Dutch - The Book of Prophet Ezekiel

Page 1


Ezechiël

HOOFDSTUK1

1Hetgebeurdeinhetdertigstejaar,opdevijfdedagvande vierdemaand,toeniktemiddenvandeballingenaande rivierKebarwas,datdehemelzichopendeenikgezichten vanGodzag.

2Opdevijfdedagvandemaand,hetvijfdejaarvande gevangenschapvankoningJojachin, 3HetwoordvandeHEEREkwamuitdrukkelijktotde priesterEzechiël,dezoonvanBuzi,inhetlandvande ChaldeeënaanderivierdeKebar,endehandvande HEEREwasdaarophem.

4Enikzag,enzie,eenstormwindkwamuithetnoorden, eengrotewolk,enervloeideeenvuuruit,omgevendoor eenglans.Enuithetmiddendaarvan,uithetvuur,kwam ietsalsblinkendmetaal

5Enuithetmiddendaarvankwamdegedaantevanvier levendewezenstevoorschijn.Enditwashunuiterlijk:ze haddendegedaantevaneenmens

6Iedervanhenhadviergezichteneniedervanhenhad viervleugels.

7Hunvoetenwarenrecht,hunvoetzolenwarenalsde voetzolenvaneenkalfenzeglansdenalsgepolijstkoper

8Enzijhaddenmensenhandenonderhunvleugelsaanhun vierzijden;enzijvierhaddenhungezichtenenhun vleugels

9Hunvleugelswarenaanelkaarvastgehecht;zedraaiden nietomalszegingen;zegingeniederrechtvooruit

10Watdegelijkenisvanhungezichtenbetreft,zijvier haddenhetgezichtvaneenmensenhetgezichtvaneen leeuwaanderechterzijde;enzijvierhaddenhetgezicht vaneenosaandelinkerzijde;ookhaddenzijvierhet gezichtvaneenarend.

11Hungezichtenwarenzo,hunvleugelswarennaarboven uitgespreid;elkhadtweevleugelsdieaanelkaarvastzaten, entweeervanbedektenhunlichaam.

12Enzijgingeniederrechtdoor;waarheendeGeestwilde gaan,gingenzij,enzijkeerdenzichnietom,toenzij gingen

13Watdegedaantevandelevendewezensbetreft,hun aanblikwasalsbrandendevuurkolenenalsfakkels.Het gingopenneertussendelevendewezens,enhetvuur glansde,enuithetvuurkwamenbliksemschichtenvoort

14Endelevendewezensrendenenkeerdenterugalshet verschijnenvaneenbliksemflits

15Toeniknaardelevendewezenskeek,zagikopde aardeéénwielmetviergezichten.

16Hetuiterlijkvanderaderenenhunwerkwasalsde kleurvaneenturkooisZehaddenallevierdezelfde gelijkenis.Hunuiterlijkenhunwerkwasalseenwielin hetmiddenvaneenwiel

17Alszijgingen,gingenzijophunvierzijden,enzij keerdenzichnietomalszijgingen.

18Hunringenwarenzohoogdatzeangstaanjagendwaren; enhunringenwarenrondomhenallenvologen

19Enalsdedierengingen,gingenderaderenmee;enals dedierenzichvandeaardeverhieven,verhievenzichde raderen

20Waarheendegeestookging,daarheenginghungeest; endewielenwerdenbovenhenverheven,wantdegeest vanhetlevendewezenwasindewielen.

21Alsdezengingen,gingendezen;alsdezenstilstonden, blevendezenstaan;enalsdezenvandeaardeverheven werden,verhievenderaderenzichtegenoverhen,wantde geestvanhetwezenwasinderaderen

22Endegelijkenisvanhetuitspanselopdehoofdenvan hetlevendewezenwasalsdekleurvanhet ontzagwekkendekristal,uitgestrektbovenhunhoofden

23Enonderhetuitspanselwarenhunvleugelsrecht,de enenaardeanderekantgericht.Iederhadertwee,dieaan deenekanteniederhadertwee,dieaandeanderekant hunlichaambedekten

24Enalszijgingen,hoordeikhetgeruisvanhunvleugels alshetgedruisvangeweldigewateren,alsdestemvande Almachtige,destemvaneensprekendvolk,alshetgedruis vaneenleger;alszijstilstonden,lietenzijhunvleugels zakken

25Enerklonkeenstemuithetuitspanseldatbovenhun hoofdenwas,terwijlzijdaarstondenenhunvleugels haddenneergelaten

26Enbovenhetuitspanseldatbovenhunhoofdenwas, wasietsdatgeleekopeentroon,dateruitzagalssaffier;en daarboven,opdetroon,wasietsdatdegedaantehadvan eenmens

27Enikzagietsdatschitterdealsamber,meteenaanblik vanvuurrondomerin,vanafwateruitzagalszijnlendenen naarboven,envanafwateruitzagalszijnlendenennaar benedenIkzagietswatleekopvuur,enerwaseenglans rondom

28Zoalsdeaanblikvandeboogdieindewolkenisopde dagvanderegen,zowasdeaanblikvandeglansrondom Ditwasdeaanblikvandegelijkenisvandeheerlijkheid vandeHEERE.Entoenikhetzag,vielikopmijn aangezichtenhoordedestemvaniemanddiesprak.

HOOFDSTUK2

1EnHijzeidetotmij:Mensenkind,staopuwvoeten,enIk zalmetuspreken.

2EndeGeestkwaminmij,toenHijtotmijsprak,endeed mijopmijnvoetenstaan,zodatikHemhoorde,Dietotmij sprak.

3EnHijzeidetotmij:Mensenkind,Ikzendunaarde kinderenIsraëls,naareenopstandigvolkdattegenMijin opstandisgekomen.ZijenhunvaderenzijntegenMijin opstandgekomen,totopdezedagtoe

4Wantzijzijnkinderendiezichschaamteloosen hardvochtiggedragen.Ikzendunaarhentoe,enumoet tegenhenzeggen:ZozegtdeHeereHEERE

5Enhetzijzijluisterenofhetnalaten(wantzijzijneen opstandighuis),zijzullentochwetendatereenprofeetin hunmiddenisgeweest

6Enjij,mensenkind,weesnietbangvoorhenenweesniet bangvoorhunwoorden,alzijnerdistelsendoornenbijje enwoonjetemiddenvanschorpioenenWeesnietbang voorhunwoordenenweesnietontsteldvoorhunblikken, alzijnzijeenopstandigvolk.

7Engijzultmijnwoordentothenspreken,hetzijzijzullen luisteren,hetzijzijhetzullennalaten;wantzijzijnzeer weerspannig.

8Maarjij,mensenkind,luisternaarwatIktegenjezeg Weesnietopstandigzoalsdatopstandigehuis;doejemond openeneetwatIkjegeef

9Entoenikkeek,zie,erwerdeenhandnaarmijtoe gestoken,enzie,erlageenboekrolin.

10Enhijspreiddehetvoormijuit,enhetwasvanbinnen envanbuitenbeschreven,enerstondenklaagliederen,en rouwenweeliedopgeschreven.

HOOFDSTUK3

1Verderzeihijtegenmij:Mensenkind,eetwatjevindt; eetdezerolengaheen,spreektothethuisvanIsraël.

2Toendeedikmijnmondopen,enhijlietmijdatbroodje eten

3EnHijzeitotmij:Mensenkind,laatuwbuiketenenvul uwingewandenmetdezeroldieIkugeefToenatikhem op,enhijwasinmijnmondzoetalshoning

4EnHijzeidetotmij:Mensenkind,gaheen,ganaarhet huisvanIsraëlenspreektothenmetMijnwoorden

5WantGijzijtnietgezondentoteenvolk,dateenvreemde taalspreekteneenmoeilijketaalspreekt,maartothethuis vanIsraël,

6Nietaanveelmensenmeteenvreemdetaaleneen moeilijketaal,waarvanudewoordennietkuntverstaan. Alsikunaarhenhadgestuurd,zoudenzezekernaaru hebbengeluisterd

7MaarhethuisvanIsraëlzalnaarunietluisteren,omdat zijnaarMijnietwillenluisterenHethelehuisvanIsraëlis immersschaamteloosenhardvochtig

8Zie,Ikmaakuwaangezichtsterktegenhunaangezichten, enuwvoorhoofdsterktegenhunvoorhoofd 9Ikhebjevoorhoofdgemaaktalseendiamant,harderdan eenkiezelsteen.Weesnietbangvoorhenenweesniet verschriktdoorhunblikken,alzijnzijeenopstandighuis 10EnHijzeidetotmij:Mensenkind,ontvangalde woordendieIktotusprekenzalinuwhartenhoormetuw oren

11Gadanheen,begeefunaardegevangenen,naaruw volksgenoten,enspreektothenenzeghun:Zozegtde HeereHEERE;ofzijzullenluisteren,ofhetzullennalaten 12ToennamdeGeestmijop,enikhoordeachtermijeen stemmeteengeweldigruisen,diezei:Geprezenzijde heerlijkheidvandeHEEREvanuitzijnwoonplaats 13Ikhoordeookhetgeruisvandevleugelsvandedieren dieelkaaraanraakten,enhetgeratelvanderaderendie tegenelkaaraankwamen,enhetgeluidvaneengeweldig geruis.

14ToenhiefdeGeestmijopennammijmee,enikging heen,verbitterdeninberoeringvanmijngeest,maarde handvandeHEEREwassterkopmij

15ToenkwamikbijdegevangeneninTel-Abib,dieaan derivierdeKebarwoondenIkgingzittenwaarzijzaten enbleefdaarzevendagenverbaasdinhunmidden

16Enhetgeschieddenaverloopvanzevendagen,dathet woorddesHEERENtotmijkwam,zeggende:

17Mensenkind,Ikhebuaangesteldtoteenwachterover hethuisvanIsraëlLuisterdaaromnaarhetwoorduitMijn mondenwaarschuwhennamensMij

18WanneerIktotdegoddelozezeg:Gijzultzekersterven, engijwaarschuwthemniet,nochspreektgijomde goddelozetewaarschuwenvoorzijnslechteweg,omzijn

leventebehouden,danzaldiegoddelozeinzijneigen ongerechtigheidsterven,maarzijnbloedzalIkvanuw handeisen

19MaaralsGijdegoddelozewaarschuwt,enhijbekeert zichnietvanzijngoddeloosheidenvanzijnslechteweg, danzalhijinzijneigenongerechtigheidsterven,maarGij hebtuwlevengered

20Wanneereenrechtvaardigezichafkeertvanzijn gerechtigheidenonrechtdoet,enIkeenstruikelblokvoor hemneerleg,danzalhijsterven,omdatUhemniet gewaarschuwdhebt,zalhijinzijnzondestervenenaan zijngerechtigheid,diehijgedaanheeft,zalnietgedacht worden;maarzijnbloedzalIkvanUwhandeisen.

21Maaralsuderechtvaardigewaarschuwt,zodatde rechtvaardigenietzondigt,enhijzondigtniet,danzalhij zekerleven,omdathijgewaarschuwdis;ookhebtuuw levengered

22ToenwasdehandvandeHEEREdaaropmij,enHij zeitegenmij:Staop,ganaardevlakte,endaarzalIkmet uspreken

23ToenstondikopengingnaardevlakteEnzie,daar stonddeheerlijkheidvandeHEERE,zoalsdeheerlijkheid dieikaanderivierKebargezienhadToenvielikmet mijngezichtteraarde

24Toenkwamdegeestinmij,deedmijopmijnvoeten staan,sprakmetmijenzeitegenmij:Gaheen,sluituopin uwhuis

25Maargij,mensenkind,zie,zijzullenuboeienaandoen enudaarmeebinden,engijzultinhunmiddennietuitgaan 26Ikzaluwtongaanuwgehemeltelatenkleven,zodatu stomzultzijnenvoorhengeenbestrafferzultzijn,wantzij zijneenweerspannighuis

27MaarwanneerIkmetuspreek,zalIkuwmondopenen, engijzulttothenzeggen:ZozegtdeHeereHEERE:Wie hoort,diehore;enwienalaat,dienalaat,wantzijzijneen weerspannighuis

HOOFDSTUK4

1Engij,mensenkind,neemeendakpan,legdievooru neerenlegdaaropdestadJeruzalem

2Enbelegerhet,enbouwereenvestingtegen,enwerper eenlegerkamptegenop;stelereenlegerkamptegenop,en plaatserstormrammenrondomtegen

3Neemookeenijzerenpanenzetdiealseenijzerenmuur tussenuendestad.Richtuwblikertegen,zodatdestad belegerdwordtenuhaarbelegertDitzaleentekenzijn voorhethuisvanIsraël.

4Gaookopuwlinkerzijdeliggenenlegdaaropde ongerechtigheidvanhethuisvanIsraëlNaarhetaantal dagendatudaaropligt,zultuhunongerechtigheiddragen

5WantIkhebdejarenvanhunongerechtigheidopu gelegd,naarhetgetalvandedagen,driehonderdnegentig dagen;zozultudeongerechtigheidvanhethuisvanIsraël dragen

6Wanneeruditgedaanhebt,moetuopnieuwopuw rechterzijdegaanliggen.Danzultudeongerechtigheidvan hethuisvanJudaveertigdagendragenIkhebuelkedag opgelegd,vooreenjaar

7Daarommoetuuwblikrichtenopdebelegeringvan Jeruzalem,enuwarmmoetontblootzijn,enumoet ertegenprofeteren

8Enzie,Ikzaluboeienopleggen,engijzultunietvande enezijdenaardeandereomkeren,totdatgijdedagenvan uwbelegeringvoleindigdhebt

9Neemooktarwe,gerst,bonen,linzen,gierstenwikken, doezeinéénpotenmaakerbroodvan.Hetisgelijkaan hetaantaldagendatuopuwzijdeligt: driehonderdnegentigdagenzultudaarvaneten

10Enhetvoedseldatueet,moetwordenafgewogen: twintigsjekelperdagVantijdtottijdmoetuheteten

11Drinkookwater,eenbepaaldehoeveelheid,eenzesde deelvaneenhin;vantijdtottijdmoetuhetdrinken

12Engijzulthetetenalsgerstekoeken,engijzulthet bakkenmetdemest,dieuitdemenskomt,voorhunogen.

13EndeHEEREzeide:Opdezelfdewijzezullende kinderenIsraëlshunonreinbroodetentemiddenvande heidenvolken,waarheenIkhenverdrijvenzal.

14Toenzeiik:Ach,HeereHEERE!zie,mijnzielisniet verontreinigd;wantvanmijnjeugdaftotnutoehebik nietsgegetenvaneenstervendeofverscheurdevrucht;en erkwamgeenafschuwelijkvleesinmijnmond

15Toenzeihijtegenmij:Zie,ikgeefjekoeienmestinruil voormensenmest;daarmeemoetjejebroodbereiden.

16VerderzeiHijtotmij:Mensenkind,zie,Ikzalde broodstafinJeruzalembreken;danzullenzijbroodeten naarhetgewichtenmetzorg,enwaterzullenzijdrinken naardemaatenmetverbazing

17opdatzijbroodenwaterzoudenmissen,enzijzichmet elkaarzoudenverbijsterenenzoudenvergaanvanwegehun ongerechtigheid

HOOFDSTUK5

1Engij,mensenkind,neemueenscherpmes,neemueen scheermesenlaathetoveruwhoofdenoveruwbaardgaan; neemdaneenweegschaalomhethaartewegenente verdelen

2Eenderdedeelzultuinhetmiddenvandestadmetvuur verbranden,wanneerdedagenvandebelegeringvoorbij zijnEenderdedeelzultunemenendaarmethetmes omheenslaan.Eenderdedeelzultuindewindverstrooien. DanzalIkhetzwaardachterhenaantrekken

3Engijzultereenkleinaantalvannemenenzeinuw zomenbinden.

4Neemerdannogeenséén,werpzemiddeninhetvuur enverbrandzemetvuurErzaldaneenvuuruitkomen overheelhethuisvanIsraël.

5ZozegtdeHeereHEERE:DitisJeruzalem;Ikhebhet geplaatsttemiddenvandeheidenvolkenenlandendie rondomhetzijn

6Meerdandeheidenvolkenheeftzijmijnbepalingenin onrechtveranderd,enmeerdandelandendierondomhaar zijn,mijnverordeningen.Zijhebbenmijnbepalingenen verordeningenverworpenenernietnaargewandeld

7Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Omdatutalrijker bentgewordendandevolkendierondomuzijn,ennietin Mijnverordeningenhebtgewandeld,enMijnbepalingen niethebtnageleefd,enniethebtgehandeldovereenkomstig debepalingenvandevolkendierondomuzijn,

8Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Zie,Ik,Ikzalaanu gerichtenoefeneninuwmidden,voordeogenvande heidenvolken

9IkzalonderudoenwatIknietgedaanheb,enwatIk voortaannietmeerzaldoen,vanwegealuwgruweldaden. 10Daaromzullendevadershunkindereninhetmidden vanuopeten,endekinderenzullenhunvadersopeten.Ik zalgerichtenaanuvoltrekkenenalwatvanu overgeblevenis,zalIknaarallewindstrekenverstrooien 11Daarom,zowaarIkleef,spreektdeHeereHEERE, OmdatgijMijnheiligdomverontreinigdhebtmetaluw gruwelenenmetaluwgruweldaden,daaromzalookIku vernederen;IkzalunietsparenenIkzalgeendeernis hebben

12Eenderdedeelvanuzaldoordepeststerven,endoor dehongerzullenzijinuwmiddenomkomen;eneenderde deelzalrondomudoorhetzwaardvallenEneenderde deelzalIkinallewindstrekenverstrooien,enachterhen zalIkhetzwaardtrekken.

13AlduszalMijntoornvoltrokkenworden,enIkzalMijn grimmigheidophendoenrustenenIkzalMijgetroost voelen,enzijzullenwetendatIk,deHEERE,hetinMijn ijvergesprokenheb,wanneerIkMijngrimmigheidinhen hebvolbracht

14Ikzalumakentoteenverwoestingentoteensmaad onderdevolkendierondomuzijn,voordeogenvanallen dievoorbijtrekken

15Hetzaleensmaadeneenhoonzijn,eenleseneen verschrikkingvoordevolkendierondomuzijn,wanneer Ikintoorn,ingrimmigheideningrimmigebestraffingen oordelenaanuvoltrek.Ik,deHEERE,hebhetgesproken. 16WanneerIkdebozepijlenvandehongersnoodophen zalzenden,dietothunverderfzullenzijnendieIktotuw verderfzalzenden,enIkdehongersnoodoveruzaldoen toenemenenuwbroodstafzalbreken,

17DaaromzalIkhongersnoodenwildedierenoveru zenden,dieuzullenberoven;pestenbloedzullenonderu teisteren;enIkzalhetzwaardoverubrengenIk,de HEERE,hebhetgesproken

HOOFDSTUK6

1EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende: 2Mensenkind,richtuwblikopdebergenvanIsraëlen profeteertegenhen

3Enzeg:BergenvanIsraël,hoorthetwoordvandeHeere HEERE!ZozegtdeHeereHEEREtotdebergenentotde heuvels,totderivierenentotdedalen:Zie,Ikbrenghet zwaardoveruenIkzaluwhoogtenverwoesten.

4Uwaltarenzullenverwoestwordenenuwgewijdestenen zullenvernieldworden.Ikzaluwverslagenenvooruw afgodenneerwerpen

5IkzaldelijkenvandeIsraëlietenvoorhunafgoden neerleggen,enjulliebeenderenrondomjulliealtaren verstrooien.

6Inaluwwoonplaatsenzullendestedenverwoestworden endeofferhoogteneenwilderniswordenUwaltaren zullenverwoestenverlatenworden,uwafgodenzullen vernieldwordenenverdwijnen,uwgewijdebeeldenzullen omgehaktwordenenuwwerkenzullentenietgedaan worden

7Endegesneuveldenzulleninuwmiddenvallen,engij zultweten,datIkdeHEEREben.

8TochzalIkeenoverblijfseloverlaten,opdatervooru enkelenzullenzijndieaanhetzwaardonderde

heidenvolkenontkomen,wanneeruoverdelanden verstrooidzultworden.

9Enzijdievanuontkomen,zullenaanMijdenkenonder deheidenvolkenwaarheenzijgevankelijkzullenworden weggevoerd,omdatIkgebrokenbendoorhunhoererend hart,datvanMijisafgeweken,endoorhunogen,die hoererijbedrijvenachterhunafgodenZijzullenwalgen vanzichzelfvanwegedewandadendiezijhebbenbegaan metalhungruwelen

10DanzullenzijwetendatIkdeHEEREben,endatIk nietvoornietsgezegdhebdatIkhunditkwaadzou aandoen

11ZozegtdeHeereHEERE:Slametuwhandenstamp metuwvoetenzeg:Weealdebozegruweldadenvanhet huisvanIsraël!Wantzijzullenvallendoorhetzwaard, doordehongerendoordepest.

12Wieverwegis,zalstervendoordepest,wiedichtbijis, zalvallendoorhetzwaard,wieoverblijftenbelegerd wordt,zalstervendoordehonger.ZozalIkmijn grimmigheidoverhentenuitvoerbrengen

13DanzultuwetendatIkdeHEEREben,wanneerhun gesneuveldenzullenliggentussenhunafgodenrondom hunaltaren,opelkehogeheuvel,opalletoppenvande bergen,onderelkegroeneboomenonderelkedichteeik, deplaatswaarzijaanalhunafgodeneenaangenamegeur offerden

14DaaromzalIkMijnhandtegenhenuitstrekkenenhet landtoteenwoestenijmaken,nogwoesterdandewoestijn bijDiblat,metalhunwoonplaatsenDanzullenzijweten datIkdeHEEREben

HOOFDSTUK7

1HetwoordvandeHEEREkwamtotmijenluidde:

2Ookgij,mensenkind,zozegtdeHeereHEEREoverhet landvanIsraël:Heteinde,heteindeisgekomenoverde vierhoekenvanhetland.

3Nuisheteindeoverugekomen,enIkzalMijntoorn overuzenden,enIkzalurichtenovereenkomstiguw wegen,enIkzaluvergeldenaluwgruweldaden.

4IkzalunietsparenenIkzalgeendeernishebbenIkzal uwwegenaanuvergelden,enuwgruweldadenzullenin uwmiddenzijn,enuzultwetendatIkdeHEEREben.

5ZozegtdeHeereHEERE:Eriseenonheilgekomen,een louteronheil

6Erkomteeneinde,heteindeisgekomen;hetwaaktover u;zie,hetisgekomen

7Demorgenisvoorugekomen,bewonersvanhetland! Detijdisgekomen,dedagvanbenauwdheidisnabij,en niethetgeluidvandebergen

8NuzalIkweldraMijngrimmigheidoveruuitstortenen Mijntoorntenvolleoverubrengen.Ikzalurichten overeenkomstiguwwegenenualuwgruweldaden vergelden

9IkzalniemandontzienengeendeernishebbenIkzalu vergeldennaaruwwegenennaaruwgruweldaden,diein uwmiddenzijn;enuzultwetendatIk,deHEERE,ben, Dieslaat

10Zie,dedag,zie,hijisgekomen;demorgenisvoorbij; deroedeisinbloeigekomen,dehoogmoedisuitgebot.

11Hetgeweldisopgestegentoteenstafvan goddeloosheid;erzalniemandvanhenoverblijven,noch

vanhunmenigte,nochvanwievanhenook;erzalover hennietgeweeklaagdworden.

12Detijdisgekomen,dedagnadert;dekoperverheuge zichniet,endeverkopertreurdeniet,wanttoornisoveral zijnmenigte.

13Wantdeverkoperzalnietterugkerentothetverkochte, hoewelhijnogleeftWanthetvisioenbetreftdegehele menigteervan,dienietzalterugkeren.Enniemandzalzich sterkenindeongerechtigheidvanzijnleven

14Zijhebbenopdetrompetgeblazenenalles gereedgemaakt,maarniemandtrekttenstrijde,wantmijn toornrustophaargehelemenigte

15Hetzwaardisvanbuiten,endepestendehongerzijn vanbinnenWieophetveldis,zaldoorhetzwaardsterven, enwieindestadis,zaldoordehongerendepestworden verteerd.

16Maardegenendieuithenontkomen,zullenontkomen Zijzullenopdebergenzijnalsdeduivenderdalen,allen treurend,iederomzijnongerechtigheid.

17Allehandenzullenslapworden,enalleknieënzullen slapzijnalswater

18Ookzullenzijzichmetzakkenomgorden,enontzetting zalhenbedekken;schaamtezalopallegezichtenzijn,en kaalheidopalhunhoofden

19Hunzilverzullenzijopstraatwerpenenhungoudzal weggenomenwordenHunzilverenhungoudzullenhen nietkunnenreddenopdedagvandetoornvandeHEERE Zijzullenhunzielnietverzadigenenhunbinnensteniet vullen,wanthetiseenstruikelblokvoorhun ongerechtigheid

20Watdeschoonheidvanzijnsieraadbetreft,dieheeftHij inmajesteitgeplaatstMaarzijhebbendaarin afschuwelijkebeeldenenafschuwelijkedingengemaakt DaaromhebIkdievervanhengeplaatst.

21Ikzalhetalsroofovergevenaandemachtenvan vreemdenenalsbuitaandegoddelozenderaarde,diehet ontheiligen.

22Ikzalmijnaangezichtvanhenafwenden,enzijzullen mijnschuilplaatsontheiligen,wantroverszullener binnenkomenenhaarverontreinigen.

23Maakeenketen,wanthetlandisvolbloedigemisdaden endestadisvolgeweld

24DaaromzalIkdeergsteheidenvolkenlatenkomen,en zijzullenhunhuizeninbezitnemenIkzaldeprachten praalvandemachtigendoenophouden,enhunheilige plaatsenzullenverontreinigdworden.

25Erkomtverderf,zezoekenvrede,maardiezalerniet zijn.

26Erzalonheiloponheilkomen,erzalgeruchtopgerucht zijn;danzullenzijeenvisioenvandeprofeetzoeken;maar dewetzalvoordepriesterverdwijnenenraadgevingen voordeoudsten.

27Dekoningzalrouwbedrijven,devorstzalmet verwoestingbekleedworden,dehandenvanhetvolkvan hetlandzullenschrikaanjagenIkzalhundoenzoalszij hetgedaanhebben,enovereenkomstighunverdienstenzal Ikhenrichten,enzijzullenwetendatIkdeHEEREben.

HOOFDSTUK8

1Inhetzesdejaar,opdevijfdedagvandezesdemaand, terwijlikinmijnhuiszatendeoudstenvanJudavoormijn

Ezechiël aangezichtzaten,vieldaardehandvandeHeereHEERE opmij.

2Toenzagik,enzie,ietsdatleekopvuur:vanafwatop zijnlendenenleeknaarbeneden,waservuur;envanafzijn lendenennaarboven,alseenglans,alsdeglansvanamber.

3Enhijstrektedegedaantevaneenhanduitengreepmij bijeenlokvanmijnhoofd;endeGeesttildemijoptussen deaardeendehemelenbrachtmijindevisioenenvan GodnaarJeruzalem,naardedeurvandebinnenstepoort, dieuitzietophetnoordenWaarwasdezetelvanhetbeeld vanjaloezie,datjaloezieopwekt

4Enzie,daarwasdeheerlijkheidvandeGodvanIsraël, overeenkomstighetgezichtdatikindevlaktegezienhad.

5Toenzeihijtegenmij:Mensenkind,slanuuwogenop naarhetnoordenIksloegmijnogenopnaarhetnoorden enzie,aandenoordkant,bijdeingangvanhetaltaar,dit beeldvanjaloezie

6Verderzeihijtegenmij:Mensenkind,ziejewatzedoen? DegrotegruweldadendiehethuisvanIsraëlhierdoet, zodatIkvervanmijnheiligdommoetweggaanMaarkeer jenogeensom,danzuljenoggroteregruweldadenzien

7Enhijbrachtmijtotaandeingangvandevoorhof.En toenikkeek,zie,erwaseengatindemuur

8ToenzeiHijtegenmij:Mensenkind,graaftocheenseen gatindemuur.Toenikeengatindemuurhadgegraven, zie,daarwaseendeur

9Enhijzeitegenmij:Ganaarbinnenenziedegoddeloze gruweldadendiezehierdoen.

10Toengingiknaarbinnenenkeek,enzie,erwaren allerleikruipendedierenenafschuwelijkedierenenalde afgodenvanhethuisvanIsraëlrondomopdemuur geschilderd

11Envoorhenstondenzeventigmannenvandeoudsten vanhethuisvanIsraël,enJaäzanja,dezoonvanSafan, stondinhetmiddenvanhen;iederhadzijnwierookvatin dehand;ersteegeendikkewierookwolkop

12ToenzeiHijtegenmij:Mensenkind,hebjegezienwat deoudstenvanhethuisvanIsraëlinhetdonkerdoen,ieder indekamersvanzijnbeelden?Zezeggen:DeHEEREziet onsniet;deHEEREheeftdeaardeverlaten.

13EnHijzeidetotmij:Bekeerunogeens,engijzultnog groteregruweldadenzien,diezijdoen

14Toenbrachthijmijnaardeingangvandepoortvanhet huisvandeHEERE,dieaandenoordkantligtEnzie,daar zatenvrouwendieTammuzbeweend

15Toenzeihijtegenmij:Hebjedatgezien,mensenkind? Bekeerjenogeens,danzuljenoggroteregruweldaden ziendandeze.

16Toenbrachthijmijnaardebinnenstevoorhofvanhet huisvandeHEEREEnzie,bijdeingangvandetempel vandeHEERE,tussendevoorhalenhetaltaar,stonden ongeveervijfentwintigmannen.Zijstondenmethunrug naardetempelvandeHEEREenmethungezichtnaarhet oostenZijbogenzichneervoordezoninderichtingvan hetoosten

17Toenzeihijtegenmij:Hebjedatgezien,mensenkind? IshetgeringvoorhethuisvanJudadatzijdegruweldaden begaandiezijhierbedrijven?Zijhebbenhetlandimmers metgeweldvervuldenzijnteruggekomenomMijtottoorn teverwekken.Enzie,zijhebbendetakaanhunneusgezet.

18DaaromzalookIkingrimmigheidhandelen;Ikzalniet sparenenIkzalgeendeernishebben;alroepenzijmet luidersteminMijnoren,tochzalIknaarhennietluisteren

HOOFDSTUK9

1Enhijriepmetluidersteminmijnoren:Laatdemannen dieoverdestadwaken,naderbijkomen,iedermetzijn vernietigingswapeninzijnhand

2Enzie,zesmannenkwamenvandewegvandeHoge Poort,dieaandenoordzijdeligt,eniederhadeen moordwapeninzijnhandEénmanonderhenwasgekleed inlinnen,enhadeenschrijfkokeraanzijnheup;enzij gingennaarbinnenenblevenbijhetkoperenaltaarstaan

3EndeheerlijkheidvandeGodvanIsraëlsteegopvande cherubwaaropHijstond,naardedrempelvanhethuis.En Hijriepdemaninlinnenkleed,diedeschrijversinktkoker aanzijnzijdehad;

4ToenzeideHEEREtegenhem:Gamiddendoordestad, middendoorJeruzalem,entekeneenmerktekenopde voorhoofdenvandemannendiezuchtenenkermenoveral degruweldadendieinhetmiddenervangedaanworden.

5Entotdeanderenzeidehijinmijnbijzijn:Gaatachter hemaandoordestadenslaattoe;laatuwoognietsparen enhebtgeenmedelijden.

6Doodalleoudeenjongemeisjes,allekleinekinderenen allevrouwen,maarkomnietindebuurtvaneenmanop wiehetmerktekenstaat;enbeginbijmijnheiligdom.Toen begonnenzebijdeoudemannendievoorhethuisstonden 7EnHijzeitothen:Verontreinighethuisenvulde voorhovenmetdegesneuvelden;gaatheen.Enzijgingen heenenslachttenindestad

8Enhetgebeurde,terwijlzijhendoodden,datik achterbleef,datikmetmijnaangezichtteraardevielen schreeuwde,enzeide:Ach,HeereHEERE,zultGijalhet overblijfselvanIsraëlverdelgen,wanneerGijUw grimmigheidoverJeruzalemuitstort?

9Toenzeihijtegenmij:Deongerechtigheidvanhethuis vanIsraëlenvanJudaisbuitengewoongroot,hetlandis volbloedendestadvolverdorvenheid.Wantzijzeggen: DeHEEREheeftdeaardeverlaten,endeHEEREziethet niet

10EnwatMijbetreft,IkzalhennietsparenenIkzalgeen deernishebben,maarIkzalhunwegophunhoofddoen neerkomen

11Enzie,demangekleedinlinnen,diedeinktkokeraan zijnheuphad,brachthetverslaguit,zeggende:Ikheb gedaan,zoalsGijmijbevolenhebt.

HOOFDSTUK10

1Toenzagikenzie,bovenhetuitspanselbovende hoofdenvandecherubijnenverscheenietsalssaffier,dat leekopeentroon

2Enhijspraktotdemangekleedinlinnen,enzeide:Ga tussendewielenin,onderdecherub,envuluwhandmet vurigekolenvantussendecherubs,enstrooizeoverde stadEnhijgingnaarbinnenvoormijnogen

3Toendemannaarbinnenging,stondendecherubsaan derechterkantvanhethuis,endewolkvuldedebinnenste voorhof

4ToensteegdeheerlijkheidvandeHEEREopvande cherubenbleefstaanopdedrempelvanhethuis.Enhet huiswerdvervuldmetdewolk,endevoorhofwasvolvan deglansvandeheerlijkheidvandeHEERE.

5Enhetgezangvandevleugelsvandecherubijnenwerd gehoordtotindebuitenstevoorhof,alsdestemvande AlmachtigeGodwanneerHijspreekt

6Enhetgebeurde,toenHijaandeman,gekleedinlinnen, bevelgaf:Neemvuurtussendewielen,tussendecherubs; toengingHijnaarbinnenenbleefbijdewielenstaan

7Eneencherubstrektezijnhanduitvantussendecherubs naarhetvuurdattussendecherubswas,enhijnamervan engafhetindehandenvanhemdiemetlinnenbekleed was;dezenamhetengingweg

8Enerverscheenaandecherubijneneengedaantealsvan eenmensenhand,onderhunvleugels.

9Entoenikkeek,zie,devierwielenstondenbijde cherubs:éénwielbijdeenecherub,ennogeenwielbijde anderecherub.Dewielenzageneruitalsdekleurvan saffier

10Enwathunuiterlijkbetreft,zelekenallevieropelkaar, alsofereenwielinhetmiddenvaneenwielwasgeweest.

11Wanneerzijgingen,gingenzijophunvierzijden;zij keerdenzichnietomterwijlzijgingen,maarzijvolgdende plaatswaarhethoofdzijnblikrichtte;zijkeerdenzichniet omterwijlzijgingen

12Enhunhelelichaam,hunruggen,hunhanden,hun vleugelsendewielenwarenrondomvologen;dewielen diezeallevierhadden

13Watdewielenbetreft,diewerdeninmijnoren toegeroepen:Wiel!

14Iederhadviergezichten:heteerstegezichtwashet gezichtvaneencherub,hettweedegezichtwashetgezicht vaneenmens,hetderdewashetgezichtvaneenleeuwen hetvierdewashetgezichtvaneenarend 15EndecherubsverhievenzichDitishetlevendewezen datikzagbijderivierdeKebar.

16Enwanneerdecherubsgingen,gingendewielennaast hen;enwanneerdecherubshunvleugelsophievenomvan deaardeoptestijgen,draaidendewielenooknietvanhen af 17Alszijstonden,stondendezenook;enalszijzich verhieven,verhievendezenzichook,wantdegeestvanhet levendewezenwasinhen

18ToenverdweendeheerlijkheidvandeHEEREvande drempelvanhethuisenbleefstaanbovendecherubs.

19Endecherubshievenhunvleugelsopenverhievenzich vandeaardevoormijnogen.Wanneerzijuitgingen,waren deraderenooknaasthenZijblevenallenstaanbijde ingangvandeoostpoortvanhethuisvandeHEERE,ende heerlijkheidvandeGodvanIsraëlwasvanbovenboven hen.

20DitishetlevendewezendatikzagonderdeGodvan Israël,bijderivierdeKebarEnikwistdathetcherubs waren

21Iederhadviergezichteneniederhadviervleugels Onderhunvleugelswasietswatleekopmensenhanden.

22Endegelijkenisvanhungezichtenwasdezelfdealsdie ikaanderivierdeKebarhadgezien,hunvoorkomenen hunpersoon:zijliepeniederrechtvoorzichuit.

HOOFDSTUK11

1ToenhiefdeGeestmijopenbrachtmijnaardeoostpoort vanhethuisvandeHEERE,dienaarhetoostenziet.En zie,bijdedeurvandepoortwarenvijfentwintigmannen, onderwieikJaäzanja,dezoonvanAzur,enPelatja,de zoonvanBenaja,vorstenvanhetvolkzag

2ToenzeiHijtegenmij:Mensenkind,ditzijndemannen dieonheilsmedenenbozeplannenberamenindezestad

3Diezeggen:Hetisnietdichtbij;latenwijhuizenbouwen; dezestadisdekookpot,enwijzijnhetvlees

4Profeteerdaaromtegenhen,profeteer,mensenkind!

5ToenvieldeGeestvandeHEEREopmijenzeitegen mij:SpreekZozegtdeHEERE:Zohebtuhetgezegd, huisvanIsraël!Ikweetimmersalledingendieinuw gedachtenopkomen.

6Julliehebbenhetaantalgesneuveldenindezestad vermenigvuldigd,endestratenervanmetgesneuvelden gevuld.

7Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Uwgesneuvelden, diegijinhetmiddendaarvanhebtgelegd,zijnhetvlees,en dezestadisdepot;maarIkzaluuithetmiddendaarvan weghalen

8Gijhebthetzwaardgevreesd;daaromzalIkhetzwaard overubrengen,spreektdeHeereHEERE.

9Ikzaluuituwmiddenwegleidenenuoverlevereninde handenvanvreemdenIkzalgerichtenonderuoefenen 10Doorhetzwaardzultuvallen.Ikzaluoordeleninhet gebiedvanIsraël,enuzultwetendatIkdeHEEREben

11Dezestadzaluwpotnietzijn,enuzultniethetvlees zijninhaarmidden.MaarIkzalurichtenophetgebied vanIsraël

12DanzultuwetendatIkdeHEEREben,omdatuniet volgensMijninzettingenhebtgewandeldenMijn bepalingenniethebtnageleefd,maarnaardegebruikenvan deheidenvolkenrondomuhebtgehandeld

13Enhetgebeurde,terwijlikprofeteerde,datPelatja,de zoonvanBenaja,stierfToenwierpikmijopmijn aangezicht,riepmetluidestemenzei:Ach,HeereHEERE, zultGijeeneindemakenaanhetoverblijfselvanIsraël?

14VerderkwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:

15Mensenkind,uwbroeders,uwbroeders,demannenvan uwverwantenenhetgehelehuisvanIsraël,zijzijnhet,tot wiedeinwonersvanJeruzalemgezegdhebben:Gaweg vandeHEERE!Aanonsisditlandinbezitgegeven.

16Daaromzeg:ZozegtdeHeereHEERE:AlhebIkhen verdrevenonderdeheidenvolken,enalhebIkhen verstrooidoverdelanden,tochzalIkvoorhenzijnalseen kleinetempelindelandenwaarzijkomen

17Daaromzeg:ZozegtdeHeereHEERE:Ikzalu vergaderenuitdevolkenenubijeenbrengenuitdelanden waaronderuverstrooidbent,enIkzaluhetlandvanIsraël geven

18Enzijzullendaarheenkomenenalhaarafschuwelijke dingenenalhaargruwelenvandaarwegnemen 19EnIkzalhunéénhartgeveneneennieuwegeestinhun binnenste;enIkzalhetstenenhartuithunlichaam wegnemenenhuneenvlesenhartgeven 20opdatzijinMijninzettingenwandelenenMijn bepalingeninachtnemenenzehouden,danzullenzijMijn volkzijnenIkzalhunGodzijn

21Maarhen,wierhartwandeltnaarhethartvanhun gruwelenenhunafschuwelijkheden,hunwegzalIkophun eigenhoofddoenneerkomen,spreektdeHeereHEERE 22Toenhievendecherubshunvleugelsop,endewielen naasthen,endeheerlijkheidvandeGodvanIsraëlwas vanbovenbovenhen

23ToensteegdeheerlijkheidvandeHEEREopuithet middenvandestadenbleefstaanopdebergdietenoosten vandestadligt

24DaarnanamdeGeestmijopenbrachtmijineen visioendoordeGeestvanGodnaarChaldea,naarde gevangenenHetvisioendatikhadgezien,steegvanmij op.

25Toenverteldeikhunoverdegevangenschapalleswat deHEEREmijhadlatenzien

HOOFDSTUK12

1HetwoordvandeHEEREkwamooktotmij,zeggende: 2Mensenkind,uwoonttemiddenvaneenopstandighuis Zehebbenogenomtezien,maarzezienniet,enorenom tehoren,maarzehorenniet,wantzezijneenopstandig huis

3Daarom,mensenkind,maakhetverhuismateriaalgereed enverhuishetoverdagvoorhunogen.Verhuisdanvanuw plaatsnaareenandereplaatsvoorhunogenMisschien zullenzijhetopmerken,ookalzijnzijeenopstandighuis 4Danmoetuoverdaguwgoederenvoorhunogennaar buitenbrengen,alsgoederendieverhuisdmoetenworden; en'savondsmoetuvoorhunogennaarbuitengaan,als mensendieingevangenschapgaan.

5Graafvoorhunogeneengatindemuurenvoerhetwerk daaruit

6Gijzulthetvoorhunogenopuwschoudersdragenenin deschemeringwegdragen;gijzultuwaangezichtbedekken, zodatgijdegrondnietziet;wantIkhebugesteldtoteen tekenvoorhethuisvanIsraël.

7Enikdeedzoalsmijbevolenwas:overdagbrachtikmijn goederennaarbuiten,alsgoederenvoorgevangenschap,en 'savondsgroefikmetmijnhandeengatindemuur;inde schemeringbrachtikzenaarbuitenendroegzevoorhun ogenopmijnschouder

8En'smorgenskwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:

9Mensenkind,heefthethuisvanIsraël,hetopstandige huis,niettotugezegd:Watdoetu?

10Zegtegenhen:ZozegtdeHeereHEERE:Dezelast betreftdevorstinJeruzalemenhethelehuisvanIsraëldat onderhenis

11Zeg:Ikbenuwteken;zoalsIkgedaanheb,zozalhun gedaanworden:zijzullenwegtrekkeneningevangenschap gaan.

12Endevorst,dieinhunmiddenis,zalhetopzijn schouderdragenindeschemering,enzalnaarbuitengaan; zijzulleneengatindemuurgravenomhetdaarwegte brengen;hijzalzijngezichtbedekken,zodathijmetzijn ogendegrondnietziet.

13Ikzalmijnnetoverhemuitspreiden,enhijzalinmijn valstrikgevangenwordenIkzalhemnaarBabelbrengen, inhetlandvandeChaldeeën,maarhijzalhetnietzien;hij zaldaarsterven

14Enallendierondomhemzijnomhemtehelpen,zalIk naarallewindstrekenverspreiden,enalzijnbenden,enIk zalhetzwaardachterhenaantrekken

15EnzijzullenwetendatIkdeHEEREben,wanneerIk henonderdeheidenvolkenzalverstrooienenhenoverde landenzalverspreiden

16MaarIkzaleenkleinaantalmannenvanhensparen voorhetzwaard,dehongerendepest,zodatzijalhun gruweldadenkunnenverkondigenonderdeheidenvolken waarzijheengaanDanzullenzijwetendatIkdeHEERE ben

17HetwoordvandeHEEREkwamtotmijenluidde: 18Mensenkind,eetuwbroodmetbevingendrinkuw watermetbevingenmetvoorzichtigheid

19Enzegtotdebevolkingvanhetland:ZozegtdeHeere HEEREoverdeinwonersvanJeruzalemenoverhetland vanIsraël:Zijzullenhunbroodmetzorgetenenhunwater metontzettingdrinken,zodathetlandverwoestzalworden vanalwaterinis,vanwegehetgeweldvanallendieerin wonen

20Debewoondestedenzullenverwoestworden,enhet landzaleenwildernisworden,maarjulliezullenwetendat IkdeHEEREben

21EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende: 22Mensenkind,watisdatvooreenspreekwoordbijjullie inhetlandvanIsraël,datzegt:Dedagenwordenlang, maargeenenkelvisioenvervultzijndoel?

23Zegdantothen:ZozegtdeHeereHEERE:Ikzaldit spreekwoorddoenophouden,enmenzalhetinIsraëlniet meeralsspreekwoordgebruikenMaarzegtothen:De dagenzijnnabijendeuitwerkingvanelkvisioen.

24Wanterzalgeenenkelijdelvisioenenvleiende waarzeggerijmeerzijnonderhethuisvanIsraël

25WantIkbendeHEERE.Ikzalspreken,enhetwoord datIkzalspreken,zalgeschieden,enhetzalnietlanger durenWantinuwdagen,oopstandighuis,zalIkhet woordsprekenenhetgestanddoen,spreektdeHeere HEERE

26OpnieuwkwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:

27Mensenkind,zie,degenenvanhethuisvanIsraël zeggen:Hetgezichtdathijziet,isvoorveledagen,enhij profeteertovertijdendieverrezijn.

28Zegdaaromtothen:ZozegtdeHeereHEERE:Geen vanMijnwoordenzallangerduren,maarhetwoorddatIk gesprokenheb,zalgeschieden,spreektdeHeereHEERE.

HOOFDSTUK13

1EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende:

2Mensenkind,profeteertegendeprofetenvanIsraël,die profeteren,enzegtothen,dieuithuneigenhartprofeteren: HoorthetwoorddesHEEREN;

3ZozegtdeHeereHEERE:Weededwazeprofeten,die huneigengeestvolgenennietshebbengezien!

4Israël,uwprofetenzijnalsvossenindewoestijn

5Julliezijnnietindebresgeklommen,enhebbengeen omheiningaangelegdvoorhethuisvanIsraël,zodatze standkondenhoudenindestrijdopdedagvandeHEERE

6Zijhebbenijdelheidenleugenachtigewaarzeggerij aanschouwdengezegd:DeHEEREzegt,endeHEERE

Ezechiël

heefthennietgezondenEnzijhebbenanderendoenhopen, datzijhetWoordzoudenbevestigen.

7Hebbenjullienieteenijdelvisioengezien,enhebben julliegeenleugenachtigevoorspellinggedaan,terwijljullie zeggen:DeHEEREspreekthet,enIkhebhetniet gesproken?

8Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Omdatgij onwaarheidhebtgesprokenenleugenshebtgezien,daarom, ziet,Ikzaltegenuzijn,spreektdeHeereHEERE 9Enmijnhandzalzijntegendeprofetendieijdelheidzien enleugensvoorzeggen;zijzullennietaanwezigzijninde vergaderingvanmijnvolk,enzijzullennietopgeschreven wordenindegeschriftenvanhethuisvanIsraël,enzij zullenhetlandvanIsraëlnietbinnenkomen;enuzult wetendatIkdeHeereHEEREben

10Wantzijhebbenmijnvolkverleiddoortezeggen: Vrede!EnerwasgeenvredeEnmenbouwdeeenmuur, enzie,anderenbestrekendiemetongeslepenmortel

11Zegtothendiehetmetruwemortelbestrijken,dathet zalinstorten;erzaleenoverstromenderegenbuizijn,en jullie,grotehagelstenen,zullenvallen,eneenstormwind zalhetscheuren.

12Wanneerdemuurisgevallen,zalerdanniettotu gezegdworden:Waarisdebeschilderingwaarmeeuhaar hebtbeschilderd?

13Daarom,zozegtdeHeereHEERE:IkzalhetinMijn grimmigheiddooreenstormwindscheuren;inMijntoorn zullenerstortregenszijneninMijngrimmigheidzware hagelstenenomhetteverteren

14DaaromzalIkdemuurafbrekendieumetruwemortel hebtbepleisterd,enIkzalhemmetdegrondgelijkmaken, zodatzijnfundamentontdektwordtHijzalinstortenenu zultinhetmiddenervanvergaanDanzultuwetendatIk deHEEREben.

15ZozalIkMijntoorntenuitvoerbrengenaandemuuren aanhendiehemmetongehardmortelhebbenbesmeerdIk zaltotuzeggen:Demuurisernietmeer,evenminalszij diehembesmeerdhebben;

16NamelijkdeprofetenvanIsraël,dieoverJeruzalem profeterenenvredesgezichtenvoorhaarzien,maareris geenvrede,spreektdeHeereHEERE

17Engij,mensenkind,richtuwaangezichttegende dochtersuwsvolks,dieuiteigenhartprofeteren;en profeteertegenhen,

18Enzeg:ZozegtdeHeereHEERE:Weedevrouwendie kussensnaaienaanallearmsgatenenhoofddoekenmaken opdehoofdenvanallelengtenomzielentejagen!Zullen julliedezielenvanmijnvolkjagenendezielendienaar jullietoekomen,inlevenhouden?

19Enwiltumijverontreinigenondermijnvolkvooreen handvolgerstenvoorstukkenbrood,doordezielente dodendienietzoudensterven,endezieleninlevente houdendienietzoudenleven,dooruwleugenste verkondigenaanmijnvolkdatuwleugenshoort?

20Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikzaltegenuw kussenszijn,waarmeegijdaardezielenjaagtomzete latenvliegen.Ikzalzeuituwarmenrukkenendezielen latengaan,dezielen,diegijjaagtomzetelatenvliegen

21IkzaluwdoekenscheurenenIkzalmijnvolkuituw handredden.Zijzullennietlangerdooruworden opgejaagdDanzultuwetendatIkdeHEEREben

22Omdatjulliedoorleugenshethartvanderechtvaardige bedroefdhebben,dieIknietbedroefdheb,endehanden vandegoddelozegesterkt,zodathijzichnietbekeerdevan zijnslechteweg,doorhemhetleventebeloven.

23Daaromzultugeenijdelewaarzeggerijmeer aanschouwen,nochvoorspellingenvanGodWantIkzal Mijnvolkuituwhandredden,enuzultwetendatIkde HEEREben.

HOOFDSTUK14

1ToenkwamenerenigenvandeoudstenvanIsraëlnaar mijtoeengingenvoormijzitten.

2EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende: 3Mensenkind,dezemannenhebbenhunafgodeninhun hartgeplaatstenhebbendestruikelblokvanhun ongerechtigheidvoorzichgelegdZouIkdannogdoorhen geraadpleegdworden?

4Spreekdaaromtothenenzegtothen:ZozegtdeHeere HEERE:IedervanhethuisvanIsraël,diezijnafgodenin zijnhartsteltendestruikelblokvanzijnongerechtigheid voorzichneerlegt,entotdeprofeetkomt,Ik,deHEERE, zalhemantwoorden,dieovereenkomstigdemenigtevan zijnafgodenkomt;

5opdatIkhethuisvanIsraëlinhunhartzounemen,omdat zijallenvanMijvervreemdzijndoorhunafgoden

6DaaromzegtothethuisvanIsraël:ZozegtdeHeere HEERE:Bekeeruenkeeruafvanuwafgodenenkeeruaf vanaluwgruwelen

7WantiederuithethuisvanIsraëlendevreemdelingdie inIsraëlvertoeft,diezichvanMijafzondertenzijn afgodeninzijnhartsteltendestruikelblokvanzijn ongerechtigheidvoorzichneerlegt,endienaareenprofeet gaatomhemoverMijteraadplegen,Ik,deHEERE,zal hemdoorMijzelfantwoorden

8Ikzalmijnaangezichttegendiemankerenenhemtot eentekeneneenspreukmaken.Ikzalhemuithetmidden vanmijnvolkuitroeien,enuzultwetendatIkdeHEERE ben

9Wanneereenprofeetzichlaatmisleiden,terwijlhijiets zegt,danhebIk,deHEERE,dieprofeetmisleidIkzal Mijnhandtegenhemuitstrekkenenhemuithetmidden vanMijnvolkIsraëlwegvagen.

10Enzijzullendestrafvoorhunongerechtigheiddragen; destrafvoordeprofeetzalzijnzoalsdestrafvoorhemdie hemzoekt; 11opdathethuisvanIsraëlnietmeervanMijafdwaalt,en nietmeerverontreinigdwordtmetalhunovertredingen, maaropdatzijMijnvolkzullenzijn,enÍkhunGodzalzijn, spreektdeHeereHEERE

12HetwoordvandeHEEREkwamopnieuwtotmijenzei: 13Mensenkind,wanneerdatlandtegenMijzondigtdoor zwaarteovertreden,danzalIkMijnhandertegen uitstrekkenendestafvanzijnbroodbrekenIkzaler hongersnoodoverzendenenmensendieruitroeien 14Alzoudendezedriemannen,Noach,DaniëlenJob, erbijbetrokkenzijn,zijzoudendoorhungerechtigheid alleenhuneigenzielredden,spreektdeHeereHEERE 15WanneerIkwildedierendoorhetlandlaattrekken, zodatzijhetverwoestenenereenwoestenijvanmaken, zodatniemandermeerdoorheenkantrekkenvanwegede wildedieren,

16Alwarendezedriemannendaarin,zowaarIkleef, spreektdeHeereHEERE,zonenendochterszullenzijniet redden;alleenzijzullengeredworden,maarhetlandzal eenwoestenijworden.

17OfwanneerIkhetzwaardoverdatlandbrengenzeg: Zwaard,gadoorhetland,zodatIkmensendiereruit uitroei,

18Alwarendezedriemannendaarin,zowaarIkleef, spreektdeHeereHEERE,zonenendochterszullenzijniet redden,maaralleenzijzelfzullengeredworden

19OfwanneerIkdepestindatlandzendenMijn grimmigheiderinbloeduitstort,omermensendieruitte roeien,

20AlwarenNoach,DaniëlenJobdaarin,zowaarIkleef, spreektdeHeereHEERE,zijzullenzoonnochdochter redden;zijzullendoorhungerechtigheidslechtszichzelf redden

21WantzozegtdeHeereHEERE:Hoeveeltemeer, wanneerIkMijnvierzwareoordelenoverJeruzalemzend: hetzwaard,dehonger,deschadelijkedierenendepest,om ermensendieruitteroeien?

22Maarzie,daarinzaleenoverblijfseloverblijvendat voortgebrachtzalworden,zowelzonenalsdochtersZie, zijzullentotuvoortkomen,enuzulthunwegenhun dadenaanschouwen.Enuzultgetroostwordenoverhet kwaaddatIkoverJeruzalemgebrachtheb,overalwatIk erovergebrachtheb

23Enzijzullenutroosten,alsuhunwegenenhandelingen ziet,enuzultwetendatIknietzonderoorzaakhebgedaan alwatIkinhengedaanheb,spreektdeHeereHEERE HOOFDSTUK15

1EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende:

2Mensenkind,watisdewijnstokbovenelkeandereboom, endandetakdietussendebomenvanhetwoudis?

3Zalmendaarvanhouthalenomerenigwerkmeetedoen? Ofzalmenereenspeldvannemenomereenvoorwerp aanoptehangen?

4Zie,hetwordtinhetvuurgeworpenalsbrandstof;het vuurverteertdeuiteindenervanenhetmiddenervan verbrandtIshetgeschiktvoorenigwerk?

5Zie,toenhetgaafwas,washetvoorgeenenkelwerk geschiktHoeveelminderzalhetdanvoorenigwerk geschiktzijn,wanneerhetvuurhetheeftverteerden verbrand?

6Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Zoalsdewijnstok onderdebomenvanhetwoud,dieIkaanhetvuurals brandstofhebprijsgegeven,zozalIkdeinwonersvan Jeruzalemgeven

7Ikzalmijnaangezichttegenhenkeren;zijzullenuithet enevuurweggaan,enhetanderevuurzalhenverteren. DanzultuwetendatIkdeHEEREben,wanneerIkmijn aangezichttegenhenkeer

8Ikzalhetlandtoteenwoestenijmaken,omdatzij ontrouwzijngeweest,spreektdeHeereHEERE

HOOFDSTUK16

1OpnieuwkwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende: 2Mensenkind,maakJeruzalemhaargruwelenbekend,

3Enzeg:ZozegtdeHeereHEEREtotJeruzalem:Uw geboorteenuwgeboortezijnuithetlandKanaän;uw vaderwaseenAmorietenuwmoedereenHethitische 4Enwatuwgeboortebetreft,opdedagdatugeboren werd,werduwnavelnietafgesneden,enwerdunietmet watergewassenomusoepeltehouden;uwerdinhet geheelnietgezouten,nochindoekengewikkeld

5Niemandhadmedelijdenmetu,omuietsvandeze dingenaantedoenenugenadigtezijnMaaruwerd weggeworpeninhetopenveld,totvernederingvanuw lichaam,opdedagdatugeborenwerd

6EntoenIkbijulangskwamenzagdatuverontreinigd wasinuweigenbloed,zeiIktegenu,toenuinuwbloed was:LeefJa,Ikzeitegenu,toenuinuwbloedwas:Leef 7Ikhebuzotalrijkgemaaktalseenbloemophetveld,u bentinaantaltoegenomenengrootgeworden,enubent eenprachtigsieraadgewordenUwborstenzijngevormd enuwhaarisgegroeid,terwijlunaaktenblootwas

8ToenIkbijuvoorbijgingenuaanschouwde,zie,uwtijd wasdetijdvandeliefdeToenspreiddeIkMijnslipoveru uitenbedekteuwnaaktheidJa,Ikzwoeruengingeen verbondmetuaan,spreektdeHeereHEERE,enuwerdde Mijne

9ToenwasteIkumetwater,wasteuwbloedgrondigvan uafenzalfdeumetolie.

10Ikkleeddeumeteenrijkelijkversierdborduurwerk, schoeideumetdassenvellen,omgorddeumetfijnlinnen enbedekteumetzijde.

11Iktooideumetsieraden,deedarmbandenaanuw handeneneenkettingomuwhals

12Ikdeedeensieraadopuwvoorhoofd,oorbelleninuw orenenzetteeensierlijkekroonopuwhoofd

13Zowerdjegetooidmetgoudenzilver,enjekleding wasvanfijnlinnenenzijde,engeborduurdwerk.Jeatfijn meel,honingenolie,enjewasbuitengewoonmooi,enje werdrijkenrijk

14Energingeenroepvanuuitonderdevolkenvanwege uwschoonheid,wantdiewasvolmaakt,doorde schoonheiddieIkopugelegdhad,spreektdeHeere HEERE.

15Maarjijhebtopjeschoonheidvertrouwd,enjehebt hoererijbedrevenomwillevanjenaam,enjehebtje hoererijuitgegotenoveriederdievoorbijging;vanhem washet

16Engijhebtuituwklederengetrokkenenuwhoogten metvelekleurenversierd,engijhebtdaarophoererij bedreven;dergelijkedingenzullennietgeschieden,enzo zalhetooknietgeschieden.

17Ookhebjejemooiesieradenvanmijngoudenzilver, dieikjegegevenhad,genomenenermensenbeeldenvan gemaakt,enjehebterhoererijmeegepleegd

18Engijnamuwveelkleurigeklederenenbedekteze;en gijzetteMijnolieenMijnreukwerkvoorhenneer

19Ookmijnspijze,dieIkugegevenheb,fijnmeel,olieen honing,waarmeeIkugevoedheb,hebtgijhuntoteen aangenamegeurvoorgezet;enaldusishetgeschied, spreektdeHeereHEERE.

20Bovendienhebtuuwzonenendochters,dieumij gebaardhebt,genomenendezehebtuaanhengeofferdom tewordenverslonden.Isditeenvanuwhoererijen,een kleinigheid?

21DatGijmijnkinderengedoodenovergegevenhebt,om henvoorhendoorhetvuurtelatengaan?

22Enbijaluwgruweldadenenuwhoererijhebtuniet gedachtaandedagenvanuwjeugd,toenunaakten ontblootwasenverontreinigdwasinuwbloed.

23Enhetgebeurdenaaluwboosheid(wee,weeu!spreekt deHeereHEERE)

24Datgijookvooruzelfeenverhoginggebouwdhebt,en opelkestraateenverhevenplaatsgemaakthebt

25Opelkhoofdeindevandeweghebtgijuwhoogten gebouwd,enuwschoonheidhebtgijverafschuwd,engij hebtuwvoetengeopendvooriederdievoorbijging,engij hebtuwhoererijvermenigvuldigd.

26OokhebtgijhoererijgepleegdmetdeEgyptenaren,uw buren,grootvanvlees;engijhebtuwhoererij vermenigvuldigd,omMijtottoornteverwekken.

27DaaromhebIkMijnhandtegenuuitgestrektenuw voedselverminderdIkhebuovergeleverdaandewilvan uwhaters,dedochtersvandeFilistijnen,diezichschamen overuwlosbandigewandel

28JijhebtookhoererijgepleegdmetdeAssyriërs,omdat jeonverzadigbaarwas;ja,jehebthoererijmethen gepleegd,entochwasjenietverzadigd

29BovendienhebtgijuwhoererijinhetlandKanaän,tot inChaldea,vermenigvuldigd,entochzijtgijdaarmeeniet verzadigd

30Hoezwakisuwhart,spreektdeHeereHEERE, aangeziengijditallesdoet,hetwerkvaneenheerszuchtige hoer;

31Datgijuwverhevenheidbouwtaanhethoofdvanelke straat,enuwhoogtenmaaktopelkplein;endatgijnietzijt alseenhoer,dieloonversmaadt;

32Maarzoalseenvrouwdieoverspelpleegt,dieinplaats vanhaarmanvreemdenaanneemt!

33Aanallehoerengevenzijgeschenken;maarjijgeeftje geschenkenaanaljeminnaarsenhuurtzein,zodatzevan allekantennaarjetoekomenvanwegejehoererij.

34Enhettegendeelisinuhetgevalvananderevrouwenin uwhoererij,omdatniemanduvolgtomhoererijte bedrijven.Enomdatuloongeeft,maarugeenloonkrijgt, daarombentutegen

35Daarom,hoer,luisternaarhetwoordvandeHEERE

36ZozegtdeHeereHEERE:Omdatuwonreinheidis uitgestortenuwnaaktheidontdektdooruwhoererijmet uwminnaarsenmetaluwafschuwelijkeafgodenendoor hetbloedvanuwkinderen,datuhungegevenhebt, 37DaaromgaIkaldeminnaarsdiejeliefhebt,verzamelen, enaldegenendiejehebtliefgehad,metaldegenendieje hebtgehaatIkzalzerondomjeverzamelenenIkzalje naaktheidvoorhenontdekken,zodatzijaljenaaktheid kunnenzien

38Ikzaluoordelen,zoalsoverspeligevrouwenworden geoordeeld,diebloedvergietenIkzalubloedgevenuit grimmigheidennaijver

39Ikzaluookinhunhandoverleveren,zijzullenuw verhogingomverwerpenenuwhoogtenslechten;zijzullen uuwklerenuittrekkenenuwsieradenwegnemen;zij zullenunaaktenblootachterlaten

40Danzullenzijeenbendetegenuoptrekken,dieumet stenenzalstenigenenumethunzwaardenzaldoorboren.

41Enzijzullenuwhuizenmetvuurverbranden,enzij zullengerichtenaanuvoltrekkenvoordeogenvanvele

vrouwen;enIkzalervoorzorgendatuophoudtmethet spelenvanhoererij,enuhoeftookgeenloonmeerte betalen

42DanzalIkMijngrimmigheidjegensulatenrusten,en Mijnnaijverzalvanuwijken,enIkzalrustigzijn,enniet langertoornigzijn

43Omdatjeniethebtgedachtaandedagenvanjejeugd, maarMijmetaldezedingenhebtgekweld,daaromzalook Ikjewegopjehoofdlatenneerkomen,spreektdeHeere HEERE;enjezultdezeontuchtnietmeerdoendanalje gruweldaden

44Zie,iederdiespreekwoordengebruikt,zaloverudit spreekwoordgebruikenenzeggen:Zoalsdemoederis,zo ishaardochter

45Jijbentdedochtervanjemoeder,dieeenafkeerheeft vanhaarmanenhaarkinderen.Enjijbentdezustervanje zusters,dieeenafkeerhaddenvanhunmannenenhun kinderenJemoederwaseenHethitischeenjevadereen Amoriet.

46UwoudstezusterisSamaria,zijenhaardochtersdie aanuwlinkerhandwonen;enuwjongstezuster,dieaanuw rechterhandwoont,isSodommethaardochters.

47Entochhebtgijnietgewandeldovereenkomstighun wegen,enhebtgijnietgedaanovereenkomstighun gruweldaden;maaralsofdatnoggeringwas,zijtgijinal uwwegennogverderfelijkerdanzij

48ZowaarIkleef,spreektdeHeereHEERE,Sodom,uw zuster,heeftnietgedaan,zijnochhaardochters,zoalsgij gedaanhebt,gijenuwdochters

49Zie,ditwasdeongerechtigheidvanuwzusterSodom: trots,overdaadenzorgelozerustheerstenbijhaarenhaar dochters,enzijondersteundedehandvandeellendigeen dearmeniet

50Zijwarenhoogmoedigenpleegdengruweldadenvoor mijnaangezicht;daaromhebikhenweggenomen,toenik zagdathetgoedwas

51Samariaheeftnietdehelftvanuwzondenbegaan,maar uhebtuwgruweldadennogveelgrotergemaaktdanzij,en uhebtuwzustersgerechtvaardigdinaluwgruweldaden dieugedaanhebt.

52Enjij,dieoverjezustersgeoordeeldhebt,draagje eigenschandeoverjezonden,dienoggruwelijkerzijndan zij;zijzijnrechtvaardigerdanjij.Ja,wordookteschande endraagjeschande,omdatjejezustershebt gerechtvaardigd

53WanneerIkeenomkeerzalbrengeninhun gevangenschap,indegevangenschapvanSodomenhaar dochters,enindegevangenschapvanSamariaenhaar dochters,danzalIkeenomkeerbrengeninde gevangenschapvanuwgevangeneninhunmidden

54opdatGijuweigenschandezoudtdragenenbeschaamd zoudtwordeninalleswatGijgedaanhebt,doordatGijhun eentroostzijt

55Wanneeruwzusters,Sodomenhaardochters,inhun vroegerestaatterugkeren,enSamariaenhaardochtersin hunvroegerestaatterugkeren,danzultumetuwdochters inuwvroegerestaatterugkeren.

56WantuwzusterSodomwerdindedagvanuwtrotsniet dooruwmondgenoemd,

57voordatuwboosheidaanhetlichtkwam,zoalstentijde vanuwsmaaddoordedochtersvanSyriëendoorheelhaar

Ezechiël omgeving,dedochtersvandeFilistijnen,dieuinhaar omgevingverachten.

58Gijhebtuwschandeenuwgruwelengedragen,spreekt deHEERE.

59WantzozegtdeHeereHEERE:Zoalsgijgedaanhebt, diedeeedverachthebtenhetverbondverbrokenhebt,zo zalIkudoen

60TochzalIkdenkenaanMijnverbondmetjouuitde dagenvanjejeugd,enIkzalmetjoueeneeuwigverbond oprichten

61Danzultuzichuwwegenherinnerenenbeschaamd worden,wanneeruuwzusters,uwoudsteenuwjongste, zultontvangen.EnIkzalhenualsdochtersgeven,maar nietovereenkomstiguwverbond

62IkzalMijnverbondmetuoprichten,enuzultwetendat IkdeHEEREben.

63opdatgijhetgedenktenbeschaamdzultzijn,engijuw mondnietmeerzultopendoenvanwegeuwschande, wanneerIkuverzoeningzalschenkenomalleswatgij gedaanhebt,spreektdeHeereHEERE

HOOFDSTUK17

1EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende:

2Mensenkind,geefeenraadselopenvertelhethuisvan Israëleengelijkenis

3Enzeg:ZozegtdeHeereHEERE:Eengrotearend,met grotevleugels,langwerpigenvolveren,dievelekleuren hadden,kwamnaardeLibanonennamdehoogstetakvan deceder

4Hijsneeddetopvanzijnjongetwijgenafenbrachtze naareenhandelsland;hijzettezeneerineenstadvan kooplieden

5Ooknamhijwatzaadvanhetlandenzaaidehetuitop eenvruchtbareakkerHijzettehetaanhetgrotewateren planttehetalseenwilgenboom

6Enhijgroeideopenwerdeenbreeduitgroeiende,lage wijnstok,waarvandetakkennaarhemtoegekeerdwaren, enzijnwortelsonderhem;hijwerdeenwijnstok,bracht takkenvoortenschoottwijgenuit.

7Erwasookeenanderegrotearend,metgrotevleugelsen veelverenEnzie,dezewijnstokboogzijnwortelsnaar hemtoeenzijntakkenkwamennaarhemtoe,zodathij hemwaterkongevenindevorenvanzijnplantage 8Hijisgeplantingoedegrond,bijveelwater,zodathij rankenkanvoortbrengenenvruchtkandragen,zodathij eenmooiewijnstokkanworden

9Zeg:ZozegtdeHeereHEERE:Zouhijgedijen?ZouHij zijnwortelsnietuitrukkenenzijnvruchtnietafsnijden, zodathijverwelkt?Hijzalverdorrenmetalzijnbladeren, zelfszondergrotekrachtofveelvolkomhemmetwortel enaluitterukken.

10Ja,zie,zalhetgeplantzijn,engedijen?Zalhetniet geheelverdorren,wanneerdeoostenwindhetaanraakt? Hetzalverdorrenindevoren,waarinhetgroeide

11VerderkwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:

12Zegnutegenhetopstandigehuis:Weetunietwatdeze dingenbetekenen?Zeghun:Zie,dekoningvanBabelis naarJeruzalemgekomenenheefthaarkoningenhaar vorstengevangengenomenenhenmetzichmeegevoerd naarBabel

13Enhijheeftuithetkoningsgeslachtgenomen,eneen verbondmethemgesloten,enhijheefthemeeneedlaten zweren;ookheefthijdeheldenvanhetlandgenomen 14opdathetkoninkrijklaagzouzijn,zodathetzichniet zouverheffen,maaropdathetzoustandhoudendoorhet verbondtehouden

15Maarhijkwamtegenheminopstandenzondzijn gezantennaarEgypte,omhempaardeneneengrote menigtetegevenZouhijvoorspoedigzijn?Zouhijdie zulkedingendoet,ontkomen?Ofzouhijhetverbond verbrekenengeredworden?

16ZowaarIkleef,spreektdeHeereHEERE,voorwaar, daarwaardekoningwoontdiehemtotkoninggemaakt heeft,wienseedhijverachtenwiensverbondhijverbroken heeft,daarzalhijmethemsterven,middeninBabel

17OokzalFaraometzijnmachtigelegerenzijngrote legermachtnietvoorhemindeoorlogeenplanmakenom bergenoptewerpenenvestingstedentebouwenomveel mensenuitteroeien.

18Hijheeftdeeedverachtenhetverbondverbroken, terwijlhij,zie,zijnhanduitstakenaldezedingendeed,en hijzalnietontkomen.

19Daarom,zozegtdeHeereHEERE:ZowaarIkleef, zeker,Mijneed,diehijverachtheeft,enMijnverbond,dat hijverbrokenheeft,voorzeker,Ikzalhetopzijneigen hoofdlatenneerkomen

20IkzalMijnnetoverhemuitspreiden,enhijzalinMijn valstrikgevangenworden,enIkzalhemnaarBabel brengenendaarmethemrechtsprekenoverzijn overtreding,diehijtegenMijbegaanheeft

21Alzijnvluchtelingen,metalzijnbenden,zullendoor hetzwaardvallen,enzijdieovergeblevenzijn,zullennaar allewindstrekenverstrooidwordenDanzultuwetendat Ik,deHEERE,hetgesprokenheb.

22ZozegtdeHeereHEERE:OokzalIkvandehoogste takvandehoogstecedernemenendieplanten;uitdetop vanzijnjongetwijgenzalIkeenteertakjeafsnijdenendat plantenopeenhogeenverhevenberg

23OpdehogebergvanIsraëlzalIkdieplanten,hijzal takkendragen,vruchtdrageneneenprachtigeceder wordenDaaronderzalallerleigevogeltewonen,inde schaduwvanzijntakken

24DanzullenallebomenvanhetveldwetendatIk,de HEERE,dehogeboomverneder,delageboomverhoog, degroeneboomverdordendedorreboomlaatbloeienIk, deHEERE,hebhetgesprokenengedaan.

HOOFDSTUK18

1HetwoordvandeHEEREkwamopnieuwtotmijenzei: 2Watbedoeltu,datuditspreekwoordoverhetlandvan Israëlgebruiktenzegt:Devadershebbenzuredruiven gegetenendetandenvandekinderenzijnstompgeworden?

3ZowaarIkleef,spreektdeHeereHEERE,dit spreekwoordzultgijinIsraëlnietmeergebruiken

4Zie,allezielenzijnvanMij,zoalsdezielvandevader, zoisookdezielvandezoonvanMij.Dezieldiezondigt, diezalsterven

5Maaralsiemandrechtvaardigisendoetwatrechten gerechtigheidis,

6Enhijheeftnietgegetenopdebergen,enhijheeftzijn ogennietopgeslagennaardeafgodenvanhethuisvan

Israël,enhijheeftdevrouwvanzijnnaasteniet verontreinigd,enhijisnietindenabijheidgekomenvan eenvrouwdieongesteldis,

7Hijheeftniemandonderdrukt,maardeschuldenaarzijn pandteruggegeven;hijheeftniemandmetgeweldberoofd; hijheeftzijnbroodaandehongerigegegevenendenaakte meteenkleedbedekt;

8Wienietmetwoekeruitdeelt,wiegeenwinstneemt,wie zijnhandafhoudtvanongerechtigheid,dieheefteeneerlijk rechtgeoefendtussenmensenmens

9Wieinmijninzettingenwandeltenmijnbepalingenin achtneemt,diehandeltnaarwaarheid;dieisrechtvaardig, diezalzekerleven,spreektdeHeereHEERE.

10Wanneerhijeenzoonverwektdieeenroveris,een bloedvergieter,endiehetzelfdedoetaaneenvandeze dingen,

11Endiegeenvandezeplichtendoet,maarzelfsopde bergeneetendevrouwvanzijnnaasteverontreinigt,

12Hijonderdruktdearmenenbehoeftigen,plundertmet geweld,geefthetpandnietterugenslaatzijnogenopnaar deafgoden,doetgruwelen,

13Alshijmetwoekeruitgeeftenwinstneemt,zouhijdan leven?HijzalnietlevenAldezegruweldadenheefthij gedaan;hijzalzekersterven;zijnbloedisophem

14Enzie,alshijeenzoonverwekt,diealdezondenvan zijnvaderziet,diehijgedaanheeft,endiehijbedenkt,en dergelijkezondennietdoet,

15Dienietopdebergeneet,enzijnogennietopslaatnaar deafgodenvanhethuisvanIsraël,diedevrouwvanzijn naastenietverontreinigt,

16Hijheeftniemandonderdrukt,hetonderpandniet teruggenomen,enniemandmetgeweldberoofd,maarhij heeftzijnbroodaandehongerigegegevenendenaakte meteenkleedbedekt,

17Diezijnhandvandearmeafhoudt,diegeenwoeker nochwinstheeftaangenomen,dieMijnbepalingenheeft uitgevoerd,dieinMijninzettingenheeftgewandeld;diezal nietstervenomdeongerechtigheidvanzijnvader,hijzal zekerleven

18Enwatzijnvaderbetreft,omdathijzijnbroermet geweldheeftonderdruktenberoofd,enwatnietgoedis onderzijnvolkheeftgedaan,zie,ookhijzalstervenom zijnongerechtigheid.

19Maarzegtu:Waaromdraagtdezoonnietde ongerechtigheidvanzijnvader?Wanneerdezoonrechten gerechtigheidheeftgedaan,enalmijnvoorschriftenheeft nageleefdenzeheeftnageleefd,zalhijzekerinleven blijven.

20Dezieldiezondigt,diezalstervenEenzoonzalde ongerechtigheidvandevadernietdragen,eneenvaderzal deongerechtigheidvandezoonnietdragenDe gerechtigheidvanderechtvaardigezalophemzijn,ende goddeloosheidvandegoddelozezalophemzijn

21Maaralsdegoddelozezichbekeertvanaldezondendie hijbegaanheeft,enalshijalmijnverordeningeninacht neemtenrechtengerechtigheiddoet,danzalhijzeker levenennietsterven.

22Alzijnovertredingen,diehijbegaanheeft,zullenhem niettoegerekendworden;doorzijngerechtigheid,diehij gedaanheeft,zalhijleven.

23ZouIkerenigwelbehageninhebben,datdegoddeloze sterft?spreektdeHeereHEERE,ennietdathijzich bekeertvanzijnwegenenleeft?

24Maarwanneerderechtvaardigezichafkeertvanzijn gerechtigheid,enonrechtdoet,endoetovereenkomstigal degruwelendiedegoddelozedoet,zalhijdanleven?Al zijngerechtigheiddiehijgedaanheeft,zalnietvermeld worden;omzijnovertredingdiehijbegaanheeft,enom zijnzondediehijgezondigdheeft,indietweezalhij sterven

25Entochzegtu:DewegvandeHEEREisnietrecht Luistertoch,huisvanIsraël:Ismijnwegnietrecht?Zijn uwwegennietongelijk?

26Wanneereenrechtvaardigezichafkeertvanzijn gerechtigheid,enonrechtdoet,endaardoorsterft,zalhij omdeongerechtigheiddiehijgedaanheeft,sterven.

27Maarwanneerdegoddelozezichbekeertvande goddeloosheiddiehijbegaanheeft,enrechten gerechtigheiddoet,zalhijzijnzielinlevenhouden.

28Omdathijbedachtisenzichbekeertvanalde overtredingendiehijbegaanheeft,zalhijzekerlevenen nietsterven.

29MaarhethuisvanIsraëlzegt:DewegvandeHEEREis nietrechtHuisvanIsraël,zijnmijnwegennietrecht?Zijn uwwegennietongelijk?

30DaaromzalIkuoordelen,huisvanIsraël,iedernaar zijnwegen,spreektdeHeereHEEREBekeeruenkeeru afvanaluwovertredingen,danzaldeongerechtigheidu niettenverdervebrengen

31Werpaluwovertredingenvanuaf,waarmeeu overtredenhebt,enmaakueennieuwharteneennieuwe geestWantwaaromzoudtusterven,huisvanIsraël?

32WantIkhebgeenbehagenindedoodvaniemanddie stervenmoet,spreektdeHeereHEERE;daarom,bekeertu enleeft

HOOFDSTUK19

1HefookeenklaagliedaanoverdevorstenvanIsraël, 2Enzeg:Wieisuwmoeder?Eenleeuwin:zijlagte middenvandeleeuwen,zijvoeddehaarwelpentemidden vandejongeleeuwen

3Enzijbrachteenvanhaarwelpengroot;hetwerdeen jongeleeuw,enhetleerdeprooitevangen;hetverslond mensen

4Ookdevolkenhoordenvanhem;hijwerdinhunput gevangenenmetboeiennaarhetlandEgyptegebracht

5Toenzijzagdatzijhadgewachtendathaarhoop verlorenwas,namzijnogeenvanhaarwelpenenmaakte ereenjongeleeuwvan

6Enhijgingrondtussendeleeuwen,hijwerdeenjonge leeuw,enleerdeprooientevangen,enhijverslondmensen.

7Hijkendehunverwoestepaleizenenverwoesttehun stedenHetlandendevolheidervanwerdenwoestdoor hetgeluidvanzijngebrul

8Toenkwamendevolkenvanallekantenvanuitde provinciestegenhemopenspreiddenhunnettenoverhem uit;hijwerdinhunkuilgevangen

9Enzijzettenhemgevangenmetketenen,enbrachten hemvoordekoningvanBabel.Zijbrachtenhemin bewaking,zodatzijnstemnietmeergehoordwerdopde bergenvanIsraël

10Uwmoederisalseenwijnstokinuwbloed,geplantaan hetwater;zijwasvruchtbaarenvolranken,vanwegede velewateren

11Enzijhadsterkeroedenalssceptersvoorhendie heersen,enhaargestaltewasverheventussendedikke takken,enzijscheeninhaarlengtetezijnmetdeveelheid vanhaartakken

12Maarzijwerddoorhaarwoedeuitgeruktenopdegrond geworpen,endeoostenwinddeedhaarvruchtverdorren; haarsterketakkenwerdengebrokenenverdord,hetvuur verteerdeze

13Ennuiszegeplantindewoestijn,ineendorreen dorstigegrond.

14Energingvuuruiteenstafvanhaartakken,diehaar vruchtverslond,zodatzegeensterkestafmeerhadomals eenscepterteheersen.Ditiseenklaagzangenzaltoteen klaagzangzijn

HOOFDSTUK20

1Enhetgebeurdeinhetzevendejaar,indevijfdemaand, opdetiendevandemaand,daterenigenvandeoudsten vanIsraëlkwamenomdeHEEREteraadplegen,enzij zatenvoormijnaangezicht

2ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotmij,zeggende: 3Mensenkind,spreektotdeoudstenvanIsraëlenzeg tegenhen:ZozegtdeHeereHEERE:Zijtgijgekomenom Mijteraadplegen?ZowaarIkleef,spreektdeHeere HEERE,IkzalMijdoorunietlatenraadplegen

4WiltGijhenoordelen,mensenkind,wiltGijhenoordelen? Maakhundegruweldadenvanhunvaderenbekend.

5Enzegtothen:ZozegtdeHeereHEERE:Tendagedat IkIsraëluitverkorenheb,enMijnhandopgehevenhebtot hetnageslachtvanhethuisvanJakob,enMijaanhen bekendgemaakthebinhetlandEgypte,toenIkMijnhand tothenopgehevenhebengezegdheb:IkbendeHEERE, uwGod,

6opdedagdatIkMijnhandnaarhenophiefomhenuit hetlandEgypteteleidennaareenlanddatIkvoorhenhad uitgezocht,vloeiendevanmelkenhoning,dathetsieraadis vanallelanden,

7ToenzeiIktegenhen:Doedegruwelenvanuwogen wegenverontreiniguzelfnietmetdeafgodenvanEgypte.

IkbendeHEERE,uwGod

8MaarzijwerdenweerspannigtegenMijenwildenniet naarMijluisteren.Nietiedereenwierpdegruwelenvan hunogenafendeafgodenvanEgypteverlietenzijniet

ToenzeiIk:IkzalMijngrimmigheidoverhenuitgieten, omMijntoornoverhentenvolletelatengeschiedeninhet landEgypte

9MaarIkhebhetomwillevanMijnNaamgedaan,opdat Hijnietontheiligdzouwordenvoordeogenvande heidenvolken,onderwiezijwoondenVoorhunogenheb IkMijaanhenbekendgemaakt,toenIkhenuithetland Egypteleidde

10DaaromlietIkhenuithetlandEgyptewegtrekkenen brachthennaardewoestijn.

11Ikgafhunmijnverordeningenenmaaktehunmijn bepalingenbekendAlsiemanddiedoet,zalhijdaardoor leven.

12OokhebIkhunMijnsabbattengegeven,alseenteken tussenMijenhen,opdatzijzoudenwetendatIk,de HEERE,henheilig 13MaarhethuisvanIsraëlisindewoestijntegenMijin opstandgekomen;zijhebbenmijninzettingenniet nageleefdenmijnbepalingenverworpen;wiezeopvolgt, zaldaardoorlevenOokhebbenzijmijnsabbattenzeer ontheiligd.ToendachtIk:Ikzalmijngrimmigheidover henindewoestijnuitgietenomhenteverdelgen 14MaarIkhebhetgedaanomwillevanMijnNaam,opdat Hijnietontheiligdzouwordenvoordeogenvande heidenvolken,voorwierogenIkhenhadweggeleid

15MaarookindewoestijnhebIkMijnhandtegenhen opgeheven,datIkhennietinhetlandzoubrengendatIk hungegevenhad,vloeiendevanmelkenhoning,dathet sieraadisvanallelanden,

16Omdatzijmijnbepalingenverachtten,nietnaarmijn inzettingenwandeldenenmijnsabbattenontheiligden, wanthunhartginguitnaarhunafgoden.

17Maarmijnoogheefthennietgered,enikhebheninde woestijnnietuitgeroeid

18MaartothunkinderenindewoestijnhebIkgezegd: Wandelnietnaardeinzettingenvanuwvaderen, onderhoudhunbepalingennietenverontreinigunietmet hunafgoden.

19IkbendeHEERE,uwGodWandelinMijninzettingen, neemMijnbepalingeninachtendoeze

20HeiligMijnsabbatten,danzullenzeeentekenzijn tussenMijenu,zodatuweetdatIkdeHEERE,uwGod, ben

21MaardiekinderenwerdenweerspannigtegenMij;zij wandeldennietnaarMijninzettingenenhieldenzichniet aanMijnbepalingen,doordietehoudenWiezedoet,zal daardoorleven.ZijontheiligdenMijnsabbatten.Toen dachtIk:IkzalMijngrimmigheidoverhenuitgieten,om Mijntoornoverhentenvolletelatenwoedeninde woestijn.

22MaarIkhebMijnhandteruggetrokkenenterwillevan MijnNaamgehandeld,opdatHijnietontheiligdzou wordenvoordeogenvandeheidenen,voorwierogenIk henhadverwekt

23OokindewoestijnhiefIkMijnhandopnaarhen,om henteverstrooienonderdeheidenvolkenenhente verspreidenoverdelanden

24Omdatzijmijnbepalingenniethaddennageleefd,mijn inzettingenhaddenverachtenmijnsabbattenhadden ontheiligd,enhunogenwarengerichtopdeafgodenvan hunvaderen.

25DaaromgafIkhunookverordeningendienietgoed waren,enbepalingenwaardoorzijnietzoudenleven

26Ikhebhenverontreinigddoorhungaven,doordatzijal watdebaarmoederopent,doorhetvuurlietengaan.Ik wildehenverwoesten,opdatzijzoudenwetendatIkde HEEREben

27Daarom,mensenkind,spreektothethuisvanIsraëlen zegtothen:ZozegtdeHeereHEERE:Tochhebbenuw vaderenMijhiermeegelasterd,omdatzijtegenMij ontrouwzijngeworden

28ToenIkheninhetlandhadgebracht,waaroverIkMijn handhadopgehevenomhethuntegeven,zagenzijelke hogeheuvelenaldedichtebomenZijbrachtendaarhun slachtoffersenbrachtendaardeprikkelendeoffersdiezij

Ezechiël

gavenDaarmaaktenzijookdeliefelijkegeurervanen gotendaarhunplengoffersuit.

29Toenvroegikhun:Watisdiehoogtewaarjullienaartoe gaan?DiehoogteheettotopdedagvanvandaagBama.

30Daarom,zegtothethuisvanIsraël:ZozegtdeHeere HEERE:Zijtgijverontreinigd,naardehandelwijzevanuw vaderen,enbedrijftgijhoererij,naarhungruweldaden?

31Wantwanneeruuwgeschenkenbrengt,wanneeruuw kinderendoorhetvuurlaatgaan,verontreinigtuuzelfmet aluwafgoden,totopdedagvanvandaagZouIkdandoor ugeraadpleegdworden,huisvanIsraël?ZowaarIkleef, spreektdeHeereHEERE,IkzalMijdoorunietlaten verhoren.

32Enhetzalbeslistnietzozijndatuzegt:Wijzullenzijn alsdeheidenvolken,alsdegeslachtenderlanden,omhout ensteentedienen.

33ZowaarIkleef,spreektdeHeereHEERE,voorzeker, metsterkehand,metuitgestrektearmenmetuitgestorte grimmigheidzalIkoveruheersen.

34Ikzaluuithetmiddenvandevolkenleidenenu bijeenbrengenuitdelandenwaarinuverstrooidbent,met sterkehand,metuitgestrektearmenmetuitgestorte grimmigheid

35Ikzalubrengennaardewoestijnvandevolken,endaar zalIkvanaangezichttotaangezichtmetutwisten.

36ZoalsIkmetuwvooroudersindewoestijnvanEgypte geprocedeerdheb,zozalIkookmetuineenrechtszaak procederen,spreektdeHeereHEERE.

37Ikzaluonderderoededoorlatengaanenubrengen onderdebandvanhetverbond

38Ikzaluituwmiddendeopstandigenenhendietegen Mijinopstandkomen,uitroeienIkzalhenuithetland leidenwaarzijalsvreemdelingenvertoeven,enzijzullen inhetlandvanIsraëlnietkomen.DanzultuwetendatIk deHEEREben

39Enu,huisvanIsraël,zozegtdeHeereHEERE:Gaat heen,dientiederzijnafgoden,enzoookhierna,indiengij nietnaarMijluistert;maarontheiligtMijnheiligeNaam nietlangermetuwgeschenkenenmetuwafgoden

40WantopMijnheiligeberg,opdehogebergvanIsraël, spreektdeHeereHEERE,daarzalMijhetgehelehuisvan Israël,allendieinhetlandzijn,dienen;daarzalIk welgevallenaanhenhebbenendaarzalIkuwhefoffersen deeerstelingenvanuwoffergavenenaluwheiligedingen eisen

41Ikzaluomuwaangenamegeurontvangen,wanneerIk uuithetmiddenvandevolkenzalleidenenuzal bijeenbrengenuitdelandenwaarinuverstrooidbent.Dan zalIkMijinugeheiligdvoelenvoordeogenvande heidenvolken

42EnuzultwetendatIkdeHEEREben,wanneerIku brenginhetlandvanIsraël,inhetlandwaaroverIkMijn handopgehevenhebomhetaanuwvaderentegeven

43Daarzultuuwwegenenaluwdadengedenken, waarmeeuverontreinigdbent;enuzultvooruzelfeen afkeerhebbenvanaldeslechtedingendieugedaanhebt

44EnuzultwetendatIkdeHEEREben,wanneerIkmetu gedaanhebomwillevanMijnNaam,nietovereenkomstig uwslechtewegenenovereenkomstiguwverdorven handelingen,huisvanIsraël,spreektdeHeereHEERE. 45HetwoordvandeHEEREkwamtotmijenluidde:

46Mensenkind,richtuwbliknaarhetzuiden,laatuw woordvallennaarhetzuiden,enprofeteertegenhetwoud vanhetZuiderveld;

47Enzegtothetwoudinhetzuiden:Hoorhetwoordvan deHEERE!ZozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikgaeenvuur inuaansteken,dataluwgroenebomenenaluwdorre bomenzalverteren;devlammendevlamzalnietworden uitgeblust,enallegezichtenvanhetzuidentothetnoorden zullenerinverbrandworden

48EnallevleeszalziendatIk,deHEERE,hetheb aangestoken;hetzalnietuitgeblustworden

49Toenzeiik:Ach,HeereHEERE!MenzegtvanMij: SpreektHijnietingelijkenissen?

HOOFDSTUK21

1EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende: 2Mensenkind,richtuwblikopJeruzalem,enwerpuw woordopdeheiligeplaatsen,enprofeteertegenhetland vanIsraël,

3EnzegtothetlandvanIsraël:ZozegtdeHEERE:Zie,Ik zálu!IkzalMijnzwaarduitzijnschedetrekkenenIkzal vanuuitroeienderechtvaardigeendegoddeloze 4OmdatIkdanderechtvaardigeendegoddelozevanuzal uitroeien,daaromzalMijnzwaarduitzijnschedekomen, tegenallevlees,vanhetzuidentothetnoorden 5OpdatallevleesweetdatIk,deHEERE,Mijnzwaarduit deschedehebgetrokken;hetzalnietmeerterugkeren.

6Zuchtdan,mensenkind,terwijluwlendenengebroken worden,enzuchtmetbitterheidvoorhunogen

7Enhetzalgebeuren,wanneermentotuzalzeggen: Waaromzuchtu?Datuzultantwoorden:Omdathet nieuwskomt!Enelkhartzalsmelten,allehandenzullen slapworden,allegeestzalbezwijken,alleknieënzullen slapzijnalswaterZie,hetkomtenhetzalgeschieden, spreektdeHeereHEERE

8OpnieuwkwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:

9Mensenkind,profeteerenzeg:ZozegtdeHEERE:Zeg: Eenzwaard,eenzwaardwordtgescherptenook opgepoetst

10Zijisscherp,opdatzijeensmartelijkeslachtingaanricht, zijisgeslepen,opdatzijschittert.Zoudenwijdanvrolijk zijn?Zijverachtderoedevanmijnzoon,gelijkelkeboom 11EnHijheefthetgegevenomgeprepareerdteworden, zodathetgehanteerdkanworden.Ditzwaardisgescherpt engeprepareerd,omhetindehandvandedoodslagerte geven.

12Schreeuwenhuil,mensenkind,wantditzalgebeuren metmijnvolk,ditzalgebeurenmetallevorstenvanIsraël Verschrikkingenvanwegehetzwaardzullenmijnvolk treffen;sladaaromopuwheup.

13WanthetiseenbeproevingEnwatindienhetzwaard zelfsderoedeveracht?Hetzalnietmeerbestaan,spreekt deHeereHEERE

14Gijdan,mensenkind,profeteer,enslauwhandenop elkaar,enlaathetzwaardvoordederdemaal dubbelgeslagenworden,hetzwaardvandegesneuvelden; hetishetzwaardvandegrotenderaarde,dieinhun binnenkamerskomen.

15Ikzaldepuntvanhetzwaardaanalhunpoortenzetten, zodathunhartbezwijktenhunpuinhopentalrijkworden

Ach,hetwordtverlicht,hetwordtopgedoektvoorde slachting.

16Gaheen,naarlinksofnaarrechts,waarheenuwgezicht ookgerichtis.

17Ikzalmijnhandenopelkaarslaanenmijngrimmigheid doenrustenIk,deHEERE,hebhetgesproken

18HetwoordvandeHEEREkwamopnieuwtotmij, zeggende:

19Engij,mensenkind,wijsutweewegenaan,opdathet zwaardvandekoningvanBabelzalkomen;beidezullen uitéénlandkomenEnkiesgijeenplaats,kiesdieaanhet beginvandewegnaardestad

20Bepaaleenweg,zodathetzwaardRabbathvande AmmonietenenJudainJeruzalemkantreffen,waarde verdedigingligt

21WantdekoningvanBabelstondopdetweesprong,aan hetbeginvandetweewegen,omwaarzeggerijtebedrijven; hijmaaktezijnpijlenlichtgevend,hijraadpleegde afgodsbeelden,hijbekeekdelever.

22Aanzijnrechterhandwasdewaarzeggerijover Jeruzalem,omhoofdliedenaantestellen,omdemondte openenindeslachting,omdestemteverheffenmet gejuich,omstormrammenaantestellentegendepoorten, omeenwaloptewerpeneneenvestingtebouwen

23Enhetzalvoorhenzijnalseenvalsewaarzeggingvoor hunogen,voorhendieedengezworenhebbenMaarHij zaldeongerechtigheidinherinneringbrengen,zodatzij gegrepenworden.

24Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Omdatgijuw ongerechtigheidinherinneringgebrachthebt,doordatuw overtredingenopenbaargewordenzijn,zodatinaluw dadenuwzondenopenbaargewordenzijn;omdatgijin herinneringgebrachtzijt,zegIk,zultgijmetdehand gegrepenworden.

25Engij,ontheiligde,goddelozevorstvanIsraël,wiens daggekomenis,wanneerereeneindezalzijnaande ongerechtigheid,

26ZozegtdeHeereHEERE:Neemdetulbandwegenzet dekroonaf;ditzalnietzozijn;verhoogdenederigeen vernederdehoge.

27Ikzalhetomkeren,omkeren,omkeren,enhetzalniet meerzijn,totdathijkomt,dieerrechtopheeft,enIkzal hethemgeven.

28Engij,mensenkind,profeteerenzeg:ZozegtdeHeere HEEREoverdeAmmonietenenoverhunsmaad:Zeg:Het zwaard,hetzwaardisgetrokken;hetisbereidtotslachting, omteverterenvanwegedeschittering

29Terwijlzijijdelheidvooruzien,terwijlzijueenleugen voorzeggen,omuopdenektezettenvandeverslagenen, vandegoddelozen,vanwiededaggekomenis,wanneerer eeneindezalzijnaanhunongerechtigheid

30ZalIkhetinzijnschedeterugbrengen?Ikzaluoordelen indeplaatswaarugeschapenbent,inhetlandvanuw geboorte

31IkzalMijngramschapoveruuitgieten,Ikzaltegenu blazenmethetvuurvanMijnverbolgenheid,enIkzalu overleverenindehandvanredelozeenverdelgdemannen.

32Jijzultalsbrandstofvoorhetvuurdienen,jouwbloed zalinhetmiddenvandeaardevloeien,erzalnietmeeraan jougedachtworden,wantIk,deHEERE,hebhet gesproken

HOOFDSTUK22

1HetwoordvandeHEEREkwamtotmijenluidde: 2Nu,mensenkind,zultuoordelen,zultudebloedstad oordelen?Ja,uzulthaaralhaargruweldadenlatenzien. 3Zegdan:ZozegtdeHeereHEERE:Destadvergiet bloedinhaarmidden,opdathaartijdzoukomen,enzij maaktafgodentegenzichzelfomzichzelfteverontreinigen.

4Gijzijtschuldiggewordenaanuwbloed,datgijvergoten hebt,enhebtuzelfverontreinigddoordeafgoden,diegij gemaakthebt;engijhebtuwdagendoennaderen,ja,zijt totuwjarengekomen;daaromhebIkugemaakttoteen smaadvoordeheidenvolkenentoteenbespottingvooralle landen

5Diedichtbijuzijn,endievervanuzijn,zullenu bespotten,udieschandelijkzijtenhetmeestgekweld.

6Zie,devorstenvanIsraël,zijallenwareninuwmacht ombloedtevergieten

7Bijuverachtenzijvaderenmoeder;bijuverdrukkenzij vreemdelingen;bijukwellenzijwezenenweduwen

8Gijhebtmijnheiligedingenveracht,mijnsabbatten ontheiligd.

9Erzijnbijumannendieverhalenvertellenombloedte vergieten;enbijuetenzeopdebergen;inuwmidden bedrijvenzeontucht.

10ZijhebbendeschaamtevanhunvadereninUontdekt; zijhebbenhaar,dietotonreinheidwasbestemd,inU vernederd.

11Deeenheefteengruweldaadbegaanmetdevrouwvan zijnnaaste;eenanderheeftzijnschoondochterontuchtigd; eneenanderheeftinuzijnzuster,dedochtervanzijn vader,vernederd

12Bijuhebbenzijgeschenkenaangenomenombloedte vergieten;uhebtwoekerenwinstgenomen,uhebtudoor afpersingvanuwnaastenafgetrokken,enubentMij vergeten,spreektdeHeereHEERE

13Zie,daaromslaIkMijnhandomuwoneerlijkewinst, dieugemaakthebt,enomuwbloedvergietendatinuw middengeweestis

14Zaluwhartstandhoudenenzullenuwhandensterkzijn indedagendatIkmetuafreken?Ik,deHEERE,hebhet gesprokenenzalhetdoen

15Ikzaluverstrooienonderdeheidenvolkenen verspreidenoverdelandenIkzaluwonreinheiduitu verteren

16Engijzultuwerfdeelvooruzelfnemenvoordeogen derheidenvolken,engijzultweten,datIkdeHEEREben 17EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende: 18Mensenkind,hethuisvanIsraëlisvoormijschuim geworden;zijzijnallenkoper,tin,ijzerenlood,inhet middenvandeoven;zijzijnschuimvanzilver

19Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Omdatgijallen schuimgewordenzijt,daaromzie,Ikzalubijeenbrengen inhetmiddenvanJeruzalem

20Zoalsmenzilver,koper,ijzer,loodentininhetmidden vandeovenverzameltomervuuropaanteblazenenhet tesmelten,zozalIkookuinMijntoorneninMijn grimmigheidbijeenbrengen,enIkzaludaarachterlatenen ulatensmelten

21Ikzaluverzamelenenhetvuurvanmijntoornopu blazen,enuzultinhetmiddenervansmelten

22Zoalszilvergesmoltenwordtinhetmiddenvaneen oven,zozultuinhetmiddenervangesmoltenworden.Dan zultuwetendatIk,deHEERE,Mijngrimmigheidoveru hebuitgestort.

23EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende: 24Mensenkind,zegtegenhaar:Ubenthetlanddatniet gereinigdisenwaaropgeenregenvaltopdedagvande gramschap.

25Haarprofetenspannensameninhetmiddenvanhaar, alseenbrullendeleeuwdiedeprooiverscheurt;zij verslindenzielen,zijrovenschattenenkostbaarheden;zij makenerveleweduweninhetmiddenvan 26Haarpriestershebbenmijnwetovertredenenmijn heiligedingenontheiligdZijmakengeenonderscheid tussenhetheiligeenhetonheilige,enzijgevengeenblijk vanhetonderscheidtussenhetonreineenhetreine.Zij verbergenhunogenvoormijnsabbatten,zodatikinhun middenontheiligdword

27Haarvorsteninhaarmiddenzijnalswolven,die roofzuchtigzijn,bloedvergietenenzielentegronderichten, omoneerlijkewinsttebehalen

28Haarprofetenhebbenhenmetruwemortelbestreken; zijzagenijdelheidenwaarzegdenhunleugens,zeggende: ZozegtdeHeereHEERE,terwijldeHEEREniet gesprokenheeft.

29Hetvolkvanhetlandheeftonderdrukkinggepleegd, roofgepleegd,dearmenenbehoeftigenbenadeeld;ja,de vreemdelinghebbenzijonrechtmatigonderdrukt.

30Ikzochtonderhennaariemanddieeenhegzoukunnen omheinenenvoorMijnaangezichtindebreszoukunnen staantenbehoevevanhetland,zodatIkhetnietzou verwoesten,maarIkhebniemandgevonden

31DaaromhebIkMijngramschapoverhenuitgestort,met hetvuurvanMijnverbolgenheidhebIkhenverteerd;hun wandelhebIkophunhoofdgestort,spreektdeHeere HEERE

HOOFDSTUK23

1HetwoordvandeHEEREkwamopnieuwtotmij, zeggende:

2Mensenzoon,erwarentweevrouwen,dochtersvanéén moeder.

3EnzijpleegdenhoererijinEgypte;zijpleegdenhoererij inhunjeugd;daarwerdenhunborstenbetast,endaar kneusdenzijdetepelsvanhunmaagdelijkheid.

4HunnamenwarenOhola,deoudste,enAholiba,haar zuster;zijwarenvanmij,enzijbaardenzonenendochters. Zowarenhunnamen:SamariaisOhola,enJeruzalem Aholiba

5EnAholapleegdehoererijtoenzijdemijnewas;enzij verlangdenaarhaarminnaars,naardeAssyriërs,haar buren,

6Diegekleedwareninhetblauw,hoofdliedenen machthebbers,allenaantrekkelijkejongemannen,ruitersop paarden

7Zobedreefzijhoererijmethen,metaldeuitverkoren mannenvanAssyriëenmetallenopwiezijverliefdwas Metalhunafgodenverontreinigdezijzichzelf

8OoklietzijdehoererijendiezijuitEgyptehad meegebrachtnietnaWantinhaarjeugdhadmenbijhaar

geslapen,deborstenvanhaarmaagdelijkheidverbrijzeld enhunhoererijoverhaaruitgegoten.

9DaaromhebIkhaarovergeleverdindehandvanhaar minnaars,indehandvandeAssyriërs,opwiezijverliefd was.

10Toenzijhaarnaaktheidontdekten,namenzijhaarzonen endochtersendooddenhaarmethetzwaardZowerdzij beroemdonderdevrouwen,omdatmenhetoordeelaan haarvoltrokkenhad

11ToenhaarzusterOholibaditzag,werdzijinhaarliefde nogverdorvenerenpleegdezenogergerehoererijdanhaar zuster

12ZehadeenoogjeopdeAssyriërs,haarburen,de vorstenenheersers,dieprachtiggekleedwarenenruiters oppaardenhaddenHetwarenallemaalaantrekkelijke jongemannen.

13Toenzagikdatzijonreinwas,datzijbeidenéénkant opgingen,

14Endatzijhaarhoererijvermeerderde;wanttoenzij mannenopdemuurzag,debeeldenvandeChaldeeën, beschilderdmetvermiljoen,

15Omgordmetgordelsophunlendenen,enmeteen overdadigebontekledijophunhoofden,warenzijallen vorstenvanaanzien,naarhetvoorbeeldvandeBabyloniërs vanChaldea,hetlandvanhungeboorte.

16Toenzijhenmeteigenogenzag,werdzijverliefdop henenzondbodennaarhentoenaarChaldea

17EndeBabyloniërskwamennaarhaartoeinhetbedvan liefde,enzijverontreinigdenhaarmethunhoererij,enzij werdverontreinigddoorhen,enhaargeestraakte vervreemdvanhen.

18Toenontdektezijhaarhoererijenontdektehaar naaktheidToenraaktemijngeestvervreemdvanhaar, zoalsmijngeestvervreemdraaktevanhaarzuster.

19Zijbleefhoererijbedrijvenenherinnerdezichdedagen vanhaarjeugd,waarinzijhoererijhadbedreveninhetland Egypte.

20Wantzijhadeenzwakvoorhunminnaars,wiervleesis alshetvleesvanezelsenwiernavelisalsdenavelvan paarden.

21Zohebtuzichdelosbandigheidvanuwjeugdherinnerd, toendeEgyptenarenuwborstenkneusden,vanwegede borstenvanuwjeugd.

22Daarom,oOholiba,zozegtdeHeereHEERE:Zie,Ik gauwminnaarstegenuverwekken,vanwieuwhartis afgeweken,enIkzalhenvanallekantentegenubrengen;

23DeBabyloniërsenalleChaldeeën,Pekod,SoaenKoa, enalleAssyriërsmethen;hetwarenallemaalbegeerlijke jongemannen,hoofdmannenenstadhouders,groteen beroemdeheren,dieallemaaltepaardreden

24Enzijzullenopuafkomenmetwagens,wagensen wielen,enmeteenmenigtevanmensen,dierondueen rondschild,eenschildeneenhelmzullenopzettenIkzal hunhetoordeelvoorhouden,enzijzullenuoordelen overeenkomstighunoordelen

25IkzalMijnnaijvertegenulatenkomen,enzijzullen grimmigmetuomgaan;zijzullenuwneusenuworen wegnemen,enwatuoverbleef,zaldoorhetzwaardvallen; uwzonenenuwdochterszullenzijnemen,enwatu overbleef,zaldoorhetvuurwordenverteerd.

26Ookzullenzijuuwklerenuittrekkenenuwsieraden wegnemen

27Ikzaleeneindemakenaanuwlosbandigheidenaanuw hoererij,dieuuithetlandEgyptehebtmeegebracht,zodat uuwogennietmeernaarhenzultopheffenennietmeer aanEgyptezultdenken.

28WantzozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikgeefuoverin dehandvanhen,diegijhaat,indehandvanhen,vanwie uwgedachtenvervreemdzijn

29Enzijzullenuhatelijkbehandelen,enaluwarbeid wegnemen,enzijzullenunaaktenblootachterlaten;ende naaktheidvanuwhoererijenzalontdektworden,zoweluw ontuchtalsuwhoererijen

30Ikzaluditaandoen,omdatuhoererijbedrijftonderde heidenvolkenenuverontreinigdbentmethunafgoden.

31Jijbentdewegvanjezustergegaan;daaromzalIkhaar bekerinjouwhandgeven

32ZozegtdeHeereHEERE:Drinkdebekervanuwzuster diepenrijkelijk;uzultbespotenbespotworden;erzitveel in 33Gijzultverzadigdwordenmetdronkenschapenverdriet, metdebekervanontzettingenverlatenheid,metdebeker vanuwzusterSamaria

34Gijzulthetdrinkenenzuigen,endeschervenervan breken,enuwborstenafrukken,wantIkhebgesproken, spreektdeHeereHEERE

35Daarom,zozegtdeHeereHEERE:OmdatgijMij vergetenenMijachteruwruggeworpenhebt,daarom verdraagtgijookuwontuchtenuwhoererij

36VerderzeideHEEREtotmij:Mensenkind,wiltU OholaenOholibaoordelen?Ja,hunhungruweldaden verkondigen,

37Zijhebbenoverspelgepleegd,enerisbloedaanhun handenOokhebbenzijoverspelgepleegdmethun afgodenOokhebbenzijhunzonen,diezijMijgebaard hadden,voorhendoorhetvuurlatengaan,omhente verslinden

38DithebbenzijMijaangedaan:opdiezelfdedaghebben zijMijnheiligdomverontreinigdenMijnsabbatten ontheiligd

39Nadatzijhunkinderenvoorhunafgodenhadden geslacht,kwamenzijopdiezelfdedagmijnheiligdom binnenomhetteontheiligenEnzie,aldushebbenzijin hetmiddenvanmijnhuisgedaan

40Enverder,datumannenvanverrehebtlatenkomen, naarwieeenbodewasgestuurd;enzie,zijkwamen,voor wieuzichhebtgewassen,uwogenhebtgeverfdenuzelf metsieradenhebtversierd,

41Engijzijtgezetenopeenstatigbed,enerstaateentafel voorgereed;daarophebtgijmijnwierookenmijnolie gezet

42Enhetgeroepvaneenmenigte,dieinvredeleefde,was bijhaarEnmetdemannenvanhetgewonevolkwaren Sabeeërsuitdewoestijngebracht,diearmbandenaanhun handenhaddenenprachtigekronenophunhoofd

43Toenzeiiktegenhaardieoudwasindeoverspeligheid: Zullenzijnuhoererijmethaarbedrijven,enzijmethen?

44Toengingenzijtothaarnaarbinnen,zoalsmennaareen vrouwgaatdiehoererijbedrijft;zogingenzijnaarbinnen bijOholaenbijOholiba,deontuchtigevrouwen

45Enderechtvaardigenzullenhenoordelennaardewijze vanoverspeelstersennaardewijzevanvrouwendiebloed vergieten,omdatzijoverspeelsterszijnenerbloedaanhun handenkleeft

46WantzozegtdeHeereHEERE:Ikzaleenmenigteover hendoenoptrekken,enIkzalhenovergevenaande vernietigingenplundering

47Endebendezalhenmetstenenstenigenenmethun zwaardendoden;hunzonenenhundochterszullenzij ombrengenenhunhuizenzullenzijmetvuurverbranden 48ZozalIkeeneindemakenaandeontuchtinhetland, zodatallevrouwengeleerdwordenzichteonthoudenvan uwontucht

49Zijzullenuwontuchtopuvergelden,enuzultde zondenvanuwafgodendragen,enuzultwetendatIk,de HeereHEERE,ben

HOOFDSTUK24

1Inhetnegendejaar,indetiendemaand,opdetiendedag vandemaand,kwamhetwoordvandeHEEREtotmij: 2Mensenkind,schrijfdenaamvandedagop,vandeze dag.OpdezedagtrokdekoningvanBabeltegen Jeruzalemtenstrijde

3Enspreekeengelijkenisuittothetopstandigehuisen zegtothen:ZozegtdeHeereHEERE:Zeteenpotop,zet hemeropengieterookwaterin

4Verzameldaarinallestukkenervan,elkgoedstuk,dedij endeschouder;vulhetmetdebestebeenderen.

5Neemhetbestedeelvanhetkleinveeenverbrandookde beenderendaaronder,enlaathetgoedkoken,enlaatzede beenderendaarinkoken.

6Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Weedebloedstad,de potwaarinhetschuimligtenwaarvanhetschuimerniet uitgaat!Brenghetstukvoorstuknaarbuiten,laatergeen lotovervallen

7Wanthaarbloedisinhaarmidden;zijheefthetopdetop vanderotsgestort;zijheefthetnietopdeaardeuitgegoten omhetmetstoftebedekken,

8Omwraaktenemenenwoedetewekken,hebIkhaar bloedopderotsgegoten,zodathetnietbedektzouworden.

9Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Weedebloedstad!Ik zaldebrandstapelzelfsgrootmaken

10Stapelhethoutop,steekhetvuuraan,eethetvleesen kruidhetgoed,enlaatdebottenverbranden

11Zethetdanleegopdegloeiendekolen,zodathetkoper ervangloeitenverbrandt,endeonreinhedenerinsmelten enhetschuimervanverteerdwordt

12Zijheeftzichmetleugensvermoeid,enhaargrote schuimisnietuithaargekomen;haarschuimzalinhet vuurzijn

13Inuwonreinheidligtontucht;omdatIkugereinigdheb, engijzijtnietgereinigd,zultgijnietmeervanuw onreinheidgereinigdworden,totdatIkMijngrimmigheid opuhebdoenrusten

14Ik,deHEERE,hebhetgesproken;hetzalgebeuren,en Ikzalhetdoen;Ikzalnietterugwijken,nochzalIksparen, nochzalIkberouwhebben;naaruwwegenennaaruw handelingenzullenzijurichten,spreektdeHeereHEERE 15OokkwamhetwoordvandeHEEREtotmij,zeggende: 16Mensenkind,zie,Ikneemmeteenslagdebegeertevan uwogenvanuweg;tochzultunietrouwen,nochwenen, enuwtranenzullennietvloeien

17Houdopmethuilen,weesnietrouwklagendoverde doden,binduwhoofdbandom,doeuwschoenenaanuw

Ezechiël voeten,bedekuwlippennieteneetniethetbroodvan mensen.

18Iksprakdus'smorgenstothetvolk,entegendeavond stierfmijnvrouw.Daaromdeedik'smorgenszoalsmij bevolenwas.

19Toenzeidendemensentotmij:WiltUonsniet vertellenwatdezedingenvooronsbetekenen,datUdit doet?

20Toenantwoorddeikhun:HetwoordvandeHEERE kwamtotmij,zeggende:

21SpreektothethuisvanIsraël:ZozegtdeHeereHEERE: Zie,IkgaMijnheiligdomontheiligen,deuitnemendheid vanuwkracht,debegeertevanuwogenenhetmedelijden vanuwziel;enuwzonenenuwdochters,dieuhebt achtergelaten,zullendoorhetzwaardvallen

22Engijzultdoen,gelijkIkgedaanheb:gijzultuwlippen nietbedekken,enhetbroodvandemensennieteten

23Uwbandenzullenopuwhoofdzijnenuwschoenenaan uwvoeten.Uzultnietrouwenennietwenen,maaruzult treurenomuwongerechtighedenenoverelkaarrouw bedrijven

24AldusisEzechiëlvoorueenteken;overeenkomstig alleswathijgedaanheeft,zultudoen;enwanneerdat gebeurt,zultuwetendatIk,deHeereHEERE,ben

25Engij,mensenkind,zalhetnietgebeurenopdedagdat Ikhunkracht,devreugdevanhunheerlijkheid,debegeerte vanhunogenendatgenewaarzijhunzinnenopzetten,van hunzonenenhundochters,vanhenzalwegnemen?

26Dateropdiedagiemandzalkomendieontkomt,om hetumetuworentelatenhoren?

27Opdiedagzaluwmondgeopendwordenvoorhemdie ontkomenis,enuzultsprekenennietlangerstomzijn;en uzulthuneentekenzijn,enzijzullenwetendatIkde HEEREben.

HOOFDSTUK25

1HetwoordvandeHEEREkwamopnieuwtotmij, zeggende:

2Mensenkind,richtuwblikopdeAmmonietenen profeteertegenhen

3EnzegtotdeAmmonieten:Hoorthetwoordvande HeereHEERE!ZozegtdeHeereHEERE:Omdatgij gezegdhebt:Ha,tegenMijnheiligdom,toenhetontheiligd werd,entegenhetlandvanIsraël,toenhetverwoestwerd, entegenhethuisvanJuda,toenzijinballingschapgingen, 4Zie,daaromzalIkuaandemannenvanhetoosten overleverentoteenbezitting,enzijzullenhunpaleizeninu bouwenenhunwoningeninumaken;zijzullenuw vruchtenetenenuwmelkdrinken

5IkzalRabbamakentoteenstalvoorkamelenende Ammonietentoteenrustplaatsvoorkleinvee.Danzultu wetendatIkdeHEEREben

6WantzozegtdeHeereHEERE:Omdatgijindehanden geklaptenmetdevoetengestampthebteninuwhart gejuichthebtinaluwsmaadoverhetlandvanIsraël, 7Zie,daaromzalIkMijnhandtegenuuitstrekkenenuals buitaandeheidenvolkenoverleverenIkzaluuitde volkenuitroeienenuuitdelandenwegvagenIkzalu verdelgen,maaruzultwetendatIkdeHEEREben. 8ZozegtdeHeereHEERE:OmdatMoabenSeïrzeggen: Zie,hethuisvanJudaisalsalleheidenvolken,

9Daarom,zie,IkzaldezijdevanMoabopenen,vande steden,vanzijnstedendieaanzijngrenzenliggen,de heerlijkheidvanhetland:Beth-Jesimoth,Baäl-meonen Kirjathaim,

10aandemannenvanhetoosten,metdeAmmonieten,en hunzalikinbezitgeven,zodatdeAmmonietennietmeer herinnerdwordenonderdeheidenvolken

11IkzalgerichtenoverMoabvoltrekken,zodatzijweten datIkdeHEEREben

12ZozegtdeHeereHEERE:OmdatEdomwraakheeft genomenophethuisvanJuda,enzichzeerheeft bezondigdenzichaanhenheeftgewroken,

13Daarom,zozegtdeHeereHEERE:OoktegenEdomzal IkMijnhanduitstrekkenenmensendieruitroeienIkzal hetverwoestenvanafTeman,endeDedanietenzullendoor hetzwaardvallen.

14IkzalMijnwraakoverEdomleggendoordehandvan MijnvolkIsraëlZijzulleninEdomdoenovereenkomstig MijntoornenovereenkomstigMijngrimmigheid,enzij zullenMijnwraaklerenkennen,spreektdeHeereHEERE 15ZozegtdeHeereHEERE:OmdatdeFilistijnen wraakzuchtiggehandeldhebben,enwraakgenomen hebbenmeteenbooshart,omhetteverdelgenvanwegede oudehaat,

16Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Zie,IkgaMijn handuitstrekkentegendeFilistijnen,enIkzalde Kretenzersuitroeienenhetoverblijfselvandezeekust verdelgen.

17Ikzalhungrotewraakgeven,metgrimmigestraffen DanzullenzijwetendatIkdeHEEREben,wanneerIk Mijnwraakaanhenleg.

HOOFDSTUK26

1Enhetgeschieddeinhetelfdejaar,opdeeerstevande maand,dathetwoordvandeHEEREtotmijkwam, zeggende:

2Mensenkind,wantTyrusheefttegenJeruzalemgezegd: Ha,zijisverbroken,datwasdepoortvanhetvolk;zij heeftzichtotmijgewend;ikzalweervervuldworden,nu iszijverwoest

3Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikzálu,Tyrus! Ikzalveleheidenvolkentegenudoenoptrekken,zoalsde zeehaargolvendoetopkomen

4ZijzullendemurenvanTyrusverwoestenenhaartorens afbreken.Ikzalhaarstofwegschrapenenhaarmakentot eenkalerots

5Hetzaleenuitspreidplaatsvoordenettenzijninhet middenvandezee,wantIkhebhetgesproken,spreektde HeereHEEREHetzaltoteenbuitwordenvoorde heidenvolken

6Enhaardochters,dieophetveldzijn,zullendoorhet zwaardgedoodworden,enzijzullenweten,datIkde HEEREben

7WantzozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikbreng Nebukadnezar,dekoningvanBabel,dekoningder koningen,uithetnoorden,overTyrus,metpaarden,met wagens,metruiters,mettroepenenmeteengrotemenigte 8Hijzaluwdochtersophetveldmethetzwaarddoden,en hijzaleenbolwerktegenuoprichten,enhijzaleenwal tegenuopwerpen,enhijzalhetrondseltegenuopheffen

9Hijzaloorlogswerktuigentegenuwmurenplaatsenen metzijnbijlenuwtorensafbreken.

10Vanwegedeveelheidvanzijnpaardenzalhetstofu bedekken;uwmurenzullenbevenvanhetgedruisvande ruiters,vandewielenenvandewagens,wanneerhijuw poortenbinnenkomt,zoalsmeneenstadbinnenkomt waarineenbresisgeslagen

11Metdehoevenvanzijnpaardenzalhijaluwstraten vertreden;uwvolkzalhijmethetzwaarddoden,enuw sterkebezettingenzullenteraardevallen

12Zijzullenuwvermogenrovenenuwhandelswaar buitmaken,uwmurenafbrekenenuwkostbarehuizen verwoesten;uwstenen,uwhoutenuwstofzullenzijinhet middenvanhetwaterwerpen

13Ikzalhetgeluidvanuwliederendoenophouden,enhet geluidvanuwharpenzalnietmeergehoordworden.

14Ikzalumakenalseenkalerots;uzulteenplaats wordenwaaropnettenwordenuitgespreid;uzultnietmeer gebouwdworden,wantIk,deHEERE,hebhetgesproken, spreektdeHeereHEERE

15ZozegtdeHeereHEEREtotTyrus:Zoudendeeilanden nietbevenbijhetgeluidvanuwval,wanneerdegewonden schreeuwen,wanneererinuwmiddeneenslachtingwordt aangericht?

16Danzullenallevorstenderzeevanhuntronenafkomen, hunmantelsafleggenenhunveelkleurigeklerenuittrekken Zijzullenzichmetbevingbekleden,opdegrondzittenen elkogenblikbeven,enzijzullenoveruontzetzijn.

17Enzijzulleneenklaagliedoveruaanheffenentotu zeggen:Hoebentuverwoest,gij,diebewoondwerddoor zeelieden,devermaardestad,diesterkwasopzee,zijen haarinwoners,dieallendieerrondwaren,verschrikken!

18Nuzullendeeilandenbevenopdedagvanuwval;zelfs deeilandendieindezeeliggen,zulleninberoeringzijn, wanneeruweggaat

19WantzozegtdeHeereHEERE:WanneerIkutoteen verwoestestadzalmaken,gelijkaandestedendie onbewoondzijn;wanneerIkdediepteoveruzaldoen opkomen,enmachtigewaterenuzullenbedekken, 20WanneerIkuzaldoennederdalenmethendieindekuil afdalen,metdemensenvanvroeger,enIkzaluzettenin delaagtenvandeaarde,indewoesteplaatsenvanvroeger, bijhendieindekuilzijnafgedaald,zodatunietbewoond zultworden;enIkzalheerlijkheidgeveninhetlandvande levenden, 21Ikzalumakentoteenschrikbeeld,engijzultnietmeer bestaan;alwerdgijgezocht,gijzultnietmeergevonden worden,spreektdeHeereHEERE.

HOOFDSTUK27

1HetwoordvandeHEEREkwamopnieuwtotmij, zeggende:

2Nu,mensenkind,hefeenklaagliedaanoverTyrus, 3EnzegtotTyrus:Gij,dieaandeingangvandezee woont,gij,diehandeldrijftmetdemenseninveleeilanden: ZozegtdeHeereHEERE:OTyrus,gijhebtgezegd:Ikben volmaaktmooi

4Uwgrenzenliggeninhetmiddenvandezeeën,uw bouwershebbenuwschoonheidvolmaaktgemaakt.

5Aluwscheepswandenhebbenzijgemaaktvan dennenbomenuitSenir;cedersvandeLibanonhebbenzij genomenommastenvoorutemaken

6VandeeikenvanBasanhebbenzijuwroeiriemen gemaakt;degemeenschapvandeAschurietenheeftuw bankenvanivoorgemaakt,datzijuitdeeilandenvan Kittimhebbengehaald

7Fijnlinnen,metveelkleurigborduurwerk,uitEgypte, waswatjeuitspreiddeomalszeiltedienen;blauwen purper,afkomstigvandeeilandenvanElisa,waswatje bedekte

8DeinwonersvanSidonenArvadwarenuwzeelieden;de wijzendieinuwoonden,Tyrus,warenuwstuurlieden.

9DeoudstenvanGebalendewijzenuitdietijdwarenbij uomuwhandelswaartebeheren;alleschepenvandezee methunbemanningwarenbijuomuwhandelswaarte beheren

10DePerzen,LudenPutwareninuwleger,uw strijdmakkers;zijhebbenuwschildenuwhelmaanu gehangen,zijhebbenuwschoonheidlatenzien

11DemannenvanArvadstondenmetuwlegerrondomop uwmuren,endeGammadietenstondeninuwtorens;zij hingenhunschildenrondomaanuwmuren;zijhebbenuw schoonheidvolmaaktgemaakt

12Tarsiswasuwhandelaar,omdatuveelrijkdommenhad. Opuwmarktendrevenzijhandelinzilver,ijzer,tinen lood

13Javan,TubalenMesechwarenuwhandelaren;zij verhandeldenopuwmarktpersonenenkoperen voorwerpen

14DenakomelingenvanTogarmadrevenopuwmarkten handelmetpaarden,ruitersenmuilezels

15DemannenvanDedanwarenuwhandelaren;vele eilandenwarendehandelswaaruwerhand;zijbrachtenu alsgeschenkivoor-enebbenhoutenhorens

16Syriëhandeldemetuvanwegedeveelheidvande warendieumaakte.Opuwmarktendedenzezakenmet smaragden,purperenborduurwerk,fijnlinnen,koraalen agaat

17JudaenhetlandvanIsraëlwarenuwhandelaren;zij drevenhandelintarweuitMinnitenPannag,honing,olie enbalsem

18Damascushandeldemetuindeveelheidvanuw maaksels,indeveelheidvanallerleirijkdommen,inde wijnvanHelboneninwittewol

19OokDanenJavanhieldenzichbezigopuwmarkten. Blinkijzer,kassieenkalmoeswarenopuwmarkt

20Dedanwasuwkoopmaninkostbarekledingvoor strijdwagens

21ArabiëenallevorstenvanKedarhandeldenmetuin lammeren,rammenenbokken;daarinhandeldenzijmetu

22DekoopliedenvanSebaenRaemawarenuw handelaren;zijhandeldenopuwmarktenmetdebeste specerijen,metallerleiedelgesteentenenmetgoud

23Haran,KanneenEden,dekoopliedenvanSeba,Assur enKilmad,warenuwkooplieden

24Dezewarenuwhandelareninallerleigoederen:in blauweklederenengeborduurdestoffen,eninkistenmet kostbaregewaden,vastgebondenmetkoordenengemaakt vancederhout,onderuwhandelswaar.

25DeschepenvanTarsisjuichtenoveruopuwmarkt,en uwerdverzadigdenzeerluisterrijkgemaaktmiddenopde zeeën

26Uwroeiershebbenuingrotewaterengebracht;de oostenwindheeftumiddenindezeeëngebroken.

27Uwrijkdom,uwmarkten,uwkoopwaar,uwzeelieden, uwstuurlieden,uwkopers,debezittersvanuwkoopwaar enaluwkrijgsliedendieinuzijneninheeluwgezelschap datinuwmiddenis,zulleninhetmiddenvandezeeën vallenopdedagvanuwondergang

28Devoorstedenzullenbevenbijhethorenvanhet geschreeuwvanuwloodsen

29Enallendiederiemenhanteren,dezeeliedenenalle stuurliedenderzee,zullenvanhunschepenafkomenenop hetlandstaan;

30Zijzullenhunstemtegenulatenhoren,enbitterlijk schreeuwen,enstofophunhoofdwerpen,enzichwentelen indeas

31Zijzullenzichomugeheelkaalmakenenzichmet zakkenomgorden,enzijzullenomuwenenmetbitterheid deshartenenmetbittergeweeklaag

32Eninhungeweeklaagzullenzijeenklaagliedoveru aanheffen,enoveruweeklagen,zeggende:Welkestadis gelijkaanTyrus,gelijkaandestaddiemiddenindezee verwoestis?

33Toenuwhandelswaaruitdezeeopsteeg,hebtueen grootvolkverzadigd;metuwrijkdomenuwhandelswaar hebtudekoningenderaardeverrijkt.

34Wanneerdezeeënuindedieptenvandewateren verpletteren,zullenuwhandelswaarenheeluwgezelschap inuwmiddeninstorten.

35Allebewonersvandeeilandenzullenzichoveru verbazen,hunkoningenzullenzeerbevreesdzijn,hun aangezichtzalverschriktzijn.

36Dekoopliedenonderhetvolkzullenuuitlachen;gijzult eenschrikzijnenzultvoorgoedverdwijnen

HOOFDSTUK28

1HetwoordvandeHEEREkwamopnieuwtotmij, zeggende:

2Mensenkind,zegtotdevorstvanTyrus:Zozegtde HeereHEERE:Omdatuwharthoogmoedigisenuzegt:Ik benGod,IkzitopGodstrooninhetmiddenvandezeeën, enutocheenmensbentengeenGod,hoeweluuwhart gelijksteltaanhethartvanGod, 3Zie,jijbentwijzerdanDaniël,erisgeengeheimdatze voorjoukunnenverbergen.

4Dooruwwijsheidendooruwinzichthebturijkdom vergaard,engoudenzilverinuwschatkamersverzameld

5Dooruwgrotewijsheidendooruwhandelhebtuuw rijkdomvermeerderd,enuwhartisverhevenvanwegeuw rijkdom

6Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Omdatgijuwhart gesteldhebtalshethartGods, 7Zie,daarombrengIkvreemdenoveru,de gewelddadigstedervolken;zijzullenhunzwaarden trekkentegendeluistervanuwwijsheid,enzijzullenuw glansontheiligen

8Zijzullenuindekuildoenneerdalen,enuzultdedood stervenvanhendieinhetmiddenvandezeegesneuveld zijn

9Zultgijdannogzeggenvoorhem,dieudoodt,:Ikben God?MaargijzulteenmenszijnengeenGod,indehand vanhem,dieudoodt

10Gijzultdedoodvaneenonbesnedenesterven,doorde handvanvreemden,wantIkhebhetgesproken,spreektde HeereHEERE

11VerderkwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:

12Mensenkind,hefeenklaagliedaanoverdekoningvan Tyrusenzegtothem:ZozegtdeHeereHEERE:Gijzijtde koningvanTyrus,volvanwijsheidenvolmaaktvan schoonheid

13JijwasinEden,dehofvanGod;allerleiedelgesteente wasjouwbedekking:sardius,topaasendiamant,turkoois, onyxenjaspis,saffier,smaragd,karbonkelengoudDe versieringvanjouwtrommelenenpijpenwasinjoubereid, tendagedatjijgeschapenwerd

14Gijzijtdegezalfdecherub,diedehemelenbeschut;Ik hebueenplaatsgegeven;gijwaartopdeheiligebergGods, wandelendtemiddenvandevurigestenen

15Volmaaktwasuinuwwegen,vanafdedagdatu geschapenwerd,totdateronrechtinugevondenwerd.

16Doordeveelheidvanuwhandelhebbenzijhetmidden vanumetgeweldvervuld,engijhebtgezondigd;daarom zalIkuvandebergvanGodwegwerpenenu,o beschuttendecherub,uithetmiddenvandevurigestenen verdelgen

17Uwhartishoogmoediggewordenvanwegeuw schoonheid,uhebtuwwijsheidtegrondegerichtvanwege uwglansTeraardezalIkuneerwerpen,Ikzaluvoor koningenstellen,opdatzijuaanschouwen.

18Doordeveelheidvanuwongerechtighedenendoorde ongerechtigheidvanuwhandelhebtuuwheiligdommen ontheiligd.DaaromzalIkvuuruituwmiddendoen opkomen,datuzalverterenIkzalutotasopdeaarde makenvoordeogenvanallendieuzien

19Allendieukennenonderhetvolk,zullenzichoveru verbazen;uzulteenschrikzijnenuzultnooitmeer bestaan

20VerderkwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:

21Mensenkind,richtuwaangezichttegenSidonen profeteerertegen,

22Enzeg:ZozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikzálu,Sidon! EnIkzalinuwmiddenverheerlijktworden,enzijzullen weten,datIkdeHEEREben,wanneerIkaanhaar gerichtengedaanenhaargeheiligdheb

23WantIkzalpestinhaarmiddenzenden,enbloedin haarstraten;endegewondenzulleninhaarmiddenmethet zwaardgeoordeeldworden,vanallekanten,enzijzullen wetendatIkdeHEEREben

24ErzalvoorhethuisvanIsraëlgeenstekendedistelmeer zijn,engeendoorndiepijndoetonderaldegenendie rondomhenzijn,diehenverachtenEnzijzullenwetendat IkdeHeereHEEREben

25ZozegtdeHeereHEERE:WanneerIkhethuisvan Israëlzalhebbenbijeengebrachtuitdevolkenwaaronder zijverstrooidzijn,enIkinhengeheiligdzalzijnvoorde ogenvandeheidenvolken,danzullenzijwoneninhetland datIkaanMijndienaarJakobgegevenheb.

26Zijzullenerveiligwonen,huizenbouwenen wijngaardenplanten,ja,zijzullenerinvertrouwenwonen,

wanneerIkgerichtenhebvoltrokkenaanallenrondomhen diehenverachten.DanzullenzijwetendatIk,deHEERE, hunGodben

HOOFDSTUK29

1Inhettiendejaar,indetiendemaand,opdetwaalfdedag vandemaand,kwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:

2Mensenkind,richtuwblikopdefarao,dekoningvan Egypte,enprofeteertegenhementegenheelEgypte

3Spreekenzeg:ZozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikzálu, Farao,koningvanEgypte,u,grotedraak,dieinhetmidden vanzijnrivierenligt,diegezegdheeft:Mijnrivierisvan Mij,enIkhebhemMijgemaakt

4MaarIkzalhakeninuwkakenslaanendevissenvanuw rivierenaanuwschubbenlatenklevenIkzaluuithet middenvanuwrivierenhalen,enallevissenvanuw rivierenzullenaanuwschubbenblijvenkleven.

5Ikzaluachterlatenindewoestijn,uenallevisseninuw rivierenUzultvallenophetopenveld,uzultniet bijeengebracht,nochbijeengebrachtworden.Ikhebuals voedselgegevenaandedierenvanhetveldenaande vogelsindelucht

6EnalleinwonersvanEgyptezullenwetendatIkde HEEREben,wantzijzijnvoorhethuisvanIsraëleen rietstafgeweest

7Toenzijubijuwhandgrepen,brakuenscheurdeuhun schoudersopen;toenzijopuleunden,brakuenbrachtu hunlendenentotstilstand

8Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikbrenghet zwaardoveruenIkzalmensendieruituuitroeien

9HetlandEgyptezaleenwoestenijeneenwildernis worden,enzijzullenwetendatIkdeHEEREben,omdat Hijgezegdheeft:DerivierisvanMij,enIkhebhem gemaakt

10DaaromzalIkuenuwrivierenstraffen.Ikzalhetland Egyptetoteenwarewoestenijmaken,vandetorenvan SyenetotaandegrensvanEthiopië

11Geenmenszalerdoorheengaan,nocheendierzal erdoorheengaan,enhetzalnietveertigjaarbewoond worden

12IkzalhetlandEgyptetoteenwoestenijmaken,te middenvandeverwoestelanden,enzijnstedenzullen verwoestliggentemiddenvandeverwoestesteden,veertig jaarlang.IkzaldeEgyptenarenverstrooienonderde heidenvolkenenhenoverdelandenverspreiden

13MaarzozegtdeHeereHEERE:Naverloopvanveertig jaarzalIkdeEgyptenarenbijeenbrengenuitdevolken waarheenzijverstrooidzijn

14Ikzaleenomkeerbrengenindegevangenschapvan EgypteenhenterugbrengennaarhetlandPathros,naarhet landwaarzijgewoondhebben;zijzullendaareen verdorvenkoninkrijkzijn

15Hetzalhetlaagsteonderdekoninkrijkenzijn;hetzal zichnietmeerverheffenbovendeheidenvolken,wantIk zalhenkleinmaken,zodatzijnietmeeroverde heidenvolkenheersen

16DanzalhethuisvanIsraëlnietlangereenvertrouwen hebben,dathunongerechtigheidinherinneringbrengt, wanneerzijdieopmerken;maarzijzullenwetendatIk,de HeereHEERE,ben

17Enhetgeschieddeinhetzevenentwintigstejaar,inde eerstemaand,opdeeerstedagdermaand,dathetwoord desHEERENtotmijkwam,zeggende:

18Mensenzoon,Nebukadnezar,dekoningvanBabel,liet zijnlegereengrotedienstbewijzenaanTyrus.Alle hoofdenwerdenkaalgeschorenenalleschouderswerden afgeschildTochkreeghijgeensoldij,enookzijnleger niet,voordedienstdiehijtegenTyrushadbewezen.

19Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikgahetland EgypteaanNebukadnezar,dekoningvanBabel,geven;hij zalzijnmenigtenemen,zijnbuitrovenenzijnbuitroven; enditzalhetloonzijnvoorzijnleger

20IkhebhemhetlandEgyptegegevenvoordearbeiddie hijdaarverrichtheeft,omdatzijvoorMijgewerkthebben, spreektdeHeereHEERE

21OpdiedagzalIkdehoornvanhethuisvanIsraëldoen uitspruitenenIkzaludeopeningvanuwmondgevenin hetmiddenvanhen,enzijzullenwetendatIkdeHEERE ben.

HOOFDSTUK30

1HetwoordvandeHEEREkwamopnieuwtotmij, zeggende:

2Mensenkind,profeteerenzeg:ZozegtdeHeereHEERE: Huilt,weededag!

3Wantdedagisnabij,ja,dedagvandeHEEREisnabij, eenbewolktedag;hetzaldetijdderheidenvolkenzijn.

4HetzwaardzaloverEgyptekomen,enerzalgrotepijn zijninEthiopiëInEgyptezullendodenvallen,enmenzal demenigtewegvagen,endefundamentenervanzullen wordenafgebroken

5Ethiopië,Libië,Lydiëenaldegemengdebevolking,en Chubendemannenvanhetlanddatverbondheeft gesloten,zullenmethendoorhetzwaardvallen

6ZozegtdeHEERE:OokzijdieEgyptesteunen,zullen vallen,endetrotsvanzijnmachtzalneerkomen;vande torenvanSyenezullenzijdoorhetzwaardvallen,spreekt deHeereHEERE

7Enzijzullenverwoestzijninhetmiddenvandelanden dieverwoestzijn,enhaarstedenzullenliggeninhet middenvandestedendieverwoestzijn

8EnzijzullenwetendatIkdeHEEREben,wanneerIk eenvuurinEgypteaanrichtenalzijnhelpersvernietigd worden

9OpdiedagzullenerbodenvanMijuitgaaninschepen, omdezorgelozeEthiopiërstebeangstigenErzalgrote pijnoverhenkomen,zoalsindetijdvanEgypte.Wantzie, hetkomt

10ZozegtdeHeereHEERE:OokzalIkdemenigtevan EgyptedoenophoudendoordehandvanNebukadnezar,de koningvanBabel.

11Hijenzijnvolkmethem,deverschrikkelijksteonderde volken,zullenertoegebrachtwordenhetlandte verwoestenZijzullenhunzwaardentegenEgyptetrekken enhetlandmetgesneuveldenvullen

12Ikzalderivierendoenopdrogenenhetlandverkopen indehandvangoddelozen;Ikzalhetlandmetalwaterin is,toteenwoestenijmakendoordehandvanvreemdenIk, deHEERE,hebhetgesproken.

13ZozegtdeHeereHEERE:Ikzaldeafgodenvernietigen enhunafgodsbeeldenteNofdoenverdwijnenErzalgeen

vorstmeerzijninhetlandEgypteIkzalvreesinhetland Egyptebrengen.

14IkzalPathrosverwoesten,Zoaninbrandstekenen strafgerichtenvoltrekkenopNo.

15IkzalmijngrimmigheiduitgietenoverSin,desterkte vanEgypte,endemenigtevanNouitroeien

16IkzaleenvuurinEgypteaanstekenSinzalgrotepijn lijden,NozalverscheurdwordenenNofzaldagelijksin benauwdhedenverkeren

17DejongemannenvanAvenenPi-Besethzullendoorhet zwaardvallen,endezestedenzulleninballingschapgaan 18OokinTehaphneheszaldedagdonkerworden,alsIk daardejukkenvanEgyptezalbreken.Danzaldeprachten praalvanhaarmachtdaarophoudenEenwolkzalhaar bedekkenenhaardochterszulleningevangenschapgaan

19ZozalIkoordelenvoltrekkeninEgypte,enzijzullen wetendatIkdeHEEREben

20Enhetgeschieddeinhetelfdejaar,indeeerstemaand, opdezevendedagvandemaand,dathetwoordvande HEEREtotmijkwam,zeggende:

21Mensenkind,Ikhebdearmvanfarao,dekoningvan Egypte,gebroken.Zie,zijnarmzalnietverbondenworden omgenezenteworden,omhemmeteenroltebinden,om hemsterktemakenomhetzwaardtekunnenvasthouden 22Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikkomover Farao,dekoningvanEgypteIkzalzijnarmenverbreken, zoweldesterkealsdegebrokenarmenIkzalhetzwaard uitzijnhanddoenvallen.

23IkzaldeEgyptenarenverstrooienonderdevolkenen henverspreidenoverdelanden

24IkzaldearmenvandekoningvanBabelsterkmaken enmijnzwaardinzijnhandgevenMaardearmenvande faraozalIkbreken,zodathijvoorhemzalkreunenalseen dodelijkgewonde.

25MaarIkzaldearmenvandekoningvanBabelsterk maken,endearmenvandefaraozullenvallen,enzij zullenwetendatIkdeHEEREben,wanneerIkMijn zwaardindehandvandekoningvanBabelgeefenhijhet overhetlandEgypteuitspreidt

26IkzaldeEgyptenarenverstrooienonderdevolkenen henverspreidenoverdelanden,enzijzullenwetendatIk deHEEREben

HOOFDSTUK31

1Enhetgeschieddeinhetelfdejaar,indederdemaand,op deeerstedermaand,dathetwoorddesHEERENtotmij kwam,zeggende:

2Mensenkind,spreektotdefarao,dekoningvanEgypte, entotzijnmenigte:Aanwiegelijktgijinuwgrootheid?

3Zie,deAssyriërwaseencederopdeLibanon,metmooie takkeneneenschaduwdoek.Hijwashoogvangestalte,en zijntopwastemiddenvandikketakken

4Hetwatermaaktehemgroot,dedieptenverhievenhem indehoogte;haarrivierenstroomdenrondomzijnplanten enlietenhunkleinerivierenuitstromennaarallebomenop hetveld.

5Daaromwerdzijnhoogtegroterdandievanallebomen ophetveld,enwerdenzijntakkentalrijk,enwerdenze langvanwegedegrotehoeveelheidwater,wanneerhij uitstak

6Allevogelsindehemelbouwdenhunnestinzijntakken, enonderzijntakkenbrachtenalledierenvanhetveldhun jongenterwereld,eninzijnschaduwwoondenallegrote volken.

7Hijwasschooninzijngrootheidenindelengtevanzijn takken,wantzijnwortelwasaanhetgrotewater 8DecedersinGodstuinkondenHemnietverbergen;de sparrenbomenwarennietalszijntakken,ende kastanjebomenwarennietalszijntakken;engeenenkele boominGodstuinwasinzijnschoonheidaanHemgelijk 9Ikhebhemmooigemaaktdoordeveelheidvanzijn takken,zodatallebomenvanEden,dieindetuinvanGod waren,hembenijdden.

10Daarom,zozegtdeHeereHEERE:OmdatGijUzelf verhevenhebt,enHijzijntopheeftopgeschotenbovende dichtetakken,enzijnhartzichverhevenheeftinzijn hoogte,

11DaaromhebIkhemovergeleverdindehandvande machtigederheidenvolken;diezalzekermethem afrekenen;Ikhebhemverdrevenomzijnboosheid

12Vreemdelingen,degewelddadigstevolken,hebbenhem uitgeroeidenverlaten.Opdebergeneninalledalenzijn zijntakkengevallenenallerivierenvanhetlandhebben zijntakkengebrokenAllevolkenvandeaardezijnuitzijn schaduwgewekenenhebbenhemverlaten.

13Opzijnverwoestingzullenallevogelsdeshemels overblijven,enalledierendesveldszullenopzijntakken zijn.

14opdatgeenvanallebomenaanhetwaterzichzou verheffenvanwegehunhoogte,nochhunkruinzou opschietentussendedikketakken,nochhunbomeninhun hoogtezoudenoprijzen,allendiewaterdrinken;wantzij wordenallenovergeleverdaandedood,aandeonderste delenvandeaarde,temiddenvandekinderenvande mensen,methendieindekuilafdalen

15ZozegtdeHeereHEERE:Tendagedathijinhetgraf afdaalde,gafIkhemeenrouwklacht.Ikbedektedediepte overhem,hieldzijnstromentegenenhielddegeweldige watereninbedwangIklietdeLibanonoverhemrouwen, allebomenophetveldverwelktenoverhem.

16Ikdeeddevolkenbevendoorhetgeluidvanzijnval, toenIkhemindehelwierp,methendieindekuilafdalen EnallebomenvanEden,dekeurenhetbestevande Libanon,allendiewaterdrinken,zullengetroostwordenin deonderstedelenvandeaarde

17OokzijnzijmetHemnaardehelafgedaald,naarhen diedoorhetzwaardwarengedood,ennaarhendieZijn armwaren,dieonderZijnschaduwwoondentemidden vandeheidenvolken

18Aanwiegelijktgijinheerlijkheidengrootheidonderde bomenvanEden?GijzultmetdebomenvanEden neergeworpenwordentotaandeonderwereld;gijzult liggentemiddenvandeonbesnedenen,temiddenvanhen diedoorhetzwaardgedoodwordenDitisFaraoenzijn geheleleger,spreektdeHeereHEERE

HOOFDSTUK32

1Enhetgeschieddeinhettwaalfdejaar,indetwaalfde maand,opdeeerstedermaand,dathetwoorddes HEERENtotmijkwam,zeggende:

2Mensenkind,hefeenklaagliedaanoverdefarao,de koningvanEgypte,enzegtegenhem:Jebentalseenjonge leeuwonderdevolken,alseenwalvisindezeeënJebent metjerivierenopgekomen,jehebthetwatermetjevoeten inberoeringgebrachtenhunrivierenvervuild.

3ZozegtdeHeereHEERE:DaaromzalIkMijnnetoveru uitspreidenmeteenmenigtevanvelevolken,enzijzullen uinMijnnetoptrekken.

4DanzalIkuophetlandachterlaten,uinhetopenveld werpen,enalhetgevogeltevandehemelzalopu overblijven,endewildedierenvandeheleaardezalIkmet uvervullen

5Ikzaluwvleesopdebergenleggenendedalenmetuw hoogtevullen

6Ikzalookhetlandwaarinjijzwemt,totaandebergen, metjouwbloedbevochtigen;derivierenzullenvolvanjou zijn

7WanneerIkuzaluitblussen,zalIkdehemelbedekkenen zijnsterrenverduisteren.Ikzaldezonmeteenwolk bedekkenendemaanzalhaarlichtnietgeven

8AllelichtenaandehemelzalIkoveruinhetdonker zettenenduisternisoveruwlandbrengen,spreektdeHeere HEERE

9Ikzalhethartvanvelevolkenverbitteren,wanneerIkuw ondergangbrengonderdeheidenvolken,indelandendieu nietgekendhebt

10Ja,Ikzalvelevolkenverstelddoenstaanvanu,enhun koningenzullenvreselijkvrezenvooru,wanneerIkMijn zwaardvoorhenzalzwaaien;enzijzullenelkmoment beven,iedervoorzijneigenleven,opdedagvanuwval

11WantzozegtdeHeereHEERE:Hetzwaardvande koningvanBabelzaloverukomen

12MetdezwaardenvandeheldenzalIkuwmenigtedoen vallen,deverschrikkelijksteonderdevolken,aldievolken. ZijzullendeprachtenpraalvanEgypteverwoesten,en heelzijnmenigtezalwordenuitgeroeid

13OokzalIkalhetgedierteaandeoeversvandegrote waterenverdelgen;devoetvandemenszalhennietmeer deren,endehoevenvanhetgediertezullenhennietmeer deren.

14DanzalIkhunwaterendiepmakenenhunrivieren doenstromenalsolie,spreektdeHeereHEERE

15WanneerIkhetlandEgyptetoteenwoestenijmaak,en hetlandontdaanwordtvanalhetgeenhetrijkwas, wanneerIkalzijnbewonerstref,danzullenzijwetendat IkdeHEEREben.

16Ditisdeklaagzangwaarmeemenoverhaarzalrouw bedrijven:dedochtersdervolkenzullenoverhaarrouw bedrijven;zijzullenoverhaarrouwbedrijven,overEgypte enoverheelhaarmenigte,spreektdeHeereHEERE

17Enhetgeschieddeookinhettwaalfdejaar,opde vijftiendedagvandemaand,dathetwoordvandeHEERE totmijkwam,zeggende:

18Mensenkind,treuroverdemenigtevanEgypteenwerp henneer,samenmetdedochtersvandeberoemdevolken, naardeonderstedelenvandeaarde,methendieindekuil afdalen.

19Wieovertreftgijinschoonheid?Gaheenenwordbijde onbesnedenengelegd

20Zijzullenvallentemiddenvandegesneuvelden;zijis aanhetzwaardovergeleverd;sleephaarenalhaar menigtenmee

21Desterkemannenonderdeheldenzullentothem sprekenuithetmiddenvandehel,methendiehemhelpen; zijzijnneergedaald,zijliggenonbesneden,verslagendoor hetzwaard.

22Assurisdaarmetheelhaargevolg;zijngravenliggen rondomhem;zijzijnallengedood,gevallendoorhet zwaard

23Haargravenzijnaandezijkantenvandekuil,enhaar menigteligtrondomhaargrafZezijnallemaalgedood, gevallendoorhetzwaard,datangstaanwakkerdeinhet landvandelevenden

24Elamligtmetheelhaarmenigterondomhaargraf,allen gesneuveld,gevallendoorhetzwaard.Zijzijnonbesneden afgedaaldnaardeonderstedelenvandeaarde,wathun verschrikkingheeftveroorzaaktinhetlandvande levenden.Tochhebbenzijhunschandegedragenmethen dieindekuilzijnafgedaald

25Menheefthaareenbedlatenleggentemiddenvande gesneuvelden,metheelhaarmenigte;haargravenzijn rondomhem;allenonbesnedenen,gevallendoorhet zwaardHoewelhunverschrikkingwerdveroorzaaktinhet landvandelevenden,hebbenzijhunschandegedragen methendieindekuilzijnafgedaald;hijisgelegdte middenvandegesneuvelden

26DaarzijnMesechenTubal,metheelhaarmenigte.Haar gravenliggenrondomhemZezijnallemaalonbesneden endoorhetzwaardgedood,terwijlzeangstaanjageninhet landvandelevenden.

27Enzijzullennietliggenbijdehelden,diegevallenzijn onderdeonbesnedenen,diemethunoorlogswapensnaar dehelzijnafgedaald;enzijhebbenhunzwaardenonder hunhoofdengelegd,maarhunongerechtighedenzullenop hunbeenderenzijn,hoewelzijdeschrikwarenvoorde heldeninhetlandvandelevenden.

28Ja,uzultgebrokenwordentemiddenvande onbesnedenen,enuzultliggenbijhendiedoorhetzwaard gesneuveldzijn.

29DaarzijnEdom,zijnkoningenenalzijnvorsten,die methunmachtverslagenzijndoorhendiedoorhetzwaard gevallenzijn.Zijzullenliggenbijdeonbesnedenenenbij hendieindekuilzijnafgedaald

30Devorstenvanhetnoordenzijner,zijallen,enalle Sidoniërs,diemetdegesneuveldenzijnneergedaald;zij zijnbeschaamdgewordendoorhunangstoverhunkracht; zijliggenonbesnedenbijdegesneuvelden,enzijdragen hunschandemethendieindekuilzijnneergedaald.

31Faraozalhetzienenzalgetroostwordenoverzijnhele menigte,overdefaraoenzijnhelelegerdiedoorhet zwaardzijngedood,spreektdeHeereHEERE

32WantIkhebschrikaangejaagdinhetlandderlevenden; enhijzalneergelegdwordeninhetmiddender onbesnedenen,bijdegesneuveldendoorhetzwaard, namelijkFaraoenzijngehelemenigte,spreektdeHeere HEERE

HOOFDSTUK33

1OpnieuwkwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:

2Mensenkind,spreektotuwvolksgenotenenzegtegen hen:WanneerIkhetzwaardovereenlandbreng,ende

bevolkingvandatlandeenmanuithungebiedneemten hemtotwachteraanstelt,

3Wanneerhijhetzwaardoverhetlandzietkomen,blaast hijopdebazuinenwaarschuwthetvolk, 4Alsdaniemandhetgeluidvandebazuinhoortenzich nietlaatwaarschuwen,enhetzwaardkomtenhem wegneemt,danzaldiensbloedopzijneigenhoofd terechtkomen.

5Wiehetgeluidvandebazuinhoorde,lietzichniet waarschuwen;zijnbloedzalophemneerkomenMaarwie zichlaatwaarschuwen,zalzijnzielredden

6Maaralsdewachterhetzwaardzietkomenenhijblaast nietopdetrompet,zodathetvolknietgewaarschuwd wordt,alshetzwaardkomteniemanduithunmidden wegneemt,danwordthijweggenomeninzijn ongerechtigheid,maarzijnbloedzalIkvandewachter eisen

7Daarom,mensenkind,hebIkuaangesteldtotwachter overhethuisvanIsraël.LuisternaarhetwoorduitMijn mondenwaarschuwhennamensMij

8AlsIktotdegoddelozezeg:Goddeloze,uzultzeker sterven,enuspreektnietomdegoddelozetewaarschuwen voorzijnweg,danzaldiegoddelozeinzijneigen ongerechtigheidsterven,maarzijnbloedzalIkvanuw handeisen.

9Maaralsudegoddelozewaarschuwtomzichvanzijn wegtebekeren,enhijbekeertzichnietvanzijnweg,dan zalhijinzijneigenongerechtigheidsterven,maaruhebt uwlevengered

10Daarom,mensenkind,spreektothethuisvanIsraël: Aldusspreektu:Indienonzeovertredingenenonzezonden oponsrustenenwijdaarinwegkwijnen,hoezoudenwij danleven?

11Zegtothen:ZowaarIkleef,spreektdeHeereHEERE, Ikhebgeenbehagenindedoodvandegoddeloze,maar daarin,datdegoddelozezichbekeertvanzijnwegenleeft Bekeertu,bekeertuvanuwslechtewegen,wantwaarom zoudtgijsterven,huisvanIsraël?

12Daarom,mensenkind,zegtotuwvolksgenoten:De gerechtigheidvanderechtvaardigezalhemnietreddenop dedagvanzijnovertreding;maardegoddeloosheidvande goddelozezalernietdoorvallenopdedagdathijzich bekeertvanzijngoddeloosheid;enderechtvaardigezal doorzijngerechtigheidnietkunnenlevenopdedagdathij zondigt

13WanneerIktotderechtvaardigezeg,dathijzekerzal leven,enhijvertrouwtopzijngerechtigheid,maardoet onrecht,danzalaanalzijngerechtedadennietgedacht worden,maaromzijnongerechtigheid,diehijbegaanheeft, zalhijsterven

14WanneerIktotdegoddelozezeg:Gijzultzekersterven, alshijzichbekeertvanzijnzonde,enrechten gerechtigheiddoet,

15Wanneerdegoddelozehetpandteruggeeft,en teruggeeftwathijheeftberoofd,enwandelt overeenkomstigdevoorschriftenvanhetleven,zonder onrechttebedrijven,danzalhijzekerlevenennietsterven.

16Geenvandezondendiehijbegaanheeft,zalhem toegerekendwordenHijheeftrechtengerechtigheid gedaan,enhijzalzekerleven.

17Enuwvolksgenotenzeggen:DewegvandeHEEREis nietrechtEnwathenbetreft,hunwegisnietrecht

18Wanneerderechtvaardigezichafkeertvanzijn gerechtigheidenonrechtdoet,zalhijdaardoorsterven. 19Maaralsdegoddelozezichbekeertvanzijn goddeloosheid,enrechtengerechtigheiddoet,danzalhij daardoorleven.

20Entochzegtu:DewegvandeHEEREisnietrecht HuisvanIsraël,Ikzaluallennaarzijnwegenoordelen 21Enhetgebeurdeinhettwaalfdejaarvanonze gevangenschap,indetiendemaand,opdevijfdevande maand,datereenontkomenmanuitJeruzalemnaarmij toekwamenzei:Destadisgeslagen

22DehandvandeHEEREwastegendeavondovermij, eerdeontkomenekwamenmijnmondopende,totdatHij's morgensbijmijkwam;enmijnmondwerdgeopend,enik wasnietlangerstom

23ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotmij,zeggende: 24Mensenkind,debewonersvandewoestijnenvanhet landvanIsraëlzeggen:Abrahamwaséén,enhijheefthet landinbezitgenomen,maarwijzijnmetvelen;hetlandis onstenerfelijkegegeven

25Zegdaaromtegenhen:ZozegtdeHeereHEERE:Jullie etenmethetbloed,julliekijkenopnaarjullieafgodenen jullievergietenbloedZoudenjulliedanhetlandinbezit kunnennemen?

26Julliestaanopjulliezwaard,julliedoengruwelenen jullieverontreinigendevrouwvanhunnaasteZouden julliedanhetlandinbezitkunnennemen?

27Zegtegenhen:ZozegtdeHeereHEERE:ZowaarIk leef,wiezichindewildernisbevindt,zaldoorhetzwaard vallenWiezichinhetopenveldbevindt,zalIkaande wildedierenovergevenomverslondenteworden.Wiezich indevestingenenindegrottenbevindt,zalstervenaande pest

28WantIkzalhetlandtoteenwoestenijmaken,ende prachtvanzijnmachtzalophouden;endebergenvan Israëlzulleneenwoestenijworden,zodatniemandermeer doorheenzaltrekken.

29DanzullenzijwetendatIkdeHEEREben,alsIkhet landtoteenwoestenijmaakvanwegealdegruweldaden diezijbedrevenhebben.

30Engij,mensenkind,uwvolksgenotensprekennog steedstegenubijdemurenenindedeurenvandehuizen, endeeenspreekttotdeander,iedertotzijnbroeder, zeggende:Komtoch,enhoorhetwoord,datvande HEEREuitgaat

31Enzijkomentotu,zoalshetvolkkomt,enzijzitten vooruwaangezicht,alsmijnvolk,enzijhorenuw woorden,maarzijdoenernietnaar.Wantmethunmond betuigenzijveelliefde,maarmethunhartgaanzijuitnaar hunhebzucht

32Enzie,Gijzijtvoorhenalseenzeerlieflijklied,als iemandmeteenaangenamestem,dieHijgoedkanspelen. ZijhorenUwwoordenwel,maarzijdoenzeniet

33Enwanneerdatgebeurt(zie,hetzalgebeuren),dan zullenzijwetendatereenprofeetinhunmiddenis geweest

HOOFDSTUK34

1EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende: 2Mensenkind,profeteertegendeherdersvanIsraël, profeteerenzegtothen:ZozegtdeHeereHEEREtotde

herders:WeedeherdersvanIsraël,diezichzelfweiden! Moetendeherdersnietdekuddenweiden?

3Hetveteetu,dewolbekleedtu;degemestedierenslacht u,maardeschapenweidtuniet.

4Deziekenhebtunietgesterkt,hetziekehebtuniet genezen,hetgebrokenehebtunietverbonden,het weggedrevenehebtunietteruggehaald,hetverlorenehebt unietgezocht;maaruhebthenmetgeweldenmet wreedheidgeregeerd

5Enzijraaktenverstrooid,omdatergeenherderis,enzij werdenvoedselvooralhetgediertedesvelds,toenzij verstrooidwerden

6Mijnschapendwaaldenrondopallebergenenopelke hogeheuvel;ja,mijnkuddewasverspreidoverdehele aardbodem,zonderdatiemandnaarzezochtofzezocht

7Daarom,herders,luisternaarhetwoordvandeHEERE.

8ZowaarIkleef,spreektdeHeereHEERE,omdatMijn schapentoteenprooigewordenzijn,enMijnschapentot voedselgewordenzijnvooralhetgediertedesvelds, omdatergeenherderwasMijnherdershebbennietnaar Mijnschapengezocht,maardeherdershebbenzichzelf geweidenMijnschapennietgeweid.

9Daarom,herders,luistertnaarhetwoordvandeHEERE

10ZozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikzaldeherdersstraffen, IkzalMijnkuddevanhenafeisenenIkzalhenervan weerhoudendekuddeteweidenDeherderszullenzichzelf nietmeerweiden,wantIkzalMijnkuddeuithunmond redden,zodatzijhunnietmeertotvoedseldienen.

11WantzozegtdeHeereHEERE:Zie,Ik,Ikzalnaar Mijnschapenvragenennaarzeomzien

12Zoalseenherdernaarzijnkuddeomzietopdedagdat hijtemiddenvanzijnverstrooideschapenis,zozalIknaar mijnschapenomzienenzereddenuitalleplaatsen waarheenzeverstrooidzijnopdebewolkteendonkeredag. 13Ikzalhenuithetmiddenvandevolkenleidenenhen uitdelandenvergaderenIkzalhennaarhunlandbrengen IkzalhenweidenopdebergenvanIsraël,bijderivieren eninallebewoondestrekenvanhetland

14IneengoedeweidezalIkzeweiden,enopdehoge bergenvanIsraëlzalhunkooizijn;daarzullenzij neerliggenineengoedekooi,enopeenvetteweidezullen zijgrazen,opdebergenvanIsraël

15Ikzalmijnschapenweidenenzelegeren,spreektde HeereHEERE

16HetverlorenezalIkzoekenenhetweggedrevenezalIk terughalen;hetgebrokenezalIkverbindenenhetziekezal IksterkenMaarhetvetteenhetsterkezalIktegronde richten;Ikzalhenmetoordeelspijzigen.

17Enwatuaangaat,omijnschapen,zozegtdeHeere HEERE:Zie,Ikzalrechtsprekentussenhetenerundenhet andererund,tussenderammenendebokken

18Lijkthetuteweinig,datudegoedeweideafgraasten derestvanuwweidemetuwvoetenvertrapt?Ofdatuhet diepewaterdrinktenderestmetuwvoetenverontreinigt?

19Enwatmijnschapenbetreft,zijetenwatjulliemet julliehoevenhebbenvertreden,enzijdrinkenwatjullie metjulliehoevenhebbenverontreinigd.

20Daarom,zozegtdeHeereHEEREtothen:Zie,Ik,Ik zaloordelentussendevetterunderenendemagere runderen.

21Omdatjulliemetdeflankenendeschoudershebben geslagenenalleziekenmetjulliehorenshebbengestoten, totdatjulliezeverstrooidhadden, 22DaaromzalIkmijnschapenredden,zodatzijniet langereenprooizijn.Ikzalrechtsprekentussenhetene rundenhetandere

23EnIkzaléénherderoverhenaanstellen,diehenzal weiden:mijndienaarDavid;diezalhenweiden,enhijzal hunherderzijn

24EnIk,deHEERE,zalhuntoteenGodzijn,enMijn dienaarDavidzaleenvorstinhunmiddenzijn;Ik,de HEERE,hebhetgesproken

25Ikzaleenvredesverbondmethensluitenendewilde dierenuithetlandwegnemenZijzullenveiligwoneninde woestijnenslapenindewouden

26Ikzaldiedingenendeplaatsenrondommijnheuveltot eenzegenstellen;enIkzalderegenopzijntijdlaten neerdalen;zegenrijkeregenbuienzullenerzijn

27Danzalhetgeboomtedesveldszijnvruchtgevenenhet landzalzijnopbrengstgeven,enzijzullenveiligzijnin hunland,enzijzullenwetendatIkdeHEEREben, wanneerIkdebandenvanhunjukverbrokenenhengered hebuitdehandvanhendiehendienden

28Zijzullennietlangereenprooizijnvoorde heidenvolken,endewildedierenvanhetlandzullenhen nietmeerverslindenZijzullenveiligwonen,enniemand zalhenopschrikken

29Ikzalvoorheneenmachtigeplantlatenopschieten, zodatzijnietlangerdoorhongeromkomeninhetlanden nietlangerdesmaadvandeheidenvolkenhoeventedragen 30Zozullenzijweten,datIk,deHEERE,hunGod,met henbenendatzij,hethuisvanIsraël,Mijnvolkzijn, spreektdeHeereHEERE

31Enjullie,mijnschapen,deschapenvanmijnweide, julliezijnmensen,enIkbenjullieGod,spreektdeHeere HEERE

HOOFDSTUK35

1HetwoordvandeHEEREkwamtotmijenluidde: 2Mensenkind,richtuwblikophetgebergteSeïren profeteerertegen

3Enzegtothem:ZozegtdeHeereHEERE:Zie,gebergte Seïr,Ikzálu!IkstrekMijnhandtegenuuitenmaakutot eenverwoester

4Ikzaluwstedentoteenpuinhoopmaken,enuzulteen woestenijzijn,enuzultwetendatIkdeHEEREben

5Omdatueeneeuwigehaathebtgehadenhetbloedvan dekinderenIsraëlsmetdekrachtvanhetzwaardhebt vergoten,tentijdevanhunongeluk,tentijdedatereen eindekwamaanhunongerechtigheid

6Daarom,zowaarIkleef,spreektdeHeereHEERE,Ikzal utotbloedbereiden,enbloedzaluvervolgenAlsubloed niethebtgehaat,zalbloeduvervolgen

7IkzalhetgebergteSeïrtoteenwoestenijmakenener iedereenuitroeiendieweggaateniedereendieterugkeert

8Ikzalzijnbergenvullenmetzijnverslagenen;opuw heuvels,inuwdaleneninaluwrivierenzullenzijvallen, diedoorhetzwaardzijnverslagen

9Ikzalutoteeneeuwigeverwoestingmaken,enuw stedenzullennietterugkeren,enuzultwetendatIkde HEEREben

10Omdatugezegdhebt:Dezetweevolkenendezetwee landenzullenvanmijzijn,enwijzullenhetinbezitnemen, terwijldeHEEREdaarwas, 11Daarom,zowaarIkleef,spreektdeHeereHEERE,Ik zaldoenovereenkomstiguwtoornenovereenkomstiguw nijd,dieuuituwhaatjegenshenhebtgehad;enIkzalMij onderhenbekendmaken,wanneerIkugeoordeeldheb 12DanzultuwetendatIkdeHEEREben,endatIkaluw lasteringenhebgehoord,dieutegendebergenvanIsraël hebtgesproken:Zijzijnverwoest,zijzijnaanons overgegevenomteverdelgen

13DaaromhebtuzichmetuwmondtegenMijopgeroemd, enhebtuuwwoordentegenMijvermenigvuldigd;Ikheb zegehoord

14ZozegtdeHeereHEERE:Alsdegeheleaardezich verheugt,zalIkutoteenwoestenijmaken.

15Zoalsuzichverheugdeoverheterfelijkbezitvanhet huisvanIsraël,omdathetverwoestlag,zozalIkaanu doen:uzulteenwoestenijworden,ogebergteSeïrenheel Edom,ja,alleservan!DanzullenzijwetendatIkde HEEREben

HOOFDSTUK36

1Engij,mensenkind,profeteertotdebergenvanIsraëlen zeg:BergenvanIsraël,hoorthetwoordvandeHEERE!

2ZozegtdeHeereHEERE:Omdatdevijandtegenu gezegdheeft:Ha,zelfsdeoudehoogtenzijnonsbezit geworden

3Daarom,profeteerenzeg:ZozegtdeHeereHEERE: Omdatzijuverwoestenvanallekantenverslondenhebben, omutoteenbezittemakenvoorderestvande heidenvolken,enuverstriktbentgeraaktindelippenvan praterseneenschandebentvoordevolken.

4Daarom,bergenvanIsraël,hoorthetwoordvandeHeere HEEREZozegtdeHeereHEEREtotdebergenentotde heuvels,totderivierenentotdedalen,totdeverlaten wildernissenentotdeverlatensteden,dietoteenprooien eenspotzijngewordenvoorhetoverblijfselvande heidenvolkendierondomhenwonen:

5Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Voorwaar,inhet vuurvanMijnnaijverhebIkgesprokentegenhet overblijfselderheidenvolkenentegengeheelEdom,die Mijnlandinbezithebbengenomenmetdeblijdschapvan hungansehart,metboosaardigegedachten,omhetalsroof uittedrijven.

6ProfeteerdaaromoverhetlandvanIsraëlenzegtotde bergenentotdeheuvels,totderivierenentotdedalen:Zo zegtdeHeereHEERE:Zie,IkhebgesprokeninMijn naijvereninMijngrimmigheid,omdatgijdesmaadder heidenvolkengedragenhebt

7Daarom,zozegtdeHeereHEERE:IkhebMijnhand opgeheven,Zeker,deheidenvolkendierondomuwonen, zijzullenhunsmaaddragen

8Maarjullie,bergenvanIsraël,zullenuitlopenenjullie vruchtdragenvoormijnvolkIsraël,wanthunkomstis nabij.

9Wantzie,Ikbenvooru,enIkzalMijtotuwenden,enu zultbewerktengezaaidworden

10EnIkzaldemannenoveruvermenigvuldigen,het gehelehuisvanIsraël,heeluwvolk;destedenzullen

bewoondwordenendepuinhopenzullenherbouwd worden.

11Ikzalmensendieronderutalrijkmaken,zodatzijzich vermenigvuldigenenvruchtdragen.Ikzaluinuwoude toestandhoudenenubeterbehandelendanvoorheen.Dan zultuwetendatIkdeHEEREben

12Ja,Ikzalmensenoveruheenlatenlopen,overmijn volkIsraël,enzijzullenuinbezitnemen,enuzulthun erfdeelzijnUzulthenvoortaannietmeervanmensen beroven

13ZozegtdeHeereHEERE:Omdatmentotuzegt:Gij landverslindtdemensenengijhebtuwvolkenberoofd, 14Daaromzultgijnietlangermensenverslindenenuw volkennietlangerberoven,spreektdeHeereHEERE 15Ikzaldesmaadvandeheidenvolkennietmeerinu latenhoren,enuzultdesmaadvandevolkennietmeer dragen,enuzultuwvolkennietmeerdoenstruikelen, spreektdeHeereHEERE

16HetwoordvandeHEEREkwamtotmijenluidde:

17Mensenkind,toenhethuisvanIsraëlinzijneigenland woonde,hebbenzijhetverontreinigddoorhuneigenweg endoorhundaden.HunwegwasvoorMijalsde onreinheidvaneenvervreemdevrouw

18DaaromhebIkMijngrimmigheidoverhenuitgestort, vanwegehetbloeddatzijinhetlandhaddenvergoten,en vanwegehunafgoden,waarmeezijhetlandhadden ontheiligd

19Ikverstrooidehenonderdeheidenvolkenenzijwerden overdelandenverspreid;overeenkomstighunwandelen overeenkomstighundadenoordeeldeIkhen

20Toenzijbijdeheidenvolkenkwamenwaarzij heengingen,onteerdenzijmijnheiligenaam,doortegen hentezeggen:DezenzijnhetvolkvandeHEERE,enzij zijnuitzijnlandweggegaan.

21MaarIkhadmedelijdenmetMijnheiligeNaam,diehet huisvanIsraëlontheiligdhadonderdeheidenvolkenwaar zijheengingen.

22DaaromzegtothethuisvanIsraël:ZozegtdeHeere HEERE:NietomuwentwildoeIkdit,huisvanIsraël,maar terwillevanMijnheiligeNaam,diegijontheiligdhebt onderdeheidenvolken,waargijgekomenzijt

23IkzalMijngroteNaamheiligen,Dieonderde heidenvolken,Diegijinhetmiddenvanhenontheiligd hebt,Endeheidenvolkenzullenweten,datIkdeHEERE ben,spreektdeHeereHEERE,wanneerIkinuvoorhun ogengeheiligdzalworden.

24WantIkzaluweghalenuitdeheidenvolkenenu bijeenvergaderenuitallelanden,enIkzalubrengennaar uweigenland

25DanzalIkreinwateroverusprenkelen,engijzultrein zijn;vanaluwonreinhedenenvanaluwafgodenzalIku reinigen.

26DanzalIkueennieuwhartgeveneneennieuwegeest inuwbinnenstegevenIkzalhetstenenhartuituw lichaamwegnemenenueenvlesenhartgeven

27IkzalMijnGeestinuwbinnenstegevenenmakendatu inMijnverordeningenwandeltendatuMijnbepalingenin achtneemtenzehoudt

28JulliezullenwoneninhetlanddatIkaanjullievaderen gegevenheb,enjulliezullenMijnvolkzijn,enIkzaljullie Godzijn

29Ikzaluookverlossenvanaluwonreinheden;Ikzalhet korenroepenenhetvermeerderen,enIkzalugeen hongersnoodopleggen

30Ikzaldevruchtvandebomenendeopbrengstvanhet veldzovermeerderendatunietlangerdesmaadvande hongersnoodonderdeheidenvolkenzultdragen

31Danzultuzichuwslechtewegenherinnerenenuw dadendienietgoedwaren,enuzultvanuzelfwalgenin uweigenogenvanwegeuwongerechtighedenenuw gruweldaden

32NietomuwentwildoeIkdit,spreektdeHeereHEERE; laathetubekendzijnWordtbeschaamdenteschande overuwwegen,huisvanIsraël.

33ZozegtdeHeereHEERE:TendagedatIkuvanaluw ongerechtighedenreinig,zalIkuindestedendoenwonen, endeverwoesteplaatsenzullenherbouwdworden.

34Enhetverwoestelandzalbewerktworden,terwijlhet woestlagvoordeogenvanallendieervoorbijtrokken

35Enzijzullenzeggen:Ditland,datverwoestwas,is gewordenalsdehofvanEden;endestedendieverwoest, verlatenenverwoestwaren,zijnommuurdenbewoond

36Danzullendeheidenvolkendierondomuzijn overgebleven,wetendatIk,deHEERE,deverwoeste plaatsenherbouwenhetverwoestebeplantIk,deHEERE, hebhetgesprokenenzalhetdoen.

37ZozegtdeHeereHEERE:IkzalMijhiervoornogdoor hethuisvanIsraëllatenverzoeken,omhethuntedoen;Ik zalhenmetmensenvermeerderenalseenkudde.

38Zoalsdeheiligekudde,zoalsdekuddevanJeruzalem ophaarhoogfeesten,zozullendeverwoestestedenvol wordenvankuddenmensen.EnzijzullenwetendatIkde HEEREben

HOOFDSTUK37

1DehandvandeHEEREwasopmij,enHijvoerdemij uitindeGeestvandeHEERE,enzettemijneerinhet middenvandevallei,dievolbeenderenlag,

2EnhijlietmijaanhenvoorbijgaanEnzie,erwarener zeerveelinhetopendal,enzie,zijwarenzeerdroog.

3EnHijzeitotmij:Mensenkind,kunnendezebeenderen levendworden?Enikantwoordde:HeereHEERE,Gij weethet.

4VerderzeiHijtegenmij:Profeteeroverdezebeenderen enzegtegenhen:Dorrebeenderen,luisternaarhetwoord vandeHEERE.

5ZozegtdeHeereHEEREoverdezebeenderen:Zie,Ik zalgeestinubrengen,zodatuweertotlevenkomt.

6Ikzalpezenopuleggen,vleesopudoenkomen,umet huidbedekkenenademinublazen,zodatuweertotleven komtenweetdatIkdeHEEREben

7Ikprofeteerdezoalsmijwasopgedragen.Enterwijlik profeteerde,ontstondereengedruisErontstondeen beving,endebeenderenslotenzichaanelkaarvast,been bijbeen

8Toenikkeek,zagikdaterspierenenvleesopkwamen endatdehuidzebedekte,maarerzatnoggeenademin.

9ToenzeiHijtegenmij:Profeteertegendewind,profeteer, mensenkind,enzegtegendewind:ZozegtdeHeere HEERE:Komuitdevierwindstreken,oadem,enblaasin dezegedoden,zodatzijweertotlevenkomen

10Ikprofeteerdezoalshijmijhadopgedragen,endeadem kwaminhen,zodatzijweertotlevenkwamenenophun voetengingenstaan:eenbuitengewoongrootleger

11Toenzeihijtegenmij:Mensenkind,dezebeenderen zijnhethelehuisvanIsraël.Zie,zezeggen:Onze beenderenzijnverdordenonzehoopisvervlogen;wezijn afgesnedenvanonzedelen

12Profeteerdaaromenzegtothen:ZozegtdeHeere HEERE:Zie,Mijnvolk,Ikzaluwgravenopenenenuuit uwgravendoenopkomenenubrengeninhetlandvan Israël

13EnuzultwetendatIkdeHEEREben,wanneerIkuw gravenzalopenen,mijnvolk,enuuituwgravenzaldoen opkomen,

14IkzalMijnGeestinugeven,zodatuzultlevenenIk zaluinuwlandbrengen.DanzultuwetendatIk,de HEERE,hetgesprokenengedaanheb,spreektdeHEERE 15HetwoordvandeHEEREkwamopnieuwtotmij, zeggende:

16Engij,mensenkind,neemeenstukhoutenschrijf daarop:VoorJudaenvoordeIsraëlieten,diezijn metgezellenzijn.Neemdaneenanderstukhoutenschrijf daarop:VoorJozef,hetstukhoutvanEfraïm,envoorhet gehelehuisvanIsraël,diezijnmetgezellenzijn

17Envoegzeaanelkaartoetotéénstukhout,zodatzein uwhandééngeheelworden

18Wanneeruwvolksgenotentotusprekenenzeggen: Wiltuonsnietduidelijkmakenwatuhiermeebedoelt?

19Zegtothen:ZozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikneemhet houtvanJozef,datindehandvanEfraïmis,ende stammenvanIsraël,diemethemverwantzijn,enIkzalhet bijhemleggen,bijhethoutvanJuda;Ikzaleréénstuk houtvanmaken,zodatzijinMijnhandééngeheelvormen 20Endestukkenhoutwaaropgijschrijft,zulleninuw handzijn,voorhunogen

21Enzegtothen:ZozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikhaal dekinderenIsraëlsweguitdeheidenvolkenwaarheenzij gegaanzijn,enIkzalhenvanallekantenbijeenverzamelen, enIkzalhenbrengennaarhunland

22Ikzalhentotéénvolkmakeninhetland,opdebergen vanIsraël,enéénkoningzaloverhenallenregerenZij zullennietlangertweevolkenzijn,enzijzullennietlanger intweekoninkrijkenverdeeldzijn.

23Zijzullenzichnietmeerverontreinigenmethun afgoden,methunafschuwelijkedingenenmetalhun overtredingen.Ikzalhenverlossenuitalhunwoonplaatsen, waarinzijgezondigdhebben,enIkzalhenreinigen,zodat zijMijnvolkzullenzijnenIkzalhunGodzijn.

24EnmijndienaarDavidzalkoningoverhenzijn,enzij zullenallenéénherderhebben;zijzullenookinmijn bepalingenwandelenenmijninzettingeninachtnemenen diehouden.

25ZijzullenwoneninhetlanddatIkaanMijnknecht Jakobgegevenheb,waarinuwvaderengewoondhebben; zijzullendaarinwonen,zijenhunkinderenenhun kindskinderen,vooreeuwigEnMijnknechtDavidzalhun vorstzijnvooreeuwig.

26Ikzaleenverbonddesvredesmethensluiten,hetzal eeneeuwigverbondmethenzijn;Ikzalhuneenplaats gevenenhenvermenigvuldigen,enMijnheiligdomzalIk inhunmiddenzetten,vooreeuwig

27Ookzalmijntentbijhenzijn;IkzalhunGodzijnenzij zullenmijnvolkzijn.

28Endeheidenvolkenzullenweten,datIk,deHEERE, Israëlheilig,wanneerMijnheiligdominhunmiddenzal zijn,vooreeuwig.

HOOFDSTUK38

1EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende:

2Mensenkind,richtuwblikopGog,hetlandvanMagog, deoppervorstvanMesechenTubal,enprofeteertegen hem

3Enzeg:ZozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikzalustraffen, Gog,oppervorstvanMesechenTubal!

4IkzaluomkerenenhakeninuwkakenslaanIkzaluen uwgeheleleger,paardenenruiters,allenuitgerustmet allerleiwapenrustingen,eengrotelegermachtmetgroteen kleineschilden,dieallenhetzwaardhanteerden

5Perzië,EthiopiëenLibiëwarenmethen,allenmetschild enhelm

6Gomerenalzijnbenden;hethuisvanTogarmaaande noordzijdeenalzijnbenden;envelemensenmetu.

7Weesvoorbereidenweesgereedvooruzelf,uenheeluw gezelschapdatbijuverzameldis,enweeseenwachtvoor hen.

8NaveledagenzultubezochtwordenIndelaatstejaren zultukomenineenlanddatvanhetzwaardisherstelden uitvelevolkenisverzameldopdebergenvanIsraël,die altijdverwoestwarenMaarhetisuitdeheidenvolken geleid,enzijzullenallenonbezorgdwonen

9Gijzultopstijgenenkomenalseenstorm;gijzultzijnals eenwolk,diehetlandbedekt,gijenaluwtroepen,ende velevolkenmetu

10ZozegtdeHeereHEERE:Erzullenuzulkedingen overkomen,datukwadegedachtenzultbedenken

11Engijzultzeggen:Ikzaloptrekkennaarhetlandvande dorpenzondermuur;ikzalgaannaarderustzoekers,die veiligwonen,dieallenzondermuurwonen,engeen grendelsofpoortenhebben,

12Omtebuitmakenenroofteplegen;omUwhandte wendentegendeverwoesteplaatsendienubewoondzijn, entegendemensendieuitdeheidenvolkenbijeengebracht zijn,dieveeengoederenhebbenverkregen,dieinhet middenvanhetlandwonen

13Seba,DedanendekoopliedenvanTarsis,metalhun jongeleeuwen,zullentegenuzeggen:Bentugekomenom buitteroven?Hebtuuwbendebijeengeroepenombuitte roven?Omzilverengoudwegteslepen,omveeen goederenteroven,omeengrotebuittebehalen?

14Daarom,mensenkind,profeteerenzegtotGog:Zozegt deHeereHEERE:ZultuhetnietwetenopdedagdatMijn volkIsraëlveiligwoont?

15Engijzultuituwplaatskomen,uitdestrekenvanhet noorden,gijenvelevolkenmetu,dieallentepaardrijden, eengrotemenigteeneenmachtigleger

16EngijzultoptrekkentegenMijnvolkIsraëlalseen wolkomhetlandtebedekken;hetzalzijninhetlaatsteder dagen,datIkutegenMijnlandzalbrengen,opdatde heidenvolkenMijkennen,wanneerIkMijvoorhunogen, oGog,inugeheiligdzalhebben.

17ZozegtdeHeereHEERE:ZijtGijhet,vanwieIkvan oudsgesprokenhebdoordedienstvanMijndienaren,de

profetenvanIsraël,dieindiedagen,velejaren, geprofeteerdhebben,datIkutegenhenzoubrengen?

18Enhetzalgeschiedententijde,wanneerGogkomtover hetlandvanIsraël,spreektdeHeereHEERE,datMijn grimmigheidinMijnaangezichtzalopkomen.

19Wantinmijnnaijvereninhetvuurvanmijntoornheb ikgesproken:Voorzeker,opdiedagzalereengrote aardbevingzijninhetlandvanIsraël.

20Danzullendevissenvandezee,devogelsvande hemel,dewildedierenvanhetveldenallekruipende dierendieoverdeaardekruipen,enallemensendieopde aardbodemleven,voormijnaangezichtbevenDebergen zullenomvergeworpenworden,desteilehellingenzullen instortenenelkemuurzalopdegrondvallen

21DanzalIkhetzwaardtegenhemoproepenopalMijn bergen,spreektdeHeereHEERE;hetzwaardvandeeen zaltegendeanderzijn

22Ikzaltegenhemgerichthoudenmetpestenmetbloed, enIkzaleenoverstromenderegenengrotehagelstenen, vuurenzwavellatenregenenophem,opzijnbendenenop develevolkendiebijhemzijn

23ZozalIkMijzelfgrootmakenenMijzelfheiligen,enIk zalvoordeogenvanvelevolkenbekendworden,enzij zullenwetendatIkdeHEEREben

HOOFDSTUK39

1Daarom,mensenkind,profeteertegenGogenzeg:Zo zegtdeHeereHEERE:Zie,Ikzaltegenuzijn,Gog, oppervorstvanMesechenTubal!

2Ikzaluomkerenenslechtseenzesdedeelvanu overlatenIkzaluuitdenoordelijkestrekendoen optrekkenenubrengenopdebergenvanIsraël

3Ikzaluwbooguituwlinkerhandslaanenuwpijlenuit uwrechterhanddoenvallen

4GijzultopdebergenvanIsraëlvallen,gij,aluwbenden, enhetvolkdatbijuis.Ikzaluovergevenaanallerlei roofvogelsenaandewildedierendesveldsomverslonden teworden

5Gijzultvallenophetopenveld,wantIkhebhet gesproken,spreektdeHeereHEERE 6IkzaleenvuurzendenoverMagogenonderhendie zorgeloosindeeilandenwonen,zodatzijwetendatIkde HEEREben

7ZozalIkmijnheiligeNaambekendmakeninhetmidden vanmijnvolkIsraël,enIkzalnietlangertoelatendatzij mijnheiligeNaamontheiligenDanzullendeheidenvolken wetendatIkdeHEEREben,deHeiligeinIsraël.

8Zie,hetisgekomenenhetisgeschied,spreektdeHeere HEERE;ditisdedagwaarvanIkgesprokenheb

9EndebewonersvandestedenvanIsraëlzullenuitgaan endewapensinbrandstekenenverbranden,deschilden enderondellen,debogenendepijlen,dehandstavenende speren,enzijzullenzemetvuurverbranden,zevenjaar lang

10Zijzullengeenhoutvanhetveldmeenemenenhetniet uitdebossenkappen.Zijzullendewapensmetvuur verbranden,enzijzullenhendiehenplunderden, plunderenenhendiehenplunderden,beroven,spreektde HeereHEERE.

11Enhetzaltediendagegeschieden,datIkdaaraanGog eenplaatsdergraveninIsraëlzalgeven,namelijkhetdal

derpassagiers,tenoostenvandezee;hetzaldeneuzender passagiersdichtstoppen;endaarzullenzijGogenheelzijn menigtebegraven;enzijzullenhetnoemen:hetdalvan Hamongog.

12ZevenmaandenlangzalhethuisvanIsraëlbezigzijn methetbegravenvanhen,omhetlandtereinigen 13Ja,alleinwonersvanhetlandzullenhenbegraven,en hetzalhuntoteerzijnopdedagdatIkverheerlijktword, spreektdeHeereHEERE

14Enzijzullendemannendievoortdurendarbeid verrichten,afzonderen,diedoorhetlandtrekken,om degenendieopdeaardbodemovergeblevenzijn,te begravenmetdereizigers,omdeaardbodemtereinigen.

Naverloopvanzevenmaandenzullenzijhetland doorzoeken

15Enwanneeriemanddiedoorhetlandreisteenbotvan eenmensziet,moethijereentekenbijplaatsen,totdatde begravershetinhetdalvanHamongogbegravenhebben 16EndenaamvandestadzalHamonazijn.Zozullenzij hetlandreinigen

17Engij,mensenkind,zozegtdeHeereHEERE:Spreek totalhetgevederdegevogelteentotalhetgediertedes velds:Verzameltuenkomt,verzameltuvanallekantentot Mijnslachtoffer,datIkvooruoffer,eengrootslachtoffer opdebergenvanIsraël,opdatgijvleeseetenbloeddrinkt.

18Hetvleesvandemachtigenzultgijetenenhetbloed vandevorstenderaardezultgijdrinken:vanrammen, lammeren,bokkenenstieren,aldiemestveevanBasan.

19Engijzultvetetentotgijverzadigdzijt,enbloed drinkentotgijdronkenzijt,vanmijnslachtoffer,datIk voorugeslachtheb.

20Engijzultaanmijntafelverzadigdworden,met paardenenwagens,metheldenenmetallekrijgslieden, spreektdeHeereHEERE.

21Ikzalmijnmajesteitonderdevolkenbrengen,enalle volkenzullenhetrechtziendatikhebvoltrokken,ende handdieikoverhenhebgelegd.

22DanzalhethuisvanIsraëlwetendatIk,deHEERE, hunGodben,vanafdiedagenvoortaan

23Danzullendeheidenvolkenwetendathethuisvan Israëlomhunongerechtigheidingevangenschapisgegaan, omdatzijtegenMijovertredenhebbenDaaromhebIk Mijnaangezichtvoorhenverborgenenhenovergegevenin dehandvanhunvijanden,zodatzijallendoorhetzwaard zijngevallen

24NaarhunonreinheidennaarhunovertredingenhebIk methengedaanenIkhebMijnaangezichtvoorhen verborgen.

25Daarom,zozegtdeHeereHEERE:NuzalIkeen omkeerbrengenindegevangenschapvanJakobenMij ontfermenoverhetgehelehuisvanIsraëlIkzalijveren voorMijnheiligeNaam.

26Daarnahebbenzijhunschandegedragen,enalhun overtredingen,waarmeezijtegenMijovertredenhebben, toenzijveiliginhunlandwoonden,zonderdatiemandhen schrikaanjoeg

27WanneerIkhenuithetmiddenvandevolkenzal terugbrengenenhenuitdelandenvanhunvijandenzal verzamelen,enIkinhengeheiligdzalwordenvoorde ogenvanveleheidenvolken, 28DanzullenzijwetendatIk,deHEERE,hunGodben, Dieheningevangenschaplietvoerenonderde

heidenvolken,endatIkheninhunlandhebbijeengebracht enniemandvanhendaarmeerhebachtergelaten.

29EnIkzalMijnaangezichtnietlangervoorhen verbergen,wantIkhebMijnGeestuitgestortoverhethuis vanIsraël,spreektdeHeereHEERE.

HOOFDSTUK40

1Inhetvijfentwintigstejaarvanonzeballingschap,aanhet beginvandatjaar,opdetiendevandemaand,inhet veertiendejaarnadatdestadwasverslagen,opdiezelfde dagkwamdehandvandeHEEREovermijenbrachtmij daarheen.

2IndevisioenenvanGodbrachtHijmijnaarhetlandvan Israëlenplaatstemijopeenzeerhogeberg,metaande zuidkantdevormvaneenstad.

3Enhijbrachtmijdaarheen,enzie,daarwaseenman, wiensuiterlijkwasalshetuiterlijkvankoper,meteen snoervlasinzijnhandeneenmeetstok;enhijstondinde poort

4Endemenszeidetotmij:Mensenkind,ziemetuwogen enhoormetuworenenrichtuwaandachtopalwatiku zallatenzienWantomhetutelatenzien,zijtgijhier gebrachtVertelalwatgijzietaanhethuisvanIsraël

5Enzie,erwaseenmuurrondomhethuis,enindehand vandemanwaseenmeetstokvanzesellang,éénelenéén handbreedte;zomathijdebreedtevanhetgebouw,éénriet, endehoogte,éénriet.

6Toenkwamhijbijdepoortdieophetoostenuitzag, beklomdetrappenervanenmatdedrempelvandepoort, dieéénrietbreedwas,endeanderedrempelvandepoort, dieéénrietbreedwas

7Enelkekleinekamerwaséénrietlangenéénrietbreed; entussendekamerswasvijfel;endedrempelvandepoort bijdevoorhalvandepoortbinneninwaséénriet

8Ookdevoorhalvandepoortaandebinnenkantmathij, opéénriet.

9Toenmathijdevoorhalvandepoort:achtel,ende postenervan:tweeelDevoorhalvandepoortwasaande binnenkant.

10Dekleinekamersvandepoortaandeoostkantwaren drieaandezekantendrieaangenekant;diedriehadden dezelfdemaat;endepostenhaddendezelfdemaataandeze kantenaangenekant

11Vervolgensmathijdebreedtevandeingangvande poort:tienel,endelengtevandepoort:dertienel.

12Ookderuimtevóórdekamertjeswaséénelaandeze kant,enderuimtewaséénelaandeanderekant;de kamertjeswarenzeselaandezekant,enzeselaande anderekant

13Vervolgensmathijdepoort,vanhetdakvanhetene kamertjetothetdakvanhetanderekamertje.Debreedte wasvijfentwintigel,deurtegendeur

14Ookmaaktehijpaaltjesvanzestigel,totaandepaal vandevoorhofrondomdepoort

15Envandevoorzijdevandeingangspoorttotaande voorzijdevandevoorhalvandebinnenstepoortwasvijftig el

16Erwarensmallevenstersindekamersenindeposten aandebinnenkantvandepoort,enookindebogen.De vensterswarenrondomaandebinnenkant,enopelkepost warenpalmbomen

17Toenbrachthijmijindebuitenstevoorhof,enzie,daar warenvertrekken,enrondomwaseenplaveiselvoorde voorhofaangelegdErwarendertigvertrekkenophet plaveisel.

18Enhetplaveiselaandezijdevandepoorten,overde lengtevandepoorten,washetondersteplaveisel 19Vervolgensmathijdebreedtevandevoorkantvande onderstepoorttotaandevoorkantvandebinnenste voorhof,honderdelvanoostnaarnoord

20Envandepoortvandebuitenstevoorhof,dienaarhet noordenuitzag,mathijdelengteendebreedteervan

21Haarkleinekamerswarendrieaandezezijdeendrie aangenezijde;haarpostenenhaarbogenwaren overeenkomstigdemaatvandeeerstepoort;haarlengte wasvijftigelenhaarbreedtevijfentwintigel

22Hunvensters,hunbogenenhunpalmbomenwaren overeenkomstigdemaatvandepoortdieophetoosten uitzag;menklomerviazeventredenin;enhaarbogen bevondenzichvóórhen.

23Depoortvandebinnenstevoorhoflagtegenoverde noordelijkeenoostelijkepoortVanpoorttotpoortmathij honderdel.

24Daarnabrachthijmijnaarhetzuiden,enzie,erwaseen poortnaarhetzuidenEndezuilenendebogenervanmat hijovereenkomstigdezematen.

25Erwarenvenstersinhetgebouwenindebogenervan rondom,zoalsaandevensters;delengtewasvijftigelen debreedtevijfentwintigel.

26Erwarenzeventredenomerheentegaan,endebogen ervanwarenvóórdebogenErwarenpalmbomen,éénaan dezekantenéénaangenekant,ophunposten.

27Enerwaseenpoortindebinnenstevoorhof,dienaar hetzuidengerichtwas;enhijmatvanpoorttotpoort,die naarhetzuidengerichtwas,honderdel.

28Enhijbrachtmijnaarhetbinnenstevoorhof,doorde Zuidpoort,enhijmatdeZuidpoortnaardezematen;

29Endekamersdaarvan,endepostendaarvan,ende bogendaarvan,overeenkomstigdezeafmetingen;ener warenvenstersdaarinenindebogendaarvanrondom;het wasvijftigellang,envijfentwintigelbreed.

30Debogenrondomwarenvijfentwintigellangenvijfel breed

31Zijnbogenwarenaandebuitenstevoorhofgericht,en opzijnpilarenwarenpalmbomen;deopgangernaartoe bestonduitachttreden

32Toenbrachthijmijnaardebinnenstevoorhof,tegenhet oosten,enhijmatdepoortovereenkomstigdezematen

33Dekamerservan,depostenervanendebogenervan haddendezeafmetingenErwarenvenstersin,zowelin,de bogenervanrondomHetwasvijftigellangen vijfentwintigelbreed

34Debogenervanwarenaandebuitenstevoorhofgericht; opdepilarenervanwarenpalmbomen,aanbeidezijden,en erwarenachttredendienaarbovenleidden

35ToenbrachthijmijnaardeNoordpoortenmathaarnaar dezematen:

36Dekamersdaarvan,depostendaarvan,debogen daarvanendevenstersdaaraanrondom:delengtewas vijftigel,endebreedtevijfentwintigel

37Depalenervanwarengerichtopdebuitenstevoorhof; erwarenpalmbomenophunpalen,aanbeidezijden,ende opgangernaartoebestonduitachttreden

38Devertrekkenendeingangendaarvanbevondenzich bijdepostenvandepoorten,waarmenhetbrandoffer waste

39Enindevoorhalvandepoortstondenaanbeidekanten tweetafels,omdaarophetbrandoffer,hetzondofferenhet schuldofferteslachten

40Enaandebuitenzijde,waarmennaardeingangvande noordpoortgaat,stondentweetafels;enaandeandere zijde,diebijdevoorhalvandepoortwas,stondentwee tafels

41Aandezekantstondenviertafels,enaandeanderekant, naastdepoortAchttafels,waaropzijhunoffersslachtten

42Deviertafelsvoorhetbrandofferwarenvangehouwen steen,anderhalveellang,anderhalveelbreedenéénel hoogDaaroplegdenzeookdebenodigdhedenneer waarmeezehetbrandofferenhetslachtofferslachtten.

43Enaandebinnenkantwarenhakenbevestigd,een handbreed,rondombevestigd;enopdetafelslaghetvlees vandeoffergave.

44Buitendebinnenstepoortwarendevertrekkenvande zangers,indebinnenstevoorhof,dieterzijdevande noordpoortlag;hunuitzichtwasophetzuiden;éénaande zijdevandeoostpoort,methetuitzichtophetnoorden

45Enhijzeidetotmij:Dezekamer,waarvanhetuitzicht naarhetzuidenis,isvoordepriesters,debewakersvanhet huis

46Enhetvertrek,waarvanhetuitzichtnaarhetnoordenis, wasvoordepriesters,diededienstbijhetaltaarmoesten behartigenDitzijndenakomelingenvanZadokuitde nakomelingenvanLevi,dietotdeHEEREnaderenom Hemtedienen.

47Hijmatdevoorhof:honderdellangenhonderdelbreed, vierkant;enookhetaltaardatvoorhethuisstond

48Toenbrachthijmijnaardevoorhalvanhethuisenmat elkepaalvandevoorhal:vijfelaandezekantenvijfelaan deanderekantDebreedtevandepoortwasdrieelaan dezekantendrieelaandeanderekant.

49Delengtevandevoorhalwastwintigelendebreedte elfelHijlietmijviadetredennaarbovenklimmenEr stondenpilarenbijdepalen,éénaandezekantenéénaan genekant

HOOFDSTUK41

1Daarnabrachthijmijnaardetempelenmatdepalen:zes elbreedaandeenekantenzeselbreedaandeanderekant; datwasdebreedtevandetabernakel

2Debreedtevandedeurwastienel,endezijkantenvan dedeurwarenvijfelaandeenekantenvijfelaande anderekantHijmathaarlengte:veertigel,endebreedte: twintigel

3Toenginghijnaarbinnenenmatdedeurpost:tweeel;en dedeur:zesel;endebreedtevandedeur:zevenel

4Toenmathijdelengteervan:twintigel,endebreedte: twintigel,vóórdetempelEnhijzeitegenmij:Ditishet heiligederheiligen

5Daarnamathijdemuurvanhethuis:zesel,ende breedtevanelkezijkamer:vierel,rondomhethuisaan elkekant

6Endezijvertrekkenwarendrie,deeenbovendeander, endertiginvolgordeEnzijgingenindemuurvanhethuis

Ezechiël

voordezijvertrekkenrondom,omhouvasttehebben,maar zijhaddengeenhouvastindemuurvanhethuis.

7Enerwaseenverbredingeneenomloop,steedsopwaarts naardezijvertrekken;wantdeomloopvanhethuisliep steedsomhoogrondomhethuis;daaromwasdebreedte vanhethuissteedsgroter,enzonamhijtoevanhet onderstevertrektothethoogsteinhetmidden

8Ookzagikdehoogtevanhethuisrondom.De fundamentenvandezijvertrekkenwareneenvolle rietstengelvanzesgroteel

9Demuurvandezijvertrekkenaandebuitenkantwasvijf eldikWatoverbleef,wasdeplaatsvandezijvertrekken aandebinnenkant.

10Entussendekamerswaseenbreedtevantwintigel rondomhethuisaanelkekant

11Dedeurenvandezijvertrekkenwarenaandekantvan deovergeblevenruimte:ééndeuraandenoordkantenéén deuraandezuidkantDebreedtevandeovergebleven ruimtewasvijfelrondom.

12Hetgebouwdatvóórdeafgescheidenplaatsaanhet eindenaarhetwestenstond,waszeventigelbreedDe muurvanhetgebouwwasrondomvijfeldikendelengte ervannegentigel

13Hijmathethuis:delengtewashonderdel;ende afzonderlijkeplaatsenhetgebouwmetdemurenervan warenhonderdellang;

14Endebreedtevandevoorzijdevanhethuis,envande afgezonderdeplaatsaandeoostkant,washonderdel.

15Enhijmatdelengtevanhetgebouw,tegenoverde afzonderingdieerachterlag,endegalerijenervanaande eneenaandeanderekant,honderdel,metinbegripvande binnenstetempelendevoorhallenvandevoorhof;

16Dedeurposten,desmallevenstersendegalerijen rondom,ophundrieverdiepingen,tegenoverdedeur, warenrondommethoutbekleed,vandegrondtotaande vensters,endevensterswarenbedekt;

17Aandatgene,bovendedeur,aanhetbinnenstehuis,en aandebuitenkant,enlangsdehelemuurrondom,van binnenenvanbuiten,naarmaat

18Enhetwasgemaaktmetcherubsenpalmbomen,zodat ereenpalmboomtussendeenecherubendeanderestond; enelkecherubhadtweegezichten;

19Zodathetgezichtvaneenmensaandeenekantnaarde palmboomgerichtwas,enhetgezichtvaneenjongeleeuw aandeanderekantnaardepalmboom;ditgebeurdedoor hethelehuis,rondom.

20Vanafdegrondtotbovendeingangwarencherubijnen enpalmbomengemaakt,enookopdemuurvandetempel.

21Depalenvandetempelwarenvierkant,enookde voorkantvanhetheiligdomwasrechtDeaanblikvande enewasgelijkaandeaanblikvandeandere

22Hetaltaarwasvanhout,drieelhoogentweeellang; ookdehoekenervan,delengteervanendewandenwaren vanhoutEnhijzeitegenmij:Ditisdetafeldievoorhet aangezichtvandeHEEREstaat

23Detempelenhetheiligdomhaddentweedeuren

24Ookdedeurenhaddenelktweevleugels,twee draaivleugels;tweevleugelsvoordeenedeurentwee vleugelsvoordeanderedeur

25Enophen,opdedeurenvandetempel,waren cherubijnenenpalmbomengemaakt,zoalsopdewanden;

enerwarendikkeplankenopdevoorkantvandevoorhal aandebuitenkant.

26Erwarensmallevenstersenpalmbomenaandeeneen aandeanderekant,aandezijkantenvanhetvoorhuisenop dezijkamersvanhethuis,endikkeplanken.

HOOFDSTUK42

1Toenbrachthijmijnaardebuitenstevoorhof,deweg naarhetnoorden,enhijbrachtmijnaarderuimtedie tegenoverdeafgezonderdeplaatslag,vóórhetgebouwaan denoordkant

2Denoordpoortwashonderdellangenvijftigelbreed.

3Tegenoverdetwintigelvandebinnenstevoorhofen tegenoverhetplaveiselvandebuitenstevoorhof,lageen galerijaaneengalerij,drieverdiepingenhoog.

4Envoordevertrekkenwaseengangvantienelbreed naarbinnen,eneeningangvanéénel,enhundeuren warenaandenoordkant.

5Debovenstevertrekkenwarenkorter,wantdegalerijen warenhogerdandeze,dandeondersteendanhet middelstegedeeltevanhetgebouw.

6Zebestondennamelijkuitdrieverdiepingen,maar haddengeenpilarenzoalsdepilarenvandevoorhoven Daardoorwashetgebouwvanafdegrondsmallerdanhet ondersteenhetmiddelste

7Endemuuraandebuitenkant,tegenoverdevertrekken, aandevoorzijdevandevertrekken,wasvijftigellang.

8Wantdelengtevandevertrekkenindebuitenstevoorhof wasvijftigel,enzie,voordetempelwashethonderdel 9Enonderdezekamerswasdeingangaandeoostzijde, zoalsmenzebinnengaatvanuitdebuitenstevoorhof

10Dekamersbevondenzichindedikkemuurvande voorhofaandeoostkant,tegenoverdeafgescheidenruimte entegenoverhetgebouw

11Endewegdievóórhenliep,leekopdevertrekkendie aandenoordzijdelagen,evenlangalszijwaren,eneven breedalszij;enalhunuitgangenwarenovereenkomstig hunvormgevingenovereenkomstighundeuren

12Enovereenkomstigdedeurenvandevertrekkendie naarhetzuidengerichtwaren,wasereendeuraanhet hoofdeindevandeweg,namelijkdewegdievlakvoorde muuruitgingnaarhetoosten,alsmenerbinnengaat.

13Toenzeihijtegenmij:Dekamersaandenoordkanten dekamersaandezuidkant,dievóórdeafgezonderdeplaats liggen,zijnheiligekamers.Daarzullendepriestersdietot deHEEREnaderen,deallerheiligstedingenetenDaar zullenzedeallerheiligstedingenneerleggen,enhet graanoffer,hetzondofferenhetschuldofferWantdie plaatsisheilig

14Wanneerdepriestersdaarbinnengaan,mogenzijde heiligeplaatsnietverlatenomnaardebuitenstevoorhofte gaanDaarmoetenzijhunklerenneerleggen,wantzijzijn heiligOokmoetenzijandereklerenaantrekkenenzich begevennaardedingendievoorhetvolkbestemdzijn

15Toenhijhetbinnenstevanhethuishadopgemeten, brachthijmijnaarbuiten,naardepoortdieophetoosten uitkijkt,enhijmatdierondom

16Deoostzijdemathijmetdemeetstok;vijfhonderd rietstaven,rondommetdemeetstok.

17Denoordzijdemathij:vijfhonderdrietstaven,metde meetstokrondom

18Dezuidkantmathijmetdemeetstok:vijfhonderd rietstaven.

19Hijkeerdezichomnaardewestkantenmatmetde meetstokvijfhonderdrietstaven.

20Hijmathetaandevierzijden.Erwaseenmuurrondom, vijfhonderdrietstengelslangenvijfhonderdrietstengels breed,omeenscheidingtemakentussenhetheiligdomen hetonheiligegedeelte.

HOOFDSTUK43

1Daarnabrachthijmijnaardepoort,depoortdieophet oostenuitziet.

2Enzie,deheerlijkheidvandeGodvanIsraëlkwamuit dewegvanhetoosten,enzijnstemwasalshetgedruisvan velewateren,endeaardestraaldevanzijnheerlijkheid.

3Enhetgeschieddeovereenkomstighetvoorkomenvan hetgezichtdatikgezienhad,namelijkovereenkomstighet gezichtdatikgezienhadtoenikkwamomdestadte verwoesten;endegezichtenwarengelijkaanhetgezicht datikgezienhadaanderivierdeKebar;enikvielmet mijnaangezichtteraarde.

4ToenkwamdeheerlijkheidvandeHEEREhethuis binnen,doordewegvandepoort,waarvanhetuitzichtop hetoostenwas.

5ToennamdeGeestmijopenbrachtmijnaarde binnenstevoorhof,enzie,deheerlijkheidvandeHEERE vervuldehethuis.

6Enikhoordehemvanuithethuistotmijspreken,ende manbleefbijmijstaan

7EnHijzeidetotmij:Mensenkind,deplaatsvanMijn troonendeplaatsvanMijnvoetzolen,waarIkinhet middenvandekinderenIsraëlsvooreeuwigzalwonen,en hethuisvanIsraëlzalMijnheiligeNaamnietmeer verontreinigen,nochzij,nochhunkoningen,doorhun hoererij,nochdoordelijkenvanhunkoningenophun hoogten.

8Zijhebbenhundrempelbijmijndrempelsgeplaatst,hun paalbijmijnpaalendemuurtussenmijenhenZohebben zijmijnheiligenaamontheiligddoordegruweldadendie zijhebbenbedrevenDaaromhebikheninmijntoorn verteerd

9Latenzenuhunhoererijendelijkenvanhunkoningen vervanMijwegdoen,danzalIkvooreeuwiginhun middenwonen

10Mensenkind,laathethuisvanIsraëldithuiszien,zodat zijbeschaamdwordenoverhunongerechtighedenLaat hendanhetpatroonopmeten.

11Enindienzijzichschamenoveralhetgeenzijgedaan hebben,toonhundandevormvanhethuis,deinrichting ervan,deuitgangenervanendeingangenervan,alzijn vormen,alzijnbepalingen,alzijnvormenenalzijnwetten; enschrijfhetvoorhunogenop,opdatzijdegehelevorm ervanenalzijnbepalingeninachtnemenenzenakomen

12Ditisdewetvoorhethuis:opdetopvandeberg,heel deomtrekervan,zalhetallerheiligstezijnZie,ditisde wetvoorhethuis.

13Enditzijndematenvanhetaltaar,inellenaangegeven: elkeeliseeneleneenhandbreedte;deonderkantzaleenel zijn,endebreedteeenel,enzijnrandlangszijnrandzal eenspanzijn;enditzaldehoogsteplaatsvanhetaltaar zijn

14Envandeonderkantopdegrondtotaandeonderste zuilzaldeafstandtweeelzijn,endebreedteéénel;envan dekleinerezuiltotaandegroterezuilzaldeafstandvierel zijn,endebreedteéénel.

15Hetaltaarzaldusvierellangzijn,envanafhetaltaar naarbovenzullenervierhorenszijn

16Enhetaltaarzaltwaalfellangentwaalfelbreedzijn, vierkantindeviervierkantenervan.

17Dezuilzalveertienellangenveertienelbreedzijn,in zijnviervierkanten;deranderomheenzaleenhalveelzijn, endeonderkantervanzaleenelinhetrondzijn;enzijn tredenzullennaarhetoostengekeerdzijn

18Enhijzeidetotmij:Mensenkind,zozegtdeHeere HEERE:Ditzijndebepalingenvoorhetaltaartendage, wanneermenhetmakenzal:omdaaropbrandofferste offerenenerbloedoptesprenkelen.

19Engijzultaandepriesters,deLevieten,dieuithet geslachtvanSadokzijn,dietotMijnaderenomMijte dienen,eenjongestieralszondoffergeven,spreektde HeereHEERE

20Engijzulteendeelvanhetbloeddaarvannemenenhet strijkenopdevierhoornenervan,opdevierhoekenvande schaalenopderanderomheen;alduszultgijhetreinigen enzuiveren

21Danmoetuookdestiervanhetzondoffernemenenhij moetdieverbrandenopdedaarvoorbestemdeplaatsvan hethuis,buitenhetheiligdom

22Enopdetweededagmoetueengaafgeitenbokjeals zondofferofferen;enzijmoetenhetaltaarreinigen,zoals zijhetmetdejongestiergereinigdhebben

23Wanneerudereinigingvoltooidhebt,moetueenjonge stierzondereniggebrekeneenramzondereniggebrekuit hetkleinveeofferen

24DanmoetuzevoorhetaangezichtvandeHEERE aanbieden,endepriestersmoetenerzoutopstrooienenze alsbrandoffervoordeHEEREopdragen

25Zevendagenlangmoetuelkedageenbokvooreen zondofferbereiden;ookmoetmeneenjongestiereneen ramuithetkleinvee,zondereniggebrek,bereiden

26Zevendagenlangzullenzijhetaltaarreinigenen reinigen,enzijzullenzichzelfheiligen

27Wanneerdezedagenvoorbijzijn,zullendepriestersop deachtstedagendaarnauwbrandoffersophetaltaar bereiden,enuwdankoffersEnIkzaluwelgevalligzijn, spreektdeHeereHEERE

HOOFDSTUK44

1Toenbrachthijmijteruglangsdepoortvanhetbuitenste heiligdom,dienaarhetoostenuitziet,endiewasgesloten

2ToenzeideHEEREtegenmij:Dezepoortzalgesloten blijven.Zezalnietgeopendwordenenniemandmag daardoornaarbinnengaan,wantdeHEERE,deGodvan Israël,isdaardoornaarbinnengegaanDaarommoetze geslotenblijven

3Hetisvoordevorst;devorstzaldaarinzittenombrood teetenvoorhetaangezichtvandeHEERE;hijzal binnenkomendoordewegvandevoorhalvandiepoort,en zalweggaandoordiezelfdeweg

4ToenbrachthijmijdewegvandeNoordpoort,vóórhet huisEnikkeek,enzie,deheerlijkheidvandeHEERE

Ezechiël vervuldehethuisvandeHEEREDaaromvielikmetmijn aangezichtteraarde.

5EndeHEEREzeidetotmij:Mensenkind,letgoedop,en ziemetuwogen,enhoormetuworenalwatIktotuzeg, overaldebepalingenvanhethuisdesHEERENenalzijn wetten;enletgoedopdeingangvanhethuisenopelke uitgangvanhetheiligdom

6Entotdeweerspannigen,tothethuisvanIsraël,zultgij zeggen:ZozegtdeHeereHEERE:Gij,huisvanIsraël,laat hetugenoegzijnvanaluwgruwelen,

7Omdatuvreemdelingeninmijnheiligdomhebtgebracht, onbesnedenenvanhartenonbesnedenvanvlees,omhet, mijnhuis,teontheiligen,doormijnbrood,hetvetenhet bloedteofferen,enzijhebbenmijnverbondverbroken vanwegealuwgruweldaden

8Julliehebbendewachtovermijnheiligedingennietin achtgenomenJulliehebbenvoorjezelfmensenaangesteld diemijnwachtovermijnheiligdomhouden

9ZozegtdeHeereHEERE:Geenvreemdeling, onbesnedenvanhartenonbesnedenvanvlees,zalmijn heiligdombinnengaan,geenvreemdelingdieonderde Israëlietenis.

10EndeLevietendievervanMijweggegaanzijn,toen Israëlverdwaaldwas,dievanMijweggegaanzijn,achter hunafgodenaan;ookzijzullenhunongerechtigheid dragen

11Zijzullendienarenzijninmijnheiligdom,zijhebbende wachtbijdepoortenvanhethuisendienenhethuis.Zij zullenhetbrandofferenhetslachtofferslachtenvoorhet volk,enzijzullenvoorhenstaanomhentedienen

12Omdatzijhenvoorhetaangezichtvanhunafgoden gediendhebbenenhethuisvanIsraëltotongerechtigheid hebbenverleid,daaromhebIkMijnhandtegenhen opgeheven,spreektdeHeereHEERE,zodatzijhun ongerechtigheidzullendragen

13EnzijmogenniettotMijnaderenomvoorMijhet priesterambttevervullen,enzijmogennietnaderentot enigevanMijnheiligedingenindeallerheiligsteplaats; maarzijzullenhunschandedragenendegruweldadendie zijbedrevenhebben.

14Ikzalhenaanstellenalsbewakersvanhethuis,voorde heledienstervanenvooralleswatdaaringedaanwordt 15Maardepriesters,deLevieten,dezonenvanSadok,die dedienstinmijnheiligdomverrichttentoendeIsraëlieten vanMijafdwaalden,diezullennaarMijtoekomenomMij tedienen,enzijzullenvoorMijnaangezichtstaanomMij hetvetenhetbloedteofferen,spreektdeHeereHEERE

16Zijzullenmijnheiligdombinnengaan,enzijzullentot mijntafelnaderenommijtedienen,enzijzullenmijn wachthouden

17Enhetzalgeschieden,wanneerzijdepoortenvanhet binnenstevoorhofbinnengaan,datzijlinnenklederen zullendragen;enerzalgeenwolophenkomen,terwijlzij dienstdoenindepoortenvanhetbinnenstevoorhofen daarbinnen

18Ophunhoofdzullenzijlinnenhoofddekselshebbenen ophunlendenenlinnenbroeken.Zijzullenzichniet omgordenmetietsdatzweetveroorzaakt

19Wanneerzijnaardebuitenstevoorhofgaan,naarde buitenstevoorhoftothetvolk,danzullenzijhunkleren uittrekken,waarmeezijhundiensthebbenverricht,endie indeheiligevertrekkenneerleggen,enzijzullenandere

klerenaantrekkenZijzullenhetvolknietmethunkleren heiligen.

20Zijmogenhunhoofdnietscherenenhunlokkenniet langlatengroeien;alleenhunhoofdmaggeschorenzijn.

21Ookmaggeenenkelepriesterwijndrinken,wanneerhij debinnenstevoorhofbetreedt

22Ookmogenzijgeenweduweofverstotenetotvrouw nemen;maarzijmoetenjongevrouwennemenuithet nageslachtvanhethuisvanIsraël,ofeenweduwedie voorheeneenpriesterhad

23Zijzullenmijnvolkhetonderscheidlerentussenhet heiligeenhetonheilige,enhunhetonderscheidlatenzien tussenhetonreineenhetreine.

24Zijzulleninhetgerichtoptreden,enzijzullenhet richtenovereenkomstigmijnbepalingenZijzullenmijn wettenenmijnverordeningeninalmijnbijeenkomsten houdenenmijnsabbattenheiligen

25Enzijzullentotgeenenkeledodekomenomzichte verontreinigen;maarvoorvaderofvoormoeder,ofvoor zoonofvoordochter,ofvoorbroerofvoorzuster,dieniet getrouwdisgeweest,mogenzijzichverontreinigen

26Ennadathijgereinigdis,zullenzijhemzevendagen latenwachten

27Enopdedagdathijhetheiligdombinnengaat,naarde binnenstevoorhof,ominhetheiligdomdiensttedoen,zal hijzijnzondofferofferen,spreektdeHeereHEERE

28Enhetzalhuntoteenerfelijkbezitzijn;Ikbenhun erfelijkbezit;engijzulthungeenenkelbezitinIsraël geven;Ikbenhunerfelijkbezit

29Hetgraanoffer,hetzondofferenhetschuldofferzullen zijeten;enalhetgewijdeinIsraëlzalhuneigendomzijn.

30Endeeerstelingenvanalles,enelkeoffergavevanalles, vanaluwoffergaven,zullenvoordepriesterzijnOokde eerstelingenvanuwdeegzultuaandepriestergeven, opdathijdezegeninuwhuiszallatenrusten

31Vannietsdatdoodofverscheurdis,vangevogelteof vee,mogendepriestersnieteten.

HOOFDSTUK45

1Wanneeruhetlanddoorlotingverdeeltalserfelijkbezit, moetueenoffergaveaandeHEEREbrengen,eenheilig deelvanhetland;delengtezalvijfentwintigduizendriet zijnendebreedtetienduizendDitdeelzalheiligzijnin alleomliggendegebieden

2Hiervanzalvoorhetheiligdomvijfhonderdellangzijn, envijfhonderdelbreed,vierkantrondom,envijftigel rondomvoordegrenzenervan.

3Envandezemaatmoetudelengtemetenvan vijfentwintigduizendendebreedtevantienduizendDaarin zalhetheiligdomzijn,enhetheiligederheiligen

4Hetheiligedeelvanhetlandzalbestemdzijnvoorde priesters,dedienarenvanhetheiligdom,dienaderbij komenomdeHEEREtedienenHetzaldienenalseen plaatsvoorhunhuizenenalseenheiligeplaatsvoorhet heiligdom

5Endevijfentwintigduizendindelengteendetienduizend indebreedtezullenookdeLevieten,dedienarenvanhet huis,voorzichzelfhebben,alseenbezitvoortwintig vertrekken.

6Engijzultvoorhetbezitvandestadvijfduizendman breedenvijfentwintigduizendmanlangaanwijzen,

Ezechiël

tegenoverdeheffingvanhetheiligedeel;hetzalvoorhet gehelehuisvanIsraëlzijn.

7Enhetenedeelzalvoordevorstzijnaandeenezijdeen hetanderedeelvandeoffergavevanhetheiligedeelen vanhetbezitvandestad,vóórdeoffergavevanhetheilige deelenvóórhetbezitvandestad,vandewestzijde westwaartsenvandeoostzijdeoostwaarts;endelengtezal zijntegenoverhetenedeel,vandewestgrenstotde oostgrens

8InhetlandzalhijbezithebbeninIsraël,enmijnvorsten zullenmijnvolknietmeeronderdrukkenDerestvanhet landzullenzijaanhethuisvanIsraëlgeven, overeenkomstighunstammen.

9ZozegtdeHeereHEERE:Hetisgenoegvooru,vorsten vanIsraël:doeafstandvangeweldenplundering,doerecht engerechtigheid,doeafstandvanuwafpersingenvanMijn volk,spreektdeHeereHEERE

10Eenzuivereweegschaal,eenzuivereefaeneenzuivere bathmoetuhebben.

11Deefaendebathzullendezelfdemaathebben,zodatde batheentiendevaneenhomerbevat,endeefaeentiende vaneenhomer.Demaatdaarvanzalnaardehomerzijn.

12EndesjekelzaltwintiggerazijnTwintigsjekel, vijfentwintigsjekel,vijftiensjekel,zaluwmanzijn

13Ditishetofferdatumoetbrengen:eenzesdedeelvan eenefavaneenhomertarwe,enumoeteenzesdedeelvan eenefavaneenhomergerstgeven

14Watdebepalingvandeoliebetreft,debatholie,gijzult eentiendedeelvaneenbathofferenvandekor,datiseen homervantienbath;wanttienbathiseenhomer

15Enéénlamuitdekudde,uitdetweehonderd,uitde vetteweidenvanIsraël;toteenspijsoffer,toteen brandoffer,entoteendankoffer,omverzoeningvoorhen tedoen,spreektdeHeereHEERE.

16Alleinwonersvanhetlandmoetendezeoffergavevoor devorstinIsraëlbrengen

17Enhetzaldetaakvandevorstzijnombrandoffers, graanoffersendrankofferstegevenopdefeesten,opde nieuwemanenenopdesabbatten,opallefestiviteitenvan hethuisvanIsraël.Hijzalhetzondoffer,hetgraanoffer, hetbrandofferendedankoffersbereiden,omverzoeningte doenvoorhethuisvanIsraël

18ZozegtdeHeereHEERE:Indeeerstemaand,opde eerstedagvandemaand,moetueenjonge,gavestier nemenenhetheiligdomreinigen

19Endepriesterzalvanhetbloedvanhetzondoffer nemenenhetstrijkenopdepostenvanhethuis,opdevier hoekenvandezitbankvanhetaltaarenopdepostenvan depoortvandebinnenstevoorhof

20Enzomoetuopdezevendedagvandemaandhandelen vooriederedwalendeenvoordeonverstandige;zomoetu hethuisgezinverzoenen.

21Indeeerstemaand,opdeveertiendedagvandemaand, moetuhetPaschavieren,eenfeestvanzevendagen;er moetongezuurdbroodgegetenworden

22Opdiedagzaldevorstvoorzichzelfenvoordehele bevolkingvanhetlandeenstierbereidenalszondoffer.

23Gedurendehetfeestzalhijgedurendezevendageneen brandoffervoordeHEEREbereiden:zevenjongestieren enzevenrammenzondereniggebrek,elkedaggedurende zevendagen,eneengeitenbokjedagelijksalszondoffer

24Hijmoeteengraanofferbereidenvaneenefabijeen jongestier,eenefabijeenrameneenhinoliebijeenefa. 25Indezevendemaand,opdevijftiendedagvande maand,moethijhetzelfdedoenophetfeestvandezeven dagen,overeenkomstighetzondoffer,overeenkomstighet brandoffer,overeenkomstighetgraanofferen overeenkomstigdeolie

HOOFDSTUK46

1ZozegtdeHeereHEERE:Depoortvanhetbinnenste voorhof,dienaarhetoostenziet,zalopdezeswerkdagen geslotenblijven,maaropdesabbatzalzijgeopendworden, enookopdedagvannieuwemaan

2Devorstzaldoordewegvandevoorhalvandiepoort naarbuitengaanenbijdepostvandepoortstaan.De priesterszullenzijnbrandofferenzijnvredeofferbereiden enhijzalzichaanbiddenbijdedrempelvandepoort Daarnazalhijnaarbuitengaan,maardepoortzalniet geslotenwordentotaandeavond

3Opdezelfdewijzemoetdebevolkingvanhetlandopde sabbatenopdenieuwemaansdagbijdeingangvandeze poortaanbiddenvoorhetaangezichtvandeHEERE

4Hetbrandofferdatdevorstopdesabbatdagaande HEEREzalbrengen,zalbestaanuitzesgavelammerenen eengaveram

5Enhetgraanofferzalzijneenefaperram,enhet graanoffervoordelammerenzoveelalshijgevenkan,en eenhinolieperefa

6Enopdedagvandenieuwemaanzalereenjonge,gave stierzijn,enzeslammeren,eneenram;zijzullengaafzijn.

7Hijzaleengraanofferbereiden:eenefaperstier,eenefa perrameneenefaperlam,naargelangzijnhandreikt,en eenhinolieperefa.

8Wanneerdevorstbinnenkomt,moethijdoordevoorhal vandiepoortnaarbinnengaanenlangsdiewegweernaar buitengaan.

9Wanneerdebevolkingvanhetlandtijdensde hoogfeestenvoorhetaangezichtvandeHEEREkomt, moethijdiedoordewegvandeNoordpoortbinnenkomt omteaanbidden,doordewegvandeZuidpoortnaar buitengaanEnhijdiedoordewegvandeZuidpoort binnenkomt,moetdoordewegvandeNoordpoortnaar buitengaanHijmagnietterugkerendoordewegvande poortwaarlangshijbinnengekomenis,maarhijmoet tegenoverdiepoortnaarbuitengaan.

10Endevorstdieinhetmiddenvanhenis,zal,wanneer zijbinnengaan,binnengaan;enwanneerzijuitgaan,zalhij uitgaan

11Enbijdefeestenendefestiviteitenzalhetgraanoffer bestaanuiteenefaperstier,eenefaperramenuit lammeren,zoveelalshijkangeven,eneenhinolieperefa. 12Wanneerdevorsteenvrijwilligbrandofferofvredeoffer voordeHEEREbereidt,danmoetmendepoortdienaar hetoostenziet,voorhemopenenenzijnbrandofferen vredeofferbereiden,zoalshijdatopdesabbatdaggedaan heeft.Daarnamoethijnaarbuitengaan,ennazijnnaar buitengaanmoetmendepoortsluiten

13DagelijksmoetuvoordeHEEREeenbrandoffer bereiden,eenlamzondereniggebrek,datnogmaaréén jaaroudisElkemorgenmoetuhetbereiden

14Engijzultelkemorgeneengraanoffervoorhaar bereiden,eenzesdedeelvaneenefaeneenderdedeelvan eenhinolie,omhetfijnmeeltemengen;eenvoortdurend graanoffer,eeneeuwigeinzettingvoordeHEERE.

15Zomoetenzijelkemorgenhetlam,hetgraanofferende oliebereiden,alseenvoortdurendbrandoffer

16ZozegtdeHeereHEERE:Wanneereenvorstaaneen vanzijnzoneneengeschenkgeeft,danzalheterfdeel daarvanvoorzijnzonenzijn;hetzalhunerfelijkbezit worden

17Maarwanneerhijeengeschenkvanzijnerfenisaaneen vanzijndienarengeeft,danblijfthetzijneigendomtothet jaarvandevrijheid;daarnakeerthetterugnaardevorst, maarzijnerfeniszalvoorzijnzonenzijn,voorhen 18Eenvorstmagvandeerfenisvanhetvolkgeengeweld gebruikenomhenuithunbezitteverdrijven.Hijmoetzijn zonenuitzijneigenbeziteenerfenisgeven,zodatmijn volknietverstrooidwordt,iedervanzijnbezittingen 19Daarnabrachthijmijdoordeingang,dieaandezijkant vandepoortwas,naardeheiligevertrekkenvande priesters,dieophetnoordenuitzagenEnzie,daarwasaan detweezijden,aandewestkant,eenplaats.

20Toenzeihijtegenmij:Ditisdeplaatswaardepriesters hetschuldofferenhetzondoffermoetenkoken,enwaarzij hetgraanoffermoetenbakken,zodatzijhetnietnaarde buitenstevoorhofhoeventebrengenomhetvolkte heiligen

21Toenbrachthijmijnaardebuitenstevoorhofenlietmij langsdevierhoekenvandevoorhofgaanEnzie,inelke hoekvandevoorhofwaseenvoorhof

22Aandevierhoekenvandevoorhofwarenvoorhoven verbonden,dieveertigellangendertigelbreedwaren Dezevierhoekenhaddendezelfdemaat

23Erwaseenrijgebouwenrondomhen,rondomhenvier, enerwarenkookplekkenonderderijenrondom

24Toenzeihijtegenmij:Ditzijndekookplaatsen,waar dedienarenvanhethuishetslachtoffervanhetvolkzullen koken

HOOFDSTUK47

1DaarnabrachthijmijweerbijdeingangvanhethuisEn zie,erstroomdewateronderdedrempelvanhethuis vandaan,oostwaartsDevoorkantvanhethuiswas namelijkophetoostengerichtHetwaterstroomdeonder derechterkantvanhethuisvandaan,tenzuidenvanhet altaar

2Toenleiddehijmijvandewegvandenoordpoortafen leiddemijomdewegheen,totaandebuitenstepoort,op dewegdienaarhetoostenzietEnzie,daarontsprongaan derechterkantwater

3Toengingdemanmethetmeetsnoerinzijnhandnaar hetoosten,mathijduizendelenlietmijdoorhetwater gaan;hetwaterkwamtotaanmijnenkels

4Hijmaternogeensduizendenlietmijdoorhetwater gaan;hetwaterreiktetotaanmijnknieënHijmaternog eensduizendenlietmijdoorhetwatergaan;hetwater reiktetotaanmijnheupen

5Daarnamathijerduizend,enhetwaseenrivierdieik nietkonoversteken,wanthetwaterwaszohoogdatmen erinkonzwemmen,eenrivierdieiknietkonoversteken

6Enhijzeitegenmij:Mensenkind,hebjedatgezien?

Toenbrachthijmijenbrachtmijterugnaardeoevervan derivier

7Toenikterugkwam,zie,langsdeoevervanderivier stondenaanbeidekantenheelveelbomen.

8Toenzeihijtegenmij:Ditwaterstroomtuitnaarhet oostelijkeland,stroomtdewoestijninenkomtindezee terecht.Alshetindezeewordtgebracht,zalhetwater gezondworden

9Enhetzalgeschieden,datalles,watleeft,watkrioelt, overal,waarderivierenkomen,zalleven;enerzaleen zeergrotemenigtevanvissenzijn,omdatdezewateren daarheenkomen,wantzijzullengezondworden,enalles, waarderivierkomt,zalleven

10Enhetzalgeschieden,datervissersopstaanzullenvan EngeditotEn-Eglaïm;hetzaleenplaatszijnomdenetten uittespreiden;devissenerinzullenvanallerleisoortzijn, zoalsdevissenvandegrotezee,zeertalrijk

11Maardemodderpoelenenmoerassendaarvanzullen nietgezondworden;zijzullenaanhetzoutprijsgegeven worden

12Enlangsderivier,aanhaaroevers,zullenaandezeen aangenezijdeallerleivruchtbomenopschieten,waarvan hetbladnietzalverwelkenenwaarvandevruchtnietzal opeten.Opelkemaandzullenzenieuwevruchten voortbrengen,wanthunwaterenvloeidenuithetheiligdom Hunvruchtzaltotspijzedienenenhunblaadjestot geneesmiddel.

13ZozegtdeHeereHEERE:Ditzaldegrenszijn, waarlangsgijhetlandinbezitzultnemen,overeenkomstig detwaalfstammenvanIsraël.Jozefzaltweedelenkrijgen.

14Engijzulthetinbezitnemen,deeenzowelalsdeander, waaromtrentIkMijnhandopgehevenhebomhetaanuw vaderentegeven;enditlandzaluinbezitvallen.

15Enditzaldegrensvanhetlandzijnaandenoordzijde, vanafdeGroteZee,dewegvanHethlon,waarlangsmen naarZedadgaat;

16Hamat,Berotha,Sibraïm,dattussendegrensvan DamascusendegrensvanHamatligt;Hazar-Hattikon,dat aandekustvanHauranligt.

17Degrensvanafdezeezalzijn:Hazarena,Damascus, noordwaarts,enHamathDitisdenoordzijde

18EndeoostzijdezultgijmetenvanHauran,envan Damascus,envanGilead,envanhetlandIsraëllangsde Jordaan,vandegrenstotaandeoostelijkezeeEnditisde oostzijde.

19Endezuidzijde,zuidwaarts,vanTamartotaande twistwaterenbijKades,deriviertotaandeGroteZee.En ditisdezuidzijde,zuidwaarts

20DewestzijdezalookdeGroteZeezijn,vanafdegrens, totdatmenHamathoversteektDitisdewestzijde

21Zozultuditlandonderuverdelen,overeenkomstigde stammenvanIsraël

22Enhetzalgeschieden,datgijhetdoorhetlotalserfelijk bezitzulttoebedelenaanu,enaandevreemdelingen,diein uwmiddenvertoeven,diekindereninuwmidden verwekken;enzijzullenuzijnalsdeinboorlingeninhet landonderdekinderenIsraëls;zijzullenerfelijkbezitbiju hebbenonderdestammenvanIsraël

23Enhetzalgeschieden,bijwelkestamdevreemdeling vertoeft,daarzultgijhemzijnerfdeelgeven,spreektde HeereHEERE

HOOFDSTUK48

1Ditzijndenamenvandestammen:Vanhetuiterste noordentotaandekustvandewegnaarHethlon,waar mennaarHamathgaat,Hazar-Anan,degrensvan Damascusnoordwaarts,totaandekustvanHamath;want ditzijndezijdenvanhetoostenenhetwesten;eengebied voorDan.

2EnaandegrensvanDan,vandeoostzijdetotde westzijde,waseendeelvoorAser

3EnaandegrensvanAser,vandeoostzijdetotde westzijde,kreegNaftalieendeel

4EnaandegrensvanNaftali,vandeoostzijdetotde westzijde,wasereengebiedvoorManasse

5EnaandegrensvanManasse,vandeoostzijdetotde westzijde,washetgebiedvanEfraïm.

6EnaandegrensvanEfraïm,vandeoostzijdetotde westzijde,wasereengebiedvoorRuben

7EnlangshetgebiedvanRuben,vandeoostzijdetotde westzijde,waseendeelvoorJuda

8EnlangsdegrensvanJuda,vandeoostzijdetotde westzijde,zalhetofferzijndatgijzultbrengen, vijfentwintigduizendrietstengelsindebreedte,eninde lengtealseenvandeanderedelen,vandeoostzijdetotde westzijde;enhetheiligdomzalinhetmiddenervanzijn.

9HetofferdatuaandeHEEREmoetbrengen,moet vijfentwintigduizendstukslangzijnentienduizendstuks breed.

10Envoorhen,depriesters,zalditheiligeofferzijn:naar hetnoordentoevijfentwintigduizendindelengte,ennaar hetwestentoetienduizendindebreedte,ennaarhetoosten toetienduizendindebreedte,ennaarhetzuidentoe vijfentwintigduizendindelengteHetheiligdomvande HEEREzalinhetmiddendaarvanzijn.

11Hetzalbestemdzijnvoordegeheiligdepriestersuitde zonenvanSadok,diemijndienstinachthebbengenomen ennietafgedwaaldzijntoendeIsraëlietenafgedwaald waren,zoalsdeLevietenafgedwaaldwaren

12Endezegavevanhetland,diegeofferdwordt,zalvoor heneenallerheiligstezaakzijn,aandegrensvande Levieten

13EntegenoverhetgebiedderpriesterszullendeLevieten vijfentwintigduizendindelengtehebbenentienduizendin debreedte;degehelelengtezalvijfentwintigduizendzijn endebreedtetienduizend

14Enzijmogenhetnietverkopen,nochruilen,noch vervreemden,deeerstelingenvanhetland,wanthetis heiligvoordeHEERE.

15Endevijfduizenddieoverdebreedtezijnovergebleven, tegenoverdevijfentwintigduizend,zulleneenontheiligde plaatszijnvoordestad,voordewoningenvoorde weidegronden;endestadzalinhetmiddenervanliggen.

16Enditzullenhaarafmetingenzijn:aandenoordzijde vierduizendvijfhonderd,aandezuidzijdevierduizend vijfhonderd,aandeoostzijdevierduizendvijfhonderd,en aandewestzijdevierduizendvijfhonderd

17Devoorstedenvandestadzullennaarhetnoorden tweehonderdvijftigzijn,naarhetzuidentweehonderdvijftig, naarhetoostentweehonderdvijftigennaarhetwesten tweehonderdvijftig.

18Endelengtedieoverblijfttegenoverdeoffergavevan hetheiligedeelzaltienduizendzijnnaarhetoostenen

tienduizendnaarhetwesten;enhetzalzijntegenoverde offergavevanhetheiligedeel;endeopbrengstdaarvanzal dienenalsvoedselvoorhendiedestaddienen

19Enzijdiedestaddienen,zullenhaardienenuitalle stammenvanIsraël.

20Degeheleoffergavezalvijfentwintigduizendbij vijfentwintigduizendzijnGijzultdeheiligeoffergave vierkantaanbieden,metdebezittingderstad.

21Enhetoverigezalvoordevorstzijn,aandeeneenaan deanderezijdevandeheiligeoffergaveenvanhetbezit vandestad,tegenoverdevijfentwintigduizendvande offergaveaandeoostgrens,enwestwaartstegenoverde vijfentwintigduizendaandewestgrens,tegenoverdedelen voordevorst;enditzaldeheiligeoffergavezijn,enhet heiligdomvanhethuiszalinhetmiddendaarvanzijn

22WatdebezittingderLevietenbetreft,enwatde bezittingderstadbetreft,diemiddeninhetgebiedligtdat aandevorsttoebehoort,tussenhetgebiedvanJudaenhet gebiedvanBenjamin,zalvoordevorstzijn.

23Watdeoverigestammenbetreft,vandeoostzijdetotde westzijde,zalBenjamineendeelkrijgen

24EnaandegrensvanBenjamin,vandeoostzijdetotde westzijde,zalSimeoneendeelkrijgen

25EnaandegrensvanSimeon,vandeoostzijdetotde westzijde,lageendeelgebiedvanIssachar.

26EnaandegrensvanIssachar,vandeoostzijdetotde westzijde,kreegZebuloneendeel

27EnaandegrensvanZebulon,vandeoostzijdetotde westzijde,kreegGadeendeel

28EnlangsdegrensvanGad,aandezuidzijde,zuidwaarts, looptdegrensvanTamartotaandewaterendertwistbij KadesentotaandeRivier,dienaardeGroteZeeloopt 29Ditishetlanddatudoorhetlotaandestammenvan Israëlalserfelijkbezitzulttoewijzen,enditzijndedelen diezijalsbezitkrijgen,spreektdeHeereHEERE 30Enditzijndeuitgangenvandestadaandenoordzijde: vierduizendvijfhonderdmaten.

31Depoortenvandestadzullennaardenamenvande stammenvanIsraëlzijn:driepoortenaandenoordkant: éénRubenpoort,éénJudapoortenéénLevipoort.

32Enaandeoostzijdevierduizendvijfhonderd,endrie poorten:éénJozefpoort,éénBenjaminpoort,éénDanspoort 33Enaandezuidzijdevierduizendvijfhonderdmaten,en driepoorten:éénSimeonpoort,éénIssacharpoort,één Zebulonpoort

34Aandewestzijdevierduizendvijfhonderd,methundrie poorten:éénvandeGadpoort,éénvandeAserpoortenéén vandeNaftalipoort.

35HetwasongeveerachttienduizendmatenEndenaam vandestadzalvandiedagafzijn:DeHEEREisdaar

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.