Update blauwtongvirus (BTV) en pilot congenitale
In het tweede kwartaal van 2025 zijn, volgens informatie van de NVWA, geen nieuwe klinische verdenkingen van een nieuwe BTV-infectie gemeld. Er waren geen positieve PCR-uitslagen die wijzen op een recente infectie. Vanaf 1 juli 2025 worden bloedonderzoeken niet meer vergoed, de meldplicht voor BTV-verdenkingen blijft echter van kracht (via www.nvwa.nl/ onderwerpen/blauwtong).
Eerder werd gemeld dat de Veekijker sinds de eerste week van januari veel meldingen ontving over kalveren met zenuwverschijnselen, variërend van ‘domme/slome’ kalveren tot sterrenkijkers en zenuwverschijnselen als trillen en omvallen. Daarnaast viel op dat in het eerste kwartaal van 2025 vaker de diagnose hydrocephalus of hydranencephalie werd gesteld dan in hetzelfde kwartaal van vorig jaar en het vierde kwartaal van 2024. Naar aanleiding van deze stijging startte een pilotonderzoek naar het aantal postmortaal vastgestelde gevallen van congenitale hersenafwijkingen bij kalveren. Ook vindt literatuuronderzoek plaats naar de periode in de dracht waarin congenitale hersenafwijkingen kunnen
hersenafwijkingen
ontstaan, de ziektegeschiedenis van deze kalveren en achtergrondinformatie van de herkomstbedrijven van deze kalveren.
Het totale aantal vastgestelde gevallen van congenitale hersenafwijkingen neemt toe sinds oktober 2024 met de grootste stijging in januari en februari 2025: respectievelijk 23 en 13 keer vastgesteld. Met name de diagnose hydranencephalie nam toe, een afwijking die voorheen niet werd vastgesteld. Congenitale hersenafwijkingen door een BTV-infectie ontstaan als het kalf in de baarmoeder wordt geïnfecteerd op het moment dat het centraal zenuwstelsel (CZS) in ontwikkeling is. De ontwikkeling van het CZS vindt bij het rund plaats tussen de 65 en 125 dagen dracht. Alle kalveren die zijn deel uitmaakten van deze pilot bevonden zich tijdens de BTV-uitbraak in deze risicovolle periode van de dracht. De bedrijven uit het pilotonderzoek hebben een variabele achtergrond en zowel melkvee-, vleeskalverals zoogkoebedrijven zijn gecontacteerd. De klinische verschijnselen van de levend geboren kalveren met afwijkingen waren erg variabel: zichtbaar afwijkend geboren, ‘domme’ kalveren, niet kunnen drinken, staan
Rundvee | September 2025
Via VeekijkerNieuws houden wij u elk kwartaal op de hoogte van nieuws uit de monitoring van diergezondheid bij rundvee. Mocht er tussendoor iets belangrijks spelen dan sturen wij u daarover een bericht.
Aanmelden
sectiemateriaal
U kunt dieren 24 uur per dag, 7 dagen per week aanmelden voor pathologisch onderzoek via www.gddiergezondheid.nl/ophaaldienst of 088 20 25 500. Wij halen dieren die ’s avonds voor 22.00 uur zijn aangemeld de eerstvolgende werkdag op. Voor een optimaal onderzoek is het belangrijk om een volledige anamnese toe te voegen. Ook is het van belang vers materiaal in te sturen (koelen in warme tijden en bij strenge vorst op een droge afgeschermde plek binnen plaatsen) en een dier te selecteren dat representant is van het probleem.
of lopen, sterrenkijken, trillen, omvallen, blauwe ogen, blindheid, dringen, loos kauwen, in rondjes lopen, slechte coördinatie, zwabberende gang en trillende ogen. Bij acht dieren vond onderzoek plaats naar BTV-antistoffen, deze werden bij alle acht aangetoond. Bij zes andere dieren werd onderzoek gedaan naar BTV-virus middels PCR, bij vijf van hen werd virus aangetoond.
Bij zes dieren werd geen aanvullend onderzoek naar BTV uitgevoerd. In 2024 had 85 procent van bedrijven uit de pilot verschijnselen passend bij een BTV-uitbraak. Het percentage runderen met klinische verschijnselen varieerde heel sterk (van 1 tot 99 procent). Opvallend was dat slechts 10 procent van de bedrijven die kalveren instuurden voor pathologisch onderzoek de
runderen/melkkoeien in 2024 vaccineerde tegen BTV.
De meest actuele informatie en ontwikkelingen op het gebied van Blauwtong is te lezen op onze dossierpagina: www.gddiergezondheid.nl/Blauwtong
Syndroomsurveillance: melkproductiedaling in Nederlandse regio’s
Voor de diergezondheidsmonitoring worden middels de tankmelk syndroomsurveillance wekelijks de gegevens van de tankmelkleveranties geanalyseerd. Deze gegevens worden per regio vergeleken met de voorgaande vier jaren om clusters met een lager dan verwachtte melkproductie te identificeren. Indien er twee opeenvolgende weken één of meerdere clusters met een lagere melkproductie zijn, nemen Veekijkerdierenartsen proactief contact op met dierenartsenpraktijken in de betreffende regio om meer informatie uit het veld te verzamelen.
Begin mei werd in de syndroomsurveillance in enkele regio’s in Nederland een melkproductiedaling waargenomen van 0,72 tot 1,08 kilogram per koe per dag. In de twee volgende weken hield de melkproductiedaling aan in Limburg en Zuidoost-Brabant (cluster 2), in Twente en Noordoost-Gelderland (cluster 1) (zie figuur 1). Andere opgemerkte clusters waren slechts één week aanwezig.
Naar aanleiding van de aanhoudende melkproductiedaling, nam de Veekijkerdierenarts telefonisch contact op met drie dierenartsenpraktijken per regio. Tijdens dit gesprek werd in eerste instantie algemeen gevraagd naar bijzonderheden. Ook werden specifieke verschijnselen zoals afwijkende melk of een beeld passend bij blauwtong uitgevraagd. Bij geen van de dierenartsen waren bijzonderheden gemeld door veehouders. Alle praktijken gaven aan dat op veel bedrijven veel oudmelkte koeien waren door een verminderde vruchtbaarheid en vroege embryonale sterfte tijdens de BTV-3-uitbraak in 2024. De gevonden clusters bevonden zich in het gebied van Nederland dat in 2024 relatief zwaar werd getroffen door de blauwtonguitbraak. De vaststelling van meer oudmelkte koeien werd volgens de dierenartsen ondersteund door MPRgegevens, minder visites voor transitiegerelateerde aandoeningen en een relatief hoge vraag naar vaccinaties die worden toegediend tijdens de droogstand. Een
andere veel genoemde verklaring was een slecht grasaanbod wegens droogte, waardoor veehouders moesten uitwijken naar een oude, suboptimale graskuil. Naar aanleiding van een derde cluster rond West-Brabant en het zuiden van Zuid-Holland is later nam de Veekijker ook contact op met enkele praktijken in die regio. Zij gaven dezelfde suggesties als mogelijke oorzaak van de gedaalde melkproductie. Alhoewel de grootte van deze drie clusters per week varieerde, waren de clusters tot het einde van het tweede kwartaal aanwezig. In het derde kwartaal verdwenen de clusters en was de melkproductie in alle regio’s weer volgens verwachting.
Deze casus toont het belang aan van wederzijds laagdrempelig contact tussen de Veekijkerdierenartsen en dierenartsen in de praktijk. Dankzij het contact met practici was de Veekijker in staat snel informatie te verzamelen en het signaal uit de syndroomsurveillance nader te duiden.
Pilot: Salmonella Enteritidis bij melkkoeien
Sinds september 2024 wordt een stijging van infecties met Salmonella Enteritidis (SEN) op melkveebedrijven geconstateerd. SEN werd tussen september 2024 en juni 2025 geïsoleerd uit 41 monsters van 26 melkveebedrijven, terwijl dit tussen 1999 en september 2024 slechts uit 134 monsters werd geïsoleerd. Sinds 2023 wordt ook een verheffing van SEN-infecties gezien bij mensen en pluimvee. Ongeveer 39 procent van humane salmonella-infecties wordt veroorzaakt door SEN (bron: RIVM). In Nederland en Europa worden eieren en eierproducten als de belangrijkste bron van humane SEN infecties beschouwd.
De oorzaak van de stijging op melkveebedrijven is onbekend. Om melkveebedrijven met een SEN-infectie beter te karakteriseren, en om mogelijke verwantschappen van SEN-isolaten in kaart te brengen, startte een pilotstudie.
Deze pilotstudie bestond uit drie onderdelen:
1. Enquête onder negentien melkveebedrijven met een SEN-infectie over ziekteverschijnselen en risicofactoren voor de insleep.
2. Doorsturen naar het RIVM van vijf geanonimiseerde SEN-isolaten van vijf melkveebedrijven die dichtbij een pluimveebedrijf lagen of waar de verschijnselen mogelijk passen bij humane salmonellose voor whole genome sequencing (WGS).
3. Onderzoeken of het eerste isolaat van elk melkveebedrijf verwant is aan de salmonella-vaccinstam voor pluimvee waarvan mogelijke spreiding naar runderen beschreven staat in de literatuur.
De resultaten van de enquête laten zien dat SEN voornamelijk werd geïsoleerd uit monsters van volwassen runderen. Op de melkveebedrijven werden verschillende risicofactoren voor insleep van salmonella vastgesteld, zoals aankoop van rundvee en
het gebruik van oppervlaktewater als drinkwater voor het rundvee. Het relatieve belang van deze risicofactoren kon echter niet worden bepaald. Op geen van de melkveebedrijven werd beroepsmatig pluimvee gehouden. Op drie bedrijven vertoonden de veehouder, gezinsleden en/of medewerkers verschijnselen passend bij een salmonella-infectie, wat bij één bedrijf ook werd vastgesteld middels aanvullende diagnostiek.
WGS toonde een nauwe genetische verwantschap aan tussen twee van de vijf runderisolaten, die tevens een nauwe genetische verwantschap hebben met meerdere humane isolaten uit 2022-2025. Dit wijst op een mogelijke associatie tussen de besmettingen bij runderen en de humane gevallen. De runderisolaten behoorden niet tot één geattenueerde vaccinstam voor pluimvee waarvan spreiding naar runderen beschreven is. Een relatie met andere geattenueerde SEN-pluimveevaccins is niet onderzocht in deze pilot.
Monitoringsbijeenkomsten voor rundveedierenartsen
In oktober en november 2025 vinden er opnieuw monitoringsbijeenkomsten voor rundveedierenartsen plaats op vier verschillende locaties in Nederland. Deze bijeenkomsten zijn bedoeld voor praktiserende dierenartsen uit alle dierenartsenpraktijken. Tijdens de bijeenkomsten komen diverse onderwerpen uit de monitoring aan bod evenals enkele
verdiepende onderzoeken. Ga voor meer informatie over het programma, data, tijden en locaties én het inschrijfformulier naar www.gddiergezondheid.nl/ monitoringsbijeenkomst-rund. We delen de informatie ook via onder andere nieuwsbrieven, LinkedIn en de Veekijker WhatsApp-groep.
Via de WhatsApp-groep delen we actualiteiten uit de monitoring. Bent u nog geen lid van de Veekijker WhatsApp-groep? Stuur dan een WhatsApp-bericht naar 06 22 48 98 66 om u aan te melden.
Rundveegezondheid in Nederland, tweede kwartaal 2025
DIERZIEKTEN
SITUATIE NEDERLAND
Categorie (AHR)
Resultaat monitoring tweede kwartaal 2025
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van Animal Health Regulation (AHR) 2016/429 (Categorie A-ziekte)
Lumpy Skin Disease (LSD) Virusinfectie. Nederland officieel vrij.
Mond-en-klauwzeer (MKZ) Virusinfectie. Nederland officieel vrij sinds 2001.
A, D, E Nog nooit infecties vastgesteld in Nederland. Uitbraken in Italië en Frankrijk.
A, D, E Geen infecties vastgesteld in Nederland, enkele uitbraken in Europa.
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van Animal Health Regulation (AHR) 2016/429 (Categorie B tot en met E)
Blauwtong (BT) Blauwtong serotype 3 uitbraak Nederland sinds september 2023 (zie §3.2.1).
Bovine genitale campylobacteriose
Bacterie.
Nederland vrij sinds 2009. Bewaking van KI- en embryostations en bij dieren voor export.
Bovine Virus Diarree (BVD) Virusinfectie.
Bestrijding op melkveebedrijven verplicht, op vleesveebedrijven vrijwillig.
C, D, E Geen verdenkingen van nieuwe infecties, pilotstudie Congenitale hersenafwijkingen.
D, E Campylobacter fetus spp. veneralis niet aangetoond.
C, D, E 91,1 procent van de melkveebedrijven heeft BVD-vrijstatus of BVD-onverdachtstatus.*
20,7 procent van alle niet-melkleverende bedrijven heeft een gunstige status (vrij of onverdacht).
*BVD-status bepaald aan de hand van GD-programma
Brucellose (zoönose, infectie via diercontact of onvoldoende bereid voedsel)
Bacterie.
Nederland officieel vrij sinds 1999. Bewaking via afweerstoffenonderzoek in bloedmonsters van verwerpers.
Enzoötische bovine leucose Virusinfectie.
Nederland officieel vrij sinds 1999. Bewaking via onderzoek op afweerstoffen in tankmelk en bloedmonsters van slachtrunderen.
Epizootic Hemorrhagic Disease (EHD) Virusinfectie. Sinds 2022 vastgesteld bij rundvee in Europa (Spanje, Italië, Portugal en Frankrijk).
Infectieuze Bovine Rhinotracheïtis (IBR) Virusinfectie. Bestrijding op melkveebedrijven verplicht, op vleesveebedrijven vrijwillig.
Miltvuur (zoönose, infectie via diercontact)
Paratuberculose
Bacterie.
In Nederland niet aangetoond sinds 1994. Bewaking via bloed-uitstrijken van plotseling gestorven runderen.
Bacterie.
In Nederland bestrijding op melkveebedrijven verplicht. 99 procent neemt deel.
B, D, E Geen infecties vastgesteld.
C, D, E Geen infecties vastgesteld.
D, E Geen infecties vastgesteld. Vaccin tijdelijke autorisatie in Nederland.
C, D, E 83,5 procent van de melkveebedrijven heeft IBR-vrijstatus of IBR-onverdachtstatus.
21,8 procent van alle niet-melkleverende bedrijven had een gunstige status (vrij of onverdacht).
D, E Geen infecties vastgesteld.
E 83 procent van de melkveebedrijven heeft PPN-status A of IPP-status 6.
DIERZIEKTEN
SITUATIE NEDERLAND
Virusinfectie.
Vervolg tabel
Categorie (AHR)
Resultaat monitoring tweede kwartaal 2025
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van Animal Health Regulation (AHR) 2016/429 (Categorie B tot en met E) Rabiës (hondsdolheid) (zoönose, infectie via bijt- of krabwonden)
Rundertuberculose (TBC) (zoönose, infectie via diercontact of onvoldoende bereid voedsel)
Nederland officieel vrij sinds 2012 (illegaal geïmporteerde hond).
Bacterie.
Nederland officieel vrij sinds 1999. Bewaking via slachtrunderen.
Trichomonas Parasiet.
Nederland vrij sinds 2009. Bewaking van KI- en embryostations en bij dieren voor export.
B, D, E Geen infecties vastgesteld.
B, D, E Geen infecties vastgesteld.
C, D, E Tritrichomonas foetus niet aangetoond.
Q-koorts (zoönose, infectie via stof of onvoldoende bereid voedsel)
Bacterie.
In Nederland bij rund andere stam dan op geitenbedrijven en relatie met ziektegevallen bij mens niet vastgesteld.
Vanaf eerste kwartaal 2023 weer standaard onderdeel van verwerpers-sectieprotocol.
E Twee infecties aangetoond bij verworpen vruchten
Artikel 3a.1 Melding zoönosen en ziekteverschijnselen ‘Regeling Houders van Dieren’ van Wet Dieren
Leptospirose
(zoönose, infectie via diercontact of onvoldoende bereid voedsel)
Listeriose (zoönose, infectie via onvoldoende bereid voedsel)
Salmonellose (zoönose, infectie via diercontact of onvoldoende bereid voedsel)
Yersiniose (zoönose, infectie via diercontact of onvoldoende bereid voedsel)
Verordening
(EG) nr. 999/2001
Bovine Spongiforme
Encephalopathie (BSE)
Bacterie.
Bestrijding op melkveebedrijven verplicht, op vleesveebedrijven vrijwillig.
Bacterie.
Besmetting incidenteel bij rundvee aangetoond.
Bacterie. Bestrijding op melkveebedrijven verplicht, op vleesveebedrijven vrijwillig.
Bacterie.
Besmetting incidenteel aangetoond bij rundvee, met name bij verworpen vruchten.
Prion-infectie.
Nederland bij OIE-status ‘verwaarloosbaar risico’. Sinds 2010 bij bewaking geen gevallen meer vastgesteld (totaal tussen 1997–2009 88 gevallen).
- 97,9 procent van de melkveebedrijven heeft leptospirosestatus ‘vrij’.
29,5 procent van de niet-melkleverende bedrijven heeft leptospirosestatus ‘vrij’.
Geen nieuwe leptospirosebesmettingen.
- Zes infecties aangetoond bij ter sectie aangeboden runderen of bij verworpen vruchten.
- 96,8 procent van de melkveebedrijven heeft een gunstige tankmelk uitslag (landelijk programma Qlip).
- Twee infecties aangetoond.
- Geen infecties vastgesteld.
Royal GD
Arnsbergstraat 7
Postbus 9, 7400 AA Deventer
DIERZIEKTEN
T. 088 20 25 500
info@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl
SITUATIE NEDERLAND
Overige infectieuze aandoeningen bij rundvee
Boosaardige Catarraal Koorts (BCK) Virusinfectie.
In Nederland komen infecties met Ovine herpesvirus type 2 incidenteel voor.
Leverbot Parasiet.
Leverbot komt algemeen voor in Nederland, vooral in waterrijke/natte gebieden.
Neosporose Parasiet.
In Nederland een belangrijke infectieuze oorzaak van verwerpen.
Categorie (AHR)
Tekenziekten
Uitwendige parasiet die infecties kan overbrengen.
Teken besmet met Babesia divergens, Anaplasma phagocytofilia en Mycoplasma wenyonii komen voor in Nederland.
Resultaat monitoring tweede kwartaal 2025
- Drie infecties vastgesteld bij sectie.
- Op zeventien bedrijven infecties vastgesteld en vijf keer bij ter sectie aangeboden runderen.
- Geen infectie aangetoond in ingezonden verworpen vruchten.
- Geen microscopisch onderzoek van bloeduitstrijkjes meer mogelijk, voor Anaplasma phagocytophilum is een PCR beschikbaar.
Middels PCR 4 Anaplasma phagocytophiluminfecties aangetoond.
Monitoring Diergezondheid
Sinds 2002 voert Royal GD de diergezondheidsmonitoring in Nederland uit in nauwe samenwerking met onder andere de diersectoren, het bedrijfsleven, het ministerie van LVVN, dierenartsen en veehouders. De informatie die in de monitoring wordt gebruikt, wordt op verschillende manieren verzameld waarbij het initiatief gedeeltelijk bij dierenartsen en veehouders en gedeeltelijk bij Royal GD ligt. De informatie wordt integraal geïnterpreteerd om de doelstellingen van de monitoring, het snel signaleren van diergezondheidsproblemen enerzijds en het volgen van trends en ontwikkelingen anderzijds, te bereiken. Samen werken we aan diergezondheid in belang van dier, dierhouder en samenleving.
Vervolg tabel