijverBaruch,dezoonvanNeriaDezeschreefdaarin uitdemondvanJeremiaaldewoordenvanhetboekdat Jojakim,dekoningvanJuda,inhetvuurhadverbrand Bovendienwerdenernogveleanderewoordenaan toegevoegd.
HOOFDSTUK37
1KoningZedekia,dezoonvanJosia,regeerdeindeplaats vanKonja,dezoonvanJojakim,dieNebukadrezar,de koningvanBabel,totkoningoverJudahadaangesteld.
2Maarnochhij,nochzijndienaren,nochhetvolkvanhet landluisterdennaardewoordenvandeHEERE,dieHij doordedienstvandeprofeetJeremiagesprokenhad
3ToenzondkoningZedekiaJuchal,dezoonvanSelemja, enZefanja,dezoonvandepriesterMaäseja,naarde profeetJeremiaomtezeggen:Bidtochvooronstotde HEERE,onzeGod
4ToenkwamJeremiainenuithetvolk,omdatzehemniet indegevangenishaddengezet
5ToenhetlegervandefaraouitEgyptewasgetrokken, brakenzijopuitJeruzalem.ToendeChaldeeën,die Jeruzalembelegerden,dithoorden,brakenzijopuit Jeruzalem
6ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotdeprofeet Jeremia,zeggende:
7ZozegtdeHEERE,deGodvanIsraël:Zomoetutegen dekoningvanJuda,dieunaarMijgezondenheeftomMij teraadplegen,zeggen:Zie,hetlegervandefarao,dat uitgetrokkenisomutehelpen,zalterugkerennaarEgypte, naarzijnland.
8DanzullendeChaldeeënopnieuwkomenentegendeze stadstrijden,haarinnemenenhaarmetvuurverbranden
9ZozegtdeHEERE:Bedrieguzelfnietdoortezeggen: DeChaldeeënzullenzekervanonsweggaan,wantzij zullennietweggaan
10AlhaduhethelelegervandeChaldeeën,dattegenu streed,verslagen,enwareneronderhenalleenmaar gewondenovergebleven,danzoudenzijtochopstaan,ieder inzijntent,endezestadmetvuurverbranden
11Enhetgebeurde,toenhetlegervandeChaldeeënuit Jeruzalemuiteengedrevenwerduitvreesvoorhetlegervan defarao,
12ToenvertrokJeremiauitJeruzalemomnaarhetland vanBenjamintegaanenzichvandaaraftezondereninhet middenvanhetvolk
13ToenhijindeBenjaminpoortwas,wasdaareenoverste vandewacht,wiensnaamJiriawas,dezoonvanSelemja, dezoonvanHananjaHijnamdeprofeetJeremiagevangen enzei:UbentovergelopennaardeChaldeeën
14ToenzeiJeremia:Hetiseenleugen,ikkeermijniet naardeChaldeeënMaarhijluisterdenietnaarhem DaaromnamJeremiaJeremiagevangenenbrachthemnaar devorsten.
15DaaromwerdendevorstentoornigopJeremiaZij sloegenhemenzettenhemgevangeninhethuisvan Jonathan,deschrijver,omdatzijdietotgevangenishadden gemaakt
16ToenJeremiaindekerkerenindehuttenwasgekomen, enJeremiadaarveledagenwasgebleven,
17ToenlietkoningZedekiahemhalenDekoningvroeg hetheminhetgeheiminzijnhuisenvroeg:Isereen woordvandeHEERE?Jeremiaantwoordde:Ja,wantu zultindehandvandekoningvanBabelworden overgeleverd,zeihij
18VerderzeiJeremiategenkoningZedekia:Wathebik tegenu,uwdienarenofditvolkmisdaan,datumijinde gevangenishebtgezet?
19Waarzijnnuuwprofeten,dieugeprofeteerdhebbenen gezegdhebben:DekoningvanBabelzalniettegenuen tegenditlandoptrekken?
20Daarom,luistertoch,mijnheerdekoning!Laatmijn smeekbedetochdooruwordenaangenomenenlaatmij nietterugkerennaarhethuisvandeschrijverJonathan, anderszalikdaarsterven
21ToengafkoningZedekiabeveldatzeJeremiaopde binnenplaatsvandegevangenismoestenopsluitenenhem dagelijkseenstukbrooduitdeBakkersstraatmoesten geven,totdatalhetbroodindestadopwasZobleef Jeremiaopdebinnenplaatsvandegevangenis
HOOFDSTUK38
1ToenSefatja,dezoonvanMattan,Gedalja,dezoonvan Pashur,Juchal,dezoonvanSelemja,enPashur,dezoon vanMalkia,dewoordenhoordendieJeremiatothethele volkhadgesproken:
2ZozegtdeHEERE:Wieindezestadblijft,zalsterven doorhetzwaard,doordehongerendoordepest,maarwie naardeChaldeeëngaat,zalinlevenblijven,wanthijzal zijnzielalsbuithebbeneninlevenblijven.
3ZozegtdeHEERE:Dezestadzalzekerindehandvan hetlegervandekoningvanBabelgegevenwordenendat zalhaarinnemen
4Daaromzeidendevorstentotdekoning:Wijsmekenu, laatdezemanterdoodgebrachtwordenWantdoorzulke woordentothentespreken,verzwakthijdehandenvande strijdkrachtendienogindezestadzijn,endehandenvan heelhetvolkWantdezemanzoektniethetwelzijnvandit volk,maarhetkwaad.
5ToenzeikoningZedekia:Zie,hijisinuwhand,wantde koningkannietstegenudoen
6ToennamenzeJeremiaenwierpenhemindekerkervan Malkia,dezoonvanHammelech,dieindegevangenishof was,enzelietenJeremiamettouwennaarbenedenzakken Maarindekerkerwasgeenwater,maarmodder.Zozonk Jeremiaindemodder
7ToenEbed-Melech,deEthiopiër,eenvandehovelingen dieinhetpaleisvandekoningverbleef,hoordedatze Jeremiaindekerkerhaddenopgesloten,zatdekoningtoen indeBenjaminpoort
8Ebed-Melechverliethethuisvandekoningenspraktot dekoning:
9Mijnheerdekoning,dezemannenhebbenkwaadgedaan doorallestedoenwatzijdeprofeetJeremiahebben aangedaan,diezijindekerkerhebbengeworpenHijzal stervenvandehongeropdeplaatswaarhijis,wanteris geenbroodmeerindestad.
10ToengafdekoningbevelaanEbed-Melech,de Ethiopiër,enzei:Neemvanhierdertigmannenmeeen haaldeprofeetJeremiauitdekerker,voordathijsterft.
11ToennamEbed-Melechdemannenmetzichmeeen gingnaarhetpaleisvandekoning,onderdeschatkamer Hijnamvandaaroude,versletendoekenenoude,verrotte lappenmeeenlietzeaantouwennaarJeremiaindekerker zakken
12ToenzeiEbed-Melech,deEthiopiër,tegenJeremia:Leg dezeoude,versletendoekenenverganelappenonderje armsgaten,onderdekoordenEnJeremiadeedhet
13ToentrokkenzeJeremiamettouwenomhoogen haaldenhemuitdekerkerJeremiableefachterinde voorhofvandegevangenis
14ToenstuurdekoningZedekiabodenenlietdeprofeet Jeremiabijzichhalen,bijdederdeingang,dieinhethuis vandeHEEREis.DekoningzeitegenJeremia:Ikwilu ietsvragen;verbergvoormijniets
15ToenzeiJeremiategenZedekia:Alsikhetjevertel,zul jemijdannietzekerterdoodbrengen?Enalsikjeraad geef,zuljedannietnaarmijluisteren?
16ToenzwoerkoningZedekiainhetgeheimaanJeremia: ZowaardeHEEREleeft,Dieonsditlevengegevenheeft, ikzalunietdodenenikzalunietoverleverenindehanden vandezemannendieunaarhetlevenstaan
17ToenzeiJeremiategenZedekia:ZozegtdeHEERE,de Godvandelegermachten,deGodvanIsraël:Alsuzonder enigeaarzelingnaardevorstenvandekoningvanBabel gaat,danzultuinlevenblijvenenzaldezestadnietmet vuurverbrandwordenUenuwhuiszulleninlevenblijven
18MaaralsunietnaardevorstenvandekoningvanBabel gaat,danzaldezestadindehandvandeChaldeeën wordengegeven,enzijzullenhaarmetvuurverbranden, enuzultnietaanhunhandontkomen.
19ToenzeikoningZedekiategenJeremia:Ikbenbangdat deJoden,dienaardeChaldeeënzijnovergelopen,mijin hunhandzullenoverleverenendatzijmijzullenbespotten
20MaarJeremiazei:Zijzullenunietredden.Luistertoch naardestemvandeHEERE,dieiktotuspreek;danzal hetugoedgaanenzultuinlevenblijven
21Maarindiengijweigertuittegaan,ditishetwoord,dat deHEEREmijheeftdoenhoren:
22Enzie,allevrouwendieovergeblevenzijninhethuis vandekoningvanJuda,zullennaardevorstenvande koningvanBabelgebrachtworden,endievrouwenzullen zeggen:Uwvriendinnenhebbenuaangevallenenu overmeesterd;uwvoetenzijnindemoddergezonkenenzij hebbenzichteruggetrokken
23AluwvrouwenenkinderenzullennaardeChaldeeën wordengebracht,enuzultnietaanhunhandontkomenU zultindehandvandekoningvanBabelgevangenworden genomen.Uzultdezestadmetvuurlatenverbranden.
24ToenzeiZedekiategenJeremia:Laatniemandvandeze woordenweten,danzuljenietsterven
25Maaralsdevorstenhorendatikmetugesprokenheb, enzijkomennaarutoeenzeggen:Vertelonstochwatu tegendekoninggezegdhebt,enverberghetnietvoorons, danzullenwijunietterdoodbrengen;enookwatde koningtegenugezegdheeft
26Danmoetutegenhenzeggen:Ikhebdekoning gesmeektdathijmijnietnaarhethuisvanJonathanzou latenterugkeren,zodatikdaarzousterven
27ToenkwamenallevorstennaarJeremiaenvroegenhem ernaar.Hijverteldehethunovereenkomstigaldeze woordendiedekoninggebodenhadZehieldenopmet hemtespreken,wantdezaakwerdnietbegrepen 28Jeremiableefindevoorhofvandegevangenistotopde dagdatJeruzalemwerdingenomen,enhijwasdaartoen Jeruzalemwerdingenomen
HOOFDSTUK39
1InhetnegendejaarvanZedekia,dekoningvanJuda,in detiendemaand,kwamNebukadnezar,dekoningvan Babel,metheelzijnlegertegenJeruzalemopenbelegerde destad.
2InhetelfdejaarvanZedekia,opdenegendedagvande vierdemaand,werddestadopgebroken.
3ToenkwamenallevorstenvandekoningvanBabel binnenengingenindemiddelstepoortzitten: Nergalsarezer,Samgarnebo,Sarsechim,Rabsaris, NergalsarezerenRabmag,metaldeoverigevorstenvande koningvanBabel
4ToenZedekia,dekoningvanJuda,henenalle krijgsliedenzag,namenzijdevluchtZijverlietendestad 'snachts,langsdewegdienaardekoninklijketuinleidde, doordepoorttussendetweemuren.Hijverlietdeweg naardevlakte
5MaarhetlegervandeChaldeeuwenzettede achtervolginginenhaaldeZedekiainindevlaktevan JerichoToenzehemgevangenhaddengenomen,brachten zehemnaarNebukadnezar,dekoningvanBabel,inRibla
inhetlandvanHamath,endezesprakeenvonnistegen hemuit.
6ToendooddedekoningvanBabelvoorzijnogende zonenvanZedekiainRibla.Ookdooddedekoningvan BabelalleedelenvanJuda.
7OokstakhijZedekiadeogenuitenboeidehemmet kettingen,omhemnaarBabeltevoeren
8ToenstakendeChaldeeënhetkoninklijkpaleisende huizenvanhetvolkmetvuurinbrandOokbrakenzijde murenvanJeruzalemaf
9ToenvoerdeNebuzaradan,debevelhebbervande lijfwacht,hetoverblijfselvanhetvolkdatindestadwas overgebleven,endegenendienaarhemwarenovergelopen, samenmetderestvanhetvolkdatovergeblevenwas,in ballingschapwegnaarBabel
10MaarNebuzaradan,debevelhebbervandelijfwacht, lieteendeelvandearmenvanhetvolk,dienietshadden, inhetlandvanJudaachter,engafhuntegelijkwijngaarden enakkers.
11Nebukadrezar,dekoningvanBabel,gafbevel aangaandeJeremiaaanNebuzaradan,debevelhebbervan delijfwacht,enzei:
12Neemhemmee,enletgoedophem,endoehemgeen kwaad;maardoehemzoalshijtotuzalzeggen
13ToenstuurdeNebuzaradan,debevelhebbervande lijfwacht,bodenuit,samenmetNebushasban,Rabsaris, Nergalsarezer,Rabmagenallevorstenvandekoningvan Babel.
14ZijstuurdenbodenenhaaldenJeremiauithet gevangenhofenvertrouwdenhemtoeaanGedalja,dezoon vanAhikam,dezoonvanSafan,omhemnaarhuiste brengenZowoondehijtemiddenvanhetvolk
15HetwoordvandeHEEREkwamtotJeremia,terwijlhij opgeslotenzatindegevangeniszaal:
16GaenspreektotEbed-Melech,deEthiopiër,enzeg:Zo zegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvanIsraël: Zie,IkbrengMijnwoordenoverdezestadtenkwadeen niettengoede,enzezullenopdiedagvooruwogen vervuldworden
17MaarIkzalutediendageredden,spreektdeHEERE, engijzultnietovergegevenwordenindehanddermannen, voorwiegijbevreesdzijt
18WantIkzaluzekerredden,enuzultdoorhetzwaard nietvallen,maaruwlevenzalutenprooizijn,omdatuop Mijvertrouwdhebt,spreektdeHEERE
HOOFDSTUK40
1HetwoorddatvandeHEEREtotJeremiakwam,nadat Nebuzaradan,debevelhebbervandelijfwacht,hemuit Ramahadlatengaan,nadathijhemgeboeidhad meegenomentemiddenvanalleballingenvanJeruzalem enJuda,dienaarBabelwarenweggevoerd
2ToennamdebevelhebbervandelijfwachtJeremia gevangenenzeitegenhem:DeHEERE,uwGod,heeftdit onheiloverdezeplaatsuitgesproken
3DeHEEREheefthetgebrachtengedaanzoalsHij gesprokenhadOmdatutegendeHEEREgezondigdhebt ennietnaarHemgeluisterdhebt,daaromisdezezaakover ugekomen.
4Ennu,zie,ikmaakuvandaaglosvandeketenendieaan uwhandwarenAlshetugoeddunktmetmijmeetegaan
naarBabel,komdan;danzalikgoedvooruzorgen;maar alshetuslechtdunktmetmijmeetegaannaarBabel,houd udanopZie,hethelelandligtvooruopen;waarhetu goedengeschiktlijktomtegaan,gadaarheen.
5Toenhijnognietterugwas,zeihij:Gaookterugnaar Gedalja,dezoonvanAhikam,dezoonvanSafan,diede koningvanBabeltotlandvoogdoverdestedenvanJuda heeftaangesteld,enwoonbijhemtemiddenvanhetvolk; ofgawaarheenhetugoeddunktDebevelhebbervande lijfwachtgafhemproviandeneenbeloning,enliethem gaan
6ToengingJeremianaarGedalja,dezoonvanAhikam,in Mizpa,enhijwoondebijhemtemiddenvanhetvolkdat inhetlandwasovergebleven
7Toennuallebevelhebbersvandelegersdieinhetveld waren,zijenhunmannen,hoordendatdekoningvan BabelGedalja,dezoonvanAhikam,overhetlandhad aangesteldenhemhadtoevertrouwd,mannen,vrouwen, kinderenendearmenvanhetland,dienietalsgevangenen naarBabelwarenweggevoerd,
8ToenkwamenzijbijGedaljainMizpa,namelijkIsmaël, dezoonvanNetanja,JohananenJonathan,dezonenvan Kareah,Seraja,dezoonvanTanhumeth,dezonenvanEfai, deNetofathiet,enJezanja,dezoonvaneenMaächathiet, zijenhunmannen.
9EnGedalja,dezoonvanAhikam,dezoonvanSafan, zwoerhunenhunmannen:Weesnietbevreesdomde Chaldeeëntedienen;blijfinhetlandendiendekoningvan Babel,danzalhetugoedgaan
10Watmijbetreft,zie,ikzalinMizpawonenomde Chaldeeëntedienendienaaronstoekomen.Maarjullie, verzameldewijn,dezomervruchtenendeolie,doediein julliekruikenenblijfindestedendiejullieingenomen hebben.
11ToenookalleJodeninMoab,Ammon,Edomenalle anderelandenhoordendatdekoningvanBabeleenrestant vanJudahadovergelatenendathijGedalja,dezoonvan Achikam,dezoonvanSafan,overhenhadaangesteld, 12OokkeerdenalleJodenteruguitalleplaatsenwaarheen zijverdrevenwaren,enkwameninhetlandJuda,bij Gedalja,teMizpa,enzijverzameldenovervloedigwijnen zomerfruit
13OokkwamenJohanan,dezoonvanKareah,enalle overstenvandelegersdieinhetveldwaren,naarGedalja inMizpa, 14Enhijzeitegenhem:WeetuzekerdatBaälis,de koningvandeAmmonieten,Ismaël,dezoonvanNetanja, gestuurdheeftomutedoden?MaarGedalja,dezoonvan Ahikam,geloofdehenniet
15ToensprakJohanan,dezoonvanKareah,inhetgeheim totGedaljainMizpaenzei:Laatmijtochgaan,danzalik Ismaël,dezoonvanNetanja,doden,enniemandzalhette wetenkomenWaaromzouhijjoudoden,zodatalleJoden diezichbijjouverzameldhebben,verstrooidwordenen hetoverblijfselinJudaomkomt?
16MaarGedalja,dezoonvanAhikam,zeitegenJohanan, dezoonvanKareah:Doeditniet,wantuspreektvalsover Ismaël
HOOFDSTUK41
1IndezevendemaandkwamenIsmaël,dezoonvan Netanja,dezoonvanElisama,uithetkoninklijkgeslacht, endevorstenvandekoning,tienmannenmethem,naar Gedalja,dezoonvanAhikam,teMispaZijatendaar samenbroodinMispa
2ToenstondenIsmaël,dezoonvanNetanja,endetien mannendiebijhemwarenopendooddenGedalja,dezoon vanAhikam,dezoonvanSafan,methetzwaardOok dooddenzijhemdiedekoningvanBabeltotlandvoogd overhetlandhadaangesteld
3OokdooddeIsmaëlalleJodendiebijhemwaren,enook Gedalja,inMispa,enookdeChaldeeëndiezichdaar bevonden,endekrijgslieden
4Enhetgebeurdeopdetweededag,nadathijGedaljahad gedood,enniemandwisthet,
5ErkwamentachtigmannenuitSichem,SiloenSamaria, metgeschorenbaarden,gescheurdeklereneninsnijdingen inhunhanden,enzijmoestenoffersenreukwerkinhun handenbrengen
6ToengingIsmaël,dezoonvanNetanja,vanMizpahun tegemoetenhijweendedeheletijdToenhijhen tegenkwam,zeihijtegenhen:KomnaarGedalja,dezoon vanAhikam.
7Toenzijinhetmiddenvandestadkwamen,doodde Ismaël,dezoonvanNetanja,henenwierphenmiddenin deput,hijendemannendiebijhemwaren.
8Maarerwerdentienmannenonderhengevondendie tegenIsmaëlzeiden:Doodonsniet,wantwijhebben schattenophetveld,vantarwe,gerst,olieenhoning. Daaromhieldhijzichinendooddehennietonderhun broeders
9DekuilwaarinIsmaëlallelijkenhadgeworpenvande mannendiehijvanwegeGedaljahadgedood,wasdekuil diekoningAsahadgemaaktuitangstvoorBaësa,de koningvanIsraël.Ismaël,dezoonvanNetanja,vuldehem metdegesneuvelden
10ToenvoerdeIsmaëlalhetovergeblevenvolkinMispa inballingschapweg:dedochtersvandekoningenalhet volkdatinMispaovergeblevenwas,datNebuzaradan,de bevelhebbervandelijfwacht,aanGedalja,dezoonvan Achikam,hadtoevertrouwd.Ismaël,dezoonvanNetanja, voerdeheninballingschapwegentrokopomoverte stekennaardeAmmonieten
11ToenJohanan,dezoonvanKareah,enalle legeroverstendiebijhemwaren,hoordenvanalhetkwaad datIsmaël,dezoonvanNetanja,hadgedaan,
12Toennamenzijallemannenentrokkenopomtegen Ismaël,dezoonvanNetanja,testrijdenEnzijvondenhem bijdegrotewaterenbijGibeon
13ToenalhetvolkdatbijIsmaëlwas,Johanan,dezoon vanKareah,enaldebevelhebbersvandelegersdiebij hemwaren,zagen,werdenzijblij
14ToenkeerdehethelevolkdatIsmaëluitMispaals gevangenehadweggevoerd,terugengingnaarJohanan,de zoonvanKareah.
15MaarIsmaël,dezoonvanNetanja,ontkwammetacht manaanJohananengingnaardeAmmonieten
16ToennamJohanan,dezoonvanKareah,enalle bevelhebbersvandelegersdiebijhemwaren,alhet overblijfselvanhetvolkdathijuitMispahadteruggehaald
vanIsmaël,dezoonvanNetanja,nadathijGedalja,de zoonvanAhikam,hadgedood,deheldenvandestrijd,de vrouwen,dekinderenendehovelingendiehijuitGibeon hadteruggebracht.
17Enzijvertrokkenenwoondenindewoonplaatsvan Kimham,diebijBethlehemligt,omnaarEgyptetegaan, 18VanwegedeChaldeeën,diebangvoorhenwaren, omdatIsmaël,dezoonvanNetanja,Gedalja,dezoonvan Ahikam,diedekoningvanBabeltotlandvoogdoverhet landhadaangesteld,hadgedood
HOOFDSTUK42
1Toenkwamenallebevelhebbersvandelegers,Johanan, dezoonvanKareah,Jezanja,dezoonvanHosaja,enhet helevolk,vankleintotgroot,naarvoren.
2EnhijzeidetotdeprofeetJeremia:Laattochonze smeekbedevooruwaangezichtaangenomenworden,en bidvooronstotdeHEERE,uwGod,voorditgehele overblijfsel;wantwijzijnslechtsweinigenvanvelen overgebleven,zoalsuwogenonsaanschouwen 3opdatdeHEERE,uwGod,onsdewegopenbaart,diewij moetengaan,endezaak,diewijmoetendoen
4ToenzeideprofeetJeremiategenhen:Ikhebnaaru geluisterd.IkzaltotdeHEERE,uwGod,bidden overeenkomstiguwwoordenAlleswatdeHEEREuzal antwoorden,zalikuverkondigenIkzalnietsvooru achterhouden.
5ToenzeidenzijtotJeremia:DeHEEREzijeen waarachtigeengetrouwegetuigetussenons,indienwijniet doenovereenkomstigalleswaartoedeHEERE,uwGod,u totonszendenzal
6Hetzijgoed,hetzijkwaad,wijzullenluisterennaarde stemvandeHEERE,onzeGod,totWiewijuzenden.Dan zalhetonsgoedgaan,wanneerwijluisterennaardestem vandeHEERE,onzeGod
7Enhetgebeurdenaverloopvantiendagendathetwoord vandeHEEREtotJeremiakwam
8ToenriephijJohanan,dezoonvanKareah,enalle bevelhebbersvandelegersdiebijhemwaren,enhethele volk,vankleintotgroot,
9Enhijzeidetothen:ZozegtdeHEERE,deGodvan Israël,totWiegijmijgezondenhebtomuwsmeekbede voorZijnaangezichtneerteleggen:
10Indiengijliedeninditlandblijft,danzalIkubouwenen nietafbreken,enIkzaluplantenennietuitrukken,wantIk hebberouwoverhetkwaad,datIkuhebaangedaan
11WeesnietbevreesdvoordekoningvanBabel,voorwie ubevreesdbentWeesnietbevreesdvoorhem,spreektde HEERE,wantIkbenmetuomuteverlossenenuuitzijn handteredden
12EnIkzalbarmhartigheidaanubewijzen,zodatHij barmhartigheidaanuzalbetonenenunaaruwlandzal doenterugkeren
13Maaralsuzegt:Wijzullennietinditlandwonen,en nietnaardestemvandeHEERE,uwGod,luisteren, 14Zijzeiden:Nee,maarwijzullennaarhetlandEgypte gaan,waarwijgeenoorlogzullenzien,nochhetgeluidvan detrompetzullenhoren,nochhongernaarbroodzullen hebben,endaarzullenwijwonen.
15Nudan,hoorhetwoordvandeHEERE,overblijfselvan Juda!ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan
Israël:AlsuuwaangezichtengeheelopEgypterichten daaralsvreemdelinggaatwonen, 16Danzalhetgebeurendathetzwaardwaarvoorubang was,udaarinhetlandEgyptezaltreffen,ende hongersnoodwaarvoorubangwas,zaludaarinEgypteop dehielenzitten,zodatudaarzultsterven
17ZozalhetookgaanmetaldemannendienaarEgypte trekkenomdaaralsvreemdelingteverblijven:zijzullen stervendoorhetzwaard,doordehongerendoordepest, enniemandvanhenzaloverblijvenofontkomenaanhet onheildatIkoverhenzalbrengen
18WantzozegtdeHEEREvandelegermachten,deGod vanIsraël:ZoalsMijntoornenMijngrimmigheidzijn uitgestortoverdeinwonersvanJeruzalem,zozalMijn grimmigheidookoveruwordenuitgestort,wanneerunaar Egyptekomt.Uzulteengruwelzijn,eenverschrikking, eenvloekeneenschande,enuzultdezeplaatsnietmeer zien
19DeHEEREheeftoverugezegd,ooverblijfselvanJuda: GanietnaarEgypte;weetgoeddatIkuvandaag gewaarschuwdheb
20Wantuhebtinuwhartgehuicheld,toenumijnaarde HEERE,uwGod,zondomtezeggen:Bidvooronstotde HEERE,onzeGodEnmaakonsbekendalleswatde HEERE,onzeGod,zalzeggen,enwijzullenhetdoen.
21Ennuhebikhetuverkondigd,entochhebtuniet geluisterdnaardestemvandeHEERE,uwGod,ennaar nietswaarvoorHijmijnaarugezondenheeft.
22Weetdaaromzekerdatuzultstervendoorhetzwaard, doordehongerendoordepest,opdeplaatswaaruheen wiltgaanenwaaruwiltverblijven.
HOOFDSTUK43
1Enhetgebeurde,toenJeremiageëindigdhadtotalhet volktesprekenaldewoordenvandeHEERE,hunGod, waaromdeHEERE,hunGod,hemtothengezondenhad, aldezewoorden,
2ToenzeidenAzaria,dezoonvanHosaja,enJohanan,de zoonvanKareah,enaldetrotsemannentotJeremia:U spreektleugens;deHEERE,onzeGod,heeftuniet gezondenomtezeggen:GanietnaarEgypteomdaarals vreemdelingteverblijven.
3MaarBaruch,dezoonvanNeria,zetutegenonsop,om onsindehandvandeChaldeeënteleveren,zodatzijons zoudenkunnendodenenalsgevangenennaarBabel zoudenkunnenwegvoeren
4ToenluisterdenJohanan,dezoonvanKareah,enalle bevelhebbersvandelegersenhethelevolknietnaarde stemvandeHEEREenblevennietinhetlandJudawonen
5MaarJohanan,dezoonvanKareah,enallebevelhebbers vandelegersnamenhetgeheleoverblijfselvanJudamee, datwasteruggekeerduitallevolkenwaarheenzij verdrevenwaren,ominhetlandJudatewonen
6Mannen,vrouwen,kinderen,dedochtersvandekoning enallepersonendieNebuzaradan,debevelhebbervande lijfwacht,bijGedalja,dezoonvanAhikam,dezoonvan Safan,hadachtergelaten,enookdeprofeetJeremiaen Baruch,dezoonvanNeria
7ZijkwameninhetlandEgypte,omdatzijnietnaarde stemvandeHEEREhaddengeluisterdZokwamenzijtot aanTachpanches
8ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotJeremiain Tachpanches,zeggende:
9Neemgrotesteneninjehandenverbergzeindekleivan desteenoven,diebijdeingangvanhethuisvandefaraoin Tachpanchesstaat,voordeogenvandemannenvanJuda.
10Enzegtothen:ZozegtdeHEEREvandelegermachten, deGodvanIsraël:Zie,Ikzendbodenenhaal Nebukadrezar,dekoningvanBabel,Mijndienaar,enIk zalzijntroonopdezestenenzettendieIkverborgenheb, enhijzalZijnkoninklijketenteroveruitspreiden
11EnwanneerHijkomt,zalHijhetlandEgypteslaanen hendiebestemdzijnvoordedood,zullenoverleverenaan dedood,enhendiebestemdzijnvoordegevangenschap, zullenoverleverenaandegevangenschap,enhendie bestemdzijnvoorhetzwaard,zullenoverleverenaanhet zwaard.
12Ikzaleenvuuraanstekenindetempelsvandegoden vanEgypte,enhijzalhenverbrandenenalsgevangenen wegvoeren.HijzalzichkledeninhetlandEgypte,zoals eenherderzijnkleedaantrekt,enhijzalvandaarinvrede weggaan
13OokzalhijdegewijdestenenvanBeth-Semes,datin hetlandvanEgypteligt,verbrijzelen,endetempelsvande godenvandeEgyptenarenmetvuurverbranden
HOOFDSTUK44
1HetwoorddattotJeremiakwamaangaandealleJoden dieinhetlandEgyptewonen,dieinMigdol,in Tachpanches,inNofeninhetgebiedPathroswonen, luidende:
2ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël:UhebtalhetkwaadgeziendatIkoverJeruzalemen overaldestedenvanJudagebrachtheb,enzie,hedenzijn zeeenwoestenij,enerwoontniemandmeer
3Omhunslechtedaden,diezijhebbenbegaanomMijtot toornteverwekken,doordatzijreukwerkzijngaanbranden enanderegodenhebbengediend,diezijnietgekend hebben,nochzij,nochu,nochuwvoorouders
4TochhebIkalMijndienaren,deprofeten,vroegenlaat totugezondenmetdeopdracht:Doedezeafschuwelijke zaakniet,dieIkhaat
5Maarzijluisterdennietenneigdenhunoornietomzich vanhunboosheidaftekeren,omgeenreukwerktebranden vooranderegoden
6Daaromzijnmijngrimmigheidenmijntoornuitgegoten enontbrandindestedenvanJudaenopdestratenvan Jeruzalem,zodatzeverwoestenverlatenzijn,zoalsop dezedag
7DaaromzegtdeHEERE,deGodvandehemelse machten,deGodvanIsraël:Waaromdoetuditgrote kwaadaanuwziel,dooruitJudamannenenvrouwen, kinderenenzuigelingenuitteroeien,zodatervoorugeen overblijfseloverblijft,
8DatuMijtottoornverwektmetdewerkenvanuw handen,doorreukwerktebrandenvooranderegodeninhet landEgypte,waarubentgaanwonen,omuzelfuitte roeienenomeenvloekeneensmaadtewordenonderalle volkenvandeaarde?
9Zijnjulliedegoddeloosheidvanjullievoorouders vergeten,endegoddeloosheidvandekoningenvanJuda, endegoddeloosheidvanhunvrouwen,enjullieeigen
goddeloosheidendegoddeloosheidvanjullievrouwen,die zijbedrevenhebbeninhetlandvanJudaenopdestraten vanJeruzalem?
10Zijzijntotopdezedagnietverootmoedigd,zijhebben nietgevreesdenzijhebbennietgewandeldinmijnweten inmijnverordeningen,dieikaanuenaanuwvaderenheb gegeven
11Daarom,zozegtdeHEEREvandelegermachten,de GodvanIsraël:Zie,IkgaMijnaangezichttegenukeren tenkwadeenheelJudauitroeien
12EnIkzalhetoverblijfselvanJuda,datnaarhetland Egypteisgetrokkenomdaaralsvreemdelingteverblijven, wegnemen.ZijzullenallenomkomeneninhetlandEgypte vallenZijzullenomkomendoorhetzwaardendoorde hongerZijzullensterven,vankleintotgroot,doorhet zwaardendoordehonger.Zijzulleneengruwelzijn,een bronvanontzetting,eenvloekeneensmaad
13WantIkzaldeinwonersvanEgyptebezoeken,zoalsIk Jeruzalemgestraftheb:doorhetzwaard,doordehongeren doordepest
14opdatniemandvanhetoverblijfselvanJuda,datnaar hetlandEgypteisgegaanomdaaralsvreemdelingte verblijven,zalontkomenofzaloverblijven,zodatzijniet zoudenterugkerennaarhetlandJuda,waarnaarzij verlangenomterugtekerenomdaartewonen.Want niemandzalterugkeren,behalvezijdieontkomen 15Toenantwoorddenallemannendiewistendathun vrouwenwierookhaddengebrandaananderegoden,en allevrouwendieerbijstonden,eengrotemenigte,hethele volkdatinhetlandEgypte,inPathros,woonde,aan Jeremiaenzeiden:
16WathetwoordbetreftdatGijtotonsgesprokenhebtin deNaamvandeHEERE,naarUzullenwijnietluisteren 17Maarwijzullenzekerdoenwatuitonzemondkomt, omreukwerkteontstekenvoordekoninginvandehemel enplengoffersvoorhaaruittegieten,zoalswijgedaan hebben,wijenonzevaderen,onzekoningenenonze vorsten,indestedenvanJudaenopdestratenvan JeruzalemWanttoenhaddenwijovervloedaanvoedselen warenwijgezondenzagengeenkwaad.
18Maarsindswijermeeopgehoudenzijnreukofferste brengenaandekoninginvandehemelenhaarplengoffers tebrengen,hebbenwijgebrekaanallesgehadenzijnwij omgekomendoorhetzwaardendoordehonger
19Entoenwijwierookbranddenvoordekoninginvande hemelenplengoffersvoorhaaruitgoten,hebbenwijtoen koekenvoorhaargemaaktomhaarteaanbiddenen plengoffersvoorhaaruitgegoten,zonderonzemannen?
20ToenzeiJeremiategenheelhetvolk,tegendemannen endevrouwenentegenheelhetvolkdathemhetantwoord hadgegeven:
21DewierookdieuindestedenvanJudaenopdestraten vanJeruzalemhebtgebrand,uenuwvaderen,uw koningen,uwvorstenendebevolkingvanhetland-heeft deHEEREdaaraannietgedacht?IshetnietinZijn gedachtengekomen?
22DaaromkondeHEEREhetnietlangerverdragen vanwegedeslechtheidvanuwdadenenvanwegede gruweldadendieuhebtbegaanDaaromisuwlandnueen woestenij,eengruweleneenvloek,zonderinwoner,zoals hetnuis
23OmdatureukwerkhebtgebrandentegendeHEERE hebtgezondigd,ennietnaardestemvandeHEEREhebt geluisterd,enniethebtgewandeldinZijnwet,inZijn verordeningeneninZijngetuigenissen,daaromisudit kwaadoverkomen,zoalshetopdezedagis.
24VerderzeiJeremiatothethelevolkentotallevrouwen: HoorthetwoordvandeHEERE,heelJuda,datinhetland vanEgypteis!
25ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël:Jullieenjullievrouwenhebbenmetjulliemond gesprokenenmetjulliehandvervuld:Wijzullenzekerlijk onzegeloftennakomendiewijbeloofdhebben,door reukwerkteofferenaandekoninginvandehemelen plengoffersaanhaarteofferenJulliemoetenjegeloften zekerlijknakomenenjegeloftenzekerlijknakomen 26Daarom,hoorhetwoordvandeHEERE,heelJuda,gij dieinhetlandvanEgyptewoont:Zie,Ikhebgezworenbij MijngroteNaam,spreektdeHEERE,datMijnNaamniet meergenoemdzalwordenindemondvaneenmanvan Juda,inheelhetlandvanEgypte,zeggende:DeHeere HEEREleeft
27Zie,Ikzaloverhenwakentenkwade,enniettengoede; enallemannenvanJudadieinhetlandEgyptezijn,zullen doorhetzwaardendoordehongeromkomen,totdatereen eindeaanhenis.
28Tochzaleenkleinaantaldataanhetzwaardontkomt, uithetlandEgypteterugkerennaarhetlandJudaEnhet heleoverblijfselvanJuda,datnaarhetlandEgypteis gegaanomdaaralsvreemdelingteverblijven,zalweten wienswoordenstandhouden,demijneofdehunne 29Enditzalvoorueentekenzijn,spreektdeHEERE,dat Ikuopdezeplaatszalbezoeken,opdatuweetdatMijn woordenzekertenkwadetegenuzullenstandhouden
30ZozegtdeHEERE:Zie,IkgeefFaraoHofra,dekoning vanEgypte,overindehandvanzijnvijandeneninde handvanhendiehemnaarhetlevenstaan,zoalsIk Zedekia,dekoningvanJuda,overgegevenhebindehand vanNebukadnezar,dekoningvanBabel,zijnvijand,die hemnaarhetlevenstond
HOOFDSTUK45
1HetwoorddatdeprofeetJeremiatotBaruch,dezoonvan Neria,gesprokenheeft,toenhijdezewoordenineenboek geschrevenhaduitdemondvanJeremia,inhetvierdejaar vanJojakim,dezoonvanJosia,dekoningvanJuda, zeggende:
2ZozegtdeHEERE,deGodvanIsraël,totu,oBaruch: 3Gijzeidet:Weemijnu,wantdeHEEREheeftaanmijn smartnogdroefheidtoegevoegd;ikbenbezwekeninmijn zuchtenenvindgeenrust
4Aldusmoetutothemzeggen:ZozegtdeHEERE:Zie, watIkgebouwdheb,zalIkafbreken,enwatIkgeplantheb, zalIkuitrukken,zelfsdezeheleaarde
5Engijzoektgrotedingenvooruzelf?Zoekzeniet,want zie,Ikzalkwaadbrengenoveralwatleeft,spreektde HEERE;maaruwlevenzalIkutoteenbuitgeven,overal waargijgaat
HOOFDSTUK46
1HetwoordvandeHEERE,dattotdeprofeetJeremia gerichtwas,gerichtaandeheidenen:
2TegenEgypte,tegenhetlegervanfaraoNecho,de koningvanEgypte,dataanderivierdeEufraatbij KarkemislagNebukadrezar,dekoningvanBabel, versloegditlegerinhetvierderegeringsjaarvanJojakim, dezoonvanJosia,dekoningvanJuda
3Maakgebruikvanhetschildenderondellenengaten strijde
4Spandepaardenin,enstaop,gijruiters,entreedtnaar vorenmetuwhelmen;maakdesperengereedentrekde brigandinesaan
5WaaromhebIkhenverslagenenteruggeweken? Waaromzijnhunheldenverslagenenopdevlucht geslagen?Zekijkennietom,wantvreeswasomhenheen, spreektdeHEERE
6Laatdesnellenietvluchten,enlaatdeheldniet ontkomen;hijzalstruikelenentenvalkomen,naarhet noorden,bijderivierdeEufraat
7Wieishet,diedaaropkomtalseenvloed,waarvande waterenzichbewegenalsrivieren?
8Egyptezaloprijzenalseenvloed,enzijnwaterenzullen zichverspreidenalsrivieren.Daaromzegthij:Ikzal optrekkenendeaardebedekken,Ikzaldestadenhaar inwonersverwoesten
9Komop,paarden!Enraas,strijdwagens!Enlaatde heldenoptrekken:deEthiopiërsendeLibiërs,diehet schildhanteren,endeLydiërs,diedebooghanterenen spannen.
10WantditisdedagvandeHeere,deHEEREvande legermachten,eendagvanwraak,omZichtewrekenop zijntegenstanders;hetzwaardzalverslinden,enhetzal verzadigdendronkenwordenvanhunbloed;wantde Heere,deHEEREvandelegermachten,heefteen slachtofferinhetNoorderland,aanderivierdeEufraat.
11GanaarGileadenneembalsem,maagd,dochtervan EgypteDevelegeneesmiddelenzultutevergeefs gebruiken,wantuzultnietgenezen.
12Devolkenhebbenvanuwschandegehoord,enuw geschreeuwheefthetlandvervuld;wantdeheldisopde heldgestuit,enzijzijnbeidentezamengevallen.
13HetwoorddatdeHEEREtotdeprofeetJeremiasprak, hoeNebukadnezar,dekoningvanBabel,zoukomenenhet landEgyptezouslaan.
14MaakhetbekendinEgypte,maakhetbekendinMigdol, maakhetbekendinNofeninTachpanches.Zeg:Houd standenweesgereed,wanthetzwaardzalrondomu verslinden
15Waaromwerdenuwdapperemannenweggevaagd?Zij hieldengeenstand,omdatdeHEEREhenverdrevenhad. 16Hijdeedvelenvallen,ja,deeenvielopdeanderEnzij zeiden:Staop,latenwijterugkerennaaronsvolkennaar onsgeboorteland,wegvanhetonderdrukkendezwaard 17Menriepdaar:Farao,dekoningvanEgypte,isniets daneenscheldwoord;hijheeftdevastgesteldetijd overschreden
18ZowaarIkleef,spreektdeKoning,wiensnaamis HEEREvandelegermachten:ZoalsdeTabortussende bergenisendeKarmelaandezee,zozalHijkomen
19O,dochtervanEgypte,weesvoorbereidopde gevangenschap,wantNofzaleenwoestenijworden,een verlatenland,zonderinwoners
20Egyptelijktopeenmooiekoe,maardeondergangkomt eraan;zekomtuithetnoorden.
21Ookhaardaglonerszijninhaarmiddenalsgemeste stieren,wantookzijzijnteruggekeerdentezamen weggevlucht.Zijhebbengeenstandgehouden,wantdedag vanhunonheil,detijdvanhunbezoeking,wasoverhen gekomen
22Haargeluidzalgaanalsdatvaneenslang;wantzij zullenmeteenlegermachtoptrekkenentegenhaar optrekkenmetbijlen,alshouthakkers.
23Zijzullenhaarwoudomhakken,spreektdeHEERE, hoewelhetniettedoorzoekenis;wantzijzijntalrijkerdan desprinkhanenenontelbaar.
24DedochtervanEgyptezalbeschaamdworden;zijzal overgeleverdwordenindehandvandemensenuithet Noorden.
25DeHEEREvandelegermachten,deGodvanIsraël, zegt:Zie,IkgademenigtevanNo,vanFaraoenvan Egypte,methungodenenhunkoningen,vanFaraoenvan allendieophemvertrouwen,bezoeken
26Ikzalhenoverleverenindehandvanhendiehennaar hetlevenstaan,indehandvanNebukadnezar,dekoning vanBabel,enindehandvanzijndienaren;daarnazalhet bewoondwordenzoalsindedagenvanouds,spreektde HEERE.
27Maarvreesniet,oJakob,Mijndienaar,enweesniet verschrikt,oIsraël,wantzie,Ikgaureddenvanverre,en uwnageslachtuithetlandhunnergevangenschap;enJakob zalterugkeren,enhijzalrustenvredehebben,enniemand zalhemschrikaanjagen
28Weesnietbang,Jakob,mijndienaar,spreektdeHEERE, wantIkbenmetu;Ikzaleeneindemakenaanalle heidenvolkenwaarheenIkuverdrevenhebMaarIkzal geeneindemakenaanu,maarumetmatetuchtigen,maar Ikzalunietgeheelongestraftlaten
HOOFDSTUK47
1HetwoordvandeHEERE,dattotdeprofeetJeremia gerichtwerdtegendeFilistijnen,voordatdefaraoGaza veroverde
2ZozegtdeHEERE:Ziet,dewaterenkomenopuithet noorden,enzijzulleneenoverstromendevloedworden,en zijzullenhetlandenalwatdaarinis,destadenhaar bewoners,overspoelen.Danzullendemensenschreeuwen enalleinwonersvanhetlandzullenhuilen
3Bijhetgeluidvanhetgestampvandehoevenvanzijn sterkepaarden,bijhetgedreunvanzijnwagensenbijhet gedreunvanzijnwielen,zullendevadersnietomziennaar hunkinderenvanwegedezwaktevanhunhanden;
4OmdatereendagkomtwaaropalleFilistijnenverwoest zullenwordenenwaarinvanTyrusenSidonalle overgeblevenhelperszullenwordenuitgeroeidWantde HEEREzaldeFilistijnen,hetoverblijfselvanhetland Kaftor,verwoesten
5KaalheidisgekomenoverGaza,Askelonisweggevaagd, methetoverblijfselvanhundal;hoelangzultgijunog insnijden?
6OzwaardvandeHEERE,hoelangzalhetdurenvoordat ustilbent?Doeuwschedeweerin,rustuitenweesstil.
7Hoekanhetstilzijn?DeHEERheefthetimmerseen bevelgegeventegenAskelonentegendezeekust.Daar heeftHijhetbepaald.
HOOFDSTUK48
1ZozegtdeHEEREvandelegermachten,deGodvan Israël,overMoab:WeeNebo,wanthetisverwoest; Kirjathaimisverslageneningenomen;Misgabisverslagen enverslagen
2Moabzalnietmeergeprezenworden;inHesbonhebben zekwaadtegenhetberaamd;kom,latenwehetuitroeien, zodathetgeenvolkmeerisOokjijzultwordenafgeslacht, dwazen,hetzwaardzaljeachtervolgen.
3UitHoronaïmklinkteengeschreeuw:verwoestingen grotevernietiging
4Moabisverwoest;zijnknechtenlateneengeschreeuw horen
5WantbijdeopgangnaarLuhithzalvoortdurendgeween opgaan,wantbijdeafdalingnaarHoronaïmhebbende vijandeneengeschreeuwvanverwoestinggehoord
6Vlucht,redjeleven,enweesalsdeheideindewoestijn
7Omdatuopuwwerkenenopuwschattenhebt vertrouwd,zultookugevangenwordengenomenKamos zalingevangenschapgaan,metzijnpriestersenzijn vorstentezamen.
8Endeverwoesterzaloverelkestadkomen,engeenstad zalontkomen;ookhetdalzaltegrondegaanendevlakte zalverwoestworden,zoalsdeHEEREgesprokenheeft.
9GeefMoabvleugels,zodathetkanvluchtenenontkomen Wantzijnstedenzullenverwoestworden,zonderdater mensenzijndieerinwonen.
10VervloektishijdiehetwerkvandeHEEREop bedrieglijkewijzedoet,envervloektishijdiezijnzwaard vanbloedweerhoudt.
11Moabheeftrustgehadvanzijnjeugdaf;hetheeftop zijndroesemgelegen,hetisnietvanvatinvatovergegoten enhetisnietinballingschapgegaan;daaromiszijnsmaak hembijgebleveneniszijngeurnietveranderd
12Daarom,zie,erkomendagen,spreektdeHEERE,datIk zwerverstotHemzendenzal,dieHemzullendoendwalen, dieZijnvatenzullenleegmakenenhunzakkenzullen breken
13EnMoabzalbeschaamdwordenoverKamos,zoalshet huisvanIsraëlbeschaamdwerdoverBethel,hun vertrouwen.
14Hoezegtgijdan:Wijzijnmachtigeensterkemannen voordeoorlog?
15Moabisgeplunderdenuitzijnstedengetrokken,enzijn keuraanjongemannenisterslachtingafgeslacht,spreekt deKoning,wiensNaamisHEEREvandelegermachten 16HetonheiloverMoabisnabij,enzijnondergangkomt snel
17Allendierondomhemzijn,beklaaghem;enallendie zijnnaamkennen,zeg:Hoeisdesterkestokgebroken,en demooieroede!
18Gij,dochtervandebewonersvanDibon,komafvan uwheerlijkheidenzitindorst,wantdeplunderaarvan Moabzaluovervallenenuwvestingenverwoesten
19InwonersvanAroër,blijfaandewegstaanenkijkrond Vraaghemdievluchtenhaardieontkomtenzeg:Watiser gebeurd?
20Moabisbeschaamd,wanthetisverwoest;huilen schreeuw;vertelhetaandeArnon,datMoabverwoestis, 21Enhetoordeelkomtoverhetvlakkeland,overHolon, overJahazaenoverMefaath, 22EnoverDibon,enoverNebo,enoverBeth-Diblathaim, 23EnoverKirjathaim,enoverBeth-Gamul,enoverBethMeon,
24EnoverKerioth,overBozraenoverallestedenvanhet landvanMoab,verwegofdichtbij
25DehoornvanMoabisafgehaktenzijnarmisgebroken, spreektdeHEERE
26Maakhemdronken,wanthijheeftzichtegenoverde HEEREgrootgemaakt.DanzalMoabzichwentelenin zijnuitbraakselenmetspotwordenbespot
27WantwasIsraëlnieteenspotvooru?Werdhetniet onderderoversgevonden?Omdatuoverhemsprak, huppeldeuvanvreugde
28GijdieinMoabwoont,verlaatdestedenenwoontinde rotsen.Weesalseenduifdiehaarnestmaaktterzijdevan debekvaneengat
29WijhebbendetrotsvanMoabgehoord,zijnhoogmoed, zijnarrogantie,zijntrotsendehoogmoedvanzijnhart.
30Ikweethoegrimmighijis,spreektdeHEERE;maaral wathijdoet,zalnietgebeuren;alzijnleugenszullenhem niettreffen.
31DaaromzalikhuilenomMoab,enzalikschreeuwen omheelMoab;mijnhartzalrouwbedrijvenomdemannen vanKirheres.
32WijnstokvanSibma,ikzalomuwenen,zoalshet geweenvanJazer;uwplantenzijnverwilderdtotaande zee,zijreikentotaandezeevanJazer;deverwoesteris gevallenopuwzomerfruitenopuwwijnoogst
33Vreugdeenblijdschapwordenweggenomenuithet vruchtbareveldenuithetlandvanMoab.Ikhebdewijn uitdewijnpersenlatenontbreken;niemandzalmetgejuich treden;hungejuichzalgeengejuichzijn
34VanafhetgeroepvanHesbontotaanElealeenJahaz hebbenzijhunstemverheven,vanZoartotaanHoronaïm, alseendriejarigejongekoe;wantzelfsdewaterenvan Nimrimzullenverwoestworden.
35OokzalIkinMoabeeneindemakenaanhemdieopde hoogtenoffertenaanhemdieaanzijngodenreukwerk brandt,spreektdeHEERE.
36DaaromzalmijnhartvoorMoabklinkenalsfluiten,en mijnhartzalklinkenalsfluitenvoordemannenvan Kirheres,omdatderijkdomdiehijverworvenheeft,te grondeisgericht
37Wantelkhoofdzalkaalzijn,enelkebaardzalworden afgeknipt;opallehandenzulleninsnijdingenzijn,enopde lendeneneenzak
38ErzaleenklaagzangzijnopalledakenvanMoabenop zijnstraten,omdatIkMoabhebgebrokenalseenvat waaringeenwelbehagenis,spreektdeHEERE
39Zijzullenhuilenenzeggen:Hoeishetafgebroken!Hoe heeftMoabderugmetschandetoegekeerd!ZozalMoab eenspoteneenverschrikkingzijnvoorallenrondomhem
40WantzozegtdeHEERE:Zie,hijvliegtalseenarenden spreidtzijnvleugelsuitoverMoab
41Keriothwordtingenomen,endevestingenworden overrompeld.HethartvandeheldeninMoabzalopdie dagzijnalshethartvaneenvrouwinhaarweeën
42Moabzalwordenuitgeroeid,zodathetgeenvolkmeer is,omdathetzichgrootheeftgemaakttegendeHEERE.
43Vrees,kuilenvalstrikzullenoverukomen,inwoner vanMoab,spreektdeHEERE
44Wievluchtvoordevrees,zalindekuilvallen,enwie uitdekuilklimt,zalindevalstrikgevangenwordenWant Ikzaloverhen,overMoab,hetjaarvanhunbezoeking brengen,spreektdeHEERE
45DevluchtelingenblevenindeschaduwvanHesbon staanvanwegehetgeweld.MaarerzaleenvuuruitHesbon komen,eenvlamuithetmiddenvanSihonDiezalde uithoekenvanMoabverteren,zelfsdeschedelvande oproerkraaiers.
46Weeu,Moab!deinwonersvanKamosgaantenonder, wantuwzonenzijngevangengenomenenuwdochterszijn gevangengenomen.
47TochzalIkinhetlaatstederdageneenomkeerbrengen indegevangenschapvanMoab,spreektdeHEERETot zoverishetoordeeloverMoab.
HOOFDSTUK49
1AangaandedeAmmonieten,zozegtdeHEERE:Heeft Israëlgeenzonen?Heefthijgeenerfgenaam?Waaromerft hunkoningdanGad,enwoontzijnvolkinzijnsteden?
2Daarom,zie,erkomendagen,spreektdeHEERE,datIk inRabbavandeAmmonieteneenoorlogsalarmzallaten horen,zodatheteenverlatenpuinhoopwordtenzijn dochtersmetvuurverbrandwordenDanzalIsraël erfgenaamwordenvanhendiezijnerfgenamenwaren, spreektdeHEERE.
3Huil,Hesbon,wantAiisverwoest!Schreeuw,dochters vanRabba,omgordtumetzakken,treurenloopdoorde heggen,wanthunkoningzalingevangenschapgaan,met zijnpriestersenzijnvorstentezamen
4Waaromroemjijindedalen,jouwvloeiendedal,o afkerigedochter?Dieophaarschattenvertrouwdeenzei: Wiezaltotmijkomen?
5Zie,Ikbrengvreesoveru,spreektdeHeereHEEREder heerscharen,vanwegeallendierondomuzijn;engijzult allenverdrevenworden,enniemandzaldedwalende bijeenbrengen
6DaarnazalIkeenomkeerbrengenindegevangenschap vandeAmmonieten,spreektdeHEERE
7OverEdomzegtdeHEEREvandelegermachten:Iser geenwijsheidmeerteTeman?Isderaadverdwenenbijde verstandigen?Ishunwijsheidverdwenen?
8Vlucht,keerterug,woondiep,inwonersvanDedan,want IkzalhetonheilvanEsauoverhembrengen,tentijdedat Ikhembezoek
9Alserdruivenplukkersbijukomen,latenzijdannietwat druivenachter?Enalser'snachtsdievenzijn,zullenzijtot vernielingtoeovergaan
10MaarIkhebEsauontbloot,Ikhebzijnverborgen plaatsenontbloot,enhijzalzichnietkunnenverbergen Zijnnakomelingenzijnverdorven,zijnbroersenzijnburen, enhijisnietmeer.
11Laatuwkinderenzondervaderachter,Ikzalheninhet levenlaten,enlatenuwweduwenopMijvertrouwen
12WantzozegtdeHEERE:Zie,zij,wieroordeelnietwas omdebekertedrinken,hebbenzekerlijkgedronken;enzijt gijhet,diegeheelongestraftzultblijven?Gijzultniet ongestraftblijven,maargijzulterzekeruitdrinken.
13WantIkhebbijMijzelfgezworen,spreektdeHEERE, datBosratoteenverwoesting,toteensmaad,toteen wildernisentoteenvloekzalworden,enalhaarsteden zulleneeuwigeverwoestingenworden.
14IkhebeengeruchtgehoordvandeHEERE,eneriseen gezantnaardeheidenvolkengezonden,diezegt:Verzamel u,trektegenhaaropenmaakuopvoordestrijd 15Wantzie,Ikmaakukleinonderdeheidenenenveracht onderdemensen.
16Uwverschrikkingheeftubedrogen,detrotsvanuwhart, udiewoontindeklovenvanderots,diedehoogtevande heuvelbezet!Almaakteuuwnestzohoogalseenarend, Ikzaluvandaarneerhalen,spreektdeHEERE
17OokEdomzaleenverwoestingworden;iederdieer langsgaat,zalzichverbazenensissenvanwegealzijn plagen
18ZoalsbijdeverwoestingvanSodomenGomorraende omliggendesteden,spreektdeHEERE:Daarzalgeen mensblijven,engeenmensenkindzalerwonen
19Zie,hijkomtopalseenleeuwuitdezwellingvande Jordaan,naardewoonplaatsvandemachtige.MaarIkzal hemplotselingvanhaarwegjagenEnwieisde uitverkorene,dieIkoverhaarzalaanstellen?Wantwieis aanMijgelijk?EnwiezalMijdetijdaanstellen?Enwieis deherder,dievoorMijnaangezichtzalstaan?
20Daarom,hoorhetraadsbesluitvandeHEERE,datHij tegenEdomgenomenheeft,enZijnplannen,dieHij bedachtheefttegendeinwonersvanTeman:Voorwaar,de kleinstevandekuddezalhenverdrijven,voorwaar,hun woningenzalHijmethenverwoesten.
21Deaardebeeftvanhetgedruisvanhunval,vanhet geschreeuwwerdhetgedruiservangehoordtotinde Schelfzee.
22Zie,hijkomtopenvliegtalseenarend,enhijspreidt zijnvleugelsuitoverBosraOpdiedagzalhethartvande heldenvanEdomzijnalshethartvaneenvrouwinhaar weeën
23WatDamascusbetreft:HamatenArpadzijnbeschaamd, wantzijhebbenslechtnieuwsgehoord;zijzijnweek geworden;erisdroefheidopdezee,dieniettotrustkan komen
24Damascusisverzwakt,zewendtzichomtevluchten, angstheefthaaraangegrepen,angstensmarthebbenhaar aangegrepen,zoalseenvrouwdiebarensweeënheeft.
25Hoeisdestadvanlof,destadvanmijnvreugde,niet verlaten!
26Daaromzullenhaarjongemannenophaarstratenvallen, enallestrijdbaremannenzullenopdiedaguitgeroeid worden,spreektdeHEEREvandelegermachten
27IkzaleenvuuraanstekenindemuurvanDamascus,en hetzaldepaleizenvanBenhadadverteren
28WatKedarbetreftendekoninkrijkenvanHazor,die Nebukadnezar,dekoningvanBabel,zalverslaan,zegtde HEERE:Maakuklaar,trekopnaarKedarenplunderde mannenvanhetoosten
29Huntentenenhunkuddenzullenzijwegnemen;hun tentkleden,alhungereienhunkamelenzullenzij
meenemen;enzijzullentothenroepen:Erisvreesvanalle kanten.
30Vlucht,gaverweg,woondiep,inwonersvanHazor, spreektdeHEERE,wantNebukadnezar,dekoningvan Babel,heefttegenuberaadslaagdeneenplantegenu gesmeed
31Maakugereed,gaopnaarhetrijkevolk,datzorgeloos woont,spreektdeHEERE,datgeenpoortenofgrendels heeftenalleenwoont
32Hunkamelenzulleneenbuitzijn,endemenigtevan hunveezaleenbuitzijnIkzalhendieaandeuiterste hoekenzijn,inallewindstrekenverstrooien,enhunonheil vanallekantenbrengen,spreektdeHEERE.
33EnHazorzaleenwoonplaatsvoordrakenworden,een woestenijvooreeuwig;erzalgeenmensmeerwonen,noch enigemensenzoonerinwonen.
34HetwoordvandeHEERE,dattotdeprofeetJeremia gerichtwasoverElam,aanhetbeginvanderegeringvan Zedekia,dekoningvanJuda,luidende:
35ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Zie,Ikgade boogvanElambreken,deoverstevanhunmacht
36IkzaloverElamdevierwindenlatenwaaien,uitde vierhoekenvandehemel,enIkzalzeverstrooiennaaral diewindstrekenErzalgeenvolkzijnwaardeverdrevenen vanElamnietnaartoezullenkomen.
37WantIkzalElamverschrikkenvoorhetaangezichtvan hunvijandenenvoorhetaangezichtvanhendiehunleven zoeken.Ikzalonheiloverhenbrengen,Mijnbrandende toorn,spreektdeHEEREEnIkzalhetzwaardachterhen aanzenden,totdatIkhenverdelgdheb
38IkzalmijntrooninElamvestigenenvandaardekoning endevorstenverdelgen,spreektdeHEERE
39Maarhetzalinhetlaatstederdagengeschieden,datIk eenomkeerzalbrengenindegevangenschapvanElam, spreektdeHEERE
HOOFDSTUK50
1HetwoorddatdeHEEREgesprokenheeftoverBabelen overhetlandvandeChaldeeëndoordeprofeetJeremia. 2Maakhetbekendonderdevolken,maakhetbekenden richteenvaandelop;maakhetbekendenverberghetniet Zeg:Babelisingenomen,Belisbeschaamd,Merodachis verbrijzeld;haarafgodenzijnbeschaamd,haarheilige beeldenzijnverbrijzeld
3Wantuithetnoordenkomteenvolktegenhaarop,dat haarlandtoteenwoestenijzalmaken,zodaterniemand meerzalwonen;zijzullenemigreren,zijzullen wegtrekken,zoweldemensenalshetvee
4Indiedagenentedientijde,spreektdeHEERE,zullen dekinderenIsraëlskomen,zijendekinderenvanJudate zamen,gaandeenwenend;zijzullenopweggaanende HEERE,hunGod,zoeken
5ZijzullenvragennaardewegnaarSion,methun gezichtendaarheen,enzeggen:Kom,latenwijons verbindenmetdeHEEREineeneeuwigverbond,datniet vergetenzalworden.
6Mijnvolkzijnverlorenschapen;hunherdershebbenhen verleid,zijhebbenhendebergeningestuurd;zijzijnvan bergtotheuvelgegaan,zijzijnhunrustplaatsvergeten.
7Allendiehenvonden,hebbenhenverslonden,enhun tegenstanderszeiden:Wijzijnnietschuldig,omdatzij
Jeremia
gezondigdhebbentegendeHEERE,dewoonplaatsvanhet recht,tegendeHEERE,deHoopvanhunvaderen. 8VerlaathetmiddenvanBabelengaweguithetlandvan deChaldeeën.Weesalsbokkendievoordekudden uitlopen.
9Wantzie,Ikzaleenmenigtevangrotevolkenuithet noordendoenoptrekkentegenBabelZijzullenzichtegen haaropstellen.Vandaarzalzijgenomenworden.Hun pijlenzullenzijnalsdievaneenheld,eenmeester;zij zullenniettevergeefsterugkeren
10Chaldeazaleenbuitworden;alwathaarbuitmaakt,zal verzadigdworden,spreektdeHEERE 11Omdatublijwas,omdatuzichverheugde,verwoesters vanmijnerfdeel,omdatuzovetgewordenbentalseen jongekoeinhetgrasenbrultalseenstier, 12Uwmoederzalteschandeworden,zijdieugebaard heeft,zalbeschaamdwordenZie,deachtersteder heidenvolkenzaleenwoestijnworden,eendorland,een wildernis.
13VanwegedetoornvandeHEEREzalhetnietbewoond worden,maarhetzalgeheelverwoestwordenAllendie langsBabeltrekken,zullenzichverbazenenhuiveren vanwegealhaarplagen
14SteluinslagordeoptegenBabel,allendiedeboog spannen,schietophaar,spaaruwpijlenniet,wantzijheeft tegendeHEEREgezondigd
15Juichtegenhaarvanallekanten!Zijheefthaarhand overgegeven;haarfundamentenzijngevallen,haarmuren zijnomvergehaald,wanthetisdewraakvandeHEERE; neemwraakaanhaar;zoalszijgedaanheeft,doehaar 16RukdezaaieruitBabelweg,enhemdieindeoogsttijd desikkelhanteertUitvreesvoorhetzwaardvande onderdrukkingzullenzijzichiedertotzijnvolkbekerenen iederzalvluchtennaarzijnland.
17Israëliseenverstrooidschaap;deleeuwenhebbenhet verdreven;eerstheeftdekoningvanAssyriëhet verslonden,entenslotteheeftdezeNebukadnezar,de koningvanBabel,zijnbeenderengebroken 18Daarom,zozegtdeHEEREvandelegermachten,de GodvanIsraël:Zie,IkgadekoningvanBabelenzijnland straffen,zoalsIkdekoningvanAssyriëstraffenheb 19IkzalIsraëlweernaarzijnwoonplaatsbrengen,enhet zalweidenopdeKarmelenopBasan,enzijnzielzal verzadigdwordenopdebergenvanEfraïmenGilead
20Indiedagenentedientijde,spreektdeHEERE,zal mendeongerechtigheidvanIsraëlzoeken,maarerzaler geenzijn,endezondenvanJuda,maarzezullenniet gevondenworden.WantIkzalvergevenwieIkvooru houd
21TrekoptegenhetlandMerathaïm,tegendatlanden tegendeinwonersvanPekodVerwoestenvernietighen volledig,spreektdeHEERE,endoeovereenkomstigalles watIkugebodenheb
22Erklinktstrijdinhetland,engroteverwoesting 23Hoeisdehamervandeheleaardeinstukkengehakten gebroken!HoeisBabeleenverwoestinggewordenonder devolken!
24Ikhebeenvalstrikvoorugelegd,enookubent gevangen,oBabel,zonderdatuhetwist;ubentgevonden enookgegrepen,omdatutegendeHEEREhebtgestreden.
25DeHEEREheeftZijnwapenkamergeopendende wapensvanZijngramschaptevoorschijngehaaldWantdit
ishetwerkvandeHEERE,deHEEREvande legermachten,inhetlandvandeChaldeeën.
26Valhaaraanvanhetuitersteeinde,breekhaar voorraadschurenopen,werphaarinpuinhopenenvernietig haarmetdeban.Laaternietsvanhaaroverblijven.
27Slachtalhaarstieren;laatzenaardeslachtbankgaan! Weehun,wanthundagisgekomen,detijdwaarophun bezoekingkomt.
28Destemvanhendievluchtenenontkomenuithetland vanBabel,ominSiondewraakteverkondigenvande HEERE,onzeGod,dewraakvanZijntempel
29RoepdeboogschuttersoptegenBabel;allendiede boogspannen,legerturondomtegenhaar;laatniemand ervanontkomenVergeldthaarnaarhaarwerk;doethaar naaralleswatzijgedaanheeft,wantzijistrotsgeweestop deHEERE,opdeHeiligevanIsraël.
30Daaromzullenhaarjongemannenopdestratenvallen, enalhaarstrijderszullenopdiedaguitgeroeidworden, spreektdeHEERE.
31Zie,Ikzalustraffen,gijhoogmoedigen!spreektde Heere,HEEREderheerscharen,wantuwdagisgekomen, detijd,datIkubezoekenzal.
32Endehoogmoedigstezalstruikelenenvallen,en niemandzalhemoprichtenIkzaleenvuurinzijnsteden aansteken,enhetzalallesrondomhemverteren.
33ZozegtdeHEEREvandelegermachten:DeIsraëlieten endeJudaietenwerdentezamenonderdrukt,enallendie hengevangenhaddengenomen,hieldenhenvasten weigerdenhentelatengaan
34HunVerlosserissterk;HEEREvandelegermachtenis ZijnNaam;Hijzalhunrechtszaaktenvollevoeren,Hijzal rustgevenaanhetlandendeinwonersvanBabelonrust bezorgen
35HetzwaardtreftdeChaldeeën,spreektdeHEERE,de inwonersvanBabel,haarvorstenenhaarwijzen
36Eenzwaardtreftdeleugenaars,enzijzullenbezwijken; eenzwaardtrefthaarhelden,enzijzullenontsteldworden.
37Eenzwaardtrefthunpaardenenhunwagens,enalde gemengdevolkendieinhaarmiddenzijn;zijzullen wordenalsvrouwen;eenzwaardtrefthaarschatten,enzij zullenberoofdworden
38Erisdroogteoverhaarwateren,enzijzullenuitdrogen Wanthetishetlandvandegesnedenbeelden,enmenis bezetenvanzijnafgoden
39Daaromzullendewildedierenvandewoestijnende wildedierenvandeeilandendaarwonen,endeuilen zullendaarwonenHetzalvooreeuwignietmeerbewoond worden,enhetzalnietlangerbewoondwordenvan generatieopgeneratie
40ZoalsGodSodomenGomorraomvergeworpenheeft, metdestedeneromheen,spreektdeHEERE,zozaldaar geenmensmeerwonen,engeenmensenzoonzalermeer wonen
41Zie,eenvolkzalkomenuithetnoorden,eengrotenatie, envelekoningenzullenopkomenuitdeeindenderaarde 42Zijzullenboogenlanshanteren;zijzijnwreeden zullengeengenadetonen;hunstemzalbrullenalsdezee, enzijzullenoppaardenrijden,iederinslagordeopgesteld, alseenmantenstrijde,tegenu,dochtervanBabel
43ToendekoningvanBabelhungeruchthoorde,werden zijnhandenslap;angstgreephemaanenhetwasalsofhij barensweeënhad
44Zie,hijkomtopalseenleeuwuitdezwellingvande Jordaannaardewoonplaatsvandemachtigen;maarIkzal henplotselingvanhaarwegjagenEnwieisde uitverkorenedieIkoverhaarzalaanstellen?Wantwieis aanMijgelijk?EnwiezalMijdetijdbepalen?Enwieis deherderdievoorMijnaangezichtzalstaan?
45Daarom,hoorhetraadsbesluitvandeHEERE,datHij tegenBabelgenomenheeft,enZijnplannen,dieHij bedachtheefttegenhetlandvandeChaldeeën:Voorwaar, dekleinstevandekuddezalhenverdrijven,voorwaar,hun woonplaatszalHijsamenmethenverwoesten
46DoorhetgedruisvandeinnamevanBabelbeeftde aarde,enhetgeschreeuwwordtonderdevolkengehoord.
HOOFDSTUK51
1ZozegtdeHEERE:Zie,Ikzaleenverwoestendewind opwekkentegenBabelentegenhendiewoneninhet middenvanhendietegenMijopstaan.
2EnHijzalwannersnaarBabelzenden,diehetzullen wannenenzijnlandledigen,wantopdedagvan benauwdheidzullenzijrondomtegenhetlandzijn.
3Tegenhemdiespant,moetdeboogschutterzijnboog spannen,entegenhemdiezichinzijnroverspakhijst Spaarhaarjongemannenniet;vernietiggeheelhaarleger.
4ZozullenerinhetlandvandeChaldeeëngesneuvelden vallen,enzijdiedoorhaarstratenzijngedreven
5WantIsraëlisnietverlaten,nochJudadoorzijnGod, doordeHEEREvandelegermachten,hoewelhunlandvol wasvanzondetegendeHeiligevanIsraël 6VluchtuithetmiddenvanBabelenred,iederzijnleven. Wordnietomgebrachtinhaarongerechtigheid,wantditis detijdvandewraakvandeHEERE;Hijzalhaarvergelden 7BabeliseengoudenbekerindehandvandeHEERE,die heeldeaardedronkenheeftgemaakt;vanhaarwijnhebben devolkengedronken,daaromzijndevolkendolgeworden 8Babelisplotselinggevallenenverwoest;huilomhaar, neembalsemvoorhaarpijn,danzalzemisschiengenezen 9WijhebbenBabelwillengenezen,maarhetisniet genezen.Verlaathetenlatenwijiedernaarzijneigenland gaan,wanthaaroordeelreikttotaandehemelenwordt opgeheventotaandewolken
10DeHEEREheeftonzegerechtigheidtevoorschijn gebracht;komt,enlatenwijinSionhetwerkvande HEERE,onzeGod,vertellen 11Maakdepijlenhelder,verzameldeschilden.De HEEREheeftdegeestvandekoningenvanMedië opgewekt,wantZijnplanistegenBabel,omhette verwoestenWantditisdewraakvandeHEERE,dewraak vanZijntempel
12RichtdebanieropdemurenvanBabelop,versterkde wacht,zetdewachtersuit,legdehinderlagenaan.Wantde HEEREheefthetbedachtengedaan,watHijtegende inwonersvanBabelgesprokenheeft
13Ogij,diewoontaanvelewateren,rijkaanschatten,uw eindeisgekomen,endemaatvanuwhebzucht
14DeHEEREvandelegermachtenheeftbijZichzelf gezworen:Voorzeker,Ikzaluvullenmetmannen,alsmet rupsen,enzijzulleneengejuichtegenuaanheffen
15Hijheeftdeaardegemaaktdoorzijnkracht,dewereld gegrondvestdoorzijnwijsheidendehemeluitgespannen doorzijnverstand
16AlsHijZijnstemverheft,isereenveelheidvanwateren aandehemel;enHijdoetdampenopstijgenvandeeinden deraarde;Hijmaaktbliksemschichtenmetregenenbrengt windvoortuitZijnschatkamers.
17Iedermensisonverstandigdoorzijnkennis;iedere gieterwordtbeschaamddoorhetgesnedenbeeld,wantzijn gegotenbeeldisleugen,enerisgeengeestinhen 18Zijzijnijdelheid,hetwerkvandwaling;tentijdevan hunbezoekingzullenzijvergaan
19HetlotvanJakobisnietalsdeze,wanthijisde Formeerdervanalledingen,enIsraëlisderoedevanzijn erfdeel;HEEREvandelegermachteniszijnNaam 20Gijzijtmijnstrijdbijlenmijnwapenen,wantmetuzal ikheidenvolkenverbrijzelenenkoninkrijkentegronde richten
21EnmetuzalIkhetpaardenzijnruiterverbrijzelen,en metuzalIkdestrijdwagenenzijnruiterverbrijzelen 22OokzalIkdoorumanenvrouwinstukkenslaan;door uzalIkoudenjonginstukkenslaan;dooruzalIk jongemanenmaagdinstukkenslaan;
23Ikzaldoorudeherderenzijnkuddeverbrijzelen;door uzalIkdelandbouwerenzijnjukossenverbrijzelen;door uzalIkdehoofdliedenendeheersersverbrijzelen
24IkzalBabelenalleinwonersvanChaldeavergelden metalhunkwaad,datzijinSionvooruwogengedaan hebben,spreektdeHEERE
25Zie,Ikkomtotu,gijverderfelijkeberg,spreektde HEERE,diedegeheleaardeverderft!DaaromzalIkMijn handtegenuuitstrekkenenuvanderotsenafwentelenIk zalutoteenverbrandebergmaken
26Enmenzalvanugeensteennementoteenhoek,noch eensteentoteenfundament;maargijzultvooreeuwigeen woestenijzijn,spreektdeHEERE
27Richteenvaandelopinhetland,blaasopdebazuin onderdevolken,bereiddevolkenvooroptegenditland, roepdekoninkrijkenvanArarat,MinnienAsjenaztegen ditlandop;steleenaanvoerdertegenditlandaan,laatde paardenopkomenalswilderupsen
28Laattegenhaardevolkenoptrekken,metdekoningen vandeMeden,hunhoofdmannenenalhunvorsten,enhet helelandwaaroverzijheerschappijvoeren
29Hetlandzalbevenentreuren,wantalhetplanvande HEEREzaltegenBabeltenuitvoerwordengebrachtom hetlandBabeltemakentoteenwoestenij,zonderinwoners
30DeheldenvanBabelhebbendestrijdopgegeven,zij zijninhunvestingengebleven;hunkrachtisbezweken;zij zijngewordenalsvrouwen;zijhebbenhaarwoningen verbrand,haargrendelszijngebroken.
31Deenepostzaldeanderetegemoetrennen,endeene boodschapperdeanderetegemoet,omdekoningvanBabel telatenwetendatzijnstadaanheteneeindisingenomen, 32Endatdewegenafgeslotenzijn,endatzijhetrietmet vuurhebbenverbrand,endatdekrijgsliedenbevreesdzijn 33WantzozegtdeHEEREvandelegermachten,deGod vanIsraël:HetdochtertjeBabelisalseendorsvloer;hetis tijdomhaartedorsen;nogeenkortetijdendetijdvan haaroogstkomt.
34Nebukadrezar,dekoningvanBabel,heeftmij verslonden,hijheeftmijverbrijzeld,hijheeftmijtoteen leegvatgemaakt,hijheeftmijverslondenalseendraak,hij heeftzijnbuikgevuldmetmijnlekkernijen,hijheeftmij uitgeworpen
35Hetgeweld,aanmijenaanmijnvleesaangedaan,kome overBabel,zaldeinwonervanSionzeggen;enmijnbloed overdeinwonersvanChaldea,zalJeruzalemzeggen
36Daarom,zozegtdeHEERE:Zie,Ikzaluwrechtszaak voerenenwraakvoorunemen;Ikzalhaarzeedoen opdrogenenhaarbronnendoenopdrogen
37EnBabelzaltotpuinhopenworden,eenwoonplaats voordraken,eenafschuwelijkeplaatseneenaanfluiting, zonderinwoner
38Samenzullenzijbrullenalsleeuwen,samenzullenzij schreeuwenalsleeuwenwelpen
39InhunhittezalIkhunfeestenmakenenhendronken maken,opdatzijzichverheugen.Zijzulleneeneeuwige slaapslapenennietontwaken,spreektdeHEERE
40Ikzalhenalslammerenterslachtingbrengen,als rammenbijdebokken.
41HoeisSesachgenomen!Hoeisdelofvandeheleaarde verbaasd!HoeisBabeleenverschrikkinggewordenonder devolken!
42DezeeisoverBabelgekomen,zijisbedektmethaar geweldigegolven
43Haarstedenzijneenwoestenijgeworden,eendorland, eenwildernis,eenlandwaarinniemandwoontengeen mensenkinddoorheentrekt
44IkzalBelinBabelstraffenenuitzijnmondhalenwat hijverslondenheeftDanzullendeheidenvolkennietmeer naarhemtoestromenDemuurvanBabelzalvallen
45Mijnvolk,gaweguithaarmiddenenrediederzijnziel vandebrandendetoornvandeHEERE
46Laatuwhartnietbezwijkenenvreesnietvoorhet geruchtdatinhetlandgehoordwordt;hetenejaarzaler eengeruchtkomen,enhetvolgendejaarzalereengerucht komen,engeweldinhetland,heersertegenheerser
47Daarom,zie,dedagenkomen,datIkoordeelzalvellen overdegesnedenbeeldenvanBabel;enheelhaarlandzal teschandeworden,enalhaargesneuveldenzulleninhaar middenvallen.
48Danzullendehemelendeaarde,enalwatdaarinis, juichenoverBabel,wantuithetnoordenzullende verwoesterseropafkomen,spreektdeHEERE.
49ZoalsBabeldeverslagenenvanIsraëlheeftdoenvallen, zozulleninBabeldeverslagenenvandeheleaardevallen
50Julliedieaanhetzwaardontkomenzijn,gaweg,staniet stilDenkaandeHEEREvanverre,laatJeruzaleminjullie gedachtenkomen
51Wijzijnbeschaamd,omdatwijsmaadhebbengehoord; schaamteheeftonsgezichtbedekt,wantvreemdenzijnin deheiligdommenvanhethuisvandeHEEREgekomen.
52Daarom,ziet,dedagenkomen,spreektdeHEERE,dat Ikaanhaargesnedenbeeldeneenoordeelzalvellen;in heelhaarlandzullendegewondenkreunen
53AlzouBabeltotaandehemelreiken,alzouhettotin dehoogtevanzijnmachtversterktworden,tochzullener verwoestersvanMijnkantopkomen,spreektdeHEERE
54EenluidgeschreeuwkomtuitBabel,engrote verwoestinguithetlandvandeChaldeeën
55WantdeHEEREheeftBabelverwoestenvandaaruit vernield;haargolvenbruisenalsgeweldigewateren,het geluidvanhunstemwordtgehoord
56Omdatdeverwoesteroverhaarkomt,overBabel,en haarheldengevangenzijn,alhunbogenzijngebroken,
wantdeHEERE,deGodvandevergelding,zalhetzeker vergelden.
57Ikzalhaarvorsten,haarwijzen,haarlandvoogden,haar vorstenenhaarheldendronkenmaken,zodatzijeen eeuwigeslaapzullenslapenennietzullenontwaken,zegt deKoning,wiensNaamisHEEREvandelegermachten
58ZozegtdeHEEREvandelegermachten:Debrede murenvanBabelzullengeheelverbrokenworden,enhaar hogepoortenzullenmetvuurverbrandworden;hetvolk zaltevergeefszwoegen,enhetvolkinhetvuur,enzij zullenvermoeidworden
59HetwoorddatdeprofeetJeremiaaanSeraja,dezoon vanNeria,dezoonvanMaäseja,gaf,toenhijmetZedekia, dekoningvanJuda,naarBabelginginhetvierdejaarvan zijnregeringEndezeSerajawaseenrustigevorst 60JeremiaschreefineenboekalhetonheildatoverBabel zoukomen,aldezewoordendieoverBabelgeschreven zijn
61EnJeremiazeidetotSeraja:WanneergijteBabelkomt, enaldezewoordenzietenleest,
62DanzultGijzeggen:HEERE,Gijhebttegendezeplaats gesproken,omhaaruitteroeien,zodatergeenmensnoch diermeerzaloverblijven,maardatzijvooreeuwigeen woestenijzalzijn
63Wanneeruklaarbentmethetlezenvanditboek,moetu ereensteenaanbindenendieinhetmiddenvandeEufraat werpen
64Engijzultzeggen:ZozalBabelzinken,enhetzalniet meeropstaanvanhetonheildatIkoverhaarbreng;enzij zullenvermoeidwordenTotzoverdewoordenvan Jeremia.
HOOFDSTUK52
1Zedekiawaséénentwintigjaaroudtoenhijkoningwerd, enhijregeerdeelfjaarinJeruzalemZijnmoederheette Hamutal,dedochtervanJeremiauitLibna.
2HijdeedwatslechtwasindeogenvandeHEERE, overeenkomstigalleswatJojakimgedaanhad
3WantdoordetoornvandeHEEREgebeurdehetin JeruzalemenJuda,totdatHijhenvanZijnaangezichthad verdreven,datZedekiainopstandkwamtegendekoning vanBabel.
4Inhetnegendejaarvanzijnregering,opdetiendedag vandetiendemaand,kwamNebukadnezar,dekoningvan Babel,metzijnhelelegertegenJeruzalemop,legerdezich tegendestadenbouwdeversterkingenrondomdestad
5Destadwerdbelegerdtothetelfdejaarvankoning Zedekia
6Enindevierdemaand,opdenegendedagvandemaand, werddehongersnoodindestadgroot,zodatergeenbrood wasvoordebevolkingvanhetland.
7Toenwerddestadopgebroken,enallekrijgslieden sloegenopdevluchtZijverlietendestad'snachtsviade wegvandepoorttussendetweemuren,diebijde koninklijketuinligtDeChaldeeënnulagenrondomde stad.Zijgingenlangsdewegvandevlakte.
8MaarhetlegervandeChaldeeënzettedeachtervolging inopdekoningenhaaldeZedekiainindevlaktevan Jericho,enzijnhelelegerraaktevanhemverstrooid.
9Toennamenzijdekoninggevangenenbrachtenhem naardekoningvanBabel,naarRiblainhetlandvan Hamath,endekoningsprakeenvonnisoverhemuit
10DekoningvanBabeldooddevoorzijnogendezonen vanZedekia;ookdooddehijallevorstenvanJudainRibla.
11ToenstakhijZedekia’sogenuit,endekoningvan Babelboeidehemmetketenen,voerdehemwegnaar Babelenzettehemgevangentotdedagvanzijndood.
12Indevijfdemaand,opdetiendedagvandemaand,het negentiendejaarvanNebukadrezar,dekoningvanBabel, kwamNebuzaradan,debevelhebbervandelijfwachtdiede koningvanBabeldiende,naarJeruzalem
13EnhijverbranddehethuisvandeHEERE,enhethuis vandekoning,enallehuizenvanJeruzalem,enallehuizen vandeaanzienlijken,verbranddehijmetvuur
14EnhethelelegervandeChaldeeën,datonderleiding stondvandebevelhebbervandelijfwacht,brakallemuren vanJeruzalemrondomaf
15ToenvoerdeNebuzaradan,debevelhebbervande lijfwacht,enkelenvandearmenvanhetvolk,derestvan hetvolkdatindestadwasovergebleven,endegenendie warenovergelopennaardekoningvanBabel,enderest vandemenigteingevangenschapweg
16MaarNebuzaradan,debevelhebbervandelijfwacht, lieteenaantalarmenvanhetlandalswijnbouwersen landbouwersachter
17OokdekoperenzuilendieinhethuisvandeHEERE stonden,deonderstellenervanendekoperenzeedieinhet huisvandeHEEREstond,brakendeChaldeeënafAlhet koperdaarvanvoerdenzenaarBabel
18Ooknamenzijdekookpotten,descheppen,desnuiters, debekkens,delepelsenalhetkoperengereedschap, waarmeezijhundienstverrichtten,weg 19Ookdewasschalen,devuurpannen,deschalen,de kookpotten,dekandelaars,delepelsendebekers,alhet goudingoudenalhetzilverinzilver,werdendoorde overstevandelijfwachtmeegenomen.
20Detweezuilen,deenezeeendetwaalfkoperenstieren dieonderdevoetstukkenstonden,diekoningSalomoin hethuisvandeHEEREhadlatenmaken.Hetkopervanal dezevoorwerpenwasgewichtloos
21Enwatdezuilenbetreft,dehoogtevaniederezuilwas achttienel;eneenbandvantwaalfelomgafhem;zijndikte wasviervingers;hijwashol
22Enerwaseenkapiteelvankoperop,endehoogtevan elkkapiteelwasvijfel,meteennetengranaatappelsopde kapiteelsrondom,geheelvankoperOokdetweedepilaar endegranaatappelswarenhieraangelijk.
23Erwarenzesennegentiggranaatappelbomenopelke zijde,enaldegranaatappelbomenophetnetwerkwaren honderdrondom
24Toennamdebevelhebbervandelijfwachtde overpriesterSeraja,detweedepriesterZefanjaendedrie dorpelbewakersgevangen
25Ooknamhijeeneunuch,diedeleidinghadoverde krijgslieden,uitdestadmee,enzevenmannenvanhendie zichindenabijheidvandekoningbevonden,diezichinde stadbevonden;endeopperschrijvervanhetleger,diede bevolkingvanhetlandtelde;enzestigmannenvande bevolkingvanhetland,diezichinhetmiddenvandestad bevonden
26ToennamNebuzaradan,debevelhebbervande lijfwacht,hengevangenenbrachthennaardekoningvan Babel,teRibla
27DekoningvanBabelsloeghenneerenlietheninRibla, inhetlandvanHamath,terdoodbrengen.ZowerdJudauit zijnlandweggevoerd
28DitishetvolkdatNebukadnezarinballingschapheeft weggevoerd:inhetzevendejaardrieduizenden drieëntwintigJoden
29InhetachttienderegeringsjaarvanNebukadnezar voerdehijachthonderdtweeëndertigmannenuitJeruzalem inballingschap
30InhetdrieëntwintigstejaarvanNebukadrezarvoerde Nebuzaradan,debevelhebbervandelijfwacht, zevenhonderdvijfenveertigmannenvandeJodengevangen Intotaalwarenhetvierduizendzeshonderdmannen.
31Enhetgebeurdeinhetzevenendertigstejaarvande gevangenschapvanJojachin,dekoningvanJuda,inde twaalfdemaand,opdevijfentwintigstedagvandiemaand, datEvilmerodach,dekoningvanBabel,inheteerstejaar vanzijnregering,hethoofdvanJojachin,dekoningvan Juda,omhooghiefenhemuitdegevangenisleidde,
32Enhijsprakvriendelijktegenhemenplaatstezijntroon bovendetroonvandekoningendiemetheminBabel waren,
33Enhijverwisseldezijngevangeniskleding,enhijat voortdurendbroodvoorzijnaangezicht,aldedagenvan zijnleven.
34Envoorzijnonderhoudwerdhemdoordekoningvan Babeleenvoortdurendvoedselpakketgegeven,elkedag eenbepaaldehoeveelheid,totaandedagvanzijndood, zolanghijleefde