De Verloskundige





De keerzijden van diagnose-expansie
Raymond de Vries: ‘Fysiologisch bevallen geen nostalgie’



Datarisico’s in de praktijk







![]()





De keerzijden van diagnose-expansie
Raymond de Vries: ‘Fysiologisch bevallen geen nostalgie’



Datarisico’s in de praktijk

































Vier hoogwaardige supplementen ter ondersteuning van de zwangerschap. Ideaal om mee te geven aan jouw cliënt.





Maak een professional account aan
Gebruik actiecode:
Ontvang












Alieke de Roon-Immerzeel
BestuurslidKNOV
Data, wat een associatief woord eigenlijk. Data is het nieuwe goud. Toch is data op zichzelf van weinig waarde. Data is nodig om ons handelen mee te onderbouwen. Toch is data alleen niet genoeg. Data: ook het meervoud van datum. En wat hébben we belangrijke data achter de rug! De afgelopen ALV’s, de koerswijziging die we bestendigd hebben. De regie die we terugpakken met een motie en het vaststellen van onze beroepsidentiteit. Het met elkaar zoeken naar wat wij te doen hebben vanuit salutogenese: gezondheids-‘denken’, gezondheidsbevordering.
Daar zie ik een link met ons verenigingsproces en data als ‘gegevens’. Iemand wees mij ooit op de DIKW-piramide: van data naar informatie, van informatie naar kennis en van kennis naar wijsheid. De eerste drie geven inzicht in het verleden, het laatste geeft een onderbouwd toekomstbeeld. En dit is precies wat we met elkaar hebben gedaan de afgelopen jaren. We hebben geobserveerd wat goed en minder goed ging. We hebben onrust ervaren. Nagedacht over wie we zijn. Welke veranderingen er bij ons, onze cliënten en onze maatschappij hebben plaatsgevonden. We hebben die datapunten verwerkt tot informatie: Op welke vlakken hebben we iets te doen? Die informatie hebben we vervolgens verwerkt tot kennis: met webinars, ledendagen, platforms (zie pagina 41) en andere contactmomenten hebben we deze kennis uitgewisseld en samen hebben we wijsheid gevonden. Toekomstgericht, met inzicht vanuit onze huidige situatie.
Van data naar wijsheid. Dat past ons als vroede (wijze) vrouwen! We zullen bij het duiden van data onze identiteit als kompas moeten gebruiken. Data zoals het episiotomiepercentage (16% in 2021) duiden vanuit ‘het gemiddelde’ levert immers heel andere informatie op dan dat percentage duiden vanuit onze salutogenese. Daar zullen we de komende jaren zeker op inzetten. Intussen is het belangrijk om onze LVR1-data weer volledig te krijgen. Heb je nog niet aangeleverd? Doe het dan zo snel mogelijk. En lees op pagina 35 het interview met Sanne Koole, over het belangrijke stuk dat Perined vervult in de DIKW-piramide.
Catrien Schimmelpenninck gaat op pagina 20 dieper in op het RVS-rapport ‘Iedereen bijna ziek’. Raymond de Vries houdt op pagina 14 een pleidooi voor een organisatiemodel waarin de verloskundige zorg optimaal tot uiting komt. Beide zienswijzen steunen de uitvoering van onze identiteit vanuit salutogenese. En het interview met Jessica White (pagina 43) laat zien dat we ons ook op datagebied kunnen verbinden (een van onze kernwaarden!) met verloskundige collega’s wereldwijd.
Kortom, een tijdschrift vol interessante data en informatie. Veel leesplezier!
Redactieraad
Kristi Francken (KNOV), Yvette Hoogenboom (Vrhl Content en Creatie), Regine Detollenaere, Yvonne Kuipers, Simone Valk
Grafische vormgeving en druk
Elma Media B.V. www.elma.nl
Acquisitie
Elma Media B.V.
Silvèr Snoek: s.snoek@elma.nl 0226 - 33 16 00
Vormgeving, redactie en fotografie
Vrhl Content en Creatie in opdracht van Elma Media B.V.
Aan dit nummer werkten mee:
Minie Baron, Jan de Gier, Sabine Hofhuis, Hedy Jak, Iris Kroon, Marjolein Lansbergen, Myra Langenberg, Manon Louwers, Veronique Maas, Linda Nuis, Anna van Seijmonsbergen, Natascha van der Steen, Raymond de Vries, Sara de Waal
Abonnementen, personalia en adreswijzigingen KNOV
Postbus 2001 3500 GA Utrecht abonnementen@knov.nl
Abonnementsprijzen
Abonnementsprijzen voor niet-leden van de KNOV (inclusief portokosten) voor 4 nummers per jaar:
Nederland €120
Binnen Europa €149
Buiten Europa €174 Los nummer €33
Privacy
Op de verwerking van persoonsgegevens van abonnees is het privacy statement van Elma Media van toepassing. De Verloskundige is het ledenblad van de KNOV en verschijnt vier keer per jaar.
©2025 Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen
Mercatorlaan 1200, 3528 BL Utrecht
Oplage 5.000
ISSN 0348-1925





Tijd voor een koerswijziging vindt Raymond de Vries 14
Minder risico’s of meer zieken? 20

6
Zorgvuldig omgaan met data Tips en praktijkvoorbeelden 13
Column van een klinisch verloskundige Kansenjungle 14
Fysiologisch bevallen is geen nostalgie
Interview met Raymond de Vries 20
De keerzijden van diagnose-expansie Dilemma’s in de geboortezorg 35
Van cijfers naar zorg: datagebruik in de geboortezorg 43
De Midwives’ Data Hub is gelanceerd!
‘Data is leuk, krachtig én onmisbaar’
INNOVEREN 27
Onvoldoende bewijs voor inleiding bij verdenking macrosomie
Wetenschap 32
Geslaagd!
Zij haalden hun diploma in studiejaar 2024-2025 49
Terug in de tijd
Friese verloskundigen in moeilijke tijden 56
Vier onderwijsprofessionals zwaaienaf
De opleiding Verloskunde door de jaren heen 65
Dehardnekkigheidvan continuefoetalebewaking Wetenschap 72
Medicijngebruik tijdens de zwangerschap
Inzichten uit de MediMama app
KNOV 19
Update KNOV
Ontwikkeling richtlijnen en kwaliteitsdocumenten 25
Q&A
Calculatieschema en IUD-plaatsing tijdens eindstage 41
De KNOV-platforms
En wat jij er als verloskundige aan hebt
55
Update Nieuws 61 deverloskundige.nl
Handige cliëntinformatie op één plek 62
De Groene Verlostas Duurzamere keuzes
71
Lid worden






















Julia Bloeming (senior programmacoördinator en verloskundige n.p.) en Tahmara Kuiper (beleidsadviseur) houden zich binnen de KNOV-portefeuille Meten en Verbeteren bezig met data en databeveiliging. Voor sommigen geen sexy onderwerp, wél belangrijk. ‘Data zijn onderdeel van het beroepsgeheim van de 21e eeuw.’






beelden op te noemen.’ Ze benadrukt dat ze niet met een vinger wil wijzen, maar juist bewustwording probeert te creëren over de huidige wetgeving. En informatie wil bieden over de tools die er vanuit de KNOV zijn om verloskundigen te ondersteunen.
Bewust worden


Verloskundigen zijn er allemaal mee bezig, het zorgdragen voor cliëntdata. Iets dat zorgvuldig moet gebeuren om risico’s, zoals datalekken, te voorkomen. Als het gaat om datalekken in de verloskundigenpraktijk is er geen eenduidig patroon. ‘Het zit ’m een beetje in alles’, zegt Julia. ‘Daarmee bedoel ik onder andere het werken in onbeveiligde netwerken en het open laten staan van dossierschermen. Er zijn veel algemene voor-

Bij eerstelijns verloskundigenpraktijken lopen werk en privé vaak op natuurlijke wijze door elkaar. Juist daardoor kunnen risico’s sneller ontstaan dan gedacht. Tijdens spreekuren en overleggen ben je op de praktijk, maar een deel van je diensten werk je vanuit huis. ‘In de praktijk kunnen deuren dicht, zijn papieren netjes opgeborgen, noem maar op’, haalt Julia aan. ‘Maar op het moment dat je thuis werkt en een collega of cliënt belt, dan zit je gezin daar meestal gewoon omheen. Of wanneer je bij een cliënt thuis je tablet gebruikt en deze beneden laat liggen op het moment dat je met de kraamvrouw mee naar boven loopt voor een onderzoek terwijl er nog andere mensen in huis zijn, dat is iets om rekening mee te houden. Wij zien dat die ‘basishygiëne’ soms ontbreekt, vaak zonder dat verloskundigen zich daar bewust van zijn. En juist dát maakt het belangrijk om het onderwerp onder de aandacht te brengen.’
‘Het is belangrijk om je als verloskundige te realiseren dat er wet- en regelgeving voor het beveiligen van persoonsgegevens is’, benadrukt Tahmara. ‘Als verloskundige kies je bewust voor een beroep, waarin je werkt met persoonlijke en medische gegevens. Dat brengt ook de verantwoordelijkheid met zich mee om daar zorgvuldig mee om te gaan. En ja, dat vraagt soms om een meer alerte houding. Gelukkig zijn er veel praktische hulpmiddelen om dat te ondersteunen.’

Omgang in de praktijk
Verloskundigen hoeven geen volleerd ICT’er te zijn of hun software van voor tot achter te kennen om veilig met cliëntgegevens om te gaan. ‘Een gecertificeerde softwareleverancier kan een pakket voor je inrichten en uitleg geven, zodat je er makkelijk mee kunt werken’, vertelt Julia. ‘En dat gebeurt ook. Toch veronderstellen veel verloskundigen dat ze met een goed softwaresysteem automatisch álles in een keer op orde te hebben. Maar hoe je er in de praktijk mee omgaat, maakt het verschil.’


Tahmara geeft een voorbeeld: ‘Als je een beveiligd systeem gebruikt op je eigen praktijknetwerk, dan is dat een veilige situatie. Maar zodra je bij een cliënt thuis inlogt op een open wifi-netwerk, dan ben je kwetsbaarder voor hackers. Dat betekent dat derden mogelijk toegang kunnen krijgen tot cliëntendossiers.’
Laagdrempelig contact
Ook het werk in verschillende omgevingen speelt mee. Waar tweedelijnsverloskundigen werken in een ziekenhuissetting met strikte procedures, combineren eerstelijnsverloskundigen vaak het werken in de praktijk met zorg in huiselijke omgevingen. Juist dat laagdrempelige contact maakt het vak zo krachtig, maar vraagt ook om extra alertheid. ‘‘App maar even als er iets is,’ was nog niet zo lang geleden vrij gebruikelijk’, zegt Julia. ‘Ook beeldbellen om een ontstoken borst te bekijken gebeurde met de
‘Data zijn onderdeel van het beroepsgeheim van de 21e eeuw’
Om te voldoen aan de NEN 7510-norm biedt de KNOV een handige tool aan. Dit is een uitgebreid Excel-bestand, gebaseerd op de PDCA-cyclus (Plan-Do-Check-Act), waarmee je als praktijk eenvoudig kunt werken aan dataveiligheid. Je vult de tool één keer goed in, en vervolgens loop je deze periodiek na: sommige onderdelen maandelijks, andere per kwartaal, en een paar slechts één keer per jaar. Vaak is het alleen controleren of er iets veranderd is — zoals toegangsrechten van stagiaires of het updaten van deursloten of softwareoverzichten. Door de tool regelmatig te gebruiken, krijg je overzicht én verklein je de risico’s op datalekken.

Scan de code om je aan te melden voor de tool en je kunt aan de slag!

beste bedoelingen. Maar berichten en videobellen via WhatsApp zijn niet altijd goed beveiligd. Het is belangrijk dat je je daar bewust van bent.’
Tahmara vult aan: ‘WhatsApp versleutelt berichten, maar slaat foto’s onversleuteld op in de galerij van je telefoon. Daarmee zijn ze toegankelijk voor andere apps, back-ups en mogelijk zelfs onbevoegde derden. Als de internetverbinding daarnaast ook onbeveiligd is, neemt het risico verder toe. Daarom is het goed om hierover het gesprek te blijven voeren.’

Risico’s uitsluiten
Volgens de NEN 7510 richtlijn (zie kader) moet alle communicatie met betrekking tot medische gegevens via een beveiligde verbinding verlopen. Er zijn gelukkig eenvoudige maatregelen die je als verloskundige direct kunt nemen. Denk aan het gebruik van je eigen mobiele hotspot, een VPNverbinding of het werken via beveiligde netwerken – bij voorkeur die van je praktijk. En zorg dat je laptop of tablet altijd up-to-date is met de nieuwste beveiligingssoftware.


Julia tipt het gebruik van een dongel waarmee je je eigen, beveiligde netwerk gebruikt. ‘Op die manier houd je de controle in eigen hand. Leer jezelf aan om elke keer uit te loggen en neem je spullen altijd mee naar de plek waar je bent. Als je bij een cliënt thuis naar een andere kamer loopt en je laat je tablet, telefoon of laptop liggen zonder af te sluiten, dan neem je onbewust een risico. Veel verloskundigen zijn al heel zorgvuldig, maar dit zijn van die kleine dingen waar je routine in kunt ontwikkelen.’ Tahmara: ‘Privacy is een grondrecht. Daarom is het belangrijk dat verloskundigen hier zorgvuldig mee omgaan. Dat sluit ook aan bij de eed die zij afleggen. Verloskundigen nemen het beroepsgeheim heel serieus. Dat geldt eigenlijk ook voor cliëntdata; die data zijn onderdeel van het beroepsgeheim van de 21e eeuw.’
Proactieve houding
bent een datalek te melden bij de Autoriteit Persoonsgegevens.’ Juist die stap nemen, laat zien dat je ermee bezig bent. Tahmara: ‘Dan kun je in elk geval laten zien ‘ik heb zelf gezien dat het misging’.


Cijfers over de hoeveelheid datalekken in verloskundige praktijken zijn bij de KNOV niet bekend. ‘Die gegevens hebben we niet’, zegt Tahmara. ‘Wat we wél zien, is dat veel verloskundigen niet altijd in de gaten hebben dat er sprake kan zijn van een risico. Bewustwording is daarom essentieel. De eerste stap is herkennen dat iets een datalek kan zijn. Daarna is het belangrijk te weten dat je verplicht
Privacy is een grondrecht. De autoriteit persoonsgegevens (AP) is de onafhankelijke toezichthouder in Nederland die dit grondrecht bewaakt en ervoor zorgt dat bedrijven en organisaties zich aan de privacywetgeving houden. De meest bekende wet is de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). In de AVG staat hoe organisaties moeten omgaan met persoonsgegevens. De AVG eist passende technische of organisatorische maatregelen om persoonsgegevens te beschermen. De NEN 7510 gaat een stap verder en is de norm voor informatiebeveiliging in de zorg. Er staat in hoe organisaties in de zorg hun informatiebeveiliging moeten inrichten. De kern van de NEN 7510 gaat over het managementsysteem voor informatiebeveiliging. Verder beschrijft de norm een serie beheersmaatregelen. Hiermee kunnen organisaties hun risico’s wegnemen of kleiner maken. De NEN 7510 gaat uit van een kwaliteitscyclus (plan, do, check, act of PDCA-cyclus). Je doet eerst een risicoanalyse. Zo bepaal je met welke bedreigingen je te maken hebt. Dan besluit je welke maatregelen nodig zijn (plan). Je voert de maatregelen uit (do). Je controleert regelmatig of de maatregelen het gewenste resultaat opleveren (check). Als het nodig is, zorg je voor verbeteringen (act).
Bron: igj.nl



Stel dat een stagiaire nog een week toegang had tot dossiers terwijl ze al weg was, en je stopt de toegang direct zodra je het merkt. Dan laat je zien dat je zelf proactief hebt ingegrepen en de situatie serieus neemt. En dat is wat de wet van je vraagt: verantwoordelijkheid nemen.’
Juridisch kader
Gegevens over wat cliënten belangrijk vinden op het gebied van privacy zijn nog beperkt. Julia: ‘Cliënten zijn er vaak niet bewust mee bezig of hun gegevens goed beveiligd zijn. Zij gaan ervan uit dat alles goed is geregeld – en vertrouwen op het beroepsgeheim van een verloskundige.’ Tahmara: ‘Iedere verloskundige weet dat er een privacywet bestaat. Maar de precieze consequenties van het niet naleven daarvan zijn niet altijd bekend. Als een cliënt een klacht indient omdat (medische) persoonsgegevens niet goed beveiligd zijn, dan kun je te maken krijgen met het tuchtrecht of zelfs strafrecht. En dat wil je natuurlijk voorkomen. Denk daarom niet: het zal vanzelf wel goedkomen, maar ga actief om met het beschermen van data. De NEN-norm (zie kader) kan daarbij helpen.’ Julia: ‘Data is niet per se een sexy onderwerp, maar het hoort wél bij je vak. Gelukkig hoef je het niet alleen te doen –we helpen je vanuit de vereniging graag op weg.’
5 praktijkvoorbeelden
Waar gaat het mis en hoe te handelen?
1. ‘Even snel inloggen’ op een openbare wifi
De situatie
Tijdens een huisbezoek wil een verloskundige even inloggen op het patiëntensysteem. De cliënt biedt haar wifi aan en zonder na te denken maakt ze verbinding.
Het risico

Openbare en onbeveiligde wifi-netwerken kunnen makkelijk gehackt worden. Dit betekent dat derden mogelijk toegang krijgen tot patiëntendossiers of wachtwoorden kunnen onderscheppen.
Wat zegt NEN 7510?
Alle communicatie met medische gegevens moet via een beveiligde verbinding verlopen.
Wat kun je doen?
- Gebruik je mobiele hotspot of een VPN-verbinding.
- Werk alleen via beveiligde netwerken, bij voorkeur die van je praktijk.
- Zorg dat je laptop of tablet up-to-date is met de nieuwste beveiligingssoftware.
De situatie
Een verloskundige deelt een ontroerend bevallingsverhaal op Instagram. Ze noemt geen namen, maar de omgeving en details maken het verhaal herkenbaar voor bekenden van de cliënt.
Het risico

Ook zonder naam kan iemand geïdentificeerd worden, wat een schending van de privacywetgeving en het beroepsgeheim betekent.
Wat zegt NEN 7510?
Persoonsgegevens mogen niet zomaar gedeeld worden, ook niet via social media.
‘Privacy is een grondrecht’

Wat kun je doen?
- Vraag expliciet toestemming voordat je iets deelt.
- Vermijd herkenbare details.
- Houd je berichten educatief en algemeen.
3. ‘Mag ik even meekijken?’
De situatie
Een stagiaire loopt mee in de praktijk en kijkt mee op het scherm van de verloskundige. Op het scherm staan patiëntgegevens van meerdere cliënten zichtbaar.
Het risico
Stagiaires mogen alleen toegang hebben tot gegevens waarvoor ze bevoegd zijn. Toegang tot patiëntendossiers zonder geldige reden is een schending van de privacywetgeving.
Wat zegt NEN 7510?
Toegang tot medische gegevens moet beperkt blijven tot bevoegde personen. Dit betekent dat stagiaires alleen inzage mogen krijgen in dossiers waarvoor ze toestemming hebben.
Wat kun je doen?
- Werk met een apart stagiaire-account met beperkte rechten.
- Zorg ervoor dat schermen niet onnodig open blijven staan.
Wat zegt NEN 7510?
Vertrouwelijke gesprekken moeten in een veilige omgeving plaatsvinden en mogen niet worden blootgesteld aan derden.
Wat kun je doen?
- Voer vertrouwelijke gesprekken alleen op een veilige plek.
- Gebruik een headset met ruisonderdrukking als bellen noodzakelijk is.

- Bespreek vooraf welke informatie de stagiaire mag inzien.
4. Het telefoontje in de supermarkt
De situatie
Een verloskundige belt een cliënt over bloeduitslagen terwijl ze in de rij staat bij de supermarkt. Ze bespreekt details van de uitslagen, zonder te beseffen dat omstanders kunnen meeluisteren.
Het risico
Onbedoelde meeluisteraars kunnen gevoelige informatie oppikken, wat een schending van de privacy van de cliënt betekent.

- Overweeg privacyvriendelijke alternatieven, zoals beveiligde berichtendiensten.
5. Een wachtwoord dat iedereen kent
De situatie
Een verloskundige logt in op de praktijkcomputer met het wachtwoord ‘Welkom2024!’. Haar collega’s kennen dit wachtwoord ook en gebruiken het soms als ze hun eigen wachtwoord vergeten. Wist je dat: de meeste wachtwoorden bestaan uit vier letters en vier cijfers met een uitroepteken of vraagteken aan het einde? Dit omdat dit precies de volgorde is van hoe het gevraagd wordt bij het aanmaken van een wachtwoord. Herkenbaar?
Het risico
Een zwak of gedeeld wachtwoord vergroot het risico op ongeautoriseerde toegang. Als iemand het systeem misbruikt, is niet meer te achterhalen wie wat heeft gedaan.

Wat zegt NEN 7510?
Wachtwoorden moeten uniek en sterk zijn en mogen nooit gedeeld worden.
Wat kun je doen?
- Gebruik een wachtwoordmanager voor veilige opslag.
- Kies sterke wachtwoorden met minstens 12 tekens en een mix van cijfers, letters en speciale tekens.
- Activeer tweefactorauthenticatie (2FA) voor extra beveiliging.



Vertrouw op IRON VITAL® vloeibaar ijzer dat de juiste concentratie goed opneembare ijzer-II-gluconaat, Vitamine B1, B2, B3, B6, B12 en C bevat en dankzij de natuurlijke planten- en vruchtenextracten een heel aangename fruitsmaak heeft.
NIET CONSTIPEREND
GIST-, GLUTEN- EN LACTOSEVRIJ
GEEN CONSERVERINGSMIDDELEN
GESCHIKT VOOR VEGETARIËRS EN VEGANISTEN
ALCOHOLVRIJ
Behoort u tot de beroepsdoelgroep binnen de geboortezorg en wilt u graag folders en proefmonsters van de IRON VITAL® voor uw praktijk ontvangen?
Stuur dan een mail met uw volledige adresgegevens naar: info@arkopharma.nl

SLECHTS
€ 15,25

VRAAG NU
PROEFMONSTERS AAN!


isklinischverloskundigein hetReinierdeGraafziekenhuis inDelft.
Ikbeneenbeetjeeennerd(enschaammeniet).Cijfersentabellen,heerlijk! Enmijnfavoriet:predictiemodellen.TijdensdeEBP-masterwasstatistiek danookhetleuksteonderdeel.Lekkerzwart-witenoverzichtelijk,dustotaal andersdan,iknoemmaarwat,eenbevalling.
Indeverloskundewordtsteedsmeeronderbouwdmetdataenhoenuttig enfijnishet,omineencounselingsgesprekmetconcretegetallente kunnenkomen.Endatcounselen,daarbestedenwemetz’nallenmeeren meertijdaan.Macrosomie,littekenuterus,Ascal,herpes,de‘geriatrische’ zwangere,inleidingserotiniteitofsurmenage–endanisdelijstnogniet compleet.Nietalleenvooronseenflinketaak,maarvooralvoordezwangere zelfisereenheleboelomovernatedenken.
Eénonderwerpgoeduitdiepen,datgaatnogwel.Maarcombineerereenpaarenhet wordtalsnelingewikkelder.Metvoorelkonderwerpteamtalk,optiontalk,decisiontalken BRAINSisdespreekuurtijdtochalgauwgevuld.
Stel,jebenteenprimiparavan41jaar.JezushadeenernstigeHELLP.Defoetalebiometrie toonteenbuikomtrekofgeschatgewichtbovendep90.KiesjevoorAscal?Vooreeninleiding bij38wekenvanwegemacrosomie?Ofwachtjeaftot41ofzelfs42weken?Wordthetanders eenpoldermodelletje,bij39weken?Misschienverstandigbijjouw‘gevorderde’leeftijd.
Ofjebenteenmultmeteenvoorgeschiedenisvangenitaleherpes,eengraad3-ruptuur eneenkindinstuitligging.Gajevooraciclovir?Eenprimaireepisiotomie?Eenuitwendige versie?Ofslajedezeoverenkiesjeeensectio?Tuurlijk,eengrotebuikoperatie.Maarje sfincterblijftheel.
Samenmetdecliëntproberenwegezamenlijktotpassendebeslissingentekomenenons eenwegtebanendooreenjunglevancijfers,overwegingenenrisico’s.Eenjunglediesoms voeltalseendoolhof,waarmeerderepadennaardezelfdebestemmingleiden.Watisnou eigenlijkde‘beste’routeenwiebepaaltdat?Wildezwangereeengidsdiehetpadvoor haaruitstippelt?Oftrektzelieverhaareigenplan?
Zouindetoekomstelkezwangereeen‘bijsluiter’krijgen,gegenereerddoorAIopbasisvan uitgebreidepredictiemodellen?Allevariabelenverzameldbijdeintake,ofbeternog: preconceptioneel,enhup:eenoverzichtopmaat.Kansoppre-eclampsie,prematurepartus, kunstverlossing,fluxus,postpartumdepressie…Overzichtelijkwel!Maarvoordekeerzijde hiervanisgeenpredictiemodelnodig:kansoponbezorgdzwangerzijn…<1%.
Twintig jaar na de publicatie van A Pleasing Birth – Midwives and Maternity care in The Netherlands – waarin socioloog en bio-ethicus Raymond de Vries de kracht van onze geboortezorg beschreef –heeft hij een andere kijk op de zaak. ‘De sociale en culturele fundamenten die lang de Nederlandse werkwijze rond bevallingen ondersteunden, zijn aan het eroderen’, stelt hij. De autonome positie van verloskundigen is verzwakt, de fysiologische geboorte staat onder druk. Volgens hem is het tijd voor een koerswijziging: een breed gedragen, wetenschappelijk onderbouwd Deltaplan voor de verloskunde.
Raymond De Vries is geen onbekende in verloskundig Nederland. In de jaren ’90 deed hij uitgebreid sociologisch onderzoek naar de thuisbevalling, een fenomeen dat in andere landen vrijwel was verdwenen. Zijn boek A Pleasing Birth, geschreven vanuit een sociaalwetenschappelijk perspectief, gaf een rijke inkijk in de fysiologische benadering van de Nederlandse verloskunde. Enkele jaren later stond Raymond aan de wieg van midwifery science in Nederland. Met als doel: samen met verloskundigen de fysiologische verloskunde verankeren in de wetenschap.
Reflecterend op zijn rol destijds, zegt hij: ‘Ik zou het niet op dezelfde manier doen. De medische, culturele en professionele context veranderde sneller dan verwacht, daar had ik destijds maar deels zicht op. Door sociale, culturele en professionele verschuivingen
zijn verloskundigen hun beschermde positie kwijtgeraakt.’ Voor Raymond was dit evident toen hij voor het eerst de term ‘laag-risico bevalling’ hoorde tijdens een wetenschappelijk symposium in 2006. ‘Eerder heette het een fysiologische bevalling en ineens kwam hier de term ‘risico’ in beeld: een andere wetenschappelijke benadering, bezien vanuit de gynaecologie.’
Het belang van frenemies in de wetenschap Raymond is dan ook een groot voorstander van de samenwerking tussen ‘frenemies’, een samenvoeging van friends (vrienden) en enemies (vijanden).
‘Verloskundigen en gynaecologen streven hetzelfde doel na – gezonde moeders en baby’s – maar hebben andere opvattingen over de weg ernaartoe. Zo publiceerden verloskundigen over de veiligheid van een thuisbevalling en de tevredenheid die hiermee samenhangt – a pleasing birth – terwijl gynaecologen




Prof. dr. Raymond de Vries is socioloog en hoogleraar emeritus verloskunde aan de Academie Verloskunde van Zuyd Hogeschool en de Universiteit van Maastricht. Ook is hij professor emeritus aan het Center for Bioethics and Social Sciences in Medicine van de Universiteit van Michigan. Daarnaast heeft hij meer dan 200 wetenschappelijke publicaties, boeken, peer reviews en boek reviews op zijn naam staan. Sinds 1994 doet De Vries onderzoek naar het Nederlandse geboortesysteem.
juist hamerden op de gevaren ervan. Verloskundigen hebben unieke, onmisbare kennis over fysiologische geboorte, daar mogen ze trots op zijn. Die kennis is fundamenteel anders dan die van artsen, en moet ook zo gewaardeerd worden.’ Volgens Raymond is het leerzaam – en een beetje vreemd – dat artsen verwachten dat verloskundigen de taal van de obstetrie beheersen. ‘Maar ze voelen zich niet verplicht om de taal van de verloskunde te leren. Waarom? Wetenschappelijke frenemies, met verschillende
‘Kwalitatief onderzoek is de sleutel tot verandering’
expertises, verschillende zorgbenaderingen en verschillende praktijktalen, kunnen elkaars vooroordelen beter challengen. Iets wat de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek alleen maar ten goede kan komen.’
Data: meer dan cijfers alleen
Als we willen dat de fysiologische geboorte toekomst heeft in Nederland, moeten we dit fenomeen breder bekijken, vindt Raymond. Dit vraagt om een herwaardering van onderzoeksmethoden. ‘Het gaat niet alleen om de data, maar ook om de context, cultuur en de organisatie van zorg. Wil je serieus worden genomen in de biomedische wereld, dan moet je kwantitatieve onderzoeksmethoden beheersen. Maar om de beperkingen van diezelfde wetenschap te begrijpen en kritisch te kunnen beoordelen, heb je juist kwalitatieve en historische benaderingen nodig. En daar schort het nogal eens aan.’ Volgens Raymond zijn cijfers niet objectief. ‘Schalen zijn manipuleerbaar,
uitschieters worden verwijderd en analyses herschreven. Zo is in Nederland aangetoond dat studies die de veiligheid van een thuisbevalling in twijfel trekken, gepubliceerd in internationale tijdschriften, twijfelachtige analytische methoden gebruiken. Met tellers en noemers van verschillende populaties en het gebruik van hypothetische in plaats van echte gegevens.’
Bij de academisering van de verloskunde – volgens Raymond een weg naar meer cultureel gezag voor verloskundigen – is er ruime aandacht voor kwantitatieve methoden. Maar hij pleit ook voor een bredere wetenschappelijke basis met meer aandacht voor de sociale wetenschap en de kwalitatieve traditie in de verloskunde. ‘Kwalitatief onderzoek biedt unieke inzichten, het verhaal achter het verhaal. Het maakt machtsstructuren, routines en culturele normen zichtbaar. Kwalitatieve data bieden verhalen over ervaringen. Verhalen die laten zien waarom de zorg is zoals die is, maar ook hoe we die kunnen veranderen.’
Hoe verander je een ingeslepen methode?
Recent onderzoek van Raymond beschrijft de uitdagingen die samenhangen met het veranderen van ingeslepen handelingen. Hij noemt continue CTG-monitoring als voorbeeld van een zorgmethode die moeilijk af te schaffen is. ‘Ondanks overtuigend onderzoek dat deze methode niet leidt tot betere uitkomsten – maar wél tot meer onnodige sectio’s –blijft deze werkwijze gangbaar. Dat heeft te maken met de workflow en de organisatie van de zorg.
Cultuur speelt ook een rol. Denk hier maar eens over na: als je een interventie wél toepast en het gaat mis, heb je ‘alles gedaan wat je kon’. Doe je het niet, dan krijg je de schuld: ‘waarom heb je geen gebruikgemaakt van de medische technologie?’ Kwalitatief onderzoek helpt ons begrijpen waarom deze werkwijzen blijven bestaan. Het is de sleutel tot verandering.’
De dood als voorbeeld
Opmerkelijk genoeg vindt Raymond inspiratie voor zijn veranderplannen in de hervorming van de zorg voor stervenden in de Verenigde Staten. Daar werd
H v rloskunde he
1. Vrouwen – de kracht van de keuze
De fysiologische geboorte moet niet worden neergezet als ouderwets, maar als een krachtige, bewuste keuze. Via mediacampagnes, sociale media, bijeenkomsten en boeken kan de publieke opinie veranderen: van ‘pijn vermijden’ naar ‘regie pakken’.
2. Verloskundigen – de professionele herwaardering
Verloskundigen moeten zichzelf en elkaar sterker positioneren als specialisten in fysiologische geboorte. De beroepsgroep moet intern eendrachtig zijn en extern zichtbaar.
3. Geneeskunde – zorgen voor bondgenoten
Gezamenlijk onderzoek naar fysiologische geboorte – beginnend in postdoctorale opleidingsprogramma’s waar pas afgestudeerde verloskundigen en gynaecologen samen onderzoeksprojecten plannen en uitvoeren –en gelijkwaardige samenwerking in bijvoorbeeld VSV’s, leggen de basis voor geïntegreerde, respectvolle kraamzorg.
4. Politiek – draagvlak van onder- én bovenaf, landelijk en lokaal
Er is ook een belangrijke taak weggelegd voor de landelijke overheid en gemeenten, jeugdzorginstanties en ziekenhuizen. Met argumenten zoals kostenbesparing (minder dure, overbodige behandelingen en medicatie), aandacht voor cliëntperspectief en meer tevredenheid over de zorg kunnen helpen bij het creëren van draagvlak.
‘Verloskundigen zijn experts met een eigen, uniek kennisdomein’
‘We moeten cultuur én structuur veranderen.
dan keren we het tij’
in de jaren ’90, via een gecoördineerde media- en beleidsaanpak, een taboe omgezet naar een gangbare praktijk. ‘Als dokter wil je mensen zo lang mogelijk in leven houden, het accepteren van de dood past hier niet bij. Om dit beeld te veranderen, werden flinke stappen gezet op klinisch, academisch en cultureel gebied: zorgverleners pleitten voor verandering, wetenschappers gingen onderzoek doen en er kwam meer informatie over sterven en palliatieve zorg. Met als resultaat: een breed gedragen herwaardering van levenseindezorg. Zo’n zelfde aanpak zou de fysiologische geboorte in Nederland kunnen versterken. Door campagnes, symposia, publicaties en lokale bijeenkomsten kunnen we een cultuur creëren waarin fysiologische geboorte wordt gezien als modern, gezond en versterkend.’
De strategie
Raymond maakt zich hard voor een Nederlands Deltaplan voor de verloskunde. Dit plan, voor het eerst toegelicht in zijn afscheidsrede toen hij stopte als hoogleraar bij Maastricht University in 2021, richt zich op vier pijlers: zwangeren, verloskundigen, geneeskunde en politiek. ‘In mijn optiek is een brede mediacampagne nodig die de boodschap uitdraagt dat zwangeren recht hebben op regie, op keuzevrijheid in de locatie van de bevalling en op fysiologische geboorte. Niet als nostalgisch ideaal, maar als modern alternatief’. Hij benadrukt nogmaals hoe belangrijk het is dat verloskundigen zich ontwikkelen tot zelfbewuste specialisten in fysiologische geboorte, met een brede wetenschappelijke basis. ‘Verloskundigen moeten begrijpen dat ze geen junior-gynaecologen zijn, maar experts met een eigen, uniek kennisdomein. Te vaak heb ik verloskundigen zich zien gedragen als ‘minderwaardige partners’ in een zorgteam.
Dit schaadt niet alleen hun identiteit, maar ook de vrouwen voor wie ze zorgen’. Raymond geeft een voorbeeld van de expertise van verloskundigen uit de praktijk van zijn dochter, verloskundige in Amerika. ‘Zij heeft confrontaties met gynaecologen – en soms ook andere verloskundigen – over de plateaufase net voor het begin van de uitdrijving. Mijn dochter ziet deze fase als onderdeel van een fysiologische bevalling, maar gynaecologen raken vaak in paniek en willen meteen met Pitocin beginnen. Met andere woorden: de geneeskunde wint en de moeder verliest.’
Ten slotte is er vanuit de politiek draagvlak nodig om de fysiologische geboorte te stimuleren. Dit draagvlak lijkt langzaam op gang te komen, met de noodzaak voor passende zorg en de recente aandacht van de regering voor ongewenste diagnose-expansie.
De afgelopen twintig jaar hebben volgens Raymond bevestigd wat hij al vreesde in A Pleasing Birth: de sociale en culturele basis van de Nederlandse geboortezorg is verzwakt. De samenleving is veranderd, kleine ziekenhuizen zijn verdwenen en de toenemende dominantie van het medisch model hebben het speelveld veranderd. Daarom is volgens hem het Deltaplan hard nodig: om een nieuwe basis te leggen voor kleinschalige, verloskundige zorg die past bij deze tijd. Hij ziet verschillende kansen, zoals die zijn beschreven in het recente KNOV-document
De Beroepsidentiteit van de Verloskundige. Hierin ligt opnieuw de nadruk op het unieke kennisdomein van verloskundigen als het gaat om de fysiologische geboorte. ‘Dit is niet alleen een inhoudelijke constatering, maar een oproep tot positionering. We moeten de cultuur én structuur veranderen. Alleen dan keren we het tij voor de Nederlandse verloskunde. Met het Deltaplan, gebaseerd op kennisdiversiteit, kwalitatief inzicht, wetenschappelijke frenemies en maatschappelijk draagvlak, kan de fysiologische geboorte opnieuw de norm worden. Niet uit nostalgie, maar vanuit een visie op toekomstbestendige, mensgerichte geboortezorg.’




































VERNIEUWD
Al bijna 100 jaar vertrouwd in de babyverzorging en dit jaar vernieuwen we ons iconische merk. Onze vernieuwde formules, met milde Zwitsal geur en ingrediënten van natuurlijke oorsprong, zijn speciaal ontwikkeld voor de gevoelige babyhuid en bieden onze zachtste verzorging. De vernieuwde, zachtgele verpakkingen (nog steeds herkenbaar Zwitsal!) sluiten daar perfect bij aan. Want zacht is onze kracht.
VAN NATUURLIJKE OORSPRONG
VOOR DE GEVOELIGE BABYHUID
Je ziet ze vast weleens voorbijkomen: oproepen om bijvoorbeeld deel te nemen aan een werkgroep voor de ontwikkeling van een kwaliteitsdocument. Of om commentaar te geven op een conceptrichtlijn. Dat vraagt de KNOV je niet zomaar: richtlijnen en andere kwaliteitsdocumenten moeten aansluiten bij de behoeften van verloskundigen, de nieuwste inzichten en de actuele vraagstukken uit het dynamische werkveld. Zo ontwikkelen we samen praktische handvatten om de kwaliteit van de verloskundige zorg hoog te houden. Dit jaar werd en wordt gezamenlijk gewerkt aan de volgende kwaliteitsdocumenten, waarbij de KNOV penvoerder is:
In ontwikkeling
Standpunt Intermitterende Auscultatie
Standpunt Baringshoudingen
Handreiking Indicaties vitaliteitsecho
MDR Haemorrhagia post partum in de eerste lijn
MDR Prenatale verloskundige begeleiding
MDR Uitwendige versie in de eerste lijn
Afgerond
Januari 2025: MDR Hyperemesis gravidarum (penvoerder NVOG)
Juli 2025: Richtlijn Anemie
Juli 2025: MDR Infectiepreventie in de huisartsenen verloskundigenpraktijk (penvoerder NHG)
Ben je op zoek naar specifieke kwaliteitsdocumenten?
Scan de code voor een volledig overzicht op de KNOV-website.
De kwaliteitsdocumenten zijn mogelijk gemaakt door kwaliteitsgelden van ZonMw.
Richtlijnen, handreikingen en andere kwaliteitsdocumenten helpen je om in de praktijk keuzes te maken voor de juiste zorg, afgestemd op jouw cliënt.
Loop je in de praktijk tegen hiaten of knelpunten aan? Laat het ons weten!
Wij verzamelen deze signalen en bespreken ze met de de betrokken partijen.
Scan de code om eenvoudig je knelpunt door te geven via het online formulier.
Er wordt steeds meer diagnostiek en screening ingezet en er worden steeds meer, steeds vroeger en steeds laagdrempeliger diagnoses gesteld. Want: hoe eerder je weet dat er mogelijk iets mis is, hoe beter. Of toch niet? Catrien Schimmelpenninck is projectleider van het adviesrapport ‘Iedereen bijna ziek’ bij de Raad Volksgezondheid & Samenleving en benadrukt dat er veel nadelen kleven aan diagnose-expansie. Dat geldt ook voor de geboortezorg.
De Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) is een onafhankelijk adviesorgaan voor de regering en het parlement. Het adviseert over vraagstukken op het gebied van volksgezondheid, zorg en samenleving, met als doel het bevorderen van kwalitatief goed beleid en besluitvorming. Catrien is er senior adviseur en daarnaast arts Maatschappij en Gezondheid en Radioloog n.p. Toen ze nog dagelijks röntgenfoto’s, CT-scans en MRI-scans interpreteerde, kwamen er regelmatig patiënten langs die een total body scan in het buitenland hadden gehad. ‘Mensen laten die particulier en preventief uitvoeren om vast te stellen of ze niets ernstigs onder de leden hebben. Bij degenen die bij mij kwamen waren afwijkingen gevonden.
Vaak ging het om onduidelijke onregelmatigheden in bijvoorbeeld de alvleesklier of lever. Aan mij de taak om te achterhalen of een dergelijke afwijking ernstig was.’ Catrien vertelt dat een duidelijke diagnose regelmatig uitbleef. ‘Deze mensen willen bevestiging dat ze helemaal gezond zijn. Als hun hoop niet direct bevestigd wordt, kan dat averechts werken. Iemand wordt ineens patiënt en komt in de medische molen terecht. Dat zorgt voor onzekerheid en stress, zeker als er geen duidelijke diagnose of geruststelling op volgt. Bovendien belast het ook de reguliere zorg.’
Het echodilemma
In de geboortezorg zien we diagnose-expansie ook. Denk aan de extra echo’s die soms worden uitgevoerd. Voor de voordelen is veel aandacht,
zeker omdat de vraag vanuit zwangeren groot is.
Zij willen zeker weten dat hun kind gezond is.
Of zij aandacht hebben voor de mogelijke nadelen, is de vraag. Dat levert een dilemma op, bleek ook tijdens de ledenvergadering van de KNOV in juni van dit jaar. Catrien gaf er een presentatie over de onderbelichte nadelen van diagnose-expansie. ‘De meningen over de stelling ‘Met een extra echo doe je zwangeren een plezier’ liepen duidelijk uiteen’, blikt Catrien terug. Een groep KNOV-leden benadrukte dat extra echo’s voor onrust bij de zwangere kunnen zorgen, terwijl de gezondheidsuitkomsten niet per se verbeteren. Een andere groep had juist aandacht voor de situaties waarin een extra echo wél voor geruststelling zorgt. ‘Al pratende bleken de aanwezigen in feite eensgezind,’ weet Catrien nog, ‘en er werden talloze voorbeelden genoemd van andere situaties waarbij de balans soms ook zoek is.’
Nieuwe ziektedefinities
Zo is er in twintig procent van de gevallen sprake van een te hoog of te laag geboortegewicht. Catrien: ‘Je kan je afvragen hoe afwijkend dat dan is. En ook de grenswaardes van zwangerschapsdiabetes schuiven steeds verder op. Volgens deze nieuwe ‘ziektedefinities’ lopen meer mensen risico.
Daar wordt naar gehandeld met extra controles die voor onnodige onrust kunnen zorgen. Denk aan de groeiecho. Het is mooi dat die bestaat, maar deze echo’s zijn niet heel nauwkeurig. Er is dus een aanzienlijke kans op een fout-positieve uitslag.’
Het is een bekend principe in de geneeskunde: wanneer je een grote groep mensen screent op een aandoening die relatief weinig voorkomt, zoals een groeiachterstand, is het aantal echte patiënten
‘Hoe kunnen we richtlijnen zo aanpassen dat we de balans weer terugvinden?’
dat gevonden wordt heel klein. Als iemand dan een positieve uitslag heeft, is de kans groot dat deze fout-positief is en dat iemand dus eigenlijk geen afwijking heeft. Met andere woorden: als je heel veel mensen test op iets zeldzaams, worden veel gezonde mensen onnodig bezorgd gemaakt.
Gezondheidswinst en commerciële belangen
Dat de emotionele gevolgen hiervan voor zwangeren en hun families groot kunnen zijn, blijkt in de praktijk. Bovendien zorgen onnodige controles en interventies dat mensen die de zorg wél echt nodig hebben, op lange wachtlijsten komen te staan. En toch doen we het, omdat screening, vroegtijdige diagnostiek en het oprekken van ziektedefinities ook voordelen kunnen hebben. Het kán zorgen voor gezondheidswinst en het voorkomen van ergere problematiek en hogere kosten. ‘Er spelen ook commerciële belangen, want aan medicijnen – en dus aan zieke mensen – valt geld te verdienen. Zolang betaald wordt voor iedere echo die wordt gemaakt, kunnen we niet van zorgverleners verwachten dat ze daar minder op inzetten.
Zeker als het brede publiek de gevaren van overdiagnostiek niet kent en daardoor – onbedoeld –druk uitoefent op zorgverleners om te screenen en vroegtijdig te diagnosticeren. En dat geldt zeker zolang ook richtlijnen en protocollen de kant van
diagnose-expansie op blijven sturen. Als zorgverlener moet je stevig in je schoenen staan, wil je dan toch een andere keuze maken. Het kan wel, door je cliënt heel goed mee te nemen in de keerzijden. Maar zelfs dan blijft het lastig. Als verloskundige wil je het niet op je geweten hebben dat er iets misgaat met een kind. En ook niet alle aanstaande ouders zullen meegaan in je denkwijze. Het gaat immers over hún kind.’
Cultuurverandering
Omdat het op individueel niveau zo ingewikkeld is, zal op een hoger niveau een cultuurverandering moeten plaatsvinden, waarbij meer aandacht is voor de keerzijden van meer screening en diagnoses.
De RVS doet vier aanbevelingen. Allereerst wordt de overheid opgeroepen om de focus te verleggen van vroeg opsporen, naar het voorkómen van ziekten. ‘De maatschappij wordt steeds ongezonder, en intussen zijn we op individueel niveau heel hard aan het zoeken naar ziektes. Die ziektes zouden we voor zover mogelijk op collectief niveau moeten voorkomen, dat is verreweg het meest effectief.’
Ten tweede vraagt de RVS de overheid om de keerzijden van screening volwaardig mee te wegen bij beleidsafwegingen. ‘De keerzijden van zowel bevolkingsonderzoeken als commercieel aangeboden screenings zouden zwaarder moeten worden gewogen en beter moeten worden onderzocht.’
Zo is de RVS kritisch op de voorgenomen Wet preventief gezondheidsonderzoek, die meer keuze-
‘Meer echo’s kunnen leiden tot een cascade aan schade’

Catrien Schimmelpenninck.
vrijheid moet geven om op eigen initiatief total body scans – waar Catrien het eerder in het interview over had – en andere commerciële gezondheidschecks te laten uitvoeren. ‘Consumenten zien de nadelen niet. Het leidt niet tot betere gezondheidsuitkomsten, maar wel tot meer kopzorgen voor het individu en capaciteitsproblemen op collectief niveau.’
Aanbevelingen voor de zorg
De laatste twee aanbevelingen zijn bedoeld voor de zorg, te beginnen bij: ‘Geef bij richtlijnontwikkeling meer gewicht aan de keerzijde van overmatige diagnostiek en het oprekken van definities.’
Catrien: ‘Het is daarbij belangrijk dat in commissies ook mensen zitting hebben die verder van het onderwerp af staan. Vaak zitten daar specialisten die vooral oog hebben voor de voordelen van het screeningsinstrument of het oprekken van de
definitie van de aandoening waarop de richtlijn betrekking heeft. Zij zijn gepassioneerd om niemand uit te sluiten van diagnostiek of een diagnose die daar mogelijk baat bij heeft. Met de beste bedoelingen, maar soms ook met een tunnelvisie.’
Volgens Catrien is het nuttig om het complete plaatje te zien en om daarom ook generalisten, zoals huisartsen of ethici, te betrekken. ‘Ieder onderzoek op zich is misschien goed te rechtvaardigen. Maar het gaat ook om de optelsom van al die onderzoeken bij een individu. Een ‘gezonde’ zwangere vrouw krijgt bijvoorbeeld een eerste echo, een niet-invasief prenataal bloedonderzoek (NIPT), een 13-wekenecho en een 20-wekenecho, en niet zelden ook een test op zwangerschapsdiabetes en groei-echo’s aangeboden. Hier komt mogelijk op termijn een preconceptionele dragerschapsscreening bij. Dat zijn allemaal momenten van onzekerheid die zelfs een gevoel van ‘patiënt zijn’ kunnen oproepen.’ De laatste aanbeveling luidt: ‘Wees in de praktijk terughoudend met de inzet van diagnostiek en het stellen van diagnoses en pas hier de prikkels op aan’.
‘Dus misschien wel geen betaling per echo meer’, zegt Catrien. ‘Ook zouden de keerzijden expliciet onderdeel van de opleidingen moeten zijn.’
Minder patiënten
Catrien vertelt dat de RVS op weerstand had gerekend, als reactie op de aanbevelingen. ‘Vanuit sommige partijen, zoals gezondheidsfondsen, is die er ook wel. Een begrijpelijke reactie; zij zijn erop gefocust niemand met een aandoening te missen. Wij pleiten juist voor een betere balans, daarover gaan we met deze groepen in gesprek.’
Maar er was ook veel herkenning, vooral vanuit
‘Ieder onderzoek op zich is misschien goed te rechtvaardigen, maar het gaat ook om de optelsom van al die onderzoeken bij een individu’
zorgverleners. ‘Die ervaren de tekorten in de zorg aan den lijve en zien de noodzaak. De KNOV – die de fysiologie van geboortes en de poortwachtersfunctie van de verloskundige hoog in het vaandel heeft staan – ziet ons rapport als een bevestiging van hun visie. Want elke extra diagnose en screening maakt dat een zwangere zich meer en meer patiënt voelt, terwijl het uitgangspunt juist is dat de meeste zwangeren en hun baby’s gewoon gezond zijn.’
Jezelf kritisch bevragen Catrien roept verloskundigen op om aan de slag te gaan met de voorbeelden die ze zelf zien in hun werk waarbij de balans soms zoek is. ‘Denk met elkaar na over de vraag: hoe kunnen we richtlijnen zo aanpassen dat we de balans weer terugvinden?’ Daarnaast vindt Catrien dat verloskundigen zich mogen mengen in het maatschappelijke debat over diagnose-expansie. ‘En heb in de praktijk aandacht voor de keerzijde. Meer echo’s leiden niet per definitie tot betere zorg. Het kan wel degelijk leiden tot een cascade aan schade. Want die onschuldige extra controle leidt uiteindelijk misschien tot een inleiding of keizersnede, zonder dat dat nodig is. Durf jezelf en je collega’s steeds weer te bevragen: draagt dit écht bij aan betere zorg, of drijven we ongemerkt verder af van wat gezond en normaal is?’


















De medewerkers van het KNOV-bureau krijgen allerlei vragen van verloskundigen.
In deze rubriek lichten we veelgestelde of opmerkelijke vragen uit. Dit keer twee vragen:
Wanneer komt het nieuwe calculatieschema voor de waarneming beschikbaar?
Volgens de huidige planning wordt deze nieuwe gespreksleidraad voor waarneming in de praktijk binnenkort in een pilot aangeboden aan de leden. Hij wordt begin oktober verwacht. Het huidige calculatieschema – waarmee waarnemers en praktijkhouders een vergoeding bepalen – sluit niet meer aan bij de dagelijkse praktijk. Hiervoor is een nieuw ondersteuningsmiddel, een gespreksleidraad, ontwikkeld. Dit in samenwerking met een werkgroep om het gesprek over waarneming in de praktijk te voeren.
Heb je ook een vraag? Stel hem via MijnHelpdesk door in te loggen op knov.nl. Je vraag wordt dan zo snel mogelijk beantwoord.
Deze vraag kwam bij de KNOV binnen van stagiairs met de aanvulling dat het voor een aantal studenten prima in te passen is tijdens de stage. Bovendien zou het tijd schelen na het afstuderen en kunnen verloskundigen dan direct na het afstuderen IUD's plaatsen. Zij geven aan zich ervan bewust te zijn dat ze zich pas kunnen aanmelden in het deelregister Anticonceptie wanneer zij zijn afgestudeerd.
Het klopt dat je na scholing over de theorie en vaardigheden rondom anticonceptiezorg enkel nog mag plaatsen/verwijderen van IUD’s en/of implantaten onder supervisie van een bevoegd en bekwame zorgprofessional. Dit kan een student ook tijdens de stage al vormgeven, wanneer de stage begeleidende verloskundige bevoegd en bekwaam is in het plaatsen/ verwijderen van IUD’s en de student hierin kan begeleiden. Het gaat er uiteindelijk om dat de student kan aantonen dat deze bekwaam is.































Begin mei werd in het Verenigd Koninkrijk de Big Baby Trial gepubliceerd, een studie waarbij werd onderzocht of het inleiden van de baring bij verdenking op macrosomie leidt tot betere uitkomsten. De resultaten tonen aan dat de meeste baby’s met een verdenking op macrosomie uiteindelijk niet macrosoom zijn en dat ernstige schade door macrosomie zelden voorkomt. Het inleiden van de baring blijkt daardoor nauwelijks voordeel te bieden. In dit artikel een overzicht van de opzet en resultaten van deze studie, gevolgd door een kritische beschouwing.
Studieopzet
De Big Baby Trial is een gerandomiseerde studie, uitgevoerd in 106 ziekenhuizen binnen de Britse NHS1. Zwangeren kwamen in aanmerking wanneer het verwachte geboortegewicht (EFW) tussen 35+0 en 38+0 weken boven het 90e percentiel lag op de GROW-curve2,3. Vrouwen met dieetgecontroleerde diabetes konden deelnemen (4,8% van de deelnemers). Het aandeel vrouwen dat weigerde deel te nemen is niet duidelijk uit de publicatie af te leiden. De helft van de deelnemers werd gerandomiseerd voor inleiding tussen 38+0 en 38+4 weken, de andere helft kreeg standaard zorg waarbij inleiding vóór 39+4 werd afgeraden. De primaire uitkomstmaat was schouderdystocie, gedefinieerd als een vaginale geboorte waarbij na falen van zachte tractie
extra handelingen nodig waren voor de geboorte van de schouders. Daarnaast werden diverse secundaire uitkomstmaten onderzocht, waaronder drie samengestelde: geboorteschade (bijvoorbeeld fracturen, plexus brachialis laesies), prematuriteit gerelateerde neonatale problemen (bijvoorbeeld fototherapie, beademing) en maternale complicaties tijdens de baring (bijvoorbeeld derde- of vierdegraads ruptuur of bloedverlies ≥500 ml). Zie figuur 1 voor de studieopzet.
Studie voortijdig stopgezet Hoewel het doel was om 4.000 zwangeren te includeren, werd de studie vroegtijdig gestopt. De incidentie van schouderdystocie bleek lager dan verwacht in de standaardzorggroep, waardoor 12.884 vrouwen nodig zouden zijn geweest om een statistisch significant verschil aan te kunnen tonen. Daarnaast verliepen de inclusies traag, waardoor voortzetting niet haalbaar en ethisch werd geacht.
‘Opvallend laag was de positief voorspellende waarde van verdenking macrosomie’
106NHS-ziekenhuizen 2.893 zwangeren metverwachte babymetEFW>p90 (4,8%haddiabetesmetdieet)
n=1.445 gerandomiseerdtot inleiding tussen 38+0en38+4weken =intention-to-treat-analyse
n=1.439 gerandomiseerdtot standaardzorg (inleidingafgeradentot39+4) =intention-to-treat-analyse
n=1.181 kregen daadwerkelijk een inleiding tussen38+0en38+4weken =per-protocol-analyse
n=1.076 haddeneenspontanestart ofinleiding na 38+4 weken =per-protocol-analyse
Primaireuitkomsten: schouderdystocie
Secundaire samengestelde uitkomsten: -geboorteschadebijdebaby -prematuriteitgerelateerdeproblemen -maternaleintrapartumcomplicaties
Figuur 1. Samenvatting van de studieopzet.
Kortetermijnuitkomsten
Een schouderdystocie trad op bij 2,3% van de vrouwen in de inleidgroep en bij 3,1% in de standaardzorggroep (intention-to-treat-analyse, waarbij vrouwen in de groep werden geanalyseerd waarin ze gerandomiseerd waren, ongeacht wat uiteindelijk het beleid was), een niet-significant verschil.
Het geboortegewicht lag gemiddeld 164 gram lager in de inleidgroep. In de per-protocolanalyse (waarbij vrouwen werden vergeleken die daadwerkelijk waren ingeleid in de inleidgroep en waarbij was afgewacht in de standaardzorggroep) was het verschil in schouderdystocie wél significant: 2,3% in de inleidgroep die daadwerkelijk een inleiding
kreeg versus 3,7% in de standaardzorggroep die een spontane start had of inleiding kreeg na 38+4 weken, met een gemiddeld geboortegewicht verschil van 213 gram. Voor de overige uitkomsten werd alleen een intention-to-treat-analyse verricht.
De opnameduur was gemiddeld 10 uur langer in de inleidgroep. Het sectiopercentage was lager (28,4% versus 33,0%). Dit ligt aanzienlijk hoger dan in Nederland en het is de vraag in hoeverre dit extrapoleerbaar is naar ons land. Een tweedegraadsruptuur kwam vaker voor in de inleidgroep (28,0% versus 24,5%).
Er werden geen significante verschillen gevonden voor fluxus ≥1000 ml, episiotomie, derde- of vierdegraads ruptuur, perinatale mortaliteit, fracturen, plexus brachialis laesie en fototherapie. De maternale samengestelde uitkomst kwam minder vaak voor in de inleidgroep (45,8% versus 50,3%).
De incidentie hiervan was hoog, omdat bloedverlies ≥500 ml de belangrijkste uitkomst was, terwijl 500-999 ml bloedverlies voor de meeste vrouwen niet klinisch relevant is.
De twee samengestelde uitkomstmaten voor baby’s waren niet significant verschillend.
Langetermijnuitkomsten
Langetermijnuitkomsten na twee en zes maanden werden enkel in de bijlagen gepubliceerd en de percentages werden niet statistisch getoetst. De berekende p-waardes tonen significante verschillen na twee maanden: na inleiding meer opnames van de baby na ontslag in de inleidgroep
‘Het grote percentage misdiagnoses leidt tot overbehandeling bij 59% van de zwangeren met een verdenking macrosomie’
(14,0% versus 10,4%; p = 0,023) en minder borstvoeding bij ontslag (61,7% versus 66,5%; p = 0,034). Na zes maanden waren de verschillen niet meer significant, mogelijk door het kleiner aantal respondenten.
De kosten van inleiden waren gemiddeld £89 hoger per vrouw, vooral door hogere neonatale zorgkosten. Inleiden bleek niet kosteneffectief: het voorkomen van één geval van schouderdystocie kostte geschat £11 879 en voor een maternale QALY (quality adjusted life year) werden de kosten geschat op £39 5184
Wat valt op?
In deze studie werd zowel een intention-totreat- als per-protocol-analyse uitgevoerd. De per-protocol-analyse werd slechts uitgevoerd voor schouderdystocie, zwangerschapsduur en geboortegewicht. De per-protocol-analyse geeft inzicht in de uitkomsten als daadwerkelijk het beleid is gevoerd waartoe gerandomiseerd was. In de inleidgroep betrof dit 82% van de zwangeren en in de standaardzorggroep slechts 74%. Echter, ook in deze groep werd 70,6% alsnog ingeleid, met een gemiddeld zwangerschapsduurverschil van
slechts zes dagen. Dit laat zien dat in deze studieperiode laagdrempelig werd overgegaan tot inleiding. Daarnaast werden langetermijnuitkomsten onderzocht, maar de resultaten werden niet besproken in het hoofdartikel.
Wat ook opvalt is de lagere incidentie schouderdystocie dan in eerdere studies. Ter vergelijking: in de Cochrane-review had 3,6% van de vrouwen in de inleidgroep een schouderdystocie en 6,1% in de groep met afwachtend beleid5. Daarentegen was de incidentie van plexus brachialis laesie relatief hoog: 6 van de 77 gevallen van schouderdystocie (7,8%) in de huidige Big Baby Trial. In een Nederlandse studie onder laagrisico zwangeren met schouderdystocie was de incidentie plexus brachialis laesie 3,1%6. Opvallend laag was de positief voorspellende waarde van verdenking macrosomie: slechts 41% van de baby’s met een geschat gewicht boven de p90 bleek werkelijk macrosoom (>p90) bij geboorte.
Deze nieuwe Big Baby Trial toont veel lagere incidenties schouderdystocie dan eerdere studies en slechts geringe voordelen van
inleiding bij verdenking macrosomie. De auteurs noemen als mogelijke reden dat er meer gezamenlijk getraind wordt in acute vaardigheden. Het is zinvoller om daarop in te zetten en daarmee de kans op complicaties bij alle baringen te verlagen, dan het aantal inleidingen te verhogen.
Het grote percentage misdiagnoses leidt tot overbehandeling bij 59% van de zwangeren met een verdenking macrosomie. Daarnaast ontbreken gegevens over de ervaringen van vrouwen en is er weinig bekend over de langetermijnuitkomsten. Inleiden lijkt alleen voordelig om de kans op schouderdystocie en sectio caesarea te verlagen. Echter, de incidentie sectio is in Nederland lager, waardoor dit cijfer voor de Nederlandse populatie niet representatief is. Bovendien zijn er vrouwvriendelijkere manieren om het aantal sectio’s te beperken, zoals continue begeleiding. Schouderdystocie op zichzelf is geen morbiditeit, maar de eventuele gevolgen ervan wel. De kosten om één schouderdystocie te voorkomen zijn hoog en de uiteindelijke kans op blijvende schade bij de baby zo laag dat verschillen niet significant verschillend waren.
UitkomstenInleidingStandaard zorgGemiddelde verschilp-waarde 95% betrouwbaarheidsinterval
Totaal 14471446
Schouderdystocie (%)
Intention-to-treat-analyse2,33,10,14
Per-protocol-analyse2,33,70,019
Geboortegewicht (gemiddelde)
Intention-to-treat-analyse36933857-164gram-190tot-137b Per-protocol-analyse36863899-213gram-242tot-185b Zwangerschapsduur in dagen (gemiddelde)
Intention-to-treat-analyse270276-6,0dagen-6,3tot-5,6b Per-protocol-analyse270278-8,1dagen-8,4tot-7,9b
aEenp-waardevan<0,05isstatistischsignificant. bSignificantiewerdgetoondmiddelshetverschiltussendegemiddelden.Hieraanzienwedatdezeverschillensignificantwaren. P-waardeswerdennietberekendinhetartikel,alleenhetbetrouwbaarheidsinterval. cPercentagesenp-waardeszelfberekendopbasisvandecijfersindebijlage.Missendewaardenzijnnietmeegeteldinhettotaal.
Tabel 1. Belangrijke significante en niet-significante resultaten.
‘Wachten op de volgende wee lijkt uit eerdere studies juist beschermend tegen schouderdystocie’
Opmerkelijk is dat de gemiddelde tijd tussen geboorte van hoofd en schouders in deze studie slechts 1,09 (inleiding) en 1,21 minuten (standaardzorg) was. Dat roept de vraag op of het beleid ‘geboorte in twee stappen’ nog gangbaar is in het Verenigd Koninkrijk. Wachten op de volgende wee lijkt uit eerdere studies juist beschermend tegen schouderdystocie. In een analyse van drie studies met 13.237 vrouwen met verdenking macrosomie trad bij wachten geen plexus brachialis laesie op, terwijl de incidentie 0,09% was bij baringen waarbij niet werd gewacht op de volgende wee8. Het wachten op de volgende wee voor de geboorte van de schouders lijkt effectiever dan het inleiden van de baring.
Inleiden of niet?
De auteurs van de Big Baby Trial concluderen dat een vroege inleiding vanwege verdenking macrosomie een mogelijke optie is. Wij als onderzoekers trekken een andere conclusie: deze studie toont aan dat inleiding bij verdenking macrosomie leidt tot weinig voordelen en wel nadelen, en dat veel vrouwen onterecht worden behandeld. Een interventie zou alleen aangeboden moeten worden als de
voordelen opwegen tegen de nadelen, met een juiste balans van kosten en zorgcapaciteit. Zeker met de huidige capaciteitsproblemen leiden meer inleidingen tot een beperkte toegang tot zorg voor andere vrouwen. Op basis hiervan menen wij dat een inleiding op grond van verdenking macrosomie, op basis van deze en eerdere studies, niet routinematig zou moeten worden aangeboden.
Bronnen
1. Gardosi J, Ewington LJ, Booth K, Bick D, Bouliotis G, Butler E, Deshpande S, Ellson H, Fisher J, Gornall A, Lall R, Mistry H, Naghdi S, Petrou S, Slowther AM, Wood S, Underwood M, Quenby S. Induction of labour versus standard care to prevent shoulder dystocia in fetuses suspected to be large for gestational age in the UK (the Big Baby trial): a multicentre, open-label, randomised controlled trial. Lancet. 2025 May 1:S0140-6736(25)00162-X.
2. Gardosi J, Francis A, Turner S, Williams M. Customized growth charts: rationale, validation and clinical benefits. Am J Obstet Gynecol. 2018;218(2S):S609-S18.
3. Butler E, Hugh O, Gardosi J. Evaluating the Growth Assessment Protocol for stillbirth prevention: progress and challenges. Journal of Perinatal Medicine. 2022;50(6):737-47.
4. Naghdi S, Petrou S, Underwood M, Deshpande S, Quenby S, Ewington L, Gardosi J, Mistry H. Is It Cost-Effective to Induce Labour Early to Prevent Shoulder Dystocia? Evidence From the Big Baby Trial. BJOG. 2025 May 1. doi: 10.1111/1471-0528.18160. Epub ahead of print. PMID: 40311608.
5. Boulvain M, Thornton JG. Induction of labour at or near term for suspected fetal macrosomia. Cochrane Database Syst Rev. 2023 Mar 8;3(3):CD000938.
6. Kallianidis AF, Smit M, van RJ. Shoulder dystocia in primary midwifery care in the Netherlands. Acta Obstet Gynecol Scand. 2016;95(2):203-9.
Auteurs
Dr. Anna E Seijmonsbergen-Schermers1 verloskundige, onderzoeker
Prof. dr. Corine JM Verhoeven1 verloskundige, onderzoeker
Prof. dr. Ank de Jonge1 verloskundige, onderzoeker
1 Verloskundige Wetenschap, Amsterdam UMC, UMCG en AVAG/ InHolland
7. Boulvain M, Senat MV, Perrotin F, Winer N, Beucher G, Subtil D, Bretelle F, Azria E, Hejaiej D, Vendittelli F, Capelle M, Langer B, Matis R, Connan L, Gillard P, Kirkpatrick C, Ceysens G, Faron G, Irion O, Rozenberg P; Groupe de Recherche en Obstétrique et Gynécologie (GROG). Induction of labour versus expectant management for large-for-date fetuses: a randomised controlled trial. Lancet. 2015 Jun 27;385(9987):2600-5. doi: 10.1016/S0140-6736(14)61904-8. Epub 2015 Apr 8. PMID: 25863654.
8. Richtlijn Schouderdystocie. URL: https:// richtlijnendatabase.nl/richtlijn/schouderdystocie/ deliver_through-strategie_versus_wachten_op_ volgende_wee.html
In het studiejaar 2024-2025 heeft weer een nieuwe lichting verloskundigen in Nederland haar diploma behaald. Van harte gefeliciteerd allemaal en welkom in ons mooie vak!
Academie Verloskunde – Amsterdam en Groningen (AVAG):
v Groningen
Annabel Plompen
Anne-Rixt Reitsma
Carlijn Houtstra
Channa Vermeulen
Demi Colenbrander
Demy Pot
Emma ter Keurs
Esmee Bennink
Eva Plomp
Floor Wielens
Gemma Brunink
Iris Mulder
Jamie Post
Jannieke Eenkhoorn
Joëlle Oudendorp
Karlijn Veldmaat
Kim Meijerink
Maria van den Nagel
Marleen ten Have
Marrit van Pals
Maureen den Butter
Mendy van Leussen
Merle Rietman
Renate Spans
Sam Veldhuis
Sofie Schippers
Sophie Hoving
Amsterdam
Annika Siemerink
Bregje Jimmink
Dagmar Oldemans
Eefje de Boer
Eline van Veen
Elisa Fokkema
Elonie Nagtegaal
Emma van Schaik
Eveline Hemrica
Evi Oosterhoorn
Famke Ozinga
Floortje Koopman
Geraldine de Jong
Hinke Blonk
Ilse van Vulpen
Iman El Mezziani
Joyce Naaijkens
Lindsey Houben
Lois van der Horst
Mabel van Antwerpen
Madelief Vermeulen
Marcelle van Wijngaarden
Mareille Valkenburg
Myrthe de Jonge
Myrthe Vonk
Nadia Mulderij
Nienke Wismeijer
Noa Rozemeijer
Noah Boshuizen
Pommeline vd Post
Quirine Brahma
Sterre Bogaerts
Tyrza Heijligers
Verloskunde Academie Rotterdam
Aalayah Rustenberg
Alette Smit
Anouk den Hartog
Astrid Gegamian
Bibi Bron
Charlotte Maas
Cindy Cornelisse
Danique Kromkamp
Denise Jansen
Deondra Hooplot
Dewi van den Eerenbeemt
Emily Offermans
Emmie van Vugt
Esmee Voois
Eva van der Zaan
Geralda Groeneveld
Isabelle Bouma
Jamie Brabander
Julia Böversen
Kayleigh Matse
Lisa Lagerwerf
Lotte van der Strate
Maaike van de Donk
Maike van Eijndthoven
Maria van Vulpen
Mariana de Raaij
Marjolein Nagel
Marloes Kersten
Mary-Louise Volk
Merle Nieuwenhuizen
Mirjam van der Meijden
Naftaly Doth
Nanda Kommené
Natascha Ipenburg
Noa Dapper
Petra Lomartire
Phoebe van Ballegooijen
Pien Meester
Roosmarijn Bruinaars
Sabine Stuiver
Sacha Burger
Sanne de Jong
Sanne Schotting
Senna Bosland
Shamila Viotty
Shareen Alli
Sifra van den Herik
Youssra el Azrak
Anne Groen
Ayse Ödev
Bregje van Tongeren
Bridget Vogelzangs
Chiara Rizzo
Claudia van Es
Daniëlle Gloudemans
Femke van der Cruijsen
Fleur Verhoeven
Gaya Jacobs
Imke Penninx
Imke van der Putten
Jasmin Guérin
Joëlle Macheels
Jolien de Vaan
Julie Smit
Kelly Smits
Kiki Bakers
Kyona Moes
Lieke Geven
Liesl Vermonden
Lonneke de Bruijn
Lotte Kortis
Marieke Verweij
Mijntje Gons
Mira Riksen
Nina Wullems
Pien van Veldhoven
Tessa Hilgerdenaar
Veerle Pisters









Van cijfers naar zorg:
Perined verzamelt al vijfendertig jaar data uit de verloskundige praktijk. Wat hebben verloskundigen hier eigenlijk aan? ‘Data zetten iets in beweging. Doordat trends voor de beroepsgroep zichtbaar zijn, komen mensen in actie.’
Ruim zeven jaar werkt adjunct-directeur Sanne Koole nu bij Perined, een stichting die is ontstaan vanuit beroepsverenigingen die betrokken zijn bij geboortezorg. Denk aan verloskundigen, gynaecologen, huisartsen en pathologen. Sinds de jaren tachtig heeft de stichting een landelijke databank. Met een achtergrond in de gezondheidswetenschappen en een voorliefde voor data is dit de uitgelezen werkplek voor Sanne. Ze is onder andere verantwoordelijk voor alle lopende projecten en de samenhang daartussen. De kerntaak van Perined vat ze kort samen: ‘Onze taak is audit, registratie en onderzoek. We verzamelen data uit de verloskundigenpraktijken en de ziekenhuizen. Aan de hand daarvan kunnen we terugkoppeling geven aan de zorgverleners voor kwaliteitsverbetering in de geboortezorg. Door data te verzamelen kun je die verbeterslag ook daadwerkelijk maken en monitoren. We willen allemaal de beste zorg voor moeder en kind. Dat is waarvoor we dit doen.’
Meelopen in de praktijk Hoewel ze zelf niet uit het vak komt, heeft Sanne wel een beeld van hoe het eraan toegaat in de
‘Uiteindelijk wil je de zorg verbeteren’
verloskundigenpraktijk. ‘Bij Perined werken verloskundigen waar andere collega’s en ik veel van leren. Daarnaast is er geregeld contact met de KNOV, zorgverleners en softwareleveranciers. In mijn vak ben ik veel met data bezig. Op een gegeven moment wilde ik beter weten wie en wat er achter de getallen zat en een indruk krijgen van de praktijk.’ Ze ging een dagje meelopen bij een praktijk, keek mee bij consulten en deed visites. ‘Die dag maakte indruk op me. Het contact dat je als verloskundige hebt met zoveel diverse cliënten in verschillende fasen van hun zwangerschap, de belangrijke rol die je als verloskundige hebt bij het inschatten van mogelijke risico’s en het nemen van de juiste beslissingen. Die dag zorgde ervoor dat de getallen begonnen te leven. Ik raakte nog meer geïnspireerd. In mijn werk gaat het misschien wel meer om de cijfers dan om de individuele zorg, maar het doel is niet om alleen maar zoveel mogelijk data te verzamelen. Het gaat erom hoe we die data kunnen inzetten voor goede zorg voor moeder en kind.’
Trends analyseren
Data hebben meerwaarde en kunnen mede bijdragen aan het verbeteren van verloskundige zorg. Sanne legt uit: ‘Bij Perined kijken we naar de patronen en de trends voor de grote groep. Dat is de toegevoegde waarde van zo’n landelijke databank. Het kan een keertje gebeuren dat er iets misgaat in je praktijk, een incident. Maar als dezelfde gebeurtenis opeens structureel voorkomt in praktijken door het hele land,


dan is de kans groot dat er iets aan de hand is.
Op zo’n moment kunnen we dit signaleren en terugleggen richting het veld, zodat betrokkenen ervan kunnen leren en er eventueel nieuw beleid op maken.’
Zichtbaarheid
Een voorbeeld van een trend is de toename van pijnbestrijding tijdens de bevalling. ‘De wens daarvoor is gegroeid ten opzichte van twintig jaar geleden’, zegt Sanne. ‘Een toename van die cijfers zie je wereldwijd.’ Daar hoeft volgens haar niet per se een oordeel aan gekoppeld te worden, maar het betekent
‘Het gaat erom hoe we data kunnen inzetten voor goede zorg voor moeder en kind’
wél iets voor de capaciteit en hoe de zorg wordt inricht. ‘Dus ook deze cijfers zijn nuttig’, legt Sanne uit. ‘Het kan voorkomen dat er in een jaar ergens een dipje voorkomt, daarom is het ook belangrijk naar meerdere jaren te kijken. Er was altijd een grote focus op de sterfte, dat sterftecijfer publiceren wij elk jaar. Als het dan in een jaar een half promille hoger ligt dan het voorgaande jaar, zegt het niet per se dat het slechter gaat. Dan moet je toch echt het cijfer van het jaar daarna hebben om na te gaan of het een eenmalige afwijking was of dat er wellicht sprake is van een trend.’
Data zetten iets in beweging. Doordat trends voor de beroepsgroep zichtbaar zijn, komen mensen in actie.’
Logisch
Trends kunnen landelijk zijn, maar ook lokaal waardoor ze inzicht geven in het functioneren van je eigen praktijk. Sanne: ‘Uiteindelijk wil je als verloskundige dat ook de zorg in je eigen praktijk blijft verbeteren. Dan heb je cijfers nodig om te zien hoe je het doet in vergelijking met andere praktijken. Stel dat jouw praktijk veel meer episiotomieën zet dan vergelijkbare praktijken in de regio. Dan ben je een uitschieter en dat is relevante en belangrijke informatie. Dan kun je als praktijkhouder nagaan wat er aan de hand is, en bespreken waarom dat zo is. Misschien ligt het wel aan jouw populatie en dan zijn het logische en verklaarbare cijfers. Maar misschien duidt het iets aan waarop je kan verbeteren. En als je besluit om een verandering door te voeren, kun je daarna ook kijken of het effect heeft.’
‘We kijken naar de patronen en de trends voor de grote groep’
Zorgvuldigheid
Perined zorgt ervoor dat de gegevens veilig worden verwerkt. ‘De data zijn niet van ons, want er bestaat niet zoiets als data-eigenaarschap. Perined verzamelt het namens de praktijken en daar gaan we heel zorgvuldig mee om. We staan continu onder audits op alle interne processen en procedures’, licht Sanne toe. ‘Omdat we met gevoelige data werken, staan we steeds onder toezicht, dus dat is het stukje veiligheid en betrouwbaarheid. Daarnaast proberen we zo transparant mogelijk te zijn en stemmen we veel af met het veld. Dat betekent steeds laten zien wat we doen en controles uitvoeren.’
Trendrapportages maakt Perined zelf, maar data worden ook – aan de hand van strenge richtlijnen – beschikbaar gesteld voor wetenschappelijk onderzoek. ‘Wetenschappers kunnen de data gebruiken om veel diepgaander onderzoek te doen dan dat wij kunnen, en willen. Zij kunnen aan de hand van de data bijvoorbeeld voorspelmodellen maken waardoor de verloskundige zorg nog beter kan worden aangepast op wat er nodig is.’
Cijfers vastleggen
Als verloskundige registreer je tijdens het zorgproces allerlei gegevens: informatie over de zwangere vrouw, de zwangerschap, de uitkomsten van de vrouw en het kind bij de baring. Dat leg je sowieso vast voor goede zorg. Een gedeelte van die data wordt doorgestuurd naar Perined. Op dit moment is Sanne voornamelijk druk bezig met de nalevering van data. Sinds 2022 konden verloskundigen geen data meer bij Perined aanleveren, of alleen tegen extra betaling. Sanne licht toe: ‘Dat was geen wenselijke situatie, maar er was niet direct een
goede oplossing. Verschillende partijen waren erbij betrokken, met allemaal een eigen belang. Het heeft even geduurd, maar dankzij nieuwe ontwikkelingen en veel inzet van alle partijen, kunnen we nu een nieuwe techniek aanbieden. Sinds juni van dit jaar kunnen verloskundigen hun data weer met ons delen. Ook alle oude data van voorgaande jaren.’
‘Voor de nalevering is het technisch zo geregeld dat de meeste verloskundigen de data-aanlevering alleen hoeven te activeren’, legt Sanne uit. ‘Vervolgens worden data van voorgaande jaren automatisch verstuurd. Vanuit Vrumun stuur je de dossiers handmatig op. Dan kunnen we – als het goed is –in het najaar de cijfers uitdraaien. Zo kunnen de verzamelde data weer doen waarvoor ze bedoeld zijn: bijdragen aan betere geboortezorg.’
Wat is Sannes belangrijkste boodschap aan verloskundigen als het gaat om dataverzameling? ‘Zie data als iets moois wat we met elkaar hebben. Door cijfers te delen, kun je je eigen praktijk spiegelen en draag je bij aan het inzichtelijk maken van patronen in het landelijke geboortelandschap. En daarmee kunnen we passend beleid maken.’


Jolanda Zuijdendorp.
Jolanda Zuijdendorp is sinds een jaar directeur van Perined. Ze heeft een achtergrond in data en twintig jaar ervaring in het adviesvak. In die jaren werkte ze binnen uiteenlopende sectoren, van producten en finance tot ouderenzorg, jeugdzorg en nu geboortezorg. Een lijn die haar intrinsieke maatschappelijke motivatie mooi weerspiegelt. Waar ligt haar focus binnen Perined?
‘Bij mijn aantreden lag de nadruk op drie thema’s: de aanlevering van data, onze interne verwerking daarvan en de governance van Perined. Op al deze fronten zetten we met elkaar nu erg mooie stappen, maar we zijn er nog niet. We streven naar data die herkenbaar is, gebruiksvriendelijk en optimaal bruikbaar. Op die manier hoeven we het niet meer over de data zélf te hebben, maar kan de data bijdragen aan de voortdurende ontwikkeling van de kwaliteit van zorg.
Belangrijke waarden
‘Het voelt als een luxe om werk te doen dat bijdraagt. De geboortezorg is de plek waar alles begint en er dus de best mogelijke start gegeven kan worden. Iedereen verdient dat! Aangezien ik niet ben opgeleid als verloskundige, probeer ik hierbinnen vanuit mijn eigen sterkte actief te zijn. De waarden die ik daarbij leidend vind – en die ik in alles wat Perined doet wil terugzien – zijn transparantie, betrouwbaarheid en effectiviteit. De ketenregistratie in de geboortezorg is uniek, maar ook complex. Door die zo eenvoudig, zuiver en nauwkeurig mogelijk te maken, vergroten we de kans dat zorgverleners, wetenschappers en beleidsmakers er daadwerkelijk iets mee kunnen.’
Sterke registratie
‘Feitelijke data voedend laten zijn aan de kwaliteit van zorg vinden wij prachtig! Als jullie data zonder te veel moeite goed bij ons terechtkomt en wij kunnen deze goed spiegelen en laten inzetten voor bijvoorbeeld wetenschap of beleid, kunnen wij daar allemaal van blijven leren (denk bijvoorbeeld aan de voorspelmodellen zoals al benoemd door Sanne) en daar verbeteringen mee doorvoeren. Gelukkig hebben we onlangs met elkaar de eerstelijnsdata weer kunnen toevoegen binnen de registratie, waardoor ook de totale data weer zuiverder kan worden gemaakt. Jullie eerstelijnsdata zijn daarin hartstikke belangrijk! Met een completere registratie ontstaat inzicht om weer verdere verbeteringen in de datakwaliteit, binnen de verschillende aanleverlijnen en integraal binnen de keten, te kunnen doorvoeren. Ik zie dit als een continu proces. Uiteraard willen wij hard blijven werken om jullie de waarde van een datagedreven geboortezorgsysteem te laten ervaren: in de praktijk, de regio en landelijk. Daarom: alles wat jullie ons kunnen meegeven aan ervaringen, denk aan wensen of tips, maar zeer zeker al jullie aanlevering en betrokkenheid, zal hieraan ten goede komen. Neem dus gerust contact met ons op via info@perined.nl.’




De gegevens die jij als verloskundige registreert en aanlevert, leggen een hele route af. Via jouw systeem worden ze verzameld, gecontroleerd en samengevoegd in de landelijke Perined-database. Maar hoe komen die data precies van jouw systeem bij Perined?
Toestemming en gebruik
Bij de start van de zorg ontvangt de zwangere informatie via de folder Zwanger, met daarin een link naar de privacyverklaring van Perined. Tijdens het eerste consult met de verloskundige wordt opnieuw uitleg gegeven over het gebruik van persoonsgegevens. Hierna wordt uitgegaan van veronderstelde toestemming voor aanlevering aan Perined. Het BSN mag alleen gebruikt worden voor het koppelen van gegevens in de keten. De verzamelde data worden gebruikt voor terugkoppeling aan het veld en voor wetenschappelijk onderzoek.

voor diegenen die daadwerkelijk toegang nodig hebben. Ook tekenen nieuwe medewerkers voor kennis van het informatiebeveiligingsbeleid binnen Perined en geheimhouding rondom de data.
Datajourney
De datajourney bestaat uit zes stappen (zie schema):
1. Vastleggen en opslaan. Daarmee wordt een dossier gevormd in Onatal, Orfeus, Vrumun of Hix.
2. Selecteren en verzenden. Dit is een geautomatiseerd proces van het softwareprogramma waarbij vastgelegde informatie in een gecodeerd bericht wordt klaargezet.


Perined hanteert strikte regels voor het gebruik van data in onderzoek en elke gegevensaanvraag wordt zorgvuldig afgewogen. Het doel van het onderzoek moet duidelijk zijn en er mogen alleen gegevens opgevraagd worden die noodzakelijk zijn voor dit doel. Perined informeert onderzoekers over mogelijk onbetrouwbare gegevens. Het uiteindelijke artikel wordt door Perined gecontroleerd op herleidbaarheid en doelbinding. Tot slot wordt in het artikel Perined als bron vermeld. Het koppelen van Perined-data aan bijvoorbeeld een vragenlijst of een andere database mag uitsluitend met expliciete toestemming van de betrokkenen.
Dataveiligheid en controle
Om dataveiligheid te garanderen voldoet Perined aan ISO en NEN-normeringen, wat betekent dat alle processen en procedures continu geauditeerd worden, zowel intern als extern. Zo staat de data versleuteld opgeslagen in een cloudomgeving binnen de Europese Unie, en is deze alleen toegankelijk
3. Uitwisselen. Het softwareprogramma verstuurt de gegevens naar Perined. Perined huurt Sopra Steria voor de eerste ontvangst en verwerking.
4. Ontvangen en eerste verwerking. Sopra Steria vertaalt het bericht naar een tabel.
5. Verdere verwerking. Perined verwerkt de tabel en koppelt met eerdere jaren en met gegevens uit andere lijnen.
6. Presentatie in database of mijnPerined. Perined vertaalt tabel naar inzichtelijke cijfers en/of grafieken voor mijnPerined.

Wat jij vastlegt vormt de basis die doorgaat naar de volgende stappen. Daarom is het van belang dat je bij het vastleggen van de informatie in het dossier de juiste invulvakken en termen gebruikt. Om je hierbij te ondersteunen, heeft de KNOV samen met de VIS’en en Perined instructies ontwikkeld die laten zien welke velden in jouw systeem worden gebruikt voor het verzenden naar Perined. Scan hiervoor de code.


Sinds de start van de eerste KNOV-platforms in oktober 2023 is er veel bereikt. Inmiddels zijn er platforms voor vertegenwoordigers van een eerstelijns verloskundige organisatie (VEVO), klinisch verloskundigen, kleinschalig werkenden, praktijkhouders, studenten, verloskundigen werkzaam in andere organisaties of domeinen en waarnemend verloskundigen en loondienst in de eerste lijn. Bij de laatste lancering eind 2024 sloten maar liefst honderd enthousiaste collega’s aan!
De platformbijeenkomsten zijn dé plek waar jij je stem uit het werkveld kunt laten horen, actuele thema’s bespreekt en direct schakelt met collega’s en de KNOV. Fysieke bijeenkomsten in Utrecht zorgen bovendien voor waardevolle ontmoetingen met collega’s uit het hele land. Elf bevlogen platformcoördinatoren staan als kartrekkers aan het roer en bouwen samen met jou aan een platform vóór en dóór verloskundigen. Doe mee en verbind je met de kracht van ons vak! Scan de code om je aan te melden.
‘Ik wist niet dat de KNOV ook zoveel te bieden heeft voor studenten. Toen ik daarachter kwam, werd ik enthousiast: dit moeten meer studenten weten! Nu help ik bij het organiseren van bijeenkomsten en het bedenken van initiatieven. Het is leuk dat ik mijn creativiteit kwijt kan en meedenk over wat studenten écht interessant vinden. Het platform voelt als een waardevolle voorbereiding op straks, als verloskundige in het werkveld.’
Zoë Bronnewasser, coördinator platform studenten
‘Het platform geeft ruimte aan onderwerpen die anders versnipperd of onzichtbaar blijven. We staan nog maar aan het begin, maar bouwen aan vertrouwen, herkenning en structurele invloed.’
Noortje Jonker, coördinator platform voor waarnemend verloskundigen
Waarom het platform ook voor jou van toegevoegde waarde is? De coördinatoren van de platforms vertellen het!



Antje Martje Bakker, coördinator platform VEVO









‘Als coördinator verbind ik ‘anders werkenden’. We voelen ons soms buiten de boot vallen, maar blijven betrokken. Dit platform geeft ons erkenning, waarde én een gezamenlijke stem.’ Marijke Hesselink, coördinator platform verloskundigen werkzaam in andere organisaties en domeinen


‘De platforms geven ruimte aan verschillen én versterken de praktijkhouders.
Zo bouwen we samen aan een goed geïnformeerde beroepsgroep die vol vertrouwen en met het gevoel dat ze gesterkt worden door andere collega’s en de KNOV, de toekomst tegemoet gaat.’
Kirsten Schatorjé, coördinator platform praktijkhouders
‘Ik geloof in de kracht van korte lijnen tussen leden en de KNOV. Met het VEVO-platform bouwen we duurzaam aan die verbinding: geen eilandjes meer, maar samen optrekken rond gedeelde waarden en thema’s. We leren denken van klein naar groot en samen verder te komen. Die zoektocht in verbinding – waarin we elkaar versterken en scherp houden – maakt mij heel enthousiast.’
‘Waardevol aan een platform vind ik dat je elkaar kunt motiveren om het vak te ontwikkelen en positioneren doordat je ervaringen uitwisselt. Met het platform klinisch verloskundigen specifiek, wil ik bereiken dat de (PA) klinisch verloskundigen worden ondersteund in hun ontwikkeling tot een sterke professional in de geboortezorg.’
Louisa Hoogmoed, coördinator platform klinisch verloskundigen


“Kraamverband, wie kijkt daar naar uit?! Maar Sanature is een verademing voor mijn intieme huid.”




Ons kraamverband is het eerste in Nederland gemaakt van 100% katoen, toplaag én

Extreem ademendHypoallergeen






‘Data is leuk, krachtig én onmisbaar’
Deze zomer werd het vernieuwde kennisplatform van de International Confederation of Midwives (ICM) gelanceerd: de Midwives’ Data Hub. Jessica White, hoofd van dit project, legt uit hoe en waarom dit dataplatform verloskundigen op een toegankelijke manier in contact brengt met data, kennis en een wereldwijd netwerk.
Een plek waar alle indicatoren over verloskundige zorg, en hoe deze zich verhouden tot de gezondheid van moeders en pasgeborenen, niet alleen voor iedereen toegankelijk zijn, maar ook dienen om gemeenschappen, verloskundigen en beleidsmakers meer macht te geven. De democratisering van verloskundige data. Met dit doel voor ogen ontwikkelde de ICM in 2021 het eerste online dataplatform voor verloskundige gegevens: de Global Midwives’ Hub. Onder leiding van Jessica White, specialist in geografische informatiesystemen, werd op 22 juli 2025 een verbeterde versie van dit platform gelanceerd: de Midwives’ Data Hub.
De impact van verloskundigen
Jessica vertelt: ‘Veel te lang zijn verloskundigen onderbelicht geweest in wereldwijde gezondheidsdata. Door hen in de Midwives’ Data Hub centraal te zetten, kunnen we laten zien hoe groot de impact van verloskundigen is. Dat is belangrijk omdat we weten dat zij de oplossing zijn voor ontzettend veel problemen. En dat kunnen we aantonen. Bijvoorbeeld door verbanden te laten zien tussen verloskundige personeelsgegevens, indicatoren op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid, én gegevens over al
‘Verloskundigen zijn de oplossing voor ontzettend veel problemen’
dan niet stimulerende omgevingen en leiderschapsstructuren. In het nieuwe systeem zijn gegevens over verloskunde en gezondheidsresultaten toegankelijker en zichtbaarder dan ooit. Deze gegevens zijn de sleutel tot het versterken van de verloskunde wereldwijd, doordat ze verloskundigen in staat stellen om meer inzicht te krijgen in de zorg die ze verlenen en tot welke gezondheidsresultaten keuzes leiden.’
Datagestuurd handelen
Het dataplatform is toegankelijk via de website datahub.internationalmidwives.org (scan hiervoor de code op pagina 47). Met een gebruiksvriendelijke interface kun je eenvoudig landen bekijken en vergelijken. ‘De gebruikerservaring was een topprioriteit’, zegt Jessica. ‘We wilden het gemak en de snelheid bieden die mensen van platforms zoals Amazon verwachten. Binnen drie klikken moet je bij de data-indicatoren zijn die je zoekt.’ Volgens haar is voor elke verloskundige relevante informatie te vinden. Zo kunnen verloskundigen in landen met een hoog inkomen, zoals Nederland, indicatoren zoals het aantal keizersneden in verschillende landen vergelijken met behulp van de Explore- and Compare-tools. In welke vergelijkbare landen is het percentage hoger of lager? Welke factoren spelen mee? En hoe verhoudt het percentage van elk land zich tot de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie? De Data Hub ondersteunt ook het gesprek met beleidsmakers, doordat verloskundigen snel toegang hebben tot data die hun verhaal onderbouwen. ‘Als je geen kennis hebt van de huidige stand van zaken in de verloskundige zorg in je land, kun je ook niet goed bepalen waar je als beroepsgroep naartoe wilt.’

woont in Santa Barbara, Californië, en is afgestudeerd in analyse van Geografische Informatie Systemen (GIS) en Cartografie. In 2024 werd zij hoofd van de Global Midwives’ Hub Lead van de ICM. Door het inzetten van geospatiale data (informatie die gekoppeld is aan geografische locaties) verbindt zij verloskundigen wereldwijd met elkaar en helpt zij het beroep van verloskundige – en daarmee de gezondheid van moeder en pasgeborene – te verbeteren.
Datagedreven besluitvorming is dan ook een belangrijk doel van de ICM. Maar alleen het beschikbaar stellen van data is niet voldoende, legt Jessica uit: ‘Het moet ook toegankelijk, begrijpelijk en makkelijk te gebruiken zijn. Daarom is het platform ontworpen met een sterke focus op gebruiksvriendelijkheid. Visuele vergelijkingen tussen indicatoren zijn eenvoudig te bekijken en te raadplegen – zowel op een computer als op een mobiel apparaat – waardoor ze praktisch zijn voor gebruik in presentaties en rapporten. Dat is een praktische functionaliteit die ook nuttig is voor andere belangrijke doelgroepen van dit platform: onderzoekers, journalisten, beleidsmakers, lobbyisten en andere stakeholders.’
Resource Hubs
Naast de datavisualisaties behoren volgens
Jessica de Resource Hubs tot de meest waardevolle onderdelen van de Midwives’ Data Hub. Deze
Resource Hubs staan op dezelfde website en bestaan uit verzamelde bronnen en bewijsmateriaal over actuele kwesties voor verloskundigen, zoals mentale gezondheid, werken in conflictgebieden en omgaan met extreme hitte. Ze legt uit: ‘De Resource Hubs helpen verloskundigen hun rol als eerstelijns hulpverlener te erkennen en te omarmen, of het nu gaat om conflicten, natuurrampen of andere crises. Ze benadrukken de belangrijkste risico’s waarmee vroedvrouwen te maken kunnen krijgen en bundelen praktische tools, richtlijnen en wereldwijde bronnen ter ondersteuning van hun werk aan de frontlinie. Van overstromingen in Pakistan tot de aardbeving in Marokko: verloskundigen treden op in buitengewone omstandigheden. Dit sluit goed aan bij het thema van de International Day of the Midwife van dit jaar: Critical in Every Crisis. Dat geldt zeker ook in tijden van toenemende klimaatuitdagingen. De Resource Hubs helpen verloskundigen dus ook om zich optimaal voor te bereiden op lastige tijden.’
Transparantie voorop
De ICM werkt samen met de onderzoekers en data-analisten van Novametrics om data te verzamelen uit een scala van betrouwbare en

bronnenwereldwi
gevalideerde bronnen wereldwijd. White licht toe: ‘De meeste gegevens in de Midwives’ Data Hub zijn afkomstig uit het ICM State of the World’s Midwifery (SoWMy) Report 2021, onze basisbron. Aanvullende belangrijke datasets zijn afkomstig van StatCompiler, UNFPA en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De WHO levert bijvoorbeeld gegevens over neonatale sterfte, vroeggeboortes en moedersterfte; UNFPA biedt schattingen over de toegang tot moderne anticonceptie en andere indicatoren voor seksuele en reproductieve gezondheid. UNICEF levert ook een belangrijke bijdrage, met gegevens over vroege borstvoeding en het percentage bevallingen waarbij gekwalificeerd zorgpersoneel aanwezig is. Hiernaast zijn er nog allerlei andere wereldwijde datasets en onderzoeksrapporten geraadpleegd, die we allemaal hebben gedeeld op de methodologiepagina. Om de nauwkeurigheid te garanderen, valideren we elk kwartaal of de gegevens nog kloppen. Ook geven we de datum van de meest recente update voor elk datapunt duidelijk weer.’
De vernieuwde Data Hub
Sinds de lancering van de eerste versie van het dataplatform in 2021 is er veel veranderd. Jessica legt uit: ‘Ik heb het geluk gehad om verloskundigen van over de hele wereld te ontmoeten en ik heb hun feedback verzameld over wat voor hen in de praktijk het meest nuttig zou zijn. Tijdens de ICM Regional Conferences van 2024 – één voor de Afrikaanse regio in Kigali, Rwanda, en één voor de Europese en zuidelijke Middellandse Zeeregio in Berlijn, Duitsland – deelden verloskundigen waardevolle inzichten die voor de evolutie van het platform hebben gezorgd. Hun input heeft direct bijgedragen aan de ontwikkeling van deze nieuwe




versie, die geoptimaliseerde tools bevat om data gemakkelijker te verkennen en te vergelijken. Een van de successen die we hiermee hebben geboekt is een aantal peer-reviewed academische publicaties. Met dit vernieuwde dataplatform hopen we nog meer gebruikers te inspireren om de data te citeren, toe te passen en te delen in hun werk. Dankzij gestandaardiseerde, gevalideerde en internationaal afgestemde datasets is het dataplatform nu een betrouwbare hulpbron, zowel voor onderzoek en beleidsvorming als voor werken in de praktijk. Een toegankelijke en praktische tool, gemaakt door en vóór verloskundigen van over de hele wereld.’
‘Met de Data Hub kun je eenvoudig je verhaal onderbouwen’


Ontwikkeling in de toekomst
kke
mooiste aspecten van de olgens h Wehor
Eén van de mooiste aspecten van de Midwives’ Data Hub is volgens Jessica dat het platform zal blijven evolueren. ‘We horen graag van verloskundigen hoe het platform hun werk ondersteunt en hoe we het kunnen blijven verbeteren. Verloskundigen die dit lezen worden van harte uitgenodigd om hun feedback te delen via datahub@internationalmidwives.org. Als ik één ding wil benadrukken, is het wel dat de ware kracht van data schuilt in hoe het wordt gebruikt. We willen dat verloskundigen informatie binnen handbereik hebben – op hun telefoon, klaar om op te komen voor de verloskundige belangen wanneer en waar dat het meest nodig is. Ondertussen blijven we de Resource Hubs ook uitbreiden met praktische tools en richtlijnen, en we onderzoeken technische verbeteringen aan de backend van het platform. In de toekomst introduceren we mogelijk AI-functies om gebruikers te helpen vragen te stellen en antwoorden te ontvangen in hun eigen taal. Verder streven we ernaar het data-aanbod verder uit te breiden. Sommige data van landen is namelijk nog onvolledig, omdat niet alle overheden deze indicatoren op regelmatige basis rapporteren. Hier zijn dus nog veel kansen voor het behartigen van verloskundige belangen.’
Blijf nieuwsgierig en laat je verrassen Jessica twijfelt er niet aan dat de Midwives’ Data Hub voor Nederlandse verloskundigen interessante bevindingen zal opleveren. ‘Data is leuk, krachtig én onmisbaar. Blijf dus nieuwsgierig. Het helpt je niet alleen om je werk beter te doen, maar ook om meer impact te maken. Wanneer verloskundigen zichtbaar worden in de cijfers, kunnen ze veranderingen aanjagen – lokaal én internationaal.
‘Data leidt tot inzicht, inzicht leidt tot actie’
De vernieuwde Data Hub is speciaal voor jou gebouwd: een toegankelijke tool die jouw werk ondersteunt en zichtbaar maakt. De hub nodigt uit tot nieuwsgierigheid: hoe doet Nederland het ten opzichte van andere landen? Wat kunnen we leren van verschillen? Door inzichten te delen, ontstaat het gesprek: waarom gaat iets ergens anders beter, wat kunnen wij doen om betere resultaten te halen? Gegevens leiden tot inzichten, en inzichten leiden tot actie. Het is de bedoeling dat verloskundigen zichzelf in de gegevens terugzien als centrale kracht in het zorglandschap. En inzien hoe cruciaal hun rol is voor al die gezondheidsresultaten. Met de Midwives’ Data Hub willen we verloskundigen als individuen versterken, daardoor verloskunde als vak versterken, en daardoor de gezondheidszorg in zijn geheel versterken.’








Dagelijks 400 mcg exttra foliumzuur tijdens de (pree-)zwange is belangrijk voor de groei en werking van het lichaaam, de aa van witte en rode bloeedcellen en voor de vroege onntwikkeling het ongeboren kind Bij ij een tekort aan foliumzuur kan a bloed a armoede ontstaan. Bij het ongeboren kind is er een veerhoog k kans op de ontwikkeling g van neurale buisdefecten
Daarnaast is dagelijks 10 mcg extra vitamine D belangrijk voor een goed e e botopbouw van de ongeboren baby. Er zijn aanwijzin het t sl s ikken van extra vitamine D de kans op zwangerschapsdiabete en eeen baby met een laag geboortegewicht verkleint. Daarb verlaagt g het de kans dat een kind d op o latere leeftijd astma-acht symptome m n ontwikkelt.
Ook omegaa-3 vetzuren EPA en DHA uit vis((olie) ) zijn belangrijk. Ze zijn nodig voor o de ontwikkeling van het netvlies en de hersenen van de baby. Daarnaast hebben ze een beschermend effect op het risico van vroeggeboortte.

Ons lichaam heeft elke dag vitamines en mineralen nodig om goed te blijven functioneren. De zwangerschap vitamines van Davitamon zijn speciaal afgestemd op de behoefte van vrouwen tijdens de (pre-)zwangerschap.



















Met Davitamon kies je al sinds 1928 voor een betrouwbaar voedingssupplement van de hoogste kwaliteit. Op basis van de meest recente wetenschappelijke inzichten.

























Dat verloskundigen zich met hart en ziel inzetten voor hun vak en positie, is van alle tijden. Dat laat historica Minie Baron goed zien in het artikel dat zij schreef voor Fryslân Historisch Tijdschrift. Hierin portretteert ze de drie verloskundigen Antje Velde, Jetske Steen- de Jong en Jacobine Jensen in een tijd dat verloskundigen steeds meer concurrentie kregen van artsen en steeds meer vroedvrouwenpraktijken verdwenen. Antje, Jetske en Jacobine startten in 1934 tegen de dalende trend in ieder een praktijk in Friesland. Het artikel van Minie Baron lees je hieronder in bewerkte vorm.
Op 24 april 1934 studeerden zes vroedvrouwen af aan de Kweekschool voor Vroedvrouwen in Amsterdam. Twee kwamen uit Friesland, Antje Velde en Jetske Steen-de Jong. Samen met nog een derde studiegenoot, Jacobine Jensen, vestigden zij zich in deze provincie. Zo’n aanwas was in jaren niet voorgekomen. ‘Door de groote toename van jonge artsen wordt onze praktijk telkens bedreigd’, notuleerde de Friese afdeling van de beroepsvereniging in 1927. Daling van het geboortecijfer remde ook het perspectief op een renderende praktijk. Praktiseerden er in 1807 in Friesland nog rond de 80 vroedvrouwen, in 1893 was dat aantal gehalveerd. In 1933 tellen we er 33 en in 1961 hield het met 16 op. Het aantal artsen daarentegen steeg tussen 1896 en 1933 van 121 naar 194. De perspectieven voor de beroepsgroep namen vanaf
ongeveer 1970 weer toe. Begin 2024 waren er 166 vroedvrouwen werkzaam in Friesland. In de jaren twintig en dertig vestigden zich maar sporadisch nieuwelingen in de provincie. De vestiging van de drie verloskundigen in 1934 is dus opvallend te noemen.
Startpunt dataverzameling
Antje, Jetske en Jacobine begonnen goed toegerust aan hun beroepscarrière. Zij hadden een – naar de maatstaven van die tijd – moderne opleiding genoten.
‘Vroedvrouwen moesten elkaar niet beconcurreren, vond ze’


Die was in 1922 van twee naar drie jaar verlengd. Ook de bevoegdheden werden in 1924 en 1932 uitgebreid. Vroedvrouwen mochten voortaan ook prenatale zorg bieden, adviezen geven, urine- en bloeddrukcontroles uitvoeren, injecties geven en een beperkt aantal medicijnen voorschrijven. Verder mochten ze eventuele liggingsafwijkingen door uitwendige handgrepen opheffen en zwangerschapsziekten bestrijden onder toezicht van een arts. Nieuw was dat van al deze handelingen een dagboek moest worden bijgehouden en dat van elke bevalling een schriftelijk verslag gemaakt moest worden, dat naar de hoofdinspectie gestuurd werd. Door de beroepsvereniging werd een dagboekkaart, ‘volgens voorgeschreven model’, ontworpen. De Friese afdeling bestelde hiervan in 1935 het ruime aantal van 2000 exemplaren. Bij de introductie van deze kaarten in 1932 werd als extra pluspunt genoemd dat de kaarten gebruikt konden worden voor het verkrijgen van nauwkeurige statistische gegevens. En dat kon bij toekomstige discussies in het voordeel van de vroedvrouw zijn, betoogde de beroepsvereniging. We kunnen de introductie van deze kaarten wel beschouwen als het startpunt van het systematisch verzamelen van data
‘Tijdens de zwangerschap werd zo nu en dan een kwartje meegenomen als de zwangere voor controle kwam’
door verloskundigen. Dat het inderdaad zijn nut had, bleek bijvoorbeeld bij een onderzoek naar de positie van vroedvrouwen in 1960, waarbij deze kaarten een belangrijke bron bleken te zijn.
Groeiende beroepstrots
Het mogen verrichten van hechtingen, een lang gekoesterde wens van vroedvrouwen, kon in 1932 nog niet binnengehaald worden. Niettemin maakte de beroepsgroep rond 1930 belangrijke stappen in het professionaliseringsproces. Een belangrijke rol hierin speelde de Bond van Vrouwelijke Verloskundigen. De Friese afdeling van de bond kwam in 1897 van de grond. In het Interbellum werden vrijwel alle vroedvrouwen, ook Antje, Jetske en Jacobine, lid van deze vereniging. Aan het begin van de twintigste eeuw was de organisatiegraad van met name de plattelandsvroedvrouwen in Friesland nog veel lager.





Stadspraktijk
Jetske Steen–de Jong (Suawoude, 1897 – Willemsoord, 1976) kreeg van huisarts Van Klaveren het advies om zich in Leeuwarden te vestigen. Van Van Klaveren kreeg ze om te beginnen één patiënt doorverwezen (!).
Deze goedgunstige houding van de huisarts was meegenomen, want het was erg moeilijk om vanuit het niets een eigen praktijk op te bouwen. Het echtpaar had geen geld om een praktijk te kopen. Voor een bevalling bracht Jetske ƒ 12,50 in rekening, maar veel patiënten konden dat niet betalen. Tijdens de zwangerschap werd zo nu en dan een kwartje meegenomen als de zwangere voor controle kwam. Die controles vonden in de woonkamer op de sofa plaats. De achterkamer was de wachtkamer. Er werden lakens voor het raam gespannen om inkijk te voorkomen.
Om het inkomen te verhogen werd Jetske ook gemeentevroedvrouw. In die hoedanigheid hielp ze cliënten van de armenzorg. Dat leverde in 1934 ƒ 10,per bevalling op. Als ze in vervuilde gezinnen kwam, nam ze schone lakens van huis mee. Ook had ze een zelfgemaakt couveusekistje met drie kruiken om baby’s op temperatuur te houden. Haar herhaaldelijke

In de jaren ’30 was het gebruikelijk dat vroedvrouwen de opening van hun praktijk in de krant aankondigden.
verzoek om een vaste aanstelling bij de gemeente werd niet gehonoreerd. Toen een arts een deel van haar armenpraktijk wilde overnemen, werd ze door de gemeente voor dat deel zonder pardon aan de kant geschoven. Een andere inkomstenbron was haar verbintenis met het grootste ziekenfonds van Leeuwarden, Eendracht Maakt Macht. Ook dit fonds betaalde per bevalling uit. In 1934 keerde het fonds ƒ 438,- uit aan de drie aan haar verbonden vroedvrouwen.
Ondanks de zware eerste jaren lukte het Jetske een goede reputatie en een rendabele praktijk op te bouwen. De geboortegolf na de oorlog gaf veel werk. Ze deed toen honderden bevallingen per jaar. Voor veel – grote – gezinnen in Huizum in Leeuwarden werd ze dé vroedvrouw. Jetske noemde haar patiënten steevast ‘kindje’, veel patiënten noemden haar ‘Steentje’.

Een enkeling vond haar streng, maar over het algemeen werd ze vriendelijk en moederlijk gevonden, al was ze soms wat afstandelijk. Jetske was een actief lid van de Bond. Ze miste bijna geen enkele bijeenkomst en wierp zich op als provinciaal vertegenwoordigster voor de landelijke vergaderingen. Vroedvrouwen moesten elkaar niet beconcurreren, vond ze. Er konden wel als groep, maar niet als individu, aanbevelingsadvertenties in de kranten geplaatst worden. Ook zat ze enige tijd in de contactgroep met medici en in het tuchtcollege. Kortom, ze was een moderne professional. Jetske was een fysiek en mentaal sterke vrouw met uitgesproken maatschappelijke opvattingen: overtuigd drankbestrijdster, lid van de Geheelonthoudersbond en van de Rein Leven Beweging. Haar activistische houding
bleek ook uit haar felle reacties als mannen besluiten namen over de positie van vrouwen. ‘Weer mannen die beslissen over mijn werk’, het was haar een paar keer overkomen. In 1969, op 72-jarige leeftijd, stopte ze met haar praktijk. Ze had toen ongeveer 8.000 baby’s ter wereld geholpen en op veel inwoners een onuitwisbare indruk nagelaten. Haar praktijk werd overgenomen door collega Timmermans-Hoekstra.
Plattelandspraktijken
Antje Velde en Jacobine Jensen konden ook geen praktijk kopen. Beiden hadden hun vader op jonge leeftijd verloren en waren afhankelijk van door anderen gecreëerde mogelijkheden. Het beperkte hun keuzemogelijkheden. Jacobine (Den Haag, 1911Sint Annaparochie, 1983) werd door huisarts Kliphuis uit Sint Annaparochie gevraagd om de zwangere vroedvrouw Swerms-de Jager te vervangen. Na haar bevalling volgde ze Swerms-de Jager op. Het werkgebied bestond uit de dorpen Sint Annaparochie, Sint Jacobiparochie, Berlikum en Westhoek. Jacobine had, net als Jetske en Antje, naast de particuliere praktijk een contract als gemeentevroedvrouw.
Deze combinatie kwam tot 1942 vaak voor. In het gemeenteverslag over 1937 wordt vermeld dat twaalf keer verloskundige zorg aan armen is verleend. Daarvoor kreeg ze ruim ƒ 14,- per bevalling.
In de particuliere praktijk vroeg Jacobine ƒ 15,- per bevalling. Dit honorarium lag iets hoger dan dat van Jetske. Huisartsen vroegen aan boeren ƒ 25,-. Toen dit haar ter ore kwam, eiste ze hetzelfde bedrag van deze patiëntengroep, temeer omdat ze meer ervaring in het begeleiden van bevallingen had dan de huisartsen. Het is niet meer na te gaan hoe groot haar praktijk was of hoeveel kinderen ze ter wereld heeft geholpen. Hoogstwaarschijnlijk was haar praktijk kleiner vergeleken met de stadspraktijk van Jetske. Haar particuliere praktijk was, net als bij Jetske, groter dan de armenzorgpraktijk.




Bevlogen en betrokken
De werkomstandigheden op het platteland waren veel zwaarder dan in de stad. Op de fiets, in weer en wind, in de zomer en in bitterkoude winters en bij nacht en ontij, werden de kraamvrouwen bezocht. De prenatale controles vonden soms in haar voorkamer plaats, maar meestal bij de zwangere vrouwen thuis. Na haar huwelijk in 1935 met melkventer en kunstschilder Johannes Blanksma kreeg het echtpaar drie kinderen. Een ‘meisje voor dag en nacht’, zoals dat destijds genoemd werd, runde het gezin omdat Jacobine op de onmogelijkste tijden opgeroepen werd. Jacobine hield van haar werk en was een bevlogen verloskundige. Op het stijlvolle marmeren bord naast de voordeur stond ‘verloskundige’ vermeld, niet vroedvrouw. Patiënten en dorpsgenoten noemden haar ‘juffrouw’. Na de geboorte van haar derde kind, in 1944, stopte ze met haar praktijk. Die werd overgenomen door collega Zwaagmans uit Dokkum. Hierna ging ze nog jaren door als vervangster voor collega’s in de regio. Jacobines maatschappelijke betrokkenheid uitte zich in diverse bestuursfuncties, vooral bij onderwijsinstellingen. Ze was medeoprichtster van de plaatselijke ambachtsschool. Haar sociale bewogenheid spreekt uit haar kledinggiften aan arme gezinnen en het lagere honorarium dat ze in rekening bracht aan arme gezinnen.
‘Statistische gegevens konden bij toekomstige discussies in het voordeel van de vroedvrouw zijn’
Antje (Nijeberkoop, 1912 – Epe, 2011) werd benoemd als gemeentevroedvrouw in Opsterland, met als standplaats Beets (nu Nij Beets). De dorpen Beetsterzwaag en Olterterp werden aan haar werkgebied toegevoegd. De Vereniging Plaatselijk Belang van Beets had zich bij de gemeente met succes sterk gemaakt voor de vestiging van een verloskundige in het dorp. M. Out was er van 1933 tot 1935, Antje Velde van 1935 tot 1944. De fractie van de AR in de gemeenteraad stelde de positie voortdurend ter discussie.
Zij vond de praktijk te klein om te subsidiëren.
De CPN-fractie zag het tractement als een vestigingstoelage, ‘bedoeld als toelage op de particuliere praktijk, welke de patiënten omvat die slechts een geringe vergoeding kunnen betalen.’ Medio 1936 had Antje nog maar vier armenzorgpatiënten gehad. In 1936 en 1938 hielp ze respectievelijk vijf en acht armenzorgpatiënten. In 1938 werd de armenzorgpraktijk aan huisarts Pasma aangeboden, maar die vond het geboden bedrag veel te laag. Dat redde de positie van Antje.
Het is niet bekend wat Antje voor een particuliere
Minie Baron is historicus en als gastonderzoeker verbonden aan de Fryske Akademy. Ze promoveerde op een onderzoek naar de gezondheidszorg in de stad Groningen in de 19e eeuw. Onderdeel van het onderzoek waren twee hoofdstukken over vroedvrouwen. Het beroep liet haar niet meer los en zo doet ze al ruim dertig jaar onderzoek naar de positie van verloskundigen door de jaren heen.
Minie: ‘Het beroep van vroedvrouw was het eerste waarvoor vrouwen een diploma moesten behalen om het te mogen uitoefenen. Daar zit een emancipatorisch element in wat mij sterk aantrok. En nog steeds: ik heb grote bewondering voor de kracht en zelfstandigheid van verloskundigen.’
met de gemeentevroedvrouwen niet te verlengen. Antje kreeg op 16 juni 1944 op eigen verzoek eervol ontslag omdat zij met haar gezin naar Sneek verhuisde. De gemeente contracteerde hierna niet weer een verloskundige in Beets en haar particuliere praktijk werd evenmin overgenomen.
bevalling vroeg. Kennelijk was het moeilijk om het honorarium te betalen als men net boven de armenzorggrens zat.
De verdiensten van Antje waren niet florissant. Het gemeentetractement bedroeg aanvankelijk ƒ 850,- en liep op tot ƒ 1.000,-, plus ƒ 50,- vergoeding voor verbandmiddelen en fietsonderhoud. Daarnaast kreeg ze per bevalling ƒ 5,- van het Burgerlijk Armbestuur, maar dat verviel in 1938. In 1940 rapporteerde ze het gemeentebestuur dat de jaarinkomsten uit de particulierepraktijk gemiddeld ƒ 209,- bedroegen.
Haar totale jaarinkomen kwam nooit ver boven de ƒ 1.200,- uit. Hiervoor hielp ze naar schatting 30 tot 40 kraamvrouwen. In de negen Beetster jaren heeft ze ongeveer 300 tot 400 baby’s ter wereld geholpen. De kleine praktijk had geen potentie om te groeien.
Ziekenfondsverzekering
De plattelandspraktijken hadden het vanaf 1942 extra moeilijk, omdat de bezetter een verplichte ziekenfondsverzekering voor mensen in loondienst afkondigde. Men kon nu kiezen tussen een arts of een vroedvrouw. Het aantal kraamvrouwen dat in aanmerking kwam voor gratis armenzorg nam hierna drastisch af.
Voor gemeenten was dit het sein om de contracten
Vroedvrouwen waren voor hun praktijkmogelijkheden afhankelijk van de ruimte die huisartsen en gemeentebesturen hen gunden. Van de drie hier beschreven praktijken waren twee nieuw, waarvan een niet levensvatbaar bleek te zijn. Vroedvrouwen waren trotse en sterke vrouwen, die zoveel mogelijk hun eigen beroepsinhoud wilden bepalen. Dat van de lichting 1934 zich drie in Friesland vestigden, kwam vooral omdat twee van hen hier vandaan kwamen en hun oude contacten ten nutte maakten. Jetske haalde het contact met haar voormalige huisarts aan. Antjes moeder woonde in Gorredijk en Antje kon van daaruit haar mogelijkheden overzien. Haar zwager was bovendien commies op het gemeentekantoor in Beetsterzwaag. Het is niet bekend hoe de relatie tussen Jacobine en huisarts Kliphuis tot stand is gekomen.
In 1934 waren in Friesland nog acht kleine vroedvrouwenpraktijken in dorpen, alle in het noordoosten en zuidoosten van de provincie. In grote delen van Friesland hadden de artsen op het platteland de verloskunde al geheel overgenomen. De neergang van het beroep was vooral op het platteland te zien, terwijl in de steden er nog wel mogelijkheden waren om een praktijk op te bouwen.
De levensverhalen van Jetske, Antje en Jacobine laten zien hoe vroedvrouwen hun plek moesten bevechten in een landschap dat langzaam verschoof. Tussen persoonlijke netwerken, gemeentebeleid en de macht van huisartsen door, probeerden zij een toekomst voor hun vak vorm te geven.
De nieuwe norm van het Kwaliteitsregister is live!
Vanaf 16 september heeft elke verloskundige die geregistreerd staat in het Kwaliteitsregister Verloskundigen een nieuwe registratieperiode toegekend gekregen onder de nieuwe norm. Een norm die uitgaat van vertrouwen en intrinsieke motivatie van de verloskundige. Meer weten? Lees op de KNOV-website het hele nieuwsbericht.
Direct inloggen? Scan de code om naar PE-online te gaan.
In de vorige editie van het tijdschrift stond een foutje in een figuur bij het artikel ‘Implementatie van continue zorg door verloskundigen: inzichten vanuit een realist review’.
Scan de code voor het artikel met het aangepaste figuur en de link naar het volledige artikel.
Als we als verloskundigen onze beroepsidentiteit goed uitdragen, biedt dit nieuwe perspectieven over hoe ons werk te organiseren. Volle verloskamers, kraamzorg die niet komt: het dagelijks werk kan veel van je vragen. En dan is er niet altijd tijd om na te denken over waarom je doet wat je doet. Maar de keuzes die we nu maken, bepalen wel hoe ons werk er over een aantal jaar uitziet. Ze bepalen hoe we met elkaar de zorg inrichten, wat de kwaliteit van onze zorg is en hoeveel plezier we in ons vak hebben. Hierover gaat de KNOV graag in gesprek met haar leden tijdens de ledendag op 31 oktober in Eindhoven. Laat je inspireren door collega’s, experts en ervaringsdeskundigen – zowel op inhoudelijke thema’s als op organisatorisch vlak. En kijk hoe we als beroepsgroep sterker en bewuster kunnen handelen in de situaties die er écht toe doen.
Scan de code en schrijf je in!
Met de naderende stop van het subsidieprogramma Babyconnect wordt het Duurzaam Informatiestelsel Geboortezorg (DIG) officieel overgedragen aan de geboortezorgpartijen. Om dit goed te organiseren, is vanuit Babyconnect een nieuwe organisatie opgezet: Blinkz. Blinkz is er speciaal voor en door de geboortezorg.
De KNOV is onderdeel van het DIG en werkt samen met geboortezorgpartijen aan goede digitale gegevensuitwisseling. Blinkz verbindt de betrokken organisaties en faciliteert overleg en afspraken, zodat gegevensuitwisseling blijft aansluiten bij de praktijk.
Per 1 september traden ze uit dienst en laten ze in totaal 94 jaar ervaring achter op de Hogeschool Rotterdam. Annemarie Lodder, Enja Romeijn, Leonie Welling en Stans Verschuren bereiken alle vier de leeftijd van 67 jaar en nemen afscheid van de opleiding Verloskunde. In dit artikel een terugblik op tientallen jaren onderwijs en ontwikkelingen binnen een dynamisch vakgebied.
Hoe ze de opleiding achterlaten? ‘Als een hele goede’, vertelt Leonie onomwonden.
‘We hebben tevreden studenten en scoren elk jaar heel hoog als opleiding. Dat komt omdat we een hecht team van bevlogen docenten hebben en studenten die bewust kiezen voor de opleiding. Dat maakt het makkelijker. In wezen is er niks veranderd ten opzichte van toen ik zelf startte. Natuurlijk zijn er verschillen met de studenten van toen, maar als het bijvoorbeeld om inzet gaat, zie ik vooral overeenkomsten.’
Annemarie vult aan: ‘De essentie van het beroep is natuurlijk nog hetzelfde, net als de motivatie om dit vak uit te oefenen. Er zijn nog altijd meer aanmeldingen dan opleidingsplaatsen. Ook de basisvaardigheden zijn nog steeds herkenbaar natuurlijk. Wat wel veranderd is, is de aandacht voor onderzoek. Dat was er vroeger absoluut niet.’
Of zoals Leonie zegt: ‘Evidence-based medicine moest nog worden uitgevonden.’
Stans luistert er instemmend naar. ‘Ik ben twintig jaar geleden aangenomen om onderzoek in de opleiding in te bedden. Dat kwam
‘Studenten letterlijk bij de les te houden, daar gaat het uiteindelijk om’
toen voor het eerst in het curriculum.
Daarvoor werkten we wel evidence-based, maar het was geen leerlijn of iets dergelijks. Hoe studenten iets moeten onderbouwen en bijvoorbeeld de nieuwste (wetenschappelijke) artikelen kunnen vinden in de database, dat was er toen allemaal nog niet.’
Veranderingen
Ook de maatschappelijke context waarin verloskundigen werken, is veranderd. ‘De maatschappij is veeleisender geworden’, vertelt Enja. ‘We leiden studenten op om hier zo goed mogelijk tegen bestand te zijn. Er is meer bureaucreatie en de cliënten zijn mondiger geworden, net als zorgverleners waar je mee samenwerkt. Dat vraagt om een scherpere beroepshouding. Je moet nu meer op je hoede zijn en weten wat er speelt.’


Het zijn uitdagingen waar je als opleiding op in moet spelen, zo benadrukt het viertal. Persoonlijke ontwikkeling is daarbij heel belangrijk. Vroeger, memoreert Leonie, leerde je hoe verloskunde werkte, punt. ‘Hoe je vervolgens volwassen en een professional werd, dat moest je zelf maar uitzoeken. Dat is wel echt veranderd.’ Annemarie: ‘Studenten moeten zich ook als persoon gaan voegen in het vak. Dus die persoonlijke ontwikkeling is heel belangrijk, ook gezien de samenwerkingsverbanden – met andere zorgprofessionals – die er meer zijn dan vroeger. Het is voor veel studenten een beladen begrip, maar reflectie helpt daar enorm bij. En denk ook aan verschillende werkvormen: samen iets doen als studenten, daarop terugkijken en feedback krijgen over hoe je hebt samengewerkt.’
‘Hoe studenten iets moeten onderbouwen en artikelen kunnen vinden in de database, dat was er toen allemaal nog niet’
Terugblik
Wie met 94 jaar onderwijservaring om tafel zit, ontkomt niet aan een terugblik waarbij nostalgie, humor en heimwee elkaar afwisselen. Leverde een student destijds een stagebeoordeling in, dan bestond de begeleiding uit enkel een kort gesprekje aan het bureau. Een wereld van verschil met hoe gestructureerd de begeleiding van studenten én van stagebegeleiders nu geregeld is. ‘Ik herinner me ook dat een student haar proeve van
bekwaamheid meerdere keren achter elkaar niet haalde’, blikt Enja terug. ‘We hadden toen besloten dit gesprek spontaan af te nemen, waardoor ze het van tevoren niet wist. Toen slaagde ze wel. Zo ging dat toen, het was minder geformaliseerd.’ Stans, glimlachend: ‘Het was wel zorg op maat voor de student, nu je het zo zegt. Dat doen we nog steeds, maar de opleiding is nu – binnen het kader van de hogeschool – meer gebonden aan regels en afspraken. Dat maakt het niet

Stans was onderzoeksdocent en werd 20 jaar geleden aangenomen om onderzoek in te bedden in de opleiding. Daarnaast behoorde ook curriculumontwikkeling tot haar takenpakket.

Leonie werkte 21 jaar in het onderwijs. Ze stond aan de wieg van de masteropleiding waar ze ook lesgeeft (Joint Degree Master of Science Verloskunde).
Binnen de bachelor was ze lid van de opleidingscommissie.
slechter, in tegendeel zelfs, maar er is wel een verschil in bewegingsvrijheid. Spontaan iets nieuws bedenken en dat direct kunnen uitvoeren is nu minder mogelijk.’
Ondanks de nostalgische terugblik kijken de vier professionals ook heel serieus naar de huidige uitdagingen. ‘Er zijn jonge verloskundigen die het na enkele jaren niet meer volhouden en uit het vak stappen’, vertelt Annemarie. ‘Overbelast, te veel ballen in de lucht. Heel vaak beginnen onze nieuwe collega’s drie dagen na het afstuderen
al met werken, soms dezelfde dag nog. En op drie plekken tegelijk. Het arbeidsethos is heel hoog. Als je dan ook een relatie krijgt, kinderen… en dan nog de social media en alle verwachtingen die daarbij horen. Het is niet eenvoudig. Daarom is het ook goed om tijdens de opleiding te kijken naar de balans tussen werk en privé, zeker in een vak waar je dag en nacht beschikbaar moet zijn.’ Enja: ‘Het is allemaal wat complexer geworden. Er is veel overleg, administratie, afstemming met ziekenhuizen. Daar kun je ook aan ten onder gaan.’
Thuisbevallingen
Naast beroepsinhoudelijk je vak beheersen, is het belangrijker dan ooit om op de hoogte te zijn van ontwikkelingen in de verloskunde, het werkveld en de maatschappij. Zo is de thuisbevalling heel lang de standaard geweest, maar het gemiddelde is gedaald naar ongeveer 13 procent. ‘Als opleiding leiden we professionals op die in staat zijn zelfstandig vrouwen en hun partner tijdens de zwangerschap, bevalling en de periode daarna te begeleiden. Ook wanneer de bevalling thuis ‘driehoog achter’ plaatsvindt’, zo
‘De cliënten zijn mondiger geworden, net als zorgverleners waar je mee samenwerkt’
illustreert Annemarie. ‘Maar veel bevallingen vinden nu poliklinisch plaats. Mensen willen heel graag naar het ziekenhuis en daarna weer naar huis als het kan. Hoe rolt die ontwikkeling zich uit? En hoe verhoud je je daartoe? Waar sta je als verloskundige voor?
Dat zijn belangrijke vragen. Wij houden nog steeds de thuisbevalling hoog, maar hoe lang nog? En hoe erg is dat? Wij maken ons er wel zorgen over. Het is een prachtige kans dat je thuis kan bevallen. Er wordt gesuggereerd dat er in het ziekenhuis niks mis kan gaan, maar dat is uiteraard niet zo. Dat is een spanningsveld: gaan we volledig voor de medische technologie en alles onder controle houden? Of mag een zwangerschap ook een natuurlijk proces zijn waar we vrouwen de autonomie geven, en waar de verloskundige haar bijstaat in ongewisse momenten?’ Leonie: ‘Beroemdheden die een minder leuke bevalling hebben gehad dan gehoopt, hebben daar ook een rol in. Het boekje van Claudia de Breij bijvoorbeeld, dat is een grote aanklacht tegen de verloskunde. Eén ervaring wordt op die manier iets wat voor iedereen lijkt te gelden. Daar kan ik niet tegenop.’
Het maakt dat veel bevallingen van de eerste lijn overgedragen worden naar de tweede lijn, veel meer dan vroeger. ‘In het buitenland vinden bijna alle bevallingen in het ziekenhuis plaats’, vertelt Enja, ‘maar wél altijd geleid door de verloskundige, behalve bij grote pathologie. Dat is een verschil met

Annemarie startte 28 jaar geleden als stagecoördinator en docent, richtte zich op de begeleiding van studenten en stagebegeleiders en was betrokken bij het herregistratietraject BIG.
De laatste jaren was ze coördinator studentzaken en betrokken bij curriculumontwikkeling.

Enja was jarenlang werkzaam als stagecoördinator. Daarnaast investeerde ze in de opleiding van stagebegeleiders en zette ze de internationalisering op de kaart. In totaal werkte ze 25 jaar in het onderwijs.
‘Heel vaak beginnen onze nieuwe collega’s drie dagen na het afstuderen al met werken’
hier. In Nederland is er echt een duidelijke knik: of je bent eerste lijn, of je bent tweede lijn.’ Stans: ‘Je kunt je afvragen of dat de continuïteit van zorg ten goede komt. En dat is juist zo belangrijk. We moeten ervoor zorgen dat cliënten nooit tussen wal en schip vallen. Dat zij vertrouwen houden in zichzelf omdat de omgeving – de eerste, tweede of derde lijn – het met elkaar goed organiseert.’
Hoogtepunten
Alle vier kijken ze terug op een hele mooie tijd binnen de opleiding waar altijd volop ruimte was voor bijscholing, symposia en zelfontplooiing. Ze konden zich vastbijten in thema’s die uiteindelijk hebben bijgedragen aan de professionalisering van de opleiding. ‘We hebben er niet voor niets zo lang gewerkt’, zo klinkt het, ‘en altijd vier dagen per week’.
Ook de opkomst van digitale tools en AI is hen niet ontgaan. ‘Docenten van nu’, zo vat Leonie samen. Hoogtepunten zijn er genoeg: ‘Ik vind het stimulerend dat we als opleidingen ruim tien jaar geleden in gemeenschappelijkheid de herregistratie BIG voor verloskundigen hebben opgepakt’, vertelt Stans. ‘In Rotterdam vindt de begeleiding van dit traject plaats. Het is heel leuk om daarmee bezig te zijn.’
Annemarie: ‘Het herregistratietraject heeft ook mij veel voldoening gegeven. Ik ben trots op collega’s die opnieuw instromen en met vernieuwd elan aan de slag gaan. Dat ik hier 28 jaar heb gewerkt, heeft ook zeker te maken met het begeleidingsaspect van zowel studenten als van stagebegeleiders. De opleiding is intensief en hierdoor voer je wezenlijke gesprekken. Ook tijdens de stages: de gesprekken die we met de student en haar begeleider voeren zijn van groot belang en leveren verbinding op. Ik heb hier zelf ook veel van geleerd. Begeleiden is een kunst en ik ben blij dat we daar zo op hebben ingezet.’
Enja: ‘Die verbinding zoeken is heel mooi, zodat er weer vertrouwen ontstaat tussen student en begeleider. Dat vond ik ook mooi aan het opbouwen van internationalisering. We laten studenten letterlijk over de grens kijken. Hoe ziet de verloskunde eruit in andere landen? Ik had vroeger het idee: wij doen het goed, en zij niet. Maar als je goed kijkt, zie je dat we allemaal hetzelfde nastreven. Onze collega’s over soms verre grenzen doen het op een andere manier, soms zelfs beter. Ik ben er trots op dat we zo zijn gaan kijken.’
Kaartje
Leonie tovert een kaartje tevoorschijn, geschreven door een oud-student. Ze leest voor: ‘Dankzij jou lopen er verloskundigen rond die zonder jouw support allang het bijltje erbij neer hadden gegooid’. ‘Het gaat mij helemaal niet om die veer in m’n kont, maar om wat we in ons werk kunnen doen: studenten letterlijk bij de les te houden. Daar gaat het uiteindelijk om. Je doet het voor de studenten, en in het verlengde voor de vrouw die onder hun begeleiding gaat bevallen.’







Informeert vrouwen over hun hormoonspiraaltje en wat ze
Scan de de app t
Of zooeek k 'MyyIUUS




Evalueert het menstrueel bloedingsprofiel met medisch


Maakt vrouwen vertrouwd met hun hormoonspiraaltje en verbetert de












Maakt objectief, datagestuurd overleg mogelijk en verhoogt


























www.deverloskundige.nl is de cliëntenwebsite van de KNOV. Sinds de livegang van de geheel vernieuwde website in februari 2025 vonden al bijna 500.000 bezoekers er betrouwbare informatie over de zwangerschap, bevalling en kraamtijd. De website wordt steeds aangevuld met nieuwe artikelen. Een greep uit de nieuwste onderwerpen: borstvoeding, keuzes en regie, zwangerschapsdiabetes, hoge bloeddruk en hyperemesis gravidarum.

Tijdens je spreekuur en visites is deverloskundige.nl een praktisch hulpmiddel. Bekijk bijvoorbeeld samen met je cliënt de artikelen over de fysiologische bevalling of lees meer over lichaam en geest. Informatie die je cliënt wil nalezen, stuur je daarna eenvoudig digitaal door.
Verwijs je cliënten naar deverloskundige.nl, dan weet je dat zij betrouwbare informatie krijgen. Alle inhoud is gemaakt door verloskundigen, gebaseerd op vragen uit de praktijk en de nieuwste (wetenschappelijke) inzichten. Aanvullingen of opmerkingen? Maak vooral gebruik van het feedbackformulier!
Bekijk de website:

Bekijk het feedbackformulier:


Hoe kun jij duurzaamheid meenemen bij de inrichting van je verlostas? Met die vraag als uitgangspunt ontwikkelde de KNOV ‘De Groene Verlostas’: een interactieve tool die verloskundigen en verloskundigen in opleiding helpt bij het maken van duurzamere keuzes. ‘Duurzamere’ en niet ‘duurzame’, want door verloskundigen geleverde zorg is ten opzichte van andere vakgebieden in de zorg al duurzaam op zichzelf. Verloskundige zorg dicht bij huis zorgt onder andere voor minder verplaatsingen. Daarnaast wordt er minder gebruikgemaakt van medische instrumenten en andere materialen dan in het ziekenhuis. Bovendien gaat een thuisbevalling gepaard met een aanzienlijk kleinere kans op medische ingrepen, die doorgaans veel belastender zijn voor het milieu. Maar het mag altijd beter.
De tool biedt praktische voorbeelden, tips en aandachtspunten voor het inrichten van je verlostas met oog voor milieu, gezondheid en toekomstbestendigheid: van concrete aanbevelingen tot verdiepende achtergrondinformatie. Je leert daarnaast wat duurzamere alternatieven zijn en waarom die het verschil maken. Bij de tool hoort een overzichtelijke hand-out. Daarin vind je ook een toelichting op de aanbevelingen.
De Groene Verlostas kwam tot stand in samenwerking met de werkgroep Duurzaamheid in de Geboortezorg en sluit aan bij de duurzaamheidsambities van de KNOV, die vanuit dat oogpunt in 2024 de Green Deal Duurzame Zorg (GDDZ) 3.0 ondertekende.
Vanuit de duurzaamheidsambities van de KNOV is in 2024 in samenwerking met de werkgroep Duurzaamheid in de Geboortezorg ook de Checklist Duurzame Verloskunde ontwikkeld: een praktische kaart vol tips. De checklist bevat concrete aanbevelingen over thema’s als inkoop, vervoer, afval en bedrijfsvoering en kan ondersteunen bij het voldoen aan de inkoopeisen van zorgverzekeraars door deze ingevuld bij het jaarplan van de praktijk te voegen.
Benieuwd naar de tool en de checklist? Scan de code.







Onderzoek naar de hardnekkigheid
Ondanks overtuigend bewijs tegen de werkzaamheid bij laagrisicobevallingen wordt continue foetale bewaking door middel van CTG – in de Engelstalige literatuur veelal cEFM (continuous electronic fetal monitoring) genoemd – nog altijd breed toegepast in de Amerikaanse verloskundige zorg (dat wil zeggen: zorg van een obstetricus). Uit verschillende onderzoeken, waaronder Cochrane reviews en meta-analyses, blijkt dat CTG-bewaking geen voordeel biedt ten opzichte van intermitterende auscultatie (IA) bij het voorkomen van neonatale morbiditeit of mortaliteit, en dat het zelfs de kans op een sectio of instrumentele verlossing verhoogt. Desondanks wordt hier bij de meerderheid van de bevallingen in de Verenigde Staten (VS) gebruik van gemaakt. Om dit paradoxale verschijnsel te begrijpen, is een etnografisch onderzoek uitgevoerd naar de praktijk van foetale bewaking op een drukke verloskamer in een academisch ziekenhuis.
Ter voorbereiding van dit onderzoek zijn een grondige literatuurstudie en diverse voorbereidende studies gedaan. Hierbij kwamen drie thema’s naar voren:
1. Juridisch perspectief
In aansprakelijkheidszaken volgen rechtbanken doorgaans de lokale klinische praktijk in plaats van evidence-based richtlijnen, wat betekent dat artsen een groter risico lopen om aansprakelijk gesteld te worden als ze nationale aanbevelingen volgen dan wanneer ze doen wat collega’s in hun regio doen (Spector-Bagdady et al., 2017).
2. Perspectieven van aanstaande ouders Cliënten hebben vaak geen toegang tot juiste informatie over de mogelijkheden van foetale bewaking. In de meeste voorlichtingsbronnen wordt IA niet genoemd en wordt CTG-bewaking gepresenteerd als de standaardmethode voor foetale bewaking. Uit de focusgroepen met jonge moeders bleek dat zij zich niet bewust waren van de risico’s van CTG-bewaking en zelden werden gevraagd om toestemming voor de bewaking. Uit de enquête bleek dat meer dan 80 procent van de vrouwen graag wil dat hun toestemming wordt gevraagd voor CTG-bewaking tijdens hun bevalling.
3. Perspectieven van zorgverleners
Zorgverleners erkenden het bewijs voor IA, maar noemden factoren zoals ziekenhuisbeleid, workflowvereisten, zorgen over aansprakelijkheid en het doorschuiven van verantwoordelijkheid als redenen voor de overmatige afhankelijkheid van CTG-bewaking. Verloskundigen beschreven dat CTG-bewaking ook een functie heeft buiten klinische noodzaak, zoals emotionele steun en juridische bescherming.
Deze bevindingen vormden de basis voor dit etnografische onderzoek.
Methodes
Omdat gedrag dat in focusgroepen of enquêtes wordt gerapporteerd mogelijk niet overeenkomt met de praktijk, zijn er interviews en observaties uitgevoerd op een verlosafdeling. Het doel was inzicht krijgen in realtime-besluitvorming, de invloed van workflows en welke invloed de afdelingscultuur heeft op de keuze voor bewaking. Onderzoekers hebben 121 uur geobserveerd op de verloskamers van een groot academisch ziekenhuis, aangevuld met interviews met zes sleutelinformanten, waaronder een gynaecoloog, verloskundige en verpleegkundige. Verder zijn er talloze informele gesprekken gevoerd.
Resultaten
Uit de bevindingen bleek dat de aanhoudende toepassing van CTG-bewaking in de klinische praktijk voortkomt uit zowel klinische als niet-klinische factoren:
I. Klinische overwegingen: de paradox van risico Zorgverleners erkennen dat CTG-bewaking kan leiden tot onnodige sectio’s, maar geven er toch vaak de voorkeur aan uit angst een zeldzame maar ernstige uitkomst te missen, zoals foetale sterfte. De emotionele en psychologische impact op zowel gezinnen als zorgverleners speelt mee in deze voorkeur.
Bovendien hebben zorgverleners moeite met het definiëren van ‘laag risico’, omdat het onderscheid vervaagt door steeds bredere criteria voor ‘hoog risico’. Deze onduidelijkheid maakt het moeilijker om evidence-based richtlijnen toe te passen waarin IA wordt aanbevolen bij zogenoemde laagrisicobevallingen.
‘Evidence-based zorg wordt ondermijnd door emotionele, institutionele en logistieke weerstand tegen verandering’
Ten slotte heeft de angst voor aansprakelijkheidsclaims een sterke invloed op de voorkeur voor CTG-bewaking. Het risico op juridische gevolgen als er iets misgaat bij IA, hoe onwaarschijnlijk ook, weegt vaak zwaarder dan bewijs waaruit blijkt dat CTGbewaking weinig voordeel biedt in gevallen waarbij sprake is van een laag risico.
II. Niet-klinische factoren
Er zijn ook verschillende niet-klinische overwegingen vastgesteld die bijdragen aan het gebruik van continue bewaking wanneer intermitterende bewaking aanbevolen wordt.
A. Angst voor tuchtzaken
Zoals hierboven vermeld, speelt de angst voor tuchtzaken een complexe rol bij het gebruik van CTG-bewaking. Zorgverleners begrijpen de juridische implicaties van uitkomsten en kiezen vaak voor CTG-bewaking om te vermijden dat ze aansprakelijk kunnen worden gesteld. Hoewel de angst voor een aansprakelijkheidsclaim vaak als verklaring wordt genoemd voor het overmatig gebruik van CTG-bewaking, hebben zorgverleners een genuanceerder beeld van de manier waarop juridische zorgen de keuze voor een methode voor foetale bewaking beïnvloeden. In de gesprekken op de afdeling en in interviews hoorden de onderzoekers vaak: ‘de olifant in de kamer waar we het niet vaak over hebben is … de angst voor tuchtzaken.’ Ze hoorden echter ook dat aansprakelijkheid niet de belangrijkste reden was voor het gebruik van continue bewaking. Zoals een gynaecoloog zei:
‘Soms worden gynaecologen in een kwaad daglicht gesteld, met opmerkingen als: ‘O, dit doet u alleen om uzelf in te dekken zodat u niet wordt aangeklaagd.’ Maar … ik vind dat een wat oneerlijke voorstelling van zaken, want ik denk dat mensen … dat hun voornaamste doel is dat de baby gezond en wel ter wereld komt, toch?’

Een andere gynaecoloog was het daarmee eens, maar merkte op dat een sectio juridisch inderdaad bescherming kan bieden:
‘We leveren liever geen zorg op basis van medisch juridische overwegingen of defensieve geneeskunde, maar de realiteit is dat ik niet weet of gynaecologen aangeklaagd worden voor ‘onnodige’ keizersneden. Hoe definiëren we dan wat een onnodige keizersnede is?
En altijd als er iets mis is met de baby, volgt de vraag: ‘Dokter, wanneer had u een keizersnede kunnen doen?’
Op de vraag of een zorgverlener zich met een CTGregistratie kan beschermen tegen een tuchtzaak, antwoordde dezelfde gynaecoloog, verwijzend naar meerdere onderzoeken naar de intra- en interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de interpretatie van CTG-registraties:
‘Dat is eigenlijk niet houdbaar … want een van de uitdagingen is dat observatoren hartslagregistraties vaak heel verschillend interpreteren … er is een uitstekend onderzoek … waarin ze een groep ‘experts’ een klinisch scenario en foetale hartslagregistraties lieten beoordelen. Zes maanden later kregen dezelfde experts exact dezelfde registratie, maar met een ander verloop. Als de uitkomst dan negatief was, zeiden dezelfde artsen die eerder oordeelden: ‘O, dit was gepast handelen’ nu: ‘O nee, ze hadden [iets anders] moeten doen.’ Bij exact dezelfde registratie. [De]zelfde beoordelaar, maar met kennis van de afloop, beïnvloed door de ‘retrospectoscoop’.’
Het is moeilijk om angst voor schade aan je patiënten los te koppelen van de angst om aangeklaagd te worden voor die schade. Maar het is duidelijk dat CTG-bewaking de onrust in de verloskamer niet heeft weggenomen, en dat het gebruik van IA wordt beperkt door de
angst voor tuchtzaken, zelfs wanneer dat als best practice wordt aanbevolen.
B. Verlies van vaardigheden en opleidingskloof
Het wijdverbreide gebruik van CTG-bewaking heeft geleid tot een afname van IA-vaardigheden onder nieuwe zorgverleners. In het geval van foetale bewaking heeft CTG-bewaking het onderwijs aan de volgende generatie zorgverleners veranderd, waardoor ze de voortgang van de bevalling en de toestand van de foetus niet meer zonder monitor kunnen beoordelen. Een verpleegkundige legde uit dat de afhankelijkheid van CTG-bewaking de vaardigheden heeft verminderd die nodig zijn om een vrouw durante partu te beoordelen:
‘De CTG is een stukje informatie, en de monitor is een technologisch hulpmiddel, niet anders dan je handen. Volgens mij zijn mensen in de loop van de tijd gaan geloven dat dat ding [CTG-bewaking] al hun problemen zal oplossen. Dat het alles zal vertellen wat ze moeten weten. En dus hoef ik niet meer te vertrouwen op mijn handen, en op wat ik weet dat juist is. En het is moeilijk om dat soort dingen tegenwoordig aan mensen te leren, omdat technologie overal aanwezig is.’
C. Beleid en systeeminfrastructuur
Beleidskaders en ziekenhuisstructuren versterken indirect het gebruik van CTG-bewaking. CTG-bewaking heeft de voorkeur bij standaardinstellingen in elektronische patiëntendossiers en verplichte protocollen.
Afdelingsbeleid heeft directe en indirecte invloed op de beslissingen van zorgverleners over de voorkeursmethode van foetale bewaking, en bevordert of belemmert de toepassing van evidence-based practice. Naast officiële evidence-based beleidsregels zijn er
‘Patiënten worden nauwelijks betrokken bij beslissingen over foetale bewaking’
ook beleidsmaatregelen die op het eerste gezicht niets met bewaking te maken hebben, maar toch invloed hebben op hoe foetale bewaking wordt uitgevoerd. Uit de bevindingen bleek dat de invoering van een nieuwe versie van het elektronisch patiëntendossier (EPD) leidde tot een beleidswijziging die de manier veranderde waarop verpleegkundigen hun werk mochten doen.
Bij het oude EPD was er geen aparte opdracht van een arts nodig voor elke fase van de verpleegkundige zorg bij foetale bewaking, waardoor verpleegkundigen de vrijheid hadden om beslissingen te nemen op basis van afdelingsbeleid, richtlijnen en de klinische situatie.
Het nieuwe EPD beperkte hun autonomie tijdens de intrapartumzorg en vereiste een ‘opdracht’ van een arts voor elke wijziging in de zorg, zoals het starten of stoppen met IA.
D. Rol van de patiënt en communicatiekloof Patiënten worden grotendeels niet geïnformeerd en worden nauwelijks betrokken bij beslissingen over foetale bewaking. Wanneer er tijdens interviews en observaties gevraagd werd naar de rol van patiëntenvoorkeur, was het meest voorkomende antwoord dat er CTG-bewaking zou worden gebruikt, behalve in het uitzonderlijke geval dat een patiënt om IA vraagt.
Navraag bij de patiënt wat voor type bewaking haar voorkeur had, gebeurde zelden, zoals genoemd in de veldnotities: ‘Tenzij de patiënt om IA vraagt of het in haar bevalplan staat, lijkt het erop dat niemand het heeft over haar voorkeur of het met haar bespreekt.’
E. Workflow en gemak CTG-bewaking past gemakkelijker in moderne klinische workflowstructuren, doordat hiermee bewaking op afstand mogelijk is en het registreren eenvoudiger is. Diverse gynaecologen gaven aan hoe de werkdruk van zorgverleners is verminderd door de ontwikkeling van de technologie: van een los apparaat in elke verloskamer naar centrale bewaking, waarbij meerdere patiënten kunnen worden bewaakt op afstand. Centrale bewaking beïnvloedt de workflow van verpleegkundigen op ten minste twee manieren: het maakt het ‘gedeeld toezicht’ (de gezamenlijke zorg voor patiënten) makkelijker, en het vereenvoudigt de rapportage.
‘Dit onderzoek laat zien hoe moeilijk het is om medische handelingen te veranderen, zelfs als het bewijs overduidelijk is’
Op de afdeling zagen de onderzoekers regelmatig dat verpleegkundigen de zorg voor patiënten overdroegen terwijl ze in een ruimte met centrale bewaking zaten.
Traditie versus bewijs
De vijf bovenstaande factoren beïnvloeden en versterken elkaar, wat leidt tot een zichzelf in stand houdende traditie waarbij CTG-bewaking wordt gebruikt ondanks gebrek aan bewijs om deze praktijk te onderbouwen. Door angst voor rechtszaken is er minder training in IA, wat op zijn beurt de afhankelijkheid van CTGbewaking versterkt, het afdelingsbeleid beïnvloedt en de opties voor vrouwen durante partu beperkt.
Evidence-based zorg wordt ondermijnd door emotionele, institutionele en logistieke weerstand tegen verandering, waardoor CTG-bewaking een verankerde klinische traditie wordt, een overgeërfde praktijk waar geen vraagtekens bij worden gezet.
Om de status quo te veranderen, bevelen de onderzoekers het volgende aan:
• betere voorlichting voor aanstaande ouders over foetale bewaking, waaronder verplichte informed consent, op basis van onderzoek naar de voor- en nadelen van CTG-bewaking en IA;
• herziening van het ziekenhuisbeleid – niet alleen beleid dat expliciet over bewaking gaat, maar ook beleid over hoe bewaking wordt toegepast. Denk bijvoorbeeld aan hoe de eisen van een EPD, verplichte non-stress tests (NST’s) bij opname, of personeelsbeleid kunnen leiden tot CTG-bewaking gedurende de gehele bevalling en het gebruik van IA ontmoedigen;
• het ter discussie stellen van de veelgehoorde aanname dat centrale bewaking goedkoper is, en dat het toepassen van de nationale norm voor een-opeen verpleegkundige zorg waarbij het gebruik van IA wordt ondersteund tot hogere kosten zou leiden;
• verplichte en doorlopende training in IA en CTGbewaking voor artsen, niet alleen voor verpleegkundigen en verloskundigen.
Ze pleiten niet zozeer voor het afschaffen van bepaalde praktijken, maar voor het implementeren van praktijken waarbij bestaande kennis over bewaking wordt toegepast om de dagelijkse routines in de verloskundige zorg te organiseren. Dat is de eerste stap op weg naar het creëren van een traditie die niet gebaseerd is op klinische gewoonten, maar op bewijs.
Dit onderzoek laat zien hoe moeilijk het is om medische handelingen te veranderen, zelfs als het bewijs overduidelijk is. De hardnekkigheid van CTG-bewaking is het gevolg van een traditie die is gestoeld op de complexe wisselwerking tussen angst, workflow, en traagheid van het zorgstelsel. Om de overgang naar evidencebased verloskundige zorg te bewerkstelligen, is er dan ook niet zozeer beter bewijs nodig, maar een hervorming van het zorgstelsel.
Scan de code om het volledige artikel te lezen.
Related articles: Spector-Bagdady K, De Vries R, Harris LH, Low LK. Stemming the Standard-of-Care Sprawl: Clinician Self-Interest and the Case of Electronic Fetal Monitoring. Hastings Cent Rep. 2017 Nov;47(6):16-24. doi: 10.1002/hast.781.
Chuey M, De Vries R, Dal Cin S, Kane Low, L. 2020. Maternity Providers’ Perspectives on Barriers to Utilization of Intermittent Fetal Monitoring A Qualitative Study J Perinat Neonat Nurs 2020, 34 (1), 46–55.
Dal Cin, S., Kane Low, L., Lillvis, D., Masten, M., De Vries, R, What Do Women Want? Consent for the Use of Electronic Fetal Monitoring, International Journal of Childbirth, Vol. 11, no. 3, October, 2021
Small KA, Sidebotham M, Fenwick J, Gamble J. “I’m not doing what I should be doing as a midwife”: An ethnographic exploration of central fetal monitoring and perceptions of clinical safety. Women Birth. 2022 Mar;35(2):193-200.

zachte,






Geïnspireerd door het natuurlijke zuiggedrag van baby’s

Bewezen prestaties van ziekenhuisniveau, 60+ jaar onderzoek
Ultraslank anatomisch ontwerp met 105° borstschild


Transparante bovenkant voor duidelijk zicht & nachtmodus
Stil en ultralicht


Voor aangenaam kolven, zelfs bij sterk vacuüm
Ontdek de volgende generatie borstkolven met vergelijkbaar afkolfpatroon als Symphony ® , het #1 merk in ziekenhuizen.*

Scan en ontdek meer





Als lid versterk je niet alleen je eigen positie, maar ook die van alle verloskundigen in Nederland. Door als collectief op te treden, staan we sterk en kunnen we breed gedragen stappen zetten richting een nog betere geboortezorg.
Het KNOV-lidmaatschap
De KNOV behartigt jouw belangen aan landelijke tafels. We staan voor je klaar met informatie en advies over de inhoud en organisatie van verloskundige zorg. Al meer dan 125 jaar.
• Je kunt meedenken over en bijdragen aan de inhoud van het vak.
• Je hebt toegang tot handige documenten over waarneming, praktijkvoering, overname, tariefbepaling, toelatingscontracten, etc.
• Als je lid bent van de KNOV ben je automatisch ook aangesloten bij de geschilleninstantie.
• Als klinisch verloskundige heb je via de KNOV toegang tot juridische ondersteuning door vakbond FBZ.
• Je krijgt toegang tot de KNOV-helpdesk.
• Je hebt toegang tot het online inspiratienetwerk, waar meer dan 2.600 verloskundigen met elkaar in gesprek gaan en elkaar helpen.
• Je ontvangt vier keer per jaar het tijdschrift De Verloskundige.
• Je krijgt toegang tot de nieuwe KNOV-platforms.
‘Lid zijn van de KNOV betekent voor mij dat ik deel uitmaak van een beroepsorganisatie die ons vak versterkt, door de nieuwste wetenschappelijke informatie en inzichten te vertalen in richtlijnen. Ook zie ik de georganiseerde evenementen, zoals ledendagen, als een meerwaarde om kennis en ervaring uit te wisselen met andere professionals binnen de geboortezorg. Door mee te hebben gewerkt aan de herziening van het kwaliteitsregister, draag ik er zelf ook aan bij dat we in de toekomst een instrument hebben dat ons ondersteunt in onze professionele ontwikkeling. Zo kunnen we samen blijven streven naar de beste verloskundige zorg voor moeder en kind.’
Margaret van der Toolen, waarnemend verloskundige, voedingskundige
Lid worden of meer weten?
Kijk op knov.nl/lid-worden of scan de code.
‘Kan ik een maagzuurremmer nemen tijdens de zwangerschap?’ Of ‘hoe zit het met ibuprofen als ik borstvoeding geef?’ Waarschijnlijk vragen die je regelmatig krijgt. Het antwoord op deze vragen is makkelijk te vinden in de MediMama app van Moeders van Morgen Lareb.
In deze app zie je in één oogopslag of zwangeren of vrouwen die borstvoeding geven het middel wel of beter niet kunnen gebruiken tijdens de zwangerschap of borstvoedingsperiode. Je vindt er betrouwbare informatie over de veiligheid van met name zelfzorgmiddelen en een aantal veel gebruikte voorgeschreven medicijnen. De app is gratis en er staan ruim 250 verschillende medicijnen in, waaronder pijnstillers, hooikoortsmiddelen en neussprays.
Ontwikkeling van de MediMama app Het idee voor de app kwam van een verloskundige die aangaf behoefte te hebben aan de soort ‘ZwangerHap app’ maar dan voor medicijnen. Er is een specifieke focus op zelfzorgmiddelen omdat bij het kopen van deze medicijnen meestal geen zorgverlener betrokken is. Daarom is het voor deze
middelen extra van belang dat vrouwen zichzelf goed informeren over de mogelijke risico’s. De MediMama app heeft geen commerciële belangen en is ontwikkeld in nauwe samenwerking met de KNOV, de NVOG, het CBD (Centraal Bureau Drogisterijbedrijven) en heel veel vrouwen uit de doelgroep. De informatie in de app is gebaseerd op internationale wetenschappelijke literatuur en onderzoek van Moeders van Morgen Lareb.
Inzichten in de MediMama app Op Moederdag 2024 is de MediMama app gelanceerd met een landelijke promotiecampagne. In het afgelopen jaar is de app onder de aandacht gebracht via onder andere social media, grote zwangerschapsplatforms, in drogisterijen en tijdens de Negenmaandenbeurs. Inmiddels is de app al meer dan 25.000 keer gedownload en heeft
MediMama pagina Aantal keer bekeken*
1.Maagzuurremmers12.153
2.Aambeienmiddelen10.401
3.Rennie®10.212
4.Paracetamol8.616
5.Curanol®zalf7.827
6.Neusspraysbij verkoudheid 6.919
7.Keelpijnverzachters5.636
8.Xylometazoline neusspray 5.334
9.Middelenbijhoesten4.772
10.Pijnstillers4.428
*Aantalkeerbekekentussenseptember’24 enjuli’25.
Tabel 1. Top 10 meest bekeken pagina’s in de MediMama app.
Figuur 1. Trends in zoektermen in de MediMama app over de seizoenen.*




hij gemiddeld zo’n driehonderd gebruikers per dag. De meest bekeken pagina’s in de MediMama app gaan over maagzuurremmers, aambeienmiddelen, Rennie® en paracetamol (zie ook tabel 1).
Elke maand wordt er op basis van de gebruikte zoektermen gekeken of er behoefte is aan het toevoegen van nieuwe medicijnen aan de app. Via een knop in de app kunnen gebruikers ook zelf een verzoek doen voor middelen die ze missen. Op basis van de zoektermen worden trends in de informatiebehoefte gevonden. Zo is bijvoorbeeld in de zomer de behoefte aan informatie over DEET toegenomen, terwijl in de winter de vraag naar verkoudheidsproducten groter is (figuur 1). Ook in het voorjaar is een grote piek te zien in het zoekgedrag, dan met name naar hooikoortsproducten als cetirizine.
Meer weten?





Ben je benieuwd naar de app? De MediMama app is te downloaden in de Google Play Store of App Store. Wil je gratis promotiemateriaal ontvangen voor in de praktijk of heb je inhoudelijke suggesties? Mail dan naar info@moedersvanmorgen.nl.
MediMama feitjes
•Je kunt in de MediMama app zowel op merk als op werkzame stof zoeken;
•In de app staan momenteel 264 medicijnen, waarvan 198 zelfzorgmiddelen en 66 medicijnen op recept;
•De app heeft gemiddeld zo’n 300 gebruikers per dag;
•De app geeft ook leefstijladviezen die kunnen helpen bij het verminderen van klachten zonder dat er meteen gestart hoeft te worden met medicijnen;





•De medicijnen in de app zijn ingedeeld in 27 verschillende medicijngroepen. De laatst toegevoegde groepen zijn verkoudheidsbalsems en mondspoelingen;
•Gebruikers bekijken gemiddeld 3 pagina’s per bezoek in de app;
•Je kunt via de app doorklikken naar de Moeders van Morgen Lareb kennisbank voor uitgebreidere informatie over de veiligheid van het medicijn;
•Liever geen app downloaden? Er is ook een webversie van MediMama beschikbaar via medimama.nl.
*Deverticaleasgeefthettotaalaantalkeerweer datditmiddelgezochtisindeMediMamaapp.
Het Voedingscentrum heeft informatie en diverse voorlichtingsmaterialen over voeding die je kunt gebruiken om (aanstaande) ouders te helpen. Bijvoorbeeld over gezond eten tijdens de zwangerschap en het geven van borstvoeding. Speciaal voor jou, gratis te bestellen!


NIEUW: wachtkamervideo’s
Deze animaties over voeding tijdens de zwangerschap zijn speciaal gemaakt voor wachtkamerschermen in jouw praktijk. Download de bestanden of speel af op YouTube.


Praatplaat Voedingsadviezen voor zwangeren
Alle belangrijke voedingsadviezen bij elkaar. Gebruik deze tijdens een gesprek met aanstaande ouders of geef het mee. Ook beschikbaar in Engels, Turks en Arabisch!


Magazine Gezond Groeien
Dit vernieuwde magazine staat vol praktische informatie voor zwangeren en ouders met kinderen tot 1 jaar. Handig om uit te delen tijdens een consult.


Videoserie over borstvoeding
Deze video’s over borstvoeding helpen zwangeren bij de voorbereiding op en het geven van borstvoeding

App Zwangerhap

Met de gratis app ZwangerHap kun je als zwangere of als verloskundige simpel en snel opzoeken of je een product veilig kunt eten



Webpagina voor verloskundigen
Op www.voedingscentrum.nl/verloskundigen vind je actuele informatie, veelgestelde vragen en een e-learning over gezond en veilig eten tijdens de zwangerschap.
www.voedingscentrum.nl




Veilige & effectieve dosering vóór, tijdens en ná de zwangerschap


Natuurlijke en best opneembare triglyceridevorm
Goed voor de ontwikkeling van de hersenen van de baby tijdens de zwangerschap*
Met 900mg DHA en 180mg EPA en verrijkt met 20mcg vitamine D3 en 6mg vitamine E






























