OM - De dominee - Oktober-2025

Page 1


Nico van der Voet: „Met mijn universitaire afstudeerscriptie van toen zou ik in het huidige hbo zijn gezakt”

Pagina 11

Ds. J. Karels: „De Heere moet nog wat afvijlen en afschaven, wil ik thuis kunnen komen”

De Dominee

Pagina 4

Lees 2 artikelen gratis

rd.nl/2-artikelen-gratis

Wat fijn dat je dit online magazine met als titel De Dominee gaat lezen. Hierin ontmoet je vijf verhalen van predikanten: van ds. Buijs, die eens middenfiguur werd genoemd maar zich later rechts van het midden voelde, tot ds. J. Karels die vijftig jaar in het ambt is. Prof. Van Vlastuin neemt je mee in zijn visie op wat een goede dominee is. Lees het interview met Nico van der Voet die eigenlijk dominee wilde worden maar docent werd. En een column over de gevaren vanuit een hond, gezien door de ogen van een predikant. Veel inspiratie en leesplezier gewenst!

Wil je meer van dit soort verhalen lezen? Download dan de RD-app.

INHOUDSOPGAVE

Ds. J. Karels (GG) is vijftig jaar predikant; „Ik ben nog niet geschikt om thuis te komen”

Oud-synodepreses ds. Buijs heette middenfiguur, maar voelt zich nu „rechts van het midden”

Als predikant ken ik de gevaren van een hond

Nico van der Voet wilde dominee worden, maar werd docent

Prof. Van Vlastuin op jaaropening Hersteld Hervormd Seminarium: „Wat is eigenlijk een goede dominee?”

Ds. J. Karels (GG) is vijftig jaar predikant; „Ik ben nog niet geschikt om thuis te komen”

„Voorgoed ongeschikt”, zo begon een eerder jubileuminterview met ds. J. Karels, in 2000. Het was de uitslag van zijn keuring voor militaire dienst, zeventig jaar geleden. „Maar nu is het: nog niet geschikt.”

Door een hart- en herseninfarct preekt ds. Karels (89) al dertien jaar niet meer, vertelt hij in zijn appartement in het Rijssense verzorgingshuis Maranatha. Maar hij is nog helder genoeg en zijn hartelijke en besliste spreektoon is evenmin verdwenen. Op 2 september staat de emeritus predikant vijftig jaar in het ambt in de Gereformeerde Gemeenten.

De oprichter daarvan, ds. G.H. Kersten, doopte Joost Karels in 1936. De uitpuilende Boezemsingelkerk in Rotterdam –de gemeente, nu 54 leden groot, telde er toen zestig keer zo veel– kan de predikant zich nog goed voor de geest halen. „Als kinderen moesten we soms op uitschuifbankjes zitten, met zo’n balkje in je rug, dat zat niet zo makkelijk. Geestelijk was die periode een bloeitijd in de gemeente.”

Spruitenstronken

Ook de Hongerwinter herinnert hij zich nog. „Ik weet nog dat ik als achtjarig jongetje met bonnen en een pannetje eten ging halen bij de gaarkeuken. Of spruitenstronken bij de Boezemsingelkerk, daar had ds. Kersten voor gezorgd. We maakten er soep van.”

Zestien jaar was ds. KareIs toen de Heere in zijn leven kwam, vertelt hij. Vanuit Lukas 24:47 ervoer hij later de roeping tot predikant. De eerste keer dat hij zich bij het curatorium meldde, in 1970, werd hij afgewezen. „Later zat ik aan de andere kant van de tafel. Dan vergeet je niet dat je zelf ook een keer naar huis gestuurd bent. Het curatorschap was een van de moeilijkste bezigheden die ik had. Achteraf denk je weleens: heb ik de juiste beslissing genomen? Maar op dat moment neem je de beslissing voor Gods aangezicht

en dan meen je dat het de enige juiste is.”

Ds. Karels heeft altijd christocentrisch willen preken, zegt hij. „Maar waar heb ik Christus voor nodig? Om me weer thuis te brengen bij Vader. En er is een Heilige Geest die het toepast. Dat is de trinitarische prediking.” Naast de prediking had het pastoraat zijn hart. „Ik had er alleen meer tijd voor willen hebben. Het is ook een voedingsbo-

„Als je trouw bent in je pastoraat, weet je gemeente: we kunnen op hem aan”

Kees van den Brink
Ds. J. Karels (89): „Toen ik curator was, vergat ik niet dat ik zelf ook een keer naar huis gestuurd was.” beeld RD, Anton Dommerholt

dem voor de prediking. Als je trouw bent in je pastoraat, weet je gemeente: we kunnen op hem aan.”

Romeinen 8

Ds. Karels diende vier relatief kleine gemeenten, maar stond acht jaar in de grootste van het kerkverband: Rijssen-Zuid, met ruim 3000 leden. „Ik had vaak een begrafenis of een huwelijk, soms beide op één dag.”

Juist in die tijd overleed zijn dochter, 26 jaar oud. De slag was groot voor het predikantsgezin. Maar nooit voelde hij zich zo gesterkt als toen. „Ze is op zaterdag begraven. De dag erna mocht ik preken uit Romeinen 8: „Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft.” De Heere kwam daar zó in mee, dat ik zuchtte: „Heere, wilt u het wat minderen, anders denkt de gemeente dat er een vader zonder hart op de kansel staat.” Dat is een van de momenten waaruit blijkt dat de Heere me nooit beschaamd heeft.”

Kort na deze gebeurtenissen bleek de energie van ds. Karels op. „Mijn huisarts zei: Dit houdt u niet vol. Vanuit Psalm 22 –„het Koninkrijk is des HEEREN”–heeft de Heere me liefelijk losgemaakt van Rijssen-Zuid. Daarna kreeg ik in een week drie beroepen. Ik heb dat

van de kleinste gemeente, Oudemirdum, aangenomen. Zonder tekst en versje, maar ik wist dat het de weg van de Heere was.”

Afvijlen

Voor de oud geworden weduwnaar, die zijn vrouw erg mist, zijn de dagen soms lang. „In Romeinen 8 staat: „Verwachtende de aanneming tot kinderen, dat is de verlossing van ons lichaam.” Daar kijk ik naar uit. Dan kan ik God pas recht bedoelen. Geen ongeloof meer, geen zonde meer. Ik hoorde onlangs een predikant zeggen: „Op de nieuwe aarde staan geen grafzerken meer. Er staat nog één monument: ”Hier ligt de dood begraven”.” Dat sprak me geweldig aan.

Maar vorig jaar las ik over Mary Winslow dat ze ook sterk verlangde om heen te gaan. Toen werd ze erbij bepaald dat ze nog niet geschikt was. Wat kon ik dát begrijpen. Ik ben nog niet geschikt, de Heere moet nog wat afvijlen en afschaven wil ik thuis kunnen komen. Hij wil dat ik mijn zondige aard hoe langer hoe meer leer kennen, want dan wordt de genade des te groter.”

Vijftig jaar predikant, dat komt niet vaak voor. Toen de predikant het interviewverzoek kreeg, moest hij echter wel een weekje nadenken. „Jubileren is een lastig geval. Voor je het weet, zit je hoog in de boom. Maar een ootmoedig gedenken geeft hoge gedachten van God. Ik wil graag nog een goed gerucht van de Koning voortbrengen.”

Ds. J. Karels

Joost Karels is op 7 april 1936 geboren in Rotterdam. Na zijn mulotijd werd hij scheepsbevrachter in de Rotterdamse haven. In 1971 liet het curatorium van de Gereformeerde Gemeenten (GG) hem toe. Hij diende als predikant de gemeenten van Werkendam (1975), Beekbergen (1979), Rijssen-Zuid (1983), Oudemirdum (1991) en Middelharnis (1999). In 2003 ging hij om gezondheidsredenen met vervroegd emeritaat. Ds. Karels was onder meer lid van het curatorium van de GG en van het deputaatschap voor de zending. De predikant, weduwnaar sinds 2022, en zijn vrouw kregen zes kinderen, van wie een is overleden.

„De Heere moet nog wat afvijlen en afschaven, wil ik thuis kunnen komen”

rd.nl/2-artikelen-gratis

Oud-synodepreses ds. Buijs heette middenfiguur, maar voelt zich nu „rechts van het midden”

de Jong

Zaterdag (14 juni 2025) is hij veertig jaar predikant in de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK). Een heuglijk feit, dat ds. P.D.J. Buijs (63) tot dankbaarheid stemt. Maar… het is ook een viering waarover een sluier hangt.

Drieëntwintig was kandidaat Peter Buijs nog maar toen hij op 14 juni 1985 tot predikant werd bevestigd in de cgk van Zwaagwesteinde. „Een heel andere tijd dan nu”, mijmert hij, vier decennia later, in de pastorie van zijn huidige gemeente, Nunspeet (Dorpskerk). „Ik weet nog goed dat prof. Velema in 1983 tegen zijn studenten zei: Vrienden, de tijd waarin jullie als predikant beginnen, is vele malen zwaarder dan toen ik begon. Nou, de ontwikkelingen zijn sinds die tijd alleen maar sneller gegaan. Waar heb je als predikant in je gemeente allemaal niet mee te maken? Maatschappelijke, psychische, relationele problemen. Noem maar op. Maar in al die jaren is de bewogenheid met mensen die verloren gaan mijn diepste drijfveer geweest.”

Wat je in sommige gemeenten misschien minder hebt dan vroeger, vindt ds. Buijs, „is dat je als beginnend predi-

kant kunt leunen op kerkenraadsleden met gezonde, bevindelijke, Bijbelse kennis. Ik ben dankbaar dat ik als jonge predikant ouderlingen om me heen had die doorkneed waren in de Schriften, die soms zomaar even bij je binnen kwamen lopen en dan reflecteerden op een preek. Daar heb ik enorm veel aan gehad.”

Toeknikje

In zijn vijfde gemeente staat hij inmiddels. In de ene bleef hij wat langer dan in de andere. „De duur bepaal je als predikant niet zelf, hè? De Heere moet de weg wijzen. Dat heeft Hij in mijn leven gelukkig altijd gedaan. Steeds als ik een beroep kreeg, zocht ik, al biddend, bevestiging in Gods Woord. Soms trok een gemeente mij persoonlijk erg aan, dan had ik er zó’n zin in. Maar dan was het alsof de Heere zei: Nou, ga dan maar! En dan dacht ik aan onze trouwtekst: Als Uw aangezicht niet meegaat,

doe ons van hier niet optrekken. Dan durfde ik die stap toch niet te zetten. Dan miste ik, zoals prof. Van ’t Spijker vroeger uitdrukte, dat laatste toeknikje uit de hemel.”

Thuiskomen

Regelmatig verkassen, ds. Buijs kent het van huis uit. „Als domineeszoon heb ik altijd een wat zwervend bestaan geleid. Geboren in het Friese Murmerwoude, daarna naar Vlaardingen verhuisd, later weer naar Friesland vertrokken, waar ik in Broeksterwoude mijn puberteit beleefde.”

Het is die noordelijke provincie die hem altijd bleef trekken. „Mijn vrouw en ik gaan regelmatig op vakantie naar Friesland. Als ik daar, in het weidse Friese land ben, voelt dat als thuiskomen. Dat ontspant. Zoals ook wandelen, orgelspelen en lezen mij ontspanning geven.”

Addy
Ds. P.D.J. Buijs (CGK) staat veertig jaar in het ambt.. beeld André Dorst

In Friesland ook kwam zijn roeping tot het ambt. „Mijn ouders vreesden beiden de Heere. Het is geen automatisme dat kinderen in zo’n geval in hun sporen gaan. Maar bij mij heeft de Heere het voorbeeld van mijn ouders wel willen gebruiken om ook mij te trekken tot Zijn dienst. Onder de prediking van mijn vader ben ik, in mijn tienerjaren, bewust tot geloof gekomen.”

Wat hij ook van zijn ouders meekreeg: „Ze hadden een gezonde liefde tot het kerkverband van de CGK, maar ze keken wel breder. Kerkisme was hun vreemd. We hadden in de familie mensen uit de Gereformeerde Gemeenten, maar ook uit de Hervormde Kerk en uit de Vergadering van Gelovigen. Dat vormde geen belemmering om in liefde met elkaar om te gaan.”

Zakelijk

Van beide ouders erfde hij karaktereigenschappen. „Van mijn vader heb ik het bewogene, van mijn moeder het zakelijke, het planmatige, het geordende.”

Opmerkelijk in zijn levensgang zijn de vele bestuurlijke functies die hij in de loop der jaren in zijn kerkverband bekleedde. Hoe dat kwam? „In elk geval niet doordat ik me aanbood. Ik ben meer dan eens geroepen op posten die ik echt niet ambieerde. Toen ik nog geen 35 was, werd ik in de particuliere synode van het Oosten gekozen tot secundus curator. Aan ds. J. Westerink, die toen naast mij zat, vroeg ik: „Wat ís dit? Waarom kiezen ze mij? Ik ben nog zo jong.” Hij zei: „Jongen, met mij ging het destijds hetzelfde. Blijkbaar wil de Heere je op deze post hebben.”

Grote

lijnen

„De Heere gebruikte mijn ouders, die beiden de Heere vreesden, om ook mij te trekken tot Zijn dienst”

Besturen vraagt veel tijd en energie. Maar liefst driemaal was ds. Buijs preses van de generale synode van zijn kerkverband. Mensen die hem in dit werk bezig zagen, roemen zijn vriendelijke maar besliste stijl van leidinggeven. En stellen vast dat hij in staat is de grote lijnen van een discussie te bewaken én dat hij een minutieuze kennis heeft van de dossiers. „Ik deed het altijd graag. Wel heb ik er steeds voor gewaakt dat het werk in de gemeente en

mijn gezin er niet onder leden. Al dat dreigde te gebeuren, trok ik een streep.”

Wat u misschien hielp in het leidinggeven aan synodes is dat u bekendstond als een middenfiguur in de CGK. Ziet u dat zelf ook zo? Is dat een goede benaming?

„Nou, ik denk van wel. Van het samenwerken met allerlei personen, uit de breedte van ons kerkverband, heb ik genoten. In de verschillende moderamina waarin ik zitting had, maar bijvoorbeeld ook in het curatorium van de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA), bij het toelaten van studenten.”

Soms verbaasden mensen zich daarover. „Dan vroegen ze: Kun jij echt met die en die overweg? Ja hoor, zei ik dan, prima. Daarbij hielp het dat ik zaken en personen goed van elkaar kan scheiden.”

„Steeds heb ik ervoor gewaakt dat gemeenten en gezin niet leden onder mijn bestuurlijke werk”

Bij de term ”man van het midden” tekent ds. Buijs aan dat er op dit punt in de achterliggende veertig jaar veel is gebeurd. „Mijns inziens ben ik zelf in mijn denken niet wezenlijk veranderd. Maar doordat in de CGK nogal wat mensen naar links zijn opgeschoven, voel ik mezelf tegenwoordig wel wat rechts van het midden staan. Dat geldt ook voor de gemeenten die ik heb mogen dienen. Vroeger heetten die gewoon middengemeenten. Tegenwoordig moet je ze rechts van het midden lokaliseren. Niet omdat ze zelf zo zijn veranderd, maar omdat anderen zijn opgeschoven.”

Ds. P.D.J. Buijs stond zaterdag 14 juni 2025 veertig jaar in het ambt van predikant. beeld André Dorst

Deze laatste synode noemde u, hoewel u altijd voorzichtig bent met superlatieven, „de lastigste en de moeilijkste” die u hebt meegemaakt. In uw slotwoorden op 28 maart en op 4 juni hield u uw emoties maar ternauwernood onder controle.

„Ja, omdat ik het kerkverband waarin ik en vele anderen zo veel hebben ontvangen op deze manier zie eindigen. Dat we waarschijnlijk uiteenvallen en dat we vanwege onze tweedracht bij de wereld misschien wel over de tong gaan. Het doet zo veel pijn om te merken dat we elkaar in de CGK nog wel willen, maar niet meer kunnen vinden. We zijn in allerlei opzichten te ver uit elkaar gegroeid.”

Cruciaal in dit proces is naar zijn mening de veranderde hermeneutiek.

„Op dit punt is, althans in delen van ons kerkverband, een wissel omgezet. Het is mijn stellige overtuiging dat de tijdgeest en de cultuur bij de Bijbeluitleg te veel invloed hebben gekregen. Iemand zei ooit: Als een Schriftgedeelte jou niet ligt, moet je je niet in allerlei bochten gaan wringen om het op een alternatieve manier uit te leggen, nee, dan moet je zelf anders gaan liggen.”

Ds. Buijs achter het orgel in zijn huiskamer in Nunspeet. beeld André Dorst

het verschrikkelijke oordeel van God over de wereld die brandend zal vergaan. Dat vind ik zorgwekkend.”

Tegelijkertijd stelt hij vast „dat er terrechterzijde soms een schematische prediking is waarin nauwelijks nog iets verrast. Terwijl de Heere Jezus toch zegt dat een goed Schriftgeleerde uit de schat van het Woord nieuwe en oude dingen voortbrengt. Let wel: het nieuwe staat hier voorop.”

Ds.P.D.J. Buijs

Pieter Dirk Jan Buijs werd op 2 november 1961 geboren in Murmerwoude, een dorp dat is opgegaan in het huidige Damwoude. Op 14 juni 1985 werd kandidaat Buijs bevestigd tot predikant van de christelijke gereformeerde kerk te Zwaagwesteinde. Vervolgens stond hij in Veenendaal (Pniëlkerk, 1991), in Harderwijk (2003) en in Ede (2011). Sinds 2017 is de predikant verbonden aan de cgk te Nunspeet (Dorpskerk).

„Als een Schriftgedeelte jou niet ligt, zei ooit iemand, dan moet je zelf anders gaan liggen”

Ook ontstonden in de CGK grote verschillen in de prediking. „Kijk, er zijn in ons kerkverband altijd verschillende stromingen en liggingen geweest. Zeg maar: een meer verbondsmatige en een meer subjectieve of bevindelijke lijn. Dat was jarenlang geen heel groot probleem. Maar toen ik een tijdje terug een preek van een collega las over 2 Petrus 3: „Wij verwachten naar Zijn belofte een nieuwe hemel en een nieuwe aarde”, schrok ik toch wel. In die preek werd met geen woord gerept over de context waarin dit Schriftwoord staat:

U was de laatste preses van de generale synode van de CGK in déze vorm… „Daar wijst inderdaad alles op. Sommigen zeggen: Maar kunnen jullie elkaar niet gewoon in al jullie verscheidenheid verdragen? Naar mijn besef kan dat niet, omdat –in tegenstelling tot voorheen– Schriftverstaan en Schriftgezag in het geding zijn. Ik ben echt bang dat we, als we tolereren wat we in bepaalde delen van de kerk zien gebeuren, de Heere kwijtraken.”

Vaak vraagt hij zich af wat God met deze crisis te zeggen heeft, zegt de predikant. „Blaast Hij misschien in ons kerkelijk leven vanwege onze hoogmoed en vanwege ons gebrek aan broederlijke liefde? Dat we te trots waren op het feit dat we als CGK nooit gescheurd zijn? Dat we gemeenten met andere opvattingen en andere levenspraktijken te veel links of rechts lieten liggen, zonder elkaar op te zoeken en aan te spreken? Dat we er met elkaar zo’n puinhoop van hebben gemaakt?”

Bij die opmerkingen over oorzaak en schuld sluit hij zichzelf geheel in. „Het verwondert me oprecht dat ik de achterliggende jaren heb mogen doen wat ik heb gedaan. Dat de Heere mij in die veertig jaar, ondanks mijn zonden,

In de achterliggende decennia was hij maar liefst zeven keer lid van het moderamen van de generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK). Van die zeven keer was hij driemaal preses. Daarin is hij overigens niet uniek. Toch was er in de geschiedenis van de CGK slechts één predikant die vaker in het moderamen zat (namelijk negen keer) en die vaker preses was (namelijk vijf keer). Dat was ds. J.H. Velema (overleden in 2007).

Buijs voor de preekstoel

heeft willen gebruiken in Zijn dienst. Dat Hij mij nooit ontslagen heeft.”

Ooit leerde hij, nota bene op zijn 55e verjaardag, een nuttige les. „Ik was jarig én het was dankdag. Alles lag

Ds.
van de Dorpskerk in Nunspeet. beeld André Dorst

gereed: de preek, de liturgie. Maar die middag lag ik opeens in het ziekenhuis, uitgerangeerd. Twee keer ben ik toen geopereerd aan mijn alvleesklier en galblaas. Plots was ik stilgezet en

besefte ik: de Heere heeft mij helemaal niet nodig. Zijn werk gaat door, ook zonder mij. Het is genade dat Hij mij nog in Zijn dienst wil gebruiken. En dat zal het altijd blijven.”

Lees 2 artikelen gratis

rd.nl/2-artikelen-gratis

COLUMN

Als predikant ken ik de gevaren van een hond

Een herdershond stormt de weg over. Enkele tellen later hangt hij aan mijn broekspijp. Hondsbrutaal. Ik kom met de schrik vrij en beklaag mij bij zijn baasje, die het hele incident afdoet als speelse gretigheid.

Twee weken geleden was het even wereldnieuws. Radio, televisie en kranten berichtten over pakketbezorgers die met bijtgrage honden geconfronteerd worden. Namens de drie grootste spelers in het veld beklaagde DHL-personeelsdirecteur Maartje de Vos (!) zich over de toename van dit bijtend probleem. Volgens onderzoek van de NOS worden wekelijks gemiddeld zes bezorgers beetgenomen. Een blaf, een beet, bloed. In jargon heet dat een ‘bedrijfsongeval’.

Ik leef mee met de slachtoffers. Ik ken de gevaren. Vanaf de eerste dag dat ik dominee was, bracht ik de hele hondenbevolking binnen de kerkelijke gemeente in kaart. Er waren hoog- en laagrisico-adressen. Ook schofthoogte en ras werden genoteerd. Niet dat ik nooit in levensgevaar verkeerd heb.

Familie X was trotse eigenaar van Bram, een stevige Pitbullterriër. Natuurlijk moest hij bij mijn bezoek aanwezig zijn. Deed ieder dat maar met zijn kinderen. Vanuit een kamerhoek lag Bram vervaarlijk naar mij te loensen. Toen voltrok zich een voor mij traumatisch gebeuren. De vrouw des huizes had zich zojuist naar de keuken begeven toen de telefoon ging. Die hing in de gang. Even later deelde ik de kamer met Bram, die onmiddellijk zijn ligplaats inruilde voor een zitplaats aan mijn

zijde. De kolos en de klos. Ik durfde nauwelijks nog te ademen, laat staan te bewegen. Bij het minste begon Bram te grommen, trok zijn lippen op en toonde een gebit als een kettingzaag. Soms duren minuten eeuwen. Mijn ouders hadden een bouvier. Zoals veel honden reageerde ook Marco woedend op brievenbusgeklep. Op een dag was het weer zover. Het beest raasde de tuin uit, de gang door, zonder snelheid te minderen. Gekraak, gerinkel. Een frontale botsing met de postbode volgde. Hond en brievenbesteller lagen beiden tussen een zee van poststukken, hout- en glasscherven bij te komen van de schrik. „Ach”, riepen wij in koor: „speelse gretigheid”.

Waarom hebben machofiguren vaak voorliefde voor machohonden? Is er een relatie tussen stoere mannen en stoere honden? Het dier als verlengstuk van het eigen ego? Wat mij betreft

gaan alle daders van een bijtincident onmiddellijk naar een tbs-kliniek voor honden.

In de Bijbel komt de hond er niet best af. Zullen er op de nieuwe aarde echt geen honden zijn (Openbaring 22:15)? In ieder geval geen bijtgrage griezels.

Wat mij betreft gaan alle daders van een bijtincident onmiddellijk naar een tbs-kliniek voor honden

Nico van der Voet wilde dominee worden, maar werd docent

Als kind wist Nico van der Voet al wat hij zou worden: dominee. Het was dan ook vanzelfsprekend dat hij theologie ging studeren. Toch bleef de kansel bijzaak. Hij koos voor de klas. „Een predikant is toch maar een eenzaam mens.” Onlangs ging hij met pensioen.

Veranderingen zijn aan Nico van der Voet (67) niet besteed. Hij heeft een hekel aan reizen, bleef de jaren door trouw aan de twee onderwijsinstellingen waar hij doceerde en bewoont nog steeds het huis dat hij 32 jaar geleden met zijn Els betrok. „Waarom zou je verhuizen als je tevreden bent? We wonen hier prima en op een grote tuin zit ik niet te wachten.” hij daardoor niet meer bang hoefde te zijn voor de druk van zijn ouders of het idee dat zij iets van zijn belangstelling voor het christendom zouden vinden, besloot Pijke om ook fysieke kerkdiensten te gaan bezoeken.

Aan één verandering viel niet te ontkomen: de pensionering op 16 maart. Zittend op een bank in de woonkamer constateert hij laconiek: „Het gebeurt nu dat ik bedenk: wat zal ik gaan doen? Dat is wennen. Voorheen hoefde ik mezelf die vraag nooit te stellen. Er viel

altijd wel wat voor te bereiden of na te kijken. Dat vond ik prima, want ik heb mijn werk altijd met plezier gedaan.”

TOEN

Wat bracht u destijds tot de theologiestudie?

„Ik zeg weleens: dominees worden geboren in gezinnen waar pa bezig is met de kerk en ma met God. Iets van beiden heb ik als kind meegekregen. Op de basisschool wilde ik al predikant worden. Naar een studievoorlichting ben ik nooit geweest; ik wist al wat ik wilde. Maar toen ik pastoraal medewerker werd in Loenen aan de Vecht en godsdienstdocent op het Ichthus College in Veenendaal, ontdekte ik dat de school mij meer trok dan de kerk. Een predikant is toch maar een eenzaam mens. In de school kon ik met collega’s samenwerken en van hen leren.”

U had geen roeping voor het predikantschap?

„Wat is roeping? God roept jou daar waar je nodig bent, waar je gaven voor gekregen hebt en waar je zin in hebt. Begin jaren 80 was ik niet nodig in de Nederlandse Hervormde Kerk. Er waren genoeg dominees en veel kandidaten. Ik zag trouwens ook op tegen het leidinggevende aspect van het werk als predikant. Er kan zo veel gedoe zijn in een kerkelijke gemeente! Ik wil altijd iedereen te vriend houden. In de kerk is dan het gevolg dat niemand om je heen tevreden is. Ik koos dus voor het onderwijs. In mijn hart ben ik eigenlijk altijd schoolmeester geweest, ook op de preekstoel. Preken bleef ik doen, al werd ik geen dominee.”

Hoe kijkt u terug op uw loopbaan als leerkracht?

„Het onderwijs is in de afgelopen veertig jaar behoorlijk veranderd. Ik liep het

Huib de Vries
In maart nam Nico van der Voet afscheid van de Christelijke Hogeschool Ede. beeld Niek Stam

meest aan tegen de alsmaar toenemende maakbaarheidsgedachte én de toenemende ingewikkeldheid van het werk. Lesprogramma’s, toetsen, werkelijk alles wordt lang van tevoren vastgelegd. Alles moet ook controleerbaar zijn en beantwoorden aan competenties, indicatoren, descriptoren en niveaus. Alle onderdelen moeten bovendien met elkaar verknoopt zijn. Een docent is nog maar voor een deel vakdocent, want hij of zij moet veel breder denken en werken. Een leerkracht wordt ook niet meer vertrouwd op basis van zijn professie. Het is als met de spreuk van een bekend recherchebureau: „Vertrouwen is goed, controle is beter!” Ik denk wel dat het onderwijsniveau hoger ligt dan voorheen. De toetsing is aan veel eisen onderworpen en daardoor absoluut verbeterd. Met mijn universitaire afstudeerscriptie van toen zou ik in het huidige hbo zijn gezakt. Maar de ontspanning is weg. Docenten hebben nauwelijks de mogelijkheid om op een positieve manier af te wijken van de mainstream, waardoor ze juist inspirerend kunnen zijn. Ze zijn uitvoerders geworden van programma’s die evengoed door een collega gegeven kunnen worden.”

U bent op wat latere leeftijd getrouwd. Wat betekent het huwelijk voor u?

„In een goed huwelijk leef je met de gezichten naar elkaar toe. Je kijkt elkaar regelmatig in de ogen en komt tot gesprek en intimiteit. Vervolgens loop je naast elkaar op. Je deelt, schouder aan schouder, de levenstaken. Ten slotte leef je met de ruggen naar elkaar toe. Als partners heb je een eigen leven, eigen werk en vrijwilligerswerk, eigen contacten. Die drie houdingen moeten in balans zijn. Wanneer je op oudere leeftijd trouwt of hertrouwt, loop je het risico dat het ruggelingse leven het sterkst is. Je bent er dan aan gewend geraakt om je eigen leven te leiden.”

Nu

hij met pensioen is, heeft Nico van der Voet meer tijd om te wan-

Hoe was het om op gevorderde leeftijd kinderen te krijgen?

„Prachtig! Ik was niet zo’n vlotte en ondernemende vader als bijvoorbeeld een buurman of de vader van een vriendje of vriendinnetje van een van de kinderen. Mijn vrouw heeft dat het scherpst waargenomen. Ik heb er niet onder geleden en onze vier kinderen denk ik ook niet, maar dat moet je maar aan henzelf vragen. Tijdens ouderavonden op school kwam ik diverse keren oud-leerlingen tegen van wie een kind even oud was als een kind van ons. Dat is de humor van de levensloop.”

Waardoor ontstond uw interesse voor psychologie en de praktische toepassing van die kennis?

Nicolaas Cornelis (Nico) van der Voet (1958) groeit op in Capelle a/d IJssel. Zijn theologiestudie (1976 tot 1987) combineert hij vanaf 1982 met pastoraal werk in Loenen aan de Vecht. Van 1983 tot 2003 is hij docent godsdienst en leerlingenpastor op het Ichthus College in Veenendaal, van 1987 tot 1994 docent bij de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond, van 1994 tot 2025 docent theologie en vanaf 2004 ook studentenpastor op de Christelijke Hogeschool Ede. Daarnaast gaat hij op zondag voor in kerkdiensten, houdt hij lezingen en schrijft hij artikelen, onder meer voor zijn eigen website. Nico van der Voet is gehuwd met Els Verhoef. Ze ontvangen vier kinderen en vier kleinkinderen. Het echtpaar is lid van de hervormde Julianakerk te Veenendaal.

„Met mijn universitaire afstudeerscriptie van toen zou ik in het huidige hbo zijn gezakt”

„Mijn theologische interesses lagen als student bij kerkgeschiedenis en dogmatiek. In de periode dat ik pastoraal werker was in Loenen aan de Vecht, verschoof mijn belangstelling naar pastoraat. Mede omdat ik in die tijd verkering had met een psychologie studente. In de hele studie had ik één proefschrift over pastoraat moeten lezen en zes lessen daarover gehad. Daarmee komt pastoraat niet tot leven. In de praktijk gebeurde dat wel, zeker in combinatie met de gesprekken die ik er daarna over had. Op het Ichthus

College werd ik na een aantal jaren leerlingenpastor. Dan wordt de combinatie theologie-pastoraat-psychologie-opvoeding helemaal boeiend. Het legde de basis voor mijn latere taak als schoolpastor op de Christelijke Hogeschool Ede.”

Hoe ziet u de relatie tussen psychologie en theologie?

„Kerkgeschiedenis is ook psychologiegeschiedenis. Neem de Afscheiding en de Doleantie in de 19e eeuw. Die hebben met theologische kwesties te maken, maar ook met mannen die bepaalde psychische kenmerken hadden. Gods werk is tegelijk mensenwerk, ook op het persoonlijke vlak. Waarom bid ik voor het slapengaan? Omdat ik mij wil toevertrouwen aan de Heere, maar óók omdat ik psychisch een ritueel nodig heb om rustig te gaan slapen. Waarom wil iemand predikant worden? Mensen kunnen zich geroepen weten door God, maar het heeft ook met hun psyche te maken. Dat ik het nooit geworden ben, heeft zeker met liefde voor het onderwijs te maken, maar ook met angst voor het predikantschap. Iemand die somber leeft, kan zeggen: „God voelt ver weg.” Dat kan tegelijk een signaal zijn van depressiviteit.

Wat heb ik geleerd? Theologie en

Nico van der Voet
delen of te fietsen. beeld Niek Stam

psychologie zijn niet of of maar en en. Daarover nadenken, spreken en schrijven doe ik graag. Zelfs op de kansel speelt het mee, al mag preken niet beperkt blijven tot psychologische peptalk. Wat op de preekstoel gebeurt, is óók rationeel emotieve therapie. Door de gedachten op God te richten, gaan mensen anders denken en dus anders voelen en zich anders gedragen. Hoe belangrijk is dat niet, bijvoorbeeld voor mensen met verdriet!”

Binnen de gereformeerde gezindte werd u een bekend spreker en schrijver. Als vanzelf?

„Ja, als mensen denken dat je ergens verstand van hebt, vragen ze je daarover wat op papier te zetten. Zodra je schrijft, leert een breder publiek je kennen. Vervolgens krijg je verzoeken voor spreekbeurten. Die leiden tot allerlei andere thema’s, waarover ik dan opnieuw ging schrijven en spreken. Zo beland je in een cirkel van werkzaamheden. Dat heb ik altijd mooi gevonden. De basis is theologie gebleven, maar wel verbonden met het leven van de mensen met wie ik in gesprek ben of voor wie ik schrijf.”

Vorig jaar onderging u een openhartoperatie. Wat was de impact daarvan?

„Die was niet zo groot. Ik wist al tien jaar dat die operatie een keer zou moeten gebeuren, dus de zenuwen waren behoorlijk uitgedund. Ik heb een aantal omleidingen rond dichtgeslibde krans

slagaders gekregen en was dankbaar dat daarmee een hartinfarct kon worden voorkomen. In het ziekenhuis ontving ik perfecte zorg. Medepatiënten beleefden het allemaal op hún manier. In de ruimte voor de operatiekamer lag ik met een patiënt die in paniek was.”

U had geen last van angst of spanning?

„Als je op je rug ligt, kijk je vanzelf omhoog. Gevoelsmatig ga je bij zo’n zware operatie langs het randje van de dood. Dat doet iets met een mens, ook met mij, maar ik heb niet angstiger of vuriger gebeden. Het basisvertrouwen dat God zegt ”Ik ben erbij” is mijn dagelijkse, gelovige wetenschap en het kruis van Christus is mijn enige redding. Dat was voor en na de operatie niet anders dan toen ik naar de operatiekamer werd gereden.”

NU

Wat deed het afscheid van de CHE met u?

„Ik kreeg een dubbel afscheid. Eerst bij de afdeling theologie, een paar dagen later werd ik uitgezwaaid als hogeschoolpastor. Ik kan gemist worden, er zijn opvolgers. Het werkzame leven is als een lopende band: als je gezond blijft, kieper je er vanzelf een keer vanaf. En alle werk gaat na jouw vertrek gewoon door. Na een poosje is bijna iedereen je vergeten.”

U viel na uw vertrek niet in het veelbesproken gat?

„Ik was, gecombineerd, 6 jaar pastoraal medewerker in de kerk, 20 jaar docent godsdienst en 37 jaar docent in het hbo. Eerst bij de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond, later kwam die onder de paraplu van de Christelijke Hogeschool Ede terecht. Mijn pensionering kon ik dus lang genoeg zien aankomen om me er mentaal op voor te bereiden. Ik ben vooral blij dat ik deze fase mag beleven. Drie leden van mijn ouderlijk gezin hebben de leeftijd van 67 jaar niet bereikt.”

Hoe vult u nu de dagen?

„Ik heb nog steeds genoeg te doen: voorgaan in kerkdiensten, lezingen houden, toerustingsbijeenkomsten verzorgen en schrijven. Voor mijn zelfbeeld hoef ik niet te teren op wat achter mij ligt. Bij mijn naam hoeft dus niet vermeld te worden wat ik voorheen was. Daarnaast ken ik de zegeningen van het hebben van een vrouw, kinderen, schoonkinderen en kleinkinderen. Die houden me, ieder op een eigen manier, ook wel in de benen en op de fiets.”

Wat betekent het voorgaan in diensten voor u?

„Ik heb altijd gepreekt, maar anders dan veel ernstiger collega’s heb ik er nooit tegen opgezien. Je mag het oppervlakkigheid noemen. Je mag ook zeggen dat ik niet zo veel van mijzelf verwacht. Ik heb meegewerkt aan cursussen spreekvaardigheid voor predikanten en vroeg hun soms: „Wat bidden jullie eigenlijk onderaan de kansel? Sta je daar te zuchten tot God omdat er zo’n zware last op je schouders ligt? Of danken jullie ook weleens, met woorden als: Heere in de hemel, ik dank U dat ik zo bevoorrecht ben dat ik Uw Woord mag verkondigen. Ik dank U voor het plezier dat ik daarin heb!”

„Het

werkzame leven is als een lopende band: als je gezond blijft, kieper je er vanzelf een keer vanaf”

Behalve docent is Nico van der Voet een veel gevraagde spreken. beeld André Dorst

Mijn ontspannen houding onder en op de kansel heeft te maken met het feit dat mijn zelfbeeld als voorganger niet dat van de profeet of evangelist is. Ik voel mij, zoals gezegd, schoolmeester. Het is prachtig om de Bijbel rustig uit te leggen en al pratend contact te maken met de mensen die voor mij in de kerk zitten. Ik bewonder iedere voorganger die zijn preektaak dieper doorleeft, maar ben daar niet jaloers op.”

STRAKS

Wat zijn uw toekomstplannen?

„In mijn werkzame leven ben ik nooit zo ambitieus geweest en ook in de komende tijd wil ik niet gaan bewijzen dat ik nog goed kan meekomen. Ik hoop nog een aantal jaren mijn activiteiten voort te zetten, maar dat zal langzaam minder worden. Het lezingencircuit in kerkelijk Nederland wordt kleiner. Jonge mensen hebben niet meer zo’n behoefte aan avonden met al dan niet wijze sprekers. Ze hebben genoeg aan hun hoofd en hun kennis doen ze wel op andere manieren op.

Ik betwijfel of ik ooit nog een boek zal schrijven. De markt voor theologie is klein geworden en ik schrijf over thema’s waar anderen ook over schrijven. Dan moet je met kop en schouders boven die anderen uit stijgen, wil een

uitgever met je in zee gaan. Van mijn laatste boek is de eerste druk niet eens compleet verkocht. Ik heb intussen een eigen website waar ik van alles en nog wat op publiceer. Daar wordt tot nu toe veel gebruik van gemaakt. Die website wil ik zorgvuldig bijhouden en aanvullen. Ik ben benieuwd of de belangstelling even groot blijft nu ik uit beeld raak bij studenten.”

hebben zich mogelijk minder bezorgd gemaakt dan ik over de secularisatie. Zullen mijn kinderen en kleinkinderen het geloof behouden? Zelfs dat is relatief, want de overgrootvader met mijn achternaam kwam in de 19e eeuw niet of nauwelijks in de kerk.”

Hoe kijkt u voor uzelf naar de toekomst?

„Ik hoor bij de grijze golf en ben dankbaar dat ik gezegend ben met familie, vrienden en medegemeenteleden. Eenzame ouderdom is zwaar. Dat maatschappelijke probleem wordt steeds groter naarmate de vergrijzing toeneemt. Ik denk niet dat ik eenzaam zal worden, al neemt het gevoel van eenzaamheid bij het ouder worden wel toe, omdat mensen om je heen wegvallen.

„Mijn ontspannen houding onder en op de kansel heeft te maken met het feit dat mijn zelfbeeld als voorganger niet dat van de profeet of evangelist is”

Vervult deze tijd u met zorg? „Over mijzelf maak ik me geen zorgen. Ik weet niet hoe mijn verouderingsproces gaat verlopen en leef bij de dag. Wel weet ik dat de tijd voor ouderen gevoelsmatig sneller gaat dan voor jongeren. Naarmate je ouder wordt, is een jaar immers een steeds kleiner percentage van je leven. Wat is nog tien of twintig jaar leven, wanneer je net als ik 67 bent? Dat is niks, áls me die tijd al wordt geschonken.

Ik maak me wel zorgen over mijn kinderen en kleinkinderen, maar dat zijn dezelfde zorgen als die van mijn ouders en grootouders en betovergrootouders. Dat is dus ook niet schokkend. Iedere oudere beleeft de tijd als zorgwekkender dan toen hij jong was en denkt: wat gaan mijn kinderen nog meemaken? Mijn overgrootouders

Paulus spreekt als het om de toekomst gaat over geloof, hoop en liefde. In moderne woorden: zingeving, perspectief en verbinding. Die hebben we nodig in de jeugd en in de ouderdom. Een toevallig leven is betekenisloos. Mijn leven is niet toevallig, maar door God gewild. Elke dag mag ik danken dat mijn hemelse Vader mij het leven geeft. Ik mag pleiten op de genade van de Zoon. En ik mag weten dat de Heilige Geest mij vandaag gebruikt om van betekenis te zijn in dienst van God en de medemens. Dat is toch prachtig?

Al word ik stokoud en kan ik bijna niets meer, dan mag ik daar nog elke dag voor danken. Vervolgens geeft God perspectief aan mijn leven. Johannes zegt in zijn evangelie dat hij genoeg heeft opgeschreven om te geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God, en dat wij door het geloof het leven ontvangen in Zijn Naam. Ons aardse leven is Leven met een hoofdletter. Leven dat doorgaat over de dood heen. Geloof, hoop en liefde; ze houden een mens op de been.”

Een nieuwe levensfase. beeld Niek Stam

Prof. Van Vlastuin op jaaropening

Hersteld Hervormd Seminarium:

„Wat is eigenlijk een goede dominee?”

„God schakelt mensen in Zijn dienst in om het Woord aan het hart te leggen. Zodat Hij het ín het hart brengt.” Dat zei prof. dr. W. van Vlastuin vrijdagavond tegen de theologiestudenten van het Hersteld Hervormd Seminarium (HHS).

De opening van het academisch jaar van het HHS, gevestigd aan de Vrije Universiteit Amsterdam, vond plaats in het kerkgebouw van de hersteld hervormde gemeente te Elspeet. De avond werd door z’n 200 belangstellenden bezocht.

Prof. Van Vlastuin, rector aan het HHS, sprak in zijn openingswoord over 1 Timotheüs 4:16: „Heb acht op uzelf en op de leer; volhard daarin; want dat

doende, zult gij en uzelf behouden, en die u horen.”

Prof. Van Vlastuin: „Wat is nu eigenlijk een goede dominee en wat is daarvoor nodig om te leren op het seminarium? Een voorganger moet een goede exegese kunnen maken, en vandaar uit een toegankelijke, bevindelijke en eenvoudige preek. Daarbij moet een predikant goed kunnen communiceren, luisteren, besluitvaardig zijn en de

Bastiaan van Soest
Opening van het academisch jaar van het Hersteld Hervormd Seminarium, vrijdagavond in Elspeet. beeld André Dorst
Prof. dr. W. van Vlastuin. beeld André Dorst

cultuur en de tijd kennen. Er zijn nogal wat competenties waaraan een dienaar van het Woord zou moeten voldoen. Maar het gaat in de kerk om de zielen van mensen. Op de grens van dood en leven wordt het Woord verkondigd.”

„Zwak de scherpte van het Woord van God niet af”

Bewaak jezelf

De apostel Paulus schrijft dat Timotheüs acht moet geven op zichzelf. „Dat klinkt postmodern”, stelde de rector. „Maar er staat in de oorspronkelijk tekst: bewaar of bewaak jezelf. Daar begint het ambtelijk leven. Dat we onszelf bewaken. Is dat nodig? Zeker, je hebt te waken over je ziel. Het geestelijke leven kan zomaar uit je ziel wegglijden. Een grote bedreiging is dat het ambt een vak of ambacht wordt. De preken kloppen, er is niets op aan te merken. Maar de verwondering en de betoning van Geest en kracht ontbreken. Daarom: zwak de scherpte van het Woord van God niet af.”

De tekst uit de brief aan Timotheüs gaf de negentiende-eeuwse Schotse predikant Robert Murray M’Cheyne de verwachting dat er geen preek zonder zegen zou blijven. Prof. Van Vlastuin: „Zie uit om vervuld te worden met de volheid van God. Deze tekst is het woord van de drie-enige God. De Geest inspireerde Paulus dit woord te schrijven en over de schouder van Timotheüs kijken wij mee. God schakelt mensen in Zijn dienst in om het Woord aan het hart te leggen, zodat Hij het ín het hart brengt.”

Afvallige?

Dr. B.J. Spruyt, historicus, publicist en docent kerkgeschiedenis aan het Hersteld Hervormd Seminarium, sprak over het thema ”De botsing tussen orthodoxie en moderniteit: Allard Pierson als afvallige (?) zoon van het Reveil”.

Pierson, die leefde van 1831 tot 1896, was een „kind van het Reveil”, aldus Spruyt. „Een jongen van wie heel veel werd verwacht. Hij ging theologie studeren, werd met modern denken geconfronteerd, én ervoor ingewonnen. Ondanks dat werd Pierson toch voorganger, maar hij legde uit intellectuele eerlijkheid het predikantschap neer. Pierson, die als een groot geleerde door het leven ging, was agnost. Toch keek hij later met liefde en respect terug op zijn jeugd. Zijn vrienden en familieleden konden bij zijn dood niet geloven dat hij ongelovig was geworden. Was Pierson echt een afvallige?”

Het conflict waarin Pierson zich in bevond, ging over de rede, over verstand tegenover gevoel, over het hart, geloof en bevinding. Spruyt: „Een goede wetenschapper geloofde niet dat er wonderen gebeuren; alles kon natuurwetenschappelijk worden verklaard. Er bestaat geen opstanding uit de doden en de Bijbel is niet het Woord van God, zo leerde Pierson van hoogleraar Cornelis Willem Opzoomer, bij wie hij in Utrecht studeerde.”

Pierson was predikant, eerst in Leuven, daarna in Amsterdam. Spruyt: „Het geloof, zei Pierson, is gebaseerd op geloof in het bovennatuurlijke. Dat deel ik niet meer. Dogmatiek is louter beuzeltaal.” Daarom legde hij in 1865 zijn ambt neer, werd docent in Heidelberg en hoogleraar. „Wat blijft er over als je niet gelooft? Twee dingen: de zorg voor armen en zieken en kunst.”

Van het geloof van vroeger heeft Pierson niet meer overgehouden dan een zekere ontroering in de ziel, aldus Spruyt. „Wij hebben het regelmatig over hart, verlangen, geloof en bevinding. Het wereldbeeld waarin dat gevoel en verlangen naar God een plek heeft, heeft alleen betekenis in een wereld waarin God wordt erkend als Schepper van alles, waar verlangen een onderdeel van is. God legt dat in de ziel.”

Harmonie

Pierson schreef onder meer over de reformator Johannes Calvijn, had een groot inlevingsvermogen en sprak met warmte over zijn jeugd. Spruyt: „De mensen uit de wereld van het Reveil schreven na Piersons dood brieven naar elkaar en konden niet geloven dat hij een afvallige was. Zwager prof. dr. J.W. Gunning zei: „Ik zal Allard nooit vergeten. Hij was niet ongevoelig als je in zijn gezelschap over de Heiland sprak. Tot innerlijke harmonie is Allard nooit gekomen, maar wie zal zeggen wat God in een mensenhart kan werken?” Pierson was duidelijk over zijn eigen ontwikkeling, maar zijn omgeving kon er niet in meekomen.”

Lees

rd.nl/2-artikelen-gratis

Dr. B.J. Spruyt. beeld André Dorst

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.