Ezechiël
HOOFDSTUK1
1Hetgebeurdeinhetdertigstejaar,opdevijfdedagvande vierdemaand,toeniktemiddenvandeballingenaande rivierKebarwas,datdehemelzichopendeenikgezichten vanGodzag.
2Opdevijfdedagvandemaand,hetvijfdejaarvande gevangenschapvankoningJojachin, 3HetwoordvandeHEEREkwamuitdrukkelijktotde priesterEzechiël,dezoonvanBuzi,inhetlandvande ChaldeeënaanderivierdeKebar,endehandvande HEEREwasdaarophem.
4Enikzag,enzie,eenstormwindkwamuithetnoorden, eengrotewolk,enervloeideeenvuuruit,omgevendoor eenglans.Enuithetmiddendaarvan,uithetvuur,kwam ietsalsblinkendmetaal
5Enuithetmiddendaarvankwamdegedaantevanvier levendewezenstevoorschijn.Enditwashunuiterlijk:ze haddendegedaantevaneenmens
6Iedervanhenhadviergezichteneniedervanhenhad viervleugels.
7Hunvoetenwarenrecht,hunvoetzolenwarenalsde voetzolenvaneenkalfenzeglansdenalsgepolijstkoper
8Enzijhaddenmensenhandenonderhunvleugelsaanhun vierzijden;enzijvierhaddenhungezichtenenhun vleugels
9Hunvleugelswarenaanelkaarvastgehecht;zedraaiden nietomalszegingen;zegingeniederrechtvooruit
10Watdegelijkenisvanhungezichtenbetreft,zijvier haddenhetgezichtvaneenmensenhetgezichtvaneen leeuwaanderechterzijde;enzijvierhaddenhetgezicht vaneenosaandelinkerzijde;ookhaddenzijvierhet gezichtvaneenarend.
11Hungezichtenwarenzo,hunvleugelswarennaarboven uitgespreid;elkhadtweevleugelsdieaanelkaarvastzaten, entweeervanbedektenhunlichaam.
12Enzijgingeniederrechtdoor;waarheendeGeestwilde gaan,gingenzij,enzijkeerdenzichnietom,toenzij gingen
13Watdegedaantevandelevendewezensbetreft,hun aanblikwasalsbrandendevuurkolenenalsfakkels.Het gingopenneertussendelevendewezens,enhetvuur glansde,enuithetvuurkwamenbliksemschichtenvoort
14Endelevendewezensrendenenkeerdenterugalshet verschijnenvaneenbliksemflits
15Toeniknaardelevendewezenskeek,zagikopde aardeéénwielmetviergezichten.
16Hetuiterlijkvanderaderenenhunwerkwasalsde kleurvaneenturkooisZehaddenallevierdezelfde gelijkenis.Hunuiterlijkenhunwerkwasalseenwielin hetmiddenvaneenwiel
17Alszijgingen,gingenzijophunvierzijden,enzij keerdenzichnietomalszijgingen.
18Hunringenwarenzohoogdatzeangstaanjagendwaren; enhunringenwarenrondomhenallenvologen
19Enalsdedierengingen,gingenderaderenmee;enals dedierenzichvandeaardeverhieven,verhievenzichde raderen
20Waarheendegeestookging,daarheenginghungeest; endewielenwerdenbovenhenverheven,wantdegeest vanhetlevendewezenwasindewielen.
21Alsdezengingen,gingendezen;alsdezenstilstonden, blevendezenstaan;enalsdezenvandeaardeverheven werden,verhievenderaderenzichtegenoverhen,wantde geestvanhetwezenwasinderaderen
22Endegelijkenisvanhetuitspanselopdehoofdenvan hetlevendewezenwasalsdekleurvanhet ontzagwekkendekristal,uitgestrektbovenhunhoofden
23Enonderhetuitspanselwarenhunvleugelsrecht,de enenaardeanderekantgericht.Iederhadertwee,dieaan deenekanteniederhadertwee,dieaandeanderekant hunlichaambedekten
24Enalszijgingen,hoordeikhetgeruisvanhunvleugels alshetgedruisvangeweldigewateren,alsdestemvande Almachtige,destemvaneensprekendvolk,alshetgedruis vaneenleger;alszijstilstonden,lietenzijhunvleugels zakken
25Enerklonkeenstemuithetuitspanseldatbovenhun hoofdenwas,terwijlzijdaarstondenenhunvleugels haddenneergelaten
26Enbovenhetuitspanseldatbovenhunhoofdenwas, wasietsdatgeleekopeentroon,dateruitzagalssaffier;en daarboven,opdetroon,wasietsdatdegedaantehadvan eenmens
27Enikzagietsdatschitterdealsamber,meteenaanblik vanvuurrondomerin,vanafwateruitzagalszijnlendenen naarboven,envanafwateruitzagalszijnlendenennaar benedenIkzagietswatleekopvuur,enerwaseenglans rondom
28Zoalsdeaanblikvandeboogdieindewolkenisopde dagvanderegen,zowasdeaanblikvandeglansrondom Ditwasdeaanblikvandegelijkenisvandeheerlijkheid vandeHEERE.Entoenikhetzag,vielikopmijn aangezichtenhoordedestemvaniemanddiesprak.
HOOFDSTUK2
1EnHijzeidetotmij:Mensenkind,staopuwvoeten,enIk zalmetuspreken.
2EndeGeestkwaminmij,toenHijtotmijsprak,endeed mijopmijnvoetenstaan,zodatikHemhoorde,Dietotmij sprak.
3EnHijzeidetotmij:Mensenkind,Ikzendunaarde kinderenIsraëls,naareenopstandigvolkdattegenMijin opstandisgekomen.ZijenhunvaderenzijntegenMijin opstandgekomen,totopdezedagtoe
4Wantzijzijnkinderendiezichschaamteloosen hardvochtiggedragen.Ikzendunaarhentoe,enumoet tegenhenzeggen:ZozegtdeHeereHEERE
5Enhetzijzijluisterenofhetnalaten(wantzijzijneen opstandighuis),zijzullentochwetendatereenprofeetin hunmiddenisgeweest
6Enjij,mensenkind,weesnietbangvoorhenenweesniet bangvoorhunwoorden,alzijnerdistelsendoornenbijje enwoonjetemiddenvanschorpioenenWeesnietbang voorhunwoordenenweesnietontsteldvoorhunblikken, alzijnzijeenopstandigvolk.
7Engijzultmijnwoordentothenspreken,hetzijzijzullen luisteren,hetzijzijhetzullennalaten;wantzijzijnzeer weerspannig.
8Maarjij,mensenkind,luisternaarwatIktegenjezeg Weesnietopstandigzoalsdatopstandigehuis;doejemond openeneetwatIkjegeef
9Entoenikkeek,zie,erwerdeenhandnaarmijtoe gestoken,enzie,erlageenboekrolin.
10Enhijspreiddehetvoormijuit,enhetwasvanbinnen envanbuitenbeschreven,enerstondenklaagliederen,en rouwenweeliedopgeschreven.
HOOFDSTUK3
1Verderzeihijtegenmij:Mensenkind,eetwatjevindt; eetdezerolengaheen,spreektothethuisvanIsraël.
2Toendeedikmijnmondopen,enhijlietmijdatbroodje eten
3EnHijzeitotmij:Mensenkind,laatuwbuiketenenvul uwingewandenmetdezeroldieIkugeefToenatikhem op,enhijwasinmijnmondzoetalshoning
4EnHijzeidetotmij:Mensenkind,gaheen,ganaarhet huisvanIsraëlenspreektothenmetMijnwoorden
5WantGijzijtnietgezondentoteenvolk,dateenvreemde taalspreekteneenmoeilijketaalspreekt,maartothethuis vanIsraël,
6Nietaanveelmensenmeteenvreemdetaaleneen moeilijketaal,waarvanudewoordennietkuntverstaan. Alsikunaarhenhadgestuurd,zoudenzezekernaaru hebbengeluisterd
7MaarhethuisvanIsraëlzalnaarunietluisteren,omdat zijnaarMijnietwillenluisterenHethelehuisvanIsraëlis immersschaamteloosenhardvochtig
8Zie,Ikmaakuwaangezichtsterktegenhunaangezichten, enuwvoorhoofdsterktegenhunvoorhoofd 9Ikhebjevoorhoofdgemaaktalseendiamant,harderdan eenkiezelsteen.Weesnietbangvoorhenenweesniet verschriktdoorhunblikken,alzijnzijeenopstandighuis 10EnHijzeidetotmij:Mensenkind,ontvangalde woordendieIktotusprekenzalinuwhartenhoormetuw oren
11Gadanheen,begeefunaardegevangenen,naaruw volksgenoten,enspreektothenenzeghun:Zozegtde HeereHEERE;ofzijzullenluisteren,ofhetzullennalaten 12ToennamdeGeestmijop,enikhoordeachtermijeen stemmeteengeweldigruisen,diezei:Geprezenzijde heerlijkheidvandeHEEREvanuitzijnwoonplaats 13Ikhoordeookhetgeruisvandevleugelsvandedieren dieelkaaraanraakten,enhetgeratelvanderaderendie tegenelkaaraankwamen,enhetgeluidvaneengeweldig geruis.
14ToenhiefdeGeestmijopennammijmee,enikging heen,verbitterdeninberoeringvanmijngeest,maarde handvandeHEEREwassterkopmij
15ToenkwamikbijdegevangeneninTel-Abib,dieaan derivierdeKebarwoondenIkgingzittenwaarzijzaten enbleefdaarzevendagenverbaasdinhunmidden
16Enhetgeschieddenaverloopvanzevendagen,dathet woorddesHEERENtotmijkwam,zeggende:
17Mensenkind,Ikhebuaangesteldtoteenwachterover hethuisvanIsraëlLuisterdaaromnaarhetwoorduitMijn mondenwaarschuwhennamensMij
18WanneerIktotdegoddelozezeg:Gijzultzekersterven, engijwaarschuwthemniet,nochspreektgijomde goddelozetewaarschuwenvoorzijnslechteweg,omzijn
leventebehouden,danzaldiegoddelozeinzijneigen ongerechtigheidsterven,maarzijnbloedzalIkvanuw handeisen
19MaaralsGijdegoddelozewaarschuwt,enhijbekeert zichnietvanzijngoddeloosheidenvanzijnslechteweg, danzalhijinzijneigenongerechtigheidsterven,maarGij hebtuwlevengered
20Wanneereenrechtvaardigezichafkeertvanzijn gerechtigheidenonrechtdoet,enIkeenstruikelblokvoor hemneerleg,danzalhijsterven,omdatUhemniet gewaarschuwdhebt,zalhijinzijnzondestervenenaan zijngerechtigheid,diehijgedaanheeft,zalnietgedacht worden;maarzijnbloedzalIkvanUwhandeisen.
21Maaralsuderechtvaardigewaarschuwt,zodatde rechtvaardigenietzondigt,enhijzondigtniet,danzalhij zekerleven,omdathijgewaarschuwdis;ookhebtuuw levengered
22ToenwasdehandvandeHEEREdaaropmij,enHij zeitegenmij:Staop,ganaardevlakte,endaarzalIkmet uspreken
23ToenstondikopengingnaardevlakteEnzie,daar stonddeheerlijkheidvandeHEERE,zoalsdeheerlijkheid dieikaanderivierKebargezienhadToenvielikmet mijngezichtteraarde
24Toenkwamdegeestinmij,deedmijopmijnvoeten staan,sprakmetmijenzeitegenmij:Gaheen,sluituopin uwhuis
25Maargij,mensenkind,zie,zijzullenuboeienaandoen enudaarmeebinden,engijzultinhunmiddennietuitgaan 26Ikzaluwtongaanuwgehemeltelatenkleven,zodatu stomzultzijnenvoorhengeenbestrafferzultzijn,wantzij zijneenweerspannighuis
27MaarwanneerIkmetuspreek,zalIkuwmondopenen, engijzulttothenzeggen:ZozegtdeHeereHEERE:Wie hoort,diehore;enwienalaat,dienalaat,wantzijzijneen weerspannighuis
HOOFDSTUK4
1Engij,mensenkind,neemeendakpan,legdievooru neerenlegdaaropdestadJeruzalem
2Enbelegerhet,enbouwereenvestingtegen,enwerper eenlegerkamptegenop;stelereenlegerkamptegenop,en plaatserstormrammenrondomtegen
3Neemookeenijzerenpanenzetdiealseenijzerenmuur tussenuendestad.Richtuwblikertegen,zodatdestad belegerdwordtenuhaarbelegertDitzaleentekenzijn voorhethuisvanIsraël.
4Gaookopuwlinkerzijdeliggenenlegdaaropde ongerechtigheidvanhethuisvanIsraëlNaarhetaantal dagendatudaaropligt,zultuhunongerechtigheiddragen
5WantIkhebdejarenvanhunongerechtigheidopu gelegd,naarhetgetalvandedagen,driehonderdnegentig dagen;zozultudeongerechtigheidvanhethuisvanIsraël dragen
6Wanneeruditgedaanhebt,moetuopnieuwopuw rechterzijdegaanliggen.Danzultudeongerechtigheidvan hethuisvanJudaveertigdagendragenIkhebuelkedag opgelegd,vooreenjaar
7Daarommoetuuwblikrichtenopdebelegeringvan Jeruzalem,enuwarmmoetontblootzijn,enumoet ertegenprofeteren
8Enzie,Ikzaluboeienopleggen,engijzultunietvande enezijdenaardeandereomkeren,totdatgijdedagenvan uwbelegeringvoleindigdhebt
9Neemooktarwe,gerst,bonen,linzen,gierstenwikken, doezeinéénpotenmaakerbroodvan.Hetisgelijkaan hetaantaldagendatuopuwzijdeligt: driehonderdnegentigdagenzultudaarvaneten
10Enhetvoedseldatueet,moetwordenafgewogen: twintigsjekelperdagVantijdtottijdmoetuheteten
11Drinkookwater,eenbepaaldehoeveelheid,eenzesde deelvaneenhin;vantijdtottijdmoetuhetdrinken
12Engijzulthetetenalsgerstekoeken,engijzulthet bakkenmetdemest,dieuitdemenskomt,voorhunogen.
13EndeHEEREzeide:Opdezelfdewijzezullende kinderenIsraëlshunonreinbroodetentemiddenvande heidenvolken,waarheenIkhenverdrijvenzal.
14Toenzeiik:Ach,HeereHEERE!zie,mijnzielisniet verontreinigd;wantvanmijnjeugdaftotnutoehebik nietsgegetenvaneenstervendeofverscheurdevrucht;en erkwamgeenafschuwelijkvleesinmijnmond
15Toenzeihijtegenmij:Zie,ikgeefjekoeienmestinruil voormensenmest;daarmeemoetjejebroodbereiden.
16VerderzeiHijtotmij:Mensenkind,zie,Ikzalde broodstafinJeruzalembreken;danzullenzijbroodeten naarhetgewichtenmetzorg,enwaterzullenzijdrinken naardemaatenmetverbazing
17opdatzijbroodenwaterzoudenmissen,enzijzichmet elkaarzoudenverbijsterenenzoudenvergaanvanwegehun ongerechtigheid
HOOFDSTUK5
1Engij,mensenkind,neemueenscherpmes,neemueen scheermesenlaathetoveruwhoofdenoveruwbaardgaan; neemdaneenweegschaalomhethaartewegenente verdelen
2Eenderdedeelzultuinhetmiddenvandestadmetvuur verbranden,wanneerdedagenvandebelegeringvoorbij zijnEenderdedeelzultunemenendaarmethetmes omheenslaan.Eenderdedeelzultuindewindverstrooien. DanzalIkhetzwaardachterhenaantrekken
3Engijzultereenkleinaantalvannemenenzeinuw zomenbinden.
4Neemerdannogeenséén,werpzemiddeninhetvuur enverbrandzemetvuurErzaldaneenvuuruitkomen overheelhethuisvanIsraël.
5ZozegtdeHeereHEERE:DitisJeruzalem;Ikhebhet geplaatsttemiddenvandeheidenvolkenenlandendie rondomhetzijn
6Meerdandeheidenvolkenheeftzijmijnbepalingenin onrechtveranderd,enmeerdandelandendierondomhaar zijn,mijnverordeningen.Zijhebbenmijnbepalingenen verordeningenverworpenenernietnaargewandeld
7Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Omdatutalrijker bentgewordendandevolkendierondomuzijn,ennietin Mijnverordeningenhebtgewandeld,enMijnbepalingen niethebtnageleefd,enniethebtgehandeldovereenkomstig debepalingenvandevolkendierondomuzijn,
8Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Zie,Ik,Ikzalaanu gerichtenoefeneninuwmidden,voordeogenvande heidenvolken
9IkzalonderudoenwatIknietgedaanheb,enwatIk voortaannietmeerzaldoen,vanwegealuwgruweldaden. 10Daaromzullendevadershunkindereninhetmidden vanuopeten,endekinderenzullenhunvadersopeten.Ik zalgerichtenaanuvoltrekkenenalwatvanu overgeblevenis,zalIknaarallewindstrekenverstrooien 11Daarom,zowaarIkleef,spreektdeHeereHEERE, OmdatgijMijnheiligdomverontreinigdhebtmetaluw gruwelenenmetaluwgruweldaden,daaromzalookIku vernederen;IkzalunietsparenenIkzalgeendeernis hebben
12Eenderdedeelvanuzaldoordepeststerven,endoor dehongerzullenzijinuwmiddenomkomen;eneenderde deelzalrondomudoorhetzwaardvallenEneenderde deelzalIkinallewindstrekenverstrooien,enachterhen zalIkhetzwaardtrekken.
13AlduszalMijntoornvoltrokkenworden,enIkzalMijn grimmigheidophendoenrustenenIkzalMijgetroost voelen,enzijzullenwetendatIk,deHEERE,hetinMijn ijvergesprokenheb,wanneerIkMijngrimmigheidinhen hebvolbracht
14Ikzalumakentoteenverwoestingentoteensmaad onderdevolkendierondomuzijn,voordeogenvanallen dievoorbijtrekken
15Hetzaleensmaadeneenhoonzijn,eenleseneen verschrikkingvoordevolkendierondomuzijn,wanneer Ikintoorn,ingrimmigheideningrimmigebestraffingen oordelenaanuvoltrek.Ik,deHEERE,hebhetgesproken. 16WanneerIkdebozepijlenvandehongersnoodophen zalzenden,dietothunverderfzullenzijnendieIktotuw verderfzalzenden,enIkdehongersnoodoveruzaldoen toenemenenuwbroodstafzalbreken,
17DaaromzalIkhongersnoodenwildedierenoveru zenden,dieuzullenberoven;pestenbloedzullenonderu teisteren;enIkzalhetzwaardoverubrengenIk,de HEERE,hebhetgesproken
HOOFDSTUK6
1EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende: 2Mensenkind,richtuwblikopdebergenvanIsraëlen profeteertegenhen
3Enzeg:BergenvanIsraël,hoorthetwoordvandeHeere HEERE!ZozegtdeHeereHEEREtotdebergenentotde heuvels,totderivierenentotdedalen:Zie,Ikbrenghet zwaardoveruenIkzaluwhoogtenverwoesten.
4Uwaltarenzullenverwoestwordenenuwgewijdestenen zullenvernieldworden.Ikzaluwverslagenenvooruw afgodenneerwerpen
5IkzaldelijkenvandeIsraëlietenvoorhunafgoden neerleggen,enjulliebeenderenrondomjulliealtaren verstrooien.
6Inaluwwoonplaatsenzullendestedenverwoestworden endeofferhoogteneenwilderniswordenUwaltaren zullenverwoestenverlatenworden,uwafgodenzullen vernieldwordenenverdwijnen,uwgewijdebeeldenzullen omgehaktwordenenuwwerkenzullentenietgedaan worden
7Endegesneuveldenzulleninuwmiddenvallen,engij zultweten,datIkdeHEEREben.
8TochzalIkeenoverblijfseloverlaten,opdatervooru enkelenzullenzijndieaanhetzwaardonderde
heidenvolkenontkomen,wanneeruoverdelanden verstrooidzultworden.
9Enzijdievanuontkomen,zullenaanMijdenkenonder deheidenvolkenwaarheenzijgevankelijkzullenworden weggevoerd,omdatIkgebrokenbendoorhunhoererend hart,datvanMijisafgeweken,endoorhunogen,die hoererijbedrijvenachterhunafgodenZijzullenwalgen vanzichzelfvanwegedewandadendiezijhebbenbegaan metalhungruwelen
10DanzullenzijwetendatIkdeHEEREben,endatIk nietvoornietsgezegdhebdatIkhunditkwaadzou aandoen
11ZozegtdeHeereHEERE:Slametuwhandenstamp metuwvoetenzeg:Weealdebozegruweldadenvanhet huisvanIsraël!Wantzijzullenvallendoorhetzwaard, doordehongerendoordepest.
12Wieverwegis,zalstervendoordepest,wiedichtbijis, zalvallendoorhetzwaard,wieoverblijftenbelegerd wordt,zalstervendoordehonger.ZozalIkmijn grimmigheidoverhentenuitvoerbrengen
13DanzultuwetendatIkdeHEEREben,wanneerhun gesneuveldenzullenliggentussenhunafgodenrondom hunaltaren,opelkehogeheuvel,opalletoppenvande bergen,onderelkegroeneboomenonderelkedichteeik, deplaatswaarzijaanalhunafgodeneenaangenamegeur offerden
14DaaromzalIkMijnhandtegenhenuitstrekkenenhet landtoteenwoestenijmaken,nogwoesterdandewoestijn bijDiblat,metalhunwoonplaatsenDanzullenzijweten datIkdeHEEREben
HOOFDSTUK7
1HetwoordvandeHEEREkwamtotmijenluidde:
2Ookgij,mensenkind,zozegtdeHeereHEEREoverhet landvanIsraël:Heteinde,heteindeisgekomenoverde vierhoekenvanhetland.
3Nuisheteindeoverugekomen,enIkzalMijntoorn overuzenden,enIkzalurichtenovereenkomstiguw wegen,enIkzaluvergeldenaluwgruweldaden.
4IkzalunietsparenenIkzalgeendeernishebbenIkzal uwwegenaanuvergelden,enuwgruweldadenzullenin uwmiddenzijn,enuzultwetendatIkdeHEEREben.
5ZozegtdeHeereHEERE:Eriseenonheilgekomen,een louteronheil
6Erkomteeneinde,heteindeisgekomen;hetwaaktover u;zie,hetisgekomen
7Demorgenisvoorugekomen,bewonersvanhetland! Detijdisgekomen,dedagvanbenauwdheidisnabij,en niethetgeluidvandebergen
8NuzalIkweldraMijngrimmigheidoveruuitstortenen Mijntoorntenvolleoverubrengen.Ikzalurichten overeenkomstiguwwegenenualuwgruweldaden vergelden
9IkzalniemandontzienengeendeernishebbenIkzalu vergeldennaaruwwegenennaaruwgruweldaden,diein uwmiddenzijn;enuzultwetendatIk,deHEERE,ben, Dieslaat
10Zie,dedag,zie,hijisgekomen;demorgenisvoorbij; deroedeisinbloeigekomen,dehoogmoedisuitgebot.
11Hetgeweldisopgestegentoteenstafvan goddeloosheid;erzalniemandvanhenoverblijven,noch
vanhunmenigte,nochvanwievanhenook;erzalover hennietgeweeklaagdworden.
12Detijdisgekomen,dedagnadert;dekoperverheuge zichniet,endeverkopertreurdeniet,wanttoornisoveral zijnmenigte.
13Wantdeverkoperzalnietterugkerentothetverkochte, hoewelhijnogleeftWanthetvisioenbetreftdegehele menigteervan,dienietzalterugkeren.Enniemandzalzich sterkenindeongerechtigheidvanzijnleven
14Zijhebbenopdetrompetgeblazenenalles gereedgemaakt,maarniemandtrekttenstrijde,wantmijn toornrustophaargehelemenigte
15Hetzwaardisvanbuiten,endepestendehongerzijn vanbinnenWieophetveldis,zaldoorhetzwaardsterven, enwieindestadis,zaldoordehongerendepestworden verteerd.
16Maardegenendieuithenontkomen,zullenontkomen Zijzullenopdebergenzijnalsdeduivenderdalen,allen treurend,iederomzijnongerechtigheid.
17Allehandenzullenslapworden,enalleknieënzullen slapzijnalswater
18Ookzullenzijzichmetzakkenomgorden,enontzetting zalhenbedekken;schaamtezalopallegezichtenzijn,en kaalheidopalhunhoofden
19Hunzilverzullenzijopstraatwerpenenhungoudzal weggenomenwordenHunzilverenhungoudzullenhen nietkunnenreddenopdedagvandetoornvandeHEERE Zijzullenhunzielnietverzadigenenhunbinnensteniet vullen,wanthetiseenstruikelblokvoorhun ongerechtigheid
20Watdeschoonheidvanzijnsieraadbetreft,dieheeftHij inmajesteitgeplaatstMaarzijhebbendaarin afschuwelijkebeeldenenafschuwelijkedingengemaakt DaaromhebIkdievervanhengeplaatst.
21Ikzalhetalsroofovergevenaandemachtenvan vreemdenenalsbuitaandegoddelozenderaarde,diehet ontheiligen.
22Ikzalmijnaangezichtvanhenafwenden,enzijzullen mijnschuilplaatsontheiligen,wantroverszullener binnenkomenenhaarverontreinigen.
23Maakeenketen,wanthetlandisvolbloedigemisdaden endestadisvolgeweld
24DaaromzalIkdeergsteheidenvolkenlatenkomen,en zijzullenhunhuizeninbezitnemenIkzaldeprachten praalvandemachtigendoenophouden,enhunheilige plaatsenzullenverontreinigdworden.
25Erkomtverderf,zezoekenvrede,maardiezalerniet zijn.
26Erzalonheiloponheilkomen,erzalgeruchtopgerucht zijn;danzullenzijeenvisioenvandeprofeetzoeken;maar dewetzalvoordepriesterverdwijnenenraadgevingen voordeoudsten.
27Dekoningzalrouwbedrijven,devorstzalmet verwoestingbekleedworden,dehandenvanhetvolkvan hetlandzullenschrikaanjagenIkzalhundoenzoalszij hetgedaanhebben,enovereenkomstighunverdienstenzal Ikhenrichten,enzijzullenwetendatIkdeHEEREben.
HOOFDSTUK8
1Inhetzesdejaar,opdevijfdedagvandezesdemaand, terwijlikinmijnhuiszatendeoudstenvanJudavoormijn
Ezechiël aangezichtzaten,vieldaardehandvandeHeereHEERE opmij.
2Toenzagik,enzie,ietsdatleekopvuur:vanafwatop zijnlendenenleeknaarbeneden,waservuur;envanafzijn lendenennaarboven,alseenglans,alsdeglansvanamber.
3Enhijstrektedegedaantevaneenhanduitengreepmij bijeenlokvanmijnhoofd;endeGeesttildemijoptussen deaardeendehemelenbrachtmijindevisioenenvan GodnaarJeruzalem,naardedeurvandebinnenstepoort, dieuitzietophetnoordenWaarwasdezetelvanhetbeeld vanjaloezie,datjaloezieopwekt
4Enzie,daarwasdeheerlijkheidvandeGodvanIsraël, overeenkomstighetgezichtdatikindevlaktegezienhad.
5Toenzeihijtegenmij:Mensenkind,slanuuwogenop naarhetnoordenIksloegmijnogenopnaarhetnoorden enzie,aandenoordkant,bijdeingangvanhetaltaar,dit beeldvanjaloezie
6Verderzeihijtegenmij:Mensenkind,ziejewatzedoen? DegrotegruweldadendiehethuisvanIsraëlhierdoet, zodatIkvervanmijnheiligdommoetweggaanMaarkeer jenogeensom,danzuljenoggroteregruweldadenzien
7Enhijbrachtmijtotaandeingangvandevoorhof.En toenikkeek,zie,erwaseengatindemuur
8ToenzeiHijtegenmij:Mensenkind,graaftocheenseen gatindemuur.Toenikeengatindemuurhadgegraven, zie,daarwaseendeur
9Enhijzeitegenmij:Ganaarbinnenenziedegoddeloze gruweldadendiezehierdoen.
10Toengingiknaarbinnenenkeek,enzie,erwaren allerleikruipendedierenenafschuwelijkedierenenalde afgodenvanhethuisvanIsraëlrondomopdemuur geschilderd
11Envoorhenstondenzeventigmannenvandeoudsten vanhethuisvanIsraël,enJaäzanja,dezoonvanSafan, stondinhetmiddenvanhen;iederhadzijnwierookvatin dehand;ersteegeendikkewierookwolkop
12ToenzeiHijtegenmij:Mensenkind,hebjegezienwat deoudstenvanhethuisvanIsraëlinhetdonkerdoen,ieder indekamersvanzijnbeelden?Zezeggen:DeHEEREziet onsniet;deHEEREheeftdeaardeverlaten.
13EnHijzeidetotmij:Bekeerunogeens,engijzultnog groteregruweldadenzien,diezijdoen
14Toenbrachthijmijnaardeingangvandepoortvanhet huisvandeHEERE,dieaandenoordkantligtEnzie,daar zatenvrouwendieTammuzbeweend
15Toenzeihijtegenmij:Hebjedatgezien,mensenkind? Bekeerjenogeens,danzuljenoggroteregruweldaden ziendandeze.
16Toenbrachthijmijnaardebinnenstevoorhofvanhet huisvandeHEEREEnzie,bijdeingangvandetempel vandeHEERE,tussendevoorhalenhetaltaar,stonden ongeveervijfentwintigmannen.Zijstondenmethunrug naardetempelvandeHEEREenmethungezichtnaarhet oostenZijbogenzichneervoordezoninderichtingvan hetoosten
17Toenzeihijtegenmij:Hebjedatgezien,mensenkind? IshetgeringvoorhethuisvanJudadatzijdegruweldaden begaandiezijhierbedrijven?Zijhebbenhetlandimmers metgeweldvervuldenzijnteruggekomenomMijtottoorn teverwekken.Enzie,zijhebbendetakaanhunneusgezet.
18DaaromzalookIkingrimmigheidhandelen;Ikzalniet sparenenIkzalgeendeernishebben;alroepenzijmet luidersteminMijnoren,tochzalIknaarhennietluisteren
HOOFDSTUK9
1Enhijriepmetluidersteminmijnoren:Laatdemannen dieoverdestadwaken,naderbijkomen,iedermetzijn vernietigingswapeninzijnhand
2Enzie,zesmannenkwamenvandewegvandeHoge Poort,dieaandenoordzijdeligt,eniederhadeen moordwapeninzijnhandEénmanonderhenwasgekleed inlinnen,enhadeenschrijfkokeraanzijnheup;enzij gingennaarbinnenenblevenbijhetkoperenaltaarstaan
3EndeheerlijkheidvandeGodvanIsraëlsteegopvande cherubwaaropHijstond,naardedrempelvanhethuis.En Hijriepdemaninlinnenkleed,diedeschrijversinktkoker aanzijnzijdehad;
4ToenzeideHEEREtegenhem:Gamiddendoordestad, middendoorJeruzalem,entekeneenmerktekenopde voorhoofdenvandemannendiezuchtenenkermenoveral degruweldadendieinhetmiddenervangedaanworden.
5Entotdeanderenzeidehijinmijnbijzijn:Gaatachter hemaandoordestadenslaattoe;laatuwoognietsparen enhebtgeenmedelijden.
6Doodalleoudeenjongemeisjes,allekleinekinderenen allevrouwen,maarkomnietindebuurtvaneenmanop wiehetmerktekenstaat;enbeginbijmijnheiligdom.Toen begonnenzebijdeoudemannendievoorhethuisstonden 7EnHijzeitothen:Verontreinighethuisenvulde voorhovenmetdegesneuvelden;gaatheen.Enzijgingen heenenslachttenindestad
8Enhetgebeurde,terwijlzijhendoodden,datik achterbleef,datikmetmijnaangezichtteraardevielen schreeuwde,enzeide:Ach,HeereHEERE,zultGijalhet overblijfselvanIsraëlverdelgen,wanneerGijUw grimmigheidoverJeruzalemuitstort?
9Toenzeihijtegenmij:Deongerechtigheidvanhethuis vanIsraëlenvanJudaisbuitengewoongroot,hetlandis volbloedendestadvolverdorvenheid.Wantzijzeggen: DeHEEREheeftdeaardeverlaten,endeHEEREziethet niet
10EnwatMijbetreft,IkzalhennietsparenenIkzalgeen deernishebben,maarIkzalhunwegophunhoofddoen neerkomen
11Enzie,demangekleedinlinnen,diedeinktkokeraan zijnheuphad,brachthetverslaguit,zeggende:Ikheb gedaan,zoalsGijmijbevolenhebt.
HOOFDSTUK10
1Toenzagikenzie,bovenhetuitspanselbovende hoofdenvandecherubijnenverscheenietsalssaffier,dat leekopeentroon
2Enhijspraktotdemangekleedinlinnen,enzeide:Ga tussendewielenin,onderdecherub,envuluwhandmet vurigekolenvantussendecherubs,enstrooizeoverde stadEnhijgingnaarbinnenvoormijnogen
3Toendemannaarbinnenging,stondendecherubsaan derechterkantvanhethuis,endewolkvuldedebinnenste voorhof
Ezechiël
4ToensteegdeheerlijkheidvandeHEEREopvande cherubenbleefstaanopdedrempelvanhethuis.Enhet huiswerdvervuldmetdewolk,endevoorhofwasvolvan deglansvandeheerlijkheidvandeHEERE.
5Enhetgezangvandevleugelsvandecherubijnenwerd gehoordtotindebuitenstevoorhof,alsdestemvande AlmachtigeGodwanneerHijspreekt
6Enhetgebeurde,toenHijaandeman,gekleedinlinnen, bevelgaf:Neemvuurtussendewielen,tussendecherubs; toengingHijnaarbinnenenbleefbijdewielenstaan
7Eneencherubstrektezijnhanduitvantussendecherubs naarhetvuurdattussendecherubswas,enhijnamervan engafhetindehandenvanhemdiemetlinnenbekleed was;dezenamhetengingweg
8Enerverscheenaandecherubijneneengedaantealsvan eenmensenhand,onderhunvleugels.
9Entoenikkeek,zie,devierwielenstondenbijde cherubs:éénwielbijdeenecherub,ennogeenwielbijde anderecherub.Dewielenzageneruitalsdekleurvan saffier
10Enwathunuiterlijkbetreft,zelekenallevieropelkaar, alsofereenwielinhetmiddenvaneenwielwasgeweest.
11Wanneerzijgingen,gingenzijophunvierzijden;zij keerdenzichnietomterwijlzijgingen,maarzijvolgdende plaatswaarhethoofdzijnblikrichtte;zijkeerdenzichniet omterwijlzijgingen
12Enhunhelelichaam,hunruggen,hunhanden,hun vleugelsendewielenwarenrondomvologen;dewielen diezeallevierhadden
13Watdewielenbetreft,diewerdeninmijnoren toegeroepen:Wiel!
14Iederhadviergezichten:heteerstegezichtwashet gezichtvaneencherub,hettweedegezichtwashetgezicht vaneenmens,hetderdewashetgezichtvaneenleeuwen hetvierdewashetgezichtvaneenarend 15EndecherubsverhievenzichDitishetlevendewezen datikzagbijderivierdeKebar.
16Enwanneerdecherubsgingen,gingendewielennaast hen;enwanneerdecherubshunvleugelsophievenomvan deaardeoptestijgen,draaidendewielenooknietvanhen af 17Alszijstonden,stondendezenook;enalszijzich verhieven,verhievendezenzichook,wantdegeestvanhet levendewezenwasinhen
18ToenverdweendeheerlijkheidvandeHEEREvande drempelvanhethuisenbleefstaanbovendecherubs.
19Endecherubshievenhunvleugelsopenverhievenzich vandeaardevoormijnogen.Wanneerzijuitgingen,waren deraderenooknaasthenZijblevenallenstaanbijde ingangvandeoostpoortvanhethuisvandeHEERE,ende heerlijkheidvandeGodvanIsraëlwasvanbovenboven hen.
20DitishetlevendewezendatikzagonderdeGodvan Israël,bijderivierdeKebarEnikwistdathetcherubs waren
21Iederhadviergezichteneniederhadviervleugels Onderhunvleugelswasietswatleekopmensenhanden.
22Endegelijkenisvanhungezichtenwasdezelfdealsdie ikaanderivierdeKebarhadgezien,hunvoorkomenen hunpersoon:zijliepeniederrechtvoorzichuit.
HOOFDSTUK11
1ToenhiefdeGeestmijopenbrachtmijnaardeoostpoort vanhethuisvandeHEERE,dienaarhetoostenziet.En zie,bijdedeurvandepoortwarenvijfentwintigmannen, onderwieikJaäzanja,dezoonvanAzur,enPelatja,de zoonvanBenaja,vorstenvanhetvolkzag
2ToenzeiHijtegenmij:Mensenkind,ditzijndemannen dieonheilsmedenenbozeplannenberamenindezestad
3Diezeggen:Hetisnietdichtbij;latenwijhuizenbouwen; dezestadisdekookpot,enwijzijnhetvlees
4Profeteerdaaromtegenhen,profeteer,mensenkind!
5ToenvieldeGeestvandeHEEREopmijenzeitegen mij:SpreekZozegtdeHEERE:Zohebtuhetgezegd, huisvanIsraël!Ikweetimmersalledingendieinuw gedachtenopkomen.
6Julliehebbenhetaantalgesneuveldenindezestad vermenigvuldigd,endestratenervanmetgesneuvelden gevuld.
7Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Uwgesneuvelden, diegijinhetmiddendaarvanhebtgelegd,zijnhetvlees,en dezestadisdepot;maarIkzaluuithetmiddendaarvan weghalen
8Gijhebthetzwaardgevreesd;daaromzalIkhetzwaard overubrengen,spreektdeHeereHEERE.
9Ikzaluuituwmiddenwegleidenenuoverlevereninde handenvanvreemdenIkzalgerichtenonderuoefenen 10Doorhetzwaardzultuvallen.Ikzaluoordeleninhet gebiedvanIsraël,enuzultwetendatIkdeHEEREben
11Dezestadzaluwpotnietzijn,enuzultniethetvlees zijninhaarmidden.MaarIkzalurichtenophetgebied vanIsraël
12DanzultuwetendatIkdeHEEREben,omdatuniet volgensMijninzettingenhebtgewandeldenMijn bepalingenniethebtnageleefd,maarnaardegebruikenvan deheidenvolkenrondomuhebtgehandeld
13Enhetgebeurde,terwijlikprofeteerde,datPelatja,de zoonvanBenaja,stierfToenwierpikmijopmijn aangezicht,riepmetluidestemenzei:Ach,HeereHEERE, zultGijeeneindemakenaanhetoverblijfselvanIsraël?
14VerderkwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:
15Mensenkind,uwbroeders,uwbroeders,demannenvan uwverwantenenhetgehelehuisvanIsraël,zijzijnhet,tot wiedeinwonersvanJeruzalemgezegdhebben:Gaweg vandeHEERE!Aanonsisditlandinbezitgegeven.
16Daaromzeg:ZozegtdeHeereHEERE:AlhebIkhen verdrevenonderdeheidenvolken,enalhebIkhen verstrooidoverdelanden,tochzalIkvoorhenzijnalseen kleinetempelindelandenwaarzijkomen
17Daaromzeg:ZozegtdeHeereHEERE:Ikzalu vergaderenuitdevolkenenubijeenbrengenuitdelanden waaronderuverstrooidbent,enIkzaluhetlandvanIsraël geven
18Enzijzullendaarheenkomenenalhaarafschuwelijke dingenenalhaargruwelenvandaarwegnemen 19EnIkzalhunéénhartgeveneneennieuwegeestinhun binnenste;enIkzalhetstenenhartuithunlichaam wegnemenenhuneenvlesenhartgeven 20opdatzijinMijninzettingenwandelenenMijn bepalingeninachtnemenenzehouden,danzullenzijMijn volkzijnenIkzalhunGodzijn
21Maarhen,wierhartwandeltnaarhethartvanhun gruwelenenhunafschuwelijkheden,hunwegzalIkophun eigenhoofddoenneerkomen,spreektdeHeereHEERE 22Toenhievendecherubshunvleugelsop,endewielen naasthen,endeheerlijkheidvandeGodvanIsraëlwas vanbovenbovenhen
23ToensteegdeheerlijkheidvandeHEEREopuithet middenvandestadenbleefstaanopdebergdietenoosten vandestadligt
24DaarnanamdeGeestmijopenbrachtmijineen visioendoordeGeestvanGodnaarChaldea,naarde gevangenenHetvisioendatikhadgezien,steegvanmij op.
25Toenverteldeikhunoverdegevangenschapalleswat deHEEREmijhadlatenzien
HOOFDSTUK12
1HetwoordvandeHEEREkwamooktotmij,zeggende: 2Mensenkind,uwoonttemiddenvaneenopstandighuis Zehebbenogenomtezien,maarzezienniet,enorenom tehoren,maarzehorenniet,wantzezijneenopstandig huis
3Daarom,mensenkind,maakhetverhuismateriaalgereed enverhuishetoverdagvoorhunogen.Verhuisdanvanuw plaatsnaareenandereplaatsvoorhunogenMisschien zullenzijhetopmerken,ookalzijnzijeenopstandighuis 4Danmoetuoverdaguwgoederenvoorhunogennaar buitenbrengen,alsgoederendieverhuisdmoetenworden; en'savondsmoetuvoorhunogennaarbuitengaan,als mensendieingevangenschapgaan.
5Graafvoorhunogeneengatindemuurenvoerhetwerk daaruit
6Gijzulthetvoorhunogenopuwschoudersdragenenin deschemeringwegdragen;gijzultuwaangezichtbedekken, zodatgijdegrondnietziet;wantIkhebugesteldtoteen tekenvoorhethuisvanIsraël.
7Enikdeedzoalsmijbevolenwas:overdagbrachtikmijn goederennaarbuiten,alsgoederenvoorgevangenschap,en 'savondsgroefikmetmijnhandeengatindemuur;inde schemeringbrachtikzenaarbuitenendroegzevoorhun ogenopmijnschouder
8En'smorgenskwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:
9Mensenkind,heefthethuisvanIsraël,hetopstandige huis,niettotugezegd:Watdoetu?
10Zegtegenhen:ZozegtdeHeereHEERE:Dezelast betreftdevorstinJeruzalemenhethelehuisvanIsraëldat onderhenis
11Zeg:Ikbenuwteken;zoalsIkgedaanheb,zozalhun gedaanworden:zijzullenwegtrekkeneningevangenschap gaan.
12Endevorst,dieinhunmiddenis,zalhetopzijn schouderdragenindeschemering,enzalnaarbuitengaan; zijzulleneengatindemuurgravenomhetdaarwegte brengen;hijzalzijngezichtbedekken,zodathijmetzijn ogendegrondnietziet.
13Ikzalmijnnetoverhemuitspreiden,enhijzalinmijn valstrikgevangenwordenIkzalhemnaarBabelbrengen, inhetlandvandeChaldeeën,maarhijzalhetnietzien;hij zaldaarsterven
14Enallendierondomhemzijnomhemtehelpen,zalIk naarallewindstrekenverspreiden,enalzijnbenden,enIk zalhetzwaardachterhenaantrekken
15EnzijzullenwetendatIkdeHEEREben,wanneerIk henonderdeheidenvolkenzalverstrooienenhenoverde landenzalverspreiden
16MaarIkzaleenkleinaantalmannenvanhensparen voorhetzwaard,dehongerendepest,zodatzijalhun gruweldadenkunnenverkondigenonderdeheidenvolken waarzijheengaanDanzullenzijwetendatIkdeHEERE ben
17HetwoordvandeHEEREkwamtotmijenluidde: 18Mensenkind,eetuwbroodmetbevingendrinkuw watermetbevingenmetvoorzichtigheid
19Enzegtotdebevolkingvanhetland:ZozegtdeHeere HEEREoverdeinwonersvanJeruzalemenoverhetland vanIsraël:Zijzullenhunbroodmetzorgetenenhunwater metontzettingdrinken,zodathetlandverwoestzalworden vanalwaterinis,vanwegehetgeweldvanallendieerin wonen
20Debewoondestedenzullenverwoestworden,enhet landzaleenwildernisworden,maarjulliezullenwetendat IkdeHEEREben
21EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende: 22Mensenkind,watisdatvooreenspreekwoordbijjullie inhetlandvanIsraël,datzegt:Dedagenwordenlang, maargeenenkelvisioenvervultzijndoel?
23Zegdantothen:ZozegtdeHeereHEERE:Ikzaldit spreekwoorddoenophouden,enmenzalhetinIsraëlniet meeralsspreekwoordgebruikenMaarzegtothen:De dagenzijnnabijendeuitwerkingvanelkvisioen.
24Wanterzalgeenenkelijdelvisioenenvleiende waarzeggerijmeerzijnonderhethuisvanIsraël
25WantIkbendeHEERE.Ikzalspreken,enhetwoord datIkzalspreken,zalgeschieden,enhetzalnietlanger durenWantinuwdagen,oopstandighuis,zalIkhet woordsprekenenhetgestanddoen,spreektdeHeere HEERE
26OpnieuwkwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:
27Mensenkind,zie,degenenvanhethuisvanIsraël zeggen:Hetgezichtdathijziet,isvoorveledagen,enhij profeteertovertijdendieverrezijn.
28Zegdaaromtothen:ZozegtdeHeereHEERE:Geen vanMijnwoordenzallangerduren,maarhetwoorddatIk gesprokenheb,zalgeschieden,spreektdeHeereHEERE.
HOOFDSTUK13
1EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende:
2Mensenkind,profeteertegendeprofetenvanIsraël,die profeteren,enzegtothen,dieuithuneigenhartprofeteren: HoorthetwoorddesHEEREN;
3ZozegtdeHeereHEERE:Weededwazeprofeten,die huneigengeestvolgenennietshebbengezien!
4Israël,uwprofetenzijnalsvossenindewoestijn
5Julliezijnnietindebresgeklommen,enhebbengeen omheiningaangelegdvoorhethuisvanIsraël,zodatze standkondenhoudenindestrijdopdedagvandeHEERE
6Zijhebbenijdelheidenleugenachtigewaarzeggerij aanschouwdengezegd:DeHEEREzegt,endeHEERE
Ezechiël
heefthennietgezondenEnzijhebbenanderendoenhopen, datzijhetWoordzoudenbevestigen.
7Hebbenjullienieteenijdelvisioengezien,enhebben julliegeenleugenachtigevoorspellinggedaan,terwijljullie zeggen:DeHEEREspreekthet,enIkhebhetniet gesproken?
8Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Omdatgij onwaarheidhebtgesprokenenleugenshebtgezien,daarom, ziet,Ikzaltegenuzijn,spreektdeHeereHEERE 9Enmijnhandzalzijntegendeprofetendieijdelheidzien enleugensvoorzeggen;zijzullennietaanwezigzijninde vergaderingvanmijnvolk,enzijzullennietopgeschreven wordenindegeschriftenvanhethuisvanIsraël,enzij zullenhetlandvanIsraëlnietbinnenkomen;enuzult wetendatIkdeHeereHEEREben
10Wantzijhebbenmijnvolkverleiddoortezeggen: Vrede!EnerwasgeenvredeEnmenbouwdeeenmuur, enzie,anderenbestrekendiemetongeslepenmortel
11Zegtothendiehetmetruwemortelbestrijken,dathet zalinstorten;erzaleenoverstromenderegenbuizijn,en jullie,grotehagelstenen,zullenvallen,eneenstormwind zalhetscheuren.
12Wanneerdemuurisgevallen,zalerdanniettotu gezegdworden:Waarisdebeschilderingwaarmeeuhaar hebtbeschilderd?
13Daarom,zozegtdeHeereHEERE:IkzalhetinMijn grimmigheiddooreenstormwindscheuren;inMijntoorn zullenerstortregenszijneninMijngrimmigheidzware hagelstenenomhetteverteren
14DaaromzalIkdemuurafbrekendieumetruwemortel hebtbepleisterd,enIkzalhemmetdegrondgelijkmaken, zodatzijnfundamentontdektwordtHijzalinstortenenu zultinhetmiddenervanvergaanDanzultuwetendatIk deHEEREben.
15ZozalIkMijntoorntenuitvoerbrengenaandemuuren aanhendiehemmetongehardmortelhebbenbesmeerdIk zaltotuzeggen:Demuurisernietmeer,evenminalszij diehembesmeerdhebben;
16NamelijkdeprofetenvanIsraël,dieoverJeruzalem profeterenenvredesgezichtenvoorhaarzien,maareris geenvrede,spreektdeHeereHEERE
17Engij,mensenkind,richtuwaangezichttegende dochtersuwsvolks,dieuiteigenhartprofeteren;en profeteertegenhen,
18Enzeg:ZozegtdeHeereHEERE:Weedevrouwendie kussensnaaienaanallearmsgatenenhoofddoekenmaken opdehoofdenvanallelengtenomzielentejagen!Zullen julliedezielenvanmijnvolkjagenendezielendienaar jullietoekomen,inlevenhouden?
19Enwiltumijverontreinigenondermijnvolkvooreen handvolgerstenvoorstukkenbrood,doordezielente dodendienietzoudensterven,endezieleninlevente houdendienietzoudenleven,dooruwleugenste verkondigenaanmijnvolkdatuwleugenshoort?
20Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikzaltegenuw kussenszijn,waarmeegijdaardezielenjaagtomzete latenvliegen.Ikzalzeuituwarmenrukkenendezielen latengaan,dezielen,diegijjaagtomzetelatenvliegen
21IkzaluwdoekenscheurenenIkzalmijnvolkuituw handredden.Zijzullennietlangerdooruworden opgejaagdDanzultuwetendatIkdeHEEREben
22Omdatjulliedoorleugenshethartvanderechtvaardige bedroefdhebben,dieIknietbedroefdheb,endehanden vandegoddelozegesterkt,zodathijzichnietbekeerdevan zijnslechteweg,doorhemhetleventebeloven.
23Daaromzultugeenijdelewaarzeggerijmeer aanschouwen,nochvoorspellingenvanGodWantIkzal Mijnvolkuituwhandredden,enuzultwetendatIkde HEEREben.
HOOFDSTUK14
1ToenkwamenerenigenvandeoudstenvanIsraëlnaar mijtoeengingenvoormijzitten.
2EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende: 3Mensenkind,dezemannenhebbenhunafgodeninhun hartgeplaatstenhebbendestruikelblokvanhun ongerechtigheidvoorzichgelegdZouIkdannogdoorhen geraadpleegdworden?
4Spreekdaaromtothenenzegtothen:ZozegtdeHeere HEERE:IedervanhethuisvanIsraël,diezijnafgodenin zijnhartsteltendestruikelblokvanzijnongerechtigheid voorzichneerlegt,entotdeprofeetkomt,Ik,deHEERE, zalhemantwoorden,dieovereenkomstigdemenigtevan zijnafgodenkomt;
5opdatIkhethuisvanIsraëlinhunhartzounemen,omdat zijallenvanMijvervreemdzijndoorhunafgoden
6DaaromzegtothethuisvanIsraël:ZozegtdeHeere HEERE:Bekeeruenkeeruafvanuwafgodenenkeeruaf vanaluwgruwelen
7WantiederuithethuisvanIsraëlendevreemdelingdie inIsraëlvertoeft,diezichvanMijafzondertenzijn afgodeninzijnhartsteltendestruikelblokvanzijn ongerechtigheidvoorzichneerlegt,endienaareenprofeet gaatomhemoverMijteraadplegen,Ik,deHEERE,zal hemdoorMijzelfantwoorden
8Ikzalmijnaangezichttegendiemankerenenhemtot eentekeneneenspreukmaken.Ikzalhemuithetmidden vanmijnvolkuitroeien,enuzultwetendatIkdeHEERE ben
9Wanneereenprofeetzichlaatmisleiden,terwijlhijiets zegt,danhebIk,deHEERE,dieprofeetmisleidIkzal Mijnhandtegenhemuitstrekkenenhemuithetmidden vanMijnvolkIsraëlwegvagen.
10Enzijzullendestrafvoorhunongerechtigheiddragen; destrafvoordeprofeetzalzijnzoalsdestrafvoorhemdie hemzoekt; 11opdathethuisvanIsraëlnietmeervanMijafdwaalt,en nietmeerverontreinigdwordtmetalhunovertredingen, maaropdatzijMijnvolkzullenzijn,enÍkhunGodzalzijn, spreektdeHeereHEERE
12HetwoordvandeHEEREkwamopnieuwtotmijenzei: 13Mensenkind,wanneerdatlandtegenMijzondigtdoor zwaarteovertreden,danzalIkMijnhandertegen uitstrekkenendestafvanzijnbroodbrekenIkzaler hongersnoodoverzendenenmensendieruitroeien 14Alzoudendezedriemannen,Noach,DaniëlenJob, erbijbetrokkenzijn,zijzoudendoorhungerechtigheid alleenhuneigenzielredden,spreektdeHeereHEERE 15WanneerIkwildedierendoorhetlandlaattrekken, zodatzijhetverwoestenenereenwoestenijvanmaken, zodatniemandermeerdoorheenkantrekkenvanwegede wildedieren,
16Alwarendezedriemannendaarin,zowaarIkleef, spreektdeHeereHEERE,zonenendochterszullenzijniet redden;alleenzijzullengeredworden,maarhetlandzal eenwoestenijworden.
17OfwanneerIkhetzwaardoverdatlandbrengenzeg: Zwaard,gadoorhetland,zodatIkmensendiereruit uitroei,
18Alwarendezedriemannendaarin,zowaarIkleef, spreektdeHeereHEERE,zonenendochterszullenzijniet redden,maaralleenzijzelfzullengeredworden
19OfwanneerIkdepestindatlandzendenMijn grimmigheiderinbloeduitstort,omermensendieruitte roeien,
20AlwarenNoach,DaniëlenJobdaarin,zowaarIkleef, spreektdeHeereHEERE,zijzullenzoonnochdochter redden;zijzullendoorhungerechtigheidslechtszichzelf redden
21WantzozegtdeHeereHEERE:Hoeveeltemeer, wanneerIkMijnvierzwareoordelenoverJeruzalemzend: hetzwaard,dehonger,deschadelijkedierenendepest,om ermensendieruitteroeien?
22Maarzie,daarinzaleenoverblijfseloverblijvendat voortgebrachtzalworden,zowelzonenalsdochtersZie, zijzullentotuvoortkomen,enuzulthunwegenhun dadenaanschouwen.Enuzultgetroostwordenoverhet kwaaddatIkoverJeruzalemgebrachtheb,overalwatIk erovergebrachtheb
23Enzijzullenutroosten,alsuhunwegenenhandelingen ziet,enuzultwetendatIknietzonderoorzaakhebgedaan alwatIkinhengedaanheb,spreektdeHeereHEERE HOOFDSTUK15
1EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende:
2Mensenkind,watisdewijnstokbovenelkeandereboom, endandetakdietussendebomenvanhetwoudis?
3Zalmendaarvanhouthalenomerenigwerkmeetedoen? Ofzalmenereenspeldvannemenomereenvoorwerp aanoptehangen?
4Zie,hetwordtinhetvuurgeworpenalsbrandstof;het vuurverteertdeuiteindenervanenhetmiddenervan verbrandtIshetgeschiktvoorenigwerk?
5Zie,toenhetgaafwas,washetvoorgeenenkelwerk geschiktHoeveelminderzalhetdanvoorenigwerk geschiktzijn,wanneerhetvuurhetheeftverteerden verbrand?
6Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Zoalsdewijnstok onderdebomenvanhetwoud,dieIkaanhetvuurals brandstofhebprijsgegeven,zozalIkdeinwonersvan Jeruzalemgeven
7Ikzalmijnaangezichttegenhenkeren;zijzullenuithet enevuurweggaan,enhetanderevuurzalhenverteren. DanzultuwetendatIkdeHEEREben,wanneerIkmijn aangezichttegenhenkeer
8Ikzalhetlandtoteenwoestenijmaken,omdatzij ontrouwzijngeweest,spreektdeHeereHEERE
HOOFDSTUK16
1OpnieuwkwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende: 2Mensenkind,maakJeruzalemhaargruwelenbekend,
3Enzeg:ZozegtdeHeereHEEREtotJeruzalem:Uw geboorteenuwgeboortezijnuithetlandKanaän;uw vaderwaseenAmorietenuwmoedereenHethitische 4Enwatuwgeboortebetreft,opdedagdatugeboren werd,werduwnavelnietafgesneden,enwerdunietmet watergewassenomusoepeltehouden;uwerdinhet geheelnietgezouten,nochindoekengewikkeld
5Niemandhadmedelijdenmetu,omuietsvandeze dingenaantedoenenugenadigtezijnMaaruwerd weggeworpeninhetopenveld,totvernederingvanuw lichaam,opdedagdatugeborenwerd
6EntoenIkbijulangskwamenzagdatuverontreinigd wasinuweigenbloed,zeiIktegenu,toenuinuwbloed was:LeefJa,Ikzeitegenu,toenuinuwbloedwas:Leef 7Ikhebuzotalrijkgemaaktalseenbloemophetveld,u bentinaantaltoegenomenengrootgeworden,enubent eenprachtigsieraadgewordenUwborstenzijngevormd enuwhaarisgegroeid,terwijlunaaktenblootwas
8ToenIkbijuvoorbijgingenuaanschouwde,zie,uwtijd wasdetijdvandeliefdeToenspreiddeIkMijnslipoveru uitenbedekteuwnaaktheidJa,Ikzwoeruengingeen verbondmetuaan,spreektdeHeereHEERE,enuwerdde Mijne
9ToenwasteIkumetwater,wasteuwbloedgrondigvan uafenzalfdeumetolie.
10Ikkleeddeumeteenrijkelijkversierdborduurwerk, schoeideumetdassenvellen,omgorddeumetfijnlinnen enbedekteumetzijde.
11Iktooideumetsieraden,deedarmbandenaanuw handeneneenkettingomuwhals
12Ikdeedeensieraadopuwvoorhoofd,oorbelleninuw orenenzetteeensierlijkekroonopuwhoofd
13Zowerdjegetooidmetgoudenzilver,enjekleding wasvanfijnlinnenenzijde,engeborduurdwerk.Jeatfijn meel,honingenolie,enjewasbuitengewoonmooi,enje werdrijkenrijk
14Energingeenroepvanuuitonderdevolkenvanwege uwschoonheid,wantdiewasvolmaakt,doorde schoonheiddieIkopugelegdhad,spreektdeHeere HEERE.
15Maarjijhebtopjeschoonheidvertrouwd,enjehebt hoererijbedrevenomwillevanjenaam,enjehebtje hoererijuitgegotenoveriederdievoorbijging;vanhem washet
16Engijhebtuituwklederengetrokkenenuwhoogten metvelekleurenversierd,engijhebtdaarophoererij bedreven;dergelijkedingenzullennietgeschieden,enzo zalhetooknietgeschieden.
17Ookhebjejemooiesieradenvanmijngoudenzilver, dieikjegegevenhad,genomenenermensenbeeldenvan gemaakt,enjehebterhoererijmeegepleegd
18Engijnamuwveelkleurigeklederenenbedekteze;en gijzetteMijnolieenMijnreukwerkvoorhenneer
19Ookmijnspijze,dieIkugegevenheb,fijnmeel,olieen honing,waarmeeIkugevoedheb,hebtgijhuntoteen aangenamegeurvoorgezet;enaldusishetgeschied, spreektdeHeereHEERE.
20Bovendienhebtuuwzonenendochters,dieumij gebaardhebt,genomenendezehebtuaanhengeofferdom tewordenverslonden.Isditeenvanuwhoererijen,een kleinigheid?
21DatGijmijnkinderengedoodenovergegevenhebt,om henvoorhendoorhetvuurtelatengaan?
22Enbijaluwgruweldadenenuwhoererijhebtuniet gedachtaandedagenvanuwjeugd,toenunaakten ontblootwasenverontreinigdwasinuwbloed.
23Enhetgebeurdenaaluwboosheid(wee,weeu!spreekt deHeereHEERE)
24Datgijookvooruzelfeenverhoginggebouwdhebt,en opelkestraateenverhevenplaatsgemaakthebt
25Opelkhoofdeindevandeweghebtgijuwhoogten gebouwd,enuwschoonheidhebtgijverafschuwd,engij hebtuwvoetengeopendvooriederdievoorbijging,engij hebtuwhoererijvermenigvuldigd.
26OokhebtgijhoererijgepleegdmetdeEgyptenaren,uw buren,grootvanvlees;engijhebtuwhoererij vermenigvuldigd,omMijtottoornteverwekken.
27DaaromhebIkMijnhandtegenuuitgestrektenuw voedselverminderdIkhebuovergeleverdaandewilvan uwhaters,dedochtersvandeFilistijnen,diezichschamen overuwlosbandigewandel
28JijhebtookhoererijgepleegdmetdeAssyriërs,omdat jeonverzadigbaarwas;ja,jehebthoererijmethen gepleegd,entochwasjenietverzadigd
29BovendienhebtgijuwhoererijinhetlandKanaän,tot inChaldea,vermenigvuldigd,entochzijtgijdaarmeeniet verzadigd
30Hoezwakisuwhart,spreektdeHeereHEERE, aangeziengijditallesdoet,hetwerkvaneenheerszuchtige hoer;
31Datgijuwverhevenheidbouwtaanhethoofdvanelke straat,enuwhoogtenmaaktopelkplein;endatgijnietzijt alseenhoer,dieloonversmaadt;
32Maarzoalseenvrouwdieoverspelpleegt,dieinplaats vanhaarmanvreemdenaanneemt!
33Aanallehoerengevenzijgeschenken;maarjijgeeftje geschenkenaanaljeminnaarsenhuurtzein,zodatzevan allekantennaarjetoekomenvanwegejehoererij.
34Enhettegendeelisinuhetgevalvananderevrouwenin uwhoererij,omdatniemanduvolgtomhoererijte bedrijven.Enomdatuloongeeft,maarugeenloonkrijgt, daarombentutegen
35Daarom,hoer,luisternaarhetwoordvandeHEERE
36ZozegtdeHeereHEERE:Omdatuwonreinheidis uitgestortenuwnaaktheidontdektdooruwhoererijmet uwminnaarsenmetaluwafschuwelijkeafgodenendoor hetbloedvanuwkinderen,datuhungegevenhebt, 37DaaromgaIkaldeminnaarsdiejeliefhebt,verzamelen, enaldegenendiejehebtliefgehad,metaldegenendieje hebtgehaatIkzalzerondomjeverzamelenenIkzalje naaktheidvoorhenontdekken,zodatzijaljenaaktheid kunnenzien
38Ikzaluoordelen,zoalsoverspeligevrouwenworden geoordeeld,diebloedvergietenIkzalubloedgevenuit grimmigheidennaijver
39Ikzaluookinhunhandoverleveren,zijzullenuw verhogingomverwerpenenuwhoogtenslechten;zijzullen uuwklerenuittrekkenenuwsieradenwegnemen;zij zullenunaaktenblootachterlaten
40Danzullenzijeenbendetegenuoptrekken,dieumet stenenzalstenigenenumethunzwaardenzaldoorboren.
41Enzijzullenuwhuizenmetvuurverbranden,enzij zullengerichtenaanuvoltrekkenvoordeogenvanvele
vrouwen;enIkzalervoorzorgendatuophoudtmethet spelenvanhoererij,enuhoeftookgeenloonmeerte betalen
42DanzalIkMijngrimmigheidjegensulatenrusten,en Mijnnaijverzalvanuwijken,enIkzalrustigzijn,enniet langertoornigzijn
43Omdatjeniethebtgedachtaandedagenvanjejeugd, maarMijmetaldezedingenhebtgekweld,daaromzalook Ikjewegopjehoofdlatenneerkomen,spreektdeHeere HEERE;enjezultdezeontuchtnietmeerdoendanalje gruweldaden
44Zie,iederdiespreekwoordengebruikt,zaloverudit spreekwoordgebruikenenzeggen:Zoalsdemoederis,zo ishaardochter
45Jijbentdedochtervanjemoeder,dieeenafkeerheeft vanhaarmanenhaarkinderen.Enjijbentdezustervanje zusters,dieeenafkeerhaddenvanhunmannenenhun kinderenJemoederwaseenHethitischeenjevadereen Amoriet.
46UwoudstezusterisSamaria,zijenhaardochtersdie aanuwlinkerhandwonen;enuwjongstezuster,dieaanuw rechterhandwoont,isSodommethaardochters.
47Entochhebtgijnietgewandeldovereenkomstighun wegen,enhebtgijnietgedaanovereenkomstighun gruweldaden;maaralsofdatnoggeringwas,zijtgijinal uwwegennogverderfelijkerdanzij
48ZowaarIkleef,spreektdeHeereHEERE,Sodom,uw zuster,heeftnietgedaan,zijnochhaardochters,zoalsgij gedaanhebt,gijenuwdochters
49Zie,ditwasdeongerechtigheidvanuwzusterSodom: trots,overdaadenzorgelozerustheerstenbijhaarenhaar dochters,enzijondersteundedehandvandeellendigeen dearmeniet
50Zijwarenhoogmoedigenpleegdengruweldadenvoor mijnaangezicht;daaromhebikhenweggenomen,toenik zagdathetgoedwas
51Samariaheeftnietdehelftvanuwzondenbegaan,maar uhebtuwgruweldadennogveelgrotergemaaktdanzij,en uhebtuwzustersgerechtvaardigdinaluwgruweldaden dieugedaanhebt.
52Enjij,dieoverjezustersgeoordeeldhebt,draagje eigenschandeoverjezonden,dienoggruwelijkerzijndan zij;zijzijnrechtvaardigerdanjij.Ja,wordookteschande endraagjeschande,omdatjejezustershebt gerechtvaardigd
53WanneerIkeenomkeerzalbrengeninhun gevangenschap,indegevangenschapvanSodomenhaar dochters,enindegevangenschapvanSamariaenhaar dochters,danzalIkeenomkeerbrengeninde gevangenschapvanuwgevangeneninhunmidden
54opdatGijuweigenschandezoudtdragenenbeschaamd zoudtwordeninalleswatGijgedaanhebt,doordatGijhun eentroostzijt
55Wanneeruwzusters,Sodomenhaardochters,inhun vroegerestaatterugkeren,enSamariaenhaardochtersin hunvroegerestaatterugkeren,danzultumetuwdochters inuwvroegerestaatterugkeren.
56WantuwzusterSodomwerdindedagvanuwtrotsniet dooruwmondgenoemd,
57voordatuwboosheidaanhetlichtkwam,zoalstentijde vanuwsmaaddoordedochtersvanSyriëendoorheelhaar
Ezechiël omgeving,dedochtersvandeFilistijnen,dieuinhaar omgevingverachten.
58Gijhebtuwschandeenuwgruwelengedragen,spreekt deHEERE.
59WantzozegtdeHeereHEERE:Zoalsgijgedaanhebt, diedeeedverachthebtenhetverbondverbrokenhebt,zo zalIkudoen
60TochzalIkdenkenaanMijnverbondmetjouuitde dagenvanjejeugd,enIkzalmetjoueeneeuwigverbond oprichten
61Danzultuzichuwwegenherinnerenenbeschaamd worden,wanneeruuwzusters,uwoudsteenuwjongste, zultontvangen.EnIkzalhenualsdochtersgeven,maar nietovereenkomstiguwverbond
62IkzalMijnverbondmetuoprichten,enuzultwetendat IkdeHEEREben.
63opdatgijhetgedenktenbeschaamdzultzijn,engijuw mondnietmeerzultopendoenvanwegeuwschande, wanneerIkuverzoeningzalschenkenomalleswatgij gedaanhebt,spreektdeHeereHEERE
HOOFDSTUK17
1EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende:
2Mensenkind,geefeenraadselopenvertelhethuisvan Israëleengelijkenis
3Enzeg:ZozegtdeHeereHEERE:Eengrotearend,met grotevleugels,langwerpigenvolveren,dievelekleuren hadden,kwamnaardeLibanonennamdehoogstetakvan deceder
4Hijsneeddetopvanzijnjongetwijgenafenbrachtze naareenhandelsland;hijzettezeneerineenstadvan kooplieden
5Ooknamhijwatzaadvanhetlandenzaaidehetuitop eenvruchtbareakkerHijzettehetaanhetgrotewateren planttehetalseenwilgenboom
6Enhijgroeideopenwerdeenbreeduitgroeiende,lage wijnstok,waarvandetakkennaarhemtoegekeerdwaren, enzijnwortelsonderhem;hijwerdeenwijnstok,bracht takkenvoortenschoottwijgenuit.
7Erwasookeenanderegrotearend,metgrotevleugelsen veelverenEnzie,dezewijnstokboogzijnwortelsnaar hemtoeenzijntakkenkwamennaarhemtoe,zodathij hemwaterkongevenindevorenvanzijnplantage 8Hijisgeplantingoedegrond,bijveelwater,zodathij rankenkanvoortbrengenenvruchtkandragen,zodathij eenmooiewijnstokkanworden
9Zeg:ZozegtdeHeereHEERE:Zouhijgedijen?ZouHij zijnwortelsnietuitrukkenenzijnvruchtnietafsnijden, zodathijverwelkt?Hijzalverdorrenmetalzijnbladeren, zelfszondergrotekrachtofveelvolkomhemmetwortel enaluitterukken.
10Ja,zie,zalhetgeplantzijn,engedijen?Zalhetniet geheelverdorren,wanneerdeoostenwindhetaanraakt? Hetzalverdorrenindevoren,waarinhetgroeide
11VerderkwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:
12Zegnutegenhetopstandigehuis:Weetunietwatdeze dingenbetekenen?Zeghun:Zie,dekoningvanBabelis naarJeruzalemgekomenenheefthaarkoningenhaar vorstengevangengenomenenhenmetzichmeegevoerd naarBabel
13Enhijheeftuithetkoningsgeslachtgenomen,eneen verbondmethemgesloten,enhijheefthemeeneedlaten zweren;ookheefthijdeheldenvanhetlandgenomen 14opdathetkoninkrijklaagzouzijn,zodathetzichniet zouverheffen,maaropdathetzoustandhoudendoorhet verbondtehouden
15Maarhijkwamtegenheminopstandenzondzijn gezantennaarEgypte,omhempaardeneneengrote menigtetegevenZouhijvoorspoedigzijn?Zouhijdie zulkedingendoet,ontkomen?Ofzouhijhetverbond verbrekenengeredworden?
16ZowaarIkleef,spreektdeHeereHEERE,voorwaar, daarwaardekoningwoontdiehemtotkoninggemaakt heeft,wienseedhijverachtenwiensverbondhijverbroken heeft,daarzalhijmethemsterven,middeninBabel
17OokzalFaraometzijnmachtigelegerenzijngrote legermachtnietvoorhemindeoorlogeenplanmakenom bergenoptewerpenenvestingstedentebouwenomveel mensenuitteroeien.
18Hijheeftdeeedverachtenhetverbondverbroken, terwijlhij,zie,zijnhanduitstakenaldezedingendeed,en hijzalnietontkomen.
19Daarom,zozegtdeHeereHEERE:ZowaarIkleef, zeker,Mijneed,diehijverachtheeft,enMijnverbond,dat hijverbrokenheeft,voorzeker,Ikzalhetopzijneigen hoofdlatenneerkomen
20IkzalMijnnetoverhemuitspreiden,enhijzalinMijn valstrikgevangenworden,enIkzalhemnaarBabel brengenendaarmethemrechtsprekenoverzijn overtreding,diehijtegenMijbegaanheeft
21Alzijnvluchtelingen,metalzijnbenden,zullendoor hetzwaardvallen,enzijdieovergeblevenzijn,zullennaar allewindstrekenverstrooidwordenDanzultuwetendat Ik,deHEERE,hetgesprokenheb.
22ZozegtdeHeereHEERE:OokzalIkvandehoogste takvandehoogstecedernemenendieplanten;uitdetop vanzijnjongetwijgenzalIkeenteertakjeafsnijdenendat plantenopeenhogeenverhevenberg
23OpdehogebergvanIsraëlzalIkdieplanten,hijzal takkendragen,vruchtdrageneneenprachtigeceder wordenDaaronderzalallerleigevogeltewonen,inde schaduwvanzijntakken
24DanzullenallebomenvanhetveldwetendatIk,de HEERE,dehogeboomverneder,delageboomverhoog, degroeneboomverdordendedorreboomlaatbloeienIk, deHEERE,hebhetgesprokenengedaan.
HOOFDSTUK18
1HetwoordvandeHEEREkwamopnieuwtotmijenzei: 2Watbedoeltu,datuditspreekwoordoverhetlandvan Israëlgebruiktenzegt:Devadershebbenzuredruiven gegetenendetandenvandekinderenzijnstompgeworden?
3ZowaarIkleef,spreektdeHeereHEERE,dit spreekwoordzultgijinIsraëlnietmeergebruiken
4Zie,allezielenzijnvanMij,zoalsdezielvandevader, zoisookdezielvandezoonvanMij.Dezieldiezondigt, diezalsterven
5Maaralsiemandrechtvaardigisendoetwatrechten gerechtigheidis,
6Enhijheeftnietgegetenopdebergen,enhijheeftzijn ogennietopgeslagennaardeafgodenvanhethuisvan
Israël,enhijheeftdevrouwvanzijnnaasteniet verontreinigd,enhijisnietindenabijheidgekomenvan eenvrouwdieongesteldis,
7Hijheeftniemandonderdrukt,maardeschuldenaarzijn pandteruggegeven;hijheeftniemandmetgeweldberoofd; hijheeftzijnbroodaandehongerigegegevenendenaakte meteenkleedbedekt;
8Wienietmetwoekeruitdeelt,wiegeenwinstneemt,wie zijnhandafhoudtvanongerechtigheid,dieheefteeneerlijk rechtgeoefendtussenmensenmens
9Wieinmijninzettingenwandeltenmijnbepalingenin achtneemt,diehandeltnaarwaarheid;dieisrechtvaardig, diezalzekerleven,spreektdeHeereHEERE.
10Wanneerhijeenzoonverwektdieeenroveris,een bloedvergieter,endiehetzelfdedoetaaneenvandeze dingen,
11Endiegeenvandezeplichtendoet,maarzelfsopde bergeneetendevrouwvanzijnnaasteverontreinigt,
12Hijonderdruktdearmenenbehoeftigen,plundertmet geweld,geefthetpandnietterugenslaatzijnogenopnaar deafgoden,doetgruwelen,
13Alshijmetwoekeruitgeeftenwinstneemt,zouhijdan leven?HijzalnietlevenAldezegruweldadenheefthij gedaan;hijzalzekersterven;zijnbloedisophem
14Enzie,alshijeenzoonverwekt,diealdezondenvan zijnvaderziet,diehijgedaanheeft,endiehijbedenkt,en dergelijkezondennietdoet,
15Dienietopdebergeneet,enzijnogennietopslaatnaar deafgodenvanhethuisvanIsraël,diedevrouwvanzijn naastenietverontreinigt,
16Hijheeftniemandonderdrukt,hetonderpandniet teruggenomen,enniemandmetgeweldberoofd,maarhij heeftzijnbroodaandehongerigegegevenendenaakte meteenkleedbedekt,
17Diezijnhandvandearmeafhoudt,diegeenwoeker nochwinstheeftaangenomen,dieMijnbepalingenheeft uitgevoerd,dieinMijninzettingenheeftgewandeld;diezal nietstervenomdeongerechtigheidvanzijnvader,hijzal zekerleven
18Enwatzijnvaderbetreft,omdathijzijnbroermet geweldheeftonderdruktenberoofd,enwatnietgoedis onderzijnvolkheeftgedaan,zie,ookhijzalstervenom zijnongerechtigheid.
19Maarzegtu:Waaromdraagtdezoonnietde ongerechtigheidvanzijnvader?Wanneerdezoonrechten gerechtigheidheeftgedaan,enalmijnvoorschriftenheeft nageleefdenzeheeftnageleefd,zalhijzekerinleven blijven.
20Dezieldiezondigt,diezalstervenEenzoonzalde ongerechtigheidvandevadernietdragen,eneenvaderzal deongerechtigheidvandezoonnietdragenDe gerechtigheidvanderechtvaardigezalophemzijn,ende goddeloosheidvandegoddelozezalophemzijn
21Maaralsdegoddelozezichbekeertvanaldezondendie hijbegaanheeft,enalshijalmijnverordeningeninacht neemtenrechtengerechtigheiddoet,danzalhijzeker levenennietsterven.
22Alzijnovertredingen,diehijbegaanheeft,zullenhem niettoegerekendworden;doorzijngerechtigheid,diehij gedaanheeft,zalhijleven.
23ZouIkerenigwelbehageninhebben,datdegoddeloze sterft?spreektdeHeereHEERE,ennietdathijzich bekeertvanzijnwegenenleeft?
24Maarwanneerderechtvaardigezichafkeertvanzijn gerechtigheid,enonrechtdoet,endoetovereenkomstigal degruwelendiedegoddelozedoet,zalhijdanleven?Al zijngerechtigheiddiehijgedaanheeft,zalnietvermeld worden;omzijnovertredingdiehijbegaanheeft,enom zijnzondediehijgezondigdheeft,indietweezalhij sterven
25Entochzegtu:DewegvandeHEEREisnietrecht Luistertoch,huisvanIsraël:Ismijnwegnietrecht?Zijn uwwegennietongelijk?
26Wanneereenrechtvaardigezichafkeertvanzijn gerechtigheid,enonrechtdoet,endaardoorsterft,zalhij omdeongerechtigheiddiehijgedaanheeft,sterven.
27Maarwanneerdegoddelozezichbekeertvande goddeloosheiddiehijbegaanheeft,enrechten gerechtigheiddoet,zalhijzijnzielinlevenhouden.
28Omdathijbedachtisenzichbekeertvanalde overtredingendiehijbegaanheeft,zalhijzekerlevenen nietsterven.
29MaarhethuisvanIsraëlzegt:DewegvandeHEEREis nietrechtHuisvanIsraël,zijnmijnwegennietrecht?Zijn uwwegennietongelijk?
30DaaromzalIkuoordelen,huisvanIsraël,iedernaar zijnwegen,spreektdeHeereHEEREBekeeruenkeeru afvanaluwovertredingen,danzaldeongerechtigheidu niettenverdervebrengen
31Werpaluwovertredingenvanuaf,waarmeeu overtredenhebt,enmaakueennieuwharteneennieuwe geestWantwaaromzoudtusterven,huisvanIsraël?
32WantIkhebgeenbehagenindedoodvaniemanddie stervenmoet,spreektdeHeereHEERE;daarom,bekeertu enleeft
HOOFDSTUK19
1HefookeenklaagliedaanoverdevorstenvanIsraël, 2Enzeg:Wieisuwmoeder?Eenleeuwin:zijlagte middenvandeleeuwen,zijvoeddehaarwelpentemidden vandejongeleeuwen
3Enzijbrachteenvanhaarwelpengroot;hetwerdeen jongeleeuw,enhetleerdeprooitevangen;hetverslond mensen
4Ookdevolkenhoordenvanhem;hijwerdinhunput gevangenenmetboeiennaarhetlandEgyptegebracht
5Toenzijzagdatzijhadgewachtendathaarhoop verlorenwas,namzijnogeenvanhaarwelpenenmaakte ereenjongeleeuwvan
6Enhijgingrondtussendeleeuwen,hijwerdeenjonge leeuw,enleerdeprooientevangen,enhijverslondmensen.
7Hijkendehunverwoestepaleizenenverwoesttehun stedenHetlandendevolheidervanwerdenwoestdoor hetgeluidvanzijngebrul
8Toenkwamendevolkenvanallekantenvanuitde provinciestegenhemopenspreiddenhunnettenoverhem uit;hijwerdinhunkuilgevangen
9Enzijzettenhemgevangenmetketenen,enbrachten hemvoordekoningvanBabel.Zijbrachtenhemin bewaking,zodatzijnstemnietmeergehoordwerdopde bergenvanIsraël
10Uwmoederisalseenwijnstokinuwbloed,geplantaan hetwater;zijwasvruchtbaarenvolranken,vanwegede velewateren
11Enzijhadsterkeroedenalssceptersvoorhendie heersen,enhaargestaltewasverheventussendedikke takken,enzijscheeninhaarlengtetezijnmetdeveelheid vanhaartakken
12Maarzijwerddoorhaarwoedeuitgeruktenopdegrond geworpen,endeoostenwinddeedhaarvruchtverdorren; haarsterketakkenwerdengebrokenenverdord,hetvuur verteerdeze
13Ennuiszegeplantindewoestijn,ineendorreen dorstigegrond.
14Energingvuuruiteenstafvanhaartakken,diehaar vruchtverslond,zodatzegeensterkestafmeerhadomals eenscepterteheersen.Ditiseenklaagzangenzaltoteen klaagzangzijn
HOOFDSTUK20
1Enhetgebeurdeinhetzevendejaar,indevijfdemaand, opdetiendevandemaand,daterenigenvandeoudsten vanIsraëlkwamenomdeHEEREteraadplegen,enzij zatenvoormijnaangezicht
2ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotmij,zeggende: 3Mensenkind,spreektotdeoudstenvanIsraëlenzeg tegenhen:ZozegtdeHeereHEERE:Zijtgijgekomenom Mijteraadplegen?ZowaarIkleef,spreektdeHeere HEERE,IkzalMijdoorunietlatenraadplegen
4WiltGijhenoordelen,mensenkind,wiltGijhenoordelen? Maakhundegruweldadenvanhunvaderenbekend.
5Enzegtothen:ZozegtdeHeereHEERE:Tendagedat IkIsraëluitverkorenheb,enMijnhandopgehevenhebtot hetnageslachtvanhethuisvanJakob,enMijaanhen bekendgemaakthebinhetlandEgypte,toenIkMijnhand tothenopgehevenhebengezegdheb:IkbendeHEERE, uwGod,
6opdedagdatIkMijnhandnaarhenophiefomhenuit hetlandEgypteteleidennaareenlanddatIkvoorhenhad uitgezocht,vloeiendevanmelkenhoning,dathetsieraadis vanallelanden,
7ToenzeiIktegenhen:Doedegruwelenvanuwogen wegenverontreiniguzelfnietmetdeafgodenvanEgypte.
IkbendeHEERE,uwGod
8MaarzijwerdenweerspannigtegenMijenwildenniet naarMijluisteren.Nietiedereenwierpdegruwelenvan hunogenafendeafgodenvanEgypteverlietenzijniet
ToenzeiIk:IkzalMijngrimmigheidoverhenuitgieten, omMijntoornoverhentenvolletelatengeschiedeninhet landEgypte
9MaarIkhebhetomwillevanMijnNaamgedaan,opdat Hijnietontheiligdzouwordenvoordeogenvande heidenvolken,onderwiezijwoondenVoorhunogenheb IkMijaanhenbekendgemaakt,toenIkhenuithetland Egypteleidde
10DaaromlietIkhenuithetlandEgyptewegtrekkenen brachthennaardewoestijn.
11Ikgafhunmijnverordeningenenmaaktehunmijn bepalingenbekendAlsiemanddiedoet,zalhijdaardoor leven.
12OokhebIkhunMijnsabbattengegeven,alseenteken tussenMijenhen,opdatzijzoudenwetendatIk,de HEERE,henheilig 13MaarhethuisvanIsraëlisindewoestijntegenMijin opstandgekomen;zijhebbenmijninzettingenniet nageleefdenmijnbepalingenverworpen;wiezeopvolgt, zaldaardoorlevenOokhebbenzijmijnsabbattenzeer ontheiligd.ToendachtIk:Ikzalmijngrimmigheidover henindewoestijnuitgietenomhenteverdelgen 14MaarIkhebhetgedaanomwillevanMijnNaam,opdat Hijnietontheiligdzouwordenvoordeogenvande heidenvolken,voorwierogenIkhenhadweggeleid
15MaarookindewoestijnhebIkMijnhandtegenhen opgeheven,datIkhennietinhetlandzoubrengendatIk hungegevenhad,vloeiendevanmelkenhoning,dathet sieraadisvanallelanden,
16Omdatzijmijnbepalingenverachtten,nietnaarmijn inzettingenwandeldenenmijnsabbattenontheiligden, wanthunhartginguitnaarhunafgoden.
17Maarmijnoogheefthennietgered,enikhebheninde woestijnnietuitgeroeid
18MaartothunkinderenindewoestijnhebIkgezegd: Wandelnietnaardeinzettingenvanuwvaderen, onderhoudhunbepalingennietenverontreinigunietmet hunafgoden.
19IkbendeHEERE,uwGodWandelinMijninzettingen, neemMijnbepalingeninachtendoeze
20HeiligMijnsabbatten,danzullenzeeentekenzijn tussenMijenu,zodatuweetdatIkdeHEERE,uwGod, ben
21MaardiekinderenwerdenweerspannigtegenMij;zij wandeldennietnaarMijninzettingenenhieldenzichniet aanMijnbepalingen,doordietehoudenWiezedoet,zal daardoorleven.ZijontheiligdenMijnsabbatten.Toen dachtIk:IkzalMijngrimmigheidoverhenuitgieten,om Mijntoornoverhentenvolletelatenwoedeninde woestijn.
22MaarIkhebMijnhandteruggetrokkenenterwillevan MijnNaamgehandeld,opdatHijnietontheiligdzou wordenvoordeogenvandeheidenen,voorwierogenIk henhadverwekt
23OokindewoestijnhiefIkMijnhandopnaarhen,om henteverstrooienonderdeheidenvolkenenhente verspreidenoverdelanden
24Omdatzijmijnbepalingenniethaddennageleefd,mijn inzettingenhaddenverachtenmijnsabbattenhadden ontheiligd,enhunogenwarengerichtopdeafgodenvan hunvaderen.
25DaaromgafIkhunookverordeningendienietgoed waren,enbepalingenwaardoorzijnietzoudenleven
26Ikhebhenverontreinigddoorhungaven,doordatzijal watdebaarmoederopent,doorhetvuurlietengaan.Ik wildehenverwoesten,opdatzijzoudenwetendatIkde HEEREben
27Daarom,mensenkind,spreektothethuisvanIsraëlen zegtothen:ZozegtdeHeereHEERE:Tochhebbenuw vaderenMijhiermeegelasterd,omdatzijtegenMij ontrouwzijngeworden
28ToenIkheninhetlandhadgebracht,waaroverIkMijn handhadopgehevenomhethuntegeven,zagenzijelke hogeheuvelenaldedichtebomenZijbrachtendaarhun slachtoffersenbrachtendaardeprikkelendeoffersdiezij
Ezechiël
gavenDaarmaaktenzijookdeliefelijkegeurervanen gotendaarhunplengoffersuit.
29Toenvroegikhun:Watisdiehoogtewaarjullienaartoe gaan?DiehoogteheettotopdedagvanvandaagBama.
30Daarom,zegtothethuisvanIsraël:ZozegtdeHeere HEERE:Zijtgijverontreinigd,naardehandelwijzevanuw vaderen,enbedrijftgijhoererij,naarhungruweldaden?
31Wantwanneeruuwgeschenkenbrengt,wanneeruuw kinderendoorhetvuurlaatgaan,verontreinigtuuzelfmet aluwafgoden,totopdedagvanvandaagZouIkdandoor ugeraadpleegdworden,huisvanIsraël?ZowaarIkleef, spreektdeHeereHEERE,IkzalMijdoorunietlaten verhoren.
32Enhetzalbeslistnietzozijndatuzegt:Wijzullenzijn alsdeheidenvolken,alsdegeslachtenderlanden,omhout ensteentedienen.
33ZowaarIkleef,spreektdeHeereHEERE,voorzeker, metsterkehand,metuitgestrektearmenmetuitgestorte grimmigheidzalIkoveruheersen.
34Ikzaluuithetmiddenvandevolkenleidenenu bijeenbrengenuitdelandenwaarinuverstrooidbent,met sterkehand,metuitgestrektearmenmetuitgestorte grimmigheid
35Ikzalubrengennaardewoestijnvandevolken,endaar zalIkvanaangezichttotaangezichtmetutwisten.
36ZoalsIkmetuwvooroudersindewoestijnvanEgypte geprocedeerdheb,zozalIkookmetuineenrechtszaak procederen,spreektdeHeereHEERE.
37Ikzaluonderderoededoorlatengaanenubrengen onderdebandvanhetverbond
38Ikzaluituwmiddendeopstandigenenhendietegen Mijinopstandkomen,uitroeienIkzalhenuithetland leidenwaarzijalsvreemdelingenvertoeven,enzijzullen inhetlandvanIsraëlnietkomen.DanzultuwetendatIk deHEEREben
39Enu,huisvanIsraël,zozegtdeHeereHEERE:Gaat heen,dientiederzijnafgoden,enzoookhierna,indiengij nietnaarMijluistert;maarontheiligtMijnheiligeNaam nietlangermetuwgeschenkenenmetuwafgoden
40WantopMijnheiligeberg,opdehogebergvanIsraël, spreektdeHeereHEERE,daarzalMijhetgehelehuisvan Israël,allendieinhetlandzijn,dienen;daarzalIk welgevallenaanhenhebbenendaarzalIkuwhefoffersen deeerstelingenvanuwoffergavenenaluwheiligedingen eisen
41Ikzaluomuwaangenamegeurontvangen,wanneerIk uuithetmiddenvandevolkenzalleidenenuzal bijeenbrengenuitdelandenwaarinuverstrooidbent.Dan zalIkMijinugeheiligdvoelenvoordeogenvande heidenvolken
42EnuzultwetendatIkdeHEEREben,wanneerIku brenginhetlandvanIsraël,inhetlandwaaroverIkMijn handopgehevenhebomhetaanuwvaderentegeven
43Daarzultuuwwegenenaluwdadengedenken, waarmeeuverontreinigdbent;enuzultvooruzelfeen afkeerhebbenvanaldeslechtedingendieugedaanhebt
44EnuzultwetendatIkdeHEEREben,wanneerIkmetu gedaanhebomwillevanMijnNaam,nietovereenkomstig uwslechtewegenenovereenkomstiguwverdorven handelingen,huisvanIsraël,spreektdeHeereHEERE. 45HetwoordvandeHEEREkwamtotmijenluidde:
46Mensenkind,richtuwbliknaarhetzuiden,laatuw woordvallennaarhetzuiden,enprofeteertegenhetwoud vanhetZuiderveld;
47Enzegtothetwoudinhetzuiden:Hoorhetwoordvan deHEERE!ZozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikgaeenvuur inuaansteken,dataluwgroenebomenenaluwdorre bomenzalverteren;devlammendevlamzalnietworden uitgeblust,enallegezichtenvanhetzuidentothetnoorden zullenerinverbrandworden
48EnallevleeszalziendatIk,deHEERE,hetheb aangestoken;hetzalnietuitgeblustworden
49Toenzeiik:Ach,HeereHEERE!MenzegtvanMij: SpreektHijnietingelijkenissen?
HOOFDSTUK21
1EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende: 2Mensenkind,richtuwblikopJeruzalem,enwerpuw woordopdeheiligeplaatsen,enprofeteertegenhetland vanIsraël,
3EnzegtothetlandvanIsraël:ZozegtdeHEERE:Zie,Ik zálu!IkzalMijnzwaarduitzijnschedetrekkenenIkzal vanuuitroeienderechtvaardigeendegoddeloze 4OmdatIkdanderechtvaardigeendegoddelozevanuzal uitroeien,daaromzalMijnzwaarduitzijnschedekomen, tegenallevlees,vanhetzuidentothetnoorden 5OpdatallevleesweetdatIk,deHEERE,Mijnzwaarduit deschedehebgetrokken;hetzalnietmeerterugkeren.
6Zuchtdan,mensenkind,terwijluwlendenengebroken worden,enzuchtmetbitterheidvoorhunogen
7Enhetzalgebeuren,wanneermentotuzalzeggen: Waaromzuchtu?Datuzultantwoorden:Omdathet nieuwskomt!Enelkhartzalsmelten,allehandenzullen slapworden,allegeestzalbezwijken,alleknieënzullen slapzijnalswaterZie,hetkomtenhetzalgeschieden, spreektdeHeereHEERE
8OpnieuwkwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:
9Mensenkind,profeteerenzeg:ZozegtdeHEERE:Zeg: Eenzwaard,eenzwaardwordtgescherptenook opgepoetst
10Zijisscherp,opdatzijeensmartelijkeslachtingaanricht, zijisgeslepen,opdatzijschittert.Zoudenwijdanvrolijk zijn?Zijverachtderoedevanmijnzoon,gelijkelkeboom 11EnHijheefthetgegevenomgeprepareerdteworden, zodathetgehanteerdkanworden.Ditzwaardisgescherpt engeprepareerd,omhetindehandvandedoodslagerte geven.
12Schreeuwenhuil,mensenkind,wantditzalgebeuren metmijnvolk,ditzalgebeurenmetallevorstenvanIsraël Verschrikkingenvanwegehetzwaardzullenmijnvolk treffen;sladaaromopuwheup.
13WanthetiseenbeproevingEnwatindienhetzwaard zelfsderoedeveracht?Hetzalnietmeerbestaan,spreekt deHeereHEERE
14Gijdan,mensenkind,profeteer,enslauwhandenop elkaar,enlaathetzwaardvoordederdemaal dubbelgeslagenworden,hetzwaardvandegesneuvelden; hetishetzwaardvandegrotenderaarde,dieinhun binnenkamerskomen.
15Ikzaldepuntvanhetzwaardaanalhunpoortenzetten, zodathunhartbezwijktenhunpuinhopentalrijkworden
Ezechiël
Ach,hetwordtverlicht,hetwordtopgedoektvoorde slachting.
16Gaheen,naarlinksofnaarrechts,waarheenuwgezicht ookgerichtis.
17Ikzalmijnhandenopelkaarslaanenmijngrimmigheid doenrustenIk,deHEERE,hebhetgesproken
18HetwoordvandeHEEREkwamopnieuwtotmij, zeggende:
19Engij,mensenkind,wijsutweewegenaan,opdathet zwaardvandekoningvanBabelzalkomen;beidezullen uitéénlandkomenEnkiesgijeenplaats,kiesdieaanhet beginvandewegnaardestad
20Bepaaleenweg,zodathetzwaardRabbathvande AmmonietenenJudainJeruzalemkantreffen,waarde verdedigingligt
21WantdekoningvanBabelstondopdetweesprong,aan hetbeginvandetweewegen,omwaarzeggerijtebedrijven; hijmaaktezijnpijlenlichtgevend,hijraadpleegde afgodsbeelden,hijbekeekdelever.
22Aanzijnrechterhandwasdewaarzeggerijover Jeruzalem,omhoofdliedenaantestellen,omdemondte openenindeslachting,omdestemteverheffenmet gejuich,omstormrammenaantestellentegendepoorten, omeenwaloptewerpeneneenvestingtebouwen
23Enhetzalvoorhenzijnalseenvalsewaarzeggingvoor hunogen,voorhendieedengezworenhebbenMaarHij zaldeongerechtigheidinherinneringbrengen,zodatzij gegrepenworden.
24Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Omdatgijuw ongerechtigheidinherinneringgebrachthebt,doordatuw overtredingenopenbaargewordenzijn,zodatinaluw dadenuwzondenopenbaargewordenzijn;omdatgijin herinneringgebrachtzijt,zegIk,zultgijmetdehand gegrepenworden.
25Engij,ontheiligde,goddelozevorstvanIsraël,wiens daggekomenis,wanneerereeneindezalzijnaande ongerechtigheid,
26ZozegtdeHeereHEERE:Neemdetulbandwegenzet dekroonaf;ditzalnietzozijn;verhoogdenederigeen vernederdehoge.
27Ikzalhetomkeren,omkeren,omkeren,enhetzalniet meerzijn,totdathijkomt,dieerrechtopheeft,enIkzal hethemgeven.
28Engij,mensenkind,profeteerenzeg:ZozegtdeHeere HEEREoverdeAmmonietenenoverhunsmaad:Zeg:Het zwaard,hetzwaardisgetrokken;hetisbereidtotslachting, omteverterenvanwegedeschittering
29Terwijlzijijdelheidvooruzien,terwijlzijueenleugen voorzeggen,omuopdenektezettenvandeverslagenen, vandegoddelozen,vanwiededaggekomenis,wanneerer eeneindezalzijnaanhunongerechtigheid
30ZalIkhetinzijnschedeterugbrengen?Ikzaluoordelen indeplaatswaarugeschapenbent,inhetlandvanuw geboorte
31IkzalMijngramschapoveruuitgieten,Ikzaltegenu blazenmethetvuurvanMijnverbolgenheid,enIkzalu overleverenindehandvanredelozeenverdelgdemannen.
32Jijzultalsbrandstofvoorhetvuurdienen,jouwbloed zalinhetmiddenvandeaardevloeien,erzalnietmeeraan jougedachtworden,wantIk,deHEERE,hebhet gesproken
HOOFDSTUK22
1HetwoordvandeHEEREkwamtotmijenluidde: 2Nu,mensenkind,zultuoordelen,zultudebloedstad oordelen?Ja,uzulthaaralhaargruweldadenlatenzien. 3Zegdan:ZozegtdeHeereHEERE:Destadvergiet bloedinhaarmidden,opdathaartijdzoukomen,enzij maaktafgodentegenzichzelfomzichzelfteverontreinigen.
4Gijzijtschuldiggewordenaanuwbloed,datgijvergoten hebt,enhebtuzelfverontreinigddoordeafgoden,diegij gemaakthebt;engijhebtuwdagendoennaderen,ja,zijt totuwjarengekomen;daaromhebIkugemaakttoteen smaadvoordeheidenvolkenentoteenbespottingvooralle landen
5Diedichtbijuzijn,endievervanuzijn,zullenu bespotten,udieschandelijkzijtenhetmeestgekweld.
6Zie,devorstenvanIsraël,zijallenwareninuwmacht ombloedtevergieten
7Bijuverachtenzijvaderenmoeder;bijuverdrukkenzij vreemdelingen;bijukwellenzijwezenenweduwen
8Gijhebtmijnheiligedingenveracht,mijnsabbatten ontheiligd.
9Erzijnbijumannendieverhalenvertellenombloedte vergieten;enbijuetenzeopdebergen;inuwmidden bedrijvenzeontucht.
10ZijhebbendeschaamtevanhunvadereninUontdekt; zijhebbenhaar,dietotonreinheidwasbestemd,inU vernederd.
11Deeenheefteengruweldaadbegaanmetdevrouwvan zijnnaaste;eenanderheeftzijnschoondochterontuchtigd; eneenanderheeftinuzijnzuster,dedochtervanzijn vader,vernederd
12Bijuhebbenzijgeschenkenaangenomenombloedte vergieten;uhebtwoekerenwinstgenomen,uhebtudoor afpersingvanuwnaastenafgetrokken,enubentMij vergeten,spreektdeHeereHEERE
13Zie,daaromslaIkMijnhandomuwoneerlijkewinst, dieugemaakthebt,enomuwbloedvergietendatinuw middengeweestis
14Zaluwhartstandhoudenenzullenuwhandensterkzijn indedagendatIkmetuafreken?Ik,deHEERE,hebhet gesprokenenzalhetdoen
15Ikzaluverstrooienonderdeheidenvolkenen verspreidenoverdelandenIkzaluwonreinheiduitu verteren
16Engijzultuwerfdeelvooruzelfnemenvoordeogen derheidenvolken,engijzultweten,datIkdeHEEREben 17EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende: 18Mensenkind,hethuisvanIsraëlisvoormijschuim geworden;zijzijnallenkoper,tin,ijzerenlood,inhet middenvandeoven;zijzijnschuimvanzilver
19Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Omdatgijallen schuimgewordenzijt,daaromzie,Ikzalubijeenbrengen inhetmiddenvanJeruzalem
20Zoalsmenzilver,koper,ijzer,loodentininhetmidden vandeovenverzameltomervuuropaanteblazenenhet tesmelten,zozalIkookuinMijntoorneninMijn grimmigheidbijeenbrengen,enIkzaludaarachterlatenen ulatensmelten
21Ikzaluverzamelenenhetvuurvanmijntoornopu blazen,enuzultinhetmiddenervansmelten
Ezechiël
22Zoalszilvergesmoltenwordtinhetmiddenvaneen oven,zozultuinhetmiddenervangesmoltenworden.Dan zultuwetendatIk,deHEERE,Mijngrimmigheidoveru hebuitgestort.
23EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende: 24Mensenkind,zegtegenhaar:Ubenthetlanddatniet gereinigdisenwaaropgeenregenvaltopdedagvande gramschap.
25Haarprofetenspannensameninhetmiddenvanhaar, alseenbrullendeleeuwdiedeprooiverscheurt;zij verslindenzielen,zijrovenschattenenkostbaarheden;zij makenerveleweduweninhetmiddenvan 26Haarpriestershebbenmijnwetovertredenenmijn heiligedingenontheiligdZijmakengeenonderscheid tussenhetheiligeenhetonheilige,enzijgevengeenblijk vanhetonderscheidtussenhetonreineenhetreine.Zij verbergenhunogenvoormijnsabbatten,zodatikinhun middenontheiligdword
27Haarvorsteninhaarmiddenzijnalswolven,die roofzuchtigzijn,bloedvergietenenzielentegronderichten, omoneerlijkewinsttebehalen
28Haarprofetenhebbenhenmetruwemortelbestreken; zijzagenijdelheidenwaarzegdenhunleugens,zeggende: ZozegtdeHeereHEERE,terwijldeHEEREniet gesprokenheeft.
29Hetvolkvanhetlandheeftonderdrukkinggepleegd, roofgepleegd,dearmenenbehoeftigenbenadeeld;ja,de vreemdelinghebbenzijonrechtmatigonderdrukt.
30Ikzochtonderhennaariemanddieeenhegzoukunnen omheinenenvoorMijnaangezichtindebreszoukunnen staantenbehoevevanhetland,zodatIkhetnietzou verwoesten,maarIkhebniemandgevonden
31DaaromhebIkMijngramschapoverhenuitgestort,met hetvuurvanMijnverbolgenheidhebIkhenverteerd;hun wandelhebIkophunhoofdgestort,spreektdeHeere HEERE
HOOFDSTUK23
1HetwoordvandeHEEREkwamopnieuwtotmij, zeggende:
2Mensenzoon,erwarentweevrouwen,dochtersvanéén moeder.
3EnzijpleegdenhoererijinEgypte;zijpleegdenhoererij inhunjeugd;daarwerdenhunborstenbetast,endaar kneusdenzijdetepelsvanhunmaagdelijkheid.
4HunnamenwarenOhola,deoudste,enAholiba,haar zuster;zijwarenvanmij,enzijbaardenzonenendochters. Zowarenhunnamen:SamariaisOhola,enJeruzalem Aholiba
5EnAholapleegdehoererijtoenzijdemijnewas;enzij verlangdenaarhaarminnaars,naardeAssyriërs,haar buren,
6Diegekleedwareninhetblauw,hoofdliedenen machthebbers,allenaantrekkelijkejongemannen,ruitersop paarden
7Zobedreefzijhoererijmethen,metaldeuitverkoren mannenvanAssyriëenmetallenopwiezijverliefdwas Metalhunafgodenverontreinigdezijzichzelf
8OoklietzijdehoererijendiezijuitEgyptehad meegebrachtnietnaWantinhaarjeugdhadmenbijhaar
geslapen,deborstenvanhaarmaagdelijkheidverbrijzeld enhunhoererijoverhaaruitgegoten.
9DaaromhebIkhaarovergeleverdindehandvanhaar minnaars,indehandvandeAssyriërs,opwiezijverliefd was.
10Toenzijhaarnaaktheidontdekten,namenzijhaarzonen endochtersendooddenhaarmethetzwaardZowerdzij beroemdonderdevrouwen,omdatmenhetoordeelaan haarvoltrokkenhad
11ToenhaarzusterOholibaditzag,werdzijinhaarliefde nogverdorvenerenpleegdezenogergerehoererijdanhaar zuster
12ZehadeenoogjeopdeAssyriërs,haarburen,de vorstenenheersers,dieprachtiggekleedwarenenruiters oppaardenhaddenHetwarenallemaalaantrekkelijke jongemannen.
13Toenzagikdatzijonreinwas,datzijbeidenéénkant opgingen,
14Endatzijhaarhoererijvermeerderde;wanttoenzij mannenopdemuurzag,debeeldenvandeChaldeeën, beschilderdmetvermiljoen,
15Omgordmetgordelsophunlendenen,enmeteen overdadigebontekledijophunhoofden,warenzijallen vorstenvanaanzien,naarhetvoorbeeldvandeBabyloniërs vanChaldea,hetlandvanhungeboorte.
16Toenzijhenmeteigenogenzag,werdzijverliefdop henenzondbodennaarhentoenaarChaldea
17EndeBabyloniërskwamennaarhaartoeinhetbedvan liefde,enzijverontreinigdenhaarmethunhoererij,enzij werdverontreinigddoorhen,enhaargeestraakte vervreemdvanhen.
18Toenontdektezijhaarhoererijenontdektehaar naaktheidToenraaktemijngeestvervreemdvanhaar, zoalsmijngeestvervreemdraaktevanhaarzuster.
19Zijbleefhoererijbedrijvenenherinnerdezichdedagen vanhaarjeugd,waarinzijhoererijhadbedreveninhetland Egypte.
20Wantzijhadeenzwakvoorhunminnaars,wiervleesis alshetvleesvanezelsenwiernavelisalsdenavelvan paarden.
21Zohebtuzichdelosbandigheidvanuwjeugdherinnerd, toendeEgyptenarenuwborstenkneusden,vanwegede borstenvanuwjeugd.
22Daarom,oOholiba,zozegtdeHeereHEERE:Zie,Ik gauwminnaarstegenuverwekken,vanwieuwhartis afgeweken,enIkzalhenvanallekantentegenubrengen;
23DeBabyloniërsenalleChaldeeën,Pekod,SoaenKoa, enalleAssyriërsmethen;hetwarenallemaalbegeerlijke jongemannen,hoofdmannenenstadhouders,groteen beroemdeheren,dieallemaaltepaardreden
24Enzijzullenopuafkomenmetwagens,wagensen wielen,enmeteenmenigtevanmensen,dierondueen rondschild,eenschildeneenhelmzullenopzettenIkzal hunhetoordeelvoorhouden,enzijzullenuoordelen overeenkomstighunoordelen
25IkzalMijnnaijvertegenulatenkomen,enzijzullen grimmigmetuomgaan;zijzullenuwneusenuworen wegnemen,enwatuoverbleef,zaldoorhetzwaardvallen; uwzonenenuwdochterszullenzijnemen,enwatu overbleef,zaldoorhetvuurwordenverteerd.
26Ookzullenzijuuwklerenuittrekkenenuwsieraden wegnemen
27Ikzaleeneindemakenaanuwlosbandigheidenaanuw hoererij,dieuuithetlandEgyptehebtmeegebracht,zodat uuwogennietmeernaarhenzultopheffenennietmeer aanEgyptezultdenken.
28WantzozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikgeefuoverin dehandvanhen,diegijhaat,indehandvanhen,vanwie uwgedachtenvervreemdzijn
29Enzijzullenuhatelijkbehandelen,enaluwarbeid wegnemen,enzijzullenunaaktenblootachterlaten;ende naaktheidvanuwhoererijenzalontdektworden,zoweluw ontuchtalsuwhoererijen
30Ikzaluditaandoen,omdatuhoererijbedrijftonderde heidenvolkenenuverontreinigdbentmethunafgoden.
31Jijbentdewegvanjezustergegaan;daaromzalIkhaar bekerinjouwhandgeven
32ZozegtdeHeereHEERE:Drinkdebekervanuwzuster diepenrijkelijk;uzultbespotenbespotworden;erzitveel in 33Gijzultverzadigdwordenmetdronkenschapenverdriet, metdebekervanontzettingenverlatenheid,metdebeker vanuwzusterSamaria
34Gijzulthetdrinkenenzuigen,endeschervenervan breken,enuwborstenafrukken,wantIkhebgesproken, spreektdeHeereHEERE
35Daarom,zozegtdeHeereHEERE:OmdatgijMij vergetenenMijachteruwruggeworpenhebt,daarom verdraagtgijookuwontuchtenuwhoererij
36VerderzeideHEEREtotmij:Mensenkind,wiltU OholaenOholibaoordelen?Ja,hunhungruweldaden verkondigen,
37Zijhebbenoverspelgepleegd,enerisbloedaanhun handenOokhebbenzijoverspelgepleegdmethun afgodenOokhebbenzijhunzonen,diezijMijgebaard hadden,voorhendoorhetvuurlatengaan,omhente verslinden
38DithebbenzijMijaangedaan:opdiezelfdedaghebben zijMijnheiligdomverontreinigdenMijnsabbatten ontheiligd
39Nadatzijhunkinderenvoorhunafgodenhadden geslacht,kwamenzijopdiezelfdedagmijnheiligdom binnenomhetteontheiligenEnzie,aldushebbenzijin hetmiddenvanmijnhuisgedaan
40Enverder,datumannenvanverrehebtlatenkomen, naarwieeenbodewasgestuurd;enzie,zijkwamen,voor wieuzichhebtgewassen,uwogenhebtgeverfdenuzelf metsieradenhebtversierd,
41Engijzijtgezetenopeenstatigbed,enerstaateentafel voorgereed;daarophebtgijmijnwierookenmijnolie gezet
42Enhetgeroepvaneenmenigte,dieinvredeleefde,was bijhaarEnmetdemannenvanhetgewonevolkwaren Sabeeërsuitdewoestijngebracht,diearmbandenaanhun handenhaddenenprachtigekronenophunhoofd
43Toenzeiiktegenhaardieoudwasindeoverspeligheid: Zullenzijnuhoererijmethaarbedrijven,enzijmethen?
44Toengingenzijtothaarnaarbinnen,zoalsmennaareen vrouwgaatdiehoererijbedrijft;zogingenzijnaarbinnen bijOholaenbijOholiba,deontuchtigevrouwen
45Enderechtvaardigenzullenhenoordelennaardewijze vanoverspeelstersennaardewijzevanvrouwendiebloed vergieten,omdatzijoverspeelsterszijnenerbloedaanhun handenkleeft
46WantzozegtdeHeereHEERE:Ikzaleenmenigteover hendoenoptrekken,enIkzalhenovergevenaande vernietigingenplundering
47Endebendezalhenmetstenenstenigenenmethun zwaardendoden;hunzonenenhundochterszullenzij ombrengenenhunhuizenzullenzijmetvuurverbranden 48ZozalIkeeneindemakenaandeontuchtinhetland, zodatallevrouwengeleerdwordenzichteonthoudenvan uwontucht
49Zijzullenuwontuchtopuvergelden,enuzultde zondenvanuwafgodendragen,enuzultwetendatIk,de HeereHEERE,ben
HOOFDSTUK24
1Inhetnegendejaar,indetiendemaand,opdetiendedag vandemaand,kwamhetwoordvandeHEEREtotmij: 2Mensenkind,schrijfdenaamvandedagop,vandeze dag.OpdezedagtrokdekoningvanBabeltegen Jeruzalemtenstrijde
3Enspreekeengelijkenisuittothetopstandigehuisen zegtothen:ZozegtdeHeereHEERE:Zeteenpotop,zet hemeropengieterookwaterin
4Verzameldaarinallestukkenervan,elkgoedstuk,dedij endeschouder;vulhetmetdebestebeenderen.
5Neemhetbestedeelvanhetkleinveeenverbrandookde beenderendaaronder,enlaathetgoedkoken,enlaatzede beenderendaarinkoken.
6Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Weedebloedstad,de potwaarinhetschuimligtenwaarvanhetschuimerniet uitgaat!Brenghetstukvoorstuknaarbuiten,laatergeen lotovervallen
7Wanthaarbloedisinhaarmidden;zijheefthetopdetop vanderotsgestort;zijheefthetnietopdeaardeuitgegoten omhetmetstoftebedekken,
8Omwraaktenemenenwoedetewekken,hebIkhaar bloedopderotsgegoten,zodathetnietbedektzouworden.
9Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Weedebloedstad!Ik zaldebrandstapelzelfsgrootmaken
10Stapelhethoutop,steekhetvuuraan,eethetvleesen kruidhetgoed,enlaatdebottenverbranden
11Zethetdanleegopdegloeiendekolen,zodathetkoper ervangloeitenverbrandt,endeonreinhedenerinsmelten enhetschuimervanverteerdwordt
12Zijheeftzichmetleugensvermoeid,enhaargrote schuimisnietuithaargekomen;haarschuimzalinhet vuurzijn
13Inuwonreinheidligtontucht;omdatIkugereinigdheb, engijzijtnietgereinigd,zultgijnietmeervanuw onreinheidgereinigdworden,totdatIkMijngrimmigheid opuhebdoenrusten
14Ik,deHEERE,hebhetgesproken;hetzalgebeuren,en Ikzalhetdoen;Ikzalnietterugwijken,nochzalIksparen, nochzalIkberouwhebben;naaruwwegenennaaruw handelingenzullenzijurichten,spreektdeHeereHEERE 15OokkwamhetwoordvandeHEEREtotmij,zeggende: 16Mensenkind,zie,Ikneemmeteenslagdebegeertevan uwogenvanuweg;tochzultunietrouwen,nochwenen, enuwtranenzullennietvloeien
17Houdopmethuilen,weesnietrouwklagendoverde doden,binduwhoofdbandom,doeuwschoenenaanuw
Ezechiël voeten,bedekuwlippennieteneetniethetbroodvan mensen.
18Iksprakdus'smorgenstothetvolk,entegendeavond stierfmijnvrouw.Daaromdeedik'smorgenszoalsmij bevolenwas.
19Toenzeidendemensentotmij:WiltUonsniet vertellenwatdezedingenvooronsbetekenen,datUdit doet?
20Toenantwoorddeikhun:HetwoordvandeHEERE kwamtotmij,zeggende:
21SpreektothethuisvanIsraël:ZozegtdeHeereHEERE: Zie,IkgaMijnheiligdomontheiligen,deuitnemendheid vanuwkracht,debegeertevanuwogenenhetmedelijden vanuwziel;enuwzonenenuwdochters,dieuhebt achtergelaten,zullendoorhetzwaardvallen
22Engijzultdoen,gelijkIkgedaanheb:gijzultuwlippen nietbedekken,enhetbroodvandemensennieteten
23Uwbandenzullenopuwhoofdzijnenuwschoenenaan uwvoeten.Uzultnietrouwenennietwenen,maaruzult treurenomuwongerechtighedenenoverelkaarrouw bedrijven
24AldusisEzechiëlvoorueenteken;overeenkomstig alleswathijgedaanheeft,zultudoen;enwanneerdat gebeurt,zultuwetendatIk,deHeereHEERE,ben
25Engij,mensenkind,zalhetnietgebeurenopdedagdat Ikhunkracht,devreugdevanhunheerlijkheid,debegeerte vanhunogenendatgenewaarzijhunzinnenopzetten,van hunzonenenhundochters,vanhenzalwegnemen?
26Dateropdiedagiemandzalkomendieontkomt,om hetumetuworentelatenhoren?
27Opdiedagzaluwmondgeopendwordenvoorhemdie ontkomenis,enuzultsprekenennietlangerstomzijn;en uzulthuneentekenzijn,enzijzullenwetendatIkde HEEREben.
HOOFDSTUK25
1HetwoordvandeHEEREkwamopnieuwtotmij, zeggende:
2Mensenkind,richtuwblikopdeAmmonietenen profeteertegenhen
3EnzegtotdeAmmonieten:Hoorthetwoordvande HeereHEERE!ZozegtdeHeereHEERE:Omdatgij gezegdhebt:Ha,tegenMijnheiligdom,toenhetontheiligd werd,entegenhetlandvanIsraël,toenhetverwoestwerd, entegenhethuisvanJuda,toenzijinballingschapgingen, 4Zie,daaromzalIkuaandemannenvanhetoosten overleverentoteenbezitting,enzijzullenhunpaleizeninu bouwenenhunwoningeninumaken;zijzullenuw vruchtenetenenuwmelkdrinken
5IkzalRabbamakentoteenstalvoorkamelenende Ammonietentoteenrustplaatsvoorkleinvee.Danzultu wetendatIkdeHEEREben
6WantzozegtdeHeereHEERE:Omdatgijindehanden geklaptenmetdevoetengestampthebteninuwhart gejuichthebtinaluwsmaadoverhetlandvanIsraël, 7Zie,daaromzalIkMijnhandtegenuuitstrekkenenuals buitaandeheidenvolkenoverleverenIkzaluuitde volkenuitroeienenuuitdelandenwegvagenIkzalu verdelgen,maaruzultwetendatIkdeHEEREben. 8ZozegtdeHeereHEERE:OmdatMoabenSeïrzeggen: Zie,hethuisvanJudaisalsalleheidenvolken,
9Daarom,zie,IkzaldezijdevanMoabopenen,vande steden,vanzijnstedendieaanzijngrenzenliggen,de heerlijkheidvanhetland:Beth-Jesimoth,Baäl-meonen Kirjathaim,
10aandemannenvanhetoosten,metdeAmmonieten,en hunzalikinbezitgeven,zodatdeAmmonietennietmeer herinnerdwordenonderdeheidenvolken
11IkzalgerichtenoverMoabvoltrekken,zodatzijweten datIkdeHEEREben
12ZozegtdeHeereHEERE:OmdatEdomwraakheeft genomenophethuisvanJuda,enzichzeerheeft bezondigdenzichaanhenheeftgewroken,
13Daarom,zozegtdeHeereHEERE:OoktegenEdomzal IkMijnhanduitstrekkenenmensendieruitroeienIkzal hetverwoestenvanafTeman,endeDedanietenzullendoor hetzwaardvallen.
14IkzalMijnwraakoverEdomleggendoordehandvan MijnvolkIsraëlZijzulleninEdomdoenovereenkomstig MijntoornenovereenkomstigMijngrimmigheid,enzij zullenMijnwraaklerenkennen,spreektdeHeereHEERE 15ZozegtdeHeereHEERE:OmdatdeFilistijnen wraakzuchtiggehandeldhebben,enwraakgenomen hebbenmeteenbooshart,omhetteverdelgenvanwegede oudehaat,
16Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Zie,IkgaMijn handuitstrekkentegendeFilistijnen,enIkzalde Kretenzersuitroeienenhetoverblijfselvandezeekust verdelgen.
17Ikzalhungrotewraakgeven,metgrimmigestraffen DanzullenzijwetendatIkdeHEEREben,wanneerIk Mijnwraakaanhenleg.
HOOFDSTUK26
1Enhetgeschieddeinhetelfdejaar,opdeeerstevande maand,dathetwoordvandeHEEREtotmijkwam, zeggende:
2Mensenkind,wantTyrusheefttegenJeruzalemgezegd: Ha,zijisverbroken,datwasdepoortvanhetvolk;zij heeftzichtotmijgewend;ikzalweervervuldworden,nu iszijverwoest
3Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikzálu,Tyrus! Ikzalveleheidenvolkentegenudoenoptrekken,zoalsde zeehaargolvendoetopkomen
4ZijzullendemurenvanTyrusverwoestenenhaartorens afbreken.Ikzalhaarstofwegschrapenenhaarmakentot eenkalerots
5Hetzaleenuitspreidplaatsvoordenettenzijninhet middenvandezee,wantIkhebhetgesproken,spreektde HeereHEEREHetzaltoteenbuitwordenvoorde heidenvolken
6Enhaardochters,dieophetveldzijn,zullendoorhet zwaardgedoodworden,enzijzullenweten,datIkde HEEREben
7WantzozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikbreng Nebukadnezar,dekoningvanBabel,dekoningder koningen,uithetnoorden,overTyrus,metpaarden,met wagens,metruiters,mettroepenenmeteengrotemenigte 8Hijzaluwdochtersophetveldmethetzwaarddoden,en hijzaleenbolwerktegenuoprichten,enhijzaleenwal tegenuopwerpen,enhijzalhetrondseltegenuopheffen
Ezechiël
9Hijzaloorlogswerktuigentegenuwmurenplaatsenen metzijnbijlenuwtorensafbreken.
10Vanwegedeveelheidvanzijnpaardenzalhetstofu bedekken;uwmurenzullenbevenvanhetgedruisvande ruiters,vandewielenenvandewagens,wanneerhijuw poortenbinnenkomt,zoalsmeneenstadbinnenkomt waarineenbresisgeslagen
11Metdehoevenvanzijnpaardenzalhijaluwstraten vertreden;uwvolkzalhijmethetzwaarddoden,enuw sterkebezettingenzullenteraardevallen
12Zijzullenuwvermogenrovenenuwhandelswaar buitmaken,uwmurenafbrekenenuwkostbarehuizen verwoesten;uwstenen,uwhoutenuwstofzullenzijinhet middenvanhetwaterwerpen
13Ikzalhetgeluidvanuwliederendoenophouden,enhet geluidvanuwharpenzalnietmeergehoordworden.
14Ikzalumakenalseenkalerots;uzulteenplaats wordenwaaropnettenwordenuitgespreid;uzultnietmeer gebouwdworden,wantIk,deHEERE,hebhetgesproken, spreektdeHeereHEERE
15ZozegtdeHeereHEEREtotTyrus:Zoudendeeilanden nietbevenbijhetgeluidvanuwval,wanneerdegewonden schreeuwen,wanneererinuwmiddeneenslachtingwordt aangericht?
16Danzullenallevorstenderzeevanhuntronenafkomen, hunmantelsafleggenenhunveelkleurigeklerenuittrekken Zijzullenzichmetbevingbekleden,opdegrondzittenen elkogenblikbeven,enzijzullenoveruontzetzijn.
17Enzijzulleneenklaagliedoveruaanheffenentotu zeggen:Hoebentuverwoest,gij,diebewoondwerddoor zeelieden,devermaardestad,diesterkwasopzee,zijen haarinwoners,dieallendieerrondwaren,verschrikken!
18Nuzullendeeilandenbevenopdedagvanuwval;zelfs deeilandendieindezeeliggen,zulleninberoeringzijn, wanneeruweggaat
19WantzozegtdeHeereHEERE:WanneerIkutoteen verwoestestadzalmaken,gelijkaandestedendie onbewoondzijn;wanneerIkdediepteoveruzaldoen opkomen,enmachtigewaterenuzullenbedekken, 20WanneerIkuzaldoennederdalenmethendieindekuil afdalen,metdemensenvanvroeger,enIkzaluzettenin delaagtenvandeaarde,indewoesteplaatsenvanvroeger, bijhendieindekuilzijnafgedaald,zodatunietbewoond zultworden;enIkzalheerlijkheidgeveninhetlandvande levenden, 21Ikzalumakentoteenschrikbeeld,engijzultnietmeer bestaan;alwerdgijgezocht,gijzultnietmeergevonden worden,spreektdeHeereHEERE.
HOOFDSTUK27
1HetwoordvandeHEEREkwamopnieuwtotmij, zeggende:
2Nu,mensenkind,hefeenklaagliedaanoverTyrus, 3EnzegtotTyrus:Gij,dieaandeingangvandezee woont,gij,diehandeldrijftmetdemenseninveleeilanden: ZozegtdeHeereHEERE:OTyrus,gijhebtgezegd:Ikben volmaaktmooi
4Uwgrenzenliggeninhetmiddenvandezeeën,uw bouwershebbenuwschoonheidvolmaaktgemaakt.
5Aluwscheepswandenhebbenzijgemaaktvan dennenbomenuitSenir;cedersvandeLibanonhebbenzij genomenommastenvoorutemaken
6VandeeikenvanBasanhebbenzijuwroeiriemen gemaakt;degemeenschapvandeAschurietenheeftuw bankenvanivoorgemaakt,datzijuitdeeilandenvan Kittimhebbengehaald
7Fijnlinnen,metveelkleurigborduurwerk,uitEgypte, waswatjeuitspreiddeomalszeiltedienen;blauwen purper,afkomstigvandeeilandenvanElisa,waswatje bedekte
8DeinwonersvanSidonenArvadwarenuwzeelieden;de wijzendieinuwoonden,Tyrus,warenuwstuurlieden.
9DeoudstenvanGebalendewijzenuitdietijdwarenbij uomuwhandelswaartebeheren;alleschepenvandezee methunbemanningwarenbijuomuwhandelswaarte beheren
10DePerzen,LudenPutwareninuwleger,uw strijdmakkers;zijhebbenuwschildenuwhelmaanu gehangen,zijhebbenuwschoonheidlatenzien
11DemannenvanArvadstondenmetuwlegerrondomop uwmuren,endeGammadietenstondeninuwtorens;zij hingenhunschildenrondomaanuwmuren;zijhebbenuw schoonheidvolmaaktgemaakt
12Tarsiswasuwhandelaar,omdatuveelrijkdommenhad. Opuwmarktendrevenzijhandelinzilver,ijzer,tinen lood
13Javan,TubalenMesechwarenuwhandelaren;zij verhandeldenopuwmarktpersonenenkoperen voorwerpen
14DenakomelingenvanTogarmadrevenopuwmarkten handelmetpaarden,ruitersenmuilezels
15DemannenvanDedanwarenuwhandelaren;vele eilandenwarendehandelswaaruwerhand;zijbrachtenu alsgeschenkivoor-enebbenhoutenhorens
16Syriëhandeldemetuvanwegedeveelheidvande warendieumaakte.Opuwmarktendedenzezakenmet smaragden,purperenborduurwerk,fijnlinnen,koraalen agaat
17JudaenhetlandvanIsraëlwarenuwhandelaren;zij drevenhandelintarweuitMinnitenPannag,honing,olie enbalsem
18Damascushandeldemetuindeveelheidvanuw maaksels,indeveelheidvanallerleirijkdommen,inde wijnvanHelboneninwittewol
19OokDanenJavanhieldenzichbezigopuwmarkten. Blinkijzer,kassieenkalmoeswarenopuwmarkt
20Dedanwasuwkoopmaninkostbarekledingvoor strijdwagens
21ArabiëenallevorstenvanKedarhandeldenmetuin lammeren,rammenenbokken;daarinhandeldenzijmetu
22DekoopliedenvanSebaenRaemawarenuw handelaren;zijhandeldenopuwmarktenmetdebeste specerijen,metallerleiedelgesteentenenmetgoud
23Haran,KanneenEden,dekoopliedenvanSeba,Assur enKilmad,warenuwkooplieden
24Dezewarenuwhandelareninallerleigoederen:in blauweklederenengeborduurdestoffen,eninkistenmet kostbaregewaden,vastgebondenmetkoordenengemaakt vancederhout,onderuwhandelswaar.
25DeschepenvanTarsisjuichtenoveruopuwmarkt,en uwerdverzadigdenzeerluisterrijkgemaaktmiddenopde zeeën
26Uwroeiershebbenuingrotewaterengebracht;de oostenwindheeftumiddenindezeeëngebroken.
27Uwrijkdom,uwmarkten,uwkoopwaar,uwzeelieden, uwstuurlieden,uwkopers,debezittersvanuwkoopwaar enaluwkrijgsliedendieinuzijneninheeluwgezelschap datinuwmiddenis,zulleninhetmiddenvandezeeën vallenopdedagvanuwondergang
28Devoorstedenzullenbevenbijhethorenvanhet geschreeuwvanuwloodsen
29Enallendiederiemenhanteren,dezeeliedenenalle stuurliedenderzee,zullenvanhunschepenafkomenenop hetlandstaan;
30Zijzullenhunstemtegenulatenhoren,enbitterlijk schreeuwen,enstofophunhoofdwerpen,enzichwentelen indeas
31Zijzullenzichomugeheelkaalmakenenzichmet zakkenomgorden,enzijzullenomuwenenmetbitterheid deshartenenmetbittergeweeklaag
32Eninhungeweeklaagzullenzijeenklaagliedoveru aanheffen,enoveruweeklagen,zeggende:Welkestadis gelijkaanTyrus,gelijkaandestaddiemiddenindezee verwoestis?
33Toenuwhandelswaaruitdezeeopsteeg,hebtueen grootvolkverzadigd;metuwrijkdomenuwhandelswaar hebtudekoningenderaardeverrijkt.
34Wanneerdezeeënuindedieptenvandewateren verpletteren,zullenuwhandelswaarenheeluwgezelschap inuwmiddeninstorten.
35Allebewonersvandeeilandenzullenzichoveru verbazen,hunkoningenzullenzeerbevreesdzijn,hun aangezichtzalverschriktzijn.
36Dekoopliedenonderhetvolkzullenuuitlachen;gijzult eenschrikzijnenzultvoorgoedverdwijnen
HOOFDSTUK28
1HetwoordvandeHEEREkwamopnieuwtotmij, zeggende:
2Mensenkind,zegtotdevorstvanTyrus:Zozegtde HeereHEERE:Omdatuwharthoogmoedigisenuzegt:Ik benGod,IkzitopGodstrooninhetmiddenvandezeeën, enutocheenmensbentengeenGod,hoeweluuwhart gelijksteltaanhethartvanGod, 3Zie,jijbentwijzerdanDaniël,erisgeengeheimdatze voorjoukunnenverbergen.
4Dooruwwijsheidendooruwinzichthebturijkdom vergaard,engoudenzilverinuwschatkamersverzameld
5Dooruwgrotewijsheidendooruwhandelhebtuuw rijkdomvermeerderd,enuwhartisverhevenvanwegeuw rijkdom
6Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Omdatgijuwhart gesteldhebtalshethartGods, 7Zie,daarombrengIkvreemdenoveru,de gewelddadigstedervolken;zijzullenhunzwaarden trekkentegendeluistervanuwwijsheid,enzijzullenuw glansontheiligen
8Zijzullenuindekuildoenneerdalen,enuzultdedood stervenvanhendieinhetmiddenvandezeegesneuveld zijn
9Zultgijdannogzeggenvoorhem,dieudoodt,:Ikben God?MaargijzulteenmenszijnengeenGod,indehand vanhem,dieudoodt
10Gijzultdedoodvaneenonbesnedenesterven,doorde handvanvreemden,wantIkhebhetgesproken,spreektde HeereHEERE
11VerderkwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:
12Mensenkind,hefeenklaagliedaanoverdekoningvan Tyrusenzegtothem:ZozegtdeHeereHEERE:Gijzijtde koningvanTyrus,volvanwijsheidenvolmaaktvan schoonheid
13JijwasinEden,dehofvanGod;allerleiedelgesteente wasjouwbedekking:sardius,topaasendiamant,turkoois, onyxenjaspis,saffier,smaragd,karbonkelengoudDe versieringvanjouwtrommelenenpijpenwasinjoubereid, tendagedatjijgeschapenwerd
14Gijzijtdegezalfdecherub,diedehemelenbeschut;Ik hebueenplaatsgegeven;gijwaartopdeheiligebergGods, wandelendtemiddenvandevurigestenen
15Volmaaktwasuinuwwegen,vanafdedagdatu geschapenwerd,totdateronrechtinugevondenwerd.
16Doordeveelheidvanuwhandelhebbenzijhetmidden vanumetgeweldvervuld,engijhebtgezondigd;daarom zalIkuvandebergvanGodwegwerpenenu,o beschuttendecherub,uithetmiddenvandevurigestenen verdelgen
17Uwhartishoogmoediggewordenvanwegeuw schoonheid,uhebtuwwijsheidtegrondegerichtvanwege uwglansTeraardezalIkuneerwerpen,Ikzaluvoor koningenstellen,opdatzijuaanschouwen.
18Doordeveelheidvanuwongerechtighedenendoorde ongerechtigheidvanuwhandelhebtuuwheiligdommen ontheiligd.DaaromzalIkvuuruituwmiddendoen opkomen,datuzalverterenIkzalutotasopdeaarde makenvoordeogenvanallendieuzien
19Allendieukennenonderhetvolk,zullenzichoveru verbazen;uzulteenschrikzijnenuzultnooitmeer bestaan
20VerderkwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:
21Mensenkind,richtuwaangezichttegenSidonen profeteerertegen,
22Enzeg:ZozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikzálu,Sidon! EnIkzalinuwmiddenverheerlijktworden,enzijzullen weten,datIkdeHEEREben,wanneerIkaanhaar gerichtengedaanenhaargeheiligdheb
23WantIkzalpestinhaarmiddenzenden,enbloedin haarstraten;endegewondenzulleninhaarmiddenmethet zwaardgeoordeeldworden,vanallekanten,enzijzullen wetendatIkdeHEEREben
24ErzalvoorhethuisvanIsraëlgeenstekendedistelmeer zijn,engeendoorndiepijndoetonderaldegenendie rondomhenzijn,diehenverachtenEnzijzullenwetendat IkdeHeereHEEREben
25ZozegtdeHeereHEERE:WanneerIkhethuisvan Israëlzalhebbenbijeengebrachtuitdevolkenwaaronder zijverstrooidzijn,enIkinhengeheiligdzalzijnvoorde ogenvandeheidenvolken,danzullenzijwoneninhetland datIkaanMijndienaarJakobgegevenheb.
26Zijzullenerveiligwonen,huizenbouwenen wijngaardenplanten,ja,zijzullenerinvertrouwenwonen,
wanneerIkgerichtenhebvoltrokkenaanallenrondomhen diehenverachten.DanzullenzijwetendatIk,deHEERE, hunGodben
HOOFDSTUK29
1Inhettiendejaar,indetiendemaand,opdetwaalfdedag vandemaand,kwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:
2Mensenkind,richtuwblikopdefarao,dekoningvan Egypte,enprofeteertegenhementegenheelEgypte
3Spreekenzeg:ZozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikzálu, Farao,koningvanEgypte,u,grotedraak,dieinhetmidden vanzijnrivierenligt,diegezegdheeft:Mijnrivierisvan Mij,enIkhebhemMijgemaakt
4MaarIkzalhakeninuwkakenslaanendevissenvanuw rivierenaanuwschubbenlatenklevenIkzaluuithet middenvanuwrivierenhalen,enallevissenvanuw rivierenzullenaanuwschubbenblijvenkleven.
5Ikzaluachterlatenindewoestijn,uenallevisseninuw rivierenUzultvallenophetopenveld,uzultniet bijeengebracht,nochbijeengebrachtworden.Ikhebuals voedselgegevenaandedierenvanhetveldenaande vogelsindelucht
6EnalleinwonersvanEgyptezullenwetendatIkde HEEREben,wantzijzijnvoorhethuisvanIsraëleen rietstafgeweest
7Toenzijubijuwhandgrepen,brakuenscheurdeuhun schoudersopen;toenzijopuleunden,brakuenbrachtu hunlendenentotstilstand
8Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikbrenghet zwaardoveruenIkzalmensendieruituuitroeien
9HetlandEgyptezaleenwoestenijeneenwildernis worden,enzijzullenwetendatIkdeHEEREben,omdat Hijgezegdheeft:DerivierisvanMij,enIkhebhem gemaakt
10DaaromzalIkuenuwrivierenstraffen.Ikzalhetland Egyptetoteenwarewoestenijmaken,vandetorenvan SyenetotaandegrensvanEthiopië
11Geenmenszalerdoorheengaan,nocheendierzal erdoorheengaan,enhetzalnietveertigjaarbewoond worden
12IkzalhetlandEgyptetoteenwoestenijmaken,te middenvandeverwoestelanden,enzijnstedenzullen verwoestliggentemiddenvandeverwoestesteden,veertig jaarlang.IkzaldeEgyptenarenverstrooienonderde heidenvolkenenhenoverdelandenverspreiden
13MaarzozegtdeHeereHEERE:Naverloopvanveertig jaarzalIkdeEgyptenarenbijeenbrengenuitdevolken waarheenzijverstrooidzijn
14Ikzaleenomkeerbrengenindegevangenschapvan EgypteenhenterugbrengennaarhetlandPathros,naarhet landwaarzijgewoondhebben;zijzullendaareen verdorvenkoninkrijkzijn
15Hetzalhetlaagsteonderdekoninkrijkenzijn;hetzal zichnietmeerverheffenbovendeheidenvolken,wantIk zalhenkleinmaken,zodatzijnietmeeroverde heidenvolkenheersen
16DanzalhethuisvanIsraëlnietlangereenvertrouwen hebben,dathunongerechtigheidinherinneringbrengt, wanneerzijdieopmerken;maarzijzullenwetendatIk,de HeereHEERE,ben
17Enhetgeschieddeinhetzevenentwintigstejaar,inde eerstemaand,opdeeerstedagdermaand,dathetwoord desHEERENtotmijkwam,zeggende:
18Mensenzoon,Nebukadnezar,dekoningvanBabel,liet zijnlegereengrotedienstbewijzenaanTyrus.Alle hoofdenwerdenkaalgeschorenenalleschouderswerden afgeschildTochkreeghijgeensoldij,enookzijnleger niet,voordedienstdiehijtegenTyrushadbewezen.
19Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikgahetland EgypteaanNebukadnezar,dekoningvanBabel,geven;hij zalzijnmenigtenemen,zijnbuitrovenenzijnbuitroven; enditzalhetloonzijnvoorzijnleger
20IkhebhemhetlandEgyptegegevenvoordearbeiddie hijdaarverrichtheeft,omdatzijvoorMijgewerkthebben, spreektdeHeereHEERE
21OpdiedagzalIkdehoornvanhethuisvanIsraëldoen uitspruitenenIkzaludeopeningvanuwmondgevenin hetmiddenvanhen,enzijzullenwetendatIkdeHEERE ben.
HOOFDSTUK30
1HetwoordvandeHEEREkwamopnieuwtotmij, zeggende:
2Mensenkind,profeteerenzeg:ZozegtdeHeereHEERE: Huilt,weededag!
3Wantdedagisnabij,ja,dedagvandeHEEREisnabij, eenbewolktedag;hetzaldetijdderheidenvolkenzijn.
4HetzwaardzaloverEgyptekomen,enerzalgrotepijn zijninEthiopiëInEgyptezullendodenvallen,enmenzal demenigtewegvagen,endefundamentenervanzullen wordenafgebroken
5Ethiopië,Libië,Lydiëenaldegemengdebevolking,en Chubendemannenvanhetlanddatverbondheeft gesloten,zullenmethendoorhetzwaardvallen
6ZozegtdeHEERE:OokzijdieEgyptesteunen,zullen vallen,endetrotsvanzijnmachtzalneerkomen;vande torenvanSyenezullenzijdoorhetzwaardvallen,spreekt deHeereHEERE
7Enzijzullenverwoestzijninhetmiddenvandelanden dieverwoestzijn,enhaarstedenzullenliggeninhet middenvandestedendieverwoestzijn
8EnzijzullenwetendatIkdeHEEREben,wanneerIk eenvuurinEgypteaanrichtenalzijnhelpersvernietigd worden
9OpdiedagzullenerbodenvanMijuitgaaninschepen, omdezorgelozeEthiopiërstebeangstigenErzalgrote pijnoverhenkomen,zoalsindetijdvanEgypte.Wantzie, hetkomt
10ZozegtdeHeereHEERE:OokzalIkdemenigtevan EgyptedoenophoudendoordehandvanNebukadnezar,de koningvanBabel.
11Hijenzijnvolkmethem,deverschrikkelijksteonderde volken,zullenertoegebrachtwordenhetlandte verwoestenZijzullenhunzwaardentegenEgyptetrekken enhetlandmetgesneuveldenvullen
12Ikzalderivierendoenopdrogenenhetlandverkopen indehandvangoddelozen;Ikzalhetlandmetalwaterin is,toteenwoestenijmakendoordehandvanvreemdenIk, deHEERE,hebhetgesproken.
13ZozegtdeHeereHEERE:Ikzaldeafgodenvernietigen enhunafgodsbeeldenteNofdoenverdwijnenErzalgeen
vorstmeerzijninhetlandEgypteIkzalvreesinhetland Egyptebrengen.
14IkzalPathrosverwoesten,Zoaninbrandstekenen strafgerichtenvoltrekkenopNo.
15IkzalmijngrimmigheiduitgietenoverSin,desterkte vanEgypte,endemenigtevanNouitroeien
16IkzaleenvuurinEgypteaanstekenSinzalgrotepijn lijden,NozalverscheurdwordenenNofzaldagelijksin benauwdhedenverkeren
17DejongemannenvanAvenenPi-Besethzullendoorhet zwaardvallen,endezestedenzulleninballingschapgaan 18OokinTehaphneheszaldedagdonkerworden,alsIk daardejukkenvanEgyptezalbreken.Danzaldeprachten praalvanhaarmachtdaarophoudenEenwolkzalhaar bedekkenenhaardochterszulleningevangenschapgaan
19ZozalIkoordelenvoltrekkeninEgypte,enzijzullen wetendatIkdeHEEREben
20Enhetgeschieddeinhetelfdejaar,indeeerstemaand, opdezevendedagvandemaand,dathetwoordvande HEEREtotmijkwam,zeggende:
21Mensenkind,Ikhebdearmvanfarao,dekoningvan Egypte,gebroken.Zie,zijnarmzalnietverbondenworden omgenezenteworden,omhemmeteenroltebinden,om hemsterktemakenomhetzwaardtekunnenvasthouden 22Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikkomover Farao,dekoningvanEgypteIkzalzijnarmenverbreken, zoweldesterkealsdegebrokenarmenIkzalhetzwaard uitzijnhanddoenvallen.
23IkzaldeEgyptenarenverstrooienonderdevolkenen henverspreidenoverdelanden
24IkzaldearmenvandekoningvanBabelsterkmaken enmijnzwaardinzijnhandgevenMaardearmenvande faraozalIkbreken,zodathijvoorhemzalkreunenalseen dodelijkgewonde.
25MaarIkzaldearmenvandekoningvanBabelsterk maken,endearmenvandefaraozullenvallen,enzij zullenwetendatIkdeHEEREben,wanneerIkMijn zwaardindehandvandekoningvanBabelgeefenhijhet overhetlandEgypteuitspreidt
26IkzaldeEgyptenarenverstrooienonderdevolkenen henverspreidenoverdelanden,enzijzullenwetendatIk deHEEREben
HOOFDSTUK31
1Enhetgeschieddeinhetelfdejaar,indederdemaand,op deeerstedermaand,dathetwoorddesHEERENtotmij kwam,zeggende:
2Mensenkind,spreektotdefarao,dekoningvanEgypte, entotzijnmenigte:Aanwiegelijktgijinuwgrootheid?
3Zie,deAssyriërwaseencederopdeLibanon,metmooie takkeneneenschaduwdoek.Hijwashoogvangestalte,en zijntopwastemiddenvandikketakken
4Hetwatermaaktehemgroot,dedieptenverhievenhem indehoogte;haarrivierenstroomdenrondomzijnplanten enlietenhunkleinerivierenuitstromennaarallebomenop hetveld.
5Daaromwerdzijnhoogtegroterdandievanallebomen ophetveld,enwerdenzijntakkentalrijk,enwerdenze langvanwegedegrotehoeveelheidwater,wanneerhij uitstak
6Allevogelsindehemelbouwdenhunnestinzijntakken, enonderzijntakkenbrachtenalledierenvanhetveldhun jongenterwereld,eninzijnschaduwwoondenallegrote volken.
7Hijwasschooninzijngrootheidenindelengtevanzijn takken,wantzijnwortelwasaanhetgrotewater 8DecedersinGodstuinkondenHemnietverbergen;de sparrenbomenwarennietalszijntakken,ende kastanjebomenwarennietalszijntakken;engeenenkele boominGodstuinwasinzijnschoonheidaanHemgelijk 9Ikhebhemmooigemaaktdoordeveelheidvanzijn takken,zodatallebomenvanEden,dieindetuinvanGod waren,hembenijdden.
10Daarom,zozegtdeHeereHEERE:OmdatGijUzelf verhevenhebt,enHijzijntopheeftopgeschotenbovende dichtetakken,enzijnhartzichverhevenheeftinzijn hoogte,
11DaaromhebIkhemovergeleverdindehandvande machtigederheidenvolken;diezalzekermethem afrekenen;Ikhebhemverdrevenomzijnboosheid
12Vreemdelingen,degewelddadigstevolken,hebbenhem uitgeroeidenverlaten.Opdebergeneninalledalenzijn zijntakkengevallenenallerivierenvanhetlandhebben zijntakkengebrokenAllevolkenvandeaardezijnuitzijn schaduwgewekenenhebbenhemverlaten.
13Opzijnverwoestingzullenallevogelsdeshemels overblijven,enalledierendesveldszullenopzijntakken zijn.
14opdatgeenvanallebomenaanhetwaterzichzou verheffenvanwegehunhoogte,nochhunkruinzou opschietentussendedikketakken,nochhunbomeninhun hoogtezoudenoprijzen,allendiewaterdrinken;wantzij wordenallenovergeleverdaandedood,aandeonderste delenvandeaarde,temiddenvandekinderenvande mensen,methendieindekuilafdalen
15ZozegtdeHeereHEERE:Tendagedathijinhetgraf afdaalde,gafIkhemeenrouwklacht.Ikbedektedediepte overhem,hieldzijnstromentegenenhielddegeweldige watereninbedwangIklietdeLibanonoverhemrouwen, allebomenophetveldverwelktenoverhem.
16Ikdeeddevolkenbevendoorhetgeluidvanzijnval, toenIkhemindehelwierp,methendieindekuilafdalen EnallebomenvanEden,dekeurenhetbestevande Libanon,allendiewaterdrinken,zullengetroostwordenin deonderstedelenvandeaarde
17OokzijnzijmetHemnaardehelafgedaald,naarhen diedoorhetzwaardwarengedood,ennaarhendieZijn armwaren,dieonderZijnschaduwwoondentemidden vandeheidenvolken
18Aanwiegelijktgijinheerlijkheidengrootheidonderde bomenvanEden?GijzultmetdebomenvanEden neergeworpenwordentotaandeonderwereld;gijzult liggentemiddenvandeonbesnedenen,temiddenvanhen diedoorhetzwaardgedoodwordenDitisFaraoenzijn geheleleger,spreektdeHeereHEERE
HOOFDSTUK32
1Enhetgeschieddeinhettwaalfdejaar,indetwaalfde maand,opdeeerstedermaand,dathetwoorddes HEERENtotmijkwam,zeggende:
2Mensenkind,hefeenklaagliedaanoverdefarao,de koningvanEgypte,enzegtegenhem:Jebentalseenjonge leeuwonderdevolken,alseenwalvisindezeeënJebent metjerivierenopgekomen,jehebthetwatermetjevoeten inberoeringgebrachtenhunrivierenvervuild.
3ZozegtdeHeereHEERE:DaaromzalIkMijnnetoveru uitspreidenmeteenmenigtevanvelevolken,enzijzullen uinMijnnetoptrekken.
4DanzalIkuophetlandachterlaten,uinhetopenveld werpen,enalhetgevogeltevandehemelzalopu overblijven,endewildedierenvandeheleaardezalIkmet uvervullen
5Ikzaluwvleesopdebergenleggenendedalenmetuw hoogtevullen
6Ikzalookhetlandwaarinjijzwemt,totaandebergen, metjouwbloedbevochtigen;derivierenzullenvolvanjou zijn
7WanneerIkuzaluitblussen,zalIkdehemelbedekkenen zijnsterrenverduisteren.Ikzaldezonmeteenwolk bedekkenendemaanzalhaarlichtnietgeven
8AllelichtenaandehemelzalIkoveruinhetdonker zettenenduisternisoveruwlandbrengen,spreektdeHeere HEERE
9Ikzalhethartvanvelevolkenverbitteren,wanneerIkuw ondergangbrengonderdeheidenvolken,indelandendieu nietgekendhebt
10Ja,Ikzalvelevolkenverstelddoenstaanvanu,enhun koningenzullenvreselijkvrezenvooru,wanneerIkMijn zwaardvoorhenzalzwaaien;enzijzullenelkmoment beven,iedervoorzijneigenleven,opdedagvanuwval
11WantzozegtdeHeereHEERE:Hetzwaardvande koningvanBabelzaloverukomen
12MetdezwaardenvandeheldenzalIkuwmenigtedoen vallen,deverschrikkelijksteonderdevolken,aldievolken. ZijzullendeprachtenpraalvanEgypteverwoesten,en heelzijnmenigtezalwordenuitgeroeid
13OokzalIkalhetgedierteaandeoeversvandegrote waterenverdelgen;devoetvandemenszalhennietmeer deren,endehoevenvanhetgediertezullenhennietmeer deren.
14DanzalIkhunwaterendiepmakenenhunrivieren doenstromenalsolie,spreektdeHeereHEERE
15WanneerIkhetlandEgyptetoteenwoestenijmaak,en hetlandontdaanwordtvanalhetgeenhetrijkwas, wanneerIkalzijnbewonerstref,danzullenzijwetendat IkdeHEEREben.
16Ditisdeklaagzangwaarmeemenoverhaarzalrouw bedrijven:dedochtersdervolkenzullenoverhaarrouw bedrijven;zijzullenoverhaarrouwbedrijven,overEgypte enoverheelhaarmenigte,spreektdeHeereHEERE
17Enhetgeschieddeookinhettwaalfdejaar,opde vijftiendedagvandemaand,dathetwoordvandeHEERE totmijkwam,zeggende:
18Mensenkind,treuroverdemenigtevanEgypteenwerp henneer,samenmetdedochtersvandeberoemdevolken, naardeonderstedelenvandeaarde,methendieindekuil afdalen.
19Wieovertreftgijinschoonheid?Gaheenenwordbijde onbesnedenengelegd
20Zijzullenvallentemiddenvandegesneuvelden;zijis aanhetzwaardovergeleverd;sleephaarenalhaar menigtenmee
21Desterkemannenonderdeheldenzullentothem sprekenuithetmiddenvandehel,methendiehemhelpen; zijzijnneergedaald,zijliggenonbesneden,verslagendoor hetzwaard.
22Assurisdaarmetheelhaargevolg;zijngravenliggen rondomhem;zijzijnallengedood,gevallendoorhet zwaard
23Haargravenzijnaandezijkantenvandekuil,enhaar menigteligtrondomhaargrafZezijnallemaalgedood, gevallendoorhetzwaard,datangstaanwakkerdeinhet landvandelevenden
24Elamligtmetheelhaarmenigterondomhaargraf,allen gesneuveld,gevallendoorhetzwaard.Zijzijnonbesneden afgedaaldnaardeonderstedelenvandeaarde,wathun verschrikkingheeftveroorzaaktinhetlandvande levenden.Tochhebbenzijhunschandegedragenmethen dieindekuilzijnafgedaald
25Menheefthaareenbedlatenleggentemiddenvande gesneuvelden,metheelhaarmenigte;haargravenzijn rondomhem;allenonbesnedenen,gevallendoorhet zwaardHoewelhunverschrikkingwerdveroorzaaktinhet landvandelevenden,hebbenzijhunschandegedragen methendieindekuilzijnafgedaald;hijisgelegdte middenvandegesneuvelden
26DaarzijnMesechenTubal,metheelhaarmenigte.Haar gravenliggenrondomhemZezijnallemaalonbesneden endoorhetzwaardgedood,terwijlzeangstaanjageninhet landvandelevenden.
27Enzijzullennietliggenbijdehelden,diegevallenzijn onderdeonbesnedenen,diemethunoorlogswapensnaar dehelzijnafgedaald;enzijhebbenhunzwaardenonder hunhoofdengelegd,maarhunongerechtighedenzullenop hunbeenderenzijn,hoewelzijdeschrikwarenvoorde heldeninhetlandvandelevenden.
28Ja,uzultgebrokenwordentemiddenvande onbesnedenen,enuzultliggenbijhendiedoorhetzwaard gesneuveldzijn.
29DaarzijnEdom,zijnkoningenenalzijnvorsten,die methunmachtverslagenzijndoorhendiedoorhetzwaard gevallenzijn.Zijzullenliggenbijdeonbesnedenenenbij hendieindekuilzijnafgedaald
30Devorstenvanhetnoordenzijner,zijallen,enalle Sidoniërs,diemetdegesneuveldenzijnneergedaald;zij zijnbeschaamdgewordendoorhunangstoverhunkracht; zijliggenonbesnedenbijdegesneuvelden,enzijdragen hunschandemethendieindekuilzijnneergedaald.
31Faraozalhetzienenzalgetroostwordenoverzijnhele menigte,overdefaraoenzijnhelelegerdiedoorhet zwaardzijngedood,spreektdeHeereHEERE
32WantIkhebschrikaangejaagdinhetlandderlevenden; enhijzalneergelegdwordeninhetmiddender onbesnedenen,bijdegesneuveldendoorhetzwaard, namelijkFaraoenzijngehelemenigte,spreektdeHeere HEERE
HOOFDSTUK33
1OpnieuwkwamhetwoordvandeHEEREtotmij, zeggende:
2Mensenkind,spreektotuwvolksgenotenenzegtegen hen:WanneerIkhetzwaardovereenlandbreng,ende
bevolkingvandatlandeenmanuithungebiedneemten hemtotwachteraanstelt,
3Wanneerhijhetzwaardoverhetlandzietkomen,blaast hijopdebazuinenwaarschuwthetvolk, 4Alsdaniemandhetgeluidvandebazuinhoortenzich nietlaatwaarschuwen,enhetzwaardkomtenhem wegneemt,danzaldiensbloedopzijneigenhoofd terechtkomen.
5Wiehetgeluidvandebazuinhoorde,lietzichniet waarschuwen;zijnbloedzalophemneerkomenMaarwie zichlaatwaarschuwen,zalzijnzielredden
6Maaralsdewachterhetzwaardzietkomenenhijblaast nietopdetrompet,zodathetvolknietgewaarschuwd wordt,alshetzwaardkomteniemanduithunmidden wegneemt,danwordthijweggenomeninzijn ongerechtigheid,maarzijnbloedzalIkvandewachter eisen
7Daarom,mensenkind,hebIkuaangesteldtotwachter overhethuisvanIsraël.LuisternaarhetwoorduitMijn mondenwaarschuwhennamensMij
8AlsIktotdegoddelozezeg:Goddeloze,uzultzeker sterven,enuspreektnietomdegoddelozetewaarschuwen voorzijnweg,danzaldiegoddelozeinzijneigen ongerechtigheidsterven,maarzijnbloedzalIkvanuw handeisen.
9Maaralsudegoddelozewaarschuwtomzichvanzijn wegtebekeren,enhijbekeertzichnietvanzijnweg,dan zalhijinzijneigenongerechtigheidsterven,maaruhebt uwlevengered
10Daarom,mensenkind,spreektothethuisvanIsraël: Aldusspreektu:Indienonzeovertredingenenonzezonden oponsrustenenwijdaarinwegkwijnen,hoezoudenwij danleven?
11Zegtothen:ZowaarIkleef,spreektdeHeereHEERE, Ikhebgeenbehagenindedoodvandegoddeloze,maar daarin,datdegoddelozezichbekeertvanzijnwegenleeft Bekeertu,bekeertuvanuwslechtewegen,wantwaarom zoudtgijsterven,huisvanIsraël?
12Daarom,mensenkind,zegtotuwvolksgenoten:De gerechtigheidvanderechtvaardigezalhemnietreddenop dedagvanzijnovertreding;maardegoddeloosheidvande goddelozezalernietdoorvallenopdedagdathijzich bekeertvanzijngoddeloosheid;enderechtvaardigezal doorzijngerechtigheidnietkunnenlevenopdedagdathij zondigt
13WanneerIktotderechtvaardigezeg,dathijzekerzal leven,enhijvertrouwtopzijngerechtigheid,maardoet onrecht,danzalaanalzijngerechtedadennietgedacht worden,maaromzijnongerechtigheid,diehijbegaanheeft, zalhijsterven
14WanneerIktotdegoddelozezeg:Gijzultzekersterven, alshijzichbekeertvanzijnzonde,enrechten gerechtigheiddoet,
15Wanneerdegoddelozehetpandteruggeeft,en teruggeeftwathijheeftberoofd,enwandelt overeenkomstigdevoorschriftenvanhetleven,zonder onrechttebedrijven,danzalhijzekerlevenennietsterven.
16Geenvandezondendiehijbegaanheeft,zalhem toegerekendwordenHijheeftrechtengerechtigheid gedaan,enhijzalzekerleven.
17Enuwvolksgenotenzeggen:DewegvandeHEEREis nietrechtEnwathenbetreft,hunwegisnietrecht
18Wanneerderechtvaardigezichafkeertvanzijn gerechtigheidenonrechtdoet,zalhijdaardoorsterven. 19Maaralsdegoddelozezichbekeertvanzijn goddeloosheid,enrechtengerechtigheiddoet,danzalhij daardoorleven.
20Entochzegtu:DewegvandeHEEREisnietrecht HuisvanIsraël,Ikzaluallennaarzijnwegenoordelen 21Enhetgebeurdeinhettwaalfdejaarvanonze gevangenschap,indetiendemaand,opdevijfdevande maand,datereenontkomenmanuitJeruzalemnaarmij toekwamenzei:Destadisgeslagen
22DehandvandeHEEREwastegendeavondovermij, eerdeontkomenekwamenmijnmondopende,totdatHij's morgensbijmijkwam;enmijnmondwerdgeopend,enik wasnietlangerstom
23ToenkwamhetwoordvandeHEEREtotmij,zeggende: 24Mensenkind,debewonersvandewoestijnenvanhet landvanIsraëlzeggen:Abrahamwaséén,enhijheefthet landinbezitgenomen,maarwijzijnmetvelen;hetlandis onstenerfelijkegegeven
25Zegdaaromtegenhen:ZozegtdeHeereHEERE:Jullie etenmethetbloed,julliekijkenopnaarjullieafgodenen jullievergietenbloedZoudenjulliedanhetlandinbezit kunnennemen?
26Julliestaanopjulliezwaard,julliedoengruwelenen jullieverontreinigendevrouwvanhunnaasteZouden julliedanhetlandinbezitkunnennemen?
27Zegtegenhen:ZozegtdeHeereHEERE:ZowaarIk leef,wiezichindewildernisbevindt,zaldoorhetzwaard vallenWiezichinhetopenveldbevindt,zalIkaande wildedierenovergevenomverslondenteworden.Wiezich indevestingenenindegrottenbevindt,zalstervenaande pest
28WantIkzalhetlandtoteenwoestenijmaken,ende prachtvanzijnmachtzalophouden;endebergenvan Israëlzulleneenwoestenijworden,zodatniemandermeer doorheenzaltrekken.
29DanzullenzijwetendatIkdeHEEREben,alsIkhet landtoteenwoestenijmaakvanwegealdegruweldaden diezijbedrevenhebben.
30Engij,mensenkind,uwvolksgenotensprekennog steedstegenubijdemurenenindedeurenvandehuizen, endeeenspreekttotdeander,iedertotzijnbroeder, zeggende:Komtoch,enhoorhetwoord,datvande HEEREuitgaat
31Enzijkomentotu,zoalshetvolkkomt,enzijzitten vooruwaangezicht,alsmijnvolk,enzijhorenuw woorden,maarzijdoenernietnaar.Wantmethunmond betuigenzijveelliefde,maarmethunhartgaanzijuitnaar hunhebzucht
32Enzie,Gijzijtvoorhenalseenzeerlieflijklied,als iemandmeteenaangenamestem,dieHijgoedkanspelen. ZijhorenUwwoordenwel,maarzijdoenzeniet
33Enwanneerdatgebeurt(zie,hetzalgebeuren),dan zullenzijwetendatereenprofeetinhunmiddenis geweest
HOOFDSTUK34
1EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende: 2Mensenkind,profeteertegendeherdersvanIsraël, profeteerenzegtothen:ZozegtdeHeereHEEREtotde
Ezechiël
herders:WeedeherdersvanIsraël,diezichzelfweiden! Moetendeherdersnietdekuddenweiden?
3Hetveteetu,dewolbekleedtu;degemestedierenslacht u,maardeschapenweidtuniet.
4Deziekenhebtunietgesterkt,hetziekehebtuniet genezen,hetgebrokenehebtunietverbonden,het weggedrevenehebtunietteruggehaald,hetverlorenehebt unietgezocht;maaruhebthenmetgeweldenmet wreedheidgeregeerd
5Enzijraaktenverstrooid,omdatergeenherderis,enzij werdenvoedselvooralhetgediertedesvelds,toenzij verstrooidwerden
6Mijnschapendwaaldenrondopallebergenenopelke hogeheuvel;ja,mijnkuddewasverspreidoverdehele aardbodem,zonderdatiemandnaarzezochtofzezocht
7Daarom,herders,luisternaarhetwoordvandeHEERE.
8ZowaarIkleef,spreektdeHeereHEERE,omdatMijn schapentoteenprooigewordenzijn,enMijnschapentot voedselgewordenzijnvooralhetgediertedesvelds, omdatergeenherderwasMijnherdershebbennietnaar Mijnschapengezocht,maardeherdershebbenzichzelf geweidenMijnschapennietgeweid.
9Daarom,herders,luistertnaarhetwoordvandeHEERE
10ZozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikzaldeherdersstraffen, IkzalMijnkuddevanhenafeisenenIkzalhenervan weerhoudendekuddeteweidenDeherderszullenzichzelf nietmeerweiden,wantIkzalMijnkuddeuithunmond redden,zodatzijhunnietmeertotvoedseldienen.
11WantzozegtdeHeereHEERE:Zie,Ik,Ikzalnaar Mijnschapenvragenennaarzeomzien
12Zoalseenherdernaarzijnkuddeomzietopdedagdat hijtemiddenvanzijnverstrooideschapenis,zozalIknaar mijnschapenomzienenzereddenuitalleplaatsen waarheenzeverstrooidzijnopdebewolkteendonkeredag. 13Ikzalhenuithetmiddenvandevolkenleidenenhen uitdelandenvergaderenIkzalhennaarhunlandbrengen IkzalhenweidenopdebergenvanIsraël,bijderivieren eninallebewoondestrekenvanhetland
14IneengoedeweidezalIkzeweiden,enopdehoge bergenvanIsraëlzalhunkooizijn;daarzullenzij neerliggenineengoedekooi,enopeenvetteweidezullen zijgrazen,opdebergenvanIsraël
15Ikzalmijnschapenweidenenzelegeren,spreektde HeereHEERE
16HetverlorenezalIkzoekenenhetweggedrevenezalIk terughalen;hetgebrokenezalIkverbindenenhetziekezal IksterkenMaarhetvetteenhetsterkezalIktegronde richten;Ikzalhenmetoordeelspijzigen.
17Enwatuaangaat,omijnschapen,zozegtdeHeere HEERE:Zie,Ikzalrechtsprekentussenhetenerundenhet andererund,tussenderammenendebokken
18Lijkthetuteweinig,datudegoedeweideafgraasten derestvanuwweidemetuwvoetenvertrapt?Ofdatuhet diepewaterdrinktenderestmetuwvoetenverontreinigt?
19Enwatmijnschapenbetreft,zijetenwatjulliemet julliehoevenhebbenvertreden,enzijdrinkenwatjullie metjulliehoevenhebbenverontreinigd.
20Daarom,zozegtdeHeereHEEREtothen:Zie,Ik,Ik zaloordelentussendevetterunderenendemagere runderen.
21Omdatjulliemetdeflankenendeschoudershebben geslagenenalleziekenmetjulliehorenshebbengestoten, totdatjulliezeverstrooidhadden, 22DaaromzalIkmijnschapenredden,zodatzijniet langereenprooizijn.Ikzalrechtsprekentussenhetene rundenhetandere
23EnIkzaléénherderoverhenaanstellen,diehenzal weiden:mijndienaarDavid;diezalhenweiden,enhijzal hunherderzijn
24EnIk,deHEERE,zalhuntoteenGodzijn,enMijn dienaarDavidzaleenvorstinhunmiddenzijn;Ik,de HEERE,hebhetgesproken
25Ikzaleenvredesverbondmethensluitenendewilde dierenuithetlandwegnemenZijzullenveiligwoneninde woestijnenslapenindewouden
26Ikzaldiedingenendeplaatsenrondommijnheuveltot eenzegenstellen;enIkzalderegenopzijntijdlaten neerdalen;zegenrijkeregenbuienzullenerzijn
27Danzalhetgeboomtedesveldszijnvruchtgevenenhet landzalzijnopbrengstgeven,enzijzullenveiligzijnin hunland,enzijzullenwetendatIkdeHEEREben, wanneerIkdebandenvanhunjukverbrokenenhengered hebuitdehandvanhendiehendienden
28Zijzullennietlangereenprooizijnvoorde heidenvolken,endewildedierenvanhetlandzullenhen nietmeerverslindenZijzullenveiligwonen,enniemand zalhenopschrikken
29Ikzalvoorheneenmachtigeplantlatenopschieten, zodatzijnietlangerdoorhongeromkomeninhetlanden nietlangerdesmaadvandeheidenvolkenhoeventedragen 30Zozullenzijweten,datIk,deHEERE,hunGod,met henbenendatzij,hethuisvanIsraël,Mijnvolkzijn, spreektdeHeereHEERE
31Enjullie,mijnschapen,deschapenvanmijnweide, julliezijnmensen,enIkbenjullieGod,spreektdeHeere HEERE
HOOFDSTUK35
1HetwoordvandeHEEREkwamtotmijenluidde: 2Mensenkind,richtuwblikophetgebergteSeïren profeteerertegen
3Enzegtothem:ZozegtdeHeereHEERE:Zie,gebergte Seïr,Ikzálu!IkstrekMijnhandtegenuuitenmaakutot eenverwoester
4Ikzaluwstedentoteenpuinhoopmaken,enuzulteen woestenijzijn,enuzultwetendatIkdeHEEREben
5Omdatueeneeuwigehaathebtgehadenhetbloedvan dekinderenIsraëlsmetdekrachtvanhetzwaardhebt vergoten,tentijdevanhunongeluk,tentijdedatereen eindekwamaanhunongerechtigheid
6Daarom,zowaarIkleef,spreektdeHeereHEERE,Ikzal utotbloedbereiden,enbloedzaluvervolgenAlsubloed niethebtgehaat,zalbloeduvervolgen
7IkzalhetgebergteSeïrtoteenwoestenijmakenener iedereenuitroeiendieweggaateniedereendieterugkeert
8Ikzalzijnbergenvullenmetzijnverslagenen;opuw heuvels,inuwdaleneninaluwrivierenzullenzijvallen, diedoorhetzwaardzijnverslagen
9Ikzalutoteeneeuwigeverwoestingmaken,enuw stedenzullennietterugkeren,enuzultwetendatIkde HEEREben
10Omdatugezegdhebt:Dezetweevolkenendezetwee landenzullenvanmijzijn,enwijzullenhetinbezitnemen, terwijldeHEEREdaarwas, 11Daarom,zowaarIkleef,spreektdeHeereHEERE,Ik zaldoenovereenkomstiguwtoornenovereenkomstiguw nijd,dieuuituwhaatjegenshenhebtgehad;enIkzalMij onderhenbekendmaken,wanneerIkugeoordeeldheb 12DanzultuwetendatIkdeHEEREben,endatIkaluw lasteringenhebgehoord,dieutegendebergenvanIsraël hebtgesproken:Zijzijnverwoest,zijzijnaanons overgegevenomteverdelgen
13DaaromhebtuzichmetuwmondtegenMijopgeroemd, enhebtuuwwoordentegenMijvermenigvuldigd;Ikheb zegehoord
14ZozegtdeHeereHEERE:Alsdegeheleaardezich verheugt,zalIkutoteenwoestenijmaken.
15Zoalsuzichverheugdeoverheterfelijkbezitvanhet huisvanIsraël,omdathetverwoestlag,zozalIkaanu doen:uzulteenwoestenijworden,ogebergteSeïrenheel Edom,ja,alleservan!DanzullenzijwetendatIkde HEEREben
HOOFDSTUK36
1Engij,mensenkind,profeteertotdebergenvanIsraëlen zeg:BergenvanIsraël,hoorthetwoordvandeHEERE!
2ZozegtdeHeereHEERE:Omdatdevijandtegenu gezegdheeft:Ha,zelfsdeoudehoogtenzijnonsbezit geworden
3Daarom,profeteerenzeg:ZozegtdeHeereHEERE: Omdatzijuverwoestenvanallekantenverslondenhebben, omutoteenbezittemakenvoorderestvande heidenvolken,enuverstriktbentgeraaktindelippenvan praterseneenschandebentvoordevolken.
4Daarom,bergenvanIsraël,hoorthetwoordvandeHeere HEEREZozegtdeHeereHEEREtotdebergenentotde heuvels,totderivierenentotdedalen,totdeverlaten wildernissenentotdeverlatensteden,dietoteenprooien eenspotzijngewordenvoorhetoverblijfselvande heidenvolkendierondomhenwonen:
5Daarom,zozegtdeHeereHEERE:Voorwaar,inhet vuurvanMijnnaijverhebIkgesprokentegenhet overblijfselderheidenvolkenentegengeheelEdom,die Mijnlandinbezithebbengenomenmetdeblijdschapvan hungansehart,metboosaardigegedachten,omhetalsroof uittedrijven.
6ProfeteerdaaromoverhetlandvanIsraëlenzegtotde bergenentotdeheuvels,totderivierenentotdedalen:Zo zegtdeHeereHEERE:Zie,IkhebgesprokeninMijn naijvereninMijngrimmigheid,omdatgijdesmaadder heidenvolkengedragenhebt
7Daarom,zozegtdeHeereHEERE:IkhebMijnhand opgeheven,Zeker,deheidenvolkendierondomuwonen, zijzullenhunsmaaddragen
8Maarjullie,bergenvanIsraël,zullenuitlopenenjullie vruchtdragenvoormijnvolkIsraël,wanthunkomstis nabij.
9Wantzie,Ikbenvooru,enIkzalMijtotuwenden,enu zultbewerktengezaaidworden
10EnIkzaldemannenoveruvermenigvuldigen,het gehelehuisvanIsraël,heeluwvolk;destedenzullen
bewoondwordenendepuinhopenzullenherbouwd worden.
11Ikzalmensendieronderutalrijkmaken,zodatzijzich vermenigvuldigenenvruchtdragen.Ikzaluinuwoude toestandhoudenenubeterbehandelendanvoorheen.Dan zultuwetendatIkdeHEEREben
12Ja,Ikzalmensenoveruheenlatenlopen,overmijn volkIsraël,enzijzullenuinbezitnemen,enuzulthun erfdeelzijnUzulthenvoortaannietmeervanmensen beroven
13ZozegtdeHeereHEERE:Omdatmentotuzegt:Gij landverslindtdemensenengijhebtuwvolkenberoofd, 14Daaromzultgijnietlangermensenverslindenenuw volkennietlangerberoven,spreektdeHeereHEERE 15Ikzaldesmaadvandeheidenvolkennietmeerinu latenhoren,enuzultdesmaadvandevolkennietmeer dragen,enuzultuwvolkennietmeerdoenstruikelen, spreektdeHeereHEERE
16HetwoordvandeHEEREkwamtotmijenluidde:
17Mensenkind,toenhethuisvanIsraëlinzijneigenland woonde,hebbenzijhetverontreinigddoorhuneigenweg endoorhundaden.HunwegwasvoorMijalsde onreinheidvaneenvervreemdevrouw
18DaaromhebIkMijngrimmigheidoverhenuitgestort, vanwegehetbloeddatzijinhetlandhaddenvergoten,en vanwegehunafgoden,waarmeezijhetlandhadden ontheiligd
19Ikverstrooidehenonderdeheidenvolkenenzijwerden overdelandenverspreid;overeenkomstighunwandelen overeenkomstighundadenoordeeldeIkhen
20Toenzijbijdeheidenvolkenkwamenwaarzij heengingen,onteerdenzijmijnheiligenaam,doortegen hentezeggen:DezenzijnhetvolkvandeHEERE,enzij zijnuitzijnlandweggegaan.
21MaarIkhadmedelijdenmetMijnheiligeNaam,diehet huisvanIsraëlontheiligdhadonderdeheidenvolkenwaar zijheengingen.
22DaaromzegtothethuisvanIsraël:ZozegtdeHeere HEERE:NietomuwentwildoeIkdit,huisvanIsraël,maar terwillevanMijnheiligeNaam,diegijontheiligdhebt onderdeheidenvolken,waargijgekomenzijt
23IkzalMijngroteNaamheiligen,Dieonderde heidenvolken,Diegijinhetmiddenvanhenontheiligd hebt,Endeheidenvolkenzullenweten,datIkdeHEERE ben,spreektdeHeereHEERE,wanneerIkinuvoorhun ogengeheiligdzalworden.
24WantIkzaluweghalenuitdeheidenvolkenenu bijeenvergaderenuitallelanden,enIkzalubrengennaar uweigenland
25DanzalIkreinwateroverusprenkelen,engijzultrein zijn;vanaluwonreinhedenenvanaluwafgodenzalIku reinigen.
26DanzalIkueennieuwhartgeveneneennieuwegeest inuwbinnenstegevenIkzalhetstenenhartuituw lichaamwegnemenenueenvlesenhartgeven
27IkzalMijnGeestinuwbinnenstegevenenmakendatu inMijnverordeningenwandeltendatuMijnbepalingenin achtneemtenzehoudt
28JulliezullenwoneninhetlanddatIkaanjullievaderen gegevenheb,enjulliezullenMijnvolkzijn,enIkzaljullie Godzijn
29Ikzaluookverlossenvanaluwonreinheden;Ikzalhet korenroepenenhetvermeerderen,enIkzalugeen hongersnoodopleggen
30Ikzaldevruchtvandebomenendeopbrengstvanhet veldzovermeerderendatunietlangerdesmaadvande hongersnoodonderdeheidenvolkenzultdragen
31Danzultuzichuwslechtewegenherinnerenenuw dadendienietgoedwaren,enuzultvanuzelfwalgenin uweigenogenvanwegeuwongerechtighedenenuw gruweldaden
32NietomuwentwildoeIkdit,spreektdeHeereHEERE; laathetubekendzijnWordtbeschaamdenteschande overuwwegen,huisvanIsraël.
33ZozegtdeHeereHEERE:TendagedatIkuvanaluw ongerechtighedenreinig,zalIkuindestedendoenwonen, endeverwoesteplaatsenzullenherbouwdworden.
34Enhetverwoestelandzalbewerktworden,terwijlhet woestlagvoordeogenvanallendieervoorbijtrokken
35Enzijzullenzeggen:Ditland,datverwoestwas,is gewordenalsdehofvanEden;endestedendieverwoest, verlatenenverwoestwaren,zijnommuurdenbewoond
36Danzullendeheidenvolkendierondomuzijn overgebleven,wetendatIk,deHEERE,deverwoeste plaatsenherbouwenhetverwoestebeplantIk,deHEERE, hebhetgesprokenenzalhetdoen.
37ZozegtdeHeereHEERE:IkzalMijhiervoornogdoor hethuisvanIsraëllatenverzoeken,omhethuntedoen;Ik zalhenmetmensenvermeerderenalseenkudde.
38Zoalsdeheiligekudde,zoalsdekuddevanJeruzalem ophaarhoogfeesten,zozullendeverwoestestedenvol wordenvankuddenmensen.EnzijzullenwetendatIkde HEEREben
HOOFDSTUK37
1DehandvandeHEEREwasopmij,enHijvoerdemij uitindeGeestvandeHEERE,enzettemijneerinhet middenvandevallei,dievolbeenderenlag,
2EnhijlietmijaanhenvoorbijgaanEnzie,erwarener zeerveelinhetopendal,enzie,zijwarenzeerdroog.
3EnHijzeitotmij:Mensenkind,kunnendezebeenderen levendworden?Enikantwoordde:HeereHEERE,Gij weethet.
4VerderzeiHijtegenmij:Profeteeroverdezebeenderen enzegtegenhen:Dorrebeenderen,luisternaarhetwoord vandeHEERE.
5ZozegtdeHeereHEEREoverdezebeenderen:Zie,Ik zalgeestinubrengen,zodatuweertotlevenkomt.
6Ikzalpezenopuleggen,vleesopudoenkomen,umet huidbedekkenenademinublazen,zodatuweertotleven komtenweetdatIkdeHEEREben
7Ikprofeteerdezoalsmijwasopgedragen.Enterwijlik profeteerde,ontstondereengedruisErontstondeen beving,endebeenderenslotenzichaanelkaarvast,been bijbeen
8Toenikkeek,zagikdaterspierenenvleesopkwamen endatdehuidzebedekte,maarerzatnoggeenademin.
9ToenzeiHijtegenmij:Profeteertegendewind,profeteer, mensenkind,enzegtegendewind:ZozegtdeHeere HEERE:Komuitdevierwindstreken,oadem,enblaasin dezegedoden,zodatzijweertotlevenkomen
10Ikprofeteerdezoalshijmijhadopgedragen,endeadem kwaminhen,zodatzijweertotlevenkwamenenophun voetengingenstaan:eenbuitengewoongrootleger
11Toenzeihijtegenmij:Mensenkind,dezebeenderen zijnhethelehuisvanIsraël.Zie,zezeggen:Onze beenderenzijnverdordenonzehoopisvervlogen;wezijn afgesnedenvanonzedelen
12Profeteerdaaromenzegtothen:ZozegtdeHeere HEERE:Zie,Mijnvolk,Ikzaluwgravenopenenenuuit uwgravendoenopkomenenubrengeninhetlandvan Israël
13EnuzultwetendatIkdeHEEREben,wanneerIkuw gravenzalopenen,mijnvolk,enuuituwgravenzaldoen opkomen,
14IkzalMijnGeestinugeven,zodatuzultlevenenIk zaluinuwlandbrengen.DanzultuwetendatIk,de HEERE,hetgesprokenengedaanheb,spreektdeHEERE 15HetwoordvandeHEEREkwamopnieuwtotmij, zeggende:
16Engij,mensenkind,neemeenstukhoutenschrijf daarop:VoorJudaenvoordeIsraëlieten,diezijn metgezellenzijn.Neemdaneenanderstukhoutenschrijf daarop:VoorJozef,hetstukhoutvanEfraïm,envoorhet gehelehuisvanIsraël,diezijnmetgezellenzijn
17Envoegzeaanelkaartoetotéénstukhout,zodatzein uwhandééngeheelworden
18Wanneeruwvolksgenotentotusprekenenzeggen: Wiltuonsnietduidelijkmakenwatuhiermeebedoelt?
19Zegtothen:ZozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikneemhet houtvanJozef,datindehandvanEfraïmis,ende stammenvanIsraël,diemethemverwantzijn,enIkzalhet bijhemleggen,bijhethoutvanJuda;Ikzaleréénstuk houtvanmaken,zodatzijinMijnhandééngeheelvormen 20Endestukkenhoutwaaropgijschrijft,zulleninuw handzijn,voorhunogen
21Enzegtothen:ZozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikhaal dekinderenIsraëlsweguitdeheidenvolkenwaarheenzij gegaanzijn,enIkzalhenvanallekantenbijeenverzamelen, enIkzalhenbrengennaarhunland
22Ikzalhentotéénvolkmakeninhetland,opdebergen vanIsraël,enéénkoningzaloverhenallenregerenZij zullennietlangertweevolkenzijn,enzijzullennietlanger intweekoninkrijkenverdeeldzijn.
23Zijzullenzichnietmeerverontreinigenmethun afgoden,methunafschuwelijkedingenenmetalhun overtredingen.Ikzalhenverlossenuitalhunwoonplaatsen, waarinzijgezondigdhebben,enIkzalhenreinigen,zodat zijMijnvolkzullenzijnenIkzalhunGodzijn.
24EnmijndienaarDavidzalkoningoverhenzijn,enzij zullenallenéénherderhebben;zijzullenookinmijn bepalingenwandelenenmijninzettingeninachtnemenen diehouden.
25ZijzullenwoneninhetlanddatIkaanMijnknecht Jakobgegevenheb,waarinuwvaderengewoondhebben; zijzullendaarinwonen,zijenhunkinderenenhun kindskinderen,vooreeuwigEnMijnknechtDavidzalhun vorstzijnvooreeuwig.
26Ikzaleenverbonddesvredesmethensluiten,hetzal eeneeuwigverbondmethenzijn;Ikzalhuneenplaats gevenenhenvermenigvuldigen,enMijnheiligdomzalIk inhunmiddenzetten,vooreeuwig
27Ookzalmijntentbijhenzijn;IkzalhunGodzijnenzij zullenmijnvolkzijn.
28Endeheidenvolkenzullenweten,datIk,deHEERE, Israëlheilig,wanneerMijnheiligdominhunmiddenzal zijn,vooreeuwig.
HOOFDSTUK38
1EnhetwoordvandeHEEREkwamtotmij,zeggende:
2Mensenkind,richtuwblikopGog,hetlandvanMagog, deoppervorstvanMesechenTubal,enprofeteertegen hem
3Enzeg:ZozegtdeHeereHEERE:Zie,Ikzalustraffen, Gog,oppervorstvanMesechenTubal!
4IkzaluomkerenenhakeninuwkakenslaanIkzaluen uwgeheleleger,paardenenruiters,allenuitgerustmet allerleiwapenrustingen,eengrotelegermachtmetgroteen kleineschilden,dieallenhetzwaardhanteerden
5Perzië,EthiopiëenLibiëwarenmethen,allenmetschild enhelm
6Gomerenalzijnbenden;hethuisvanTogarmaaande noordzijdeenalzijnbenden;envelemensenmetu.
7Weesvoorbereidenweesgereedvooruzelf,uenheeluw gezelschapdatbijuverzameldis,enweeseenwachtvoor hen.
8NaveledagenzultubezochtwordenIndelaatstejaren zultukomenineenlanddatvanhetzwaardisherstelden uitvelevolkenisverzameldopdebergenvanIsraël,die altijdverwoestwarenMaarhetisuitdeheidenvolken geleid,enzijzullenallenonbezorgdwonen
9Gijzultopstijgenenkomenalseenstorm;gijzultzijnals eenwolk,diehetlandbedekt,gijenaluwtroepen,ende velevolkenmetu
10ZozegtdeHeereHEERE:Erzullenuzulkedingen overkomen,datukwadegedachtenzultbedenken
11Engijzultzeggen:Ikzaloptrekkennaarhetlandvande dorpenzondermuur;ikzalgaannaarderustzoekers,die veiligwonen,dieallenzondermuurwonen,engeen grendelsofpoortenhebben,
12Omtebuitmakenenroofteplegen;omUwhandte wendentegendeverwoesteplaatsendienubewoondzijn, entegendemensendieuitdeheidenvolkenbijeengebracht zijn,dieveeengoederenhebbenverkregen,dieinhet middenvanhetlandwonen
13Seba,DedanendekoopliedenvanTarsis,metalhun jongeleeuwen,zullentegenuzeggen:Bentugekomenom buitteroven?Hebtuuwbendebijeengeroepenombuitte roven?Omzilverengoudwegteslepen,omveeen goederenteroven,omeengrotebuittebehalen?
14Daarom,mensenkind,profeteerenzegtotGog:Zozegt deHeereHEERE:ZultuhetnietwetenopdedagdatMijn volkIsraëlveiligwoont?
15Engijzultuituwplaatskomen,uitdestrekenvanhet noorden,gijenvelevolkenmetu,dieallentepaardrijden, eengrotemenigteeneenmachtigleger
16EngijzultoptrekkentegenMijnvolkIsraëlalseen wolkomhetlandtebedekken;hetzalzijninhetlaatsteder dagen,datIkutegenMijnlandzalbrengen,opdatde heidenvolkenMijkennen,wanneerIkMijvoorhunogen, oGog,inugeheiligdzalhebben.
17ZozegtdeHeereHEERE:ZijtGijhet,vanwieIkvan oudsgesprokenhebdoordedienstvanMijndienaren,de
profetenvanIsraël,dieindiedagen,velejaren, geprofeteerdhebben,datIkutegenhenzoubrengen?
18Enhetzalgeschiedententijde,wanneerGogkomtover hetlandvanIsraël,spreektdeHeereHEERE,datMijn grimmigheidinMijnaangezichtzalopkomen.
19Wantinmijnnaijvereninhetvuurvanmijntoornheb ikgesproken:Voorzeker,opdiedagzalereengrote aardbevingzijninhetlandvanIsraël.
20Danzullendevissenvandezee,devogelsvande hemel,dewildedierenvanhetveldenallekruipende dierendieoverdeaardekruipen,enallemensendieopde aardbodemleven,voormijnaangezichtbevenDebergen zullenomvergeworpenworden,desteilehellingenzullen instortenenelkemuurzalopdegrondvallen
21DanzalIkhetzwaardtegenhemoproepenopalMijn bergen,spreektdeHeereHEERE;hetzwaardvandeeen zaltegendeanderzijn
22Ikzaltegenhemgerichthoudenmetpestenmetbloed, enIkzaleenoverstromenderegenengrotehagelstenen, vuurenzwavellatenregenenophem,opzijnbendenenop develevolkendiebijhemzijn
23ZozalIkMijzelfgrootmakenenMijzelfheiligen,enIk zalvoordeogenvanvelevolkenbekendworden,enzij zullenwetendatIkdeHEEREben
HOOFDSTUK39
1Daarom,mensenkind,profeteertegenGogenzeg:Zo zegtdeHeereHEERE:Zie,Ikzaltegenuzijn,Gog, oppervorstvanMesechenTubal!
2Ikzaluomkerenenslechtseenzesdedeelvanu overlatenIkzaluuitdenoordelijkestrekendoen optrekkenenubrengenopdebergenvanIsraël
3Ikzaluwbooguituwlinkerhandslaanenuwpijlenuit uwrechterhanddoenvallen
4GijzultopdebergenvanIsraëlvallen,gij,aluwbenden, enhetvolkdatbijuis.Ikzaluovergevenaanallerlei roofvogelsenaandewildedierendesveldsomverslonden teworden
5Gijzultvallenophetopenveld,wantIkhebhet gesproken,spreektdeHeereHEERE 6IkzaleenvuurzendenoverMagogenonderhendie zorgeloosindeeilandenwonen,zodatzijwetendatIkde HEEREben
7ZozalIkmijnheiligeNaambekendmakeninhetmidden vanmijnvolkIsraël,enIkzalnietlangertoelatendatzij mijnheiligeNaamontheiligenDanzullendeheidenvolken wetendatIkdeHEEREben,deHeiligeinIsraël.
8Zie,hetisgekomenenhetisgeschied,spreektdeHeere HEERE;ditisdedagwaarvanIkgesprokenheb
9EndebewonersvandestedenvanIsraëlzullenuitgaan endewapensinbrandstekenenverbranden,deschilden enderondellen,debogenendepijlen,dehandstavenende speren,enzijzullenzemetvuurverbranden,zevenjaar lang
10Zijzullengeenhoutvanhetveldmeenemenenhetniet uitdebossenkappen.Zijzullendewapensmetvuur verbranden,enzijzullenhendiehenplunderden, plunderenenhendiehenplunderden,beroven,spreektde HeereHEERE.
11Enhetzaltediendagegeschieden,datIkdaaraanGog eenplaatsdergraveninIsraëlzalgeven,namelijkhetdal
derpassagiers,tenoostenvandezee;hetzaldeneuzender passagiersdichtstoppen;endaarzullenzijGogenheelzijn menigtebegraven;enzijzullenhetnoemen:hetdalvan Hamongog.
12ZevenmaandenlangzalhethuisvanIsraëlbezigzijn methetbegravenvanhen,omhetlandtereinigen 13Ja,alleinwonersvanhetlandzullenhenbegraven,en hetzalhuntoteerzijnopdedagdatIkverheerlijktword, spreektdeHeereHEERE
14Enzijzullendemannendievoortdurendarbeid verrichten,afzonderen,diedoorhetlandtrekken,om degenendieopdeaardbodemovergeblevenzijn,te begravenmetdereizigers,omdeaardbodemtereinigen.
Naverloopvanzevenmaandenzullenzijhetland doorzoeken
15Enwanneeriemanddiedoorhetlandreisteenbotvan eenmensziet,moethijereentekenbijplaatsen,totdatde begravershetinhetdalvanHamongogbegravenhebben 16EndenaamvandestadzalHamonazijn.Zozullenzij hetlandreinigen
17Engij,mensenkind,zozegtdeHeereHEERE:Spreek totalhetgevederdegevogelteentotalhetgediertedes velds:Verzameltuenkomt,verzameltuvanallekantentot Mijnslachtoffer,datIkvooruoffer,eengrootslachtoffer opdebergenvanIsraël,opdatgijvleeseetenbloeddrinkt.
18Hetvleesvandemachtigenzultgijetenenhetbloed vandevorstenderaardezultgijdrinken:vanrammen, lammeren,bokkenenstieren,aldiemestveevanBasan.
19Engijzultvetetentotgijverzadigdzijt,enbloed drinkentotgijdronkenzijt,vanmijnslachtoffer,datIk voorugeslachtheb.
20Engijzultaanmijntafelverzadigdworden,met paardenenwagens,metheldenenmetallekrijgslieden, spreektdeHeereHEERE.
21Ikzalmijnmajesteitonderdevolkenbrengen,enalle volkenzullenhetrechtziendatikhebvoltrokken,ende handdieikoverhenhebgelegd.
22DanzalhethuisvanIsraëlwetendatIk,deHEERE, hunGodben,vanafdiedagenvoortaan
23Danzullendeheidenvolkenwetendathethuisvan Israëlomhunongerechtigheidingevangenschapisgegaan, omdatzijtegenMijovertredenhebbenDaaromhebIk Mijnaangezichtvoorhenverborgenenhenovergegevenin dehandvanhunvijanden,zodatzijallendoorhetzwaard zijngevallen
24NaarhunonreinheidennaarhunovertredingenhebIk methengedaanenIkhebMijnaangezichtvoorhen verborgen.
25Daarom,zozegtdeHeereHEERE:NuzalIkeen omkeerbrengenindegevangenschapvanJakobenMij ontfermenoverhetgehelehuisvanIsraëlIkzalijveren voorMijnheiligeNaam.
26Daarnahebbenzijhunschandegedragen,enalhun overtredingen,waarmeezijtegenMijovertredenhebben, toenzijveiliginhunlandwoonden,zonderdatiemandhen schrikaanjoeg
27WanneerIkhenuithetmiddenvandevolkenzal terugbrengenenhenuitdelandenvanhunvijandenzal verzamelen,enIkinhengeheiligdzalwordenvoorde ogenvanveleheidenvolken, 28DanzullenzijwetendatIk,deHEERE,hunGodben, Dieheningevangenschaplietvoerenonderde
heidenvolken,endatIkheninhunlandhebbijeengebracht enniemandvanhendaarmeerhebachtergelaten.
29EnIkzalMijnaangezichtnietlangervoorhen verbergen,wantIkhebMijnGeestuitgestortoverhethuis vanIsraël,spreektdeHeereHEERE.
HOOFDSTUK40
1Inhetvijfentwintigstejaarvanonzeballingschap,aanhet beginvandatjaar,opdetiendevandemaand,inhet veertiendejaarnadatdestadwasverslagen,opdiezelfde dagkwamdehandvandeHEEREovermijenbrachtmij daarheen.
2IndevisioenenvanGodbrachtHijmijnaarhetlandvan Israëlenplaatstemijopeenzeerhogeberg,metaande zuidkantdevormvaneenstad.
3Enhijbrachtmijdaarheen,enzie,daarwaseenman, wiensuiterlijkwasalshetuiterlijkvankoper,meteen snoervlasinzijnhandeneenmeetstok;enhijstondinde poort
4Endemenszeidetotmij:Mensenkind,ziemetuwogen enhoormetuworenenrichtuwaandachtopalwatiku zallatenzienWantomhetutelatenzien,zijtgijhier gebrachtVertelalwatgijzietaanhethuisvanIsraël
5Enzie,erwaseenmuurrondomhethuis,enindehand vandemanwaseenmeetstokvanzesellang,éénelenéén handbreedte;zomathijdebreedtevanhetgebouw,éénriet, endehoogte,éénriet.
6Toenkwamhijbijdepoortdieophetoostenuitzag, beklomdetrappenervanenmatdedrempelvandepoort, dieéénrietbreedwas,endeanderedrempelvandepoort, dieéénrietbreedwas
7Enelkekleinekamerwaséénrietlangenéénrietbreed; entussendekamerswasvijfel;endedrempelvandepoort bijdevoorhalvandepoortbinneninwaséénriet
8Ookdevoorhalvandepoortaandebinnenkantmathij, opéénriet.
9Toenmathijdevoorhalvandepoort:achtel,ende postenervan:tweeelDevoorhalvandepoortwasaande binnenkant.
10Dekleinekamersvandepoortaandeoostkantwaren drieaandezekantendrieaangenekant;diedriehadden dezelfdemaat;endepostenhaddendezelfdemaataandeze kantenaangenekant
11Vervolgensmathijdebreedtevandeingangvande poort:tienel,endelengtevandepoort:dertienel.
12Ookderuimtevóórdekamertjeswaséénelaandeze kant,enderuimtewaséénelaandeanderekant;de kamertjeswarenzeselaandezekant,enzeselaande anderekant
13Vervolgensmathijdepoort,vanhetdakvanhetene kamertjetothetdakvanhetanderekamertje.Debreedte wasvijfentwintigel,deurtegendeur
14Ookmaaktehijpaaltjesvanzestigel,totaandepaal vandevoorhofrondomdepoort
15Envandevoorzijdevandeingangspoorttotaande voorzijdevandevoorhalvandebinnenstepoortwasvijftig el
16Erwarensmallevenstersindekamersenindeposten aandebinnenkantvandepoort,enookindebogen.De vensterswarenrondomaandebinnenkant,enopelkepost warenpalmbomen
17Toenbrachthijmijindebuitenstevoorhof,enzie,daar warenvertrekken,enrondomwaseenplaveiselvoorde voorhofaangelegdErwarendertigvertrekkenophet plaveisel.
18Enhetplaveiselaandezijdevandepoorten,overde lengtevandepoorten,washetondersteplaveisel 19Vervolgensmathijdebreedtevandevoorkantvande onderstepoorttotaandevoorkantvandebinnenste voorhof,honderdelvanoostnaarnoord
20Envandepoortvandebuitenstevoorhof,dienaarhet noordenuitzag,mathijdelengteendebreedteervan
21Haarkleinekamerswarendrieaandezezijdeendrie aangenezijde;haarpostenenhaarbogenwaren overeenkomstigdemaatvandeeerstepoort;haarlengte wasvijftigelenhaarbreedtevijfentwintigel
22Hunvensters,hunbogenenhunpalmbomenwaren overeenkomstigdemaatvandepoortdieophetoosten uitzag;menklomerviazeventredenin;enhaarbogen bevondenzichvóórhen.
23Depoortvandebinnenstevoorhoflagtegenoverde noordelijkeenoostelijkepoortVanpoorttotpoortmathij honderdel.
24Daarnabrachthijmijnaarhetzuiden,enzie,erwaseen poortnaarhetzuidenEndezuilenendebogenervanmat hijovereenkomstigdezematen.
25Erwarenvenstersinhetgebouwenindebogenervan rondom,zoalsaandevensters;delengtewasvijftigelen debreedtevijfentwintigel.
26Erwarenzeventredenomerheentegaan,endebogen ervanwarenvóórdebogenErwarenpalmbomen,éénaan dezekantenéénaangenekant,ophunposten.
27Enerwaseenpoortindebinnenstevoorhof,dienaar hetzuidengerichtwas;enhijmatvanpoorttotpoort,die naarhetzuidengerichtwas,honderdel.
28Enhijbrachtmijnaarhetbinnenstevoorhof,doorde Zuidpoort,enhijmatdeZuidpoortnaardezematen;
29Endekamersdaarvan,endepostendaarvan,ende bogendaarvan,overeenkomstigdezeafmetingen;ener warenvenstersdaarinenindebogendaarvanrondom;het wasvijftigellang,envijfentwintigelbreed.
30Debogenrondomwarenvijfentwintigellangenvijfel breed
31Zijnbogenwarenaandebuitenstevoorhofgericht,en opzijnpilarenwarenpalmbomen;deopgangernaartoe bestonduitachttreden
32Toenbrachthijmijnaardebinnenstevoorhof,tegenhet oosten,enhijmatdepoortovereenkomstigdezematen
33Dekamerservan,depostenervanendebogenervan haddendezeafmetingenErwarenvenstersin,zowelin,de bogenervanrondomHetwasvijftigellangen vijfentwintigelbreed
34Debogenervanwarenaandebuitenstevoorhofgericht; opdepilarenervanwarenpalmbomen,aanbeidezijden,en erwarenachttredendienaarbovenleidden
35ToenbrachthijmijnaardeNoordpoortenmathaarnaar dezematen:
36Dekamersdaarvan,depostendaarvan,debogen daarvanendevenstersdaaraanrondom:delengtewas vijftigel,endebreedtevijfentwintigel
37Depalenervanwarengerichtopdebuitenstevoorhof; erwarenpalmbomenophunpalen,aanbeidezijden,ende opgangernaartoebestonduitachttreden
38Devertrekkenendeingangendaarvanbevondenzich bijdepostenvandepoorten,waarmenhetbrandoffer waste
39Enindevoorhalvandepoortstondenaanbeidekanten tweetafels,omdaarophetbrandoffer,hetzondofferenhet schuldofferteslachten
40Enaandebuitenzijde,waarmennaardeingangvande noordpoortgaat,stondentweetafels;enaandeandere zijde,diebijdevoorhalvandepoortwas,stondentwee tafels
41Aandezekantstondenviertafels,enaandeanderekant, naastdepoortAchttafels,waaropzijhunoffersslachtten
42Deviertafelsvoorhetbrandofferwarenvangehouwen steen,anderhalveellang,anderhalveelbreedenéénel hoogDaaroplegdenzeookdebenodigdhedenneer waarmeezehetbrandofferenhetslachtofferslachtten.
43Enaandebinnenkantwarenhakenbevestigd,een handbreed,rondombevestigd;enopdetafelslaghetvlees vandeoffergave.
44Buitendebinnenstepoortwarendevertrekkenvande zangers,indebinnenstevoorhof,dieterzijdevande noordpoortlag;hunuitzichtwasophetzuiden;éénaande zijdevandeoostpoort,methetuitzichtophetnoorden
45Enhijzeidetotmij:Dezekamer,waarvanhetuitzicht naarhetzuidenis,isvoordepriesters,debewakersvanhet huis
46Enhetvertrek,waarvanhetuitzichtnaarhetnoordenis, wasvoordepriesters,diededienstbijhetaltaarmoesten behartigenDitzijndenakomelingenvanZadokuitde nakomelingenvanLevi,dietotdeHEEREnaderenom Hemtedienen.
47Hijmatdevoorhof:honderdellangenhonderdelbreed, vierkant;enookhetaltaardatvoorhethuisstond
48Toenbrachthijmijnaardevoorhalvanhethuisenmat elkepaalvandevoorhal:vijfelaandezekantenvijfelaan deanderekantDebreedtevandepoortwasdrieelaan dezekantendrieelaandeanderekant.
49Delengtevandevoorhalwastwintigelendebreedte elfelHijlietmijviadetredennaarbovenklimmenEr stondenpilarenbijdepalen,éénaandezekantenéénaan genekant
HOOFDSTUK41
1Daarnabrachthijmijnaardetempelenmatdepalen:zes elbreedaandeenekantenzeselbreedaandeanderekant; datwasdebreedtevandetabernakel
2Debreedtevandedeurwastienel,endezijkantenvan dedeurwarenvijfelaandeenekantenvijfelaande anderekantHijmathaarlengte:veertigel,endebreedte: twintigel
3Toenginghijnaarbinnenenmatdedeurpost:tweeel;en dedeur:zesel;endebreedtevandedeur:zevenel
4Toenmathijdelengteervan:twintigel,endebreedte: twintigel,vóórdetempelEnhijzeitegenmij:Ditishet heiligederheiligen
5Daarnamathijdemuurvanhethuis:zesel,ende breedtevanelkezijkamer:vierel,rondomhethuisaan elkekant
6Endezijvertrekkenwarendrie,deeenbovendeander, endertiginvolgordeEnzijgingenindemuurvanhethuis
Ezechiël
voordezijvertrekkenrondom,omhouvasttehebben,maar zijhaddengeenhouvastindemuurvanhethuis.
7Enerwaseenverbredingeneenomloop,steedsopwaarts naardezijvertrekken;wantdeomloopvanhethuisliep steedsomhoogrondomhethuis;daaromwasdebreedte vanhethuissteedsgroter,enzonamhijtoevanhet onderstevertrektothethoogsteinhetmidden
8Ookzagikdehoogtevanhethuisrondom.De fundamentenvandezijvertrekkenwareneenvolle rietstengelvanzesgroteel
9Demuurvandezijvertrekkenaandebuitenkantwasvijf eldikWatoverbleef,wasdeplaatsvandezijvertrekken aandebinnenkant.
10Entussendekamerswaseenbreedtevantwintigel rondomhethuisaanelkekant
11Dedeurenvandezijvertrekkenwarenaandekantvan deovergeblevenruimte:ééndeuraandenoordkantenéén deuraandezuidkantDebreedtevandeovergebleven ruimtewasvijfelrondom.
12Hetgebouwdatvóórdeafgescheidenplaatsaanhet eindenaarhetwestenstond,waszeventigelbreedDe muurvanhetgebouwwasrondomvijfeldikendelengte ervannegentigel
13Hijmathethuis:delengtewashonderdel;ende afzonderlijkeplaatsenhetgebouwmetdemurenervan warenhonderdellang;
14Endebreedtevandevoorzijdevanhethuis,envande afgezonderdeplaatsaandeoostkant,washonderdel.
15Enhijmatdelengtevanhetgebouw,tegenoverde afzonderingdieerachterlag,endegalerijenervanaande eneenaandeanderekant,honderdel,metinbegripvande binnenstetempelendevoorhallenvandevoorhof;
16Dedeurposten,desmallevenstersendegalerijen rondom,ophundrieverdiepingen,tegenoverdedeur, warenrondommethoutbekleed,vandegrondtotaande vensters,endevensterswarenbedekt;
17Aandatgene,bovendedeur,aanhetbinnenstehuis,en aandebuitenkant,enlangsdehelemuurrondom,van binnenenvanbuiten,naarmaat
18Enhetwasgemaaktmetcherubsenpalmbomen,zodat ereenpalmboomtussendeenecherubendeanderestond; enelkecherubhadtweegezichten;
19Zodathetgezichtvaneenmensaandeenekantnaarde palmboomgerichtwas,enhetgezichtvaneenjongeleeuw aandeanderekantnaardepalmboom;ditgebeurdedoor hethelehuis,rondom.
20Vanafdegrondtotbovendeingangwarencherubijnen enpalmbomengemaakt,enookopdemuurvandetempel.
21Depalenvandetempelwarenvierkant,enookde voorkantvanhetheiligdomwasrechtDeaanblikvande enewasgelijkaandeaanblikvandeandere
22Hetaltaarwasvanhout,drieelhoogentweeellang; ookdehoekenervan,delengteervanendewandenwaren vanhoutEnhijzeitegenmij:Ditisdetafeldievoorhet aangezichtvandeHEEREstaat
23Detempelenhetheiligdomhaddentweedeuren
24Ookdedeurenhaddenelktweevleugels,twee draaivleugels;tweevleugelsvoordeenedeurentwee vleugelsvoordeanderedeur
25Enophen,opdedeurenvandetempel,waren cherubijnenenpalmbomengemaakt,zoalsopdewanden;
enerwarendikkeplankenopdevoorkantvandevoorhal aandebuitenkant.
26Erwarensmallevenstersenpalmbomenaandeeneen aandeanderekant,aandezijkantenvanhetvoorhuisenop dezijkamersvanhethuis,endikkeplanken.
HOOFDSTUK42
1Toenbrachthijmijnaardebuitenstevoorhof,deweg naarhetnoorden,enhijbrachtmijnaarderuimtedie tegenoverdeafgezonderdeplaatslag,vóórhetgebouwaan denoordkant
2Denoordpoortwashonderdellangenvijftigelbreed.
3Tegenoverdetwintigelvandebinnenstevoorhofen tegenoverhetplaveiselvandebuitenstevoorhof,lageen galerijaaneengalerij,drieverdiepingenhoog.
4Envoordevertrekkenwaseengangvantienelbreed naarbinnen,eneeningangvanéénel,enhundeuren warenaandenoordkant.
5Debovenstevertrekkenwarenkorter,wantdegalerijen warenhogerdandeze,dandeondersteendanhet middelstegedeeltevanhetgebouw.
6Zebestondennamelijkuitdrieverdiepingen,maar haddengeenpilarenzoalsdepilarenvandevoorhoven Daardoorwashetgebouwvanafdegrondsmallerdanhet ondersteenhetmiddelste
7Endemuuraandebuitenkant,tegenoverdevertrekken, aandevoorzijdevandevertrekken,wasvijftigellang.
8Wantdelengtevandevertrekkenindebuitenstevoorhof wasvijftigel,enzie,voordetempelwashethonderdel 9Enonderdezekamerswasdeingangaandeoostzijde, zoalsmenzebinnengaatvanuitdebuitenstevoorhof
10Dekamersbevondenzichindedikkemuurvande voorhofaandeoostkant,tegenoverdeafgescheidenruimte entegenoverhetgebouw
11Endewegdievóórhenliep,leekopdevertrekkendie aandenoordzijdelagen,evenlangalszijwaren,eneven breedalszij;enalhunuitgangenwarenovereenkomstig hunvormgevingenovereenkomstighundeuren
12Enovereenkomstigdedeurenvandevertrekkendie naarhetzuidengerichtwaren,wasereendeuraanhet hoofdeindevandeweg,namelijkdewegdievlakvoorde muuruitgingnaarhetoosten,alsmenerbinnengaat.
13Toenzeihijtegenmij:Dekamersaandenoordkanten dekamersaandezuidkant,dievóórdeafgezonderdeplaats liggen,zijnheiligekamers.Daarzullendepriestersdietot deHEEREnaderen,deallerheiligstedingenetenDaar zullenzedeallerheiligstedingenneerleggen,enhet graanoffer,hetzondofferenhetschuldofferWantdie plaatsisheilig
14Wanneerdepriestersdaarbinnengaan,mogenzijde heiligeplaatsnietverlatenomnaardebuitenstevoorhofte gaanDaarmoetenzijhunklerenneerleggen,wantzijzijn heiligOokmoetenzijandereklerenaantrekkenenzich begevennaardedingendievoorhetvolkbestemdzijn
15Toenhijhetbinnenstevanhethuishadopgemeten, brachthijmijnaarbuiten,naardepoortdieophetoosten uitkijkt,enhijmatdierondom
16Deoostzijdemathijmetdemeetstok;vijfhonderd rietstaven,rondommetdemeetstok.
17Denoordzijdemathij:vijfhonderdrietstaven,metde meetstokrondom
18Dezuidkantmathijmetdemeetstok:vijfhonderd rietstaven.
19Hijkeerdezichomnaardewestkantenmatmetde meetstokvijfhonderdrietstaven.
20Hijmathetaandevierzijden.Erwaseenmuurrondom, vijfhonderdrietstengelslangenvijfhonderdrietstengels breed,omeenscheidingtemakentussenhetheiligdomen hetonheiligegedeelte.
HOOFDSTUK43
1Daarnabrachthijmijnaardepoort,depoortdieophet oostenuitziet.
2Enzie,deheerlijkheidvandeGodvanIsraëlkwamuit dewegvanhetoosten,enzijnstemwasalshetgedruisvan velewateren,endeaardestraaldevanzijnheerlijkheid.
3Enhetgeschieddeovereenkomstighetvoorkomenvan hetgezichtdatikgezienhad,namelijkovereenkomstighet gezichtdatikgezienhadtoenikkwamomdestadte verwoesten;endegezichtenwarengelijkaanhetgezicht datikgezienhadaanderivierdeKebar;enikvielmet mijnaangezichtteraarde.
4ToenkwamdeheerlijkheidvandeHEEREhethuis binnen,doordewegvandepoort,waarvanhetuitzichtop hetoostenwas.
5ToennamdeGeestmijopenbrachtmijnaarde binnenstevoorhof,enzie,deheerlijkheidvandeHEERE vervuldehethuis.
6Enikhoordehemvanuithethuistotmijspreken,ende manbleefbijmijstaan
7EnHijzeidetotmij:Mensenkind,deplaatsvanMijn troonendeplaatsvanMijnvoetzolen,waarIkinhet middenvandekinderenIsraëlsvooreeuwigzalwonen,en hethuisvanIsraëlzalMijnheiligeNaamnietmeer verontreinigen,nochzij,nochhunkoningen,doorhun hoererij,nochdoordelijkenvanhunkoningenophun hoogten.
8Zijhebbenhundrempelbijmijndrempelsgeplaatst,hun paalbijmijnpaalendemuurtussenmijenhenZohebben zijmijnheiligenaamontheiligddoordegruweldadendie zijhebbenbedrevenDaaromhebikheninmijntoorn verteerd
9Latenzenuhunhoererijendelijkenvanhunkoningen vervanMijwegdoen,danzalIkvooreeuwiginhun middenwonen
10Mensenkind,laathethuisvanIsraëldithuiszien,zodat zijbeschaamdwordenoverhunongerechtighedenLaat hendanhetpatroonopmeten.
11Enindienzijzichschamenoveralhetgeenzijgedaan hebben,toonhundandevormvanhethuis,deinrichting ervan,deuitgangenervanendeingangenervan,alzijn vormen,alzijnbepalingen,alzijnvormenenalzijnwetten; enschrijfhetvoorhunogenop,opdatzijdegehelevorm ervanenalzijnbepalingeninachtnemenenzenakomen
12Ditisdewetvoorhethuis:opdetopvandeberg,heel deomtrekervan,zalhetallerheiligstezijnZie,ditisde wetvoorhethuis.
13Enditzijndematenvanhetaltaar,inellenaangegeven: elkeeliseeneleneenhandbreedte;deonderkantzaleenel zijn,endebreedteeenel,enzijnrandlangszijnrandzal eenspanzijn;enditzaldehoogsteplaatsvanhetaltaar zijn
14Envandeonderkantopdegrondtotaandeonderste zuilzaldeafstandtweeelzijn,endebreedteéénel;envan dekleinerezuiltotaandegroterezuilzaldeafstandvierel zijn,endebreedteéénel.
15Hetaltaarzaldusvierellangzijn,envanafhetaltaar naarbovenzullenervierhorenszijn
16Enhetaltaarzaltwaalfellangentwaalfelbreedzijn, vierkantindeviervierkantenervan.
17Dezuilzalveertienellangenveertienelbreedzijn,in zijnviervierkanten;deranderomheenzaleenhalveelzijn, endeonderkantervanzaleenelinhetrondzijn;enzijn tredenzullennaarhetoostengekeerdzijn
18Enhijzeidetotmij:Mensenkind,zozegtdeHeere HEERE:Ditzijndebepalingenvoorhetaltaartendage, wanneermenhetmakenzal:omdaaropbrandofferste offerenenerbloedoptesprenkelen.
19Engijzultaandepriesters,deLevieten,dieuithet geslachtvanSadokzijn,dietotMijnaderenomMijte dienen,eenjongestieralszondoffergeven,spreektde HeereHEERE
20Engijzulteendeelvanhetbloeddaarvannemenenhet strijkenopdevierhoornenervan,opdevierhoekenvande schaalenopderanderomheen;alduszultgijhetreinigen enzuiveren
21Danmoetuookdestiervanhetzondoffernemenenhij moetdieverbrandenopdedaarvoorbestemdeplaatsvan hethuis,buitenhetheiligdom
22Enopdetweededagmoetueengaafgeitenbokjeals zondofferofferen;enzijmoetenhetaltaarreinigen,zoals zijhetmetdejongestiergereinigdhebben
23Wanneerudereinigingvoltooidhebt,moetueenjonge stierzondereniggebrekeneenramzondereniggebrekuit hetkleinveeofferen
24DanmoetuzevoorhetaangezichtvandeHEERE aanbieden,endepriestersmoetenerzoutopstrooienenze alsbrandoffervoordeHEEREopdragen
25Zevendagenlangmoetuelkedageenbokvooreen zondofferbereiden;ookmoetmeneenjongestiereneen ramuithetkleinvee,zondereniggebrek,bereiden
26Zevendagenlangzullenzijhetaltaarreinigenen reinigen,enzijzullenzichzelfheiligen
27Wanneerdezedagenvoorbijzijn,zullendepriestersop deachtstedagendaarnauwbrandoffersophetaltaar bereiden,enuwdankoffersEnIkzaluwelgevalligzijn, spreektdeHeereHEERE
HOOFDSTUK44
1Toenbrachthijmijteruglangsdepoortvanhetbuitenste heiligdom,dienaarhetoostenuitziet,endiewasgesloten
2ToenzeideHEEREtegenmij:Dezepoortzalgesloten blijven.Zezalnietgeopendwordenenniemandmag daardoornaarbinnengaan,wantdeHEERE,deGodvan Israël,isdaardoornaarbinnengegaanDaarommoetze geslotenblijven
3Hetisvoordevorst;devorstzaldaarinzittenombrood teetenvoorhetaangezichtvandeHEERE;hijzal binnenkomendoordewegvandevoorhalvandiepoort,en zalweggaandoordiezelfdeweg
4ToenbrachthijmijdewegvandeNoordpoort,vóórhet huisEnikkeek,enzie,deheerlijkheidvandeHEERE
Ezechiël vervuldehethuisvandeHEEREDaaromvielikmetmijn aangezichtteraarde.
5EndeHEEREzeidetotmij:Mensenkind,letgoedop,en ziemetuwogen,enhoormetuworenalwatIktotuzeg, overaldebepalingenvanhethuisdesHEERENenalzijn wetten;enletgoedopdeingangvanhethuisenopelke uitgangvanhetheiligdom
6Entotdeweerspannigen,tothethuisvanIsraël,zultgij zeggen:ZozegtdeHeereHEERE:Gij,huisvanIsraël,laat hetugenoegzijnvanaluwgruwelen,
7Omdatuvreemdelingeninmijnheiligdomhebtgebracht, onbesnedenenvanhartenonbesnedenvanvlees,omhet, mijnhuis,teontheiligen,doormijnbrood,hetvetenhet bloedteofferen,enzijhebbenmijnverbondverbroken vanwegealuwgruweldaden
8Julliehebbendewachtovermijnheiligedingennietin achtgenomenJulliehebbenvoorjezelfmensenaangesteld diemijnwachtovermijnheiligdomhouden
9ZozegtdeHeereHEERE:Geenvreemdeling, onbesnedenvanhartenonbesnedenvanvlees,zalmijn heiligdombinnengaan,geenvreemdelingdieonderde Israëlietenis.
10EndeLevietendievervanMijweggegaanzijn,toen Israëlverdwaaldwas,dievanMijweggegaanzijn,achter hunafgodenaan;ookzijzullenhunongerechtigheid dragen
11Zijzullendienarenzijninmijnheiligdom,zijhebbende wachtbijdepoortenvanhethuisendienenhethuis.Zij zullenhetbrandofferenhetslachtofferslachtenvoorhet volk,enzijzullenvoorhenstaanomhentedienen
12Omdatzijhenvoorhetaangezichtvanhunafgoden gediendhebbenenhethuisvanIsraëltotongerechtigheid hebbenverleid,daaromhebIkMijnhandtegenhen opgeheven,spreektdeHeereHEERE,zodatzijhun ongerechtigheidzullendragen
13EnzijmogenniettotMijnaderenomvoorMijhet priesterambttevervullen,enzijmogennietnaderentot enigevanMijnheiligedingenindeallerheiligsteplaats; maarzijzullenhunschandedragenendegruweldadendie zijbedrevenhebben.
14Ikzalhenaanstellenalsbewakersvanhethuis,voorde heledienstervanenvooralleswatdaaringedaanwordt 15Maardepriesters,deLevieten,dezonenvanSadok,die dedienstinmijnheiligdomverrichttentoendeIsraëlieten vanMijafdwaalden,diezullennaarMijtoekomenomMij tedienen,enzijzullenvoorMijnaangezichtstaanomMij hetvetenhetbloedteofferen,spreektdeHeereHEERE
16Zijzullenmijnheiligdombinnengaan,enzijzullentot mijntafelnaderenommijtedienen,enzijzullenmijn wachthouden
17Enhetzalgeschieden,wanneerzijdepoortenvanhet binnenstevoorhofbinnengaan,datzijlinnenklederen zullendragen;enerzalgeenwolophenkomen,terwijlzij dienstdoenindepoortenvanhetbinnenstevoorhofen daarbinnen
18Ophunhoofdzullenzijlinnenhoofddekselshebbenen ophunlendenenlinnenbroeken.Zijzullenzichniet omgordenmetietsdatzweetveroorzaakt
19Wanneerzijnaardebuitenstevoorhofgaan,naarde buitenstevoorhoftothetvolk,danzullenzijhunkleren uittrekken,waarmeezijhundiensthebbenverricht,endie indeheiligevertrekkenneerleggen,enzijzullenandere
klerenaantrekkenZijzullenhetvolknietmethunkleren heiligen.
20Zijmogenhunhoofdnietscherenenhunlokkenniet langlatengroeien;alleenhunhoofdmaggeschorenzijn.
21Ookmaggeenenkelepriesterwijndrinken,wanneerhij debinnenstevoorhofbetreedt
22Ookmogenzijgeenweduweofverstotenetotvrouw nemen;maarzijmoetenjongevrouwennemenuithet nageslachtvanhethuisvanIsraël,ofeenweduwedie voorheeneenpriesterhad
23Zijzullenmijnvolkhetonderscheidlerentussenhet heiligeenhetonheilige,enhunhetonderscheidlatenzien tussenhetonreineenhetreine.
24Zijzulleninhetgerichtoptreden,enzijzullenhet richtenovereenkomstigmijnbepalingenZijzullenmijn wettenenmijnverordeningeninalmijnbijeenkomsten houdenenmijnsabbattenheiligen
25Enzijzullentotgeenenkeledodekomenomzichte verontreinigen;maarvoorvaderofvoormoeder,ofvoor zoonofvoordochter,ofvoorbroerofvoorzuster,dieniet getrouwdisgeweest,mogenzijzichverontreinigen
26Ennadathijgereinigdis,zullenzijhemzevendagen latenwachten
27Enopdedagdathijhetheiligdombinnengaat,naarde binnenstevoorhof,ominhetheiligdomdiensttedoen,zal hijzijnzondofferofferen,spreektdeHeereHEERE
28Enhetzalhuntoteenerfelijkbezitzijn;Ikbenhun erfelijkbezit;engijzulthungeenenkelbezitinIsraël geven;Ikbenhunerfelijkbezit
29Hetgraanoffer,hetzondofferenhetschuldofferzullen zijeten;enalhetgewijdeinIsraëlzalhuneigendomzijn.
30Endeeerstelingenvanalles,enelkeoffergavevanalles, vanaluwoffergaven,zullenvoordepriesterzijnOokde eerstelingenvanuwdeegzultuaandepriestergeven, opdathijdezegeninuwhuiszallatenrusten
31Vannietsdatdoodofverscheurdis,vangevogelteof vee,mogendepriestersnieteten.
HOOFDSTUK45
1Wanneeruhetlanddoorlotingverdeeltalserfelijkbezit, moetueenoffergaveaandeHEEREbrengen,eenheilig deelvanhetland;delengtezalvijfentwintigduizendriet zijnendebreedtetienduizendDitdeelzalheiligzijnin alleomliggendegebieden
2Hiervanzalvoorhetheiligdomvijfhonderdellangzijn, envijfhonderdelbreed,vierkantrondom,envijftigel rondomvoordegrenzenervan.
3Envandezemaatmoetudelengtemetenvan vijfentwintigduizendendebreedtevantienduizendDaarin zalhetheiligdomzijn,enhetheiligederheiligen
4Hetheiligedeelvanhetlandzalbestemdzijnvoorde priesters,dedienarenvanhetheiligdom,dienaderbij komenomdeHEEREtedienenHetzaldienenalseen plaatsvoorhunhuizenenalseenheiligeplaatsvoorhet heiligdom
5Endevijfentwintigduizendindelengteendetienduizend indebreedtezullenookdeLevieten,dedienarenvanhet huis,voorzichzelfhebben,alseenbezitvoortwintig vertrekken.
6Engijzultvoorhetbezitvandestadvijfduizendman breedenvijfentwintigduizendmanlangaanwijzen,
Ezechiël
tegenoverdeheffingvanhetheiligedeel;hetzalvoorhet gehelehuisvanIsraëlzijn.
7Enhetenedeelzalvoordevorstzijnaandeenezijdeen hetanderedeelvandeoffergavevanhetheiligedeelen vanhetbezitvandestad,vóórdeoffergavevanhetheilige deelenvóórhetbezitvandestad,vandewestzijde westwaartsenvandeoostzijdeoostwaarts;endelengtezal zijntegenoverhetenedeel,vandewestgrenstotde oostgrens
8InhetlandzalhijbezithebbeninIsraël,enmijnvorsten zullenmijnvolknietmeeronderdrukkenDerestvanhet landzullenzijaanhethuisvanIsraëlgeven, overeenkomstighunstammen.
9ZozegtdeHeereHEERE:Hetisgenoegvooru,vorsten vanIsraël:doeafstandvangeweldenplundering,doerecht engerechtigheid,doeafstandvanuwafpersingenvanMijn volk,spreektdeHeereHEERE
10Eenzuivereweegschaal,eenzuivereefaeneenzuivere bathmoetuhebben.
11Deefaendebathzullendezelfdemaathebben,zodatde batheentiendevaneenhomerbevat,endeefaeentiende vaneenhomer.Demaatdaarvanzalnaardehomerzijn.
12EndesjekelzaltwintiggerazijnTwintigsjekel, vijfentwintigsjekel,vijftiensjekel,zaluwmanzijn
13Ditishetofferdatumoetbrengen:eenzesdedeelvan eenefavaneenhomertarwe,enumoeteenzesdedeelvan eenefavaneenhomergerstgeven
14Watdebepalingvandeoliebetreft,debatholie,gijzult eentiendedeelvaneenbathofferenvandekor,datiseen homervantienbath;wanttienbathiseenhomer
15Enéénlamuitdekudde,uitdetweehonderd,uitde vetteweidenvanIsraël;toteenspijsoffer,toteen brandoffer,entoteendankoffer,omverzoeningvoorhen tedoen,spreektdeHeereHEERE.
16Alleinwonersvanhetlandmoetendezeoffergavevoor devorstinIsraëlbrengen
17Enhetzaldetaakvandevorstzijnombrandoffers, graanoffersendrankofferstegevenopdefeesten,opde nieuwemanenenopdesabbatten,opallefestiviteitenvan hethuisvanIsraël.Hijzalhetzondoffer,hetgraanoffer, hetbrandofferendedankoffersbereiden,omverzoeningte doenvoorhethuisvanIsraël
18ZozegtdeHeereHEERE:Indeeerstemaand,opde eerstedagvandemaand,moetueenjonge,gavestier nemenenhetheiligdomreinigen
19Endepriesterzalvanhetbloedvanhetzondoffer nemenenhetstrijkenopdepostenvanhethuis,opdevier hoekenvandezitbankvanhetaltaarenopdepostenvan depoortvandebinnenstevoorhof
20Enzomoetuopdezevendedagvandemaandhandelen vooriederedwalendeenvoordeonverstandige;zomoetu hethuisgezinverzoenen.
21Indeeerstemaand,opdeveertiendedagvandemaand, moetuhetPaschavieren,eenfeestvanzevendagen;er moetongezuurdbroodgegetenworden
22Opdiedagzaldevorstvoorzichzelfenvoordehele bevolkingvanhetlandeenstierbereidenalszondoffer.
23Gedurendehetfeestzalhijgedurendezevendageneen brandoffervoordeHEEREbereiden:zevenjongestieren enzevenrammenzondereniggebrek,elkedaggedurende zevendagen,eneengeitenbokjedagelijksalszondoffer
24Hijmoeteengraanofferbereidenvaneenefabijeen jongestier,eenefabijeenrameneenhinoliebijeenefa. 25Indezevendemaand,opdevijftiendedagvande maand,moethijhetzelfdedoenophetfeestvandezeven dagen,overeenkomstighetzondoffer,overeenkomstighet brandoffer,overeenkomstighetgraanofferen overeenkomstigdeolie
HOOFDSTUK46
1ZozegtdeHeereHEERE:Depoortvanhetbinnenste voorhof,dienaarhetoostenziet,zalopdezeswerkdagen geslotenblijven,maaropdesabbatzalzijgeopendworden, enookopdedagvannieuwemaan
2Devorstzaldoordewegvandevoorhalvandiepoort naarbuitengaanenbijdepostvandepoortstaan.De priesterszullenzijnbrandofferenzijnvredeofferbereiden enhijzalzichaanbiddenbijdedrempelvandepoort Daarnazalhijnaarbuitengaan,maardepoortzalniet geslotenwordentotaandeavond
3Opdezelfdewijzemoetdebevolkingvanhetlandopde sabbatenopdenieuwemaansdagbijdeingangvandeze poortaanbiddenvoorhetaangezichtvandeHEERE
4Hetbrandofferdatdevorstopdesabbatdagaande HEEREzalbrengen,zalbestaanuitzesgavelammerenen eengaveram
5Enhetgraanofferzalzijneenefaperram,enhet graanoffervoordelammerenzoveelalshijgevenkan,en eenhinolieperefa
6Enopdedagvandenieuwemaanzalereenjonge,gave stierzijn,enzeslammeren,eneenram;zijzullengaafzijn.
7Hijzaleengraanofferbereiden:eenefaperstier,eenefa perrameneenefaperlam,naargelangzijnhandreikt,en eenhinolieperefa.
8Wanneerdevorstbinnenkomt,moethijdoordevoorhal vandiepoortnaarbinnengaanenlangsdiewegweernaar buitengaan.
9Wanneerdebevolkingvanhetlandtijdensde hoogfeestenvoorhetaangezichtvandeHEEREkomt, moethijdiedoordewegvandeNoordpoortbinnenkomt omteaanbidden,doordewegvandeZuidpoortnaar buitengaanEnhijdiedoordewegvandeZuidpoort binnenkomt,moetdoordewegvandeNoordpoortnaar buitengaanHijmagnietterugkerendoordewegvande poortwaarlangshijbinnengekomenis,maarhijmoet tegenoverdiepoortnaarbuitengaan.
10Endevorstdieinhetmiddenvanhenis,zal,wanneer zijbinnengaan,binnengaan;enwanneerzijuitgaan,zalhij uitgaan
11Enbijdefeestenendefestiviteitenzalhetgraanoffer bestaanuiteenefaperstier,eenefaperramenuit lammeren,zoveelalshijkangeven,eneenhinolieperefa. 12Wanneerdevorsteenvrijwilligbrandofferofvredeoffer voordeHEEREbereidt,danmoetmendepoortdienaar hetoostenziet,voorhemopenenenzijnbrandofferen vredeofferbereiden,zoalshijdatopdesabbatdaggedaan heeft.Daarnamoethijnaarbuitengaan,ennazijnnaar buitengaanmoetmendepoortsluiten
13DagelijksmoetuvoordeHEEREeenbrandoffer bereiden,eenlamzondereniggebrek,datnogmaaréén jaaroudisElkemorgenmoetuhetbereiden
14Engijzultelkemorgeneengraanoffervoorhaar bereiden,eenzesdedeelvaneenefaeneenderdedeelvan eenhinolie,omhetfijnmeeltemengen;eenvoortdurend graanoffer,eeneeuwigeinzettingvoordeHEERE.
15Zomoetenzijelkemorgenhetlam,hetgraanofferende oliebereiden,alseenvoortdurendbrandoffer
16ZozegtdeHeereHEERE:Wanneereenvorstaaneen vanzijnzoneneengeschenkgeeft,danzalheterfdeel daarvanvoorzijnzonenzijn;hetzalhunerfelijkbezit worden
17Maarwanneerhijeengeschenkvanzijnerfenisaaneen vanzijndienarengeeft,danblijfthetzijneigendomtothet jaarvandevrijheid;daarnakeerthetterugnaardevorst, maarzijnerfeniszalvoorzijnzonenzijn,voorhen 18Eenvorstmagvandeerfenisvanhetvolkgeengeweld gebruikenomhenuithunbezitteverdrijven.Hijmoetzijn zonenuitzijneigenbeziteenerfenisgeven,zodatmijn volknietverstrooidwordt,iedervanzijnbezittingen 19Daarnabrachthijmijdoordeingang,dieaandezijkant vandepoortwas,naardeheiligevertrekkenvande priesters,dieophetnoordenuitzagenEnzie,daarwasaan detweezijden,aandewestkant,eenplaats.
20Toenzeihijtegenmij:Ditisdeplaatswaardepriesters hetschuldofferenhetzondoffermoetenkoken,enwaarzij hetgraanoffermoetenbakken,zodatzijhetnietnaarde buitenstevoorhofhoeventebrengenomhetvolkte heiligen
21Toenbrachthijmijnaardebuitenstevoorhofenlietmij langsdevierhoekenvandevoorhofgaanEnzie,inelke hoekvandevoorhofwaseenvoorhof
22Aandevierhoekenvandevoorhofwarenvoorhoven verbonden,dieveertigellangendertigelbreedwaren Dezevierhoekenhaddendezelfdemaat
23Erwaseenrijgebouwenrondomhen,rondomhenvier, enerwarenkookplekkenonderderijenrondom
24Toenzeihijtegenmij:Ditzijndekookplaatsen,waar dedienarenvanhethuishetslachtoffervanhetvolkzullen koken
HOOFDSTUK47
1DaarnabrachthijmijweerbijdeingangvanhethuisEn zie,erstroomdewateronderdedrempelvanhethuis vandaan,oostwaartsDevoorkantvanhethuiswas namelijkophetoostengerichtHetwaterstroomdeonder derechterkantvanhethuisvandaan,tenzuidenvanhet altaar
2Toenleiddehijmijvandewegvandenoordpoortafen leiddemijomdewegheen,totaandebuitenstepoort,op dewegdienaarhetoostenzietEnzie,daarontsprongaan derechterkantwater
3Toengingdemanmethetmeetsnoerinzijnhandnaar hetoosten,mathijduizendelenlietmijdoorhetwater gaan;hetwaterkwamtotaanmijnenkels
4Hijmaternogeensduizendenlietmijdoorhetwater gaan;hetwaterreiktetotaanmijnknieënHijmaternog eensduizendenlietmijdoorhetwatergaan;hetwater reiktetotaanmijnheupen
5Daarnamathijerduizend,enhetwaseenrivierdieik nietkonoversteken,wanthetwaterwaszohoogdatmen erinkonzwemmen,eenrivierdieiknietkonoversteken
6Enhijzeitegenmij:Mensenkind,hebjedatgezien?
Toenbrachthijmijenbrachtmijterugnaardeoevervan derivier
7Toenikterugkwam,zie,langsdeoevervanderivier stondenaanbeidekantenheelveelbomen.
8Toenzeihijtegenmij:Ditwaterstroomtuitnaarhet oostelijkeland,stroomtdewoestijninenkomtindezee terecht.Alshetindezeewordtgebracht,zalhetwater gezondworden
9Enhetzalgeschieden,datalles,watleeft,watkrioelt, overal,waarderivierenkomen,zalleven;enerzaleen zeergrotemenigtevanvissenzijn,omdatdezewateren daarheenkomen,wantzijzullengezondworden,enalles, waarderivierkomt,zalleven
10Enhetzalgeschieden,datervissersopstaanzullenvan EngeditotEn-Eglaïm;hetzaleenplaatszijnomdenetten uittespreiden;devissenerinzullenvanallerleisoortzijn, zoalsdevissenvandegrotezee,zeertalrijk
11Maardemodderpoelenenmoerassendaarvanzullen nietgezondworden;zijzullenaanhetzoutprijsgegeven worden
12Enlangsderivier,aanhaaroevers,zullenaandezeen aangenezijdeallerleivruchtbomenopschieten,waarvan hetbladnietzalverwelkenenwaarvandevruchtnietzal opeten.Opelkemaandzullenzenieuwevruchten voortbrengen,wanthunwaterenvloeidenuithetheiligdom Hunvruchtzaltotspijzedienenenhunblaadjestot geneesmiddel.
13ZozegtdeHeereHEERE:Ditzaldegrenszijn, waarlangsgijhetlandinbezitzultnemen,overeenkomstig detwaalfstammenvanIsraël.Jozefzaltweedelenkrijgen.
14Engijzulthetinbezitnemen,deeenzowelalsdeander, waaromtrentIkMijnhandopgehevenhebomhetaanuw vaderentegeven;enditlandzaluinbezitvallen.
15Enditzaldegrensvanhetlandzijnaandenoordzijde, vanafdeGroteZee,dewegvanHethlon,waarlangsmen naarZedadgaat;
16Hamat,Berotha,Sibraïm,dattussendegrensvan DamascusendegrensvanHamatligt;Hazar-Hattikon,dat aandekustvanHauranligt.
17Degrensvanafdezeezalzijn:Hazarena,Damascus, noordwaarts,enHamathDitisdenoordzijde
18EndeoostzijdezultgijmetenvanHauran,envan Damascus,envanGilead,envanhetlandIsraëllangsde Jordaan,vandegrenstotaandeoostelijkezeeEnditisde oostzijde.
19Endezuidzijde,zuidwaarts,vanTamartotaande twistwaterenbijKades,deriviertotaandeGroteZee.En ditisdezuidzijde,zuidwaarts
20DewestzijdezalookdeGroteZeezijn,vanafdegrens, totdatmenHamathoversteektDitisdewestzijde
21Zozultuditlandonderuverdelen,overeenkomstigde stammenvanIsraël
22Enhetzalgeschieden,datgijhetdoorhetlotalserfelijk bezitzulttoebedelenaanu,enaandevreemdelingen,diein uwmiddenvertoeven,diekindereninuwmidden verwekken;enzijzullenuzijnalsdeinboorlingeninhet landonderdekinderenIsraëls;zijzullenerfelijkbezitbiju hebbenonderdestammenvanIsraël
23Enhetzalgeschieden,bijwelkestamdevreemdeling vertoeft,daarzultgijhemzijnerfdeelgeven,spreektde HeereHEERE
HOOFDSTUK48
1Ditzijndenamenvandestammen:Vanhetuiterste noordentotaandekustvandewegnaarHethlon,waar mennaarHamathgaat,Hazar-Anan,degrensvan Damascusnoordwaarts,totaandekustvanHamath;want ditzijndezijdenvanhetoostenenhetwesten;eengebied voorDan.
2EnaandegrensvanDan,vandeoostzijdetotde westzijde,waseendeelvoorAser
3EnaandegrensvanAser,vandeoostzijdetotde westzijde,kreegNaftalieendeel
4EnaandegrensvanNaftali,vandeoostzijdetotde westzijde,wasereengebiedvoorManasse
5EnaandegrensvanManasse,vandeoostzijdetotde westzijde,washetgebiedvanEfraïm.
6EnaandegrensvanEfraïm,vandeoostzijdetotde westzijde,wasereengebiedvoorRuben
7EnlangshetgebiedvanRuben,vandeoostzijdetotde westzijde,waseendeelvoorJuda
8EnlangsdegrensvanJuda,vandeoostzijdetotde westzijde,zalhetofferzijndatgijzultbrengen, vijfentwintigduizendrietstengelsindebreedte,eninde lengtealseenvandeanderedelen,vandeoostzijdetotde westzijde;enhetheiligdomzalinhetmiddenervanzijn.
9HetofferdatuaandeHEEREmoetbrengen,moet vijfentwintigduizendstukslangzijnentienduizendstuks breed.
10Envoorhen,depriesters,zalditheiligeofferzijn:naar hetnoordentoevijfentwintigduizendindelengte,ennaar hetwestentoetienduizendindebreedte,ennaarhetoosten toetienduizendindebreedte,ennaarhetzuidentoe vijfentwintigduizendindelengteHetheiligdomvande HEEREzalinhetmiddendaarvanzijn.
11Hetzalbestemdzijnvoordegeheiligdepriestersuitde zonenvanSadok,diemijndienstinachthebbengenomen ennietafgedwaaldzijntoendeIsraëlietenafgedwaald waren,zoalsdeLevietenafgedwaaldwaren
12Endezegavevanhetland,diegeofferdwordt,zalvoor heneenallerheiligstezaakzijn,aandegrensvande Levieten
13EntegenoverhetgebiedderpriesterszullendeLevieten vijfentwintigduizendindelengtehebbenentienduizendin debreedte;degehelelengtezalvijfentwintigduizendzijn endebreedtetienduizend
14Enzijmogenhetnietverkopen,nochruilen,noch vervreemden,deeerstelingenvanhetland,wanthetis heiligvoordeHEERE.
15Endevijfduizenddieoverdebreedtezijnovergebleven, tegenoverdevijfentwintigduizend,zulleneenontheiligde plaatszijnvoordestad,voordewoningenvoorde weidegronden;endestadzalinhetmiddenervanliggen.
16Enditzullenhaarafmetingenzijn:aandenoordzijde vierduizendvijfhonderd,aandezuidzijdevierduizend vijfhonderd,aandeoostzijdevierduizendvijfhonderd,en aandewestzijdevierduizendvijfhonderd
17Devoorstedenvandestadzullennaarhetnoorden tweehonderdvijftigzijn,naarhetzuidentweehonderdvijftig, naarhetoostentweehonderdvijftigennaarhetwesten tweehonderdvijftig.
18Endelengtedieoverblijfttegenoverdeoffergavevan hetheiligedeelzaltienduizendzijnnaarhetoostenen
tienduizendnaarhetwesten;enhetzalzijntegenoverde offergavevanhetheiligedeel;endeopbrengstdaarvanzal dienenalsvoedselvoorhendiedestaddienen
19Enzijdiedestaddienen,zullenhaardienenuitalle stammenvanIsraël.
20Degeheleoffergavezalvijfentwintigduizendbij vijfentwintigduizendzijnGijzultdeheiligeoffergave vierkantaanbieden,metdebezittingderstad.
21Enhetoverigezalvoordevorstzijn,aandeeneenaan deanderezijdevandeheiligeoffergaveenvanhetbezit vandestad,tegenoverdevijfentwintigduizendvande offergaveaandeoostgrens,enwestwaartstegenoverde vijfentwintigduizendaandewestgrens,tegenoverdedelen voordevorst;enditzaldeheiligeoffergavezijn,enhet heiligdomvanhethuiszalinhetmiddendaarvanzijn
22WatdebezittingderLevietenbetreft,enwatde bezittingderstadbetreft,diemiddeninhetgebiedligtdat aandevorsttoebehoort,tussenhetgebiedvanJudaenhet gebiedvanBenjamin,zalvoordevorstzijn.
23Watdeoverigestammenbetreft,vandeoostzijdetotde westzijde,zalBenjamineendeelkrijgen
24EnaandegrensvanBenjamin,vandeoostzijdetotde westzijde,zalSimeoneendeelkrijgen
25EnaandegrensvanSimeon,vandeoostzijdetotde westzijde,lageendeelgebiedvanIssachar.
26EnaandegrensvanIssachar,vandeoostzijdetotde westzijde,kreegZebuloneendeel
27EnaandegrensvanZebulon,vandeoostzijdetotde westzijde,kreegGadeendeel
28EnlangsdegrensvanGad,aandezuidzijde,zuidwaarts, looptdegrensvanTamartotaandewaterendertwistbij KadesentotaandeRivier,dienaardeGroteZeeloopt 29Ditishetlanddatudoorhetlotaandestammenvan Israëlalserfelijkbezitzulttoewijzen,enditzijndedelen diezijalsbezitkrijgen,spreektdeHeereHEERE 30Enditzijndeuitgangenvandestadaandenoordzijde: vierduizendvijfhonderdmaten.
31Depoortenvandestadzullennaardenamenvande stammenvanIsraëlzijn:driepoortenaandenoordkant: éénRubenpoort,éénJudapoortenéénLevipoort.
32Enaandeoostzijdevierduizendvijfhonderd,endrie poorten:éénJozefpoort,éénBenjaminpoort,éénDanspoort 33Enaandezuidzijdevierduizendvijfhonderdmaten,en driepoorten:éénSimeonpoort,éénIssacharpoort,één Zebulonpoort
34Aandewestzijdevierduizendvijfhonderd,methundrie poorten:éénvandeGadpoort,éénvandeAserpoortenéén vandeNaftalipoort.
35HetwasongeveerachttienduizendmatenEndenaam vandestadzalvandiedagafzijn:DeHEEREisdaar