Aan wie uit dit boek of van de website wil kopiëren
Kopiëren zonder toestemming is strafbaar. De opbrengst van dit boek is bestemd om de kosten van de auteurs en de uitgever te dekken.
Uitgeverij Diligentia wil tonen dat het mogelijk is een goed en volledig pakket leermiddelen aan te bieden. Een uitgave op papier, een bordboek, digitaal materiaal ter ondersteuning van de les, extra oefen- en testmateriaal en nieuwe uitgaven ontwikkelen, vergen veel inspanningen van alle medewerkers.
Wij bieden alles aan tegen een correcte prijs waar iedereen recht op heeft.
Dat is alleen te realiseren als het copyright niet geschonden wordt.
Concept en lay-out: Diligentia Uitgeverij
Verantwoording beeldmateriaal
Alle grafiek, schema’s, tabellen, illustraties, video’s, animaties en digitale modules: e-ducate.me voor Diligentia Uitgeverij Foto’s: Shutterstock en beeldarchief Diligentia Uitgeverij e-ducate.me is een afdeling van Diligentia Uitgeverij
Verantwoordelijke uitgever: Diligentia Uitgeverij, Industrieweg 122 A5 9032 Wondelgem, België www.diligentia-uitgeverij.be Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. Bij de samenstelling van Andere Tijden 2 hebben wij teksten en illustraties ontleend waarvan wij de bron niet hebben kunnen achterhalen. Mogelijke rechthebbenden kunnen zich tot de uitgever wenden.
Andere Tijden 2 is een handboek met een interactieve online ondersteuning.
Lees mij
Beste leerling(e)
Andere Tijden is de naam voor een reeks handboeken waarin de geschiedenis wordt bestudeerd van telkens weer andere volkeren en beschavingen, van mensen zoals jij en ik, maar dan in andere tijden. In dit handboek bestuderen we de geschiedenis van Griekenland en Rome.
Deze historische periodes zijn onderverdeeld in hoofdstukken of thema's die beginnen met een historische vraag. Die vraag staat steeds op de rechter bladzijde en is onderverdeeld in één of meer genummerde onderwerpen die samen het antwoord geven op de vraag. Hier wordt de basisleerstof in stappen opgebouwd.
Op de linkerbadzijde vind je informatieve teksten, foto's en reconstructietekeningen die de behandelde onderwerpen concreet, begrijpelijk en aanschouwlijk maken. Daar wordt geen nieuwe leerstof aangeboden, maar het zal je thuis helpen herinneren aan wat in de klas is gezegd en wat van je wordt verwacht.
Na elk hoofdstuk wordt de leerstof in een schematisch overzicht weergegeven en wordt het thema in een samenhanged verhaal nog eens naverteld. Zo raak je de draad niet kwijt.
Andere Tijden hoort bij een interactieve online leersite die e-ducate.me wordt genoemd. Dit wil zeggen dat deze leermethode helemaal gemaakt is om zeer intens te gebruiken tijdens de lessen via het digitaal bord of scherm in de klas. Je leraar/lerares zal daarbij gebruik maken van heel veel originele en verrassende tekeningen, schema's, schetsen, tabellen, foto's enz., maar ook van bewegende beelden, filmpjes en video's. Thuis kan je alles opnieuw bekijken en zo andere tijden en volkeren leren kennen.
We wensen je vooral veel leerplezier met Andere Tijden 2!
• de laatste ijstijd loopt ten einde
• jagers-verzamelaars trekken naar Noord-Europa
boeren komen via de Bosporus in Europa
• eerste ploeg
• paard gedomesticeerd
landbouw wijdverspreid in Europa
Nomadische steppevolkeren verlaten hun stamland boven de Zwarte Zee en verspreiden zich vooral naar het westen.
Latere Grieken, Romeinen en Galliërs hebben hier hun oorsprong.
BRONSTIJD
2300-1600
eerste bronzen voorwerpen in Centraal-Europa
• Minoïsche cultuur op Kreta
• Myceense bronstijdbeschaving komt op
Trojaanse Oorlog met bronzen wapens en uitrusting
Bronstijdculturen
Minoïsche beschaving
Myceense beschaving
Hellas ontstaan stadstaten
De eerste beschavingen in Europa
Boeren in dorpen
Fig. 1.1 Vroeg-neolithische boerderij in Sesklo, in de landstreek Thessalië, Griekenland
Landbouw verspreidde zich vanuit Anatolië (Klein-Azië) langzaam over heel Europa. De eerste boeren bleven net als hun voorouders jagen en wilde eetbare planten verzamelen, maar ontdekten daarnaast ook hoe ze zelf gewassen konden kweken en dat voedsel produceren een betrouwbaardere voedselbron was dan de jacht. Ze leerden ook schapen, varkens en geiten houden. De dieren gaven niet alleen melk en vlees, maar ook wol en huiden voor kleding.
Fig. 1.2 Reconstructie van de archeologische site van Sesklo, een vroeg-neolithisch boerendorp in Noord-Griekenland, ca. 6000 v.Chr.
De volgende stap was dat ze zich vestigden bij de weiden voor hun vee en het land dat ze hadden beplant. Vroege dorpen waren ter bescherming ommuurd.
Vanaf 4500 v.Chr. begonnen boeren in Europa grote monumenten van staande stenen op te richten. Op andere plekken zijn grafheuvels te vinden, grafkamers bedekt met een platte steen en afgedekt met aarde.
Fig. 1.3 Megalithische monumenten in heel het westelijk deel van Europa lijken verband te houden met de verspreiding van de landbouw.
v.Chr.
Opkomst van de Minoïsche beschaving
Voorvaders van de Myceners vestigen zich in Hellas
Handel met Kreta
Indo-Europese stammen in Hellas
Mycene gebruikt strijdwagens
Feodaal georganiseerde koninkrijkjes
Bloeiperiode
Met het verspreiden van de landbouw uit het Nabije Oosten via Griekenland over de rest van Europa, verschenen overal vaste nederzettingen. De steentijd ging over in de metaaltijden. Deze ontwikkelingen leidden naar de bronstijdculturen.
Minoïsche beschaving op Kreta
Brons is het eerste metaal dat de mens zelf heeft gemaakt door 9 delen koper en 1 deel tin samen te smelten.
Tin maakt koper hard. Het werd gloeiendheet gegoten in een mal of gietvorm voor gebruiksvoorwerpen, beeldjes, werktuigen en wapens. Brons maakte het leven gemakkelijker, maar het was schaars en duur.
Myceense beschaving op het vasteland
De citadel van Mycene is een versterkte hoogte zoals de meeste vestigingen uit de Myceense tijd. Alleen een krijger die rijk was, kon zich een bronzen uitrusting veroorloven en dit leidde tot een elite die de rest van de samenleving beheerste.
Grote ramp (aardbeving?)
verwoest Knossos
Machtsovername door Mycene
Mycene heerst over Kreta
De paleiscultuur van Kreta is de eerste complexe samenleving uit de bronstijd in Europa met een verfijnde cultuur.
Doriërs vallen binnen: ondergang beschaving in Hellas
Grote volksverhuizingen storten het oosten van het Middellandse Zeegebied in Donkere eeuwen
Koninkrijken verdwijnen en aristocraten nemen de macht over 1200 Mycene verslaat Troje in de Trojaanse Oorlog
Grieken zwermen uit over de Middellandse Zee Kolonisatie en zeehandel Poleis worden welvarend
Fig. 1.4 Trappenhuis (heropgebouwd), in het paleis van Knossos
Fig. 1.5 Archeologische site, paleis van Phaistos
Fig. 1.6 Mycene, gouden dodenmasker Agamemnon, Nat. Museum Athene
Fig. 1.7 Leeuwenpoort, toegang tot de burcht van Mycene, ca. 1250 v.Chr.
1 De naam kennen van het gebied waar de klassieke geschiedenis zich afspeelt en kunnen situeren op een kaart.
2 Weten in welke periode de geschiedenis van het oude Griekenland zich afspeelde en die kunnen voorstellen op een tijdlijn.
3 Het gebied rond de Middellandse Zee in twee bekkens verdelen op een kaart en hun naam erbij vermelden.
4 De culturen die ontstaan in de twee delen van de Middellandse Zee noemen en op de gepaste plaats noteren op de kaart.
5 Het klimaat van de mediterrane wereld typeren en de kenmerken van de winter en de zomer geven.
6 De denkbeeldige vegetatiegrens met de rest van Europa noemen en verklaren.
7 Het reliëf van de mediterrane wereld met twee woorden typeren.
8 Op de aardrijkskundige kaarten van de Griekse wereld en het Italisch schiereiland telkens tien plaatsen aanduiden.
9 Een vergelijking maken tussen de twee delen van de Middellandse Zee op basis van aardrijkskundige kenmerken.
10 De volkeren die leven in de periferie van de antieke wereld kunnen noemen en aanwijzen op de kaart.
11 De twee oudste culturen van Europa kunnen noemen, gezamenlijk benoemen en situeren in hun gebied.
12 De twee bronnen voor de geschiedenis van de Egeïsche beschavingen kunnen vermelden.
13 Uitleggen welke de kenmerken zijn van Griekse mythen en hoe we ze moeten begrijpen.
14 Het verband aantonen tussen de mythen van Kreta en de archeologie.
15 Enkele vondsten noemen van de Minoïsche cultuur en het karakter van die beschaving toelichten.
16 Uitleg geven over de herkomst van de eerste Grieken, wie ze zijn en waar ze zich vestigden.
17 Het belangrijkste kenmerk van de Myceense samenleving kunnen noemen en op een tekening toelichten.
18 Twee historische feiten uit de geschiedenis van deze vroege Grieken op een tijdlijn aanbrengen met de data.
19 Enkele vondsten noemen van de Myceense cultuur en het karakter van deze beschaving toelichten.
20 De gebeurtenis noemen die het einde van de eerste Griekse beschaving verklaart en aangeven wat het belangrijkste gevolg daarvan was.
Het decor van de klassieke oudheid
0 250 500 km
Romeinse beschaving
westelijk bekken
Griekse beschaving
oostelijk bekken
Het Middellandse Zeegebied
Fig. 1.8 Kalamia Beach, Ionische eilanden (Griekenland)
Fig. 1.10 Olijfolie (Spanje)
Fig. 1.12 Citrusvruchten
Fig. 1.9 Vlam Olympische Spelen (Athene, 2020)
Fig. 1.11 Talenonderwijs
Fig. 1.13 Colosseum (Rome)
Verkenning van de mediterrane wereld 1
De klassieke oudheid is de tijd die beheerst wordt door de geschiedenis van de oude Grieken en de Romeinen. De plaats waar die zich afspeelt, verschuift nu helemaal van het oude Nabije Oosten naar het Middellandse Zeegebied. We verkennen eerst deze nieuwe historische ruimte.
VRAAG 1: Hoe kennen wij het Middellandse Zeegebied?
1 Verken de historische ruimte rond de Middellandse Zee
Het Middellandse Zeegebied is verdeeld in twee bekkens die grotendeels overeenstemmen met de beschavingen of culturen die er zijn ontstaan.
We onderscheiden het oostelijk bekken waar de Griekse beschaving ontstond en het westelijk bekken waar de Romeinse beschaving ontstond. Het hele gebied wordt ook nog de mediterrane wereld genoemd.
2 Sporen van de antieke wereld
Op allerlei manieren komen wij vandaag in contact met het Middellandse Zeegebied:
• talenonderwijs: Latijn en Grieks, romaanse talen zoals ...
VRAAG 2: Welke zijn de natuurlijke kenmerken van de mediterrane wereld?
1 Kenmerken van het mediterrane klimaat
Zoals te zien is op de klimaatkaart heeft Europa verschillende klimaatzones.
2 Het klimatogram van Napels
Napels heeft een warmgematigd zeeklimaat, want de zomer is warm en droog (zomermaanden van 10 °C of meer) en de herfst- en wintermaanden zijn nat.
neerslaggrens of olijfgrens: grens tussen het milde zeeklimaat in het zuiden en het koele tot koude landklimaat in de rest van Europa. Boven deze grens kan de olijfboom niet groeien. Hij is gewapend met harde bladeren tegen de hitte, die ook het water vasthouden van de natte winters.
Klimatogram van Napels temperatuurcurve neerslagcurve
Atlantische Oceaan
Noordzee
Zwarte Zee
Middellandse Zee
Fig. 1.14 Het klimaat
Bergen en zeeën
De geschiedenis van Griekenland en Rome wordt erg beïnvloed door het grillige reliëf dat het gebied van deze beschavingen kenmerkt. Italië is een schiereiland midden in de Middellandse Zee, omringd door de Adriatische Zee, de Ionische Zee en de Tyrrheense Zee. De Apennijnen vormen de ruggengraat die het land verdelen in een bergland met herders en vlakke vruchtbare streken met boeren in de Povlakte en het westen. Griekenland is eveneens een bergachtig schiereiland met grillige kusten en honderden eilanden die de verbindingsweg zijn met de kusten van Klein-Azië. Kreta in het zuiden van de Egeïsche Zee is het grootste eiland en komt het eerst tot bloei. De valleien van het vasteland zijn klein, hebben een schrale bodem en verplichten de mensen in kleine groepen te leven. Onvoldoende bestaansmiddelen doen de bevolking al vroeg uitwijken naar andere gebieden.
Fig. 1.15 Oro-hydrografische kaart van Europa en het Middellandse Zeegebied
Volkeren in de periferie van de antieke wereld
Iberiërs (Spanje, Portugal) vermengen zich vanaf de 4de eeuw v.Chr. met Kelten die het gebied binnenkomen vanuit Centraal-Europa.
Kelten of Germanen zwermen uit over Europa vanaf de 8ste eeuw v.Chr.
Rome
Iberisch Schiereiland
Romeinse Rijk van de stichting van Rome in 753 v.Chr. tot de grootste omvang in de 1ste eeuw
Mesopotamië In Tweestromenland langs de Tigris en de Eufraat ontstaat de eerste stroomcultuur of beschaving vanaf 3500 v.Chr.
Zwarte Zee
Griekse Wereld
Middellandse Zee
Egypte Fenicië
Minoïsche beschaving op Kreta paleizencultuur 2000-1450 v.Chr.
Feniciërs leven in kleine stadstaten aan de oostkust vanaf 2000 v.Chr.
het oude Egypte farao's van 3500 tot 30 v.Chr., vreemde bezetters vanaf de 8ste eeuw v.Chr.
3 Het mediterrane reliëf
Twee aardrijkskundige eigenschappen zijn heel opvallend voor de hele mediterrane wereld zoals kaarten aantonen, nl. bergen en zeeën
Aardrijkskundige kaarten van het Italisch schiereiland en de Griekse wereld:
a Belangrijke plaatsen op het b Belangrijke plaatsen in de Italisch schiereiland Griekse wereld
1 Middellandse Zee
2 Adriatische Zee
3 Ionische Zee
4 Tyrrheense Zee
5 Alpen
6 Apennijnen
7 Tiber
8 Po(vlakte)
9 Sicilië
10 Rome
1 Middellandse Zee
2 Egeïsche Zee
3 Zwarte Zee
4 Griekse vasteland
5 Peloponnesus
6 Klein-Azië
7 Kreta
8 Troje
9 Athene
10 Spar ta
Kenmerken westelijk bekken oostelijk bekken
gebied Italisch schiereiland Griekse wereld landschap grote vruchtbare vlakten kleine vruchtbare vlakten eilanden weinig veel kust eerder recht eerder grillig reliëf vlak bergachtig
• samenleven in grote groepen
gevolgen
• gericht op het land
• grote landbouwopbrengsten
• samenleven in kleine groepen
• gericht op de zee
• kleine landbouwopbrengsten
De oudste cultuur van Europa, de Minoïsche beschaving, ontstond op het eiland Kreta. In hetzelfde gebied vestigden zich ook de eerste Grieken op het vasteland: ze brachten er de Myceense beschaving tot stand. Beide culturen gingen de klassieke oudheid vooraf, maar ze legden wel de fundamenten van een nieuwe historische tijd vanaf 800 v.Chr.
Koningen in paleizen op Kreta
Het paleis van Knossos ligt in de vallei van de rivier Kairatos die door Knossos loopt en uitmondt in de haven aan de zee. In de Minoïsche tijd waren de omliggende heuvels bedekt met eiken en cipressen. De voortdurende bewoning van dit gebied vanaf zowat 7000 v.Chr. heeft voor grote veranderingen gezorgd in het natuurlijke milieu waardoor het moeilijk is ons nu een voorstelling te maken van het landschap in die tijd. Dit majestueuze paleis wordt toegeschreven aan de legendarische koning Minos. Ook Phaistos in het zuiden van het eiland had een paleis en een haven, maar op een tiental andere plaatsen zijn er nog paleizen te vinden die wachten op opgraving. In de samenleving op Kreta speelden de paleizen een grote rol zodat we kunnen zeggen dat de Minoïsche beschaving een paleizencultuur was.
Fig. 1.16 Het paleis van de legendarische koning Minos in Knossos op Kreta
Fig. 1.17 Voorraadmagazijn (boven) en grondplan van het door A. Evans opgegraven paleis (r)
Egeïsche beschavingen 2
De eerste culturen van Europa waren Egeïsche beschavingen. Wat we erover weten, komt voort uit twee soorten bronnen: de mythen van de Grieken en de archeologie. Geschiedenis en het mythologisch verleden lopen voor de oudste Grieken door elkaar heen.
2.1 Minoïsche paleizen
VRAAG 3: Wat zijn mythen?
1 Maak kennis met mythen
mythe oorspronkelijke betekenis: gesproken woord of vertelling. In de Griekse prehistorie werden mythen mondeling overgeleverd. Ook zangers trokken rond om de verhalen over goden, halfgoden en helden te verspreiden.
Mythen zijn vertellingen die verklaren hoe de kosmos, de wereld, de natuurverschijnselen zijn ontstaan in de loop van een onbepaald verleden tijd. Die verhalen zeggen ook veel over de vertellers: wie ze zijn, wat ze denken en doen en wat hun plaats is tussen de andere volkeren. In de mythologische verhalen komen almachtige en onsterfelijke goden, halfgoden, helden, dieren en denkbeeldige vreemde wezens voor op wie de tijd geen vat heeft. Mensen zijn afhankelijk van hen, want al die personages beschikken vaak over bovenmenselijke eigenschappen. Wat in de godenwereld gebeurt, verklaart ook wat in de mensenwereld anders onverklaarbaar is. Goden komen ook tussen in oude, bijna vergeten historische gebeurtenissen. Zo worden gebeurtenissen tot mythe verheven. Aan mythen wordt geloof gehecht: binnen de gemeenschap waarin de mythen worden overgeleverd, zijn ze geloof en geschiedenis tegelijk, een denkbeeldige realiteit.
Een mythe is een verhaal (over goden en helden) dat een verklaring geeft voor gebeurtenissen in de mensenwereld en waarin de vertellers zichzelf en hun verleden herkennen.
VRAAG 4: Wat zeggen de mythen over Kreta?
Wat Griekse mythen vertellen over Kreta
Athene was schatplichtig aan Kreta. Ooit werd in een twist de zoon van de koning van Kreta gedood. Nu moesten de Atheners om de drie jaar koningskinderen als voedsel voor een monster naar Kreta brengen. Lees hier hoe ze verlost raakten van die zware last.
Theseus, zoon van de koning van Athene, liet zich vrijwillig naar Kreta brengen, met als doel de Minotaurus te doden. Hij sprak met zijn vader af de zwarte zeilen op zijn schip te vervangen door witte bij zijn terugkeer. Dan zou hij vanop grote afstand kunnen zien dat zijn zoon het overleefd had en dat hij de Minotaurus had verslagen. Theseus kreeg bij zijn avontuur in het labyrint hulp van Ariadne, de dochter van koning Minos, die verliefd op hem was geworden. Ze gaf Theseus een klos garen, zodat hij later de weg terug zou kunnen vinden. Theseus ging het labyrint binnen, rolde de draad van Ariadne af en doodde de Minotaurus met het zwaard dat hij van zijn vader Aegeus had gekregen. Op de terugweg vergat Theseus de zeilen te verwisselen. Toen zijn vader het schip met zwarte zeilen zag aankomen, dacht hij dat zijn enige en zeer geliefde zoon dood was. Overmand door verdriet en wanhoop sprong de koning in zee en verdronk. Theseus werd koning van Athene en besloot de zee, waarin koning Aegeus verdronken was, de Egeïsche Zee te noemen.
Fig. 1.18 Theseus doodt de Minotaurus
Fig. 1.19 Troonzaal van koning Minos. De vele kamers van het paleis (ongeveer 1300) waren smaakvol versierd met afbeeldingen van mensen in processies en met dansers, stieren, dolfijnen, griffioenen, natuurmotieven, lelies en vogels.
Arthur Evans (1851-1941)
Britse archeoloog die in 1878 voor het eerst Knossos bezocht, het terrein aankocht en er opgravingen verrichtte vanaf 1900. Hij herbouwde grote delen zoals hij dacht dat ze waren geweest.
De Britse archeoloog Arthur Evans deed in de periode 1900-1931 grootscheepse opgravingen op Kreta en legde het 'paleis' van Knossos bloot. Hij noemde deze cultuur de Minoïsche beschaving naar Minos, de koning uit de mythen. Deze beschaving was waarschijnlijk vredelievend, want de bouwwerken werden niet beschermd met verdedigingsmuren.
Opkomst
De eerste bewoners van Kreta kwamen waarschijnlijk uit Anatolië (Klein-Azië) toen de boeren er vertrokken richting Europa na 7000 v.Chr. en zich vestigden op de kusten van het eiland. De kleine nederzettingen groeiden op heel wat plaatsen geleidelijk uit tot grote wooncentra en kleine steden. De vruchtbare grond van Kreta leverde graan, wijn en olie.
Echte welvaart kwam er mettertijd door handel te drijven met andere steden uit het Middellandse Zeegebied, o.a. met Griekenland, Egypte en Fenicië.
Deze activiteit was geconcentreerd rond bouwwerken die door hun omvang en rijkdom 'paleizen' werden genoemd door de latere ontdekkers. Uit de aanwezigheid van grote voorraadmagazijnen en een vroeg beeldschrift op kleitabletten - dat slechts gedeeltelijk is ontcijferd - met voorraadlijsten, blijkt dat de paleizen economische centra waren. Het schrift versterkt ook het vermoeden dat de Kretenzers een geordende maatschappij hadden met koningen aan de top en dat de paleizen de bestuurscentra waren.
Ondergang
Een natuurramp, de uitbarsting van de vulkaan op het eiland Thera (nu Santorini) ca. 1450 v.Chr. met aardbevingen, vloedgolven en brand, verwoestten het paleis van Knossos. Ook economisch ging het door de toenemende handelsconcurrentie van buiten Kreta, o.a. door de Myceners van het vasteland, steeds minder goed. De orde en de hiërarchische structuur van de samenleving verdwenen. Het paleis van Knossos werd wel herbouwd, maar een zware aardbeving maakte in 1380 v.Chr. een definitief einde aan de Minoïsche beschaving. Deze beschaving was nu zo verzwakt dat de krijgszuchtige Myceners uit de Peloponnesus (zuiden van Griekenland) de macht konden grijpen. Tal van dorpen liepen leeg. Veel bewoners verhuisden naar hoger gelegen gebieden of verlieten zelfs het eiland. Tegen het einde van de Myceense periode (omstreeks 1200-1100 v.Chr.) heeft Kreta nog een periode van welvarendheid gekend en was het een dichtbevolkt eiland met een sterke zeemacht. Maar dan drongen de Doriërs, een groep van Griekssprekende stammen van over het vasteland, het eiland binnen en Kreta raakte geïsoleerd van de rest van Griekenland.
Fig. 1.20 Stierspringen, een populair en acrobatisch spel op Kreta
1 De mythe van Theseus en de Minotaurus
Namen van enkele mythologische figuren:
• Kreta: koning Minos van Kreta en zijn dochter Ariadne, de Minotaurus - een wezen, half mens half stier- huist in een labyrint (paleis van de koning)
• Grieken: koning Aegeus van Athene en zijn zoon Theseus
Mythologische helden brengen geluk voor de gemeenschap, niet voor zichzelf: Theseus verlost de Grieken van het monster, maar moet Ariadne achterlaten. Zijn beloning is eer en roem.
2 Mythologie en archeologie
elementen uit de mytheelementen uit de archeologiegeschiedenis
koning Minos paleis met veel kamers ja Minotaurus stieren op fresco's ja labyrint grondplan als een doolhof ja
De dubbele openbare rol van het paleis van Minos kan verklaard worden met vondsten. Het paleis is:
• een bestuurlijk centrum: koning(en) met een heel groot paleis
• een economisch centrum: grote voorraadmagazijnen
Dat maakte Mycene tot een paleiseconomie
3 Archeologische vondsten en cultuur
a De cultuur van Kreta is de Minoïsche beschaving (naar koning Minos)
b Vier archeologische overblijfselen die de Minoïsche cultuur typeren: 1 bouwelementen 2 vazen met natuurmotieven 3 sieraden 4 fresco's
4 Het einde van de Minoïsche beschaving
1. bouwkunst: (omgekeerde) zuilen
2. aardewerk met natuurmotief (golven of bloemen)
3. gouden sieraad
4. fresco, La Parisienne (met Egyptische invloed: oog frontaal)
Het einde van deze schitterende cultuur kwam niet plots: natuurrampen troffen het eiland (vulkaanuitbarsting, aardbeving), toenemende handelsconcurrentie en verovering van het eiland door de Myceners, invallen van de Doriërs isoleerden het eiland van de rest van de Griekse wereld.
eerste nederzettingen
• paleiscultuur ontstaat: geordende samenleving rond centra als Knossos en Phaistos
begin van de beschaving
• welvaart door landbouw en handel met andere steden en landen
• einde van de Minoïsche cultuur door natuurrampen
• toenemende handelsconcurrentie
Minoïsche beschaving 3300 2200 1450 1200-1100
Doriërs vallen binnen: donkere tijd breekt aan met oorlogen en verval van de cultuur 7000 v.Chr.
• verovering van Kreta door de Grieken van Mycene
Krijgers in burchten
Mycene
Indo-Europese stammen kwamen vanaf 2000 v.Chr. het Griekse vasteland binnen als herders en boeren. Ze worden later Grieken of Hellenen genoemd. In de loop van een lange tijd organiseerden ze zich in een groot aantal onafhankelijke rijkjes. Daar had een koning alle macht in handen en hij voerde de edelen aan die hem militair steunden tegen andere nederzettingen. Ze woonden in ommuurde burchten of paleizen op een heuveltop of akropolis. Alles draaide rond de versterking: hier zijn de opslagplaatsen met (voedsel)voorraden en importproducten te vinden, de ateliers van de ambachtslui en de verblijven van de helpers in het bestuur van de omliggende dorpen. Er ontstonden mettertijd centra die uitgroeiden tot de steden Mycene, Argos, Tiryns en Korinthe in de landstreek Argolis. Vanaf 1600 v.Chr. spreken we van de Myceense beschaving omdat Mycene de andere vorstendommen, zelden groter dan 50 huizen, begon te domineren. De Myceners met hun paleiseconomie leefden van de landbouw en de zeehandel. Daarbij werden roofzucht en piraterij niet geschuwd. Omstreeks 1200 v.Chr. zouden handelsbelangen de Grieken in conflict brengen met Troje dat de toegang tot een belangrijk gebied rond de Zwarte Zee controleerde. Talrijke koningsgraven werden in Mycene teruggevonden, in grafcirkels met schachtgraven en in koepelgraven. De graven bevatten skeletten en rijke grafgiften zoals dodenmaskers, sieraden, bronzen wapens en aardewerk. Na 1200 v.Chr. werden de meeste Myceense centra verwoest door invallen van migrerende Dorische stammen die net als zijzelf uit het noorden kwamen. De Grieken gingen op de vlucht en zwermden uit over de hele Griekse wereld.
Fig. 1.22 De Leeuwenpoort, hoofdtoegang tot de burcht van Mycene
Fig. 1.23 Vaas met soldaten, uit een Myceens graf. Zes soldaten zijn uitgerust met een bronzen schild, speer en helm.
Fig. 1.21 De burcht van Mycene
2.2 Myceense burchten
VRAAG 6: Wat zegt de archeologie over Mycene?
1 De beschaving van de eerste Grieken
De beschaving van de eerste Grieken wordt de Myceense beschaving genoemd, naar de belangrijkste nederzetting van deze Griekse groep Achaeërs, de Myceners. De nederzettingen van de Grieken waren eerder klein, maar sommige centra groeiden uit tot een rijkje rond een burcht met een koninklijk paleis. Op de tekening komen de nummers die overeen met onderstaande beschrijving. Nederzettingen op een heuveltop (1), zoals van Mycene en andere plaatsen, worden burchten genoemd. Het zijn versterkte vestingen met muren die zijn opgetrokken uit grote onregelmatige blokken van lokale steensoorten. Men spreekt ook wel van cyclopische muren (2), alsof ze door reuzen waren opgetrokken. Die muur is in Mycene 900 meter lang en de oppervlakte binnen de muren bedraagt 30 000 m². De muur was zes tot acht meter dik en de hoogte bedroeg meer dan 9 meter. Dergelijke steden waren toegankelijk via zwaar beveiligde poorten, vaak dubbel met een sluis ertussen. De Leeuwenpoort (3) was de hoofdpoort, een doorgang met vier rechthoekige blokken voor de drempel, twee stijlen en een bovendorpel. Op de bovendorpel zijn twee blokken schuin omhoog geplaatst om het gewicht af te leiden. Twee leeuwinnen staan afgebeeld aan weerszijden van een zuil. De zware houten deuren die de opening aan beide zijden afsloten, zijn vergaan. Deze hele constructie is het eerste monumentale bouwwerk in Europa. Van de Leeuwenpoort loopt een weg naar het koninklijk paleis (4) op de akropolis. De kern van het paleis is het megaron: een grote zaal waar een ronde platte haard brandde tussen vier zuilen onder een opening in het dak (met een overkapping). Die ruimte fungeerde als haardstede en vergaderplaats voor mannen. De beschilderde pleistervloeren en de fraaie muurfresco's lijken op die in de paleizen van Kreta. Rond het centrale paleis lagen woningen (5) van leden van de aristocratie en van minder belangrijke burgers. Nog binnen de ringmuur zijn zes schachtgraven (6) in een grafcirkel (7)ontdekt met 19 skeletten van drie koninklijke generaties.
De rijke grafinhoud van een aantal graven bestond uit gouden en zilveren maskers, vaatwerk, juwelen en wapens. Mogelijk was het oorlogsbuit, of voorwerpen door Kretenzische kooplui verkocht, of ze zijn het product van op het eiland geronselde artiesten. Naast de grafcirkel bevond zich de ambachtswijk (8) met opslagruimten voor landbouwproducten uit het ommeland en kostbare importproducten.
2 Archeologische vondsten en cultuur
a De cultuur van de eerste Grieken op het vasteland wordt de Myceense beschaving genoemd (naar de nederzetting Mycene)
b De archeologen vonden twee soorten koningsgraven in Mycene: schachtgraven in grafcirkels en koepelgraven Hieruit blijkt dat Mycene goudrijk was (gouden drinkbekers, dodenmaskers, bronzen dolken met inlegwerk).
c Vergelijk de twee Egeïsche beschavingen
Kreta en MyceneMinoïsche beschaving Myceense beschaving herkomst volk Klein-Azië vanaf ca. 7000 v.Chr.Centraal-Europa ca. 2000 v.Chr. organisatie koningen in grote paleizenkoningen in burchten op heuvels economie paleiseconomie en handel (Knossos) paleiseconomie en zeehandel (Mycene) samenleving vreedzaam (geen muren) krijgers (helden en wapenfeiten) einde natuurrampen en Myceneinvallende Doriërs (ijzen wapens)
gevolgen
• Mycene neemt macht over
• Kreta geïsoleerd/invallen Doriërs
• einde mediterrane culturen
• drie donkere eeuwen
Heinrich Schliemann (1822-1890)
Duitse archeoloog die Mycene ontdekte en de bekende burcht blootlegde nadat hij eerder de stad Troje aan de Hellespont had opgegraven.
Myceense beschaving
2000 v.Chr.
Indo-Europese stammen komen het Griekse vasteland binnen
1600
Mycene wordt het belangrijkste centrum van de Griekse beschaving
1200
oorlog tegen Troje invallende stammen van Doriërs veroveren de staatjes van de Peloponnesus en verdrijven de bevolking
1100
• einde van de Myceense beschaving
• drie 'Donkere eeuwen' breken aan
800
• stadstaten ontstaan
• begin van de klassieke oudheid
Deze dolk is ingelegd met goud, zilver en noëllo (een mengsel van zilver, koper en zwavel en soms lood met een diepzwarte kleur). De dolk toont een tafereel met een leeuwenjacht. De mannen gebruiken lansen en speren en beschermen zichzelf met schilden. Deze dolk laat zien dat in de Myceense maatschappij dapperheid belangrijk is.
Fig. 1.29 Versierd aardewerk uit een ongeschonden graf in Nemea
Feiten ...
De Myceners hadden het handelsnetwerk van Kreta overgenomen na de vulkaanuitbarsting die het eiland had verwoest. Ze kwamen daarbij in botsing met Troje, een strategisch gelegen handelsstad aan de Hellespont. De Trojanen belemmerden de toegang tot de landbouwnederzettingen rond de Zwarte Zee met zware tolheffingen en de Grieken wilden vrije doorgang. Het kwam tot een oorlog die tien jaar aansleepte en de geschiedenis is ingegaan als de beroemdste van alle oorlogen: de Trojaanse Oorlog Troje valt en wordt verwoest.
en mythe
De schaking van Helena, gehuwd met koning Menelaus van Sparta, door Paris, zoon van koning Priamus van Troje, is de aanleiding tot de oorlog. Daarop volgt de veldtocht om Helena te bevrijden onder leiding van koning Agamemnon, de broer van Menelaus en koning van Mycene. Het eigenlijke thema van de Ilias van Homerus is de wrok van Achilles tegen Agamemnon: ruzie om een buitgemaakte slavin. Achilles onttrekt zich hierom aan de strijd. Militaire rampspoed voor de Grieken is daarvan het gevolg. De dood van Achilles' wapenmakker Patroclus doet Achilles weer aan de strijd deelnemen om zich te wreken op Hector, de grootste Trojaanse held die Patroclus uitschakelde. De dood van Hector is de laatste episode van de Ilias. Achilles sneuvelt ook, getroffen door een pijl in zijn spreekwoordelijk geworden achillespees. De inname van Troje met de krijgslist van het Houten Paard is het begin van de Odyssee.
Het
Fig. 1.24 Gouden dodenmasker van Agamemnon
Fig. 1.25 Schatkamer van Atreus, vader van Agamemnon. Koepelgraf, gevormd met lagen stenen die naar omhoog toelopen.
Fig. 1.26 Restanten van een fresco uit een Myceens graf
Fig. 1.27 Bronzen dolk uit de koningsgraven (lengte ca. 23 cm, Archeologisch Museum, Athene)
Fig. 1.28 Gouden drinkbeker van Vaphio
7:
1 De mythologische verklaring voor de Oorlog om Troje
Lees in de tekst hoe het oordeel van Paris de aanleiding is tot het conflict met Troje. Op een dag, toen Paris weer zat te dromen, kreeg hij een visioen. Er stonden drie vrouwen plotseling op vanuit de grond. Deze vrouwen waren zo mooi dat hij meteen met zijn handen voor zijn ogen op zijn knieen ging. De eerste vrouw sprak hem aan: 'Sta op, Paris, zoon van Priamus, en wees niet bang voor ons. Ik ben Hera, de gemalin van Zeus, die heerst over mensen en goden en ik kom met mijn gezellinnen bij je met een opdracht. Sta op, kijk ons aan en geef de gouden appel die ik in je hand zal leggen, aan de mooiste van ons drieën. Maar bedenk daarbij wel wat je loon zal zijn als de appel terugkeert naar de hand die ze je geeft: in dat geval maak ik je tot de machtigste man die op aarde leeft, zoals mijn gemaal de machtigste is van alle goden.' Paris was totaal verbaasd en nam de appel aan. Onmiddellijk stapte de tweede vrouw op hem af en zei: 'Wat is voor jou, telg uit het roemrijke geslacht van Troje, het hoogste dat een man ten deel kan vallen: de roem van de dapperheid die de held onsterfelijk en aan de goden gelijk maakt? Wil je dat eenmaal de zangers in verre landen zullen zingen van Paris, de grootste held die ooit op aarde leefde? Geef dan de appel aan mij … ik ben Pallas Athena!' Meteen nadat zij dit had gezegd stond de derde voor hem. Dit was duidelijk de mooiste van allemaal. Paris keek naar haar en er stroomde een golf van geluk door hem. Met een lieve glimlach zei ze: 'Schoner dan je mooiste dromen is de vrouw die voortaan je leven zal delen, als je haar kiest die nu voor je staat en die naar waarheid mag zeggen dat ze de mooiste is.' Dit vond Paris ook, de derde vrouw was toch echt de mooiste, en gaf de appel meteen aan Afrodite, de godin van liefde en schoonheid. (grieksemythologie.wordpress.com)
2 Het verloop van de Trojaanse Oorlog volgens de mythe en de feiten
Ilias (Homerus)
Oorlog om Troje
oorzaak schaking van Helena door Paris, zoon van Priamus
belemmering toegang tot de Zwarte Zee
verloop gevechten tussen heldenbelegering van Troje
einde dood van Hector vernietiging van Troje
De toegang tot de Zwarte Zee was voor de Grieken van levensbelang omdat gebieden rond deze zee landbouwkolonies waren. Ze riskeerden er de oorlog tegen Troje voor dat zijn ligging uitbuitte. De werkelijke feiten werden daarom voorgesteld als mythologische waarheden.
3 Twee wapenfeiten uit de Myceense geschiedenis
• de verovering van Kreta
• de vernietiging van Troje in de Trojaanse Oorlog
4 Besluiten bij de Egeïsche beschavingen
De Ilias is een secundaire bron Homerus schreef de Ilias voor zijn tijdgenoten. Een verhaal dat dikwijls wordt doorverteld verandert met de tijd.
Door mensen of feiten te verheerlijken worden ze legendarisch
Mythen zijn geloof en geschiedenis tegelijk.
Mythen verklaren gebeurtenissen in de mensenwereld.
Mythen komen bij alle culturen voor
Homerus (ca. 800-750 v.Chr.) Grieks schrijver, dichter en zanger. Hij vervaardigde een groot aantal epische (verhalende) gedichten waarin hij overgeleverde heldensagen, godenverhalen en mythische vertellingen uit zijn cultuur verwerkte.
De Ilias beschrijft slechts 51 dagen (de twist tussen Achilles en Agamemnon, de wrok van Achilles en de dood van Hector) aan het eind van tien jaar Oorlog om Troje, het verhaal van de gevechten tussen de helden die het verloop van de oorlog bepaalden. De Odyssee verhaalt de lotgevallen van koning Odysseus die na de oorlog terugkeert naar zijn land, het eiland Ithaka. De Ilias en Odyssee werden 400 jaar na de feiten opgetekend.
Fig. 1.30 Achilles bekampt Hector
OVERZICHT De mediterrane wereld
Egeïsche
beschavingen
(bronstijd)
3000 v.Chr.
2500 v.Chr.
2000 v.Chr.
1500 v.Chr.
1000 v.Chr.
500 v.Chr.
Cycladische eilandcultuur
Minoïsche paleizen
De beschaving van Kreta wordt de Minoïsche cultuur genoemd naar de legendarische koning Minos. De bloeitijd van deze cultuur ligt tussen 2200 en 1450 v.Chr. en is vooral bekend van paleizen die werden opgegraven zoals dat van Knossos, door Arthur Evans in het begin van de 20ste eeuw. Door het groot aantal kamers en gangen lijken de paleizen op een labyrint en moeten ze wel bestuurlijke centra van de samenleving zijn geweest. Voorraadmagazijnen doen vermoeden dat ze ook het economisch centrum waren.
1
Donkere eeuwen
Minoïsche beschaving
Griekse beschaving
Myceense beschaving
De kamers waren smaakvol versierd met kleurige fresco's die een ontspannen, vrolijke indruk maken met onderwerpen uit de natuur van planten, vogels, springende vissen en dolfijnen. Acrobaten voeren gewaagde stierenspelen uit. Stieren met grote horens kwamen veel voor als symbool voor de macht van de heersende koning. Ook vazen en kruiken waren versierd met natuurmotieven. Kretenzers waren vredelievend en vreesden geen gevaar van buitenaf, want de steden en paleizen hadden geen verdedigingsmuren. Een uitbarsting van de vulkaan op het eiland Thera en de gewelddadige invloed van de naburige Myceners maakten een eind aan de Minoïsche beschaving rond 1200 v.Chr.
Ionische
Zee
Korinthe
Mycene
Argos
Pylos
EGEÏSCHE BESCHAVINGEN
Myceense beschaving
Cycladische beschaving
Sparta
Tiryns
Thebe
Athene
Zee 0 50 100 km N N
Minoïsche beschaving
Myceense burchten
Egeïsche
Troje
KLEIN-AZIË
Delos
CYCLADEN
Thera (Santorini)
Knossos
Rhodos
Indo-Europese stammen vestigden zich na 2000 v.Chr. op het Griekse schiereiland. Ze ontwikkelden er de Myceense beschaving, genoemd naar Mycene, hun belangrijkste centrum. Ze vestigden zich op heuveltoppen in versterkte burchten met een paleis voor de koning in het centrum. De Achaeërs waren de eerste Grieken omdat de stammen allemaal varianten van dezelfde taal spraken in hetzelfde gebied. Ze waren vechtlustig van aard en ze bekampten elkaar. Later vochten ze samen tegen de stad Troje dat hun handelsbelangen schaadde door de toegang tot de Zwarte Zee te belemmeren. De 10-jarige oorlog om Troje is meesterlijk door Homerus bezongen in de Ilias. Sieraden, dodenmaskers, juwelen, gouden drinkbekers en kunstig beschilderd aardewerk werden teruggevonden in de schachtgraven van het goudrijke Mycene. Tussen 1200 en 1100 v.Chr. kwam er vrij abrupt een einde aan deze beschaving omdat Dorische stammen met ijzeren wapens de Peloponnesus inpalmden.
KRETA
Phaistos
Malia
Zakros
Samenhang
De eerste beschavingen in de Griekse wereld zijn prehistorische en voor-Griekse culturen omdat ze de voorlopers zijn van het antieke Griekenland. De Steentijd is voorbij, want mensen gebruiken nu voor het eerst een metaal dat ze zelf vervaardigen met koper en tin: brons. In deze Bronstijd ontstaan twee beschavingen.
1 De Minoïsche beschaving
In de periode dat de eilandbeschaving op de Cycladen floreerde, ontstond op Kreta de Minoïsche beschaving. Minos is een legendarische koning op Kreta, de zoon van Zeus en Europa. De Minoërs waren boeren, ambachtslui en zeelui die handel dreven met Egypte, Cyprus, Zuid-Italië en Troje, de machtige stad aan de toegang naar de Zwarte Zee. Ze waanden zich door hun centrale ligging en hun economische rol zo machtig dat ze steden en paleizen bouwden zonder muren eromheen, want niemand durfde Kreta aan te vallen. Op het eiland heerste vrede. Op Kreta waren wel honderd rijke steden te vinden zoals Knossos, Phaistos, Malia en Zakros. In opdracht van koning Minos had de al even legendarische architect Daedalus een indrukwekkend paleis gebouwd met op sommige plaatsen vijf verdiepingen en wel 1300 kamers. Behalve de koning en zijn gezin woonden er ongeveer 500 medewerkers en ambtenaren, de helpers in het bestuur van het gebied rond de stad. Niet te verwonderen dat dit complexe bouwwerk op een doolhof leek. Voorraadmagazijnen wijzen er ook op dat het paleis een grote economische rol speelde, wellicht ook met het oog op de handel. Ambachtslui waren ook bedreven in het vervaardigen van aarden vazen, versierd met prachtige bloem-
Egeïsche beschavingen
en diermotieven, edelsmeedwerk en sieraden. De muren van de kamers waren versierd met fresco's in vrolijke kleuren. Levendige taferelen met acrobaten die gewaagde stierenspelen beoefenen, springende vissen, mythische griffioenen, vogels en planten scheppen een natuurlijke en luxueuze omgeving, een paleis waardig.
Een van de vele beeldjes van een godin of priesteres die slangen vasthoudt. (Knossos, ca. 1600 v.Chr.)
Al deze overblijfselen kwamen aan het licht toen de Britse archeoloog Arthur Evans in 1878 het paleis ontdekte en later langdurige opgravingen deed.
Het einde van de Minoïsche beschaving is veroorzaakt door vulkaanuitbarstingen op het eiland Thera (nu Santorini) en vloedgolven die alle kuststeden vernietigden. Het verzwakte rijk verviel helemaal toen nadien veel Myceners uit de Peloponnesus op het eiland kwamen wonen en de macht overnamen.
2 De Myceense beschaving
Ten tijde van de beschavingen op de Cycladen en op Kreta, vestigde zich een nieuw volk op de Peloponnesus, de Achaeërs die uit het noorden van Griekenland en Europa kwamen. De heuvelversterking Mycene werd hun belangrijkste centrum dat al snel andere vorstendommen domineerde. Andere belangrijke Myceense centra waren Athene, Argos, Tiryns en Thebe.
aan.
Burcht van Mycene, opgegraven door Heinrich Schliemann.
De Myceners waren strijdlustige krijgers die leefden van landbouw, piraterij en handel. Ze namen een voorbeeld aan de levenswijze van de Kretenzers en gingen handel drijven met Cyprus, Palestina en Egypte. De Myceense cultuur was vooral gekenmerkt door paleizen binnen burchten met cyclopische muren en goudrijke, koninklijke graven. Na de desastreuze vernietiging van de Minoïsche beschaving bezetten ze geleidelijk Kreta. Later hebben de Grieken Troje aangevallen, een handelscentrum op weg naar de Zwarte Zee, dat met tolheffing het achterland beschermde. De oorlog duurde tien jaar en werd gewonnen door de Achaeërs, maar hun macht was na deze uitputtende oorlog verdwenen. De Doriërs, ruwe krijgers uit het noorden die beschikten over ijzeren wapens, drongen Griekenland binnen en veroverden het hele gebied. Zijzelf vestigden zich in Sparta, een landstreek op de Peloponnesus. Daarna braken drie donkere eeuwen aan.
Het oude Griekenland
1 Welke de gemeenschappelijke kenmerken zijn van de eerste Grieken.
2 Hoe de eerste Grieken worden genoemd en op welke manier ze Griekenland binnenkomen.
3 Wanneer de verschillende volkeren Griekenland binnenkomen en waar ze zich vestigen.
4 Hoe de Griekse wereld is ontstaan en waar de Grieken wonen na de migraties.
5 Welke de aardrijkskundige kenmerken zijn van het gebied waar de Grieken zich vestigen.
6 Hoe de stammen staatjes worden.
7 Welke de belangrijkste stadstaten zijn en waar ze gelegen zijn.
8 De algemene kenmerken van de eerste stadstaten noemen.
9 Twee essentiële kenmerken van een stadstaat uitleggen.
10 Zeggen wat de Grieken altijd heeft verbonden en wat hen verdeelde.
11 De samenlevingsproblemen omschrijven als de stadstaten groeien.
12 Aangeven hoe de meeste stadstaten het samenlevingsprobleem oplossen.
13 Op een k aart kunnen aangeven waar de Griekse kolonies ontstaan.
14 Zeggen welk soort gebieden de Griekse kolonisten zochten.
15 De relatie tussen kolonie en moederstad omschrijven.
16 De gevolgen van de Griekse kolonisatie op economisch, sociaal en cultureel vlak noemen.
17 De algemene gevolgen van de kolonisatie voor de samenleving rond vier begrippen samenvatten.
De komst van de Grieken
Omstreeks
2000 v.Chr. heerste er onrust in het Balkangebied waar rondtrekkende Indo-Europese stammen nieuwe woonplaatsen zochten. De Achaeërs, een verzamelnaam voor groepen Griekssprekende stammen, drongen vanuit het noorden Griekenland binnen en verspreidden zich over het vasteland. De eersten waren vermoedelijk de Ioniërs. Ze stootten door tot Midden-Griekenland en de eilanden voor de kust. Dan volgden de Eoliërs die zich afsplitsten naar het noordoosten terwijl een grote groep verder trok naar de Peloponnesus. Daar vermengden de binnenkomers zich met de oorspronkelijke bewoners, namen hun cultuur gedeeltelijk over en vestigden zich los van elkaar op goed verdedigbare plaatsen. Rond 1600 v.Chr. brachten ze in het noordoosten van het schiereiland (de landstreek Argolis) in heel wat centra een eigen, vrij ruwe cultuur tot bloei, de Myceense beschaving.
Deze Achaeërs worden gezien als de voorouders van de Grieken. Ze duiken op in veel Griekse mythen en hun taal, vastgelegd in het Lineair B-schrift, vertoont sterke gelijkenissen met het latere Grieks.
Dorische volksverhuizingen
Aan de nog jonge Myceense beschaving kwam tussen 1200 en 1100 v.Chr. een einde toen de Doriërs, boeren en herders uit het Dalmatisch-Albanese gebied met een nog ruwere cultuur dan de Myceners, doordrongen in de Peloponnesus. Ze vestigden zich in de landstreek Laconië en stichtten er omstreeks 950 v.Chr. de vier dorpen van Sparta. Het was een vruchtbaar dal aan de rivier Eurotas, in het westen afgesloten door het Taugetusgebergte, in het oosten door de heuvelketen Parnon. De Dorische indringers overwonnen in heel de Peloponnesus de oorspronkelijke bewoners en de Myceense beschaving ging ten onder. Zij dankten hun overhand vooral aan de ijzeren wapens, waartegen de bronzen wapens van de Myceners het moesten afleggen. Daarmee begon ook de IJzertijd.
Donkere eeuwen
De Dorische invallers verwoestten en plunderden alle steden in Noord- en Midden-Griekenland, met uitzondering van Athene dat ze links lieten liggen. Zowat alle volkeren werden verdreven uit hun woonplaatsen en moesten uitwijken naar de eilanden in de Egeïsche Zee of de kusten van Klein-Azië. Griekenland viel voor drie eeuwen terug in een algemene wanorde, in een sluimerend bestaan, zonder schrift of cultuur. Het zijn 'Donkere eeuwen'. In die duistere eeuwen versmolten de Indo-Europese stammen met de bestaande bevolking tot het Griekse volk.
Kerngebied van de Ioniërs
Kerngebied van de Eoliërs Achaeërs
Kerngebied van de Doriërs Latere vestingsgebieden
± 1200 v.Chr. DORIËRS
± 2000 v.Chr. IONIËRS
± 1800 v.Chr. EOLIËRS
Fig. 2.1 Ontstaan van de Griekse wereld
Olympia
Thebe Delphi
Athene
Sparta
Chios
Een polis als vaderland 1
De klassieke oudheid neemt een aanvang met het ontstaan van de poleis, kleine neder zettingen die stadstaten werden. Afzonderlijke volkeren waren nu allemaal Grieken geworden en bewoonden een uitgebreid gebied, eerst rond de Egeïsche Zee en daarna in vele kolonies.
VRAAG 1: Hoe ontstond de Griekse wereld?
1 Herkomst van de Grieken
De zwervende stammen die via het noorden in golven met grote tussenpauzen het Griekse vasteland binnendrongen, hadden enkele gemeenschappelijke kenmerken:
• taal: ze spreken (dialecten van) Grieks
• oorsprong: Indo-Europese stammen uit het noorden
• vestiging: op het Griekse vasteland en op de Peloponnesus
Deze zwervende voedselzoekers palmden het gebied niet in door verovering of oorlog, wel door migratie. Hele stammen van Ioniërs en Eoliërs zochten op die manier een plek om zich te vestigen. De latere Doriërs veroverden wel met geweld een eigen woonplaats.
2 Dorische volksverhuizingen
In de eeuwen na 2000 v.Chr. kwam de eerste Griekse beschaving tot stand bij de Achaeërs, de Myceense beschaving.
Vanaf 1200 v.Chr. kwamen de Doriërs in Griekenland aan, met grote gevolgen voor de ondertussen gevestigde bevolking. De Achaeërs waren krijgers die hun koninkrijkjes vanuit burchten verdedigden. Maar de invallers beschikten over ijzeren wapens waarmee ze de overhand haalden en ze kenden geen cultuur.
Gevolgen van de Dorische volksverhuizingen:
• de Myceense beschaving gaat ten onder
• de Grieken moeten nieuwe woonplaatsen zoeken
• de beschaving ligt voor drie eeuwen stil
Na de invasie van de Doriërs wonen de Grieken:
• verspreid over het Griekse vasteland
• op de eilanden van de Egeïsche Zee
• op de kusten van Klein-Azië en de kusten in het noorden
De streken op de kusten van Klein-Azië krijgen een eigen naam:
• boven: Eolië bewoond door Eoliërs
• midden: Ionië bewoond door Ioniërs
• onder: Dorië bewoond door Doriërs
Het hele gebied rond de Egeïsche Zee, wordt vanaf nu de Griekse wereld genoemd.
3 Kaart van de Griekse wereld
Grieken
Homerus noemde de oude Grieken Achaeërs De Grieken noemden zichzelf Hellenen, bewoners van Hellas naar een Midden-Griekse landstreek. De Romeinen hebben de naam Griekenland en Grieken bedacht (Graecia, Graeci) waarmee ze Zuid-Italië bedoelden waar ook Grieks werd gesproken. Later werd Graecia een naam voor Griekenland zelf.
Lineair B-schrift Een oude schriftvorm van de Griekse taal, het Myceens.
Een nog oudere vorm was het Lineair A dat voorkwam op Kreta.
Deze kaart stelt voor hoe de Griekse wereld is ontstaan in de tijd en in de ruimte. Overloop de tekstelementen die hierboven met een punt zijn gemarkeerd en zoek (zo mogelijk) de overeenkomende locatie op de kaart. De pijlen wijzen de volksmigratie aan die plaatsvindt in de loop van de tijd en waardoor de Griekse wereld rond de Egeïsche Zee ontstaat.
De polis, meer dan een stad
De natuur speelt een rol
De Griekse geschiedenis wordt erg beïnvloed door de natuur. Het landschap was door bergruggen en inhammen opgesplitst in kleine, natuurlijke gebieden. Amper 20% van het land is vlak, maar daarom nog niet geschikt voor landbouw. Het grillige reliëf verplicht de mensen in kleine groepen te leven en maakt contact moeilijk.
De belangrijkste streken zijn het bergachtige Epirus en de vruchtbare vlakte van Thessalië in het noorden. Attica met Athene ligt in Midden-Griekenland.
Het schiereiland Peloponnesus is verbonden met het vasteland door de landengte van Korinthe.
Op de Peloponnesus treffen we Sparta aan, een nederzetting van de Doriërs.
2000 m 1500 - 2000 m
500 - 1500 m
200 - 500 m 100 - 200 m
- 100 m
De polis
Na de invallen van de Doriërs keerde in Griekenland een betrekkelijke rust terug. In kleine, door bergen omringde vlakten ontstonden omstreeks 1000 v.Chr. veel dorpen. De woonkernen ontwikkelden zich rond een makkelijk te verdedigen punt, zoals de akropolis van Athene. Samen met het omliggende land vormt zo'n woonkern een polis. De poleis bieden een vrij rommelig, armoedig uitzicht. De boerenbevolking, samenlevend in familieverband, werd bijna geheel in beslag genomen door de zorg voor het dagelijks bestaan. Zo ontstaan aanvankelijk een 200-tal onafhankelijke ministaatjes, niet groter dan een woonkern met het achterland. Stadstaten zouden wij nu dwergstaten noemen zoals Andorra (468 km2), Malta (316 km2) en Liechtenstein (160 km2). Athene (maar ook Sparta) was een grote stadstaat met een oppervlakte van ca. 2500 km2, te vergelijken met Luxemburg (2586 km2 en ca. 600 000 inwoners). Korinthe was 860 km2 groot en Thebe 1000 km2. 75% van de poleis was zelfs kleiner dan 100 km2. Het aantal inwoners lag gemiddeld tussen 5000 en 20 000, maar Athene was de grootste met ca. 300 000 inwoners.
2
3
5
7
Athene
Sparta
Korinthe
Thebe
1 Stammen worden staatjes
De reliëfkaart toont twee opvallende aardrijkskundige kenmerken:
→ Griekenland is zeer bergachtig (bergen en dalen)
→ er zijn weinig vlakke gebieden en veel inhammen
Dat heeft gevolgen voor de samenleving:
→ de mensen wonen in kleine natuurlijke gebieden
→ tussen de gemeenschappen is contact moeilijk
→ de samenleving bestaat uit kleine gemeenschappen
→ de geschiedenis speelt zich af in een gesloten ruimte
Eenmaal er bewoning is, noemen de Grieken hun land Hellas en zichzelf Hellenen
Het land wordt opgedeeld in landstreken met een aantal woonkernen en bijhorend land omdat de bewoners vooral boeren zijn. Als een gemeenschap groter wordt, andere dorpen gaat domineren en de leiding neemt, ontstaat een bestuurlijke eenheid, een stadstaat of een polis.
Dat is het vaderland van een Griek, een gebied vaak niet groter dan de bergen eromheen en het water dat het schiereiland omgeeft, de natuurlijke grenzen. Alle stadstaten samen vormen een polisrijk, geen eenheidsstaat.
De latere Romeinen noemden hen Graeci en hun land Graecia
Hellas → zo noemden de Grieken hun land
Griekenland → de Romeinen noemden het Graecia
Een polis is dus
→ een woonkern met het omliggende land en een eigen bestuur
→ een vrije en zelfstandige samenleving in een streek die erbij hoort
Ontstaan van een een polis in opeenvolgende stappen:
1 Het bergachtig reliëf verplicht mensen in kleine groepen te leven.
2 Op veel plaatsen ontstaan nederzettingen met een boerenbevolking.
3 De woonkernen ontwikkelen zich rond makkelijk te verdedigen punten, zoals een akropolis.
4 In de nederzetting wordt handel gedreven, ontstaan ambachten en worden grotere gebouwen opgericht, bv. tempels en bestuursgebouwen.
5 Het belangrijkste centrum vormt met de dorpen en de omliggende landbouwgronden een onafhankelijke gemeenschap of stadstaat.
2 Twee belangrijke stadstaten en hun landstreek (links: De polis)
• stadstaat: Athene → in de landstreek Attica
• stadstaat: Sparta → in de landstreek Laconië
Vergelijk de oppervlakte van de poleis met onze leefwereld.
polis (mv. poleis) gemeenschap, afgeleid van het Myceense woord ptolis = paleis oudste betekenis: versterkte burcht
Algemeen besluit
1. De poleis zijn eerder klein.
2. Athene en Sparta zijn geen gewone poleis omdat ze grote stadstaten zijn waar veel mensen wonen.
3. Het antieke Griekenland is een polisrijk omdat het een verzameling kleine stadstaten is.
Vrijheid of gelijkheid
De polis Athene is geen gewone polis omdat hij een grote oppervlakte beslaat - heel Attica - en er veel mensen wonen. De legendarische koning Theseus zou de dorpen verenigd hebben onder zijn gezag rond de Akropolis. In werkelijkheid werden de dorpen gewelddadig verenigd door Athene. Door de vereniging van de nederzettingen ontstond in de streek voor het eerst een politieke eenheid, vrij en zelfstandig (autonomie) onder leiding van de koning. De gemeenschap was zelfvoorzienend (autarkie) omdat men zelf produceert wat de gemeenschap nodig heeft. De polis Sparta, gelegen op de Peloponnesus, is gesticht door de Doriërs, een ruig volkje. Eerst veroverden de Spartanen de omliggende dorpen en dan de rest van de landstreek Laconië. In de 8ste eeuw v.Chr. werd het naburige Messenië onderworpen. Het grondgebied werd verdeeld in 9000 min of meer gelijke stukken en aan de burgers van Sparta gegeven, terwijl de oorspronkelijke bewoners gedwongen werden de landerijen als heloten (een soort horigen) te bewerken en de helft van de opbrengst af te staan aan hun nieuwe meesters. Daardoor konden de Spartanen zich wijden aan de militaire dienst. Zo ontstond een beroepsleger om zich te beschermen tegen een grote, vijandige meerderheid van verdrukte bewoners. Sparta kon nu alle tegenstanders de baas en dat leidde tot de hegemonie van Sparta op de Peloponnesus. Sparta zal de wapens nooit neerleggen en een militaire staat blijven.
Verdeeld en toch verbonden
De eigen polis is voor de Griek het hoogste goed, het vaderland, begrensd door bergen rondom of het water. De eigen polis is toch beter. De andere zijn minderwaardig, maar die andere denken op dezelfde manier. Vandaar de constant gespannen sfeer tussen de poleis. De burgers van de stadstaten voelen zich toch met elkaar verbonden door een gemeenschappelijke herkomst. Alle Grieken spreken dezelfde taal met verschillende dialecten zoals het Ionisch, het Eolisch en het Dorisch, maar ze kunnen elkaar verstaan zonder problemen. Een Ionische taal, het Attisch (Athene), zou in de 5de eeuw v.Chr. de algemene taal worden. Wie geen Grieks spreekt, noemen ze misprijzend 'barbaren', bar-bar, omdat ze in hun ogen brabbelden. Homerus bracht ook orde aan in de mythische godenwereld. Overal vereerden de Grieken nu dezelfde goden. Het feit dat ze hetzelfde denken, dezelfde heiligdommen bezoeken en hun goden op dezelfde manier vereren, zijn elementen van samenhorigheid.
Schrift
Met de komst van de Doriërs was de schrijfkunst verloren gegaan. Er was geen cultuur meer die schrijvers nodig had. De Grieken namen ca. 800 v.Chr. het moeilijke tekenschrift van de Feniciërs over, maakten hun eigen tekensymbolen en voegden er vijf klinkers aan toe. Dankzij de eenvoud ervan kon het door veel mensen gebruikt worden en was lezen en schrijven niet langer het voorrecht van enkelen. Het Grieks is ook de basis geworden voor alle Europese schriften.
Taalschuld
LANDSE LETTER
NEDERLANDS WOORD VAN
GRIEKSE OORSPRONG
Ααalfa a architect
Ββbèta b biologie
Γγgammag grafiek
Δδdelta d diagnose
Εεepsilone epiloog
Ζζzèta z zodiak
Ηηèta e heros
Θθthèta th theorie
Ιιjota i ion
Κκkappa k keramiek
Λλlambdal liturgie
Μμmu m microbe
Ννnu n nimf
Ξξxi x (ks) xylofoon
Οοomikrono orkest
Ππpi p parallel
Ρρrho r retoriek
Σσςsigma s sympathie
Ττtau t tactiek
Υυypsilon u, y hypothese
Φφph ph, f fysica
Χχchi kh, ch chaos
Ψψpsi ps psyche
Ωωomegao ode
Vooral wetenschappers ontleenden heel wat woorden aan het Grieks:
• woorden die zo overgenomen zijn: asbest, basis, demon, drama, ritme, theater, thema ...
• namen van ziekten: artritis, astma, diarree, lepra, trauma
• in samenstellingen: astronomie, biografie, economie, microscoop, pedagoog, thermometer ...
GRIEKS ALFABET LETTERNAAMNEDER-
3 Kenmerken van een polis
De Griekse aardrijkskundige en wereldreiziger Pausanias uit Klein-Azië vertelt in de tekst wat hem opvalt als hij Griekenland bezoekt.
'Op twintig stadiën (ongeveer vier km) van Chaeronea ligt de polis der Panopaïers, als men werkelijk een naam polis mag geven aan lieden die geen bestuursgebouwen hebben, geen gymnasion, geen theater, geen openbaar plein, geen watertoevoer die een vergaarbak voedt, en die op de rand van een ravijn wonen in half in de grond gegraven hutjes als schuilhutten van bergbewoners. Toch is hun gebied afgebakend van dat van hun buren en zenden zij afgevaardigden naar de vergadering van Phocis (waar verschillende poleis samenkomen). Ten slotte vertellen zij dat de naam van hun polis is afgeleid van die van de vader van Epeios (die het Houten Paard van Troje bouwde).' (Uit: Pausanias, Beschrijving van Griekenland)
a Volgens Pausanias hebben echte stadstaten, positief gezegd, volgende kenmerken:
• een eigen naam
• een afgebakend grondgebied
• een gymnasion (sporthal), een theater, bestuursgebouwen
• een openbaar plein (marktplein of agora)
• eigen watervoorziening
Hierdoor onderscheiden stadstaten zich aanwijsbaar van elkaar en die verschillen kunnen erg groot zijn, van twijfel of een bevolkingsgroep wel een polis vormt tot een zeer grote en machtige polis als Athene en een militaire staat als Sparta (links: Vrijheid of gelijkheidl).
b Stadstaten zijn bovendien ...
• autarkisch: kunnen voorzien in eigen levensbehoeften (economisch onafhankelijk)
• autonoom: hebben zelfbestuur (politiek onafhankelijk)
VRAAG 3: Wat verbond en wat verdeelde de Grieken?
1 Wat de Grieken verbond en verdeelde
Pausanias (2de eeuw, uit Lydië in Klein-Azië) aardrijkskundige die de hele antieke wereld bezocht met een voorkeur voor de Griekse stadstaten
autarkie zelf voortbrengen wat nodig is om te leven, zelfvoorziening of overlevingseconomie
autonomie een eigen bestuur hebben, zelfbestuur of politiek onafhankelijk zijn
Herodotus (485-425 v.Chr.) wordt de 'Vader van de westerse geschiedschrijving' genoemd. Hij is de eerste die zijn geschriften op onderzoek van de bronnen samenstelt en op waarneming ter plaatse. Hij bezocht en beschrijft als onvermoeibaar reiziger veel landen van de toenmalige wereld. 'Historiën' is het verhaal van de Perzische Oorlogen.
De Perzen probeerden de stadstaten tegen elkaar op te zetten in de 5de eeuw v.Chr. en de Grieken op de kusten van Klein-Azië te onderwerpen. Herodotus, geboren in het Dorische Halicarnassus, was historicus en beschreef uitgebreid de Grieks-Perzische oorlogen van de 5de eeuw v.Chr. Hieruit bleek hoe ze konden samenwerken. Pausanias beschreef hoe divers (verschillend) de Griekse stadstaten onderling waren, Herodotus beklemtoonde de verbondenheid van de Grieken zoals blijkt uit het antwoord van de Spartanen aan de Perzische koning toen hij Griekenland bedreigde. 'Er zijn bloed- en taalverwantschap met het Griekse volk, de gemeenschappelijke heiligdommen, de goden en de offerplechtigheden, evenals onze gelijksoortige zeden (...) Wees ervan overtuigd dat wij nooit met Xerxes (de koning van Perzië) een akkoord zullen sluiten.' (Bewerking uit: Herodotus, Historiën, boek VIII)
2 Elementen van samenhorigheid
Wat Griekenland ogenschijnlijk verdeelt, maar ook wat hen verbindt, blijkt uit de tekst 'Verdeeld en toch verbonden'. Ze beseffen dat ze een polisrijk zijn en geen eenheidsstaat.
Hun samenhorigheid berust op sterke culturele banden.
Hun verscheidenheid werkte verbindend.
Algemeen besluit
1De Hellenen spreken dezelfde taal en verstaan elkaar.
2Alle Grieken vereren dezelfde goden.
3Alle Grieken voelen zich verbonden door hun herkomst.
4De Grieken voelen zich verwant door dezelfde zeden en gebruiken.
Conflicten thuis ... met grote gevolgen
De eerste Grieken waren boeren en veehoeders. Eens verschafte de grond hier en daar uitstekende weilanden, geschikt voor kleinvee zoals schapen, varkens en geiten. Er werd geploegd en gezaaid, vooral in de boom- en de wijngaard, maar voor kleding, trekkracht en transport waren ze op hun dieren aangewezen. Met kudden en arbeid, met gesteente uit de stenige bodem en klei voor de potten, kon een grote boer zijn gezin, een familie (oikos), landwerkers en bedienden onderhouden. Wie deze lijn kon voortzetten via erfelijke weg, werd machtig. Een stamboom leverde in de samenleving een kleine groep aanzienlijken op, belangrijke burgers die 'de besten' of de adel (aristocraten) van het volk werden genoemd. Grondbezit, rijkdom en macht werden niet zelden aangevuld met wat kon worden buitgemaakt op anderen. Een adelijke familie kreeg dan een familiegeschiedenis en ook vaak een god als voorvader aangewezen. Dat heette dan verschil van afkomst.
De kleine boer verging het vaak anders. Weinig of geen grondbezit maakte hem afhankelijk van heren. Wie tegenslag had, bijvoorbeeld door slechte oogsten, moest lenen en schulden maken waardoor hij in schuldslavernij kon vervallen. Als de bevolking aangroeide in de nederzettingen en staatjes (poleis) ontstonden, kwam er door de overbevolking gebrek aan vruchtbare gronden. Conflicten tussen arm en rijk leidden tot samenlevingsproblemen.
Kolonies, een nieuw thuisland
Theoretisch was het mogelijk dat iemand vrijwillig het vaderland verliet om onbewoond land te zoeken, maar weinigen deden iets dat zo roekeloos leek. De banden met familie en de gehechtheid aan het vaderland betekenden het leven zelf. Het land verlaten leek wel verbanning, de bitterste straf die de gemeenschap kon opleggen. Stilaan leek uitwijking naar een overzees gebied, in een nieuwe nederzetting (een kolonie), de oplossing voor de problemen met grondbezitters, het risico op schuldslavernij, de overbevolking. Na het vertrek van ontevredenen en werklozen bleef het rustig in de Griekse poleis. Als er te weinig vruchtbaar land overbleef, stuurden stadstaten soms mensen weg - op vrijwillige basis of gedwongen door loting - om hongersnood of burgeroorlog te voorkomen. Dikwijls raadpleegde de stadstaat eerst het orakel van Delphi om te weten of de god Apollo hen gunstig gezind was.
Kolonisatie verruimt de wereld Kolonisten zijn vooral landbouwers. Vooral vruchtbare en iets hoger gelegen gebieden aan vreemde kusten waren gegeerd. De vestigingen lagen nooit diep in het binnenland. Zo blijft het contact via de zee mogelijk en de hoogte biedt veiligheid tegen zeerovers en inboorlingen. De kusten van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee kwamen in aanmerking. Kustgebieden die door Fenicische kolonisten of door de Etrusken waren bezet, bleven buiten bereik. In deze streken ontstaan nu ook belangrijke steden, vrij en onafhankelijk van het moederland. Omdat de bewoners van de kolonies telkens uit andere poleis afkomstig zijn, bestaan er grote verschillen tussen de vestigingen. Contacten met het moederland blijven vooral bestaan door de handel die nu op gang komt.
Fig. 2.2 Kolonisatiegebieden
Grieken zwermen uit
Als de bevolking in de Griekse stadstaten groeit, ontstaan samenlevingsproblemen tussen een kleine groep machtige aristocraten en de grote groep arme boeren. Velen wijken uit naar nieuwe gebieden om te overleven.
VRAAG 4: Waarom stichtten de Grieken kolonies?
1 Oorzaken van de Griekse kolonisatie
De teksten aan de linkerkant kunnen schematisch worden voorgesteld:
OORZAKEN
Griekse kolonisatie
aangroei
bevolking
grondbezitters
SAMENLEVINGSPROBLEMEN
onvoldoende kleine boeren
kleine groep = kolonie overzeese nederzetting vruchtbare grond
oneerlijk verdeeld
grote groep
schuldslavernij dreigt
Bovenstaand schema kan met deze woorden in zinnen worden gelezen. Door aangroei van de bevolking hadden de vele kleine boeren nood aan vruchtbare gronden om voldoende voedsel voort te brengen. Kolonies zijn overzeese gebieden met (landbouw)nederzettingen.
2 Samenlevingsproblemen
De samenlevingsproblemen in de Griekse stadstaten waren te wijten aan de zware tegenstellingen tussen een kleine dominante groep en een grote groep machtelozen.
kleine groep grote groep grondbezitters weinig (grond)bezit rijk arm machtig afhankelijk van de grondheer edelen (aristocraten) kleine boeren
aristocraten letterlijk: 'de besten' die de macht hebben (Gr. aristos en kratein, edelen en macht hebben)
aristocratie de macht in handen van enkelen
kolonie
apoikia is het Griekse woord voor kolonie, wat ver weg van huis betekent. Een oikos was het gezin, de familie, de thuis.
orakel
In de tempel van Apollo te Delphi gaf een priesteres (de Pythia) goede raad, ingefluisterd door Apollo, bij moeilijke beslissingen. Dit heiligdom was de drukstbezochte plaats van de hele oudheid en werd daarom ook wel de 'navel van de wereld' genoemd.
Het risico op schuldslavernij, hongersnood door overbevolking en burgeroorlog was zo reëel dat uitwijking naar vreemde oorden de oplossing leek om aan de verdrukkende aristocraten te ontkomen.
VRAAG 5: Waar koloniseerden de Grieken?
Kolonisatiegebieden
Van de 8ste tot in de 6de eeuw v.Chr. werden buiten het moederland nederzettingen gesticht aan iets hoger gelegen kustgebieden, maar niet in het achterliggend binnenland. Zo waren vooral de kusten van Klein-Azië en de Zwarte Zee, Zuid-Italië, Sicilië en Zuid-Frankrijk zeer geschikt voor kolonisatie.
De samenlevingsproblemen uit het moederland waren niet vergeten. Daarom werden kolonies zo ingericht dat ze niet afhankelijk waren van het moederland - de polis van herkomst - en maakten ze van het nieuwe thuisland een vrije en onafhankelijke staat.
Handelsproducten
Producten waaraan in Griekenland een tekort was, zoals graan, werden aangevoerd uit de nieuwe gebieden en zo ontstond geleidelijk een druk handelsverkeer. Daardoor konden op Griekse bodem andere vruchten worden gekweekt zoals olijven en druiven. Olijfolie en wijn voerde men dan weer uit, verpakt in aarden kruiken die ook al een handelsproduct waren. Zo vonden steeds meer mensen werk buiten de landbouw. Door de handel en het verbouwen van winstgevende gewassen ontstond een groep 'nieuwe rijken'. De grootgrondbezitters, de landadel, zagen in de nieuwe rijken, de geldadel, concurrenten. Zij wilden op politiek gebied ook een woordje meepraten en de adel moest medezeggenschap dulden. Kleine boeren zagen hun boerderijtjes door verdeling onder erfgenamen nog kleiner worden en ze verarmden.
2.4 Amforen, aarden kruiken in een rek om wijn en olie te transporteren
Geld is handig Landbouwers ruilden goederen. Maar vele erg verschillende producten moesten worden geruild. Door praktische problemen kwam er nood aan een ruilmiddel dat iedereen kon hanteren. Zo gebruikten de Grieken een hele tijd braadspitten om te ruilen, metalen priemen die altijd van pas komen. Maar wat doe je met een massa braadspitten? De Lydische koning Gyges heeft het probleem ca. 640 v.Chr. opgelost. Hij bracht waardevolle gouden en zilveren munten in omloop. Toen de grote stad Milete aan de westkust van Klein-Azië het systeem overnam, ging men overal geldstukken gebruiken. Om vervalsingen te voorkomen, drukte men een moeilijk na te maken stempel op de munten. De naam obool bleef men gebruiken voor kleine munten. Een drachme was zes obolen waard. Omdat de poleis een eigen munt hebben, ontstond het beroep van geldwisselaar of bankier. Athene had zijn eigen zilvermijnen in het Lauriongebergte.
behoorlijke schepen. De handelsschepen zijn trage en logge zeilschepen. De triëre of drieriemer is een slank en snel oorlogsschip met ram op de voorsteven. 170 roeiers zitten op hetzelfde dek in drie rijen boven elkaar. Bescherming: 10 zwaarbewapende soldaten en 4 boogschutters. Bij een
Fig. 2.3 Olijvenoogst
Fig. 2.5 Tetradrachme of vier drachmen, ca. 450 v.Chr. Voorzijde met Athena, godin van de wijsheid en op de keerzijde een uil en een olijftak (Atheens uiltje)
Fig. 2.6 Handel kan niet zonder
gevecht tracht men de roeiriemen van de vijand te breken door er vlak langs te varen.
Fig.
VRAAG 6: Welke waren de gevolgen van de kolonisatie?
1 Gevolgen van de kolonisatie
De kolonisatie heeft grote economische, sociale en culturele gevolgen, zowel voor het moederland als voor de kolonies. Sommige kolonies werden welvarend en brachten handelsproducten voort waaraan het moederland behoefte had. Handelsschepen doen een drukke zeehandel ontstaan (links: handelsproducten). Handelsgoederen die in omloop kwamen, staan op de kaart.
Gr. oikos = huis en nomos = regel letterlijk: huishoudkunde
Vervaardigen van handelswaar was bij de oude Grieken vooral huisnijverheid: spinnen, weven, potten bakken ...
Naast de landbouw worden nu andere activiteiten belangrijk: de ambachtelijke nijverheid (met beroepsspecialisatie zoals pottenbakken, o.a. amforen, kruiken) floreert en de landbouw diversifieert (o.a. druiven- en olijvenkweek).
Economische gevolgen
handel en nijverheid bloeien geldeconomie ontstaat
geldwisselaar bankier nieuwe beroepen handelsschepen transport
Sociale gevolgen
willen deelname aan
in conflict met druiven en olijven
grootgrondbezitters
schakelen over op bestuur van de polis
goedkoop graan arme boeren
riskeren
schuldslavernij
Culturele gevolgen
invloed van andere volkeren op andere volkeren
op de Grieken
Feniciërs
Lydiërs schrift
Grieks alfabet geldeconomie munten
2 De kolonisatie verruimde de Griekse wereld
• een drukke zeehandel (vaak met de moederstad)
invloed van de Grieken
taal en cultuur
• de ruilhandel wordt vervangen door de geldhandel met munten (geldeconomie)
• handelaars worden de nieuwe rijken (geldadel)
• in de scheepvaart komen drieriemers in gebruik (handels- en oorlogsschepen)
• de Grieken en hun cultuur raken verspreid over de mediterrane wereld
obool braadspit, veelgebruikt ruilmiddel, later de naam voor een kleine munt van 0,67 gram zilver. Een drachme was een handvol of zes obolen waard. 1 drachme = 4 gram zilver 1 talent = 6000 drachmen Wie 1 talent bezat, was rijk en behoorde tot de hoogste bezitsk lasse van ca. 300 grootgrondbezitters en rijke handelaars.
triëre oorlogsschip, ca. 36 m lang en 5 m breed
Samenhang
Het oude Griekenland
De oorspronkelijke bewoners van het vasteland waren zwervende stammen die hun stamgebied in het Europese binnenland en de Aziatische vlakten hadden verlaten en een nieuwe woonplaats zochten. Ze droegen verschillende namen en waren nog geen volk. Na 2000 v.Chr. vonden ze een onderkomen op het Griekse schiereiland. Vanaf de 9de eeuw v.Chr. noemen ze zichzelf Hellenen.
1 Een polis als vaderland
De eerste bewoners van Griekenland kunnen we nog geen Grieken noemen. Groepen boeren en herders, georganiseerd in stammen, kwamen langs het noorden het vasteland binnen, niet als veroveraars, wel als migranten op zoek naar weiland en goede gronden voor hun schapen, varkens en geiten.
Griekse landstreken
Vermits ze dieren hadden en gewassen verbouwden, bleven ze wonen op geschikte plaatsen. Eerst waren er de Ioniërs die doordrongen tot Midden-Griekenland, dan volgden de Eoliërs die zich over het noordoosten verspreidden. De Achaeërs die daarna kwamen, waren ruwer en krijgshaftiger. Ze hadden paarden en bronzen wapens, trokken door de reeds bezette gebieden en drongen door tot op de Peloponnesus. Omstreeks 1600 v.Chr. treffen we ze aan op heel wat versterkte heuvels waar ze burchten hadden gebouwd. Van daaruit beheersten ze de vlakten eromheen. Hun feodaal georganiseerde samenleving - een burcht met grondgebied en een boerenbevolking - wordt naar Mycene, het belangrijkste centrum, de Myceense beschaving genoemd. Vanaf 1200 v.Chr. zijn er nieuwkomers, de Doriërs. Ze zijn ruw,
kennen geen cultuur, hebben ijzeren wapens en vernietigen alles wat op hun weg komt. Ze vestigden zich op de zuidelijke Peloponnesus waar ze de oorspronkelijke bewoners onderwierpen. De opgejaagde Ioniërs, Eoliërs en Achaeërs verspreidden zich daardoor over het hele vasteland en vluchtten zelfs via de eilanden naar de overkant van de Egeïsche Zee, tot op de kusten van Klein-Azië.
Aan de eerste Griekse cultuur en zelfs de oude Minoïsche cultuur kwam een eind en er kwam niets in de plaats. In de drie donkere eeuwen die nu volgden, keerde de rust terug in het land. Op honderden plaatsen ontstonden tussen de grillige bergen in de meestal kleine dalen, woonkernen met een boerenbevolking die in het eigen levensonderhoud kon voorzien. Er was weinig contact met de buren in de andere nederzettingen. Ieder voor zich leek het wel. Toch voelden ze zich verbonden met de mensen in de verspreide dorpen. Ze verstonden elkaar en ooit hadden ze op dezelfde manier het nieuwe vaderland ontdekt. De herinnering aan vroegere tijden hadden ze levend gehouden in talloze verhalen die ze bleven doorvertellen. Dat was hun roemrijke geschiedenis vol goden, helden en koningen. Daarin herkenden ze zichzelf en het waren de voorbeelden waaraan ze zich spiegelden. Ze voelden zich nu een volk met gemeenschappelijke wortels.
Ongemerkt groeide de bevolking en sommige dorpen waren groot geworden, zelfs echte steden. Als zo'n centrum ook nog de omringende dorpen ging domineren, ontstonden de eerste staatjes, kleine politieke eenheden, de stadstaten of poleis. Grondbezit was erg belangrijk in
Griekse kolonisatie (800-500 v.Chr.)
Fenicische kolonisatie
Etruskisch gebied
Kolonisatiegebieden
de vroege poleis omdat het levensmiddelen en inkomsten oplevert. Wie grond heeft, is rijk en dus machtig. Koningen die de eerste leiders waren in de stadstaatjes, beschouwden zichzelf als afstammelingen van de eerste bewoners en beweerden zelfs dat ze hun macht van de goden hadden gekregen. De families van grondbezitters betwistten de almacht van de koningen. Zij namen geleidelijk taken van de koning over. Door hun afstamming en grondbezit worden ze edelen of aristocraten genoemd. Ze misbruikten steeds meer hun macht en probeerden de boerenbevolking van de polis volledig van hen afhankelijk te maken.
2 Grieken zwermen uit
De tegenstellingen tussen wie rijk is door bezit en machtig door afstamming, leidden tot conflicten, zeker toen er nood was aan meer vruchtbare gronden om meer monden te voeden. Arme boeren, met weinig of geen grond, vervielen steeds meer in schuldslavernij. De enige uitweg was de eigen stad-
reukwaren edelstenen goud goud
Aarden kruiken voor transport van olie en wijn olijvenoogst
staat te verlaten en uit te wijken naar onbewoonde gebieden, ver weg van huis om er nieuwe nederzettingen te stichten, zonder de verdrukkende edelen.
Gedurende meer dan tweehonderd jaar zullen Griekse kolonisten uitzwermen, maar ze bleven dicht bij de zee. Het contact met de moederstad werd niet verbroken. Integendeel,
de moedersteden hadden gebrek aan graan, hout en metalen. Op de terugweg namen ze olie, wijn en aardewerk mee uit het land van oorsprong. Een drukke zeehandel ontstond. Zowel de kolonies als de stadstaten op het vasteland werden daardoor welvarend. De Grieken bewoonden niet meer alleen de Griekse wereld rond de Egeïsche Zee, maar zowat alle kusten rond de Middellandse Zee en de Zwarte Zee die nog niet eerder waren bezet.
Triëre of drieriemer
Malaca
Alalia Veii
Donau
Tigris
Eufraat
Rhône
Middellandse Zee Kreta Cyprus Malta Corsica Sardinië
Jeruzalem
Byblus Tyrus
Carthago
Tarentum
FRYGIË LYDIË
THRACIË
ETRURIË Nizza/ Nice
Atlantische Oceaan EGYPTE
Byzantion/ Byzantium
Gadir/ Cadiz
Neapolis/ Napels
Massilia/ Marseille graan textiel koper
Klassiek Griekenland
1 Burgers besturen de polis
2 Leven en werken in Hellas
3 De
4 Goden als mensen
Kunst, spiegel van de cultuur
1 Burgers besturen de polis
1 Het onderscheid maken tussen de inwoners van Athene.
2 De rechten en plichten van de Atheense bevolking uitleggen.
3 Hoe de politieke macht in Athene overging van de koning naar de burgers.
4 Verschillende bestuursvormen kunnen noemen en omschrijven.
5 De bestuursorganen van de democratie in het klassieke Athene noemen en toelichten.
6 Het onderscheid uitleggen tussen democratie in het oude Athene en democratie bij ons.
2 Leven en werken in Hellas
1 Hoe mensen wonen in het oude Athene.
2 De levenswijze en de opvoeding in een Atheens gezin beschrijven en uitleggen.
3 De organisatie van het bestuur en de levenswijze in Sparta toelichten.
4 De levensloop van een Athener en een Spartaan met elkaar vergelijken.
5 Weten wat de Griekse economie voortbracht.
6 Het verband uitleggen tussen de natuur en de Griekse economie.
7 De natuurlijke rijkdommen van Griekenland leren kennen en hoe ze die aanwenden.
8 Hoe Spar ta en Athene hun problemen op verschillende manieren oplossen.
3 De Griekse oorlogen
1 Hoe de Grieken voorbereid waren op gewapende conflicten.
2 Welke de oorlogen zijn die de Grieken voeren tegen de Perzen en tegen elkaar.
3 De oorzaken, de aanleiding en het verloop van de conflicten kennen van de Griekse oorlogen.
4 Welke de gevolgen zijn van de Griekse oorlogen voor de poleis.
4 Goden als mensen
1 Hoe de Grieken zich de godenwereld voorstellen.
2 Welke de grote goden zijn, hun bevoegdheden en hoe ze voorgesteld worden.
3 Welke rol de goden spelen in het openbare en het private leven.
4 Op welke manieren de Grieken hun goden eren.
5 Hoe de Griekse Spelen verlopen en wat ze betekenen voor de Grieken.
5 Kunst, spiegel van de cultuur
1 Uit welk grondplan en op welke manier Griekse tempels zijn ontstaan.
2 Hoe de k lassieke bouwstijlen van elkaar kunnen worden onderscheiden en welke hun naam is.
3 Welke de opbouwelementen zijn van een Griekse tempel.
4 Enkele Griekse tempels met naam kunnen noemen en waar ze te vinden zijn.
5 Welke soorten beeldhouwwerk de oude Grieken kenden en welke materialen hiervoor werden gebruikt.
6 Wat het enige onderwerp is van de Griekse beeldhouwkunst.
7 De stijlkenmerken van de beelden in de verschillende periodes van de Griekse oudheid kennen.
8 Aantonen met voorbeelden dat klei een belangrijke grondstof was.
9 Uitleggen hoe keramiek ontstaat en een vorm is van kunst.
10 Stijlkenmerken in keramiek onderscheiden en zeggen welke taferelen erop voorkomen.
11 De opeenvolgende stappen in het ontstaan van het Grieks toneel schetsen.
12 Aantonen dat toneel bij de oude Grieken geliefd was en dat ze het belangrijk vonden.
13 Drie grote toneelschrijvers kunnen noemen en twee soorten toneelstukken noemen.
14 Weten hoe de Grieken de wereld begrijpen en verklaren doorheen de tijd.
15 Hoe wetenschap door na te denken ontstaat.
16 Drie Griekse filosofen noemen die de mens leren nadenken over zichzelf en de natuur.
17 Hoe waarneming en onderzoek de basis zijn voor wetenschap.
Gelaagde samenleving
Ten tijde van de Ilias was er een diepe horizontale kloof tussen de mensen in de samenleving. Boven de scheidingslijn bevonden zich de aristoi, letterlijk 'de besten': koningen en edelen met erfelijke titels die zowel in oorlogsals in vredestijd de meeste rijkdom en macht in handen hadden. Wie onder de lijn zat, had geen naam: dat was de menigte. (naar: M.I. Finley in De wereld van Odysseus, p. 61)
... in de polis Athene
... en bij ons
Enkele eeuwen later, bij de Atheners, berustte het onderscheid tussen de mensen in de samenleving op burgerschap als inwoner van de polis. Om te beginnen was iemand vrij of onvrij. Een slaaf was onvrij. Dan zijn je ouders dat ook, dan is men buitgemaakt tijdens een oorlog of iemand heeft je gekocht op een slavenmarkt. Een slaaf was eigendom van de polis of van een privépersoon. Slaven doen huishoudelijk werk, werken op het land of in de mijnen en steengroeven. Ze hebben geen bezit en geen rechten. Het zijn levende werktuigen, de machines van die tijd, maar ze worden goed behandeld. Ook vrije Atheners waren niet allemaal gelijk. Als jongeman is men volwaardig burger vanaf 18 jaar. De rol van meisjes en vrouwen is er beperkt tot het huishouden, de kinderen en de huisslaven. Inspraak in het leven in de polis is een mannenzaak.
Vreemdelingen (metoiken) waren inwijkelingen of stamden af van vroegere migranten. Ze waren vrij, maar hadden weinig rechten (geen gronden of huizen, geen huwelijk met een burgermeisje) en veel plichten (verblijfsbelasting betalen en verplichte legerdienst). Naarmate de stad groeide, werden ze talrijker en economisch belangrijker, vaak door hun beroep als ambachtsman, als handelaar of in dienst van een burger Hoe het je verging in het leven, hing af van de familie waarin je geboren werd: tussen een kind van een vrije boer met weinig of geen grond en een kind in een welstellend gezin was de kloof zeer groot. Rechten en plichten van een Athener werden dus bepaald door geboorte, geslacht, afkomst, leeftijd en bezit van grond of goed.
Atheense bevolking in cijfers
Fig. 3.1 Art. 1 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (Verenigde Naties, 1948)
Burgers besturen de polis
De eerste Griekse stadstaatjes waren gesloten landbouwsamenlevingen. Toen de stadstaten te klein werden voor de groeiende bevolking, kwam de kolonisatie op gang. Een nieuwe economie door handel en nijverheid bracht ook sociale en politieke ontwikkelingen mee.
VRAAG 1: Waarop berustte het sociale onderscheid in de polis Athene?
Sociaal onderscheid tussen de inwoners van Athene
In Athene berustte het onderscheid tussen de inwoners op burgerschap met daaraan verbonden rechten en plichten.
burgers
man: stemrecht, kan politiek ambt uitoefenen
vrouw: geen stemrecht, huishouden
vreemdelingen weinig rechten: geen grond, geen woning, geen gemengd huwelijk mogelijk veel plichten: belastingen, dienstplicht
ONVRIJslaven
staatslaven: werken in opdracht van de polis privéslaven: huishoudelijke taken/werk
burger
inwoner van Athene met Atheense ouders
Volwaardig burgerschap (stemrecht) is er alleen voor wie man is, meerderjarig (18 jaar) en Athener.
vreemdeling inwijkeling of afstammeling ervan
De Atheense bevolking in cijfers omgerekend naar hun aandeel in de hele bevolking en in procenten:
Wat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (Verenigde Naties, 1948) in onze tijd zegt over het sociaal onderscheid tussen mensen in de samenleving: alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren
VRIJ
De samenleving verandert
Grieken waren vanouds boeren en herders. In een gezin draaide alles rond het voorzien in de levensbehoeften. Alle gezinsleden hielpen mee om een stukje grond te bewerken en te zorgen voor het kleinvee. De opbrengsten waren op de eerste plaats bestemd voor de familie. Een boerenbedrijfje was zelfvoorzienend. Mogelijke overschotten werden op de lokale markt geruild tegen werktuigen of voorwerpen die de boer zelf niet kon maken. Als de bevolking aangroeit, wijken mensen uit en komt de kolonisatie op gang. Goederen waaraan een tekort is in de moederstad worden geruild tegen overschotten uit de kolonie. Goederen worden nu op grote schaal geruild tegen andere goederen. De producent is niet meer de consument van een product. Dat is handel. Boeren schakelden over op producten waaraan nood was in de kolonies zoals olie en wijn en ambachtslui vervaardigen gebruiksvoorwerpen als handelswaar. Maar ruilhandel had zijn beperkingen. Wat te doen met iets waar geen behoefte aan was? De oplossing was een universeel ruilmiddel: geld, munten met een blijvende waarde. Alles kon nu overal verkocht worden. Door de kolonisatie was de gesloten samenleving van boeren en herders een open samenleving geworden.
Burgers verwerven macht
In de 5de eeuw v.Chr. telde Griekenland honderden kleine en enkele grote stadstaten, ieder met een bestuur dat zelfstandig de eigen zaken kon regelen. Ooit, in een duister en ver verleden, heersten koningen over Athene. Eén van die koningen, Theseus, verenigde volgens de overlevering de dorpen van Attica onder het gezag van Athene. Alleen was het verhaal hier uniek omdat de macht overging in verschillende etappes van één persoon, de koning, op alle burgers van de polis. Die ontwikkeling verliep zeer moeizaam en duurde eeuwen.
Fig. 3.3 Horizontaal: het verloop van de sociale en politieke strijd om gelijke rechten. Verticaal: het tijdstip van de verwerving van sociale en politieke rechten.
v.Chr.
gesloten samenleving
bestuursvorm Monarchie
De koning (monarch) heeft alle macht en spreekt recht. Volgens de mythologie stamt hij af van een held of zelfs van een god, maar er is weinig met zekerheid geweten over deze tijd. De koninklijke macht berust op afstamming en is erfelijk.
Wie bestuurt? koning
Basis van de macht? afstamming
Aantal machthebbers? één
Aristocratie - Oligarchie
Een kleine groep grondbezitters (eupatriden of aristocraten, de geboorteadel) heeft de macht op basis van afkomst en bezit. Deze groep neemt de macht van de koning geleidelijk over zodat een aristocratisch bestuur ontstaat. De politieke baantjes gingen steeds meer via een erfelijke lijn op het nageslacht over. Het bestuur door een kleine groep aristocraten uit steeds dezelfde families is een oligarchie. Deze bestuursvorm is een variant op het aristocratisch bestuur. Het bevoorrechten van familieleden is typisch voor deze bestuursvorm en leidde tot misbruik. Draco beperkte in 624 v.Chr. de willekeur van de eupatriden door rechten en plichten vast te leggen in (de eerste, strenge) geschreven wetten.
Daarmee was de rechtstaat geboren.
Wie bestuurt? eupatriden (geboorteadel)
Basis van de macht? afstamming, grondbezit
Aantal machthebbers? enkelen
Fig. 3.2 Mannen wegen koopwaar
VRAAG 2: Hoe veranderde de gesloten landbouwsamenleving in een open samenleving?
1 Van overleven naar markteconomie
Na de invallen van de Doriërs ontstond de Griekse wereld rond de Egeïsche Zee. Vele kleine gemeenschappen die als boeren en herders in hun eigen levensonderhoud voorzagen, groeiden en er ontstonden andere beroepen zoals ruilhandel met overschotten. Grootschalige handel maakte geld noodzakelijk en een markteconomie.
overlevingseconomie
autarkie, goederen voortbrengen voor eigen levensonderhoud
ruileconomie overschotten ruilen tegen andere goederen geldeconomie goederen ruilen tegen geld in plaats van tegen goederen markteconomie goederen kopen en verkopen volgens vraag en aanbod
2 Burgers verwerven politieke rechten
Politieke macht berustte in de polis Athene aanvankelijk bij een kleine groep aristocraten, rijk door grondbezit en belangrijk door afkomst. (= geboorteadel). Met de kolonisatie willen nieuwe rijken deelnemen aan de macht op basis van de verworven rijkdom (= geldadel), maar de strijd eindigt pas als burgerschap de basis levert voor bestuurlijke macht. Lees hieronder hoe de politieke strijd verliep.
1monarchie één vorst heeft alle macht
2aristocratie de 'besten' regeren, geboorteadel
3oligarchie een regering van een kleine bevoorrechte groep edelen
4timocratie een regering van nieuwe rijken door handel en nijverheid
5tirannie één despoot regeert helemaal alleen, alleenheerschappij
6democratie het volk regeert, burgers hebben de macht
Als de bevolking groeit en de economische activiteit neemt toe, dan verandert ook de samenlevingsvorm: de gesloten samenleving wordt een open samenleving en dat gaat samen met strijd om bezit en politieke macht.
boeren - ambachtslieden - handelaars
500
Timocratie - Tirannie
400
open samenleving
markteconomie
Solon scheldt de schuldenlast van de verarmde boeren kwijt en schaft de schuldslavernij af om de boerenstand te herstellen. Om tegemoet te komen aan de rijken, deelt hij de Atheners in volgens vier vermogensklassen. Dat was een eis van een groep nieuwe rijken, handelaars en ambachtslieden (geldadel), die medezeggenschap eiste in het bestuur. Naast afkomst gaf nu ook rijkdom recht op een ambt (594 v.Chr.). Vele boeren bleven arm. Pisistratus kwam na Solon als alleenheerser (tiran) tijdelijk aan de macht door de steun van het arme volk dat nog steeds niets te zeggen had (560 v.Chr.).
Wie bestuurt? rijke burgers (geldadel), tiran
Basis van de macht? rijkdom
Aantal machthebbers? weinigen, één
Democratie
Clisthenes behield de regelingen van Solon, maar maakte macht afhankelijk van burgerschap (508 v.Chr.). De vrije mannelijke burgers van de polis krijgen in de Volksvergadering het laatste woord. Dat is directe democratie, maar ze is beperkt (geen vrouwen, vreemdelingen, minderjarigen of slaven). Dat is het definitieve einde van de macht van de aristocratie. Burgers besturen nu de polis. Pericles geeft een kleine vergoeding voor deelname aan de Volksvergadering en een vergoeding voor een ambt zodat ook arme mensen kunnen deelnemen aan het bestuur. (ca. 450 v.Chr.)
Wie bestuurt? alleen mannelijke burgers
Basis van de macht? burgerschap
Aantal machthebbers? het volk
De democratie van Clisthenes
In de polis voelde elke burger zich persoonlijk betrokken bij alle belangrijke aangelegenheden. Hij besliste mee over oorlog of vrede, over belastingen en buitenlandse politiek. Speciale kennis was daarvoor niet nodig. Het leven was vrij eenvoudig. Mensen stelden nog geen hoge materiële eisen en er was veel vrije tijd. Vrijwel alles wat bij ons binnen gebeurt, kan in Griekenland buiten dankzij het milde klimaat: contacten met vrienden en kennissen, een ambacht uitoefenen, toneelvoorstellingen, godsdienstige plechtigheden, aan politiek doen. Zo bracht hij een groot stuk van de vrije tijd door op de markt, de agora. Daar besprak hij dan met de medeburgers de zaken van de staat.
Directe democratie
1 fyle
Clisthenes bedacht ten slotte een heel nieuwe indeling van de samenleving om het bestuur te organiseren. In de demos (de samenleving, de gemeenschap) creëerde hij de deme als kleinste bestuurseenheid. Dat was een stadswijk, een buurt, een dorp, een straat, een gehucht of welk klein verband dan ook. Elke deme had zijn eigen volksvergadering van vrije mannen om beslissingen te nemen over lokale kwesties. De belangrijkste ambtenaar was de demarchos, zeg maar een burgemeester, die het register van de burgers bijhield, de bijeenkomsten van de burgers organiseerde en toezag op het naleven van afspraken en wetten. Hij werd door loting voor een jaar aangesteld. Heel Attica telde een honderdtal demen, verspreid over de stad, het platteland en de kust. Elk gebied had typische bewoners: ambachtslui en handelaars waren vooral te vinden in de stad, boeren en grondbezitters op het platteland, vissers, roeiers en scheepsbouwers langs de kust en in de haven. Dan verdeelde Clisthenes al de demen over 10 groepen of fylen, zodanig dat elke fyle bestond uit 1/3 wijken van de stad (= stadsdemen), 1/3 dorpen van het platteland (= plattelandsdemen) en 1/3 bewoners van de kust (= kustdemen). Elk derde deel was een district of een trittie Een fyle bestond dus uit drie districten waarin alle soorten burgers gelijkmatig verdeeld waren. Elke burger die een rol wilde spelen in het openbaar leven, kon zich kandidaat stellen voor een politieke functie. In elke fyle werden uit de kandidaten voor een bestuursfunctie 50 afgevaardigden of prytanen geloot (niet gekozen) om te zetelen als lid van de Raad van 500. Deze raad was eigenlijk de regering van de polis.
Indeling van de burgers van Attica
vrije mannen van de stad
vrije mannen van het platteland
vrije mannen van de kust
Raad van 500 door loting
Raad van 500 (Boulè)
De samenkomst van zo'n massa als de Raad van 500 werd georganiseerd door de prytanen, 50 (gelote) Atheners uit de districten van elk van de 10 fylen van Attica. De naam Boulè betekent in het Grieks 'beraadslagen', en de plaats waar dat gebeurde, was het Bouleuterion, het raadsgebouw. De raadsleden zaten er op houten banken, opgesteld in halfronde theatervorm en in twaalf rijen boven elkaar. Dit bestuursgebouw wordt ook wel eens de geboorteplaats van de democratie genoemd. Dat slaat op het voorbereidend werk dat hier gebeurde: voorstellen uit de demen moesten immers opgesteld worden om later ter stemming voor te leggen aan de Volksvergadering. Ook de agenda vastleggen met punten over het beheer van de schatkist en het muntstelsel, de havens, de marktactiviteiten, de feesten en de verkiezing van hoge ambtenaren, gebeurde hier. Altijd waren er wel afzonderlijke besprekingen aan de gang die daarna voor de raad kwamen. Elke fyle verdedigde 1/10 van het jaar zijn voorstellen in de Raad en regelde in die periode van 35 of 36 dagen met de hulp van meer dan 700 ambtenaren, het leven in de polis. In die korte tijd was de dienstdoende fyle de regering of de uitvoerende macht van de polis. Daarna kwam de volgende groep aan de beurt.
VRAAG 3: Hoe bestuurden de Atheners hun polis?
1 De nieuwe bestuursvorm van Athene
Clisthenes van Athene (570-508 v.Chr) was de grondlegger van de democratie in Athene. Het organiseren en besturen van de samenleving is afgeleid van het Griekse woord polis, wat wij nu politiek noemen. Het Griekse woord voor het volk (de samenleving) is demos en de bestuursvorm die daarvan wordt afgeleid, is democratie.
Over het politiek stelsel in Athene:
Ons politiek stelsel is geen kopie van de instellingen van onze buren. In plaats van anderen na te apen, zijn wij juist een voorbeeld voor hen. De macht is in handen van velen en niet van enkelen. Daarom wordt zij een democratie genoemd. Als het gaat om persoonlijke geschillen, verzekeren onze wetten gelijk recht aan allen; als het gaat om het vervullen van openbare ambten, speelt sociale klasse geen rol, maar tellen de werkelijke kwaliteiten die iemand bezit. (Uit: Thucydides, De Peloponnesische Oorlog, boek 2, hfst. 37)
Uit dit fragment blijkt dat geschiedschrijver Thucydides en met hem de Atheners fier zijn op de manier waarop de polis Athene bestuurd wordt: het is geen kopie van de bestuursvorm van de buren, want in de democratie is de macht in handen van velen, het is een bestuur door het volk.
2 Hoe de democratie in Attica werkte
De deelname aan de macht begon in de demen - de buurt waar men woonde - waar de volwassen mannelijke burgers samenkwamen (= een volksvergadering) om de lokale kwesties te bespreken. Een tiental demen vormen samen (op een totaal van ongeveer 100 demen in Attica) een groep (= een fyle) die door uitloting 50 afgevaardigden kozen om deel te nemen aan het bestuur van de polis (= Raad van 500).
In de bestuursmacht, in Athene en nu bij ons, wordt een onderscheid gemaakt tussen wie de wetten maakt (= wetgevende macht), uitvoert (= uitvoerende macht) en controleert (= rechterlijke macht).
Bestudeer de twee stelsels in deze tabel.
verdeling van de macht in Athene bij ons wetgevende macht Raad van 500 parlement uitvoerende macht Volksvergaderingregering rechterlijke macht Volksrechtbank rechtbanken
Wat is het verschil in deelname aan de macht? rechtstreeks door burgers via verkozen afgevaardigden
Vorm van de democratie: directe democratie indirecte democratie
De democratie was beperkt in het oude Athene: vrouwen, vreemdelingen en slaven hadden geen stemrecht. Alleen volwaardige burgers hadden stemrecht.
Een directe democratie wil zoveel mogelijk burgers laten deelnemen aan het bestuur.
democratie bestuur door het volk (Gr. demos = volk; kratein = macht hebben)
directe democratie burgers beslissen zelf in de Volksvergadering, maar alleen volwaardige burgers mogen stemmen Bij ons laat het volk zich vertegenwoordigen door afgevaardigden.
loting
Kleine stadstaten met een beperkt aantal kiesgerechtigde burgers konden zich een systeem van loting permitteren. Door de persoonlijke deelname, het spreekrecht en stemrecht, waren er minder conflicten en voelden de burgers zich meer betrokken bij het bestuur.
Thucydides (455-396 v.Chr.) legeraanvoerder (strateeg) en geschiedschrijver. Schreef de geschiedenis van de Peloponnesische Oorlog. Hij wilde zo objectief mogelijk de waarheid achterhalen en maakte gebruik van ooggetuigen. Hij zei: 'Geschiedenis is niet het werk van de goden, maar van mensen, geleid door hartstocht en verstand'.
Boulè
De Raad van 500 vergadert in het Bouleuterion, een zaal met theaterbanken.
Leven is politiek
Volksrechtbank 6000 leden
Kleine groepen juryleden beoordelen afzonderlijke misdrijven. Er zijn geen rechters, de jury beslist.
Schervengerecht
Deze speciale rechtbank moet voorkomen dat één persoon te machtig wordt. Als een naam op een potscherf (ostrakon) 6000 keer voorkomt, wordt de verdachte voor 10 jaar uit Attica verbannen.
loting
Raad van 500 (Boulè) = 50 leden per fyle agenda en (wets)voorstellen voorbereiden. Elke fyle bestuurt 1/10 van het jaar, gedurende 1 jaar
volksvergadering (Ekklesia) alle vrije Atheense mannen (+ 20 j) (geen vrouwen, vreemdelingen, slaven) kiest en stemt over voorstellen en wetten
Dagelijks bestuur (Prytanen) min. 700 (tot 1200) ambtenaren
kiest
9 archonten o.a. zes wetgevers
10 strategen legeraanvoerders leger 1 strateeg uit elke fyle
Volksvergadering (Ekklesia)
De Volksvergadering was de hoogste wetgevende macht. Ze kwam in de begintijd tienmaal per jaar samen, later ongeveer eenmaal per tien dagen. Op de dag van de samenkomst stroomden van het hele grondgebied duizenden mensen naar de Pnyx, een heuveltje dicht bij de agora waar tot 10 000 mensen konden staan. Veel vrije mannen van de 40 000 stemgerechtigden dagen op als de onderwerpen op het programma belangrijk zijn. De Boulè heeft dag, uur en onderwerpen bepaald, niet te vroeg op de dag want sommigen komen van een eind buiten de stad, en ambtenaren leiden het verloop in goede banen. Naar bekende leiders en sprekers wordt geluisterd, maar iedereen mag het woord nemen. Het geroep was niet uit de lucht. Stemmen voor of tegen een wet of een voorstel gebeurde door handopsteking. Archonten en strategen werden gekozen omdat niet iedereen geschikt is voor een leidende taak in leger of vloot. Kiezen gebeurde hier met stemsteentjes die geteld werden. De Volksvergadering is het mooiste voorbeeld van directe of rechtstreekse democratie. Alle mannelijke burgers nemen samen de beslissingen, rechtstreeks zonder tussenpersonen. Ze wil zoveel mogelijk burgers bij het bestuur betrekken. Dat kan alleen omdat de polis klein is en men altijd in open lucht kan vergaderen. Atheners vinden staatszaken belangrijk. Ze besteden een groot deel van hun tijd aan het politieke leven. Niet alleen tijdens de vergaderingen waar iedereen het woord kan nemen, maar ook voor en na leveren ze uitvoerig commentaar. Dat is mogelijk omdat ondertussen de vreemdelingen en de slaven zorgen voor brood op de plank. Thuis regelt de vrouw de huishouding. Zij komt in het politieke verhaal nergens voor.
Volksrechtbank (Heliaia)
Ieder jaar werden onder leiding van gespecialiseerde archonten 6000 burgers uitgeloot om als jurylid in een van de tien volksrechtbanken (1 per fyle) te zetelen. In principe waren dat 500 uitgelote leden per rechtbank en 1000 leden werden in reserve gehouden. Bij een gewone zaak werd een lekenjury samengesteld van 201 leden om te oordelen over een misdrijf. Soms waren er meer, soms minder. In de volksrechtbank leidt een archont de rechtszaak, terwijl de jury de zaak bespreekt.
Het belang van deze rechtbank was dat hier een klacht kon worden ingediend tegen het vonnis van de archonten die recht spraken in speciale, meestal politieke processen en zware misdrijven.
De volksrechtbank beschermde de gewone mensen ook tegen misbruiken van andere machtige ambtenaren.
Scherven brengen geen geluk
Door zoveel mogelijk mensen voor een beperkte tijd bij het bestuur te betrekken, willen de Atheners voorkomen dat enkelen te machtig worden. Atheners hadden inderdaad een aangeboren afkeer van alleenheerschappij. Na Pisistratus hadden zijn twee zonen misbruik gemaakt van hun macht. De ene zoon werd vermoord, de andere verjaagd. De Atheners hadden dit lesje onthouden. Het 'ostrakisme' wil verdacht streven naar te veel macht bestraffen. Als minstens 6000 aanwezigen op de buitengewone vergadering van de Ekklesia dezelfde naam in een potscherf, opgeraapt van de grond onder de voeten, krasten, werd die persoon uit Athene verbannen voor 10 jaar.
Fig. 3.4 Bestuursorganen van het democratisch bestuur
Volksrechtbank rechtspraak
Schervengerecht 6000 burgers tegen machtsmisbruik
Raad van 500 wetten voorbereiden
Volksvergadering alle burgers wetsvoorstellen stemmen
De Pnyx is het heuveltje waar de Volksvergadering samenkwam en waar een sprekersplatform was. Daar zat ook de voorzitter van de Prytanen, bijgestaan door een secretaris en een priester, die de aankondigingen deden. De mensen zaten op de rotsen of op het lager gelegen terrein.
Een Athener kon op twee manieren bestuursmacht verwerven:
• door uitloting (50 prytanen of ambtenaren per fyle, juryleden in volksrechtbanken)
• door verkiezing (9 archonten en 10 strategen met speciale ervaring of kennis)
De Atheners beschermden op meerdere manieren hun democratie.
Zij doen dat door:
• iemand te verbannen die te machtig dreigde te worden (schervengerecht)
• loting uit de kandidaten voor een functie
• door korte ambtstermijnen van 1 jaar
ostrakon potscherf waarop de naam van een ongewenst leider werd gekrast, hier met de namen Kimon en Miltiades
9
Archonten wetgevers o.a. speciale rechtbank
10 Strategen legerleiding
letterlijke betekenis: 'hoge gezagsdrager', iemand die instond voor de goede orde. Ons woord 'anarchie' komt ervandaan, wat het tegengestelde van orde betekent, namelijk wanorde.
Strateeg vloot- of legerleider, degene die een strategie bepaalt in oorlogsomstandigheden. Mettertijd bepalen zij ook de politieke strategie en worden ze belangrijke politieke leiders.
Thuis in Athene
Hetgezin, de oikos, was de kern waaromheen het leven georganiseerd was. De oikos omvatte de zorg voor alle personen en de bezittingen van de familie, de zorg voor het materiële bestaan, de omgang met elkaar, hoe zich te gedragen en de goden te vereren. Vader was het hoofd van het gezin, de beheerder van het huishouden.
Huizen
Opgravingen bij de Atheense agora laten eenvoudige huizen zien met enkele vertrekken rond een centrale tuin. De stadswoningen waren meestal kleiner dan de mooiere en grotere huizen op het platteland. De opbouw van de huizen op het platteland was vergelijkbaar met die van de steden. De naar buiten toe gesloten huizen kregen licht en lucht via de centrale tuin en hadden aan de noordkant daarvan vaak een grote woonkamer (oikos) eventueel met een voorhal (protas).
Interieur en meubilair
De andron had vaak een fraaie vloerversiering met mozaïek. In het pleisterwerk op de wanden waren allerlei gekleurde motieven in horizontale banden aangebracht. Liggend eten was in de mode. Er ontstond een onderscheid tussen bedden waarop men sliep en bedden om liggend te eten. Tijdens de maaltijden werden kleine rechthoekige tafeltjes gebruikt die met voedsel erop werden binnengebracht. Bovendien moest men ze bij het schoonmaken van de vloer gemakkelijk onder de bedden kunnen schuiven, wat verklaart waarom de eetkamerbedden zo hoog zijn. Als bergmeubel gebruikte men uitsluitend kisten voor kleding, geld, boekrollen en wellicht ook voedsel. In de keuken kwamen als alternatief haken voor om huisraad op te hangen en er waren ook wel planken aan de wand bevestigd om vaatwerk neer te zetten. In Griekse woningen moeten stoelen, krukken, bedden, tafels en kisten hebben gestaan. Verder waren de huizen betrekkelijk leeg.
(Naar: S. Mols, Oikia en domus, in: Hermeneus 67, 1995, p. 186-197)
De privéwoonvertrekken liggen in het algemeen aan de noordkant en de dienstvertrekken aan de zuidkant. Door deze ligging maakte men optimaal gebruik van de winterzon, terwijl de hoge zomerzon het vertrek in de schaduw zette door de aanwezigheid van het halletje. Het grotere woningtype telde vijf tot zeven privévertrekken. Kinderkamers waren er niet. Tot de dienstvertrekken, aan de zuidzijde van de tuin, konden een voorraadkamer, een paardenstal, een slavenvertrek, een werkplaats of een winkel behoren. Een belangrijk vertrek in alle woningen was de gastenkamer (andron), waar de heer des huizes zijn bezoekers ontving. Deze andron lag veelal dicht bij de huisdeur om de rest van de familie zo weinig mogelijk in het privéleven te storen. Een tuin ontbrak in de grotere huizen. Wel was er een binnenplaats met een huisaltaar. Op de bovenverdieping, die zich soms boven lage zijvertrekken uitstrekte, waren onder meer slaapkamers te vinden.
Huisnijverheid: een slaaf of bediende maakt aardewerk in een werkplaats aan het huis.
Op de binnenplaats staat een huisaltaar. Het is een ontmoetingsplaats.
in de slaapkamer wordt de kleding met zorg bewaard
Ontvangkamer: de heer des huizes ontvangt een gast. Grieken liggen op banken aan lage tafels.
slavin spint en weeft
Fig. 3.5 Thuis bij een rijke Athener
2
Twee manieren van leven
Leven en werken in Hellas
De levenswijze was in Hellas lange tijd eenvoudig, maar de twee grootste stadstaten losten hun problemen op tegengestelde manier op: Athene werd een handeldrijvende zeemacht, Sparta was en bleef een militaire landmacht.
VRAAG 4: Hoe leefden de Atheners?
1 Wonen in Athene
Alles draait rond het gezin in de Griekse samenleving.
Een Atheens gezin bestond uit alle personen en bezittingen: vader, moeder, kinderen, slaven, woning, eigendom, maar geen vreemdelingen (= niet-burgers)
Vader, als hoofd van het gezin, heeft meerdere taken:
• zorg voor: materieel bestaan, goed gedrag, vereren van de goden
• beheer van: het huishouden of (met een Grieks woord) de oikos
2 Twee woningtypes
Typerende kenmerken van kleine en grote huizen:
• de buitenkant: gesloten gevels, enkel met voordeur aan straatzijde
• interieur met weinig meubels: kisten, stoelen, krukken, bedden, tafels
• k amers: woonkamer met voorhal, gastenkamer, keuken, slaapkamer(s) op de verdieping in grote huizen
• tuin: klein of geen binnentuintje voor verlichting en verluchting
• oriëntering: woonkamers aan noordzijde, dienstvertrekken in het zuiden
De drie belangrijkste delen van een huis:.
• prostas: voorhal of portaal met twee zuilen
• oikos: woonkamer, kan meerdere functies hebben
• andron: gastenkamer
oikos alles wat met het beheer van de goederen en het welzijn van het gezin te maken heeft. Ons woord economie (Latijn = oecus) is ervan afgeleid en betekent 'huishouding'. megaron een comfortabel Grieks woonhuis met een rechthoekige woonkamer (oikos), slaapk amer(s) en een portaal (prostas) met twee zuilen. Er zijn zijkamers als bergruimte en verblijven voor de huisbediende(n). De deur aan de straatzijde geeft via een overdekte gang uitzicht op een geplaveid binnentuintje.
PROSTAS ANDRON OIKOS
TUIN grondplan van een huis in Priëne
Fig. 3.6 Reconstructie van een huis in Priëne (Klein-Azië, 5de eeuw v.Chr). Uit het megaron ontwikkelde het grondplan van de tempel door er steeds meer zuilen rondom aan toe te voegen. Het stond later ook model voor de Romeinse villa's.
Kinderen in Athene
De geboorte van een kind in een Atheens gezin werd aangekondigd met een wolvlokje voor een meisje of een olijfkrans voor een jongen aan de voordeur. Drie dagen na de geboorte werd het kind gebaad in gewijd water en het kreeg zijn naam. Kinderen bleven samen tot zeven jaar in het vrouwenverblijf. Meisjes leerden alle huiselijke vaardigheden van hun moeder: koken, weven en spinnen. Ze kregen geen andere opleiding. Ze verlieten het ouderlijk huis rond hun veertiende voor hun huwelijk met een wat oudere man. Niet de liefde, wel de bruidsschat die vader moest betalen of een voordelige partij speelde vaak een grote rol bij zijn keuze. Voor jongens begon het schoolleven bij een pedagoog thuis of op een openbare plaats. Ze moesten veel teksten vanbuiten leren en sommigen leerden de lier bespelen. Ze keken uit naar het ogenblik dat ze naar het gymnasium, de sportschool, mochten. Vanaf hun achttiende begon de echte opleiding van twee jaar in militaire dienst. Daarna werden ze opgetekend in de lijsten van de volwassen Atheense burgers. Voortgezet onderwijs kon alleen gevolgd worden bij filosofen, redenaars en geleerden die een groepje leerlingen rond zich verzamelden op een plein of de zuilengang van een openbaar gebouw. Schoolgebouwen waren er niet.
Spartaanse bevolking in cijfers
Dagelijks leven in Sparta
In Sparta ging het er anders aan toe. Een boorling moest goedgekeurd worden en mocht geen lichamelijke gebreken vertonen waardoor hij later geen goed soldaat kon worden. Op zevenjarige leeftijd kwam een jongen bij een trainer terecht die hem leerde lopen, springen, worstelen en speerwerpen met bikkelharde discipline. Op twaalf jaar werd in het gymnasium de fysieke training voortgezet. Alles, ook wat zang, dans en poëzie betrof, stond in dienst van de krijgskunst. Daarna waren de Spartanen van hun twintigste tot hun zestigste beroepssoldaat. Landbouw en nijverheid werd overgelaten aan anderen, vooral slaven.
Lycurgus, de wetgever
Volgens de overlevering zou Lycurgus ca. 800 v.Chr. het bestuur en de levenswijze van de bevolking van de polis Sparta definitief vastgelegd hebben. Er waren drie groepen in de bevolkingsstructuur: de echte Spartaanse burgers (spartiaten, homoioi of gelijken), de perioiken
SPARTA is een oligarchie = weinigen beslissen over velen
(oorspronkelijke bewoners van de streek, vrij, maar geen rechten) en de heloten (staatsslaven). Heel de samenleving was gericht op het leger. Omdat ze tussen een vijandige meerderheid leven en wonen, waren de Spartanen voortdurend op hun hoede en legden ze de wapens nooit neer.
Raad van Ouden (28) (Gerousia) wetten maken hoogste rechtbank
2 koningen 1 legeraanvoerder 1 geestelijke leider
kiest erfelijk
Volksvergadering (Apella) volwassen Spartaanse mannen van Dorische afkomst: beslissingen goed- of afkeuren kiest Eforen en Ouden (+ 60 j)
Fig. 3.7 Het bestuurssysteem van Sparta
3 Onderwijs in Athene
Het schoolleven is in Athene niet georganiseerd door de overheid, onderwijs is een privézaak, alleen voor kinderen van rijken Het lessenrooster bestond uit lezen, schrijven, muziek, sport. Schoolgebouwen waren er niet.
4 Opvoeding in Sparta
De cijfers van de Spartaanse bevolking omgerekend in procenten zien er zo uit:
muziekschoolscène op roodfigurige vaas
Met een benaderende breuk is het aandeel in de hele bevolking:
• spartiaten: 1/25
• perioiken: 1/4
• heloten: meer dan 2/3
Lees hieronder wat Plutarchus vertelt over de opvoeding in Sparta. Het was geen enkele burger toegestaan zijn kind op te voeden zoals hij het zelf wenste. De staat nam alle kinderen vanaf de leeftijd van zeven jaar onder zijn hoede. Men deelde ze in groepen in en deed ze in gemeenschap leven en eten. De moedigsten en de sluwsten werden aangesteld tot groepsleiders. De andere kinderen moesten trachten hen na te volgen en ze moesten hun bevelen uitvoeren. Oudere Spartanen waakten over de ontspanning. Zij stookten dikwijls ruzie en twist en zo leerden ze ieders karakter, moed en uithoudingsvermogen kennen. De kinderen kregen slechts de strikt noodzakelijke schoolopleiding. Voor het overige werd hun gehoorzaamheid, uithoudingsvermogen en hardnekkigheid in het gevecht bijgebracht. Ze werden tot op het vel geschoren, ze moesten blootsvoets lopen en geregeld naakt trainen. (Uit: Plutarchus, Parallelle levens, Leven van Lycurgus)
Het doel van de Spartaanse opvoeding was goede soldaten voortbrengen.
De Eforen oefenen controle uit over alles en iedereen om de levenswijze van Sparta te beschermen.
Het bestuur en de opvoeding in Athene en Sparta vertoont enkele tegenstellingen:
• De democratie (Athene) is een bestuur met velen.
• De oligarchie (Sparta) is een bestuur met weinigen.
• Het ideaal van de opvoeding in Athene was vrijheid
• Het ideaal van de opvoeding in Sparta was gelijkheid.
Overzicht van de levensloop van een Athener en van een Spartaan
Athene • tot 7 jaar: • 7 jaar:
Sparta • tot 7 jaar: • 7 jaar:
Plutarchus schrijver en filosoof, (ca. 46-120) die vooral beschrijft hoe het bestuur en de opvoeding waren in het klassieke Griekenland
monument van een Spartaans soldaat
Uitrusting: kort zwaard, rond schild, helm, borstharnas, scheenplaten, korte wapenrok
• 18 - 20 jaar: • vanaf 20 jaar:
• 20 - 60 jaar: meisjes: jongens: jongens: thuis thuis school leger volwassen burger thuis bij trainer gymnasium soldaat
• 12 jaar:
Vijgen na Pasen
Vijgen vormen een erg belangrijk onderdeel in de voeding van de Athener. De uitvoer ervan is zelfs strafbaar. Olijven worden gegeten en men perst er ook olie uit. Dat is trouwens het enige vet dat de Grieken kennen. Het is ook de basis voor kostbare parfums en atleten wrijven er hun lichaam mee in. Daarna strooien ze er zand in en dat beschermt hen tegen de ongenadige zon. Olie is ook een bewaarmiddel voor voedsel en vooral voor vis. De spijzen worden meestal in olijfolie gekookt. Wijn was er in grote hoeveelheden, maar uit zuinigheid deed men er water bij. Als zoetstof is er honing Daarvoor zorgen de bijen in Hymettus. Eén voedingsproduct ontbreekt grotendeels: graan. Het moet ingevoerd worden. Gelukkig is er nog de zee. Die is in Griekenland nooit ver weg. Vis vormt ook een bestanddeel van de voeding. Gerookt bewaart hij goed en kan hij naar verder afgelegen streken worden gebracht. Waar het enigszins kan, wordt grasland aangelegd. Daar fokt men geiten en schapen, de leveranciers van melk en kaas. Vlees komt alleen bij uitzonderlijke gelegenheden op tafel.
Athene kiest voor handel
Als de bevolking groeit, moet graan aangevoerd worden van over de zee. De oorlogen uit de 5de eeuw v.Chr. hebben daar mee te maken. Graanschepen moeten veilig kunnen varen. De oorlogsschepen die Themistocles liet bouwen, komen dan goed van pas. Ze beveiligen de verbindingen met Egypte en Sicilië, de leveranciers van graan en ze kopen Atheense nijverheidsproducten. Drie lange muren verbinden de havenstad Piraeus met Athene, ook al om de voedselaanvoer te garanderen. In de landbouw, de nijverheid en de mijnbouw doen slaven het zware werk.
Fig. 3.9 Volwassen olijfboom met vruchten
Fig. 3.8 Een kleine, gesloten landbouwgemeenschap
1 Wat de Griekse economie voortbracht
Op de tekening wordt een zelfvoorzienend dorpje uit de begintijd voorgesteld.
Van de polis is nog geen sprake, maar toch zal deze levenswijze lang bestaan.
a Werkzaamheden om te voorzien in het levensonderhoud hier aanwezig
• landbouw (akkerbouw) • veeteelt • visvangst
b Bekijk het kaartje. Welke voedingsproducten leveren deze bezigheden op?
• De hellingen zijn geschikt voor druiven, olijven,vijgen, bijenteelt.
De bodem levert een belangrijke grondstof: klei voor potten.
Het landschapstype dat overheerst in Attica is gebergte.
Twee gebergten leveren delfstoffen die belangrijk zijn en van groot nut in het maatschappelijk leven.
• Pentelikon: marmer, gebruikt voor de tempelbouw
• Laurion: zilver, gebruikt voor munten als betaalmiddel
3 Aangewezen op overzeese handel
Herodotus schrijft:
'Armoede is de zuster van Griekenland.'
In een van zijn redevoeringen merkt Demosthenes op:
gebergte vruchtbare grond wegen grens Attica
'Meer dan enig ander volk volk zijn wij verplicht geïmporteerd graan te gebruiken.'
Zowel geschiedschrijver Herodotus als de redenaar Demosthenes zeggen met andere woorden: Griekenland is niet gezegend met natuurlijke rijkdommen.
Griekenland is daardoor aangewezen op overzeese handel.
De geografie van Griekenland verklaart in belangrijke mate de vroege kolonisatie van de poleis, maar ook waarom de Grieken zich bewapenen tegen al wie de levensnoodzakelijke handel bedreigen.
Demosthens
(Athene, 386-322 v.Chr.) de grootste redenaar van Griekenland, jurist en politicus die de Grieken waarschuwde tegen Philippus van Macedonië die plannen had om de stadstaten te veroveren.
Saronische Golf Athene wijn
De hoplieten (naar het woord ‘hoplon’, het grote ronde schild) vormden de elitetroepen binnen het Griekse leger. Zij waren afkomstig van rijkere families en dus het beste uitgerust. Ze waren bovendien bijzonder gemotiveerd en werden door het volk als echte helden beschouwd. Vooral in de 5de eeuw droegen de vele conflicten - eerst tegen de Perzen en later tussen de stadstaten onder elkaar - ertoe bij dat door slimme generaals verschillende formaties werden bedacht, de zogenaamde falanxen. Het kwam er telkens op neer dat elke soldaat zodanig opgesteld stond dat zijn schild deels de man rechts naast zich beschermde. Op die manier vormde het geheel, in combinatie met de lange speren die geleidelijk evolueerden van 2 tot wel 6 meter lang, een ondoordringbare, hechte groep. Op het schema hierboven kun je zien dat de meest links opgestelde manschappen (de sterksten) vooraan stonden en een aanvallende functie hadden, terwijl de rechtervleugel verdedigde. metalen beenkappen
kuras: borstplaat in metaal of leer
Fig. 3.10 Legeropstelling met falanx of de schuine slagorde
De Griekse oorlogen
Oorlogen zijn onrechtvaardig. Er zijn altijd slachtoffers en nooit echte overwinnaars. Dat was ook al zo in de oudheid. De 5de eeuw v.Chr. is een oorlogseeuw. Eerst zijn er de oorlogen tegen de Perzen en later de Peloponnesische Oorlog.
VRAAG 6: Hoe was het Griekse leger voorbereid op oorlog?
1 Hoe de Grieken zich voorbereiden op de oorlog
Atheense burgers kunnen na hun militaire dienst van twee jaar tot hun zestigste opgeroepen worden. De legerindeling is gebaseerd op het inkomen. De soldaten moeten hun uitrusting namelijk zelf kopen. De rijksten zijn dan ook het best en het zwaarst bewapend. Ze worden hoplieten genoemd. Minder gegoeden zijn lichtgewapend als speerwerper, boogschutter of slingeraar. De allerrijksten, een minderheid van maximum 1000 man, vormen de ruiterij omdat ze een paard, een zadel en stijgbeugels hebben. Ook de vloot krijgt aandacht. Een slimme en vooruitziende Themistocles kon, met het oog op de steeds groter wordende dreiging van het machtige Perzische leger, de Volksvergadering overtuigen om de zilveropbrengst uit het Lauriongebergte aan te wenden voor de aanmaak van munten en zo de uitbouw van een oorlogsvloot te bekostigen. Het orakel van Delphi had immers gezegd: 'Alles binnen de Atheense grenzen zal vallen, en de heilige dalen tussen de nabije bergen. Maar de houten muur, en alleen de houten muur zal blijven staan.' 'Houten muur’ betekent 'een schip', legde Themistocles uit. De havenstad Piraeus werd daarna dethuisbasis van een vloot van 100 triremen. De stadsmuren werden versterkt en de bouw vande Lange Muren voltooid.
2 Legerdienst, soldaten en vloot
De militaire dienst duurt 2 jaar en men blijft beschikbaar tot 60 jaar. De uitrusting van de soldij wordt niet door de polis betaald. Hoe rijker iemand was, des te beter is een soldaat bewapend. De allerrijksten vormen de ruiterij, want zij kunnen zich een paard veroorloven .
• Lichtbewapende soldaten zijn speerwerpers, boogschutters en slingeraars.
• z waarbewapende soldaten met als uitrusting een helm, kuras, zwaard, beenkappen, schild en een speer. Ze worden hoplieten naar hun groot rond schild (hoplon).
• Ook de vloot is belangrijk. Op zee is de triëre of trireem een gevaarlijk wapen. Athene heeft een oorlogshaven aan de kust, Piraeus, die met 'Lange Muren' de haven en de stad verbindt.
3 Legeropstelling
De schildformatie of schuine slagorde met lange speren wordt falanx genoemd. De twee belangrijkste wapens van de falanx zijn de lange speren en het grote ronde schild.
In de schildpadformatie dankt zijn naam aan de opstelling: de soldaten staan schuin achter elkaar.
Elke vleugel van de schuine slagorde heeft zijn taak:
• de linker vleugel moet aanvallen
• de rechtervleugel moet verdedigen
De de speren zijn lang (van 2 tot 6 meter) omdat ze een dubbele functie hebben:
• de vijand op afstand houden (soldaat of ruiter) en zelf buiten bereik blijven
• de vijandelijke slagorde op afstand doorbreken
orakel van Delphi Het antwoord dat de Pythia gaf in naam van de god was vaak dubbelzinnig en moest daarna worden uitgelegd of verklaard.
Lange Muren
Door de bouw van de Lange Muren kon Athene nooit afgesneden worden van haar toegang tot de zee. Deze muren liepen over een afstand van zes kilometer tussen Athene en Piraeus en waren twintig meter hoog. Piraeus had een haven voor graan, koopvaardij en oorlogsschepen.
Themistocles (524-ca. 460 v.Chr.) Atheens staatman en vlootvoogd die bij Salamis (480 v.Chr.) de Perzen met zijn oorlogsvloot versloeg.
Piraeus
LangeMuren
Athene N Cephisus
Een hele eeuw oorlog
Sindshet midden van de 6de eeuw v.Chr. bouwden de Perzische koningen een wereldrijk uit van de Indus tot aan de Egeïsche Zee. Toen Darius I van Perzië de Griekse steden op de kust van Klein-Azië wilde onderwerpen, stootte hij op hevige tegenstand. Omdat Athene en Eritrea (op Euboea, nu Evia) de opstandige steden steunden, wilde hij ook Griekenland veroveren.
Grieken tegen Perzen
De slag bij Marathon hee lang geduurd. In het midden waren de barbaren aan de winnende hand. (…) Ze braken door de frontlinie en achtervolgden de vluchtende Grieken tot ver in het binnenland.
Maar op beide vleugels zegevierden de Atheners. Daar lieten zij de verslagen barbaren terugtrekken. Beide vleugels concentreerden zich nu op de plek in het midden waar de Perzen een bres hadden geslagen. Samen kregen ze opnieuw de overhand. Toen sloegen de Perzen op de vlucht. De Atheners zetten de achtervolging in. Ze hakten erop los tot de Perzen de kust bereikten. (…)
Uit: Herodotus, Het verslag van mijn onderzoek (5de eeuw v.Chr.)
• 490 v.Chr.: slag bij Marathon. Darius zet hier een landleger over, maar wordt door Athene (Miltiades) verslagen in de vlakte van Marathon.
• 480 v.Chr.: de Spartanen (300 Spartanen onder leiding van Leonidas) verdedigen de bergpas der Thermopylen, maar Xerxes kan hen door verraad in de rug aanvallen. De Atheners vluchten en de stad wordt verwoest. Themistocles lokt de Perzische vloot in een zeestraat en die wordt in de zeeslag bij Salamis vernield.
• 479 v.Chr.: het landleger van de Perzen wordt door de verbonden stadstaten onder leiding van Sparta (Pausanias) te Plataea definitief verslagen.
Op dezelfde dag worden ook het restant van de Perzische vloot en het landleger op de kust bij Mycale verslagen. De Ionische steden zijn bevrijd en worden bondgenoten van Athene.
Xerxes zet het werk van zijn vader verder en trekt in 480 v.Chr. met zijn leger richting Griekenland. Met behulp van schepen bouwden zijn ingenieurs twee bruggen over de Hellespont. Xerxes stak deze over, trok door Thracië en Macedonië tot in Thessalië in Noord-Griekenland. Het leger bestond uit ongeveer 290 000 man. Om het leger te voeden was 400 ton proviand per dag nodig dat werd vervoerd door 550 graanschepen, geëscorteerd door 650 oorlogsbodems.
NIonische Zee
Thermopylen -480
Delphi Thebe
Plataea -479
Salamis -480
Hellespont
Egeïsche Zee
Marathon -490
Mycale -479
Perzisch Rijk (497 v.Chr.)
Perzische veroveringen (496-492 v.Chr.)
Grieken in strijd met Perzië Griekse bondgenoten
neutrale Grieken
route van Xerxes’ landleger
route van Xerxes’ vloot belangrijke veld- of zeeslagen
VRAAG 7: Hoe verliepen de Griekse oorlogen?
1 De Perzische Oorlogen
In een conflict staan steeds twee (of meer) partijen tegenover elkaar omdat ze tegengestelde belangen of bedoelingen hebben. Lees de inleidende tekst.
De partijen die tegenover elkaar staan: Grieken zelfstandig opererende poleis met een leger van eigen burgers Perzen met een immens leger van troepen uit veroverde gebieden.
De oorzaak (kruitvat) en de aanleiding (lont) tot de Perzische Oorlogen:
oorzaak De Perzische koning wil zijn macht uitbreiden naar het westen en de handel overnemen in de Egeïsche Zee en naar de Zwarte Zee. aanleiding Koning Darius wil heel Griekenland veroveren omdat Athene en andere poleis de steden op de kusten van Kl.-Azië hebben gesteund.
2 De Slag bij Marathon
Herodotus, een belangrijk Grieks geschiedschrijver, is geboren in 485 v.Chr. in Halicarnassus (op kust van Kl.-Azië) en hij beschreef uitgebreid de Perzische Oorlogen in Historiën. Hij was zelf geen ooggetuige, maar beschreef op latere leeftijd de feiten via ooggetuigen of uit onderzoek van bronnen. Afkomstig van de kust van Kl.-Azië waar de Griekse poleis zich verzetten tegen de Perzen, voelde hij zich betrokken bij de feiten.
Lees de tekst 'Grieken tegen Perzen'.
Het verslag uit de tijd van de feiten kan zo beoordeeld worden:
objectief (zonder partij te kiezen, vermeldt alleen de feiten)
subjectief (kiest partij voor een van beide kampen)
Besluit
• Dit relaas is een primaire bron die we betrouwbaar noemen.
Over de Slag bij Marathon onthouden we:
• de overwinnaar van de strijd is Athene
• de overwinning is het resultaat van krijgsstrategie
• de stadstaat Sparta nam niet deel aan de strijd
• door deze veldslag is Perzië voorlopig verslagen
Perzische koningen
Cyrus II (560-529 v.Chr.) verovert vanuit Persepolis in Perzië een gebied van KleinAzië tot de Indus.
Cambyses II (529-522 v.Chr.) verovert Egypte en Libië.
Darius I (522-486 v.Chr) verovert Thracië en Macedonië en bereikt de Indus in het oosten.
Xerxes (486-465 v.Chr.) probeert de Griekse poleis te verslaan.
Tijdens de slag bij Salamis in 480 v.Chr., die beslissend zou blijken voor de uitslag van de Tweede Perzische Oorlog tussen de Griekse stadstaten en Perzië onder Xerxes, werd het belang van strategisch vernuft tegenover puur numeriek overwicht uitgespeeld. De Perzen, met veel meer en grotere schepen dan de Grieken, kwamen vast te zitten in de nauwe zee-engte tussen het eiland Salamis en Piraeus. Hierdoor werden ze gemakkelijk in de pan gehakt door de kleinere en wendbaardere Griekse schepen. Xerxes, in zijn overmoed, was zo zeker van een overwinning dat hij niks van de strijd wou missen. Hiertoe liet hij een troon opstellen op de helling van de berg Aigaleo, vanwaaruit hij het hele gebeuren kon overzien.
Grieken tegen Grieken
Al snel na de Perzische Oorlogen stichten 200 zeevarende poleis de Delisch-Attische Zeebond (478-477 v.Chr.) onder leiding van Athene als schild tegen de Perzen. Zij stellen ofwel schepen ter beschikking of betalen een bijdrage. Het centrum was het eiland Delos waar ook de bondskas wordt bewaard. Als die later naar het Parthenon wordt overgebracht, ziet Athene de kans om de Zeebond te gebruiken voor de uitbouw van zijn macht. Verscheidene poleis verspeelden hun onafhankelijkheid, de bondsbelasting werd verhoogd en Athene wendt de gelden aan voor het optrekken van gebouwen en tempels op de eigen Akropolis, of voor de verfraaiing van de stad. Sparta ziet wantrouwig de macht van Athene toenemen en versterkt de Peloponnesische Bond. De twee machtsblokken staan tegenover elkaar in de Peloponnesische Oorlog (430-404 v.Chr.) waarbij Sparta wint: Athene moet zijn muren afbreken en zijn vloot ontmantelen. Sparta wordt de nieuwe leider, maar zal op zijn beurt verslagen worden door Thebe (371 v.Chr.).
3
De bergpas der Thermopylen
Tien jaar na Marathon komen de Perzen terug om wraak te nemen.
Tegenover elkaar staan:
• de Perzen: Xerxes, zoon van Darius
• de Grieken met Sparta, o.l.v. Leonidas
De Spartanen proberen de Perzen tegen te houden bij de bergpas der Thermopylen (= Warme Poorten/bronnen)
Zoals gebruikelijk raadpleegden de Grieken het orakel van Delphi dat de uitslag van de confrontatie voorspelde met deze woorden:
'Hoor uw lot, o bewoners in Sparta van de wijde ruimtes. Ofwel je beroemde, grote stad moet worden geplunderd door de zonen van Perseus, of, als dat niet zo is, zal het hele land van Lacedaemon rouwen om de dood van een koning van het huis van Heracles (...)'
(Naar: Herodotus, Historiën)
panoramisch zicht op de orakelplaats Delphi ter ere van Apollo
Met deze uitspraak staan de Spartanen voor de keuze: Sparta wordt geplunderd of een Spartaanse koning sterft. Leonidas maakt de keuze zoals verwacht wordt van een Spartaan: hij vecht voort en verdedigt de bergpas met 300 Spartanen, maar door verraad wordt hij ingesloten en iedereen sneuvelt.
De Delphiërs kwamen nu in gevaar en vroegen het orakel zelf hoe de Perzen konden worden verslagen. Het orakel zegt:
'Bid tot de wind. Ze zullen machtige bondgenoten van Griekenland blijken te zijn.'
Het orakel lijkt te zeggen dat 'ze' (= schepen = wind) de redding zullen brengen.
4 Zeeslag bij Salamis
De strijd verder. Athene valt, maar de Perzen verliezen de zeeslag bij Salamis
Na de zeeslag bij Salamis (= tweede Perzische oorlog) is het landleger nog niet uitgeschakeld. Het Perzisch landleger wordt verslagen door Sparta te Plataea (479 v.Chr).
5 De Peloponnesische Oorlog
Na het uitschakelen van de gemeenschappelijke vijand steken de verschillen tussen de Griekse stadstaten de kop weer op.
De bondgenoten van Athene en Sparta waren verenigd in bondgenootschappen onder hun leiding. Twee grote bondgenootschappen komen tegenover elkaar te staan en zullen elkaar bevechten in de Peloponnesische Oorlog.
Athene leider van de Delisch-Attische Zeebond (zeevarende stadstaten)
Sparta leider van de Peloponnesische Bond (stadstaten met landleger)
Athene misbruikt zijn macht op twee manieren:
1. De bondskas gaat naar Athene dat met het geld de stad verfraait.
2. Sommige stadstaten verspelen hun onafhankelijkheid.
DelischAttische Zeebond militair bondgenootschap van zowat 200 stadstaten onder leiding van Athene, tegen de expansiedrift van Perzië
Peloponnesische Bond militair verbond van Sparta met de meeste staten van de Peloponnesus. Dit verbond werd in 550 v.Chr. gesloten en is het oudst bekende militaire bondgenootschap uit het oude Griekenland.
Sparta en Athene bevechten elkaar in meerdere veldslagen die de Peloponnesische Oorlog worden genoemd. Sparta wint en stelt zijn vredesvoorwaarden: Athene moet zijn muren afbreken en zijn vloot ontmantelen.
Het Griekse pantheon
Veel van de Griekse godenverhalen die wij nu kennen, komen van Homerus, de bekendste dichter en schrijver van de oudheid. Mythen en sagen geven de verklaring voor alles: de kosmos en het ontstaan van de wereld, de natuurverschijnselen, de wereld van de goden en de wereld van de mensen ...
Alles is ontstaan uit een ongeordende Chaos waaruit vier oerelementen voorkomen: aarde, water, vuur, lucht. Daaruit kwam Gaea (Gaia), de Aarde of de oermoeder voort.
GAEA oermoeder Aarde
Cronus
Rhea
Poseidon
Hestia
Demeter
Hades
De jongste Titaan, Cronus, trouwde met zijn zuster Rhea. Hun kinderen en kleinkinderen zijn de goden die de wereld beheersen.
ZEUS
Gaea verbond zich met water waaruit de zee (Pontos) voortkwam en met lucht waardoor de hemelkoepel (Uranus) ontstond.
Toen Gaea, de Aarde, zich verenigde met Uranus, de hemel, ontstond het eerste godenpaar. Hun kinderen waren allemaal ontzaglijke reuzen of giganten: 12 Titanen, 3 eenogige Cyclopen en 3 honderdarmige Reuzen.
HERA Hefaestus Ares Afrodite Artemis Apollo Athena Hermes
Zeus, de jongste van de zes kinderen, is de oppergod. Hij onttroonde zijn vader, de hemelgod Uranus die zijn kinderen uit vrees voor zijn oppermacht opslokte bij hun geboorte. Rhea had uit moederliefde haar man een steen laten opslokken na de geboorte van Zeus, die verborgen gehouden opgroeide bij een herder in een grot op Kreta. Later gaf hij zijn vader een braakmiddel en zijn broers en zussen werden uitgespuwd. Ze erkenden het gezag van hun broer en ze verbleven daarna samen in zijn paleis op de Olympusberg, de hoogste berg in Griekenland, de plaats waar hemel en aarde elkaar raken, want zijn kruin zit altijd in de wolken. (Hoe de goden ontstonden, Griekse mythe naverteld)
Een godenfamilie
Het beroemdste godenhuwelijk uit de klassieke oudheid is dat van Zeus en Hera. De broers en zussen van Zeus (waaronder Hera), de kinderen van het paar en de andere kinderen van Zeus, zijn de twaalf Olympische goden Alleen Hades was er niet bij. Hij verbleef altijd in de onderwereld die even ver verwijderd was van het aardoppervlak als de hemelkoepel erboven. De goden daalden regelmatig af om de mensen hulp te bieden, te straffen en zelfs om kinderen te verwekken. De kinderen die verwekt werden uit de verbinding tussen een god en een mens worden halfgoden genoemd en zij hadden bijzondere eigenschappen. Zij verrichtten heldendaden en werden door iedereen bewonderd.
Elk zijn deel
De twaalf Olympiërs zijn allemaal bijna oppermachtig. Waar de macht van een van hen ophoudt, begint de macht van de ander. Alleen Zeus is echt oppermachtig en heerser over hemel en aarde. Hera is de zus en tevens vrouw van Zeus; Athena, de Griekse godin van de wijsheid, de wetenschap en de schone kunsten; Poseidon, de god van de zee; Demeter, godin van de vruchtbaarheid; Apollo, god van het licht, muziek, poëzie; Artemis, de godin van de jacht; Hermes, god van handel en reizigers; Afrodite, godin van de liefde en schoonheid; Ares, god van de oorlog; Hefaestus god van het vuur en de smeedkunst en Hestia de godin van de huiselijkheid.
Goden als mensen
Mensen spiegelen zich aan de goden en goden zien eruit als ideale mensen. Goden zijn bij de Grieken geen natuurkrachten, wel de diepzinnige verklaring van de natuur en de mens daarin.
VRAAG 8: Hoe ontstonden de Griekse goden?
1 Stamboom van de goden
De godenwereld van de Grieken wordt het Griekse pantheon genoemd. De tekst bij het schema links verklaart de namen van de goden met hun plaats in de stamboom.
'In het begin was er alleen een ongeordende lege ruimte die Chaos wordt genoemd. Uit vier oerelementen aarde, water, vuur, lucht ontstond vanzelf Gaea of de Aarde. Door de verbinding van de oermoeder Aarde met lucht en water ontstonden de hemelkoepel en de zee. Hemel en Aarde waren het eerste godenpaar dat reuzenkinderen of giganten voortbracht. De Titanen Cronus en Rhea waren de ouders van de grote Griekse goden.'
2 Puzzelen met goden en mythen
De namen uit de wereld van goden, helden en mythen.
paleis van Minos → labyrint eenogige Reuzen → cyclopen god van de oorlog → Ares boodschapper van de goden → Hermes god van de zee → Poseidon oermoeder Aarde → Gaea bedenker van de list met het Houten Paard → Odysseus god van het licht, muziek, poëzie → Apollo godin van de overwinning → Nikè jongste van de Titanen → Cronus lid van een reuzenfamilie → gigant godin van de huiselijkheid → Hestia
3 Goden en hun bevoegdheid
De twaalf Olympische goden:
Zeus → oppergod, god van hemel en aarde
Athena → godin van wijsheid, wetenschap en kunsten
Demeter → godin van de vruchtbaarheid
Artemis → godin van de jacht
Hefaestus → god van smeedkunst en vuur
Hera → vrouw en zus van Zeus
Poseidon → god van de zee
Hermes → boodschapper van de goden, god van de reizigers
Hestia → godin van huiselijkheid
Ares → god van de oorlog
Apollo → god van het licht, muziek, poëzie
Afrodite → godin van schoonheid en liefde
pantheon (Gr. pan-theon = van alle goden) hier: overzicht van de Griekse godenwereld
giganten ontzaglijke reuzen, monsterlijke wezens met slangenkoppen, verwarde haren en geschubde drakenstaarten
Olympus, de hoogste berg in Griekenland (2918 m)
HestiaDemeterZeus
AfroditeApolloArtemisAthena
Elke polis zijn beschermgod(in)
PoseidonHades
Een godenfamilie
In veel zaken lijken de goden op de mens. Ze zien eruit als mooie mensen, zij handelen als mensen en vertonen menselijke emoties: zij worden kwaad, jaloers, afgunstig en ze hebben lief, net als de mensen. Alleen, ze zijn onsterfelijk en ze verouderen niet. De goden volgen de gebeurtenissen bij de stervelingen en grijpen daar regelmatig in. Ze kunnen aan mensen verschijnen (meestal in menselijke gedaante), hen gedachten influisteren of moed inblazen, maar ook misleiden.
Athena is de godin van alle Grieken, maar Athene is haar favoriete stad. De Atheners vereren haar op de Akropolis op verschillende manieren: als Athena de beschermster (1) (Athena Promachos) met wapenrusting in de gedaante van een 9 m hoog bronzen standbeeld, als de Maagd van Athene (2) (Athena Parthenos) in het Parthenon, als de overwinningsgodin (3) (Athena Nikè) en in het Erechtheum (4) (Athena Polias), oorspronkelijk de belangrijkste tempel van de polis Athene.
Twee soorten eredienst
De openbare eredienst is er voor de gemeenschap. De staat regelt de plechtigheden, bouwt tempels en duidt ambtenaren (priesters) aan die de plechtige ceremonies verzorgen. De huisgoden beschermen de oikos, het gezin. Daar leidt de huisvader de eredienst bij de vlam op het huisaltaar. De godin Hestia wordt aangeroepen bij elke speciale gelegenheid en vereerd met offers om gunsten en bescherming te bekomen.
Feest in de stad
Elk jaar vieren de Atheners de Panatheneeën, een oud religieus feest ter herinnering aan de politieke vereniging van Attica. De deelnemers trekken dan in processie naar het Parthenon, meisjes leggen een nieuw kleed om de schouders van Athena, 100 runderen worden geslacht en een ingetogen menigte bidt voor vrede, geluk en overvloed. Aan dit feest worden later wedstrijden toegevoegd, wellicht onder invloed van de groeiende populariteit van veel oudere Spelen zoals die van Olympia. De Spelen waren daar niet zomaar sportfestivals, maar vanouds religieuze feesten waarbij vaak muziek, dans, drama en sport hoorden om de goden te eren en gunstig te stemmen.
Fig. 3.11 De Akropolis van Athene waar de beschermgodin Athena vereerd wordt.
Fig. 3.12 Dierenoffer tijdens de grote feesten
4 Voorstelling van de goden
Zowel grote als kleine goden hadden symbolen en fysieke kentekens die hen identificeerden. Elke god en godin had een eigen machtsdomein waar naar verwezen werd met voorwerpen, planten en dieren die vaak ook al voorkwamen in een mythe over hen.
Athena helm - schild - helmbos
Demeter korenaren - vruchten/bloemen
Zeus bliksem - duif/adelaar
Poseidon drietand
Ares zwaard - speer - helm
Artemis bliksem - duif/adelaar
Hermes vleugeltjes - vogel - staf
Hefaestus tang - hamer - paard met hoeven
Afrodite kleren - haar met sieraden - schoenen
Apollo lier - muziekinstrument
Hera troon - scepter
Hestia stoel - bloemen
VRAAG 9: Hoe vereerden de Grieken hun goden?
1 Goden en mensen zijn herkenbaar aan hun eigenschappen (links: Een godenfamilie)
• Goden lijken op mensen: uitzicht, handelen, emoties zoals mensen
• Goden verschillen van mensen: goden zijn onsterfelijk en verouderen niet
2 Openbare en private eredienst
Goden zijn op drie manieren aanwezig in het openbare leven van de polis:
1. Elke polis heeft een beschermgod(in).
2. De goden worden vereerd in meerdere tempels.
3. De polis regelt de openbare erediensten en stelt priesters aan.
De beschermster van Athene was de godin Athena. Deze tempels op de Akropolis zijn aan haar gewijd:
het Parthenon, het Nikè-tempeltje, het Erechteum (gedeeltelijk)
De goden zijn ook aanwezig in het gezinsleven op twee manieren:
1. Er is een huisaltaar met een vlam ter ere van Hestia.
2. De huisvader offert om bescherming en gunsten te bekomen.
Panhelleense Spelen Nagenoeg elke Griekse stad had haar eigen feesten en spelen, maar ze waren niet allemaal even belangrijk. Vier spelen werden Panhelleens, d.w.z. wedstrijden voor atleten, artiesten en publiek uit alle delen van de Griekssprekende wereld.
VRAAG 10: Hoe vierden de Grieken hun verbondenheid met elkaar en met de goden?
Samen feesten verbond de Grieken
Bijna elke Griekse polis kende kleine of grote feesten. In Athene worden deze feesten de Panatheneeën genoemd. Het was een festival dat meerdere dagen duurde en dat begon met een grote optocht naar het Parthenon, de tempel van Athene. Na het religieuze gedeelte volgden uitbundige feestelijkheden, de Spelen met muziek, dans, drama (toneel) en sportwedstrijden.
pan-atheneeën pan = van alle atheneeën = Atheners
Olympia was een ommuurd heilig domein (de Altis) met enkele tempels en een beperkte sportaccommodatie, geen stad of dorp waar mensen woonden. De gelijknamige hoofdstad van de landstreek Elis lag 40 km van de cultusplaats.
De vier grote Spelen
De vierjaarlijkse Olympische Spelen te Olympia ter ere van Zeus en de Pythische Spelen te Delphi ter ere van Apollo trokken vanouds tienduizenden bedevaarders en atleten aan. In Korinthe wedijverden sporters en kunstenaars om de twee jaar in de Istmische Spelen ter ere van Poseidon en in de buurt daarvan te Nemea vonden de Nemeïsche Spelen plaats ter ere van Zeus. De Spelen waren daar tot evenementen uitgegroeid rond de verering van de gemeenschappelijke grote goden.
Fig. 3.14 Het cultusbeeld van Zeus, één van de zeven wereldwonderen uit de oudheid, was het werk van de Atheense kunstenaar Phidias, de man die ook het beeld van Athena voor het Parthenon in Athene maakte. De god werd voorgesteld, zittend op zijn troon, met een twee meter hoog beeld van de gevleugelde godin Nikè in zijn rechterhand en een lange scepter met een adelaar in zijn linker. Het beeld was zo groot dat het zelfs zittend met het hoofd tegen het dertien meter hoge dak kwam. Het was niet massief, maar bestond uit platen van goud (mantel, haar) en ivoor (handen, voeten, gezicht) rond een houten stellage.
Het programma van de Olympische Spelen
De Olympische Spelen vonden midden in de zomer plaats. De atleten waren dan reeds een maand in het nabijgelegen Elis aanwezig voor de verplichte training. De ambassadeurs die de spelen in de hele Griekse wereld gingen aankondigen, waren al vertrokken in de lente en verkondigden in elke stad de godsvrede.
Spelen
• dag 1: openingsprocessie en offers aan Zeus. De atleten en de trainers zweren een eed bij het beeld van Zeus in het Raadhuis en beloven de regels van de Spelen te zullen eerbiedigen.
• dag 2: paardenrennen en pentatlon (vijfkamp)
• dag 3: processie van alle atleten, trainers, scheidsrechters, de organisators, de afgevaardigden van de verschillende steden met kostbare offergaven. Er volgt een offer aan Zeus van 100 runderen.
• dag 4: hardlopen in wapenrusting en gevechtssporten (boksen, worstelen of een combinatie)
• dag 5: dank aan Zeus, uitreiking van de olijfkrans van de heilige olijfboom aan de overwinnaars, banket in het huis van de magistraten
Fig. 3.13 De Dorische Zeustempel (466-456 v.Chr.) maakte Zeus tot hoofdgod van Olympia. De tempel was 64 m lang, bijna 28 m breed en ongeveer 15 m hoog.
1 De oude Olympische Spelen
De Grieken kenden vier Panhelleense Spelen, spelen voor alle Grieken: plaats naam ter ere van Olympia Olympische Spelen Zeus
Nemea Nemeïsche Spelen Zeus
Korinthe Istmische Spelen Poseidon
Delphi Pythische Spelen Apollo
De Olympische Spelen waren de oudste, de grootste en de bekendste spelen.
2 De Olympische site te Olympia
1 Tempel van Zeus
2 Tempel van Hera
3 Schathuizen van 11 verschillende steden met kostbare geschenken
4 Altaar van Zeus met brandende vlam tijdens de Spelen
5 Tempel van Rhea
6 Stadion of looppiste
7 Gastenverblijf
8 Bouleuterion, Raadhuis voor de vergaderingen van de Olympische Raad
3 Ontstaan en verdere ontwikkeling van de Grote Spelen
Alle Griekse Spelen hadden een dubbel karakter. Ze hadden een godsdienstige grondslag als bedevaartsoord rond een tempel van de beschermgod. Zo was de site van Olympia een heilig domein met drie tempels.
Het andere luik was sportief. De feestelijkheden die openstond voor alle Grieken was ook een gelegenheid om zich sportief met elkaar te meten. De competitie tussen de stadstaten was daar niet vreemd aan, want allemaal wilden ze op hun manier uitblinken en de beste zijn.
4 Sportdiciplines
Oorspronkelijk was de enige discipline van de Olympische Spelen een sprintnummer over een afstand van 1 stadie of de lengte van het stadion (600 voet of 192 m).
De pentatlon of vijfkamp was een belangrijk onderdeel van de Spelen. Deze kamp combineerde discuswerpen, verspringen, speerwerpen, hardlopen, worstelen Op deze amfoor beoefenen de vier pentaleten de sporten verspringen, discuswerpen, speerwerpen (2x)
Grote Spelen Olympische Spelen eerste spelen in Olympia in 776 v.Chr. Volgens sommigen waren er al een eeuw vroeger lokale spelen, maar ze waren zo beperkt dat zelfs de namen van de winnaars niet werden bijgehouden.
Pythische Spelen sinds 586 v.Chr. te Delphi op een plaats waar de god Apollo een python (een draak) heeft gedood volgens een mythe en waar een heiligdom werd gebouwd dat wereldberoemd werd om zijn orakel.
Istmische Spelen sinds 582 v.Chr. spelen in een landelijk heiligdom nabij Korinthe op de Istmus, de smalle landengte tussen het Peloponnesisch schiereiland en Midden-Griekenland.
Nemeïsche Spelen gesticht in 573 v.Chr. oorspronkelijk bij een klein heiligdom met een mythische oorsprong nabij Nemea
godsvrede
De godsvrede had enkel betrekking op de conflicten die het verloop van de spelen hinderden. De vrede beschermde de reizigers op weg naar het heiligdom van de stad die de spelen organiseerde.
Fig. 3.15 Amfoor met atleten Bron: KU Leuven
De allereerste Olympische Spelen omvatten enkel een hardloopwedstrijd, georganiseerd in 776 v.Chr. Vanaf dan werden ze om de vier jaar gehouden. Later kwam er nog o.m. worstelen, boksen, speerwerpen, discuswerpen en verspringen (pentatlon of vijfkamp) bij. De piste was 192 m lang. De zuil met het gouden beeld van Nikè, godin van de overwinning, was het startpunt of het keerpunt in de loopwedstrijd, naargelang deze enkel of dubbel werd gelopen. Vooral in de eerste jaren waren de atleten naakt. Het publiek zat op tribunes aan weerszijden van de renbaan op een helling. Edelen en hooggeplaatste personen keken toe vanuit hun meestal tegen de zon afgeschermde erezitplaatsen. Vrouwen mochten niet deelnemen en getrouwde vrouwen waren zelfs niet toegelaten als toeschouwer. De enige uitzondering gold voor ongetrouwde maagden, zoals hier het meisje in het gele gewaad.
Olympische Spelen
Vijf hardlopers (grote passen, zwaaiend met de armen en gestrekte vingers) op de korteafstandsloop. De looppiste (het stadion) was 1 stadie = 192 m lang.
Prijzen
Bij de grote Griekse Spelen ontvingen de overwinnaars enkel een krans van bladeren: een olijfkrans in Olympia of een laurierkrans in Delphi. Kransen ontbraken nooit bij een processie, een offer of een feest. Daarom werden deze spelen kransspelen genoemd en waren ze belangrijker dan de prijsspelen in heel wat andere plaatsen. In hun vaderstad - die deelde in de roem van hun stadsgenoot - kregen ze wel waardevolle materiële prijzen in geld of voordelen.
Oorspronkelijk waren er geen zitplaatsen. De toeschouwers stonden gewoon langs de kant op hellingen. Pas in de Romeinse tijd kregen de meeste stadia stenen zitplaatsen. Op deze manier konden tienduizenden mensen de wedstrijden bijwonen.
Fig. 3.16 Amfoor van de Panatheneeën
5 De Griekse tijdrekening
Tijdrekening in olympiaden
De Olympische Spelen vonden plaats om de vier jaar. De periode vanaf het begin van de ene spelen tot het begin van de volgende was een olympiade. (...)
Tot de vijfde eeuw v.Chr. hadden de Grieken geen betrouwbare tijdsrekening. Omdat ze de jaren niet telden vanaf een vast punt in het verleden, was het moeilijk om naar een precies jaar te verwijzen. In de meeste steden noemden ze elk jaar naar een belangrijke magistraat of priester. (...) Wat in onze tijdsrekening 776 v.Chr. is, was voor de Grieken het eerste jaar van de eerste olympiade, waarin Koroibos van Elis het stadion (de sprint) won.
De tijd aanduiden aan de hand van een Olympische winnaar had een groot voordeel: Grieken van verschillende steden herkenden de namen van deze internationaal beroemde kampioenen. Daarom raakte deze tijdsrekening verspreid over de Griekse wereld.
(Tekst naar: ancientolympics.arts.kuleuven.be)
De Olympische Spelen voor de oude Grieken erg belangrijk waren omdat de Griekse tijdrekening begon in 776 v.Chr. Men telde met olympiades (olympiade = een periode van vier jaar) en daarbinnen werden de jaren genummerd. Een olympiade werd genoemd naar de winnaar.
De moderne Olympische Spelen proberen een band tot stand te brengen met de oude Spelen. Laat je inspireren door de foto en ontdek de band tussen de oude en de moderne Olympische Spelen.
6 Kransspelen
Enkele maanden voor de moderne Spelen beginnen, wordt in de ruïnes van het oude Olympia de Olympische vlam aangestoken en overgebracht door een estafetteloop naar de stad van de moderne Spelen.
Bronzen drievoet een pot om te koken op een open vuur, gevonden te Olympia. Vermoedelijk een erg waardevolle prijs bij de vroegste Olympische Spelen.
De grote Griekse Spelen werden ook kransspelen genoemd omdat de winnaars met een krans van bladeren werden beloond, een olijfkrans in Olympia, een laurierkrans in Delphi. In de vaderstad, die deelde in de roem van hun stadgenoot volgden wel materiële voordelen. Moderne Spelen (Parijs, 2024) zijn prijsspelen
WIST JE DAT ...
• Zelfs op zijn hoogtepunt, in de Romeinse tijd, was het heiligdom van Olympia niet meer dan een vierkante kilometer groot.
• Keizer Theodosius I schafte de Olympische Spelen af in 393 of ze hielden gewoon op omdat atletiekwedstrijden (na meer dan 1000 jaar) niet meer zo populair waren en omdat ze in die tijd als heidens werden beschouwd.
• Baron Pierre de Coubertin (1863-1937) is de vader van de moderne Olympische Spelen. In 1894 organiseerde hij in Parijs het congres waarop het IOC (Internationaal Olympisch Comité) werd opgericht. De eerste moderne Spelen vonden plaats in 1896 in Athene.
De akropolis van Athene
Deeerst e bewoners van Athene woonden op de veilige tafelberg. Hun hutten moesten plaatsmaken voor een koningsburcht. Later wordt de akropolis een heilige plaats met een verzameling van tempels en heiligdommen. In het midden van de 5de eeuw v.Chr. liet de Atheense leider Pericles, na de verwoesting van de stad door de Perzen, verschillende tempels oprichten, o.a. het Parthenon in spierwit Pentelicusmarmer. Hij wilde daarmee de uitstraling en het aanzien van de stad als leider van de machtige Delisch-Attische Zeebond vergroten.
Het Nikètempeltje (nikè = overwinning) in Ionische stijl op het westelijke punt van de muren met uitzicht over de Egeïsche Zee.
Propyleeën, de imposante toegangspoort met twee zijgebouwen en een brede doorgang in Dorische stijl.
Het Ionische Erechteum heeft meerdere niveaus omdat er meerdere goden werden vereerd. Het heeft een opvallende kariatidenhal (uitbouw met zes vrouwenbeelden die het dak dragen).
Het Parthenon is een uitzonderlijk grote Dorische tempel op het hoogste punt van de Akropolis, ter ere van de beschermgodin Athena.
Kunst, spiegel van de cultuur
De vijfde eeuw v.Chr. is de gouden eeuw van de klassieke Griekse beschaving. Op politiek vlak komt democratie tot stand. De cultuur schittert eveneens in alle vormen van de kunst.
VRAAG 12: Welke waren de klassieke Griekse bouwstijlen?
1 De klassieke bouwstijlen
De tempels van de akropolis opgetrokken in twee bouwstijlen. zoek de tempels links.
• Dorische bouwstijl: Parthenon, Propyleeën
• Ionische bouwstijl: Erechteum, Nikètempel
De Dorische stijl ontstond op de Peloponnesus waar veel Doriërs woonden met een robuust karakter dat past bij het eerder zwaar of massief uitzicht van de zuil. De schacht verbreedt naar beneden toe en heeft 20 brede en ondiepe schaduwgroeven die het helle licht opvangen en geleidelijk laten overgaan van licht naar donker. Hij wordt bekroond met een eenvoudig kapiteel dat bestaat uit een vierkante deksteen die rust op een rond kussen. Een voetstuk ontbreekt zodat de zuil rechtstreeks op de basis van de tempel rust.
Deze Ionische stijl is oorspronkelijk afkomstig van de Ionische eilanden in de vroege zesde eeuw v.Chr. De zuil heeft een slanke schacht met 24 smalle, diepe schaduwgroeven, gescheiden door een platte naad. Opvallende kenmerken bij deze zuil zijn een rond, gelaagd voetstuk en een met vier voluten of krullen versierd kapiteel, dat als een boekrol over de schacht is gespannen onder een dunne deksteen
De Korintische stijl uit de vierde eeuw v.Chr. komt niet voor op de akropolis. Hij verschilt van de Ionische zuil door een kapiteel dat een opengevallen korf acanthusbladeren (= berenklauw) voorstelt. Deze zuil, toegeschreven aan de Griekse beeldhouwer Callimachus, komt voor in Klein-Azië, maar het zijn de Romeinen die hem veelvuldig zullen gebruiken aan hun tempels en als decoratie aan andere gebouwen.
2 Kenmerken van de klassieke bouwstijlen
StijlDorisch
Kapiteel
• vierkant
• op rond kussen
Schacht
• massief
• 20 brede, ondiepe schaduwgroeven
Ionisch Korintisch
• vier voluten
• slank
• 24 diepe, smalle schaduwgroeven
• met platte naad
• dunne deksteen
Voetstuk
• geen
• rond
• gelaagd
• acanthusbladeren
• slank
• 24 diepe, smalle schaduwgroeven
• met platte naad
• rond
• gelaagd
Korintische zuil de jongste van de k lassieke Griekse zuilen
Dorische stijl
Ionische stijl
Een huis voor de goden
Van steengroeve tot tempel
Een zuil bestaat uit verschillende cilinders die zover als mogelijk worden afgewerkt in de steengroeve zelf. De cilinder wordt op een slede gezet en men laat hem met een katrol via een aangelegde schans naar beneden glijden. De stenen worden met een kar, getrokken door ossen, naar de werf vervoerd. Via een platliggende katrol lopen de ossen aan de ene kant naar beneden, de kar aan de andere kant rijdt naar boven. Op de bouwplaats wordt een gat geboord in het midden van de cilinder waarin een vierkante of ronde spies wordt geslagen om de cilinders precies op elkaar te laten passen. Als de zuil is opgericht, worden de schaduwgroeven uitgekapt zodat er nauwelijks horizontale naden te zien zijn.
Grieken bouwden geen trotse paleizen en hun huizen waren sober. Oorspronkelijk is de tempel een verfraaid megaron: door er steeds meer zuilen aan toe te voegen tot het volledig omzuild was en aan de vier zijden te versieren, ontstond de tempel. Hij was dus duidelijk bedoeld om alleen te staan, een monument van de cultuur. Nu zijn oude tempels naakte ruïnes, in de oudheid is het witte marmer uit het Pentelicusgebergte kleurrijk geschilderd met wit, rood, groen en blauw. De figuren moesten immers ook op afstand duidelijk zijn ... en mooi afsteken tegen de heldere Griekse lucht! De opbouw van de tempel was nagenoeg altijd dezelfde: een basis met drie treden, zuilen die de hoofdbalk dragen, een versierd fries en een driehoekig hoofdgestel met versierde kroonlijst en daarin een fronton met verheven beeldhouwwerk
De indeling omvat een voorportaal, het heiligdom zelf met een indrukwekkend beeld van de beschermgod(in) en meestal nog een schatkamer voor wijgeschenken
1 Hoe de constructie van een tempel tot stand komt
De tempel ontstaat door uitbreiding van het grondplan van het megaron.
Dat gebeurde in stappen door het toevoegen van zuilen:
1 twee zuilen in de voorhal of portas van het megaron
2 vier zuilen in de voorhal
3 vier zuilen achter het megaron
4 zuilen in de naos of het heiligdom die het dak ondersteunen en de tempel zelf wordt volledig omzuild
2 Opbouwelementen van een tempel (Hefaestustempel te Athene)
3 Bouwwerken met klassieke kenmerken nagemaakt
Kenmerken
• de zuilen van een Griekse tempel hadden een dragende functie
• een Ionisch fries heeft doorlopende metopen
• de Dorische stijl was vooral bestemd voor grote tempels
• de Ionische stijl was vooral bestemd voor kleine tempels
• de Korintische stijl is vooral toegepast door de Romeinen
• de rondtempel kwam weinig voor
De ronde tempel is een weinig voorkomende tempelvorm. De meest bekende rondtempel is het kleine heiligdom van Athena te Delphi.
halfverheven beeldhouwwerk of reliëf beeldhouwwerk dat vooruitspringt tegenover de achtergrond zoals de metopen van een tempelfries
wijgeschenk offergave aan de tempel of de godheid als dank of als smeekbede voor een gunst, bv. kransen, buit van een overwinning, beeldjes ...
klassieke kenmerken kenmerken die voor lange tijd de richting aangeven waarin iets evolueert
DeGriekse beeldhouwkunst heeft maar één onderwerp: de mens, in vrijstaande beelden of aan openbare gebouwen. De voorstelling van de mens evolueert naarmate het mensbeeld verandert. De mens als individu wordt nu zichtbaar. Voor het eerst verschijnen ook de namen van kunstenaars.
ca. 800700600500400300200100
In de archaïsche tijd vertoont de menselijke figuur nog geen persoonlijke kenmerken. Zowel een jongensals een meisjesfguur wordt statisch en strak voorgsteld. Een jongen is naakt en atletisch, een meisje is gedrapeerd en fijner.
In de klassieke tijd is de mens wel herkenbaar als individu, maar hij wordt geïdealiseerd, als een atleet met een perfect lichaam in de juiste verhoudingen, zonder gebreken of afwijkingen. Hij is meer een model, voorgesteld in een versteende beweging, zonder emoties.
In de hellenistische tijd komen persoonlijke trekken naar voren. De weergave van rimpels, ouderdom en emoties schrikt niet meer af. Dit is realisme. Nieuwe onderwerpen: kinderen, beeldgroepen, niet-Grieken en taferelen met een verhaal, veel beweging en dramatiek.
jongen (kouros) meisje (korè) Discuswerper, MyronSpeerdrager, PolycletusLaocoöngroep, mythisch tafereel (Laocoön met zonen vecht tegen zeeslang)
Vrijstaande beelden
De bekendste beeldhouwers werkten allemaal in brons. Voor de hele grote beelden zoals dat van Athena Parthenos en het beeld van Zeus in zijn tempel te Olympia, werd een houten geraamte gemaakt en bekleed met bronzen platen, ivoor en zelfs goud. Kleinere kunstwerken werden meestal geheel in brons gegoten. Slechts weinig originele beelden zijn bewaard gebleven. We kennen ze vooral dankzij de Romeinen die deze beelden veelvuldig kopieerden in spierwit marmer.
archaïsche (mysterieuze) glimlach, geen portret, algemeen type
gelaatstrek-
Portretten
Het portret is bij uitstek de manier om de individuele mens weer te geven, maar te veel beweging en emoties leiden soms tot pathos (overdreven realisme) zoals in de hellenistische tijd.
De Griekse beeldhouwkunst heeft maar één onderwerp: de mens. Vrijstaande beelden
kunnen aan alle kanten bekeken worden, halfverheven beeldhouwwerk (metopen) komt voor in het fries van tempels en wordt frontaal bekeken.
Elke tijd stelt de mens anders voor.
In de drie periodes die we onderscheiden in de geschiedenis van de Griekse beeldhouwkunst zien de beelden er telkens anders uit.
2 De Griekse beeldhouwkunst in de stijl van de tijd
Vergelijk de stijlkenmerken met de beelden en verdedig de juiste omschrijving. de Griekse beeldhouwkunst
STIJL - TIJD 8ste-6de eeuw v.Chr.5de-4de eeuw v.Chr.4de-2de eeuw v.Chr. houding statisch perfect bewogen
emoties onpersoonlijk beperkt hevig beweging geen weinig theatraal / veel beweging
weergave onpersoonlijk geïdealiseerd realistisch
individuele kenmerken onpersoonlijk herkenbaar zeer realistisch
3 Portretten
Een portret toont individuele kenmerken van een persoon. Bestudeer in welke mate die kenmerken aanwezig zijn (geen, weinig, veel) in de portrettengalerij (linkerkant onderaan):
• Korè: geen portret, kan van gelijk welke meisjesfiguur zijn
• Venus van Milo: weinig persoonlijk, eerder een model, herkenbaar
Griekse beeldhouwers Phidias (ca. 480-430 v.Chr.) architect en beeldhouwer, vriend van de belangrijke Atheense staatsman Pericles en veelvuldig opdrachtgever.
Myron (ca. 480-440 v.Chr.) is bekend om zijn beelden van atleten zoals de veelgekopieerde Discuswerper.
Polycletus (ca. 450-420 v.Chr.) maakte de Speerdrager, het beeld met de ideale weergave van het menselijk lichaam (het hoofd is 1/7 van het lichaam) en hét voorbeeld voor latere kunstenaars.
Praxiteles (ca. 420-370 v.Chr.) introduceerde het vrouwelijk naakt (Afrodite van Knidos) in de beeldhouwkunst en werd veel gekopieerd.
Lysippus (ca. 370-310 v.Chr.) hofbeeldhouwer van Alexander de Grote, en een zeer productief beeldhouwer.
Rustende Hermes
Korè (6de eeuw v.Chr.) archaïsch
Afrodite van Knidos, Praxiteles (360 v.Chr.) klassiek
Klei is een kneedbaar gesteente, een geschenk van de natuur dat toelaat voorwerpen te maken in talloze en in de meest creatieve vormen. Gebakken klei is aarde die steen is geworden. We noemen het keramiek, dat bovendien door de Griekse pottenbakkers meesterlijk is beschilderd. De Attische klei was ijzerhoudend. Hij kon gemakkelijk gezuiverd worden door hem te mengen met water en daarna de grove bestanddelen in grote kuipen te laten bezinken. Het fijne mengsel van water en klei was de waardevolle grondstof voor het vervaardigen van gebruiksvoorwerpen (vaatwerk, drinkgerei, urnen, voorraadpotten, schrijfmateriaal), geneesmiddelen (tegen slangenbeten, huidpleisters), bouwmateriaal (baksteen, pannen, versiering) en onmisbaar door zijn waskracht in de linnenbewerking. Klei en aardewerk waren overal aanwezig in het leven van een Griek.
Kleur uit klei
Potten kregen hun eerste vorm op een draaischijf. Dan volgde een droogtijd. De uitstekende delen zoals oren of een teut en de beschildering worden aangebracht als de klei nog niet volledig is uitgehard. De schildersverf is een papje van dezelfde klei als de pot, alleen is die nog meer gezuiverd, fijner en nog iets meer ijzerhoudend. Deze kleiverf (het kleislib) kan met een penseel aangebracht worden. Verder bepaalt het bakken alles.
Fig. 3.17 De pottenbakker vormt de pot op de draaischijf die door zijn jonge helper wordt aangedreven. Rechts staat Athena Ergane, de beschermster van het ambacht. Ze is onzichtbaar, maar heilzaam aanwezig. Het is de taak van de schilder de onzichtbare inspiratie van de godin zichtbaar te maken.
Historische bron
Fig. 3.18 Beschilderde vaas uit de vroege periode (8ste eeuw v.Chr.) met geometrische motieven en hier een begrafenisstoet
3.19 Zwartfigurige amfora met Achilles en Ajax die een bordspel spelen tijdens een pauze in de Trojaanse Oorlog.
3.20 Waterkruik (hydria), lezende vrouw met drie helpsters (Eng. British Museum)
Een zwartfigurige vaas ontstaat door de figuren in kleiverf te schilderen en er nadien de details in te krassen of delen uit te sparen. Een roodfigurige vaas ontstaat door de omgekeerde bewerking. Dan wordt alles beschilderd met verf behalve de figuren die uitgespaard blijven. Deze techniek met rode figuren en een zwarte achtergrond is het laatst ontstaan en zal vooral rond Athene (Attische vazen) succes hebben. Hij levert fijnere tekeningen op.
Grieken waren vertrouwd met de beelden op de potten. Het waren de foto's van hun dagelijkse leefwereld, hun mythen, hun geloof. Het alledaagse aardewerk is een unieke bron van kennis van het leven en de geest van de oude Grieken. Schilderwerk op houten panelen, schilderijen of fresco's zijn verloren gegaan. Toch gebruikten de Grieken veel kleur voor beelden en aan gebouwen, maar ook daar zijn nauwelijks nog sporen van te vinden.
3.21
3.22
3.23 Leerling en meester met schrijftablet
Fig.
Klosmaakster
Fig.
Aan het weefgetouw
Fig.
Fig.
Fig.
Fig. 3.24 Schoenmaker
1 De toepassingen van klei
Klei is een natuurlijk product. Het is een zeer fijn, kneedbaar bodemgesteente dat kan gebakken en beschilderd worden.
Dan wordt de gebakken aarde keramiek, een uiting van kunst en cultuur.
Klei heeft vier belangrijke toepassingen als grondstof:
2. geneesmiddel: tegen slangenbeten, als huidpleister
3. bouwmateriaal: baksteen, pannen, versiering
4. wasmiddel: in de linnenbewerking
2 Aardewerkpotten
draaischijf of pottenbakkerswiel Met dit eenvoudige instrument was massaproductie van keramiek mogelijk. In de handel zijn potten onmisbaar voor opslag en transport en ze zijn tegelijk handelswaar. VRAAG 15: Welke bijdrage leverde klei aan de Griekse cultuur?
Aardewerk in allerlei praktische vormen krijgt zijn basisvorm op de draaitafel van de pottenbakker. De pot of de vaas krijgt zijn stevigheid door te drogen en de kleur op keramiek kwam van kleislib, niet van kleurpigmenten - dat aangebracht werd na het bakproces
3 Schildertechniek op aardewerk
De schildertechniek - wat de decoratie ook was - kende twee stijlen:
Drinkbeker (kylix) met dansende vrouw
stijl: roodfigurig op zwart
Scheplepel en mengvat voor water en wijn (ro.nl)
stijl: zwartfigurig op rood
4 Taferelen op aardewerk als historische bron
Vooral taferelen van het dagelijks leven en mythologische scènes komen veel voor. Voor ons zijn deze voorstellingen nu nog heel belangrijk voor de kennis van het leven en de cultuur van de oude Grieken.
Het Grieks aardewerk is een primaire bron voor de kennis van de Griekse cultuur.
keramiek alle voorwerpen van klei, na droging gebakken (Gr. 'keramos' = gebakken aarde; 'kerameikos' is de pottenbakkerswijk in het oude Athene)
zwart- en roodfigurige keramiek
John Beazley (1885-1970), Brits archeoloog en historicus, ontwikkelde een methode om vaasschildering op basis van uiterlijke kenmerken toe te schrijven aan specifieke schilders. Nu zijn ca. 70 000 potten bekend, wat waarschijnlijk niet meer is dan 1% van de oorspronkelijke productie.
Grieks toneel
Het Grieks toneel ontstond bij jaarlijkse feestelijkheden met lofzangen en optochten ter ere van de god Dionysus. De koorleider (voorzanger) beeldt zelf zijn liederen uit en betrekt daarbij het koor dat commentaar geeft bij de gebeurtenissen. Daar vloeit een vraag- en antwoordspel uit voort en zo ontstaat geleidelijk spel en actie. Het publiek kent die mythische verhalen en het kijkt vooral uit naar de manier waarop de dichter ze verwerkt heeft. Sinds ca. 500 v.Chr. werd ieder jaar door de overheid van het oude Athene een toneelwedstrijd uitgeschreven. De deelnemende dichters moesten drie ernstige stukken, tragedies of treurspelen, en een blijspel of komedie indienen. Op de derde dag van de feesten werden drie finalisten bekendgemaakt en hun stukken werden opgevoerd, drie dagen met telkens een andere winnaar. Na een dramatisch stuk 's morgens, kon men 's namiddags genieten van een komedie. Daarin namen grappenmakers het Atheense publiek, personen en toestanden op de korrel. Er zijn slechts weinig acteurs die meerdere rollen spelen (ook van vrouwen) en daarom maskers dragen.
Fig. 3.25 Aeschylus (525-456 v.Chr.), treurspeldichter, voegde een tweede acteur toe, waardoor dialoog onstond.
Fig. 3.26 Sophocles (496-406 v.Chr.), treurspeldichter, voerde een derde acteur in.
Fig. 3.27 Euripides (480-406 v.Chr.), blijspeldichter, voert de 'Deus ex machina' in.
Fig. 3.28 Toneelspelers droegen maskers en de lichaamsvormen werden met watten omvangrijker gemaakt om ook op afstand herkenbaar te zijn.
Fig. 3.29 Opbouwtekening van het theater van Epidaurus uit de 4de eeuw v.Chr., op de Peloponnesus in de landstreek Argolis. Het theater was verbonden aan de cultusplaats voor Asclepius, god van de geneeskunde. Het bood plaats aan 14 000 toeschouwers en bezat een fantastische akoestiek.
VRAAG 16: Hoe ontstond het Grieks toneel?
1 Hoe het theater ontstond
Het theater ontstond in Athene waar al in de 6de eeuw v.Chr. toneelwedstrijden ter ere van de god Dionysus werden gehouden. Deze kunstvorm verspreidde zich in heel Griekenland en op meerdere plaatsen werden theaters gebouwd nabij tempels. De eerste vorm van theater ontstond in drie stapjes.
• bij feesten met zang en dans ter ere van de god Dionysus
• de voorzanger beeldt het verhaal van de liederen uit
• het koor reageert op wat de koorleider zegt en doet
Dionysus god van de wijn(bouw) en de groeikracht van de natuur, maar ook van plezier
2 Ingrediënten van het toneel waren muziek, dans en dichtkunst en zijn vergelijkbaar met opera vandaag. De verhalen weerspiegelden de opvattingen van hun tijd en het publiek is vooral benieuwd naar wat de auteur van de oude mythische verhalen gemaakt heeft.De auteurs beoefenen twee genres: ernstige stukken (tragedies of treurspelen) en vrolijke stukken (komedies of blijspelen) die hen typeren.
Thema: conflict tussen de mens en zijn lot. De mens zag de goden als afschrikwekkend.
Personages: eenvoudig
Verhaal: niet complex
Werken: De Perzen, Agamemnon
Thema: conflict tussen de mens en de goden. De goden worden in vraag gesteld, maar de mens komt niet in opstand tegen de goden.
Personages: goed uitgewerkt
Verhaal: complex
Werken: Oedipus, Antigone
Thema: conflict tussen mens en god wordt een conflict tussen mensen. Een god ontwart alle handelingen en zorgt ervoor dat alles op het einde goedkomt.
Personages: uitgediept
Verhaal: modern
Werken: Medea, Orestes
In de thema's van de auteurs zien we de volgende evolutie:
• de rol van de goden wordt kleiner
• de rol van de mensen wordt groter
3 Het theater van Epidaurus
Het openluchttheater bestond uit een aantal rijen zitplaatsen (1) die in een halve cirkel tegen de berghelling (2) waren aangelegd. Oplopende trappen (3) verdeelden het theater in vakken of sectoren (4). De hoge gasten zaten op de eerste rij (5) op banken met zitkussentjes en een rugleuning waarin het ambt en waardigheid waren gegraveerd en eregasten kregen een plaats op de twee volgende rijen. Enkele acteurs vertelden en speelden op het verhoogde toneel (6) en vlak voor hun voeten zong en danste het koor op de ruime orchestra (7) Soms maakte de deus ex machina (8) een plots en onverwacht einde aan het verhaal.
De theaters waren zeer groot waaruit blijkt dat de oude Grieken toneel belangrijk vonden. Vergelijk het theater met een grote arena in onze tijd.
Bv. het Sportpaleis Antwerpen: oorspronkelijk 13 400 zitplaatsen en 5 000 staanplaatsen.
deus ex machina letterlijk: god uit een machine, een manier om een verhaal plots en op een onverwachte manier te beëindigen, als het ware door een goddelijke ingreep
Antigone nog actueel
Het gebeurde in de tweede lente van de 83ste olympiade, anders gezegd in maart 442 v.Chr. Met bloemenkransen in het haar en proviandmanden in de hand, stroomden de Atheners op de derde dag van het Dionysusfeest het theater binnen. Ze verdrongen zich bij de ingangen en hielden het entreegeld al gereed: 2 obolen. De mannen, vrouwen en kinderen stormden nu de treden op en onderzochten, lachend of ook wel mopperend, hoe stevig ze waren. Enkele jaren geleden immers was er een ernstig ongeluk gebeurd, toen een deel van de houten stellage plotseling in elkaar was gestort.
De opvoeringen zouden drie dagen, vrijwel zonder onderbreking, duren. Drie dagen van 's morgens vroeg tot 's avonds laat zaten de Atheners dus in het theater. Verkopers van wijn, water of limonade, venters met vijgen, dadels, korinthen en koeken liepen de treden op en af.
Er klonk muziek en er werd om stilte geroepen. Een reinigingsoffer zorgde voor de band tussen de feestgangers en de godheid. In de orchestra werd geloot welke burgers in de jury zouden plaatsnemen. De archont, de organisator van de opvoeringen, riep de namen af van verdienstelijke burgers. De achttienjarige zonen van gesneuvelden kregen een wapenrusting. Ze stonden nu op eigen benen.
Nu werden de namen van de dichters en de titels van de stukken voorgelezen. Daarna de namen van de acteurs. De dichters die meedongen, deden dat met drie ernstige werken en een vrolijk stuk. 'Daar beneden staat Sophocles, hij praat met de archont', merkte iemand in het publiek op. 'Ik ben benieuwd naar zijn Antigone', zei een ander. 'Volgens Kallimachos, de koorleider, is het zijn meest ontroerende tragedie. Het gaat over de geschiedenis van de Thebaanse koningen.' 'Ik heb hem al gekend, toen zijn vader nog aan het hoofd stond van een wapensmidse met 35 slaven.' 'Toch wed ik op Euripides. Hij is het meest modern, oorspronkelijk en gedurfd.' 'Ssst! ssst! Het begint!'
In het hele boogvormige theater werd het muisstil. Fluiten citermuziek weerklonk. Toen werd de deur van het paleis, dat de scène vormde, geopend, Twee vrouwengestalten traden naar buiten: Antigone, de Thebaanse prinses en haar zuster. De toneelspelers, want ook de vrouwenrollen werden door mannen vertolkt, leken groter dan gewone mensen. Dat kwam omdat ze schoenen droegen met dikke kurkzolen. Ze hadden ook hun lichamen onder de wijdgolvende gewaden met watten
omvangrijker gemaakt en droegen een masker als een soort stolp op het hoofd. Zo konden de bovenste rijen de gelaatsuitdrukking zien. Bovendien fungeerden de maskers als geluidsversterkers.
Het koor met zijn leider kwam op. De leden ervan beeldden een groep Thebaanse grijsaards uit. Zij zongen en dansten en werden begeleid door de muziek van twee fluiten. Het stuk duurde ongeveer twee en een half uur en werd zonder pauze gespeeld. De toeschouwers zagen de gebeurtenissen in onafgebroken volgorde aan zich voorbijtrekken. Eerst komt Antigone in opstand tegen het gebod van de koning (haar oom), die de lijken van staatsvijanden onbegraven wil laten liggen als aas voor de gieren. Ze gaat stiekem naar het slagveld en bedekt het lijk van haar broer met aarde. De lijfwachten van de koning grijpen haar en de vorst laat haar levend begraven. En nu slaat het noodlot keer op keer toe. Bij het lijk van Antigone pleegt haar verloofde, de zoon van de koning, zelfmoord. In het paleis beneemt de moeder zich het leven. Als een gebroken man strompelt de koning heen: 'Ik weet niet waarheen ik eerst moet kijken. Alles wat ik kon grijpen is gaan wankelen.'
De grote vraag die Sophocles de Atheners stelde was: Moet een mens altijd gehoorzamen wanneer zijn meerdere beveelt? Mag men zich verzetten wanneer die meerdere beveelt onrecht te doen? Onvergetelijk bleef voor het publiek het prachtige woord van Antigone: 'Niet om samen met anderen te haten, maar om lief te hebben, ben ik op de wereld.'
Zo leerden de dichters de mensen het onderscheid tussen recht en onrecht, tussen goed en kwaad.
Naar: E. Ebding en P. van der Meulen, Slingerpaden door de historie. Groningen, 1968
4
Leenwoorden uit de Griekse theaterwereldl
Het zijn leenwoorden. Lees van links naar het Nederlandse leenwoord rechts. GrieksGriekse betekenis Nederlands woordleenwoord theatron plaats waar gekeken wordtschouwburg, tribune theater skene gebouw om zich om te kledentoneel, podium scène orchestra dansvloer muziekgroep orkest choros toneelspelersgroep zanggroep koor tragoidia ernstig toneelstuk treurspel tragedie komoidia plezierig toneelstuk blijspel komedie
Restanten van het Dionysustheater tegen de flanken van de Akropolis te Athene. Het publiek nam oorspronkelijk plaats tegen de helling rond een plein van aangestampte aarde (orchestra of dansplaats). Later werden houten zitbanken gemaakt die in de 5de eeuw v.Chr. vervangen werden door marmeren zitplaatsen, verdeeld over 67 rijen voor 17 000 toeschouwers.
Denken en weten
In de Homerische tijden en nog lang daarna, verklaren de Grieken alles wat ze zien en meemaken door de goden. Maar stilaan stellen zij zich vragen bij de godenverhalen en denken ze na over de wereld die ze waarnemen.
Natuurfilosofen
In de 6de eeuw v.Chr. stelden de eerste Griekse filosofen zich vragen over de oorsprong van alles en ze gingen op zoek naar de oerstof van de natuur. Thales van Milete (624-545 v.Chr.) was de eerste natuurfilosoof. Uit waarnemingen en redeneren leidde hij af dat water de basis is van al het bestaande: water kan veranderen van toestand (hard als ijs, vloeibaar als water en vluchtig als de adem) en het is de levensbron van alle organismen. Voor andere natuurwaarnemers was die stof vuur, lucht of aarde.
Filosofen zoeken een antwoord
In de 5de eeuw v.Chr. werd niet alleen over de natuur nagedacht. In die tijd ontstond ook de democratie als bestuursvorm. Goed kunnen spreken en mensen overtuigen was nu zeer belangrijk geworden. Denk maar aan de Atheense Volksvergadering. Het onderwijs was nog gebrekkig en in handen van privéleraars. Sofisten of redenaars, opgeleid in de retorica of welsprekendheid, maakten daar gebruik van. Protagoras (481-411 v.Chr.), de invloedrijkste sofist, zei: 'Van elke zaak bestaan twee opvattingen, die tegenover elkaar staan.' Een andere uitspraak was: 'De mens is de maat van alle dingen.' Daarmee wilde hij zeggen dat iedere mens zijn eigen oordeel kan hebben. Omdat sofisten dikwijls meer dan een uitleg hadden, keerden ze zich ook tegen de natuurfilosofie die maar één verklaring gaf voor de oorsprong van de natuur. Vanaf dan splitsen de wegen. Sommigen gaan verder met zich vragen te stellen zoals de natuurfilosofen dat deden. Daaruit ontstond de echte wetenschap die tot dan beperkt was gebleven. Anderen waren niet direct bezig met de fysieke wereld, maar gingen zich steeds meer vragen stellen over de mens. Dat deden de filosofen Socrates en zijn leerlingen Plato en Aristoteles.
'Ken uzelf' Socrates (ca. 470-399 v.Chr.)
Socrates wilde mensen doen nadenken over zichzelf en over hun leven door hen vragen te stellen, zoals in een klas: door kritische vragen te stellen tot een juist antwoord komen. Met het verstand kan een mens ontdekken wat goed of fout is, geloofde Socrates.
'Het goede kennen is het goede doen' Plato (427-347 v.Chr.)
Plato zei dat in de hele waarneembare wereld alles voorbijgaat en niets hetzelfde blijft. Hij stelde vast dat het goede in de wereld bestaat, maar niet perfect is. Hij vroeg zich af of er niets was dat tijdloos en onveranderlijk is. Dat is het eeuwige Goede dat we moeten nastreven, leerde hij.
'Twijfel is het begin van wijsheid' Aristoteles (384-322 v.Chr.)
Aristoteles schetste de mens als een biologisch wezen dat zoals alles in de natuur een eigen doel of functie heeft. Aristoteles bestudeerde ook het gedrag van planten en dieren en stelde dat we met het verstand onze waarnemingen indelen. Deze waarnemingen vormen de basis van de wetenschap.
1 Het verband tussen denken en wetenschap
De eerste natuurfilosoof was Thales van Milete en hij zocht een antwoord op de vraag:
'Wat is de oorsprong van alles wat bestaat?'
Het antwoord dat hij vond, was: de oerstof waaruit alles bestaat is 'water'
Andere natuurfilosofen vulden dat aan met 'vuur', 'lucht', 'aarde'.
De natuurfilosofen vonden een antwoord door waarneming in de natuur en door redeneren. De uiteindelijke bedoeling van de natuurfilosofen was de natuurlijke oorsprong van de wereld aan te tonen.
De tegenstanders van de natuurfilosofen worden sofisten genoemd. Zij zeggen:
• dat er voor alles meer dan één verklaring is
• dat de waarheid voor elke mens anders is (waarheid is subjectief)
Wat denk je hier zelf over?
Hoe Grieken de wereld begrijpen
Goden
Natuur
Mens mythologie godenverhalen
oerstof: water, vuur, lucht, aarde
Socrates PlatoAristoteles verklaren alles natuurlijke oorsprong van alles
(na)denken doen (onderzoek) weten(schap)
natuurfilosofie wetenschap
filosoof Gr. filos (= vriend) en sofos (= wijsheid, waarheid) iemand die zoekt naar wijsheid of waarheid. In de 16de eeuw bedacht de Brugse natuurkundige Simon Stevin een Nederlands woord voor filosofie: wijsbegeerte (= geren/graag wijs)
Socrates (ca. 470-399 v.Chr.)
Aristoteles (384-322 v.Chr.) is de meest universele filosoof van de oudheid. Hij schreef zowel over de grondbeginselen van de natuurwetenschappen als over politiek en kunst. VRAAG 17: Hoe dachten de
2 De drie grote Griekse filosofen
Deze grote Griekse filosofen hebben ook nu nog veel bekendheid en betekenis:
• Aristoteles is de vader van de wetenschap of het weten.
• Plato: tussen denken en weten staat het Goede dat men moet doen
• Socrates is de vader van de filosofie of het denken
Op de straten en pleinen van Athene voerde hij gesprekken met voorbijgangers en leerlingen over filosofische onderwerpen. Hij stelt steeds weer nieuwe vragen waardoor zijn gesprekspartners tot het inzicht komen dat ze eigenlijk niets weten en vooral kritisch moeten nadenken om tot inzicht te komen. Deze originele manier van vragen wordt de 'Socratische methode' genoemd. Hij kreeg veel aanhang tijdens zijn leven en in de eeuwen na zijn dood. Hierdoor wordt Socrates door velen gezien als de vader van de filosofie.
Samenhang
Samenleving en bestuur
In de oude landbouwsamenleving ten tijde van de Ilias, liep er tussen de mensen een diepe horizontale scheiding: de elite van koningen en edelen was de bovenlaag. De naamloze onderlaag was het volk, arm en afhankelijk van de elite. Na de tijd van de koningen veranderde de samenleving grondig. Andere breuklijnen ontstonden, maar de ongelijkheid in rechten en plichten bleef groot.
Gelaagde samenleving
Ongeveer een derde van de bevolking in de grote polis Athene was slaaf. Een slaaf was onvrij omdat de ouders dat ook waren. Of men was gekocht op een slavenmarkt, als koopwaar. Ook wie schulden had gemaakt, kon zijn vrijheid verspelen en slaaf worden en wie gevangen genomen werd tijdens een oorlog, eindigde niet zelden als oorlogsbuit op een vreemde slavenmarkt. Een slaaf was eigendom van zijn meester en werkte op het land of kreeg een huishoudelijke taak. Wie sterk was, moest zwaar werk verrichten in de steengroeven en zilvermijnen van de overheid. Een slaaf had geen rechten of bezittingen. Tussen de vrije Atheners bestonden ook grote verschillen. Volwaardig burgerschap was alleen weggelegd voor volwassen mannen (vanaf 18 jaar) met echte Atheense ouders. Vrouwen speelden een tweederangsrol. Ze kwamen niet voor in het openbare leven en hadden geen stemrecht. Het gezin, het opvoeden van de kleine kinderen en het toezicht op de huisslaven, was hun terrein. Vreemdelingen waren evenals slaven talrijk in de stad. Ofwel stamden ze af van vroegere inwijkelingen of ze waren nieuw in de stad, maar ze genoten weinig
Klassiek Griekenland
aanzien. Ze waren vrij, maar mochten geen grond of woning bezitten, hadden geen inspraak in wat er in de polis gebeurde en huwen met een vrij burgermeisje zat er ook niet in. Ze betaalden wel verblijfsbelastingen en dienden in het leger. Mettertijd zullen vreemdelingen belangrijk worden, want zij zijn de ambachtslui van de polis of dreven een handeltje, zelfstandig of in dienst van een burger. Een echte burger had aanzien. Families die grond bezaten en slaven in dienst hadden, waren rijk. Een kleine groep was grootgrondbezitter, superrijk en bovendien machtig. De meeste vrije boeren bezaten weinig of geen grond en werkten in dat geval op de landerijen van de rijken. Het dagloon bedroeg 1 drachme en werd uitbetaald in de vorm van bijvoorbeeld een kruik olijfolie van die waarde of vijf braadspitten, priemen die dienden om voedsel te braden. Ook ambachtslui (wevers, pottenbakkers, houtbewerkers, architecten ...) kregen hetzelfde loon. Gewone mensen stelden geen hoge materiële eisen aan het leven. Voor het dagelijkse werk had bijna elk gezin een slaaf in dienst of
een bediende. Wie zich die hulp niet kon veroorloven, was arm. Een echt Atheens burger voelde zich vrij en bracht veel tijd door op de agora en in de zuilengangen van openbare gebouwen, waar schaduw te vinden was. Ze voerden drukke gesprekken over de politiek van de dag en woonden de volksvergaderingen bij. Daar viel het nieuws te rapen.
Burgers besturen zichzelf
De Griekse mythen vertellen ons dat ooit koningen almachtig de nederzettingen of een staatje bestuurden. De koning was in die tijd de hoogste priester, sprak recht en beschermde de bevolking. Geleidelijk namen aanzienlijke mannen die taken over zodat het koningschap verdween. Zo'n regering van eupatriden (goede vaders) of enkele aristocratische families, is een aristocratie of oligarchie. Ze waren rijk door grondbezit en hun macht werd erfelijk. Met de tijd gingen ze misbruik maken van hun macht en onderdrukten ze de kleine boeren die van hen afhankelijk waren. Het werd zo erg dat Draco, een wetgever, met
Pnyx, heuveltje waar de Volksvergadering doorging
geschreven wetten hun macht ging inperken (624 v.Chr.). Dat begin was niet voldoende. Solon slaagde erin de macht te verdelen op basis van bezit (timocratie), zodat iemand die rijk geworden was door de handel, bijvoorbeeld met de kolonies, nu ook een ambt kon uitoefenen. Hij maakte vier bezitsklassen waarin de hoogste klasse ook de hoogste ambten
kreeg (590 v.Chr.). Ook dat mislukte. Pisistratus, geliefd bij het arme volk, maakte zich handig meester van de macht en kon een tijd besturen als tiran (alleenheerser). Clisthenes voerde daarna radicale hervormingen door (508 v.Chr.): elke burger (man, meerderjarig en Athener) kon verkozen worden in de eigen deme In deze lokale volksvergadering van
een wijk, een buurt of enkele dorpjes van het platteland of de kust, werden burgers uitgeloot en gegroepeerd in een fyle. De afgevaardigden van de 10 fylen van Attica vormden de Raad van 500. Daar konden ze voorstellen uitwerken en voorleggen aan de Volksvergadering waar elke burger stemrecht had. Wat daar werd goedgekeurd, werd aanvaard als wet. Dat is volksbestuur of directe democratie. Later zal Pericles de deelname aan de vergadering vergoeden, zodat zelfs de armste dagloner over alles mee kon beslissen. Na loting en verkiezing kon een functie 1 jaar uitgeoefend worden. Hoge ambtenaren konden zich wel herverkiesbaar stellen, maar wie dreigde te machtig te worden, kon voor 10 jaar worden verbannen uit de stad door het Schervengerecht.
Oude gravure van de Volksvergadering met zicht op de Akropolis
Bouleuterion of Raadhuis van de Boulè
Ostracisme met potscherven
Na drie donkere eeuwen waarin de nederzettingen van weleer uitgroeien tot stadstaten, breekt de klassieke periode aan in de geschiedenis van Griekenland. De archaïsche tijd begint met de dichter Homerus die eeuwenoude verhalen voor het eerst optekende. Zo ging de mondelinge traditie over in geschreven overlevering. Daarna kwam de klassieke tijd of de bloeitijd van de Griekse cultuur.
Vanaf ca. 800 v.Chr. veranderde de Griekse wereld. De sleutel tot het succes van Hellas lag in de plaats rond de Egeïsche Zee. Ze hadden er rust gevonden en een bestaan. In hun gedachten waren ze een volk geworden met een eigen De helden uit de verhalen zoals ze door Homerus en anderen werden doorverteld, belichaamden hun karakter en hun deugden, het waren hun spiegelbeelden. Ook de goden hadden in die verre onbepaalde tijd gestalte gekregen en niemand twijfelde aan hun bestaan. Door offers te brengen en religieuze feesten te organiseren hoopten de Grieken in hun gunst te komen. Zo eerden ze
Zeus met de Olympische Spelen en plaatselijk met de religieuze feesten voor de eigen beschermgoden. Zulke feesten waren een gelegenheid om elkaar te ontmoeten en zich met elkaar te vergelijken. Ook door hun taal voelden Grieken zich verbonden. De poleis hadden ieder hun eigen dialect, maar ze verstonden elkaar en dat schiep een band. In deze periode nam de bevolking toe. Schaarste aan vruchtbare grond die bovendien in de handen was van een kleine groep grootgrondbe-
De allereerste Olympische Spelen omvatten enkel een hardloopwedstrijd, georganiseerd in 776 v.Chr. Vanaf dan werden ze om de vier jaar gehouden. Later kwam er nog o.m. worstelen, boksen, speerwerpen, discuswerpen en verspringen (pentatlon of vijfkamp) bij. De piste was 192 m lang. De zuil met het gouden beeld van Nikè, godin van de overwinning, was het startpunt of het keerpunt in de loopwedstrijd, naargelang deze enkel of dubbel werd gelopen. Vooral in de eerste jaren waren de atleten naakt. Het publiek zat op tribunes aan weerszijden van de renbaan op een helling. Edelen en hooggeplaatste personen keken toe vanuit hun meestal tegen de zon afgeschermde erezitplaatsen. Vrouwen mochten niet deelnemen en getrouwde vrouwen waren zelfs niet toegelaten als toeschouwer. De enige uitzondering gold voor ongetrouwde maagden, zoals hier het meisje in het gele gewaad.
wetten hoopten hervormers de vrede
Anderen zochten een nieuw bestaan rijkdom op, wat ook
kwam. De nieuwe rijken verwierven
stad. Na ongeveer driehonderd jaar was de vormingstijd van het nieuwe
leving met vrije burgers, slaven en vreemdelingen zoals dat overal het geval was. Athene was wel na een lange sociale strijd een democratie geworden en een welvarende, machtige handelsstaat. Het leven draaide om het gezin (oikos) onder het gezag van de familievader die waakte over het familiegoed, vrouw en kinderen, de opvoeding en het gedrag, de huisgoden. Een vrije man bracht veel vrije tijd door op de agora en nam actief deel aan het openbare leven. De huisvrouw zorgde voor de kinderen tot zeven jaar, bereidde meisjes voor op huiselijke taken en jongens gingen een tijd naar school bij een leermeester die hen vertrouwd maakte met de verhalen van het verleden. Dan volgde meestal de sportschool tot ze klaar waren voor een tweejarige opleiding tot soldaat. Daarna waren ze rijp voor het volwassen burgerschap. In Sparta ging het er anders aan toe. Het hele leven stond in dienst van het leger. Dat was zo sinds de Doriërs een plaats hadden veroverd op de Peloponnesus en de oorspronkelijke bewoners hadden onderworpen. Een Spartaanse jongeling werd getraind om heel zijn leven soldaat te zijn. Een kleine groep ouderlingen zag erop toe dat dit nooit veranderde.
Toen de steden in Klein-Azië bij het begin van de 5de eeuw v.Chr. in opstand kwamen tegen de Perzen die hen wilden onderwerpen en toegang verkrijgen tot de rijke landbouwgebieden rond de Zwarte Zee, vroegen ze en kregen ze hulp van Athene om zich te verdedigen. Daarop besloot de Perzische koning Darius ook de Griekse stadstaten te veroveren. Dat mislukte. Eerst werden de Perzen verslagen door de Atheners te Marathon (490 v.Chr.) en later volgde, na een aanvankelijke
Olympische Spelen
doorbraak in de bergpas nabij de Thermopylen, (480 v.Chr.) een zeeslag bij het eiland Salamis (479 v.Chr.). De Spartanen versloegen hen kort daarna op het land te Plataea Athene was nu de onbetwiste leider geworden en richtte de Delisch-Attische Zeebond op. De stad werd versterkt en aan de haven werden lange muren gebouwd zodat de voedseltoevoer nooit zou kunnen worden afgesneden. Maar toen Athene de bondgenoten ging overheersen en de bondskas liet overbrengen naar Athene, was de maat vol voor Sparta. Het omsingelde de stad en verwoestte heel Attica. Bovendien verenigde Sparta de stadstaten van de Peloponnesus in de Peloponnesische Bond. In de Peloponnesische Oorlog (430-404 v.Chr.) die nu volgde, kreeg Sparta steun van de Perzen en kon het ook een vloot uitbouwen. Athene werd definitief verslagen. Het moest zijn muren afbreken en de vloot ontmantelen. Dan kwam Sparta in conflict met de falanx van Thebe. Het succes van Thebe dat de nieuwe leider werd, was kortstondig. Daarna waren de stadstaten uitge-
put en ze bleven verdeeld. De 5de eeuw v.Chr. is een eeuw met veel oorlog, maar de politieke ambities gingen samen met culturele bloei. De bouwkunst bracht schitterende tempels voort op de Akropolis van Athene en de stad werd verfraaid.
In de beeldhouwkunst worden de atleten voorgesteld als ideale mensen en modellen van schoonheid. De oude verhalen van goden en helden werden tot leven gebracht tijdens de jaarlijkse feesten in zang, dans en spel ter ere van de goden. Zo ontstond het theater, het schouwtoneel, waar de ziel van het Griekse volk werd blootgelegd. Aeschylus, Sophocles, Euripides en anderen waren meesterlijke toneelschrijvers. In die verhalen kampten de mensen met de goden en het lot, maar de acteurs werden steeds menselijker en herkenbaarder. Steeds waren de goden in de buurt (deus ex machina) om belangrijke levensvragen (in treurspelen of tragedies) te helpen oplossen. Ook personen en situaties werden (in blijspelen of komedies) flink op de
korrel genomen. Een andere manier om een verhaal te vertellen, was het af te beelden. Mythologische scènes uit de oude verhalen werden heel vaak voorgesteld op keramiek, beschilderd aardewerk van gebakken klei. Op de dagdagelijkse gebruiksvoorwerpen als potten, kruiken, vazen en schalen in talloze praktische vormen, herleefde de hele
Griekse denkwereld, evenals het hele dagelijkse leven in zwart- en roodfigurige taferelen.
In die tijd veranderde ook het denken van de Grieken. Ze begonnen zich vragen te stellen over alles: het heelal, de wereld, de natuurverschijnselen. In de plaats van alles te verklaren door de goden wilden ze nu vooral begrijpen. Door zich vragen te stellen en de natuur te onderzoeken, ontstond de natuurfilosofie die de oorsprong van alles zocht in de natuur. Andere filosofen kregen ook aandacht voor de mens en ze vroegen zich af of de mens met zijn verstand kon doordringen tot tijdloze en onveranderlijke kennis. Grote filosofen als Socrates, zijn leerling Plato en diens leerling Aristoteles zijn daardoor de vaders van de wijsheid en de wetenschap geworden.
Het Parthenon op de Akropolis
Attische vaas
Hellenistisch Griekenland
1 De wereld wordt groter
Vraag 1 Hoe kwam er een einde aan de onafhankelijkheid van de Griekse poleis?
Vraag
Wat ik moet leren
De wereld wordt groter
1 Wat er gebeurt met de Griekse poleis na de oorlogen van de 5de eeuw v.Chr.
2 Wie de stichter is van het eerste wereldrijk en hoe dit ontstond.
3 Het begrip hellenisme analyseren en omschrijven.
4 Met argumenten aantonen dat het hellenisme de wereld veranderde.
5 Minstens drie wetenschappers noemen met een blijvende bijdrage aan de wetenschap.
Alexander verovert Perzië
Athene, Sparta en Thebe waren uitgeput na de Peloponnesische Oorlog. Er was geen leidende polis, geen droom van grootheid meer.
Een koninkrijk dat nog nooit een rol had gespeeld in de geschiedenis, trad nu op de voorgrond: Macedonië. In dit bergland in het noorden van het schiereiland met een bevolking van herders en boeren, was het oude patriarchale koningschap uit de Homerische tijden bewaard gebleven. De Grieken beschouwden de Macedoniërs als barbaren. Ze waren niet toegelaten tot de Olympische Spelen of andere panhelleense feesten. Ze spraken vermoedelijk wel een Grieks dialect.
In de tijd van koning Philippus II (382-336 v.Chr.) begonnen de Macedoniërs geschiedenis te maken. Hij had in zijn jonge jaren in Thebe verbleven en er kennisgemaakt met de strateeg Epaminondas en zijn falanx, maar ook met de Griekse cultuur die hij waardeerde. Hij zag hoe verdeeld de Grieken waren en had de ambitie de Grieken te verenigen onder zijn gezag. Zijn zoon Alexander de Grote die in een veroveringstocht van 10 jaar het eerste wereldrijk stichtte.
Fig. 4.1 Stichting van het Perzisch wereldrijk van Alexander de Grote stadstaten verliezen hun onafhankelijkheid
Philippus van Macedonië
Philippus, koning van Macedonië, kent de Grieken door zijn verblijf in Thebe.
• Hij leerde in Thebe de gevechtstechnieken met falanx kennen.
• Hij stelde vast dat de Griekse poleis verdeeld waren.
• Hij kwam tussenbeide in hun ruzies.
• Hij verslaat de verbonden Griekse stadstaten te Chaeronea (338 v.Chr).
• Hij wil zich als koning doen aanvaarden en zocht daarom een gemeenschappelijke vijand: de Perzen.
Alexander de Grote
Bij de dood van Philippus komen de Grieken in opstand, maar Alexander straft Thebe en begint een veldtocht tegen de Perzen.
In een 10-jarige tocht onderwerpt hij het Perzische Rijk, maar sterft vroegtijdig zonder het Rijk een goed bestuur te kunnen geven.
De wereld wordt groter
Macedonië in de hoofdrol
Na de Griekse oorlogen zijn de poleis erg verzwakt. De Macedonische koning verenigt de verdeelde stadstaten onder zijn gezag en Alexander de Grote verovert een wereldrijk.
VRAAG 1: Hoe kwam er een einde aan de onafhankelijkheid van de Griekse poleis?
1 Macedonië onderwerpt de Griekse stadstaten
Koning Philippus van Macedonië wilde de Grieken verenigen onder zijn gezag in de 4de eeuw v.Chr. Hij zag zijn kans schoon na de Peloponnesische Oorlog toen de Grieken erg verdeeld waren en geen leider meer hadden. Hij versloeg de verbonden Griekse stadstaten definitief te Chaeronea en de Griekse poleis verloren hun onafhankelijkheid.
Wij moeten ons duidelijk voor ogen houden dat Philippus ons haat, onze stad, de grond waarop zij ligt, al haar inwoners, zelfs hen die zich nu met zijn vriendschap vleien. Hij haat echter het allermeest ons vrije staatsbestel. En daar heeft hij ook alle reden toe, want hij weet heel goed (...) dat hij toch niet zeker kan zijn van zijn buit zolang er nog een staat is waar het volk zelf heer en meester is. (...) Want hoe meer Philippus om zich heen grijpt, des te gevaarlijker hij wordt voor onze eigen vrijheid. (Uit: Demosthenes, Derde Philippische Redevoering)
De Atheense redenaar Demosthenes waarschuwde voor het gevaar uit het noorden. Hij vreesde voor het verlies van de vrijheid en democratie van Athene.
2 De verovering van Perzië
Na de dood van zijn vader zette Alexander zijn werk verder. Volg op de tijdband en de kaart hoe de verovering van Perzië verloopt en hoe het Perzisch wereldrijk in 10 jaar tijd ontstaat (334-323 v.Chr.).
3 Diadochen verdelen het Perzich Rijk
Na de dood van Alexander valt het Perzische wereldrijk uiteen in vier diadochenrijken.
Demosthenes
(384-322 v.Chr.) de grootste Griekse redenaar, ondanks een zwakke gezondheid en een spraakgebrek dat hij overwon. Hij wilde de vroegere grootheid van Athene herstellen en keerde zich zonder succes tegen de machtsuitbreiding van Philippus II in zijn Philippische Redevoeringen.
Epaminondas (ca. 420-362 v.Chr.) grootste staatsman en veldheer tijdens het kortstondige leiderschap van de Beotische stad Thebe. Hij hervormde het leger en verbeterde de bewapening met de beruchte falanx.
diadochen of opvolgers diadochen verdelen het Rijk
Na de dood van Alexander valt het enorme rijk uiteen na heel wat strijd onder zijn generaals. Ze verdelen het rijk (311 en 301 v.Chr.):
• de Seleuciden (Seleucus) nemen Perzië
• de Ptolomeeën (Ptolomaeus) nemen Egypte
• de Antigoniden (Antigonus) nemen Griekenland en Macedonië
• Kassander wordt koning van Thracië en Pergamon bij de dood van Antigonus (301 v.Chr.) opvolging
De hellenistische wereld
Toen
Philippus van Macedonië in 336 v.Chr. stierf, volgde zijn twintigjarige zoon Alexander hem op. Hij had een Atheense opvoeding genoten bij de beroemde filosoof Aristoteles. Hij maakte direct werk van het plan van zijn vader om weerwraak te nemen op de Perzen voor de oorlogen die ze de Grieken ruim anderhalve eeuw eerder hadden aangedaan. De Grieken vergeten even de eigen polis en zien de gehate buren nu als medestanders. Alexander behaalt de ene overwinning op de andere en vele volkeren zien hem als een bevrijder. Wanneer koning Darius wordt vermoord, beschouwt Alexander zich als zijn opvolger. Om de Perzen op zijn hand te krijgen, gedragen hij en zijn soldaten zich zoveel mogelijk als Perzen. Alleen: Alexander sterft in Babylon aan malaria in 323 v.Chr. en het werk is niet af!
Vergrieksing
In alle verworven gebieden stichtte Alexander nieuwe steden ... met de naam Alexandrië. In die steden vestigden zich ook Macedoniërs en Grieken, maar de Perzische gouverneurs (satrapen) bleven op post zodat de Griekse cultuur zich in het MiddenOosten kon vestigen. Alexander kon ook de inheemse cultuur waarderen. Hij aarzelde niet om zelf een inheemse vrouw te trouwen en spoorde zijn Macedonische vrienden en onderdanen aan hetzelfde te doen. Zoals een Perzische koning regeerde hij als een goddelijke alleenheerser met het oude hofceremonieel. Het Grieks werd de algemene taal van het bestuur en de wetenschap en de handelaars konden nu overal met Griekse (Atheense) munten betalen. Vooral de rijkste mensen profiteerden van de vergrieksing, voor gewone mensen bleef alles bij het oude. De Griekse poleis bleven bestaan. Ze beseften dat ze nu zijn opgenomen in een groter geheel. Door de internationale contacten wordt de wereld groter. De Griek werd wereldburger, een kosmopoliet.
In Susa arrangeerde Alexander ook huwelijken voor zichzelf en zijn vrienden. Zelf trouwde hij met Barsine, de oudste dochter van Darius, en volgens Aristobulus ook nog met een ander, namelijk Parysatis, de jongste dochter van Ochos. Hij was al getrouwd met Roxane, de dochter van Oxyartes, de Bactriër. Aan Hephaestion gaf hij Drypetis, ook een dochter van Darius, een volle zuster van zijn eigen vrouw, want hij wilde dat de kinderen van Hephaestion neef en nicht zouden zijn van de zijne. [...] En aan zijn andere vrienden gaf hij op dezelfde manier de edelste dochters van Perzen en Meden tot vrouw; het waren er ongeveer tachtig. (Uit: Arrianus, Anabasis 7.4)
Alexandrië, het nieuwe centrum
De kerngebieden van het hellenisme waren de koninkrijken en hun dynastieën in de door Alexander veroverde gebieden. Rond deze invloedrijke koningshuizen en rijken ontstond een mengcultuur, het hellenisme. In de nieuwe hoofdstad van het hellenistische Egypte, Alexandrië in de Nijldelta, werd een 'mouseion' opgericht: een grote bibliotheek waar kennis werd verzameld op één plaats en die veel wetenschappers aantrok. Het hellenisme heeft grote namen voortgebracht.
4.4 Archimedes van Syracuse (287-212 v.Chr.) ontdekte de Wet van het Soortelijk Gewicht toen hij in zijn bad zat (Eureka: ik heb het gevonden). Ontwierp tal van toestellen o.a. de waterschroef om water omhoog te tillen.
4.5
van Samos
v.Chr.)
dat de zon en niet de aarde het
van
staat en dat de aarde om de zon draait.
Fig. 4.2 Maquette van Alexandrië in Museum of Natural History, New York
Fig. 4.3 Eratosthenes (ca. 275-194 v.Chr.) berekende vrij nauwkeurig de omtrek van de aarde.
Fig.
Fig.
Aristarchus
(310-230
zei
centrum
het heelal
1 De Griekse cultuur na Alexander Alexander kreeg een Atheense opvoeding.
'Aristoteles bracht de toekomstige koning liefde voor de vrije kunsten bij en stimuleerde diens nieuwsgierigheid naar culturen en verschijnselen uit de hele destijds bekende wereld.
Als gevolg daarvan nam Alexander later op zijn veroveringstochten altijd wetenschappers mee, die weer nieuw plantenmateriaal, geografische beschrijvingen en andere gegevens terugstuurden naar Aristoteles.'
(Philip Matyszak, in: De Grieken. Hoe een cultuur zich over de wereld verspreidde, 2018)
Aristoteles die we leerden kennen als filosoof en vader van de wetenschap, was de leermeester van Alexander. Door zijn Griekse opvoeding verwierf Alexander:
• liefde voor de kunsten
• nieuwsgierigheid naar andere culturen
• belangstelling voor wetenschappen
Alexander nam allerlei maatregelen in de verschillende domeinen van de samenleving om de eenheid binnen het grote rijk te bevorderen en waardoor het hellenisme ontstond.
politiek economisch cultureel
• nieuwe steden in de veroverde gebieden
• behoud van eigen gouverneurs
• bestuurstaal Grieks
• handel: Griekse (Atheense) munten als betaalmiddel
2 Hoe de hellenistische wereld tot stand kwam
1 Macedonië verovert de Griekse stadstaten
• migratie
• gemengde huwelijken
• goddelijke status van de vorst
• behoud van gewoontes
2 verlies onafhankelijkheid van de poleis en de democratie verdwijnt
3 verovering van een groot gebied buiten Griekenland
4 grote staat met één vorst
5 ontstaan van een multiculturele samenleving
3 Begrippen uit de Griekse cultuur
In het schema hieronder vind je enkele begrippen die nog altijd veel gebruikt worden in onze taal.
alfabet schriftsoort nu (alfa - bèta)
politiek besturen van een gebied (polis = stadstaat)
kosmopoliet iemand die zich verbonden voelt met de hele mensengemeenschap, ongeacht de cultuur
hellenisme (periode 336-31 v.Chr.) verspreiding van de Griekse cultuur in het Rijk van Alexander de Grote en in de diadochenrijken na Alexander
Griekse munt in het veroverde gebied met het portret van Alexander, voorgesteld met de hoorns van de Egyptische god Amon mouseion letterlijk 'Tempel voor de Muzen' of een instituut voor kunsten en wetenschappen, opgericht ca. 300 v.Chr. en door brand verwoest in 47 v.Chr. Het omvatte een enorme bibliotheek van 700 000 boekrollen en trok onderzoekers aan om er te studeren en te onderwijzen.
Euclides van Alexandrië, vader van de meetkunde, werkzaam in de bibliotheek ten tijde van Ptolomaeus I (323-287 v.Chr.) die de bibliotheek oprichtte VRAAG 2: Hoe verspreidde de Griekse cultuur zich na Alexander?
De hellenistische tijd brak aan met de veroveringen van Alexander waardoor een vermenging van culturen plaatsvond.
De hellenistische tijd
In het midden van de 4de eeuw v.Chr. kwam het koninkrijk Macedonië een rol spelen in de geschiedenis. Philippus II versloeg Thebe en andere stadstaten om ze te verenigen onder zijn gezag, maar hij werd vermoord. Zijn zoon Alexander (de Grote) ging nog verder en veroverde het immense Perzische Rijk van de oude erfvijand in een 10-jarige tocht. Als hij onverwacht sterft in 323 v.Chr. is het wereldrijk niet klaar met de bestuurlijke inrichting. Het was wel duidelijk de bedoeling van Alexander om het beste uit de Griekse en de Perzische cultuur te laten versmelten tot een nieuwe cultuur, een wereldcultuur die hellenisme wordt genoemd. Het Rijk viel uit elkaar na een lange opvolgingsstrijd tussen de generaals (diadochen of opvolgers) in koninkrijken, in handen van grote dynastieën.
De Griekse poleis waren niet verdwenen, maar zijn nu onderdeel van een koninkrijk met één vorst in een wereld die veel groter is geworden. De stad Alexandrië in de Nijldelta is
Karpaten
Donau
Hellenistisch Griekenland
het nieuwe middelpunt geworden van de toen beschaafde wereld. Enkele dingen vallen op: het Grieks is de taal geworden van het bestuur, de handel en de wetenschap. De stad Alexandrië is multicultureel, want het was een verzamelplaats van kunstenaars en geleerden en bezat de grootste bibliotheek en studiecentrum van de oudheid.
De wetenschap kwam hier tot bloei met grote namen uit de geschiedenis: Erathostenes (wiskundige, geograaf, astronoom, filosoof) die vrij nauwkeurig de omtrek van de aarde schatte, Archimedes (natuurkundige, ingenieur) die de Wet van het Soortelijk Gewicht ontdekte,
Diadochenrijken
Rijk van Kassander Rijk van Lysimachus
Zwarte Zee
Rijk van Ptolemaeus Rijk van Seleucus
Oude dronken vrouw
Aristarchus van Samos (astronoom) die de aarde rond de zon liet draaien, Euclides (wiskundige), de vader van de meetkunde ... en vele anderen. Toen de Romeinen het oostelijk deel van het Middellandse Zeegebied veroverden in de eerste eeuw v.Chr., troffen ze er een samenleving aan die flink vergriekst was. De officiële voertaal bleef daar gedurende de hele Romeinse tijd Grieks en de hellenistische cultuur liet zijn sporen na.
natuurfilosofie: oorsprong van alles filosofie: mens - natuur
mythologie: godenverhalen keramiek
mythologie en dagelijks leven zwartfigurig roodfigurig
OUDE NABIJE OOSTEN
KLASSIEKE OUDHEID
tegen de Perzen = Perzische oorlogen
GRIEKSE OORLOGEN
MACEDONIË
de Griekse poleis verliezen hun onafhankelijkheid
334 v.Chr. Alexander de Grote verovert het Perzisch Rijk
tegen elkaar =
Peloponnesische Oorlog
323 v.Chr.
311 v.Chr. Hellenistische konink rijken na Alexander
Grieks in het bestuur, de handel en de wetenschap Een Griek wordt een wereldburger
HELLENISME
verspreiding en vermenging van de Griekse cultuur
301 v.Chr
Alexandrië wordt het nieuwe centrum van cultuur en wetenschap
megaron tempel
bouwkunst de mens in de beeldhouwkunst
beelden statisch + onpersoonlijk realisme + beeldgroepen met een verhaal de ideale mens
ARCHAÏSCHE TIJD KLASSIEKE TIJD HELLENISTISCHE TIJD
ca. 800700600500400300200100
Chr.
Rome
Rome onder de koningen
1250 v.Chr.
eerste ijzeren voorwerpen in Europa
ijzer wordt veel gebruikt in Oost-Europa
vroege IJzertijd bij de Kelten
• Hallstattcultuur in Centraal-Europa
• de Etruskische beschaving ontstaat op het Italisch schiereiland en gaat op in het Romeinse Rijk in de 5de eeuw v.Chr.
late IJzertijd bij de Kelten
• La Tènecultuur
• J. Caesar verovert Gallië
• Kelten gaan op in het Romeinse Rijk
Kelten
Van ijzertijdvolken tot klassieken
IJzertijdvolken
Vanaf 1000 v.Chr. kwam ijzer voor, een erts dat overal voorhanden was. Dit metaal is lichter en sterker dan brons en het is geen legering. Het is bovendien smeedbaar zodat meer toepassingen mogelijk waren in werktuigen, potten en kruiken, spelden en sieraden, beslag voor houten wielen, ploegscharen en paardentuig. Met scherpe wapens konden hele stammen worden uitgerust ... en migraties gingen vaak gepaard met geweld.
Fig. 5.3 Keltische juwelen uit de La Tèneperiode. Boven: fibula (speld), links: torques (arm- en halsversieringen) dankzij ijzersmeedkunst.
Kelten in Centraal-Europa = Hallstattcultuur (vroege ijzertijd in Europa)
Etrusken
Romeinen
eerste sporen van bewoning op de Palatinusheuvel (het latere Rome)
Grieken
De Etruskische beschaving ontstaat in Etrurië op het Italisch schiereiland
753
stichting van Rome volgens de legende
nederzettingen worden poleis
overbevolking en uitwijking
Koningen in Etrurië
Kelten in West-Europa = La Tènecultuur (late bloeitijd) 509 Romeinen verdrijven de Etrusken uit Rome
509
Rome wordt een Republiek
508 Democratie in Athene Griekse oorlogen
Griekse kolonies in het Middellands Zeegebied
264 Rome onderwerpt Italië
338 poleis verliezen hun onafhankelijkheid aan Macedonië Alexander de Grote diadochenrijken
Kelten in Europa
Fig. 5.1 IJzertijdhakbijl
Fig. 5.2 late ijzertijdboerderij na 450 v.Chr. in onze streken
De ontwikkelingen in de IJzertijd gingen vooraf aan de klassieke Griekse en Romeinse oudheid. De Kelten brachten de ijzerbewerking binnen in Centraal-Europa. Op het Italisch schiereiland waren de Etrusken de mijnontginners en de metaalbewerkers.
5.4 Etruskische bronzen helm
Etrusken in Italië
Etrurië lag tussen de rivieren van de Arno (Firenze) en de Tiber (Rome). De Etrusken verkregen hun rijkdom door landbouw, handel en mijnbouw.
IJzerwas lange tijd een weinig gebruikt metaal omdat het weinig als zuiver metaal voorkomt, in tegenstelling tot koper. Het duurde lang voordat men leerde het metaal uit zijn erts vrij te maken. De overgang van de bronstijd naar de ijzertijd ging in het oostelijke Middellands Zeebekken gepaard met grote politieke verschuivingen. Denk aan de Doriërs. In de ijzertijd ontstaan de eerste grote, goed gestructureerde samenlevingen. De culturen worden beschavingen.
Fig. 5.5 Bronzen kantharos (drinkbeker), Etrurië, 7de eeuw v.Chr.
Nagebouwde strijdwagen van Montecalvario met bronzen en ijzeren platen en beslag, 7de eeuw v.Chr. (Etruskisch Museum, Chianti)
Rome baas in het oosten
50 verovering van Gallië J. Caesar
Kelten gaan op in Romeinse Rijk Gallo-Romeinse mengcultuur
Rome wordt een Keizerrijk Augustus eerste keizer 286 Diocletianus splitst de macht in vier (tetrarchie)
395 Theodosius West-Romeinse Rijk en OostRomeinse Rijk gaan hun gang
einde WestRomeinse Rijk
Pax Romana
Fig.
1
Het Italisch schiereiland
Vraag 1 Wie waren de eerste bewoners van het Italisch schiereiland?
2 Het ontstaan van Rome
Vraag 2
Vraag 3 Waar en hoe ontstond Rome volgens de archeologie?
Vraag 4 Hoe evolueerde Rome van stamstaat tot stadstaat onder de koningen?
3 De leermeesters van Rome
5 Wie waren
Vraag 6 Hoe was de Romeinse samenleving samengesteld en ingedeeld?
Vraag 7 Hoe
8 Wat leerden de Romeinen van de Etrusken?
1 Op een blinde k aart van het Italisch schiereiland de juiste ligging kunnen aanbrengen van volgende elementen: de zeeën (Middellandse Zee, Adriatische Zee, Ionische Zee, Tyrrheense Zee), de eilanden (Sicilië, Sardinië, Corsica), de rivieren (Arno, Tiber, Po), de bergketens (Apennijnen, Alpen), de steden (Rome, Carthago).
2 Weten in welk gebied het Italisch schiereiland is gelegen en het klimaat ervan kunnen typeren.
3 Drie grote bevolkingsgroepen noemen die zich op het schiereiland hebben gevestigd.
4 De landstreken waar ze zich hebben gevestigd benoemen en situeren op een blinde kaart.
5 Zeggen op welke twee manieren we het oudste verleden van Rome kennen en hoe deze bronnen zijn ontstaan.
6 De verkorte inhoud van de legenden over het ontstaan van Rome kunnen vertellen.
7 Weten wat de archeologie ons leert over het ontstaan van Rome.
8 Uitleggen waarom het gebied van de zeven heuvels aantrekkelijk was voor de eerste bewoners.
9 Het tijdstip van het ontstaan van Rome kunnen bepalen volgens de legenden en volgens de archeologie.
10 Uitleggen wat de bedoeling is van de legenden en verklaren waarom we daarmee voorzichtig moeten zijn.
11 Uitleggen wat de bedoeling is van de archeologie in verband met Rome.
12 De langzame groei van Rome kunnen schetsen.
13 De kenmerken van een stamstaat en van een stadstaat kunnen noemen.
14 De overgang van stamstaat naar stadstaat kunnen verklaren.
15 Een beeld van de Etruskische samenleving samenstellen aan de hand van een aantal politieke, economische, sociale en culturele elementen.
16 De betekenis van de Etrusken als leermeesters van het prille Rome kunnen toelichten.
17 De bestuursorganen onder de Etruskische koningen noemen en uitleggen met hun bevoegdheid.
18 Uitleggen hoe Servius Tullius het bestuur hervormde.
19 De basisorganisatie van de Romeinse maatschappij schematisch voorstellen.
20 De ongelijkheid in de Romeinse samenleving volgens standen noemen en uitleggen.
Op een bergachtig schiereiland ... Rome ligt op het Italisch schiereiland dat ver in de Middellandse Zee uitsteekt, omringd door de Adriatische Zee, de Ionische Zee en de Tyrrheense Zee. In het noorden is het gebied afgeschermd door de Alpen die uitlopen naar de immense Povlakte aan de voet. Het zuidelijk deel, in de vorm van een laars, heeft met de Apennijnen als het ware een soort ruggengraat. De woeste gebieden aan de oostzijde zijn geschikt voor herders en in het westen leven boeren in vruchtbare vlakten. Het hele landschap past in de mediterrane wereld met een overwegend warm en droog klimaat.
... een mengelmoes van volkeren
In de ijzertijd waren de volkeren over het Italisch schiereiland verdeeld als een lappendeken. In die mengelmoes onderscheiden we drie groepen, elk met een eigen afkomst, taal en cultuur. Veruit de grootste groep was die van de Italiërs, een verzamelnaam voor een aantal Indo-Europese volkeren en stammen die zich daar vestigden van ongeveer 1200 tot 1000 v.Chr als boeren en herders. Veel van die volkeren gaven hun naam aan de streek waar ze terechtkwamen, maar lieten verder niets na: Umbriërs, Samnieten, Sabijnen, Campaniërs, Latijnen, Veneti, Liguriërs en later nog de Kelten. Rome was een van de vele dorpjes van de Latijnse stammen die in heuveldorpen leefden aan de benedenloop van de Tiber. De streek werd mettertijd naar hen Latium genoemd. Maar twee groepen bewoners hadden steden en een rijke cultuur. In het zuiden stichtten de Grieken steden op de kusten en op Sicilië en ze brachten de kennis van het schrift mee uit hun moederland. De Etrusken hadden Etrurië, het huidige Toscane, als thuisland waar ze nog voor de komst van de Grieken in kleine steden leefden.
Fig. 5.7 Oud-Italië en zijn bewoners (vóór 500 v.Chr.)
Het Italisch schiereiland 1
De eerste vroege culturen in Europa zagen het licht rond de Egeïsche Zee in het oostelijk bekken van de Middellandse Zee. Daaruit kwam de klassieke Griekse beschaving voort. In het westelijk bekken kwam Rome op tussen de vele volkeren van het Italisch schiereiland.
VRAAG 1: Wie waren de eerste bewoners van het Italisch schiereiland?
1 Geografie van het Italisch schiereiland
a de zeeën: Middellandse Zee, Adriatische Zee, Ionische Zee, Tyrrheense Zee
b de eilanden: Sicilië, Sardinië, Corsica
c bij de rivieren: Arno, Tiber, Po
d de bergketens: Apennijnen, Alpen
e de steden: Rome, Carthago
Veneti
Kelten
Corsica
Po Tiber
ROME
Sardinië
Umbriërs
Latijnen
CUMAE
Tyrrheense Zee
CARTHAGO
Sicilië
Etruskische stad
Griekse stad
Andere stad
Kerngebied Etrurië ca. 600 v.Chr.
Etruskisch gezag ca. 500 v.Chr.
Carthaags rijk ca. 500 v.Chr.
Grieks gebied ca. 500 v.Chr.
Italische volkeren
Illyrische volkeren
Kelten na 410 v.Chr.
Adriatische Zee
NAPELS
Apuliërs
Grieken
Ionische Zee
Fig. 5.8 Italische volkeren uit de beginnende Romeinse tijd. De steden bevinden zich hoofdzakelijk langs de kusten en in de vlakten.
In Etrurië, tussen Po en Tiber, liggen de steden vooral op lage heuvelplateaus.
Het Italisch schiereiland ligt in het westelijk bekken van het Middellandse Zeegebied.
Het mediterraan klimaat is droog en warm.
2 De bewoners van het Italisch schiereiland
Drie bevolkingsgroepen bewonen het gebied vóór de 5de eeuw v.Chr.
Bekijk de legende om deze bevolkingsgroepen te localiseren:
• Grieken
• Etrusken
• Italiërs
De leden van elke bevolkingsgroep zijn onderling verbonden door hun afkomst, een eigen taal en de levenswijze of cultuur
De oorsprong van Rome
De Romeinen situeerden het begin van hun stad in 753 v.Chr. op 21 april precies en telden de jaren vanaf die datum. Titus Livius beschreef in opdracht van keizer Augustus de geschiedenis van Rome in het werk Ab urbe condita (= Vanaf de stichting van de stad), evenals Vergilius die in de Aeneïs vertelt hoe de Trojaanse held Aeneas na de val van Troje (ca.1200 v.Chr.) in Latium terechtkomt en de stamvader wordt van de Romeinen. Beide werken zijn geen echte geschiedkundige werken, maar eerder verhalen die de oorsprong van Rome situeren in een mythologisch kader. Ze moesten het roemrijke verleden beschrijven en de goddelijke oorsprong van de stad en het keizerschap aantonen. Voor de Romeinen waren de verhalen echt gebeurde geschiedenis en die werd eeuwenlang zo doorverteld.
Wat de legende ons leert
Wat voorafging
De Trojaanse held Aeneas vlucht uit het brandende Troje, dat de Grieken door de list met het Houten Paard wisten te veroveren. Samen met zijn vader, zijn zoon en zijn manschappen kan hij de zee bereiken. Na lang rondzwerven over de Middellandse Zee, komen ze aan in Italië. Hier hebben de goden de landstreek Latium voor hem bestemd.
Toen de Trojanen daar aan land gingen, bezaten zij na hun bijna onmetelijke dwaaltocht niets meer, behalve hun wapens en schepen. Toen zij daarom de akkers aan het plunderen waren, kwamen koning Latinus en de plaatselijke bewoners van het gebied, uit de stad en van het land aanrennen, om het geweld van de vreemdelingen een halt toe te roepen. (...) Het verhaal luidt als volgt: de slaglinies stonden al opgesteld en elk moment konden de signalen klinken, toen Latinus naar voren kwam en de aanvoerder van de vreemdelingen tot een gesprek opriep. Hij vroeg wie zij waren, waar zij vandaan kwamen, waarom zij hun thuis hadden verlaten en wat zij hadden te zoeken in het Laurentische land. Hij hoorde, dat zij Trojanen waren, dat hun leider Aeneas, de zoon van Anchises en Venus was, en dat zij na de brand van hun vaderstad als ballingen een plek zochten om een nieuwe stad te stichten. Uit ontzag voor de edele afkomst van het volk en hun leider, en omdat hun bereidheid zowel tot oorlog als tot vrede hem imponeerde, sloot Latinus toen vriendschap en bekrachtigde die met een handdruk. Er werd een verdrag gesloten tussen de leiders, de legers wisselden een formele groet. Latinus ontving Aeneas als gast. Daar, bij de huisgoden, verbond Latinus een huiselijke band aan het publieke verdrag door zijn dochter aan Aeneas ten huwelijk te geven. Dat bevestigde in ieder geval de Trojaanse hoop om eindelijk hun dwaaltocht te besluiten met een vaste en zekere woonplaats. Zij stichten een stad. Aeneas noemt die Lavinium, naar zijn vrouw. Al gauw was er ook een mannelijke spruit uit het nieuwe huwelijk, aan wie de ouders de naam Ascanius gaven.
Uit: Titus Livius, Ab urbe condita I,1
En zo ging het verder Ascanius stichtte later Alba Longa in de bergen. Vele generaties later verdrijft Aemilius zijn oudere broer Numitor, de rechtmatige koning, van de troon. Hij dwingt de koningsdochter Rhea Silvia priesteres te worden zodat er geen troonopvolgers meer zouden komen en hij veilig zou zijn. Toch brengt Rhea Silvia een tweeling ter wereld: Romulus en Remus. Hun vader was de oorlogsgod Mars. Aemulius, bezorgd om zijn macht, liet de pasgeborenen in een mand op de Tiber zetten. Als door een wonder dreef de mand tot op de oevers van de Palatinus, één van de zeven heuvels van Rome. De schreeuwende baby's werden door een wolvin gevonden en gezoogd. Een herder die hen toevallig ontdekte in het wolvennest, bracht ze groot. Toen ze volwassen waren, gingen ze in de streek een stad stichten.
Romulus en Remus kregen het verlangen om een stad te stichten op die plaatsen, waar zij te vondeling waren gelegd en waar zij waren opgegroeid. (...) Aangezien zij tweelingen waren en de eerbied voor de ouderdom geen onderscheid kon maken, hoopten zij, dat de goden, onder wier bescherming die plaatsen stonden, door voortekenen zouden kiezen, wie zijn naam aan de nieuwe stad mocht geven en de gestichte stad mocht besturen. Als plaats om de vogels waar te nemen, koos Romulus de Palatijn, Remus de Aventijn. Het eerst kreeg Remus een voorteken, zegt de overlevering: zes gieren. Juist had hij dit meegedeeld, toen het dubbele aantal zich aan Romulus liet zien. Beiden werden zij, ieder door zijn eigen aanhangers, als koning uitgeroepen. De ene partij maakte aanspraak op het koningschap, omdat het teken eerder was waargenomen, de andere partij op grond van het aantal vogels. Hierom twistend werden ze handgemeen, en in een uitbarsting van woede gingen zij over tot een moordpartij. Daar werd Remus in het gewoel getroffen en gedood. Een meer verspreide overlevering is dat Remus om zijn broer te bespotten over de nieuwe muren sprong. Toen werd hij door de boze Romulus gedood, nadat hij hem de volgende woorden had toegeschreeuwd: 'Zo zal het ieder ander vergaan, die over mijn muren zal springen.' Zo maakte Romulus zich in zijn eentje meester van de macht. De gestichte stad werd genoemd naar de naam van de stichter.
Uit: Titus Livius, Ab urbe condita I, 6-7
Het ontstaan van Rome
Oorspronkelijk was Rome een kleine nederzetting die zich in niets onderscheidde van de andere dorpen aan de benedenloop van de Tiber in Midden-Italië. De dorpen op de heuvels werden verenigd tot een stad die daarna uitgroeide tot de hoofdstad van de toenmalige wereld.
VRAAG 2: Waar en hoe ontstond Rome volgens de legenden?
1 Wat de legenden zeggen over de oorsprong van Rome
De Latijnen behoren tot de bevolkingsgroep van de Italiërs. Ze spraken Latijn en de landstreek aan de benedenloop van de Tiber heette daarom Latium.
Wat twee geschiedschrijvers uit de tijd van Augustus vertellen over de oorsprong van Rome.
Naam schrijverWerk
Onderwerp/inhoud
Vergilius Aeneïs hoe Aeneas in Latium terechtkomt na de val van Troje
Titus Livius Ab urbe condita de geschiedenis van Rome vanaf de stichting tot keizer Augustus
De geschiedschrijvers steunen hun verhaal over de stichting van Rome op de overlevering zoals die in de legendarische verhalen werd verteld en voor het eerst opgeschreven in opdracht van keizer Augustus.
2 Stamboom van Aeneas volgens de legendarische verhalen
Aeneas
Ascanius
Trojaanse held stamvader van het Romeinse volk
zoon van Aeneas, stichtte Alba Longa waar hij koning wordt
Vergilius (70-19 v.Chr.) een Romeins dichter. Zijn bekendste werk is de Aeneïs, een groot heldendicht waarin hij Romes oorsprong en verleden bezingt.
Titus Livius (59 v.Chr. -17) een beroemd Romeins geschiedschrijver uit de tijd van Augustus. Hij schreef in 142 delen een algemene geschiedenis van Rome vanaf de stichting onder de titel Ab urbe condita
Numitor
Aemulius
Rhea Silvia
Aemulius stootte zijn broer van de troon, maar wordt zelf gedood door Romulus en Remus
dochter van Numitor en moeder van een tweeling
Romulus Remus
broedertwist
Remus wordt gedood door Romulus die daardoor stichter wordt van Rome
Wat de archeologen ons vertellen
Rome is ontstaan in vier stappen
1 In de 10de eeuw v.Chr. ontstonden er enkele kleine nederzettingen op de Palatinus (Palatijn) en op de Esquilinus (Esquilijn), twee van de zeven heuvels van Rome.
2 In de 8ste eeuw v.Chr. kwamen er nieuwe nederzettingen op de Esquilinus en op de Caelius. Het bondgenootschap Roma quadrata werd opgericht tussen de twee nederzettingen op de Palatijn. Zo werden die twee nederzettingen sterker op militair vlak. Er kwam ook een omwalling rond de Palatijn, de eeste omwalling.
3 In de 6de eeuw v.Chr. kwamen er nog meer nederzettingen op die drie heuvels.
Dan vielen de Etrusken binnen. Ze veroverden Rome dat nog steeds maar bestond uit enkele nederzettingen. Ze verenigden die nederzettingen op de drie heuvels tot een stad met muren. Rome was nog niet veel meer dan één van de zowat 30 Latijnse stadstaatjes in de streek. Een tijdlang was het nabijgelegen Alba Longa zelfs nog machtiger dan Rome.
voorhistorische dorpen
Roma Quadrata muur van de Etrusken Septimontium
4 In de 4de eeuw v.Chr. breidde de stad verder uit naar de vier andere heuvels waar geen nederzettingen waren. Rome kreeg de omvang van een grote stad doordat de zeven nederzettingen met een muur verbonden werden.
Anders verteld ...
De Palatinusheuvel was één van de zeven heuveltoppen in een bocht aan de benedenloop van de Tiber. Daar ontstond het dorpje Rome. Stilaan kwamen er nog nederzettingen op en rond de andere heuvels. Rome is een spontaan gegroeide stad. Tussen de heuvels waren er moerassen. Delen daarvan werden gedraineerd en dat werden toen publieke plaatsen, bv. een marktplaats zoals het Forum Romanum, een echt centrum. Al die kleine dorpjes groeiden uit tot grotere dorpen die samensmolten, met een muur eromheen zodat we dan echt van een stad kunnen spreken. Die muur wordt toegeschreven aan Servius Tullius, een koning van Etruskische afkomst die waarschijnlijk ook de moerassen van het latere forum liet droogleggen. Tegen het einde van de 6de eeuw v.Chr. is Rome nog niet of nauwelijks te onderscheiden van de naburige stadstaatjes. In de 4de eeuw v.Chr., na grote verwoestingen door barbaarse Galliërs (387 v.Chr.), moest de stad van de grond af weer worden opgebouwd. De nieuwe, zware muren moesten een betere bescherming bieden en omsloten nu de zeven bewoonde heuvels. Nadien breidde de stad verder uit buiten de muren.
5.11 Bewaard gebleven fragmenten van de verstevigde muur uit de 4de eeuw v.Chr. De losse blokken tufsteen zijn ongeveer 25 cm hoog, 60 cm breed en 90 cm lang. De muur zelf was waarschijnlijk 10 m hoog, 4 m breed en 11 km lang en omsloot een gebied van 426 ha.
Fig. 5.10 Zo kan Rome er hebben uitgezien in de 6de eeuw v.Chr.
Fig.
Tiber
Marsveld
Fig. 5.9 Rome is klein begonnen
VRAAG 3: Waar en hoe ontstond Rome volgens de archeologie?
1 Wat de archeologie leert over de oorsprong van Rome
De archeologie zegt dat de eerste kleine nederzettingen ontstonden op de heuvels aan de Tiber in de 10de eeuw v.Chr. Volgens de legenden was dat in de 8ste eeuw v.Chr.
De legenden verklaren de stichtingsdatum door de stamboom van Aeneas uit te leggen, maar de Latijnse volkeren zijn dan al eeuwen aanwezig in Latium.
De eerste bewoners
De eerste bewoners waren herders, eenvoudige boeren en jagers die zich hier op een niet precies bekend tijdstip op de heuvels vestigden. De heuvels waren goed verdedigbaar. Tussen de heuvels waren er moerassen, maar er was ook vruchtbare grond. Verschillende bronnen en de rivier de Tiber zorgden voor water. In een bocht in de Tiber was er een oversteekbare plaats waar het gemakkelijk was voor boten om aan te leggen en om aan (ruil)handel te doen
Deze plek was aantrekkelijk voor de eerste bewoners:
• heuvels: grasland voor de dieren van herders en goed verdedigbaar
• boeren: vruchtbaar land
• Tiber (en bronnen): water
• ligging: bij een oversteekplaats aan de Tiber voor handelscontacten
2 Hoe Rome langzaam groeide
a De Palatijn, de heuvel waarop Rome ontstond, was niet de eerste bewoonde heuvel.
Zo weten we dat rond 1000 v.Chr., in de late bronstijd en eeuwen voordat Romulus en Remus volgens de legenden geleefd zouden hebben, er mensen op sommige van de heuvels van Rome leefden. (F. Addis in: Rome eeuwige stad p. 24 e.v.)
b De de mensen woonden in hutten van palen en vlechtwerk ertussen met een rieten dak.
Een hutje waarin de asse van een overledene werd bewaard, teruggevonden in de heuvels buiten Rome. (9de eeuw v.Chr.) Mensen in die tijd geloofden dat de overledene bleef verder leven zoals zijzelf leefden. Dit exemplaar geeft waarschijnlijk een heel goed beeld van hoe echte hutten er hebben uitgezien.
c Het gebied van de toekomstige nederzetting Rome werd afgebakend door een voor te ploegen die de grens aangaf.
Met grote plechtigheid offerde Romulus de eerste vruchten van de oogst aan de goden.
Daarna spande hij een bronzen ploeg achter een koppel van een stier en een sneeuwwitte koe, en voortdurend biddend tot Mars en Vesta en de almachtige Jupiter, ploegde hij een voor in de aarde om de omtrek van zijn stad te markeren.
De omgeving van Rome telt zeven heuvels en de eerste dorpen bevonden zich op de Palatijn. De bewoners beschermden zich in drie fasen met muren rond de dorpen:
• 1ste omwalling: twee dorpen op de Palatijn (Roma quadrata) (muur 8ste eeuw v.Chr.)
• 2de omwalling: muur rond de nederzettingen op 3 heuvels (6de eeuw v.Chr.)
• 3de omwalling: muur rond 7 heuvels (4de eeuw v.Chr.)
Hoe Rome een stadstaat werd
Na de dood van Romulus, de eerste koning van Rome, heersten er nog zes koningen over Rome, afwisselend een Sabijn, een Latijn en een Sabijn in een voor-stedelijke periode . Daarna volgde nog een Etruskische dynastie van drie koningen die in ruim 100 jaar tijd (616-509 v.Chr.) Rome omvormden tot een stadstaat .
Van stamstaat ...
Onder de eerste koningen was Rome helemaal geen stad. Op het territorium dat bij de stad hoorde, waren kleine huttendorpen of nederzettingen te vinden met een palissade of een muurtje. Een groepje nederzettingen dat zich verbonden voelde door dezelfde afkomst, was een stam of een tribus met een tributus aan het hoofd. Zo waren er oorspronkelijk drie tribussen met een eigen naam en een eigen woongebied op de heuvels Palatijn, Esquilijn en Capitolijn. In deze nederzettingentijd trokken de kleine gemeenschappen migranten aan uit de omgeving en de bevolking groeide overal sterk. Weerbare mannen met wapens beschermden de hutten. Nieuwe woonplekken, uitbreiding van het leefgebied en een betere organisatie werden noodzakelijk.
... tot stadstaat
Tijdens het bestuur van Rome door Etruskische koningen werd Rome een echte stadstaat met een stedelijk karakter: er kwamen muren, grote openbare gebouwen, stedelijke bebouwing, een nieuw bestuurssysteem, een soldatenleger.
Tarquinius Priscus
• legde de Cloaca Maxima aan, een grote riool om afvalwater naar de Tiber af te voeren en om de moerassen tussen de heuvels droog te leggen
• begon met de bouw van het Circus Maximus (stadion voor wagenrennen) en de grote Tempel van Jupiter Capitolinus (het belangrijkste heiligdom van de Romeinen)
Servius Tullius
• begon de ringmuur die later de zeven heuvels omwalde
• verdeelde het grondgebied van de stad en het ommeland in bestuurlijke districten
• deelde het volk in volgens vijf bezitsklassen (centuriae) waaraan stemrecht in de Volksvergadering werd toegekend en het aantal te leveren legereenheden
Tarquinius Superbus
• maakte van Rome de eerste centrale macht van Midden-Italië, gesteund op veroveringen en het leger, maar voerde een schrikbewind in Rome waardoor hij werd gehaat en uiteindelijk verjaagd
Fig. 5.12 Om moerassen droog te leggen tussen Palatijn en Capitolijn en de afvoer van vuil water liet Tarquinius Priscus de 'grote riool' aanleggen. Later werd het kanaalstelsel overdekt.
Fig. 5.13 Rioolmond in de oever van de Tiber (nog steeds zichtbaar)
VRAAG 4: Hoe
1 Van stamstaat naar stadstaat
a De eerste sporen van bewoning op twee van de zeven heuvels van Rome dateren van de 10de eeuw v.Chr. maar in werkelijkheid moeten er al veel vroeger kleine nederzettingen zijn geweest op deze plek in Latium. Het waren huttendorpjes met muren van gestampte aarde, of palissades van hout en steen. De echte muren rond de hele stad op de zeven heuvels kwamen er vanaf de Etruskische koning Servius Tullius.
b Een andere manier om zich te verdedigen was een verbond sluiten met andere nederzettingen. Dat gebeurde al in de begintijd met de twee dorpen op de Palatijn die ook de eerste omwalling aanbrachten. In de nederzettingentijd met meerdere kleine gemeenschappen op drie heuvels (Palatijn, Esquilijn, Capitolijn) ontstond het Septimontium, een verbond ter bescherming van zeven dorpen op deze heuvels. De nederzettingen trokken migranten aan uit de omgeving die ongetwijfeld ook een bedreiging vormden.
c Een groepje nederzettingen met dezelfde herkomst die hier een eigen woongebied hadden, met een eigen naam en dezelfde taal spraken, vormden een stamstaat. Zo waren er oorspronkelijk drie stamstaten op drie heuvels. Door de aantrekkingskracht van de stamstaatjes - zoals er nog tientallen waren in heel de landstreek Latium - groeit de bevolking van Rome sterk aan.
2 Kenmerken van de stamstaat tegenover de kenmerken van de stadstaat.
steden Een stad bij de Etrusken was de plaats waar de macht (de koning) gevestigd was. Ze werd gesticht en ingewijd volgens een ritueel en afgebakend om haar onschendbaarheid aan te geven. De indeling van de stadsruimte was onregelmatig in de 8ste eeuw v.Chr. Een grondplan met verharde straten die elkaar kruisen, kwam er pas vanaf het midden van de 6de eeuw v.Chr.
Koningen van Rome volgens geschiedschrijver Livius:
Romulus (Latijn) 753-716 v.Chr.
Numa Pompilius (Sabijn) 716-673 v.Chr.
Tullus Hostilius (Latijn) 673-641 v.Chr.
Ancus Marcius (Sabijn) 664-616 v.Chr.
Tarquinius Priscus (Etrusk) 616-578 v.Chr.
Servius Tullius (Etrusk) 578-534 v.Chr.
Tarquinius Superbus (Etrusk) 534-509 v.Chr.
Etrusken, de voorlopers
De Etrusken, door de Romeinen Tusci of Etrusci genoemd, waren waarschijnlijk uitgeweken Lydiërs uit KleinAzië. Ze vestigden zich in Midden-Italië, in vele kleine steden op goed verdedigbare plateaus. Nederzettingen samenvoegen in een poging om een rijk te maken is nooit gelukt en de steden bleven zelfstandige stadstaten in een losse stedenbond (Etruskische Twaalfstedenbond) zonder centraal gezag. Etrurië was vruchtbaar en produceerde veel graan, olijven en wijn. In de meren kon gevist worden en in de wouden leefde wild en ze leverden veel hout. Nog belangrijker was dat Etrurië over grote voorraden metalen beschikte, vooral ijzererts, een nieuw en kostbaar product dat ontgonnen werd op het eiland Elba en de kust daartegenover en ter plaatse werd bewerkt tot ijzer.
Rond 900 v.Chr. vindt men groeperingen van dorpen met begraafplaatsen die op korte afstand van elkaar lagen op plateaus en op dicht bij elkaar liggende heuvels. De ruimten ertussen waren nagenoeg lege plekken.
Daar verrezen later
Etruskische steden.
(D. Briquel, Etruskoloog, in: L. van der Vliet, Een geschiedenis van de klassieke oudheid, p. 118)
Tarquinii (Tarquinia)
Caere (Cerveteri) Veii
IJzer werd verscheept en verkocht aan de Etruskische steden en in Groot-Griekenland. Door de handel kwamen de Etrusken al vroeg in contact met de Keltische en Gallische wereld over de Alpen, met de Griekse en Fenicische zeevaarders en de oosterse landen Egypte, Syrië en Griekenland. Van de Griekse kolonie Cumae in Italië namen ze het schrift over en de techniek om aardewerk met het pottenbakkerswiel te maken.
Eigen identiteit
De Etrusken voelden zich onderling verbonden door een eigen taal, godsdienstige gebruiken en de Etruskische cultuur, net zoals dat het geval was in het klassieke Griekenland tussen de poleis. Hun cultuur kennen we vooral uit de rijke, grote kamergraven, verstopt in talrijke tumuli. Uit realistische wandschilderingen, sarcofagen en grafgiften blijkt dat het leven ook na de dood gewoon verder gaat op een aangename manier. Vrouwen namen een speciale plaats in: ze mochten zelfstandig werken, bezit hebben, een eigen naam dragen, een man kiezen en het gezinsleven organiseren.
Arretium (Arrezo)
(Veio)
Vulci (Vulci)
Volsinii (Orvieto)
Vetulonia (Vetulonia)
Rusellae (Roselle)
Alalia (Aléria)
Clusium (Chiusi)
Cortona (Cortona)
Faesulae (Fiesole) Arno
Tiber
Elba
Tyrrheense Zee
Etrurië
Corsica
Populonium (Populonia) Volaterrae (Volterra)
Roma (Rome)
Pisae (Pisa)
Perusia (Perugia)
Fig. 5.14 Etrurie , kerngebied van de Etrusken tussen Arno en Tiber
Fig. 5.15 Drinkgelag, Graf van de Luipaarden, Tarquinia ca. 500 .v.Chr.
Fig. 5.16 Terracotta 'sarcofaag van de echtelieden', Cerveteri ca. 520 v.Chr. in een gelijkwaardige en liefdevolle voorstelling zoals in de oudheid zelden voorkwam
De leermeesters van Rome
De eerste beschaving op het Italisch schiereiland werd niet door Rome tot stand gebracht, wel door de Etrusken, een vreemd volk uit Klein-Azië. Ze vestigden zich in Midden-Italië en stichtten er vele steden. Zij zijn de leermeesters van de latere Romeinen.
VRAAG 5: Wie waren de Etrusken?
1 Een hedendaags landschap in Italië
Dit Midden-Italiaans landschap is Toscane nu of Etrurië in de tijd van de Etrusken. De hele streek is heuvelachtig en de bewoning was toen en is nu nog te vinden op de plateaus van de heuvels.
2 De Etrusken en hun cultuur
a Herkomst van de Etrusken Klein-Azië
b De Etrusken vestigden zich in Midden-Italië / Etrurië
c Ze vestigden zich op heuvelplateaus
d Ze woonden in kleine steden
e Het bestuur was in handen van koningen
f De Etrusken waren een losse statenbond / zelfstandige stadstaten
g De Etrusken leefden van landbouw / handel / ijzerbewerking
h De Etrusken voelden zich verbonden door hun taal / godsdienstige gebruiken / cultuur / herkomst
i Zij verspreidden hun cultuur vooral door de handel
3 Het Etruskische kamergraf
Aanvankelijk werden deze graven gebouwd met natuurstenen blokken boven de grond, met een lange toegangshal, waarover een aarden heuvel lag (tumulus). Mooie voorbeelden hiervan bevinden zich op de begraafplaats (necropolis) van Cerveteri (Caere).
Vanaf ca. 650 v.Chr. worden kamergraven volledig onder de grond gemaakt, vooral in het zuiden van Etrurië met Tarquinia als belangrijkste vindplaats.
ETRUSKISCHE CULTUUR
Villanovacultuur ca.1100-700 v.Chr.
cultuur uit de late bronstijd nabij het plaatsje Villanova
• eerste dorpjes
• urnenvelden
ca. 700-600
• Etruskische teksten in Grieks alfabet steden ontstaan
• grafheuvels met bewerkt ivoor, gouden en zilveren schalen, sieraden
• ijzerontginning
• steden komen tot bloei
archaïsche tijd ca. 600-480
expansie door handel
• via het land: van Povlakte tot Campanië
• via de zee: Sardinië, Corsica, Carthago
klassieke tijd ca. 480-325
• handelsconflicten met Griekse steden
• Rome verovert Etruskisch gebied
EtruskischRomeinse tijd ca. 325-80
• Etrurië komt steeds meer onder Romeins gezag
• Etrusken worden Romeins staatsburger
• Etruskische taal verdwijnt
Fig. 5.17 Etruskisch bovengronds kamergraf uit de necropool van Cerveteri
De samenleving onder de koningen
De basis van de Romeinse samenleving was de familie (familia). Dat omvatte het gezin (vader, moeder, kinderen), de andere mensen (ouders, slaven, alleenstaanden, vrijgelatenen ...) en alle bezittingen. Het familiehoofd (de pater familias) had een onbeperkte macht over alles en iedereen: hij bezit alles en beslist alles. Hij zorgde op zijn beurt voor het welzijn van de hele huisgemeenschap. Verschillende families, afkomstig van dezelfde stamvader (voorvader), vormden een geslacht of gens. Het oude Rome telde ongeveer 60 gentes, verdeeld over drie tribus (stammen) op drie heuvels.
Publius praenomen (voornaam)
Dit is mijn persoonlijke naam, mijn roepnaam, maar alleen voor wie mij goed kent.
Mijn twee zussen heten
Cornelia major (de oudere) en Cornelia minor (de jongere) die alleen de naam dragen van onze gens. Zo is dat bij meisjes altijd.
Cornelius nomen gentile (gensnaam)
Mijn geslachtsnaam heb ik gekregen van een verre voorvader van wie ik afstam.
Hij was ongetwijfeld een zeer aanzienlijk man, een aristocraat. Daarom ben ik een patriciër, zegt men. Op dit deel van mijn naam ben ik fier, anders was ik een gewone plebejer.
Scipio cognomen (familienaam)
Met deze naam wordt de tak van de gens aangeduid waarvan ik lid ben.
Dat noemt men mijn familie en dit is dus mijn familienaam. Alle takken van mijn gens hebben een andere naam, maar we zijn wel verwant omdat we dezelfde voorouders hebben.
Africanus agnomen (bijnaam, titel)
Deze naam is mijn eretitel, die ik heb gekregen nadat ik Hannibal, de grote vijand van alle Romeinen, in Noord-Afrika heb verslagen bij Zama. Soms voegt men aan mijn bijnaam ook nog minor (de jongste) toe, want mijn vader was Publius Cornelius Scipio Africanus major (de oudere).
Standen
In de Romeinse samenleving berustte het onderscheid tussen de mensen op afstamming, op de herkomst of het verleden van de familie waarin men geboren was. Dat bepaalde de stand.
Patriciërs hadden voorvaderen en waren afstammelingen van de oudste Romeinse gentes, leden van families die beweerden af te stammen van de legendarische koning Romulus of van families die ooit zetelden in de Senaat als raadgevers van de koning of als hoge ambtenaren. De nakomelingen van deze adelijke geslachten vormden een kleine, gesloten groep rijke grondbezitters die de meeste staatsgronden bezaten, maar ook eigen landerijen, kudden, huisgoden, een eigen naam, een familiegraf, slaven en clientes. De afkomst van een Romein kon afgeleid worden uit zijn naam.
Slaven waren erfelijk bezit en levende gebruiksvoorwerpen. Ze waren niet vrij en hadden geen rechten.
De patriciër is senator, magistraat, priester Hij bezit
Plebejers waren van een veel lagere stand omdat ze door hun geboorte niet behoorden tot de bestuursadel. Ze zijn gewone burgers, het plebs of het volk, zonder echte politieke rechten. Plebejers waren persoonlijk vrij, konden bezit verwerven, handel drijven en een wettelijk huwelijk aangaan. Op de buiten zijn het kleine boeren die meestal grond pachten van de grondbezitters van wie ze zeer afhankelijk zijn. In de stad zijn het ambachtslieden, handelaars, vreemdelingen, vrijgelaten slaven, gevallen patriciërs. Veel plebejers waren oorspronkelijk clientes, verbonden met een patricische familie omdat men bijvoorbeeld arm was of alleenstaand. Een patronus met veel clientes had sociaal aanzien en kreeg hun stem bij verkiezingen. Een cliens werd beloond met voedselpakketten en zo nodig met rechtsbijstand. Sommige plebejers bleven van meet af aan onafhankelijk. De rijksten en invloedrijksten onder hen gingen zelf een clientela vormen. Ze zullen in de komende tijd vechten voor meer rechten.
De plebejer is kleine boer handelaar, ambachtsman
voorvaderen landerijen en kudden
grootste gevaar: slavernij door schulden
Fig. 5.18 Zeg mij je naam ... ik zeg wie je bent.
VRAAG 6: Hoe was de Romeinse samenleving samengesteld en ingedeeld?
1 De structuur van de Romeinse samenleving onder de koningen
De familia (=familie) was de kern van de Romeinse samenleving.
De familia omvatte het hele huishouden met alle personen en bezittingen.
Het hoofd van de familia was de pater familias of het familiehoofd = patronus of de baas: hij beslist alles en bezit alles. Met die onbeperkte macht zorgde hij voor de welvaart en het welzijn van de hele huisgemeenschap.
De oudst bekende voorvader van de familie is de stamvader. Hij is de eerste in de rij van alle afstammelingen die na hem komen. Alle nakomelingen van dezelfde stamvader vormen een geslacht dat uit meerdere families kan bestaan.
Schematisch voorgesteld:
familia (mv. familiae) het kerngezin + alle andere betrokken personen en bezittingen (het hele huishouden, de oikos bij de Grieken)
gens (mv. gentes) geslacht, afstammelingen van dezelfde voorvader, bestaat uit meerdere families
stamvader gens
alle familiae die van eenzelfde stamvader afstammen
pater familias
familia geslacht
X mater familias
• opvoeding kinderen
• organisatie gezin
familia
de omvang van de clientela bepaalt het sociale aanzien van de familia kinderen ouders slaven bezittingen
clientes
2 De Romeinse samenleving is een standenmaatschappij
In de Romeinse samenleving wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen mensen.
Het onderscheid berust op de afstamming van iemand of de herkomst van de familie.
Een hogere of lagere afkomst wordt aangeduid als de stand van iemand.
Er zijn drie grote standen in de Romeinse samenleving: patriciërs, plebejers, slaven
De clientes en vreemdelingen zijn (door geboorte) een klasse binnen de plebejers.
3 Kenmerken van de drie standen
STANDWIE BEN IK?
patriciërs
plebejers
• ik ben een afstammeling van de stichters van de stad
• ik ben een gewone burger
• ik ben vrij, maar ik heb geen politieke rechten en kan schuldslaaf worden
FUNCTIE
• senator, magistraat, priester
• kleine boer, handelaar, ambachtsman
slaven
• ik ben niet vrij en heb helemaal geen rechten
• een levend werktuig
tribus in stamverband levende mensen, in dezelfde omgeving
clientes (enk. cliens) een beschermeling van een rijke Romein, bv. wie arm is, zonder familia, een vrijgelaten slaaf van de familie of een nakomeling ervan. Een cliens was zijn patronus vriendschap en trouw verschuldigd. Hij begroette zijn beschermheer 's morgens, luisterde naar zijn wensen en ontving een ontbijt. Hij leverde allerlei kleine prestaties zoals de heer vergezellen en helpen in de uitoefening van zijn ambt, dragen van zijn wapens, enz. De patronus verwacht wel dat zijn clientes op hem stemmen (in de Volksvergadering) als hij een politiek ambt wil uitoefenen.
schuldslavernij slavernij door schulden Wie schulden had, maar die niet kon afbetalen had alleen zijn eigen lichaam als borg. Door schulden kon iemand het bezit van zijn lichaam verliezen en daarmee ook zijn vrijheid.
Het bestuur onder de koningen
Eerste koningen
De drie stamgebieden van het oude Rome werden in de tijd van de eerste koningen elk onderverdeeld in tien curiae (enk. curia = wijk of gehucht). De mannen uit de 30 curiae kwamen samen in een Volksvergadering (Comitia Curiata) om de koning aan te wijzen, wetsvoorstellen goed te keuren, te stemmen over oorlog of vrede. De koning belichaamde het hoogste militair gezag. Als aanvoerder van een legertje weerbare mannen met wapens (3000 man voetvolk, 1000 per tribus en 300 ruiters) kon hij nieuw gebied inpalmen, of zelf strooptochten uitvoeren op de velden van de naburige volken als er voedseltekort was. Daarnaast stond hij als opperpriester het dichtst bij de goden om te offeren en sprak hij recht. In het bestuur werd hij bijgestaan door een raad van oudsten en familiehoofden, de Senaat (senex = oud) die toezicht hield op het bestuur van de koning en de besluiten van het volk. De koning was gekozen voor het leven, maar de functie was niet erfelijk.
Hervormingen van Servius Tullius
In de 6de eeuw v.Chr. nam de bevolking van Rome almaar toe en de stad moest noodgedwongen meer woon- en leefgebied hebben. Dat betekende oorlog met de buren, een aangepast leger en meer geld. Servius Tullius hervormde zowel het leger als het bestuur. De bevolking werd opgedeeld in vijf klassen met ongeveer hetzelfde familievermogen. Elk van deze vijf klassen was samengesteld uit een aantal centuriae, een groep vrije weerbare burgers die 100 soldaten moesten leveren in oorlogstijd. De uitrusting van de soldaat hing af van zijn vermogensklasse omdat hij hiervoor zelf moest instaan en geen soldij ontving. Het leger bestond uit de centuriën van alle bezitsklassen samen. Twee groepen stonden buiten klasse: de ruiterij die werd gevormd door rijke patriciërs en enkele centuriae bezitlozen. Door deze hervormingen werd iedereen schat- en dienstplichtig. De volksvergadering wordt nu Comitia Centuriata genoemd en zij neemt de taken van de vroegere vergadering over.
niet bepaaldpaard + onderhoud door de staat 18 voetvolk1100 000 aszwaarbewapend: borstpantser, lederen schild, scheenplaten, zwaard, helm 80
proletariërs: bezitlozen met wapens van de staat 1 1 as = oudste Romeinse munteenheid met de waarde van een Romeins pond koper of brons Totaal 193-194
In de Volksvergadering (Comitia Centuriata) werd gestemd per centurie en hier bepaalde de meerderheid de stem voor de groep. In de stemming kwamen eerst de 18 centuriën van de equites (ridders) aan de beurt, daarna de 80 centuriën van klasse 1 enz. Als er een meerderheid bereikt was, stopte de telling. Elke beslissing van de Volksvergadering moest nog worden voorgelegd aan de goedkeuring van de Senaat (patrum auctoritas).
1 Het bestuur onder de koningen
a De hoogste gezagsdrager was de koning
• hij beschermt de nederzetting = legeraanvoerder
• hij staat dicht bij de goden en offert = opperpriester
• hij spreekt recht = opperrechter
b Zijn macht is groot door de duur = levenslang maar ook beperkt = niet erfelijk
2 De overgang naar de stadstaat STAMSTAAT
voorstedelijke samenleving
bevolkingsaangroei = leefgebied vergroten groter leger (soldaten) = meer geld
3 Drie bestuurlijke machten
eerste koningen drie tribus
de koning = legeraanvoerder = opperpriester = opperrechter
geeft raad aan de koning
de Senaat = familiehoofden
10 curiae per stamgebied kiest kiest
Comitia Curiata
stedelijke samenleving
sinds Servius Tullius vijf bezitsklassen
193 centuriae volgens het bezit
de Volksvergadering = alle mannelijke patriciërs
Uitrusting van een lichtbewapend infanterist
4 Volksvergadering en de Senaat
Comitia Centuriata
Uitrusting van een zwaarbewapend ridder
bestuur onder de koningen Er is weinig met zekerheid bekend over het Romeinse Koninkrijk (753-509 v.Chr.) Livius begon omstreeks 29 v.Chr. met de geschiedschrijving van de tijd van de koningen in zijn werk Ab urbe condita Hij steunde daarvoor op mondeling doorvertelde verhalen (overlevering).
patrum auctoritas (= gezag van de Senaat) het recht van de Senaat om alle besluiten van de volksvergadering te bekrachtigen of te verwerpen. Het volk bleef zich tegen dit recht altijd verzetten omdat de plebejers hierdoor zo goed als nooit een eigen standpunt konden doen aanvaarden.
centuria (Latijns woord voor centurie, mv. centuriae), een onderdeel van een bezitsklasse.
Sinds Servius Tullius waren er vier regionale districten, elk verdeeld in vijf vermogensklassen, verder onderverdeeld in een aantal centuriae per klasse. In het leger bestond een centurie uit 100 soldaten.
De Volksvergadering koos de nieuwe koning, kon voorgestelde wetten goedkeuren of afkeuren, kiezen voor oorlog of vrede.
Omdat de Senaat alles nog moest goedkeuren na de Volksvergadering lag het laatste woord en de meeste macht in het bestuur onder de koningen bij de Senaat door het patrum auctoritas (= het gezag van de Senaat).
Erfenis van de koningen
De Etruskische koningen hadden een niet te onderschatten invloed. De Romeinen namen van de Etrusken het Grieks alfabet en godsdienstige gebruiken over, leerden minerale bronnen (ijzer, koper, zilver) ontginnen, bouwen met boog, gewelf en baksteen uit klei, akkers draineren en een staat besturen. In iets meer dan honderd jaar was de stamstaat Rome daardoor een stadstaat geworden.
VRAAG 8: Wat leerden de Romeinen van de Etrusken?
De erfenis van de Etruskische koningen
Archeologische vondsten lichten een tipje op van de rijke cultuur van de Etrusken.
Lang voordat er sprake was van de stadstaat Rome, leefden de Etrusken in een groot gebied tussen de Tiber en de Arno in vele kleine steden. Hun stadstaten stonden model voor het latere Rome dat bij het begin van de 6de eeuw v.Chr. in hun handen viel. Hun kennis en cultuur ging niet verloren, maar werd als erfenis meegegeven aan de stad die ze 100 jaar bestuurden.
a Bekijk de afbeeldingen uit de Etruskische cultuur. Zoek de afbeelding bij de omschrijving.
De Etrusken hebben geschreven taal ontwikkeld, geïnspireerd op het Grieks alfabet, met hoekige letters en te lezen van rechts naar links, maar ze lieten geen geschriften na. De ongeveer 12 000 bewaarde inscripties kunnen wel gelezen worden, maar van slechts 150 woorden kent men de betekenis. Ze gaven het alfabet wel door aan de Romeinen.
Veelkleurige en levendige grafmuurschilderingen vormen een bewijs van de liefde voor muziek, dans en feest bij de Etrusken, hier met een muzikant die een dubbele fluit bespeelt, uit een graf in Tarquinia. (eind 5de eeuw v.Chr.)
De Etrusken geloofden sterk in voortekens en voorspellingen. De Lever van Piacenza is een bronzen model van een lever waarmee priesters (haruspices) aan leverschouwen deden, een vorm van waarzeggerij, om uit de lever van offerdieren gunstige voortekens af te leiden. De indeling van de lever toont godennamen. (ca. 100 v.Chr. Museo Archeologico di Piacenza)
De Etrusken waren deskundige bouwers. De Gewelfde Poort van Volterra, waarvan de voetstukken dateren uit de 4de eeuw v.Chr., toont aan dat bouwen met boog en gewelf bij de Etrusken toegepast werden. Deze geweldige stenen poort overleefde het, terwijl andere openbare gebouwen zoals tempels, gemaakt van hout en klei, dat niet deden.
Bronzen helm zoals de gewone Etruskische soldaten die droegen. (Museo Villa Giulia, Rome)
Etruskische bronzen spiegel met een mythologische voorstelling.
De ambachtslui van de Etrusken waren knappe technici. Ze waren meesters in het bewerken van metalen zoals ijzer, brons, goud en zilver voor juwelen of voor wapens en gewone gebruiksvoorwerpen. Hier een gouden oorring.
In 509 v.Chr., na de laatste koning, breekt een nieuwe tijd aan in de geschiedenis van Rome.
b De Romeinen leerden van de Etrusken:
• schrijven met het Griekse alfabet
• allerlei godsdienstige gebruiken
• minerale bronnen ontginnen
• bouwen met boog en gewelf en met baksteen uit klei
• akkers draineren
• een stadstaat besturen
Samenhang
Rome onder de koningen
Over het begin van Rome is weinig met zekerheid bekend. We leren de vroegste geschiedenis kennen uit de 'Aeneïs' van de dichter Vergilius en vooral uit 'Ab urbe condita' van geschiedschrijver Titus Livius. Omdat er geen geschreven bronnen waren, zijn deze werken de neerslag van overgeleverde verhalen waarin de legende en de echte geschiedenis niet altijd te onderscheiden zijn.
1 Het Italisch schiereiland
Het Italisch schiereiland ligt centraal in het westelijk bekken van de mediterrane wereld. Het is omgeven door zeeën die deel uitmaken van de grote Middellandse Zee. Het heeft de kenmerkende vorm van een laars met drie grote eilanden voor de voet: Sicilië, Sardinië en Corsica. Op het land lopen de Alpen in het noorden uit op de Povlakte en de Apennijnen vormen een ruggengraat van bergen van noord naar zuid.
De eerste bewoners waren stammen die op een niet precies bekend tijdstip, waarschijnlijk tussen 1200 en 1000 v.Chr. vanuit Centraal-Europa het gebied binnendrongen.
Deze volksstammen worden Italiërs genoemd en ze gaven hun naam aan de streek waar ze zich vestigden. Een andere bevolkingsgroep,
de Etrusken, kwam uit Klein-Azië en verscheen omstreeks 900 v.Chr. in Midden-Italië. De Grieken waren een derde groep die zich vanaf 750 v.Chr. als kolonisten op de kusten in het zuiden vestigden. De bergvolkeren zijn herders en in de vlakten aan de westzijde leven vooral boeren en handelaars.
2 Het ontstaan van Rome
Vergilius vertelt hoe de Trojaanse held Aeneas, zoon van een sterfelijke man en de godin Venus, na de val van Troje uit de brandende stad vlucht en na veel omzwervingen in Latium belandt. Door dit verhaal begint de geschiedenis van Rome in de wereld van de mythologie, want Aeneas is een halfgod en een held uit een legendarische oorlog. Door te huwen met de dochter van een plaatselijke koning krijgt hij een zoon, Ascanius, wiens verre nakomelingen Rome zullen stichten.
Bij Titus Livius lezen we het vervolg. Hij legt uit hoe de stichting van Rome door Romulus en Remus verliep in 753 v.Chr. en wat er in de eeuwen daarna gebeurde tot aan keizer Augustus, die Livius de opdracht had gegeven om de geschiedenis van Rome te schrijven.
De archeologen vertellen een verhaal dat niet begint in de godenwereld, maar op de zeven heuvels aan de Tiber. Daar is Rome ooit heel klein begonnen. Rond 1000 v.Chr. waren er op de Palatinusheuvel twee nederzettingen te vinden en verspreid op drie heuvels in de buurt nog enkele kleine gemeenschappen van herders en boeren. Het waren maar kleine dorpjes met slechts enkele lemen hutten die stilaan aaneensloten tot een nederzetting met een leider of koning als hoogste gezag. Tussen de heuvels waren er moeras-
sen die mettertijd werden drooggelegd. Zo ontstond een centrum. Wanneer de bevolking altijd maar toenam en migranten bescherming zochten in de nederzetting, ontstond de nood aan muren om het grondgebied af te bakenen. Het oorspronkelijke boerendorp was een stadstaat geworden, zoals er een dertigtal waren in Latium en waar Rome zich niet van onderscheidde.
3 De Etruskische leermeesters
De eerste koningen die de stamstaat Rome bestuurden, waren afwissellend Latijnen en Sabijnen en de laatste drie koningen waren Etrusken. Koningen werden gekozen door het volk, wat verklaart dat ook inwijkelingen die in de gunst van het volk kwamen, de macht konden verwerven. Familiehoofden en de oudsten van de gemeenschap vormden de Senaat die de keuze van de koning nog altijd moest goedkeuren. Eenmaal gekozen was hij levenslang de opperste priester, de hoogste rechter en de aanvoerder van een legertje gewapende mannen als er conflicten waren of er oorlog was. De Senaat veranderde wel van samenstelling, maar bleef als raadgevend orgaan bestaan voor de volgende koning. Zo zorgde de Senaat voor continuïteit in het bestuur en had deze vergadering de echte macht. Omdat er steeds meer oorlog werd gevoerd en Rome zijn grondgebied vergrootte, hervormde koning Servius Tullius ook het leger en het bestuur. Om alles betaalbaar te maken deelde hij de bevolking in volgens het bezit van onroerend goed. Op basis daarvan werden alle Romeinen schat- en dienstplichtig.
4 Samenleving onder de koningen
Familiebanden waren de basis van de Romeinse samenleving. De 'familia' was meer dan een gezin vandaag. De ouders en kinderen maakten er deel van uit, maar ook de grootouders, de schoondochters, de kleinkinderen en de slaven evenals alle bezittingen. De pater familias bestuurde zijn familia als een alleenheerser die alles besliste en alles bezat. Hij was streng en iedereen was absolute gehoorzaamheid verschuldigd. Hij strafte als er fouten werden gemaakt, regelde huwelijken en bracht de dagelijkse offers aan de huisgoden. De mater familias was de praktische organisator van het huishouden: de opvoeding van de kleine kinderen, eten en kleding, het werk van slaven en slavinnen in het gezin. Verder reikte haar gezag niet. Tussen de burgers was er ongelijkheid, net als in Griekenland. De openbare samenleving was een mannenzaak. Wie behoorde tot een oude familie met een familiestamboom die reikte tot de afstammelingen van de eerste koningen en zijn raadgevers, behoorde tot de machtige stand van de patriciërs
Deze families leverden de senatoren, bespraken de besluiten van de vrije mannen in de Volksvergadering,
maakten de wetten en legden de keuze over oorlog of vrede voor aan het volk. Maar ze hadden door het patrum auctoritas, het gezag van de Senaat, altijd het laatste woord. Vooral de zakelijke aangelegenheden van de familia vroegen de aandacht van het familiehoofd, want zijn familia bezat landerijen, kudden en slaven die het zware werk deden. De gewone Romeinen, het plebs of het volk, was van een veel lagere stand. Ze werden plebejers genoemd. Het waren kleine boeren op de buiten die een stukje grond konden bezitten of pachten van een grondbezitter. In de stad waren ze ambachtsman of handelaar. Door schulden te maken konden zij en hun gezin hun vrijheid verliezen en schuldslaaf worden. Plebejers waren tweederangsburgers, maar onafhankelijke plebejers die rijk of welstellend waren geworden, gingen mettertijd rechten opeisen. De groep van de clientes, beschermelingen van een patronus, waren meestal arme plebejers, maar ze gaven aanzien aan hun heer van wie ze erfelijk afhingen. Vreemdelingen werden niet als Romeinen beschouwd, maar waren persoonlijk vrij. Slaven waren er het ergst aan toe, zij waren persoonlijk niet vrij en hadden helemaal geen rechten.
5 Erfenis van de Etrusken
De Etruskische koningen maakten van Rome een grote stadstaat met muren, een centrum met tempels en openbare gebouwen, een leger en een goed georganiseerd bestuur. Ook de cultuur werd doorgegeven: het Griekse alfabet, godsdienstige gebruiken en een praktisch vakmanschap, behoorden tot de erfenis. De laatste Etruskische koning werd verdreven omdat hij zijn macht ten koste van de aristocratische patriciërs wilde uitbreiden. Daarmee brak een nieuwe tijd aan in de geschiedenis van Rome.
Chimera van Arezzo, mythisch dier, deels leeuw, geit en met slangenstaart
Rome
Vijf eeuwen
Romeinse Republiek
1 Rome wordt een Republiek
Vraag 1 Hoe werd Rome bestuurd tijdens de Republiek?
1 De overgang van koningschap naar Republiek
2 Het bestuur van de Republiek
2 Rome onderwerpt Italië
Vraag 2 Hoe veroverde Rome het Italisch schiereiland?
1
verdedigt zich en palmt Latium in
gaat
Vraag 3 Hoe slaagde Rome erin de veroverde gebieden blijvend te beheersen?
1 Hoe Rome de veroverde gebieden bestuurt
Vraag 4 Hoe veranderden de veroveringen de Romeinse samenleving?
Vraag 5 Hoe verliep de strijd tussen patriciërs en plebejers om gelijke
3 Rome botst met Carthago
Vraag 6 Hoe was
7
4 De Republiek in verval
Vraag 8 Hoe ging de Republiek ten onder?
1 De omstandigheden beschrijven die leidden tot het einde van het koningschap.
2 Omschrijven hoe het bestuur van de Republiek georganiseerd werd na het verdrijven van de laatste koning.
3 De bevoegdheden noemen van de Volksvergadering, de Senaat en de consuls in het bestuur van Rome.
4 Het verschil toelichten tussen het aristocratisch bestuur van het oude Rome een modern democratisch bestuur.
5 Met de nodige uitleg aantonen dat de Senaat de werkelijke macht had in Rome.
6 Uitleggen hoe het komt dat Rome zich moet verdedigen tegen de buren na zijn onafhankelijkheid en daarna in de aanval gaat.
7 Het resultaat van de oorlogen op het Italiaanse schiereiland kunnen noemen.
8 Zeggen hoe het Romeinse leger was georganiseerd en hoe hervormingen het tot een oorlogsmachine maakten.
9 De strategie van Rome uitleggen om volgens het principe 'Verdeel en heers' nieuw gebied te controleren.
10 De rol van kolonies kunnen toelichten in de veroveringspolitiek van Rome.
11 Het verband kunnen verduidelijken tussen de veroveringen en de grote kloof arm-rijk in de samenleving.
12 De opeenvolgende stappen kunnen noemen die van Rome een wereldmacht maakten.
13 De strijd en de opgang naar burgerlijke en politieke gelijkheid tussen patriciërs en plebejers schetsen.
14 Beschrijven hoe het komt dat de sociale hervormingen van de Gracchen mislukken.
15 Weten welke de politieke partijen zijn in het oude Rome en waar ze voor staan.
16 De rol van het leger toelichten in de politieke conflicten.
17 Het verloop schetsen van de burgeroorlogen en hoe ze de Republiek verscheuren.
18 Aan de hand van de levensloop van Julius Caesar aantonen dat hij streefde naar alleenheerschappij, maar daarin mislukt.
19 Hoe en wanneer Octavianus erin slaagt de burgeroorlogen te beëindigen.
20 Uitleggen waarom door het principaat als bestuursvorm een nieuwe periode in de geschiedenis van Rome kan aanbreken.
Besturen, een zaak van het volk
De laatste Etruskische koning, Tarquinius Superbus (de Trotse) was heerszuchtig. Hij vermoordde zijn voorganger en zuiverde de Senaat van diens medestanders. Dat leverde hem niet alleen de haat van de Senaat op, ook het volk was ontevreden want hij was niet verkozen in de Volksvergadering. Twee senatoren uit zijn eigen familie organiseerden de tegenstand. Toen Tarquinius terugkeerde van een veldtocht waren de poorten van de stad gesloten. De belegering van de stad mislukte en het tirannieke koningschap dat zowel bij Servius als bij Tarquinius met geweld door het leger tot stand was gekomen, werd - met algemene steun - afgeschaft. Alle macht in de handen van één machthebber had tot misbruik geleid. Nu ontstond een nieuwe manier van besturen, de Republiek Dat gebeurde in 509 v.Chr.
Wat verandert, wat blijft?
Toen de laatste koning was verdreven, schafte de Senaat het koningschap af en gaf de koninklijke machten aan de twee senatoren die de opstand hadden geleid. Dat waren de eerste consuls die nu samen het dagelijks bestuur deelden. De consuls waren de hoogste bestuurlijke ambtenaren (magistraten). Toch werd hun macht beperkt door de korte duur van hun mandaat (1 jaar), de ontdubbeling van de functie en het ontstaan van gespecialiseerde ambten. Na hun ambtsjaar werden ze lid van de Senaat zoals dat ook voor andere hoge ambtenaren mogelijk was. De Senaat, voorheen de raadgevers van de koningen, had nu een adviserende taak tegenover alle ambtenaren. Op de duur zouden de adviezen van de Senaat opgevat worden als officiële besluiten die bindend waren voor de magistratuur. Dat maakte van de Senaat het machtigste bestuursorgaan en zo werden de senatoren de nieuwe bestuurlijke elite. Voortaan was het bestuur in handen van de Senatus PopulusQue Romanus (S.P.Q.R. of Senaat en het volk van Rome).
2 CONSULS of 1 dictator (bij groot gevaar) wetten - leger - rechtspraak (dagelijks bestuur)
VOLKSVERGADERING (Comitia Curiata, Comitia Tributa, Comitia Centuriata) aantal stemmen volgens woonwijk, bezit, stand
Fig. 6.1 Stemmen in de Volksvergadering is het goedkeuren van beslissingen van de koning en in de Republiek het goedkeuren van de voorstellen van de Senaat. De voorstellen wijzigen kon niet. De Senaat kwam samen in de Curia, het senaatsgebouw op het Forum. De Volksvergadering kwam samen op een pleintje daarvoor.
En bij ons?
In België en Europa hebben de landen een democratisch bestuur, een volksbestuur. De bestuursmacht is verdeeld in drie onafhankelijke takken en berust op het principe van gelijkheid van de burgers: niemand heeft meer recht dan iemand anders. De burgers kiezen volksvertegenwoordigers die in hun naam wetten maken en stemmen in het parlement. De meerderheid van de bevolking kan daarom nooit ongewenste wetten opgelegd krijgen.
BESTUUR geeft raad bereiden voor voeren uit stemt wetgevende macht uitvoerende macht kiest kiest wetten oorlog of vrede oordelen besturen kiezen
BURGERS VAN EEN LAND parlement maakt en stemt wetten = wetgevende macht regering voert wetten uit = uitvoerende macht rechtbanken naleving van wetten = rechterlijke macht
Rome wordt een Republiek 1
De Republiek (50927 v.Chr.) is een historische periode uit de geschiedenis van Rome die ca. vijf eeuwen duurde. In deze tijd wordt Rome een wereldrijk. De veroveringen zullen op politiek en sociaal vlak leiden tot gelijkheid tussen patriciërs en plebejers, maar ook tot burgeroorlogen.
VRAAG 1: Hoe werd Rome bestuurd tijdens de Republiek?
1 De overgang van koningschap naar Republiek
Het einde van het koningschap in Rome is sterk bepaald door persoonlijke trekken en daden van koning Tarquinius Superbus. De oorzaken van de ondergang zijn in de inleidende tekst beschreven.
2 Het bestuur van de Republiek
Koningschap
blijft / verandertRepubliek
één staatshoofd heeft alle macht verandert 2 consuls of 1 dictator de Volksvergadering stemt blijft wetten / oorlog of vrede de Senaat geeft raad aan koning verandert ambtenaren besturen
De letters S.P.Q.R. staan voor Senatus Populusque Romanus = Senaat en Volk van Rome wat wil zeggen dat voortaan de macht berust bij de Senaat en het volk van Rome. De Senaat bestuurt in de naam van het volk, ambtenaren voeren de besluiten uit.
De Senaat kwam samen in de Curia, het senaatsgebouw op het Forum Romanum.
De drie pijlers van het bestuur ten tijde van de Romeinse Republiek: Volksvergadering - Senaat - magistraten
De Curia op het Forum Romanum
De Senaat maakt de wetten (wetgevende macht) en benoemt de magistraten die ze uitvoeren (uitvoerende macht). Een bestuur waar de bestuurlijke elite de macht heeft, wordt een aristocratisch bestuur genoemd (hier: een bestuur door patriciërs). Een democratisch bestuur - zoals bij ons - berust op het principe van gelijkheid.
Republiek (Lat. res publica = zaak van het volk) bestuursvorm bij de Romeinen die berustte op drie pijlers: Volksvergadering, Senaat en magistratuur De koning werd als staatshoofd vervangen door twee burgers, magistraten, met bestuursmacht voor een korte termijn (1 jaar).
magistraat hoge bestuurlijke ambtenaar met specifieke bevoegdheid: consuls (steeds met twee), vertegenwoordigen het hoogste gezag (dagelijks bestuur), praetoren (rechters), censoren (bevolking), questoren (financiën).
Senaat de hoofden van patriciërsfamilies, aangevuld met steeds meer magistraten
Volksvergadering bestond in feite uit drie vergaderingen:
Comitia Curiata (3 tribus met ieder 10 curiae), Tributa (21 bestuurlijke districten) en Centuriata (193 centuriae) die bleven bestaan tijdens de Republiek. De Volksvergadering kon voorstellen goed of afkeuren, maar kracht van wet werd verleend door de Senaat.
Onderwerping van Midden-Italië
Nahet verdrijven van de laatste koning was het duidelijk dat Rome de steun zou moeten missen van de Etrusken, voorheen machtige bondgenoten. De buurvolkeren van Rome beseften dit ook. Tarquinius had met de nodige dwang alle Latijnse volkeren onder zijn gezag verenigd in de Latijnse Bond, een samenwerkingsverband van ongeveer 30 stad- en dorpstaatjes. Nu waagden ze hun kans om iets van hun verloren onafhankelijkheid terug te winnen. Rome in de verdediging
1. De confrontatie tussen de Romeinen en de Latijnen kon niet uitblijven. Het leger van Tusculum en zijn Latijnse bondgenoten werd verslagen. Daarop werd een eeuwigdurend verdrag gesloten (Foedus Cassianum, 493 v.Chr.) tussen Romeinen en Latijnen. In de praktijk moesten de Latijnse steden Rome helpen met hulptroepen bij haar oorlogen.
2. Latium was omringd door vijandige, nomadische bergvolken - Sabijnen, Hernici, Volsci, Aequi - die ca. 500 v.Chr. uit de Apennijnen afdaalden om zich te vestigen in de vlakten van Latium en Campanië. De Romeinen slaagden erin hun tegenstanders langzaam maar zeker terug de bergen in te drijven en de
Rome in de aanval
Nu wordt Rome betrokken bij andere conflicten. 1. De vlakten van Campanië werden bewoond door verschillende volkeren. Naast de Samnieten en de inheemse Campaniërs waren dat ook Grieken en Etrusken. In de vijfde eeuw waren de Samnieten vanuit de heuvels afgedaald naar de vlakte. Griekse steden als Cumae en Etruskische steden als Capua en Neapolis (Napels) vielen daarna in Samnitische handen. Op vraag van de Campaniërs komt Rome te hulp. Er worden, met tussenpauzen, drie Samnitische Oorlogen (343-290 v.Chr.) uitgevochten.
Rome verkrijgt daardoor controle over de landstreken Campanië, Samnium, Lucanië, Apulië en Latium of heel Midden-Italië. Daarna wordt een coalitie van de Samnieten met de Umbriërs, Etrusken, Sabijnen en Kelten definitief verslagen te Sentinum (290 v.Chr.)
4. In de loop van de 6de eeuw hadden Gallische Kelten zich in de Povlakte gevestigd en ze zakten in de 5de eeuw geleidelijk af naar het zuiden. Rome lijdt een zware nederlaag tegen de Galliërs aan de Allia (390 v.Chr.), een zijriviertje van de Anio. Rome wordt geplunderd en verwoest. De stad moest heropgebouwd worden met nieuwe muren.
5. Veel Latijnse steden streefden naar een lossere band met Rome om onafhankelijker te kunnen optreden. Dat leidde tot de Latijnse Oorlog (340-338 v.Chr.) waarbij de rebellerende steden werden verslagen. De Latijnse Liga werd ontbonden. Voortaan sloot Rome overeenkomsten met de afzonderlijke steden.
Ook de rijke Griekse steden in het zuiden van Italië voelden zich bedreigd door Rome. Ze achtten zich niet sterk genoeg om de strijd aan te gaan en ze huurden daarom een sterk leger onder het bevel van de heerszuchtige Griekse koning Pyrrhus van Epirus die erin slaagde met de inzet van olifanten, de verwarde Romeinen tot tweemaal toe te verslaan. Het was echter een Pyrrhusoverwinning. Enkele jaren later keerde hij terug voor de eindafrekening, maar Rome had zich kunnen herstellen en versloeg Pyrrhus definitief bij Beneventum (275 v.Chr.). Alle volkeren van Italië stonden nu onder het gezag van Rome.
Fig. 6.2 P yrrhus verslaat de Romeinen dankzij de inzet van 24 olifanten
Rome onderwerpt Italië
VRAAG 2: Hoe veroverde Rome het Italisch schiereiland?
1 Rome verdedigde zich en palmt Latium in Tarquinius had de staatjes van Latium gedwongen verenigd onder zijn gezag in de Latijnse Bond. Na zijn val wilden ze de macht van Rome breken en de onafhankelijkheid herwinnen. Rome moet zich verdedigen en dat loopt telkens anders af.
in verweer tegenafloop van het conflict
1. Latijnen worden bondgenoten door verdrag (493 v.Chr.)
2. bergvolken teruggedreven en steden heroverd (5de eeuw)
3. Veii definitief verslagen (396 v.Chr.)
4. Galliërs Rome moet heropgebouwd worden (390 v.Chr.)
5. Latijnse coalitie ontbinding Latijnse Bond (338 v.Chr.)
Het eindresultaat van de verdedigingsoorlogen voor Rome (338 v.Chr.): Rome is baas in heel Latium.
2 Rome gaat in de aanval en verovert Midden-Italië
Na de Latijnse Oorlog verlegt het strijdtoneel zich naar Campanië en Samnium. De nieuwe tegenstanders vechten nieuwe oorlogen uit:
• Samnieten: drie Samnitische Oorlogen
• Griekse steden in het zuiden: Pyrrhische Oorlog
De landstreken waarover Rome heerst na de oorlogen zijn: Apulië, Latium, Lucanië, Campanië, Samnium
Adriatische Zee
6.3 Gebied in Midden-Italië dat Rome heeft onderworpen na de Samnitische Oorlogen (Sentinum, 290 v.Chr.)
stichting van de Romeinse Republiek
• Foedus Cassianum bondgenootschap tussen Romeinen en Latijnen
• nomadische bergvolkeren in Latium: Sabijnen, Hernici, Volsci, Aequi
Veii en Zuid Etrurië veroverd
Gallische Kelten verwoesten Rome
drie Samnitische Oorlogen
Latijnse Oorlog en ontbinding Latijnse Bond
• Oorlog tegen Pyrrhus
Slag bij Beneventum
pyrrhusoverwinning schijnoverwinning, een overwinning waarbij de verliezen zo groot zijn dat het effect hetzelfde is als een nederlaag lijden.
zoutpanne winning van zout uit kunstmatig aagelegde zoutwaterbekkens. Zout was waardevol als handelswaar voor het bewaren van voedsel. Ons woord salaris is afgeleid van het Latijnse woord sal (= zout).
Fig.
1
Bestuur van veroverd gebied
Bijhet begin van de Republiek was Rome niet machtiger dan stadstaten als Lavinium, Tusculus, Alba Longa, Praeneste, wel ambitieuzer. De vele steden, dorpen en stammen lagen dicht bij elkaar en wilden allemaal hun gebied beschermen of vergroten en ze zochten steun bij elkaar volgens wisselende omstandigheden. De conflicten waren nooit ver weg. Rome maakt daar gebruik van, zorgt aanvankelijk voor bijstand op voet van gelijkheid, maar bindt de stadstaten aan zich door zijn militair overwicht. Het resultaat kennen we: Rome onderwerpt bijna heel Italië tussen 500 en 275 v.Chr. Baas worden is één, baas blijven was minstens even moeilijk! Alle onderworpenen waren immers gewezen vijanden.
Kolonies
In de veroverde of onderworpen gebieden behielden de Romeinen de beste gebieden voor zich als staatsdomein. In die streken werden nieuwe dorpen gesticht en vooral families van oudgedienden van het leger vestigden zich hier, in ruil voor een stuk van de veroverde gronden. Hun nieuwe bezit was een soort pensioen voor bewezen diensten. Zo ontstonden vooruitgeschoven kolonies van burgers die het Romeins burgerrecht bezaten.
3
Heirbanen
Een heirbaan of heerweg was een verharde weg voor de lange afstand in het Romeinse Rijk. Het Romeinse wegennet was van groot belang voor de snelle verplaatsing van de troepen - tot meer dan 50 km per dag - en de bevoorrading. Ook koerierdiensten maakten er gebruik van omdat ze de berichtgeving drastisch sneller maakten. Daarnaast bevorderde het wegennet de handel. In de steden waren de hoofdwegen vaak geplaveid met kasseien of platte stenen. Buiten de steden waren de banen zelden over de hele lengte geplaveid, omdat het niet comfortabel was op lange reizen. Daar ging men enkel over tot plaveien waar de ondergrond onstabiel was of moeilijk begaanbaar. Enkele heirbanen in Italië vormen hierop een uitzondering, zoals de Via Appia, waarschijnlijk de oudste heirbaan.
2
Verdeel en heers
De Romeinen bestuurden de overwonnen steden op verschillende wijze. Sommige werden behandeld als echte bondgenoten en genoten voordelen, bv. zelfbestuur en Romeins burgerrecht (Latijns recht). Andere steden hadden wel zelfbestuur, maar geen politieke rechten. Nog andere steden werden bestuurd door een Romeins bevelhebber of prefect. Alle steden moesten soldaten leveren voor het leger, in ruil voor bescherming, en oorlogsbelasting betalen. Op die manier bestond het Romeinse leger steeds voor de helft uit hulptroepen uit onderworpen gebieden, vaak onder leiding van hun eigen bevelhebbers. Alles werd vastgelegd in afzonderlijke verdragen. Wie mettertijd beter meewerkte, kon bevorderd worden.
Het principe was: Verdeel (verschillend behandelen) en heers (blijf baas). Met deze slimme aanpak beschikte Rome over soldaten, het geld om de veroveringen te financieren én controle over de verovering.
DOORSNEDE HEIRBAAN
1. dekstenen, licht a opend naar buiten toe
2. zand/grindlaag voor stabilisatie
3. kiezelstenen
4. steenpuin/grove stenen
5. boordstenen
6. greppel 2 1 3 4 5 6
Fig. 6.4 Een heirbaan is een grote militaire baan (heir = leger) die een veroverd gebied rechtstreeks met Rome verbindt. De landmeter stippelt het traject uit. Hij gebruikt daarvoor een 'groma' zoals landmeters nu nog steeds een laserscanner gebruiken. De weg is 5 à 6 m breed en wordt 1 m diep uitgegraven. Verschillende lagen vormen de fundering. Het wegdek helt, zodat het regenwater in greppels kan lopen. Naast de baan lag doorgaans een onverharde strook voor vee. Heirbanen gaan over heuveltoppen, dat is veiliger.
VRAAG 3: Hoe slaagde Rome erin de veroverde gebieden blijvend te beheersen?
1 Hoe Rome de veroverde gebieden bestuurde
Rome gebruikte drie manieren om de controle over veroverd gebied te behouden:
• door het stichten van kolonies met Romeinen
• door de steden te behandelen volgens hun medewerking
• door heirbanen aan te leggen naar de veroverde gebieden voor snelle troepenverplaatsing, handel, koeriers en bevoorrading
Het principe van de bestuursorganisatie van de veroverde gebieden was: Verdeel en heers, d.w.z. voordelen geven volgens de medewerking en baas blijven
2 Romein worden
Romein kun je worden
'Ik ben een welstellend Campaniër en ik heb wat spaarcenten. Dat heeft zijn voordelen. Nu is het mogelijk Romeins staatsburger te worden. Dat kan door met de Romeinen mee te werken. Er zijn nu veel meer slaven op de slavenmarkt en er zijn gronden te koop voor een prikje. Op de duur gaat men zich zelfs Romein voelen. En dan denkt men natuurlijk niet meer aan opstand of aan verzet.' Ook een gewoon man kan Romein worden. Na 25 jaar dienst bij de hulptroepen krijgt hij het burgerrecht en daarmee het gevoel bij Rome te horen.
Pas in 212 na Chr. krijgen alle vrije mannen in het Rijk het Romeins burgerrecht.
Het volle Romeinse burgerrecht kwam alleen aan Romeinse burgers toe, maar niet iedereen had stemrecht of kiesrecht.
PRIVAAT (persoonlijk) RECHT recht op wettelijk huwelijk recht om handel te drijven recht op bezit
recht om te stemmen recht om een ambt te bekleden (kiesrecht)
ROMEINS BURGERRECHT
kolonies
• vooral bezitloze Romeinen
• gepensioneerde soldaten
zelfbestuur + Latijns statuut
3 Romeins burgerschap
LATIJNS RECHT
• steden uit de omgeving van Rome in Latium, Etrurië en Campanië
zelfbestuur + private rechten, maar in Rome wonen voor politieke rechten
POLITIEK (openbaar) RECHT
bondgenoten
• steden door een eeuwigdurend verdrag verbonden met Rome
grote mate van zelfbestuur, maar verdrag
volledig Romeins burgerrecht werd alleen verleend aan burgers van Rome
Latijns recht was de hoogste vorm van burgerrecht voor niet-Romeinen Romeinse kolonisten bezaten burgerrecht zoals de burgers van Rome alle steden waren met Rome verbonden door militaire verplichtingen
Fig. 6.5 'Alle wegen leiden naar Rome' zegt het spreekwoord, en dat mag letterlijk begrepen worden.
Hoe de samenleving veranderde
Op een dag verscheen op het Forum een oude man. Hij zag er ellendig uit en droeg sporen van de rampspoed die hij had ondergaan. Toch herkenden omstaanders hem en ze zegden dat hij centurio was geweest en militaire onderscheidingen had gekregen. Hij vertelde:
'Terwijl ik in de oorlog tegen de Sabijnen diende, verwoestten vijanden mijn land. Ze stalen mijn bezittingen, brandden mijn boerderij plat en verdreven mijn vee. Toen nadien oorlogsbelasting van mij geëist werd, kon ik die enkel betalen door te lenen. De hoge rente op de lening verhoogde alleen maar mijn schuld. Ik zag geen andere oplossing dan de boerderijen van mijn vader en grootvader en al mijn bezittingen te verkopen. Maar dat was nog niet genoeg. De schuldeiser voerde mij af naar een ondergrondse werkplaats. Ik werd een levende dode.' (Naar: Titus Livius, Ab urbe condita)
Niet van het begin af was ik de buurman van een rijkaard. Rondom mij bevonden zich vele bewoners van gelijke stand die als goede buren leefden en ieder voor eigen gebruik hun klein stuk land bebouwden. Hoe is dat nu anders! De grond die eens het bestaan verzekerde van al deze burgers, is nu één latifundium en behoort toe aan één enkele rijke man. Dit bezit deint naar alle zijden uit. De hofsteden die het opslokte, werden gesloopt en de heilgdommen der vaderen zijn verwoest. De eigenaars van vroeger zijn weggetrokken met vrouw en kroost. Nu ligt de wijde vlakte stil en verlaten. Hier ligt de tuin van de rijkaard, daar zijn akkers, hier zijn wijnbergen, ginds zijn weiden en bossen ... (In: Pfister, Ondergang van het Imperium Romanum)
Het oude onderscheid tussen de standen was door de veroveringen een conflict geworden tussen patriciërs en de elite van de plebejers (optimates) enerzijds en de lagere klassen van de plebejers (populares) anderzijds. Het oude standenverschil, patriciërs tegenover plebejers, werd nu een klassentegenstelling van arm tegenover rijk.
Fig. 6.6 Reconstructie van een grote plattelandsboerderij, een villa rustica, op basis van archeologische vondsten ten noorden van Rome. De uitgestrekte landbouwgronden eromheen werden bewerkt door buitgemaakte slaven en krijgsgevangen die hun vrijheid hadden verloren in de oorlog.
1 De veroveringen veranderen de samenleving
kleine boeren lange afwezigheid door
soldatendienst schulden
verkoop land naar de stad proletariaat
2 Gevolgen van de veroveringen
grote boeren gebruik van krijgsgevangenen als slaven meer productie, meer omzet
Door de veroveringen ontstaat een nieuwe tegenstelling: een grote massa armen tegenover een kleine groep rijken. Het schema verduidelijkt dat het oude onderscheid tussen mensen (door herkomst = standenverschil) door de veroveringen ook een conflict wordt tussen arm en rijk (bezitters en bezitlozen = klassenverschil).
optimates
De adel bestond uit de geboorteadel (optimates = de besten) en de ambtsadel (nobiles = geldadel). Ambten waren onbetaalde erefuncties. Gewone plebejers hadden niet het geld om een dure campagne te voeren. De bovenlaag van de plebejers en de vroegere patriciërs werkten soms samen als senaatspartij in de Senaat.
populares (populus = volk) of het zeer arme volk (= proletariaat of bezitlozen) dat als volkspartij in de Volksvergadering zijn belangen moest bevechten.
standenverschil klassenverschil
patriciërs
VEROVERINGEN
slaven, landerijen
plebejers rijk
optimates: rijke elite populares: proletariaat
rijk - arm
3 Arm tegenover rijk
Elke oorlog heeft winnaars en verliezers.
Besluit
• Haalden het meeste voordeel uit de veroveringen: grootgrondbezitters, bankiers, patriciërs, optimates
• Haalden het minste voordeel uit de veroveringen: kleine boeren, handelaars, populares, soldaten, ambachtslui
Deze ongelijke toestand is op termijn niet houdbaar.
De benadeelde groepen kunnen in opstand komen tegen deze onrechtvaardige situatie waarin de ene partij (bijna) alles heeft en de andere niets. Dat wordt een lange strijd.
Opgang naar gelijke rechten
Tijdens de vele oorlogen die de Romeinen voerden om hun grondgebied te verdedigen en uit te breiden, werden de patriciërs steeds rijker. Zij namen de overwonnen gebieden in bezit, evenals de buitgemaakte slaven. De plebejers waren de grootste slachtoffers van de vele oorlogen. Zij moesten immers hun akkers in de steek laten om te gaan vechten, terwijl de patriciërs de velden verder konden laten bewerken door hun slaven. Kleine boeren moesten hun gronden verkopen of gaan lenen bij de patriciërs om er terug bovenop te komen. Dat was zeer riskant! Wie zijn schulden niet kon terugbetalen, moest zichzelf en zijn gezin aangeven als slaaf bij de schuldeiser. In vier grote stappen zullen de plebejers gelijke rechten met de patriciërs moeten bevechten.
Plebejers in proteststaking De opstandelingen verschuilden zich gedurende meerdere dagen in een met wal en gracht versterkt kamp op de Heilige Berg. Ze aten en dronken enkel wat nodig was voor hun levensonderhoud, werden door niemand lastiggevallen en deden niemand kwaad. In de stad heerste een ware paniek door de wederzijdse achterdocht. Het plebs dat werd achtergelaten in de stad, was bang voor een gewelddadig optreden van de patriciërs, die op hun beurt de achtergebleven plebejers vreesden. Daarom besloten de patriciërs Menenius Agrippa, een welsprekend en volksgeliefd man naar het volk te sturen. Hij wist de gemoederen te bedaren ...
Concilium Tributa
De schuldencrisis onder de plebejers was bij het begin van de 5de eeuw zo erg geworden dat zij in 494 v.Chr. weigerden om deel te nemen aan een veldtocht (tegen de Aequi) en een uittocht begonnen naar de Heilige Berg, even ten noorden van Rome. De situatie was zo ernstig dat de patriciërs toegevingen moesten doen. Het volk eiste en kreeg een eigen Volksvergadering, die per tribus of district vergaderde (vandaar Concilium Tributa) waarin de rijken geen meerderheid meer hadden en het volk eigen wetten kon stemmen.
Daarna begonnen de onderhandelingen over het herstel van de eendracht, en er werd een vergelijk getroffen: het plebs zou zijn eigen magistraten hebben, die het recht hadden om hulp te verlenen tegen de consuls: het zou een patriciër niet toegelaten zijn dit ambt te bekleden. Zo werden twee volkstribunen aangesteld.
(In: Titus Livius, Ab urbe condita)
2 volkstribunen + 2 volksedielen
De nieuwe Volksvergadering koos zijn eigen ambtenaren:
• twee volkstribunen (ambtenaren die opkwamen voor gelijke behandeling van mensen, bijstandverleners)
• twee volksedielen (handhavers van de openbare orde, een soort politie)
Ze konden door hun vetorecht maatregelen van andere magistraten tegen burgers blokkeren. Zelf waren ze onschendbaar (konden niet vervolgd worden). Daarmee was een eerste stap gezet in de klassenstrijd: plebejers kregen beschermers die de belangen van het volk verdedigden tegen de willekeur van machtige patriciërs.
Gewoonterecht opgetekend
Indien een schuldenaar niet betaalt, daag hem dan voor het gerecht; zo hij niet verschijnt, neem dan getuigen, verplicht hem; zo hij uitstel zoekt en er wil vandoor trekken, leg de hand op hem (...) Als de schuld erkend is en de zaak geoordeeld, blijven 30 dagen uitstel.
Daarna brengt men hem voor de rechter. Als niemand zich voor hem borgstelt, zal de schuldeiser hem meevoeren en vastbinden.
(In: De XII Tafelenwet)
Een van de ergerlijkste praktijken was de onrechtvaardigheid van de consuls bij de rechtspraak. Tegen die misbruiken kon weinig gedaan worden omdat er geen geschreven wetten bestonden. Daarom eisten de plebejers dat de wetten opgetekend werden. Zo ontstond de Wet der XII Tafelen. Het principe was nu: wet is wet, voor iedereen!
• De ongeschreven wetten van het gewoonterecht werden op 12 stenen tafelen gebeiteld en opgesteld op het Forum zodat iedereen ze kon raadplegen.
• In 445 v.Chr. werd ook het huwelijksverbod tussen patriciërs en plebejers opgeheven. Wet XII Tafelen (450 v.Chr)
VRAAG 5: Hoe verliep de strijd tussen patriciërs en plebejers om gelijke rechten?
1 Sociale strijd als keerzijde van de veroveringen
Deze problemen waren de inzet van de strijd in de opgang naar gelijkheid:
1 schuldslavernij door de vele oorlogen
2. willekeur in de rechtspraak door gewoonterecht
3. onbeperkt bezit van staatsgrond door rijken
4. toegang tot ambten alleen voor patriciërs
De veroverde gebieden behoorden toe aan de staat, maar werden aan de patriciërs verpacht die zich weldra als de eigenaars beschouwden.
• Door deze wetten konden de patriciërs nog 125 ha per persoon bezitten. De rest werd ter beschikking gesteld van de kleine boeren.
• Eén van de consuls moest voortaan ook plebejer zijn. Dit was een belangrijke stap, want de beide consuls moesten altijd gelijke besluiten nemen door het vetorecht tegen elkaar.
Toegang tot nieuwe ambten
Na de Licinische Wetten duurde het niet lang meer of ook de andere ambten werden opengesteld voor de plebejers. En wie magistraat kon worden, kon ook doordringen tot de allerhoogste vergadering: de Senaat. Hoge ambten
• consuls: hoogste magistraten
• dic tator: alleenheerser voor 6 maand
• praetoren: namen de rechtsmacht over van de consuls
• censoren: stelden burgerlijsten op Lagere ambten
• questoren: beheer van de schatkist
• k rijgstribunen: legerofficieren
• volksedielen: openbare orde
• pontifices: gewone priesters
BEPERKING LANDBEZIT
2 Opgang naar gelijke rechten
1. recht op bescherming door ambtenaren met vetorecht
3. beperking landbezit: terug grond voor kleine boeren
De Tribunus plebis of volkstribuun behartigt de belangen van het gewone volk. Volkstribunen zijn plebejer (steeds met twee zoals voor alle ambten), hebben vetorecht tegen maatregelen van de patriciërs, kunnen wetsvoorstellen doen en zijn zelf onschendbaar.
Deze wet schafte het Patrum auctoritas af, de goedkeuring of bekrachtiging door de Senaat van wetten door het volk gestemd. Op dit moment waren reeds zoveel plebejers magistraat geweest en senator, dat wetten stemmen zonder tegenspraak feitelijk reeds de realiteit was. Na hun ambtsjaar vonden de magistraten elkaar gewoonlijk terug in de Senaat. Zij waren ervaren politici die, hoewel uiterlijk met geen enkele macht bekleed, toch zoveel gezag bezaten dat hun mening gewoonlijk werd gevolgd. Op politiek vlak was het standenverschil patriciër-plebejer weggewerkt. Op sociaal vlak gaapte er nog een enorme kloof tussen arm en rijk.
POLITIEKE GELIJKHEID
4. politieke gelijkheid: ambten toegankelijk voor iedereen, goedkeuring wetten zonder tegenspraak door Senaat
Licinische Wetten (367 v.Chr)
Lex Hortensia (286 v.Chr)
Het Romeinse leger
Uit de gentes van de drie oorspronkelijke tribi (stammen) werden weerbare mannen opgeroepen om de velden te beschermen bij roofovervallen. Daaruit ontstond een leger van ca. 8000 man voetvolk en 800 ruiters, vaak gedeeltelijk opgetrommeld en het ging terug naar huis in de oogsttijd, want de meeste soldaten waren boeren. Soms voerde het zelf strooptochten uit of palmde het nieuw gebied in bij ernstige conflicten. Servius Tullius verdeelde de burgers in vijf klassen volgens hun rijkdom om op grond daarvan een aantal centuriën - een centurie is de belangrijkste legereenheid - te vormen met de wapenrusting die ze zich konden veroorloven volgens hun klasse en zelf moesten betalen. Onder de Etruskische koningen had het leger veel weg van het oud-Griekse leger, bewapend als hopliet en opgesteld in de strijdformatie van de falanx. In het begin van de 4de eeuw v.Chr. had dictator Camillus 10 jaar nodig om Veii te veroveren. Hij oordeelde dat de legerformatie te log was om te vechten en zich snel te verplaatsen. Hij verving het hoplietenleger door legioenen, opgesteld in een wendbare manipulaire slagorde. De soldaten werden nu ook niet meer ingedeeld volgens rijkdom, maar volgens ervaring en leeftijd. De staat leverde voortaan de wapens. De belangrijkste legerhervormingen kwamen er door consul Marius rond 100 v.Chr. Hij maakte van het leger van dienstplichtige boeren een staand of permanent beroepsleger. Door de oorlogen was de boerenstand sterk verarmd en uitgeweken naar de stad waar vaak ook geen werk was. Hierdoor kwam er een nijpend tekort aan dienstplichtige boeren en het proletariaat vergrootte. Door de laagste klassen, ook bezitlozen, tot het leger toe te laten, loste Marius dit probleem op. Een beroepsoldaat kreeg een intensieve opleiding, een andere uitrusting en soldij. Bovendien kreeg hij na 25 jaar dienst een stuk grond, een som geld van ingehouden soldij en volwaardig Romeins burgerrecht. Omdat de soldaten beter getraind werden en gemotiveerd, was het leger nu een echte vechtmachine.
Hulptroepen
Na de veroveringen op het schiereiland ontstaat het Romeinse Rijk en vonden de militaire acties steeds verder van Rome plaats. Daarvoor werden plaatselijk soldaten (niet-Romeinen) gerekruteerd. Deze hulptroepen stonden onder het bevel van hun eigen aanvoerders en werden vooral ingezet voor de bescherming van de grenzen.
Elke soldaat was uitgerust met twee ‘pila’, werpsperen die zo’n 30 meter ver konden worden gegooid in twee aanvalsgolven. Pas daarna trok hij zijn korte zwaard voor man-tegen-man gevechten.
Elk van de drie infanterielinies was onderverdeeld in 10 ‘manipels’ van 120 tot 160 manschappen. De voorste linie bestond uit de jongste soldaten, de ‘hastati’. Zij kwamen het eerst in contact met de vijand. Als ze uitgeput raakten, trokken ze zich terug tussen de ‘principes’, de tweede rij mannen van rond de 30 jaar, die vervolgens ook met hun speren in de aanval gingen. De achterste linie, de ‘triarii’ waren de veteranen en zij werden onververdeeld in kleinere manipels van 60 man. Ze kwamen slechts op het allerlaatste moment in de strijd, als de vijand er in geslaagd was om tot daar door te dringen. Vandaar kwam het gezegde voort ‘de triarii zijn bereikt’, wat wees op een benarde situatie.
Rome botst met Carthago
Met de veroveringen werd Rome meer dan een gewone stadstaat. Eerst werden de vele volkeren van het schiereiland verbonden met elkaar onder het gezag van Rome. Als Rome heel Italië onderwerpt, wordt het een volk met een land. Door de verdere veroveringen wordt het een rijk.
VRAAG 6: Hoe was het Romeinse leger georganiseerd?
1 De organisatie van het Romeinse leger
Het aantal soldaten (legionairs) van de legereenheden en 8 soldaten per tent.
• contubernia: 8 • centurie: 80
• manipel:160 • cohort: 480
• legioen: 4800 tot 6000 op volle sterkte
• leger: 50 000 tot 400 000 soldaten
Elke legereenheid werd aangevuld met officieren, koks, boogschutters, dokters ... Even vergelijken: ons leger telt ca. 25 000 soldaten.
2 Legeropstelling en slagorde
De legeropstelling was verschillend volgens de situatie:
1. leger op mars: snelle verplaatsing dankzij heirbanen
3. marskamp: veilig en ordelijk
2. leger op het slagveld: door de manipulaire slagorde is het zeer wendbaar
manipulaire slagorde legeropstelling in drie linies met manipels, de kleinste zelfstandige legereenheid
Romeins leger
Een legioen was de basis van het leger. Het hele leger telde ca. 28 legioenen en evenveel hulptroepen. 1 legioen = 10 cohortes (geen legereenheid, wel een manier om eenheden te groeperen of te tellen)
1 cohort = 3 manipels
1 manipel
= 2 centuriae
1 centurie
= 10 contubernia
1 contubernium
= 1 tent of 8 soldaten
Fig. 6.7 Reconstructietekening van het legerfort (castella) van Saalburg. Dit type legerkamp was ingericht voor langdurig verblijf aan de grenzen (limes). Mettertijd kregen zulke versterkte kampen walmuren en enkele stenen gebouwen, naast de permanente barakken. Vaste kampen trokken veel bedrijvigheid aan en groeiden soms uit tot steden. In een winterkamp verbleven soldaten in het winterseizoen, als de oorlogen stillagen. Dan werd er getraind. Zomerkampen waren slechts enkele nachten in gebruik, als uitvalsbasis tijdens een oorlogscampagne. Een leger op mars verbleef één nacht in een marskamp , met tenten als onderkomen. Alle kampen hadden een gelijkaardige opbouw.
De Punische oorlogen
Na de onderwerping van Italië raakte Rome al vlug in conflict met Carthago. Die stad beheerste de handel in het westelijk bekken van de Middellandse Zee. De inzet van de strijd was aanvankelijk het eiland Sicilië, een rijke graanschuur met strategische ligging. Het conflict zal uitgevochten worden in drie Punische oorlogen die meer dan 100 jaar duren (264-146 v.Chr.). Rome wordt baas in het westen van de Middellandse Zee, maar de expansie gaat verder.
Eerste Punische Oorlog (264-241 v.Chr.)
De Griekse stad Syracuse raakte op Sicilië in conflict met een Romeinse kolonie. Syracuse riep Carthago te hulp en Rome besliste de oorlog aan te gaan met Carthago omdat het Carthago vreesde, op slechts enkele kilometer van de Griekse kolonies in Zuid-Italië. De landmacht Rome moest dan een vloot bouwen om de zeemacht Carhago te kunnen bestrijden. Rome rustte zijn schepen uit met brede enterbruggen: eerst werd het vijandelijk schip geramd, dan klonken de enterbruggen de schepen aan elkaar en werd er gevochten als in een veldslag. Rome won uiteindelijk. De vrede was hard: Carthago moest een zware oorlogsschuld betalen, zijn vloot inleveren en toestemming vragen als het nog een nieuwe oolog wilde beginnen. Carthago, dat vocht met huurlingen, kon door de hoge schuld zijn leger niet meer betalen. Rome maakte van de situatie gebruik om ook de Carthaagse kolonies op Sardinië en Corsica te annexeren. De eilanden waren het eerste wingewest van Rome buiten Italië, een provincie, bestuurd door een proconsul.
Tweede Punische Oorlog (218-202 v.Chr.)
Carthago probeerde, ter compensatie voor de verloren gebieden zijn kolonies in Spanje uit te breiden tot aan de Ebro. Dit gebied was rijk aan goud- en zilvermijnen. Daar kwam het dan weer in botsing met Griekse kolonies en bondgenoten van Rome. Publius Cornelius Scipio, een zeer bekwaam generaal die geen enkele veldslag verloor, werd uitgestuurd. Hij stond daar tegenover een al even geniaal Carthaags veldheer, Hannibal Hij verlegde het strijdtoneel: met olifanten trok Hannibal over de Alpen en ondernam een helse tocht door Italië waarbij hij de Romeinen in 216 v.Chr. verpletterend versloeg te Cannae. Rome lag nu binnen handbereik, maar hij treuzelde omdat hij verzwakt was en hoopte bondgenoten van Rome te kunnen losmaken, wat niet lukte. Scipio was ondertussen overgestoken naar Noord-Afrika en bedreigde Carthago. Hannibal was dus wel gedwongen terug te keren om zijn vaderland te verdedigen. In de slag bij Zama (202 v.Chr.) werd hij definitief verslagen. Dit was het einde van de grootmacht Carthago. Spanje werd een nieuwe provincie voor Rome.
Derde Punische Oorlog (149-146 v.Chr.)
Om te overleven na de oorlog, schakelden Carthago en heel Noord-Afrika over van de handel naar de landbouw. Vooral de grootgrondbezitters in Italië zijn niet gelukkig met deze ontwikkeling. Zij stellen vast dat 'Africa' (Carthago) grote hoeveelheden wijn en olie exporteert naar het Westen. Het initiatief tot vernietiging van Carthago, nu een economische concurrent, kwam van de eigenaars van latifundia die ook veel macht hadden in Rome. Toen Carthago toch een oorlog begon tegen de Numidiërs die hun kans schoon zagen om hun gebied uit te breiden, brak de oorlog los. De kleinzoon van Scipio Africanus belegerde de stad drie jaar en maakte haar dan met de grond gelijk. Het vroegere Carthaags gebied werd de Romeinse provincie Africa.
Nog tijdens deze oorlog werd ook Macedonië als provincie ingelijfd (146 v.Chr.). Pergamum, een centrum van Hellenistische cultuur en een regionale grootmacht in Klein-Azië, kwam in 133 v.Chr. bij testament aan Rome, nu als de provincie Asia.
Rome versus Carthago ca. 264 v.Chr.
Carthaagse bondgenoten
Rome en bondgenoten
Griekse gebieden
Carthaagse invloedssfeer
Fig. 6.8 Gebieden onder controle van Carthago en Rome vóór de Punische ooorlogen
Fig. 6.9 Het Romeinse Rijk tegen het einde van de Republiek
1 De veroveringen in het westen van de Middellandse Zee
De veroveringen van Rome waren alleen mogelijk door een sterk leger.
Van alle kenmerken verklaart vooral één kenmerk het succes van het leger: � groot � goed georganiseerd � gedisciplineerd � gemotiveerd � getraind
Zonder goede organisatie zijn de andere kenmerken niet mogelijk.
2 De Punische oorlogen
verloopEerste Punische Oorlog Tweede Punische Oorlog Derde Punische Oorlog
aanleiding
strijd en gebeurtenissen
Heerschappij op Sicilië waar Carthago kolonies heeft.
Verschillende gevechten, vooral op zee. Rome bouwt ook een vloot, rust de schepen uit met enterbruggen en verslaat Carthago uiteindelijk.
afloop en voorwaarden
• zware oorlogsschuld betalen
• geen nieuwe oorlog meer zonder toestemming
• vloot inleveren
gebied onder controle na de oorlog
Sicilië, Sardinië en Corsica = eerste nieuwe provincie van Rome buiten Italië
Carthago zoekt compensatie in Spanje voor verloren gebied op Sicilië.
Scipio bekampt Hannibal, maar hij trekt over de Alpen en verslaat Rome te Cannae (216 v.Chr.). Scipio trekt naar Afrika en verslaat de teruggeroepen Hannibal te Zama (202 v.Chr.).
Carthago is militair verslagen, maar nog niet uitgeteld.
Carthago is een landbouwconcurrent en begint toch een oorlog tegen buren.
De kleinzoon van Scipio belegert Carthago en vernietigt de stad die nu ook als economische concurrent is uitgeschakeld.
Carthago wordt verwoest en is als economische macht uitgeschakeld.
Spanje is een nieuwe provincie van Rome.
De uitkomst van oorlogen met Carthago: Rome is baas in heel het westen van de Middellandse Zee.
Noord-Afrikaanse kusten worden provincie Africa.
Carthago nederzetting van Fenicië op de NoordAfrikaanse kust (nu Tunesië), gesticht in 814 v.Chr. De Feniciërs noemden de kolonie 'Kart Hadasjt' of nieuwe stad. De Romeinen maakten er 'Carthago' van en de inwoners noemden ze 'Puni', vandaar Punische oorlogen
proconsul een magistraat die consul was geweest in Rome. De Senaat benoemde deze ex consuls vaak tot gouverneurs van een provincie, waar ze zich vaak schaamteloos verrijkten ten koste van de plaatselijke bevolking.
Imperium Romanum het Romeinse Rijk zoals dat ontstond door veroveringen buiten Italië
De staatsman
Marcus Porcius Cato had als jongeman de (tweede) oorlog meegemaakt en riep na elke redevoering, ongeacht het onderwerp: 'Ceterum censeo Carthaginem esse delendam'. (Overigens ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden).
In het jaar waarin Cato stierf, in 149 v.Chr., verklaarde Rome uiteindelijk opnieuw de oorlog aan Carthago.
Burgers in oorlog
Het
langdurig oorlogvoeren buiten Italië had de kloof tussen arm en rijk angstwekkend uitgediept: rijken kochten massaal de in verval geraakte boerenbedrijfjes op en werden superrijk, de middenstand die ooit voor zichzelf zorgde en de ruggengraat was van het leger en de staat, degradeerde tot een groeiende massa onberekenbaar stadsproletariaat. In de tweede eeuw v.Chr. veroorzaakte deze toestand een crisis in de Romeinse samenleving. In de politiek was de Senaat verdeeld in aanhangers van de Populares, de Volkspartij die opkwam voor de belangen van armen en bezitlozen en de Optimates, de Senaatspartij die de geboorteadel en de rijke grondbezitters vertegenwoordigde .
Rijk tegen arm
De gebroeders Gracchus die uit een heel aanzienlijke familie stamden, probeerden aan de schrijnende ongelijkheid iets te doen. Tiberius Gracchus was in 133 v.Chr. tot volkstribuun verkozen. In die functie kon hij wetsvoorstellen doen die door de afschaffing van het Patrum auctoritas (286 v.chr.) voor het hele volk golden. Hij wilde op een wettige manier de kleine boeren en de middenstand in ere te herstellen. De Senaatspartij van de grondbezitters, wist zijn collega volkstribuun te overhalen om zijn veto te stellen tegen herverdeling van akkergrond. Tiberius zette zijn collega af met de steun van de Volksvergadering omdat het vetorecht was misbruikt. Toen hij zich ook nog herverkiesbaar wilde stellen, wat niet voorzien was in de wet, was de maat vol voor de Optimates. Bij daaropvolgende straatgevechten tussen voor- en tegenstanders werden Tiberius en 300 van zijn aanhangers vermoord. Hun lijken belandden in de Tiber.
Om de boerenstand te herstellen vaardigde Tiberius Gracchus de Akkerwet uit. Hij had het plan opgevat publieke staatsgrond die onbewerkt bleef, tegen een kleine vergoeding te verdelen onder de arme boeren. Dat wekte grote wrevel op bij de grootgrondbezitters. Verder wilde hij de Licinische Wetten (367 v.Chr.) die bezit van staatsgrond beperkten, maar nooit waren toegepast, tegen een schadevergoeding onteigenen. Hij moest het bekopen met zijn leven. Tien jaar later zette Gaius Grachus het hervormingswerk van zijn broer verder. Met de Korenwet verdeelde hij goedkoop graan onder de armen, maar toen hij als volkstribuun (nu wettelijk toegestaan) voor het volgende jaar was herkozen, verloor Gaius aan populariteit bij rijk en arm. Omdat hij opstanden vreesde in het binnenland, wilde hij aan de Italische bondgenoten Romeins burgerrecht verlenen in ruil voor het beschikbaar stellen van hun land om te verdelen onder arme burgers. Armen kregen ook gratis toegang tot volksvermaak met spelen, wagenrennen en gladiatorengevechten. Ze wilden al deze voorrechten niet delen met anderen. Ook hij werd bij onlusten in Rome vermoord.
Tegen het einde van 2de eeuw krijgt Rome af te rekenen met buitenlandse bedreigingen. In Noord-Afrika wilde de Numidische koning Jugurtha een groot rijk stichten. Kort daarna wilden Cimbren en Teutonen, rondzwervende Germaanse stammen, Italië binnendringen. Marius, een bekwaam generaal, versloeg met hervormde legioenen deze belagers. Zijn soldaten uit de klasse van armen en bezitlozen, vochten voor de soldij en de bevelhebber die hen liet delen in de buit. Zo werd het leger een wapen in handen van ambitieuze militairen. Niet de Senaat, wel de legergeneraals en de gunst van het volk, verdeeld in kampen, bepaalden voortaan de politiek. Sulla, een verdienstelijk officier onder Marius, werd zijn tegenstander. Hij kreeg het opperbevel tegen de Italische bondgenoten die dezelfde rechten eisten als de Romeinen (Bondgenotenoorlog, 91-88 v.Chr.). Marius, intussen voor de zevende keer consul geworden, zuiverde Rome van Sulla's aanhang. Toen Sulla terugkeerde van een oorlog in het Oosten, rukte hij op tegen Rome en Marius werd vogelvrij verklaard. Sulla werd aangesteld als dictator voor onbeperkte tijd waardoor de militaire dictatuur ontstond. De Senaat kreeg 300 leden bij, ter versterking van de Optimates.
Tiberius Gaius
Marius Sulla
SENAAT
HERSTELD
De Republiek in verval
De laatste eeuw van de Republiek was een tijd vol onrust door de diepe kloof tussen arm en rijk. De politiek kon of wilde dit probleem niet oplossen. Legeraanvoerders vochten om de macht, maar dat ontspoorde in burgeroorlogen die het einde van de Republiek veroorzaakten.
VRAAG 8: Hoe ging de Republiek ten onder?
1 De Romeinse samenleving in crisis
Het langdurig oorlogvoeren ontwrichtte de Romeinse samenleving, want de kloof armrijk werd steeds groter en de middenstand verdween.
De Senaat als hoogste bestuursorgaan was erg verdeeld over de aanpak van het probleem. De Volkspartij eiste toepassing van de vroegere Akkerwet De Senaatspartij wilde geen Akkerwet. De bondgenoten vroegen burgerrecht voor iedereen.
2 Burgeroorlogen
Na de buitenlandse oorlogen voerden legeraanvoerders oorlog tegen elkaar. Een eeuw lang vechten legeraanvoerders met hun aanhang drie burgeroorlogen uit, maar deze periode eindigde met de ondergang van de Republiek.
periode (133-31 v.Chr.)
vogelvrijverklaring (= proscriptie) iemand buiten de bescherming van de wet stellen met verlies van mensenrechten zoals bezit en burgerrecht triumviraat driemanschap
tweede burgeroorlog
Crassus - Pompejus - Julius Caesar
SENAAT UITGESCHAKELD
Na het aftreden van Sulla kregen de bondgenoten toch burgerrechten, maar drie machtige mannen sloten in 60 v.Chr. een bondgenootschap (een triumviraat) met afspraken om de invloed van de Senaat aan banden te leggen. Niets in de Romeinse politiek zou nog gebeuren zonder hun instemming. Crassus dankte zijn politiek aanzien aan zijn rijkdom, maar hij sneuvelde enkele jaren later in een oorlog tegen de Parthen in het Oosten. Zo viel het driemanschap uiteen en stonden de twee andere mannen die beiden streefden naar het leiderschap over de Romeinse staat, tegenover elkaar: Pompejus had tal van militaire successen behaald en had o.a. de Middellandse Zee gezuiverd van piraten op een spectaculaire manier. Julius Caesar had roem en aanzien verworven door de verovering van Gallia (59-51 v.Chr). Toen hij de legioenen niet wilde ontbinden bij zijn terugkeer, werd Pompejus aangesteld als dictator. In 48 v.Chr. stonden de twee Romeinse legers tegenover elkaar in de slag bij Pharsalus en leed Pompejus een nederlaag. Hij vluchtte naar Egypte waar hij werd vermoord toen hij daar voet aan wal zette.
derde burgeroorlog
Antonius - Lepidus- Octavianus
ONDERGANG VAN DE REPUBLIEK
Caesar was nu in feite alleenheerser, maar hij liet ogenschijnlijk de Republiek bestaan. De Senaat maakte hem dictator voor 10 jaar. Tegenstanders vreesden dat hij zich tot koning zou uitroepen in de zin van de laatste Etruskische koning. Om de Republiek te redden, beraamden zij een samenzwering. Caesar werd neergestoken in 44 v.Chr. op de trappen van de Senaat! Een nieuw triumviraat ontstond tussen Antonius, vertrouweling en officier van Caesar, Octavianus, een erfgenaam en neef van Caesar en Lepidus, de bevelhebber van de cavalerie. De samenzweerders tegen Caesar worden vervolgd en uitgeschakeld. Nadien werd Lepidus afgezet en de twee overblijvers werden rivalen. Als Antonius een politieke liefdesaffaire begint met de Egyptische koningin Cleopatra en haar kinderen grote delen van het Romeinse Rijk belooft, wordt hij staatsgevaarlijk. Octavianus verslaat hem in een zeeslag bij Actium in 31 v.Chr. Antonius en Cleopatra plegen zelfmoord en Egypte wordt ingelijfd als nieuwe provincie. Zo eindigden de uitputtende burgeroorlogen, maar ook de Republiek ging ten onder.
Gaius Julius Caesar wordt alleenheerser
100 v.Chr. Geboorte van Caesar in een oude, voorname, maar verarmde patriciërsfamilie in Rome
90-80 v.Chr. Krijgt een goede opvoeding, kent de Latijnse en Griekse schrijvers en heeft redenaarstalent Groeit op in de tijd van de burgeroorlog tussen Marius en Sulla toen steeds meer arme mensen in Rome kwamen wonen. In de politiek koos hij voor de partij van de Populares. Hij begint aan een loopbaan in het leger en laat zich opmerken door zijn moed.
69-61 v.Chr. Caesar doorloopt verschillende politieke ambten: tribuun, questor, praetor en organiseert grote feesten.
60 v.Chr. Om consul te worden sluit Caesar een bondgenootschap (triumviraat of driemanschap) met de twee belangrijkste mannen van Rome: Crassus heeft het geld en Pompejus het leger om alle besluiten te controleren.
59 v.Chr. Caesar wordt consul en herverdeelt landbouwgrond in het voordeel van armen en veteranen. Hij breekt de weerstand met soldaten van Pompejus. De medeconsul wordt belet nog openbaar op te treden.
58-49 v.Chr.Na zijn consulaat wordt Caesar proconsul over Gallia Cisalpina (Noord-Italië), Illyrië en Gallia Narbonensis (de Provence) dat bedreigd wordt door Gallische stammen. Hij krijgt beschikking over 4 legioenen, verslaat de aanvallers, maar trekt daarna verder zonder toestemming van de Senaat en verovert Gallië in een grote tocht. In 52 v.Chr. staat hij voor zijn grootste uitdaging: de verenigde Gallische stammen onder leiding van Vercingetorix die zich verschansen in Alesia.
Fig. 6.10 Vercingetorix geeft zich over aan J. Caesar door zijn wapens aan zijn voeten te gooien. Vercingetorix wilde daarmee verder bloedvergieten vermijden . Hij wordt in gevangenschap naar Rome overgebracht en op de dag van Caesars triomtocht in Rome gewurgd in zijn opdracht. (Schilderij Lionel-Noël uit 1899)
0p zijn tochten plundert J. Caesar het veroverde gebied en hij laat zijn soldaten delen in de buit. Hij maakt meer dan een miljoen slachtoffers. In Belgica worden de Euburonen volledig uitgemoord. Het verslag van zijn tochten schrijft hij neer in Commentarii de bello Gallico (Verslagen van de Gallische Oorlog) en houdt daarmee Rome op de hoogte van zijn vorderingen.
50-49 v.Chr. De termijn van Caesar was verlopen en hij moet terugkeren naar Rome. Bij de Rubicon, een riviertje in Noord-Italië, weigert hij zijn leger te ontbinden en zegt: 'Alea jacta est'. (De teerling is geworpen of: Er is geen weg terug). Een uitgestuurd leger verloor, hij rukt op naar Rome en heel wat steden kiezen de kant van Caesar. Zijn tegenstanders, waar Pompejus ondertussen bijhoort, vluchten weg uit Rome.
49-44 v.Chr. Caesar laat zich als dictator aanstellen en wordt in feite alleenheerser. Hij gebruikt zijn macht voor schitterende verwezenlijkingen: grote openbare werken voor werklozen, landverdeling in de zin van de Gracchen, rechtvaardig bestuur in de veroverde gebieden, Romeinse kolonisten naar alle uithoeken van het rijk, een nieuwe (Juliaanse) kalender met een schrikkeljaar.
44 v.Chr. Senatoren vrezen voor te veel macht in één hand. Zij beramen een aanslag. Caesar wordt vermoord.
Dit is de situatie in Gallië, 53-52 v.Chr., toen Julius Ceasar over de Alpen trok. De Romeinen boden zich aan als bondgenoten tegen de Germaanse invallers uit het Oosten, maar Vercingetorix vertrouwde ze niet. In amper 10 maanden slaagde hij erin de verschillende Keltische stammen te verenigen en de Romeinse legioenen te terroriseren in ware guerrillastijl. In de herfst van 52 v.Chr. kon hij niets anders dan zich overgeven, toen hij en zijn manschappen volledig omsingeld werden op een versterkt plateau in het dorpje Alesia.
Eburonen o.l.v. Ambiorix
Nerviërs
AQUITANIA
ruiterveldslag
CELTICA
NARBONENSIS
hoofdaanval van de hulptroepen
aanvallen Galliërs
tegenaanval Romeinen (1 tegen 10)
laatste uitval Vercingetorix
7 m bredegracht
binnenste belegeringsring (18 km)
ruiterkamp
(heuvel 418 m)
verstertke muren
Gallische hulptroepen kamp Julius Caesar
uitkijktoren
infanteriekamp
buitenste belegeringsring (21 km)
1 km
ALESIA
Kelten worden Galliërs
Wie zijn de Kelten?
De Kelten behoren tot de Indo-Germaanse volkerengroep die als stamland het steppengebied had boven de Zwarte Zee. Ook de latere Grieken en Romeinen hadden hier hun oorsprong. Zij verplaatsten zich vanaf 3000 v.Chr. naar het oosten en naar Centraal-Europa in het westen. Toen de bevolkingsdruk te groot werd in dit kerngebied, zwermden ze opnieuw uit over de rest van Europa, waar ze in contact kwamen met de boerenvolken (Zie: Boeren in onze streken, AT1 p. 81).
De Grieken noemden de binnendringende stammen Keltoi, Kelten. Julius Caesar schreef in De Bello Gallico over de inwoners van Gallië. Wij noemen hen Galliërs, maar in hun eigen taal noemen zij zichzelf Kelten.
Krijgers en boeren
Georganiseerd in losse stammen, vestigden ze zich bij voorkeur in breed uitdeinende valleien met lichte bebossing en geïsoleerde heuvels. Sommige heuvels kozen ze uit tot verblijfplaats voor hun leiders. De samenleving was immers duidelijk verdeeld in twee groepen. Een kleine bovenklasse van stamhoofden en krijgshaftige edellieden vestigde zich op een heuveltop en beheerste het omliggende land, waar de boeren in verspreide dorpen woonden.
Cultuur
De oudste periode van de Keltische beschaving wordt de Vroege IJzertijd of Hallstattperiode genoemd (8ste5de eeuw v.Chr.). IJzer was in het oosten al lang bekend. De Kelten haalden het binnen in Midden-Europa omsteeks 700 v. Chr. Ze vervaardigden er nieuwe werktuigen mee zoals de ploegschaar, maar ook wapens en prachtige sieraden. Ze controleerden vanuit hun vestiging op heuvels de nabijgelegen handelswegen. Bij ons was een belangrijk onderdeel van hun rijkdom de handel in tin, barnsteen en zoutwinning aan de kust.
De tekening rechts illustreert de levenswijze van de Gallische Kelten.
De rijkdom en de macht van de Keltische leiders is duidelijk merkbaar aan hun graven en grafgiften en getuigen van de wil om te blijven voortleven in de herinnering.
Welke dieren worden hier gekweekt (veeteelt)? schapen, runderen, varkens, ganzen
Welke ambachten worden hier beoefend (nijverheid)? smeden, weven, pottenbakken, leerbewerking
Fig. 6.11 Een heuvelfort (oppidum) zoals op de Kemmelberg (154 m hoog) in Zuiwest-Vlaanderen met een Keltische wal (murus gallicus) ter verdediging.
Fig. 6.12 Grafkamer van Hochmichele (D) met praalwagen, bronzen en ijzeren gebruiksvoorwerpen.
Fig. 6.13 Gouden armband (torque)
Gaius Julius Octavianus wordt Augustus
63 v.Chr. Geboorte te Rome van Gaius Octavius, later bekend als Octavianus of Augustus (vanaf 27 v.Chr.). Zijn vader behoorde tot de ruiterstand en was van eenvoudige plebejsche landadel. Zijn moeder was een nicht van Gaius Julius Caesar door wie hij later werd geadopteerd bij testament.
43 v.Chr. Octavianus vormt met Marcus Antonius en Lepidus het tweede triumviraat, goedgekeurd door de Senaat. Lepidus mag Africa besturen, maar wordt later uitgeschakeld en verbannen. Antonius en Octavianus willen de samenzweerders (en hun tegenstanders) uitschakelen door proscripties en ze zitten de moordenaars van Caesar achterna in Griekenland.
31 v.Chr. Octavianus en Antonius worden rivalen als Antonius delen van het Romeinse Rijk aan Cleopatra van Egypte belooft. In de zeeslag bij Actium aan de Griekse kust overwint Octavianus hun vloten. Hij is nu de enige overblijvende machthebber. Hij ontbindt het leger bij zijn terugkeer. Door zijn prestaties wint hij veel aanzien bij het volk en de Senaat beloont hem met het bestuur over drie provincies (Hispania, Gallia, Syria) voor 10 jaar. Egypte wordt een nieuwe provincie.
28-27 v.Chr. Op 13 januari 27 v.Chr. geeft Octavianus al zijn bevoegdheden terug aan de Senaat.
'Nadat ik de burgeroorlogen beëindigd had en toen ik met instemming van iedereen de hoogste macht in handen had, heb ik in mijn zesde en zevende consulaat (28 en 27 v.Chr.) het bestuur over de staat vanuit mijn macht weer overgedragen in handen van de Senaat en het volk van Rome.' (...) Als dank voor deze weldaad heb ik bij senaatsbesluit de titel 'Augustus' gekregen. Vanaf dat moment stond ik in invloed ver boven de anderen, maar ik had niet meer macht dan de mensen die in de verschillende ambten mijn collega waren.' (Res Gestae, 34)
De 100-jarige burgeroorlog wordt officieel als geëindigd verklaard. Er zijn geen Romeinse legers meer die elkaar bevechten en de overwinnaar geeft zijn opdracht terug aan de Senaat. De oude republikeinse orde was ogenschijnlijk hersteld. Octavianus krijgt de titel van Princeps Senatus of eerste burger van de Senaat, maar hij noemt zichzelf de Princeps inter pares, de eerste onder gelijken. Hiermee vermeed hij titels als heer, koning, dictator waarmee hij de gevoelens van de Romeinen kon kwetsen en waardoor hem hetzelfde kon overkomen als zijn adoptievader. Om het nieuwe tijdperk te markeren werd de officiële aanduiding van Octavianus voortaan Imperator Caesar Augustus. In feite was een nieuw staatsbestuur gecrëëerd: het principaat, een regeringsvorm waarbij het gezag gedeeld wordt met de Senaat. Dit is het einde van de Republiek en het begin van het Keizerrijk.
Fig. 6.14 Augustus als imperator (operbevelhebber, keizer) met zijn genius (beschermgeest, het genie van zijn persoon)
23 v.Chr. Octavianus krijgt het opperbevel over het leger (imperator)
19 v.Chr.consul voor het leven
12 v.Chr.opperpriester (pontifex maximus)
2 n.Chr.titel 'Vader des vaderlands'
Levensloop met twee gezichten
In Augustus zitten twee ogenschijnlijk volkomen tegenovergestelde persoonlijkheden. Enerzijds was hij de jonge, eerzuchtige, soms wrede politicus, die in de strijd om de hoogste macht zonder scrupules de wet aan zijn laars lapte. Anderzijds was hij de princeps, die – eenmaal in het bezit van de macht – er zeer wijs gebruik van maakte. Met het principaat voerde hij een nieuwe, duurzame staatsvorm in, ter vervanging van de Republiek die in de honderdjarige burgeroorlog geheel verwoest was. (In: Wikipedia, Augustus)
4 Caesar en Octavianus in confrontatie op het thuisfront
Lees de aangekruiste vakjes na elkaar en je bekomt het verhaal van het machtsstreven.
carrière CAESAR
(100-44 v.Chr.)
OCTAVIANUS
(63 v.Chr.-14 na Chr.)
afkomst x uit voorname, maar verarmde patriciërsfamilie groeit op in de tijd van de strijd tussen Marius-Sulla van eenvoudige, plebejische landadel (ruiterstand) als achterneef geadopteerd door zijn grootoom x streefdoel wil een eind aan burgeroorlogen en de staat hervormen x x wil alleenheerschappij om almacht van de Senaat te breken triumviraat x maakt deel uit van het 1ste driemanschap maakt deel uit van het 2de driemanschap x aan de macht x heeft succes door veroveringen (Gallia) en het leger k rijgt aanzien door uitschakeling van Antonius x na de strijd ontbindt de legioenen na de zeeslag bij Actium (31 v.Chr.) x x ontbindt zijn legioenen aan de Rubicon niet bij terugkeer x wordt dictator, feitelijk alleenheerser geeft bevoegdheden terug aan de Senaat x resultaat x wordt vermoord wordt beloond met de titel 'Caesar Augustus' x
Caesar en Octavianus zijn geen politieke tegenstanders. Octavianus is geadopteerd door Caesar (als achterneef), maar ze hebben een gemeenschappelijk streefdoel: ze willen allebei de hoogste macht
De aanpak of strategie om die macht te bekomen is verschillend:
• Caesar: wil de macht van de Senaat breken met het leger
• Octavianus: burgeroorlog beëindigen en de macht teruggeven aan de Senaat na de uitschakeling van Antonius De Senaat beloont handelswijze van Octavianus met eretitels en achtereenvolgens met meer machten: imperator, consul voor het leven, opperpriester.
Octavianus noemt zichzelf 'Princeps inter pares', d.w.z. de eerste onder de gelijken. De Senaat geeft hem de titel 'Caesar Augustus' wat 'keizer Augustus' (Augustus = Verhevene) betekent.
De nieuwe manier van besturen wordt vanaf dan 'principaat' genoemd.
• principaat: samen met de Senaat besturen (= de macht delen)
Samenhang
Vijf eeuwen Romeinse Republiek
Toen de laatste Etruskische koning was verjaagd in 509 v.Chr., ontstond de Romeinse Republiek. Besturen werd een zaak van het volk dat zijn eigen lot in handen nam. De kleine stadstaat Rome groeide in vijf eeuwen tijd uit tot een wereldrijk. Door de oorlogen veranderde de samenleving grondig: sommigen werden immens rijk, anderen straatarm. Het probleem van de sociale ongelijkheid raakte niet opgelost en eindigde na een eeuw burgeroorlogen met de ondergang van de Republiek.
1 Rome wordt een Republiek
De Romeinen waren zo vol afkeer voor hun laatste koning dat ze besloten het staatsbestuur nooit meer in handen te geven van één enkele leider. De Res Publica, het bestuur van de staat, was voortaan een openbare zaak, een zaak van het volk. Het dagelijks bestuur en het bevel over het leger kwam in handen van twee gezaghebbende mannen, voor één jaar door het volk gekozen en ze konden elkaar met een veto tegenhouden. Vanaf 367 v.Chr. werden ze consuls genoemd. Net als voorheen lieten ze zich adviseren door de Senaat. Daar zetelden 300 senatoren, uit de rijkste en invloedrijkste patriciërsfamilies die beweerden af te stammen van de stichters van de stad of het waren ex-magistraten. Ze beheerden de schatkist, bewaakten de openbare orde, voerden openbare werken uit en bepaalden de buitenlandse politiek. Gewone, vrije mannelijke burgers kwamen voortaan samen in een Volksvergadering. Ze mochten mee beslissen over wetten van algemeen belang, over oorlog of vrede, wie consul mocht worden of wie als hogepriester bevoegdheid
kreeg voor alle godsdienstige aangelegenheden. Maar pas als de Senaat toestemming had gegeven, mocht een besluit van de Volksvergadering doorgevoerd worden. Met zoveel bevoegdheden, aanzien en bestuurservaring, en de controle over de Volksvergadering, lag de werkelijke macht bij deze raadgevende vergadering.
2 Rome onderwerpt Italië
In het begin van de Republiek was Rome niet veel groter dan de andere stadstaten van Latium. De koningen hadden geprobeerd het grondgebied van Rome uit te breiden en alle dorpen te verenigen in een Latijnse Bond onder Romeins gezag. Na de verdrijving van de laatste koning zagen ze het moment schoon om Rome aan te vallen en een stuk onafhankelijkheid terug te winnen. Rome ging in de verdediging, versloeg de Latijnse buren en sloot een verdrag met hen op basis van gelijkheid. In werkelijkheid kwam het erop neer dat ze de militaire leiding aan Rome afstonden in ruil voor bescherming tegen de omringende vijandige bergvolken en dat ze troepen leverden als het nodig was. Sommige stadstaten wilden toch helemaal los van Rome. In de 4de eeuw v.Chr. leidde dit tot de Latijnse Oorlog. Rome sloot daarna alleen nog verdragen met afzonderlijke steden. Toen Rome te hulp werd geroepen tegen de Samnieten, harde bergvolken uit Midden-Italië die Campanië binnenvielen, voerde het drie oorlogen tegen hen en hun bondgenoten. Met de overwinning werd Rome baas in heel het gebied. Ook de Griekse steden in Zuid-Italië kwamen in opstand tegen Rome en zochten steun bij de Griekse koning Pyrrhus. Na de beslissende slag bij Beneventum (275 v.Chr.) stond
nagenoeg heel Italië definitief onder het gezag van Rome. Rome behandelde niet alle veroverde gebieden op dezelfde manier. Sommige gebieden werden door Rome zelf bestuurd, andere werden als bondgenoot beschouwd en kregen in grote mate zelfbesuur en Romeins burgerrecht. Dan konden ze bijvoorbeeld eigendom verwerven en een politiek ambt uitoefenen. Steden met veel rechten kwamen niet snel in opstand en boden niet gemakkelijk hulp aan andere steden om geen rechten te verspelen. 'Divide et impera' (Verdeel en heers) was het principe. In de veroverde gebieden werden dorpen gesticht waar oud-gedienden van het leger en hun families een lapje grond kregen bij wijze van pensioen. Het waren vooruitgeschoven posten of kolonies van burgers met Romeins burgerrecht in voorheen vreemd gebied. Alle gebieden betaalden belastingen en ze moesten hulptroepen leveren in ruil voor bescherming. Ze waren met Rome verbonden door heirbanen, verharde wegen voor de snelle verplaatsing van de legioenen. De veroveringen hadden een keerzijde. Veel plebejers die jarenlang op veldtocht waren geweest, vonden verwaarloosde of verwoeste boerderijtjes terug. Schulden maken en het risico lopen in schuldslavernij te vervallen als ze er niet bovenop geraakten, hun land verkopen aan de grootgrondbezitters of naar de stad trekken en in grote armoede vervallen, waren mogelijke gevolgen. Een minderheid van de plebejers werd in deze periode rijk als onafhankelijk ondernemer, als handelaar of geldschieter ...
Grootgrondbezitters kochten massaal gronden op en lieten hun uitgestrekte landerijen (latifundia) door buitgemaakte slaven en krijgs-
gevangenen bewerken. Zo werden ze superrijk.
In de eerste eeuwen van de Republiek was het bestuur van het rijk bijna volledig in handen van patriciërs. Het gewone volk dat de soldaten leverde voor de oorlogen en rijkgeworden plebejers, wilden nu ook politieke macht. Eerst eiste het gewone volk in de Volksvergadering bescherming tegen de willekeur van de patriciërs, dan hun eigen onschendbare volkstribunen en daarna geschreven wetten die voor iedereen gelijk waren (Wet der XII Tafelen, 450 v.Chr.). Na de burgerlijke gelijkheid eisten ze beperking van openbaar grondbezit (Licinische Wetten, 367 v.Chr.) en toegang voor plebejers tot alle politieke ambten. De Lex Hortenia (287 v.Chr.) was voorlopig de kroon op de politieke strijd, want de Senaat kon vanaf dan geen enkele wet nog blokkeren. Maar de sociale kloof tussen arm en rijk was niet gedicht.
3 Rome botst met Carthago
In de 3de eeuw v.Chr. botste Rome met Carthago, een stad op de Afrikaanse kust die de handel beheerste in het westelijk bekken van de Middellandse Zee. Rome vreesde de zeemacht Carthago. Toen vlakbij op Sicilië een conflict ontstond tussen een bondgenoot van Carthago en een bondgenoot van Rome, begon de eerste Punische Oorlog. Rome bouwde een vloot en voorzag de schepen van brede enterbruggen die toelieten een zeeslag uit te vechten als op het land. Rome won en annexeerde daarna Sicilië en de andere eilanden. Om het verlies te compenseren, begon Carthago nieuw gebied te veroveren in Spanje, maar kwam in conflict met Griekse kolonies, bondgenoten van Rome. De Carthaagse veldheer Hannibal lokte Rome daar weg door Italië binnen te dringen. Na een verwoestende
veldtocht door Italië, leed Rome een verpletterende nederlaag te Cannae (216 v.Chr.). De Romeinse generaal Publius Cornelius Scipio viel daarop Carthaags gebied aan in Afrika. In de veldslag bij Zama (202 v.Chr.) werd de teruggeroepen Hannibal verslagen. Spanje werd aangehecht als een nieuwe provincie.
Toch herstelde Carthago zich snel door over te schakelen van handel naar landbouw. Het werd nu een economische concurrent voor de grote Italiaanse latifundia.
Toen Carthago, zonder akkoord met Rome, een oorlog begon tegen de koning van Numidië die zijn gebied wilde vergroten, werd Carthago zelf belegerd en definitief verwoest. Rome was nu baas in het westen van de Middellandse Zee. Het rekende daarna ook af met Macedonië dat Hannibal had gesteund in Italië en met Klein-Azië dat hem onderdak had verleend na Zama. Macedonië, Griekenland en Klein-Azië werden nieuwe provincies. De Middellandse Zee was een binnenzee geworden. 'Mare Nostrum' of 'Onze Zee' noemden de Romeinen haar nu.
4 De Republiek in verval
Rome heerste over een wereldrijk, maar de problemen in de Romeinse samenleving waren groter dan ooit: de oorlogen hadden de boerenstand vernietigd en een totaal verarmd stadsproletariaat voortgebracht. De politiek in Rome was erg verdeeld in een Volkspartij (partij van de populares) die opkwam voor de armen en een Senaatspartij (partij van de optimates) die het opnam voor de rijke grondbezitters. Om de schrijnende tegenstellingen aan te pakken, stelde Tiberius Gracchus in 133 v.Chr. een Akkerwet voor. Hiermee wilde hij staatsgronden verdelen tegen een kleine vergoeding om de boerenstand te
herstellen. Dat mislukte en in het tumult tussen voor- en tegenstanders werden hij en veel aanhangers vermoord. Zijn broer Gaius probeerde daarna met een Korenwet goedkoop graan ter beschikking te stellen om de erge nood van de armen te lenigen. Ook dat mislukte. Als hij bovendien burgerrecht wilde toekennen aan de bondgenoten in Italië, vreesden zelfs de armen in Rome hun voorrechten te verliezen. Machtige mannen die ooit consul waren in Rome en over een leger beschikten, namen het nu tegen elkaar op. Militaire successen maakten hen beroemd en rijk en ze mengden zich in de politiek om oplossingen te geven aan de benarde situatie, ieder volgens de eigen inzichten. Ze luisterden niet meer naar de Senaat en vochten tegen elkaar om de alleenheerschappij. Drie burgeroorlogen in een eeuw tijd waren het gevolg. Eerst bevochten Marius en Sulla elkaar, daarna maakten twee keer drie mannen (driemanschappen) afspraken om de macht te verdelen (Caesar-Crassus-Pompejus en Lepidus-Antonius-Octavianus). Octavianus bleef alleen over en maakte zo een eind aan de burgeroorlogen. De Senaat beloonde hem met steeds meer machten.
In 27 v.Chr. kreeg hij de titel van Caesar Augustus. De Republiek was voorbij, het Keizerrijk geboren.
Keizer Augustus
Vijf eeuwen Keizerrijk
1 Rome onder Augustus
Vraag 1 Hoe maakte Augustus van de Republiek een Keizerrijk?
2 Op welke wijze hervormde Augustus de staat?
2 Werken in het Romeinse Rijk
Vraag 4 Welke waren de drie pijlers van de Romeinse economie?
Kleine en grote boeren
2 De boerenstand gaat ten onder
Vraag 5 Op welke manier ontstond nijverheid en handel uit de landbouw?
6 Welke waren de handelstroeven van Rome in de keizertijd?
Vraag 7
8
woonden de Romeinen?
Vraag 9 Hoe was het dagelijks leven in de grootstad Rome?
De leefomstandigheden in de stad Rome
Vraag 10 Op welke manieren trachtte de overheid het volk tevreden te houden?
1 Het massavermaak van de Romeinen
2 Cicero en Seneca over volksvermaak
3 Andere vormen van vermaak
Vraag 11 Hoe was onderwijs en opvoeding georganiseerd in Rome?
1 Onderwijs en opvoeding in het antieke Rome
2 Grieks als tweede taal
3 Het einde van de kindertijd
Vraag 12 Op welke manier werden de Romeinen meesters van het recht?
1 Rechtspraak in Rome
2 Bestraffing van misdrijven
4 Praktische Romeinen
Vraag 13 Hoe ontstond de Romeinse bouwkunst?
1 Het Forum Romanum in de keizertijd
2 Gebouwen en monumenten op het Forum en in de omgeving
Vraag 14 Op welke manier werden de Romeinen stedenbouwers?
Planmatige stedenbouw
Vraag 15 Hoe veelzijdig was de Romeinse bouwkunst?
1 Aquaduct van Nîmes
2 De veelzijdige Romeinse bouwkunst
Vraag 16 Welke bijdrage leverden de Romeinen aan de beeldende kunsten?
1 Portretbeeldhouwkunst
2 Reliëfbeeldhouwkunst
3 Huisdecoratie
5 Romeinen en hun goden
Vraag 17 Waarin geloofden de Romeinen?
1 De Romeinse godenwereld
2 Griekse goden let een Latijnse naam
Vraag 18 Hoe beïnvloedden de veroveringen de Romeinse godsdienst?
1 Oosterse goden veroveren het Romeinse Rijk
2 De nieuwe oosterse religies
3 Christenen zijn staatsgevaarlijk
6 Verval en ondergang
Vraag 19 Wat veroorzaakte de ondergang van het Romeinse Rijk?
1 Hoe de opvolging van de keizers verliep
2 De hervormingen van Diocletianus
3 Het Romeinse Rijk valt uit elkaar
Wat ik moet leren
1 Op welke manier Octavianus zich baas maakt van de macht en hoe het principaat ontstaat.
2 De effecten van het beleid van Augustus leren kennen voor de Romeinse samenleving.
3 De drie pijlers van de Romeinse economie (landbouw, handel, slavenarbeid) toelichten.
4 Hoe de nijverheid en de handel ontstonden uit de landbouw.
5 Kunnen beschrijven hoede romanisering van onze gewesten tot stand kwam.
6 Concrete voorbeelden noemen van verstedelijking bij ons.
7 Een vergelijking maken tussen de woonwijze van rijke en gewone Romeinen.
8 Het dagelijks leven in Rome beschrijven aan de hand van de luxe, de hygiëne, openbaar leven, winkels, leven op straat en op pleinen, beroepen ...
9 Een overzicht geven van de onderwijsorganisatie en de opvoeding van kinderen in de verschillende levensfasen.
10 Hoe de overgang van de kindertijd naar volwassenheid verliep.
11 Wat de plaats van de redenaar was In de samenleving.
12 Hoe de rechtspraak is tot stand gekomen in de Romeinse maatschappij en de invloed ervan tot in onze tijd.
13 Aanwijzen welke elementen van Etruskische en Griekse oorsprong zijn In de Romeinse bouwkunst en wat de Romeinen daaraan toevoegden.
14 De veelzijdigheid van de Romeinse bouwkunst aantonen met voorbeelden.
15 Welke de beeldende kunstvormen zijn die de Romeinen beoefenden, wat ze inhouden en waar ze die toepasten.
16 Wat de betekenis is het gezegde 'brood en spelen' en toelichten met voorbeelden.
17 De ontwikkeling schetsen van de polytheïstische godenwereld naar het monotheïsme in het geloof van de Romeinen en uitleggen welke rol de veroveringen daarbij speelden.
18 Hoe het ontstaan van het dominaat als bestuursvorm is te verklaren.
19 Welke de oorzaken zijn van de onbestuurbaarheid van het Romeinse Rijk in de late tijd.
20 Waarom het bestuur van het Romeinse Rijk uitloopt op een splitsing in het Oost- en West-Romeinse Rijk en wat er verder gebeurt met de twee delen.
Augustus, de eerste keizer
Octavianus bleek een uitzonderlijk handig staatsman te zijn! De lotgevallen van Caesar hadden hem geleerd voorzichtig te zijn en de macht niet brutaal op te eisen. Na de verwarring van de voorbije decennia met burgeroorlogen, moordpartijen tussen rivalen, plunderende troepen en uitbuiting, waren de Romeinen bereid om alle bevoegdheden voor onbeperkte duur in handen van één man te leggen. De feitelijke toestand was immers zo dat de echte macht al sinds de eerste burgeroorlog niet meer bij de Senaat, de consuls of het volk lag, maar bij de bevelhebbers van de legioenen. Octavianus ging slim tewerk. In de jaren na Actium (31 v.Chr.) moest hij de staat opnieuw opbouwen. Hij liet zich niet tot imperator uitroepen om de macht naar zich toe te trekken zoals dat in de jaren van de burgeroorlogen steeds weer was gebeurd. Integendeel, ogenschijnlijk herstelde hij de Republiek. De Senaat en alle magistraturen bleven bestaan, maar voorzichtig, stap voor stap, liet hij de bevoegdheden aan zijn persoon toekennen en de functie uitvoeren door ambtenaren die de naam behielden. Zo kon hij zich voorstellen als een gewoon ambtsdrager van de Republiek. In werkelijkheid had hij een koninklijke positie zonder de koningstitel. Als alleenheerser stond hij voor drie grote opgaven: het bestuur reorganiseren, het leger in toom houden en de grenzen beschermen.
Reorganisatie van de provincies
Octavianus gaf op 13 januari 27 v.Chr. al zijn opdrachten terug aan de Senaat die hem daarop het opperbevel gaf over de provincies aan de grenzen, waar ook het merendeel van de legioenen gestationeerd was. Hij liet zich daar vervangen door afgezanten, maar behield zelf het oppergezag. Daarmee was de functie gesplitst en was hij opperbevelhebber over zowat het hele leger en voerden commandanten zijn bevelen uit. Zo voorkwam hij dat generaals tegen elkaar gingen vechten. Die provincies van het rijk waren nu 'keizerlijke' provincies. De jaarlijkse verkiezing van magistraten door de Volksvergadering werd hersteld. Octavianus werd jaar na jaar herkozen en ten slotte werd hij consul voor het leven. Hij was ook volkstribuun en genoot zo onschendbaarheid tegen de Senaat en hij kon dan wetten voorstellen. Kandidaten voor de belangrijkste ambten werden door hem aangewezen of aanbevolen, wat zoveel betekende als ze benoemen. De trouwste aanhangers van de senatoriale adel en andere bekwame ambtenaren werden belast met de hoogste functies in Rome, bij het leger of werden gouverneur in een provincie, nu 'senatoriale provincies' genoemd. De Senaat, in steeds toenemende mate samengesteld met senatoren in dienst van de keizer, verviel tot een politiek machteloze instelling. Tegelijk voerde hij een inkomstenhervorming door. Voortaan moesten de belastingen direct aan Rome betaald worden op basis van een volkstelling. Gouverneurs en belastingontvangers werden bezoldigd voor hun functie. Uitbuiting, afpersing en oneerlijke willekeur was daarmee onmogelijk geworden.
Principaat
De manier van besturen van het Romeinse Rijk wordt vanaf Augustus 'principaat' genoemd, wat heerschappij van de princeps betekent. De Senaat werd een bestuursorgaan in dienst van de keizer.
AUGUSTUS
alle ambtsbevoegdheden = alleenheerschappij
keizerlijke provincies
• grensprovincies met legioenen
• bestuurd door keizerlijke ambtenaren
• directe belastingen aan Rome
PRINCIPAAT
benoemt
AMBTENAREN voeren uit
Rome
SENAAT ingeschakeld in het rijksbestuur
senatoriale provincies
• provincies in het binnenland
• bestuurd door betaalde gouverneurs
• directe belastingen aan Rome
keizerlijke provincies senatoriale provincies
Rome onder Augustus 1
Wanneer Octavianus Augustus wordt, breekt een nieuw tijdperk aan in de geschiedenis van Rome: het Keizerrijk dat net als de Republiek vijf eeuwen zal duren. De eerste twee eeuwen zijn voorspoedig, maar het Rijk wordt daarna steeds moeilijker bestuurbaar.
VRAAG 1: Hoe maakte Augustus van de Republiek een Keizerrijk?
Keizer Augustus
Met + of - wordt aangeduid hoe Augustus de alleenheerschappij veroverde.
- hij schaft de bestuursorganen (Senaat, consulaat, Volksvergadering) af
- hij aanvaardt de titels, maar niet de macht
+ hij eigent zich de bevoegdheden toe, maar niet de naam
- hij herstelt met geweld de oude Republikeinse orde
VRAAG 2: Op welke wijze hervormde Augustus de staat?
1 Drie grote hervormingen
het bestuur van de provincies
• twee soorten provincies: keizerlijke en senatoriale
• inkomstenhervorming: directe belastingen aan Rome
het leger
• er komt een vast leger onder het opperbevel van Augustus
• legioenen liggen aan de grenzen, niet in het binnenland de grenzen
• het rijk binnen natuurlijke grenzen: zeeën, rivieren, woestijnen
• veilige grenzen: limes met forten en wachttorens
2 Het principaat
imperator heerser, bevelhebber, eretitel die legionairs aan hun bevelvoerder konden geven na een overwinning of tijdens een triomftocht. Een bevelhebber met imperium was met staatsgezag bekleed, zoals een consul.
Na Julius Caesar gaat de titel stilaan 'keizer' betekenen. In het Frans: empereur = keizer
Geschiedschrijver Velleius Paterculus vatte Augustus' politiek zo samen: 'De bewerking van de akkers, het eren van het heilige, de gemoedsrust van de mensen werd hersteld, en ieder is zeker van het bezit van zijn zaken'.
(Historia Romana II 89.4)
Het bestuur van Augustus berust op samenwerking met de Senaat en hijzelf is de princeps inter pares, de eerste onder gelijken. Deze bestuursvorm wordt het principaat genoemd. In werkelijkheid is hij alleenheerser (= wetgever).
De senatoriale adel krijgt hoge functies in Rome, in de provincies en in het leger, in dienst van de keizer die de wetten voorstelt en de ambten toewijst. Zo behielden de senatoren hun waardigheid. Augustus voorkomt misstanden (uitbuiting, willekeur) door keizerlijke ambtenaren te betalen en directe belastingen aan Rome te heffen.
Pax Romana: Leger en grenzen
In de vredestijd die aanbrak na de laatste burgeroorlog, was een groot leger te duur en zelfs een gevaar voor nieuwe conflicten. Augustus verplaatste de legioenen van het binnenland naar de grenzen zodat er van de ca. 70 legioenen nog 28 overschoten. Ze vormden vanaf nu een vast of staand leger, ondergebracht in forten achter de limes, een houten palissade, dam of wal en met wachttorens. Hij verkoos natuurlijke buitengrenzen. Binnen de grenzen streefde hij naar rust, stabiliteit en een zekere welvaart. In het noorden wilde Augustus de grens van de Rijn verleggen naar de Elbe om een veiligheidszone te creëren, maar de Germaanse stammen die er woonden, versloegen zijn legioenen. Ten zuiden van de Donau, op de Illyrische kusten lukte het wel, evenals in het oosten waar hij de Eufraat als grens kon afdwingen tegen het rijk van de Parthen. Alles bij elkaar betekenden de streken aan de buitengrenzen een aanzienlijke gebiedsuitbreiding. Keizer Claudius, uit de dynastie van Augustus, vulde daarna nog wat witte vlekken op.
Fig. 7.1 Kaar t hiernaast: Rode grensgebieden: door Augustus aangehecht. Blauwe gebieden: door keizer Claudius (keizer van 41 tot 54) aangehecht, waarmee de defensieve politiek om het Romeinse Rijk binnen veilige natuurlijke grenzen te brengen, wordt voltooid.
Fig. 7.2 Kaar t onder: beveiligde grenzen door zeeën, rivieren, woestijnen, versterkingen en forten. Latere keizers zullen het rijk nog slechts kortstondig kunnen vergroten.
gebiedsuitbreiding onder Augustus gebiedsuitbreiding onder Claudius
forten limes versterkingen steunpunten van de vloot
Het Romeinse Rijk binnen veilige grenzen
Rome
Middellandse Zee
Zwarte Zee
Atlantische Oceaan
Rome Germanen
Daciërs
Parthische Rijk
Middellandse Zee
Zwarte Zee
Atlantische Oceaan
3 In de gunst van alle partijen
Aan het eind van zijn leven schrijft Augustus zijn 'memoires' waarin hij zijn prestaties opsomt. In de tekst zijn de daden gekleurd en daaronder verzameld voor de verschillende partijen ...
5 Ik heb de graanvoorziening in een periode van groot tekort aan koren ter hand genomen. En deze graanvoorziening heb ik op eigen kosten en in eigen beheer georganiseerd (...)
15 Het gewone Romeinse volk heb ik uit mijn vaders erfenis per man 300 sestertiën gegeven en in mijn vijfde consulaat uit eigen naam uit de krijgsbuit 400 sestertiën. (...)
16 Ik heb de steden uitbetaald voor het land, dat ik tijdens mijn vierde jaar als consul (...) aan mijn soldaten heb toegewezen.
17 Vier keer heb ik met mijn eigen geld de schatkist gesteund: ik heb 150.000.000 sestertiën aan de beheerders van de schatkist gegeven. (...)
22 Drie keer heb ik onder mijn eigen naam gladiatorengevechten gegeven en vijf keer onder de naam van mijn zonen of kleinzonen. (...)
23 Ik heb het volk een show, bestaande uit een zeeslag, gegeven aan de overkant van de Tiber, na uitdieping van het terrein (...)
28 Ik heb veteranenkolonies gesticht in Africa, op Sicilië, in Macedonië (...) In Italië zijn er achtentwintig, door mijn invloed gestichte kolonies, die tijdens mijn leven zeer bekend en zeer dichtbevolkt waren.
34 Nadat ik de burgeroorlogen beëindigd had en toen ik met instemming van iedereen de hoogste macht in handen had, heb ik in mijn zesde en zevende consulaat het bestuur over de staat weer overgedragen vanuit mijn macht in handen van de Senaat en het volk van Rome. Als dank voor deze weldaad heb ik bij senaatsbesluit de titel 'Augustus' gekregen.
(Uit: Augustus, Res Gestae ) (De nummers verwijzen naar de aangehaalde paragraaf.)
• het volk: graanuitdeling, geldschenking, volksvermaak
• het leger: land (of geld) na militaire dienst, veteranenkolonies
• de Senaat: steun aan de schatkist, geeft volmachten terug en wordt beloond
4 De effecten van het beleid van Augustus
inkomstenhervormingleger + grenzen provincies meer geld in omloop geld bij ambtenaren nieuwe munten geld bij arbeiders
minder soldaten
meer kolonies koerierdiensten meer heirbanen minder uitbuiting werk in landbouw minder slaven bloeiende handel
VRAAG 3: Hoe kwam de Pax Romana tot stand?
Pax Romana
Al deze effecten samen zorgen voor een tijd van vrede (geen binnenlandse oorlogen), veiligheid (rust in het rijk) en economische bloei (welvaart en voorspoed) die 200 jaar zal duren. Die periode wordt de Pax Romana genoemd.
KEIZERTIJD principaat
JulischClaudische dynastie 27 v.Chr.
einde van de Republiek Octavianus wordt keizer Augustus Tiberius
14-68
• somber heerser Caligula onbeduidend keizer Claudius
• uitbarsting Vesuvius Domitianus Nerva adoptiefkeizers tijd van voorspoed Trajanus
Antonijnen 96-192
• verfraait Rome
• grootste uitbreiding van het Romeinse Rijk Hadrianus
• geeft veroveringspolitiek op
• nadruk op Pax Romana en veilige grenzen Marcus Aurelius
• oorlogen tegen invallende volkeren
Pax Romana (Lat. = Romeinse Vrede) tijd van het principaat (27 v.Chr.-192 n.Chr.)
Landbouw, handel, slavenarbeid
De economie van het Romeinse rijk was gebaseerd op landbouw, handel en slavenarbeid. De oude Romeinen zijn boeren. Meer dan 90% van de inwoners werkt in de landbouw. Door de veroveringsoorlogen gaat de kleine boer ten onder, maar er ontstaan tegelijk ook uitgestrekte latifundia. De handel bloeit op zodra er vrede is.
Kleine boeren en grote boeren
Gaius Furius was een boer, gevangengenomen tijdens een oorlog in het oosten van Griekenland en meegevoerd als slaaf. Hij kwam later vrij uit de gens Furia van wie hij de familienaam overnam. Cresimus was zijn bijnaam, het Grieks voor 'zuinig' en die naam kreeg hij van Piso die zijn verhaal optekende. Gaius Cresimus had later een eigen boerderijtje en werd op zijn beurt slaveneigenaar. Omdat hij veel betere oogsten bekwam op minder grond dan zijn buren, werd hij beschuldigd van hekserij. Volgens hen gebruikte hij magische spreuken die gewassen onvruchtbaar maken. Zijn proces ging door op het Forum en hij vreesde een veroordeling. Daarom verscheen hij op het openbare proces voor de volksediel, heel verzorgd, met zijn familie en slaven, zijn zware houwelen en ploegscharen, ijzeren werktuigen van uitstekende kwaliteit en zijn goed doorvoede ossen. Hij getuigde:
'Dit zijn mijn magische spreuken, burgers, maar wat ik u niet kan laten zien of naar het forum brengen, dat is mijn arbeid bij lamplicht, vroeg opstaan, mijn zweet en gezwoeg.' (Uit: Plinius de Oudere, Natuurlijke Historie , XVIII.8)
Het oordeel was unaniem en leverde Gaius de vrijspraak op.
Plinius gaf deze commentaar op het verhaal van Cresimus: '(...) dit is de reden voor het gezegde van onze voorouders dat op een boerderij de beste meststof het oog van de meester is.'
Landbouwsamenleving
De kleine boer is niet te benijden. Niet alleen omdat hij weinig grond bezit, maar door de oorlogen tegen de buurvolkeren en later tegen Carthago, gaat de boerenstand ten onder. Rijke Romeinen kopen kleine boerderijen op en voegen ze samen tot latifundia waar slaven het werk doen. Concurreren tegen die grote bedrijven en de goedkope importproducten uit de veroverde gebieden is onmogelijk. De opbrengst van de akkers is laag omdat kennis beperkt is en het tweeslagstelsel werkt met voor de helft braakliggende percelen grond. Werktuigen zijn primitief en niet sterk omdat ze vaak van hout zijn. De oogst mislukt nogal eens en dat betekent hongersnood, boeren die schulden maken en daardoor hun boerderijtje kwijtspelen aan schuldeisers. Enkel in de streken met een grote natuurlijke vruchtbaarheid zijn er redelijke opbrengsten. Slaven, met massa's aangevoerd uit de oorlogen en te koop op de slavenmarkten, zijn de goedkope werkkrachten op de grote domeinen. Daarom hebben de Romeinen geen nood aan mechanisatie. Columella, een Romeins landbouwdeskundige uit de 1ste eeuw, merkte verder op:
'Het is slecht de grond dikwijls aan anderen te verhuren, maar het is nog slechter als een pachter van de stad het land laat bewerken in plaats van het zelf te doen ... Op villa's die zo ver liggen dat de eigenaar ze niet gemakkelijk kan bezoeken, is de landbouw beter met vrije boeren dan met slavenopzichters. Dat geldt vooral voor de graanoogst, die met vrije pachters geen schade kan lijden. Slavenopzichters daarentegen, durven de ossen uitlenen, het vee laten sterven en zonder zorg ploegen ... ' (Uit: Columella, De re rustica)
Fig. 7.3 Gaius Furius Cresimus beschuldigd van tovenarij (J.-P. Saint-Ours, Zwitsers schilder uit Genève, 1792, Los Angeles, County Museum of Art)
Fig. 7.4 Een kleine boer uit Arezzo (Museo Archeologico Nationale, Arezzo)
Werken in het Romeinse Rijk 2
Vanaf de keizertijd verandert er veel in de manier van leven en werken van de Romeinse burgers. Er breekt een tijd aan van vrede en voorspoed, de periode van de Pax Romana.
VRAAG 4: Welke waren de drie pijlers van de Romeinse economie?
1 Kleine en grote boeren
Het verhaal van Gaius Cresimus tekent de situatie van de kleine boer in Italië. Hier wordt Cresimus beschuldigd van hekserij, want hij heeft betere oogsten dan zijn buren! Het geheim voor de goede oogsten: dag en nacht werken en 'magische spreuken' die zijn succes verklaren, noemt hij ' familie, slaven, houwelen, ploegscharen, ijzeren werktuigen, ossen'.
De commentaar van Plinius betekent: Alles hangt af van de boer zelf, van het toezicht, van de inzet.
2 De boerenstand gaat ten onder
• kleine boerderijen vervallen door de oorlogen (de boer is soldaat)
• kleine boeren kunnen niet concurreren tegen grote bedrijven (de latifundia)
• op grote bedrijven werken krijgsgevangenen als slaven
• uit de veroverde gebieden komen goedkope producten
Cato is een grote boer en een succesrijk politicus. Hij somt op wat nodig is voor het beheer van een olijf- en wijnplantage van ca. 60 ha.
Vergelijk het kleine boerenbedrijf van Cresimus met de uitrusting van het grote bedrijf van Cato
'Een slaafopzichter met zijn vrouw, vijf arbeiders (slaven), drie ossendrijvers, een ezeldrijver, een varkenshoeder, een schaapherder, dertien in totaal. Verder: drie ossenspannen, drie ezels met lastzadels om mest te vervoeren, een kudde van honderd schapen, vijf volledige wijnpersen, een bronzen vat waarvan de inhoud dertig amfora's bedraagt ... '
Volgens Columella is het beheer van een boerderij het best in handen van:
1 eigenaar
2 pachter
3 slavenopzichter
3 De opbrengst van de akkers
De opbrengst van de akkers is laag, zelfs op grote landbouwbedrijven.
• tweeslagstelsel: landbouwsysteem waarbij de helft van de grond altijd braak ligt om uitputting van de grond tegen te gaan
• werktuigen: primitief (meestal van hout)
Besluit
De economie in het Romeinse Rijk steunde hoofdzakelijk op landbouw die bij grote bedrijven steunt op slavenarbeid (slaven en krijgsgevangenen uit veroverd gebied), maar die goedkope arbeid verhindert mechanisatie. De kennis van landbouw is beperkt en de opbrengst is laag (tweeslagstelsel en primitieve werktuigen). De handel bloeit door vrede en veiligheid (Pax Romana).
Lucius Calpurnius Piso (ca. 180 - 112 v.Chr.) politicus en historicus, tekende het verhaal van Gaius Furius Cresimus op.
Plinius de Oudere (ca. 23- stierf in 79 bij de uitbarsting van de Vesuvius) schreef het belangrijke werk 'Natuurlijke Historie' (Naturalis Historia).
Lucius Junius Moderatus Columella (4-70 n.Chr.) vermeldt in 'De re rustica' dat de vruchtbaarheid van de bodem in zijn tijd afnam. Hij meende dat dit lag aan de slavenarbeid en het gebrek aan aandacht van de eigenaars voor hun grond.
Marcus Porcius Cato (234-149 v.Chr.) plebejische boer uit Tusculum die een schitterende politieke carrière maakte o.a. als consul (195 v.Chr.) en censor (184 v.Chr.).
Hij schreef 'De agri cultura' (Over de landbouw), een praktische handleiding voor de beheerder van een landbouwbedrijf
villa (Lat. villa = landgoed) herenboerderij, comfortabel gebouw als woonhuis met bijgebouwen en bijhorend land. Een gewoon huis in de stad of een nederzetting werd domus genoemd.
Handel
Latifundia waren vooral in handen van de senatoriale klasse in Rome of van rijk geworden plebejers. Grote landerijen waren gespecialiseerd in veeteelt (schapen en runderen) of landbouwproducten (graan, wijn,olijfolie), bestemd voor de uitvoer. In Italië werd geen graan gekweekt. Rome voerde het in uit Sicilië, Noord-Afrika en Egypte. Na de veroveringen viel de aanvoer van slaven stil. Grootgrondbezitters waren gedwongen hun grond te verdelen in kleine stukken en aan pachters (coloni) te verhuren. Vooral veteranen van de hulptroepen die een stukje grond kregen na de diensttijd, vestigden zich in hun thuisland op vruchtbare gronden en bouwden daarop een hoeve, een soort herenboerderij. Het vrijstaande, comfortabele hoofdgebouw waar de eigenaar verbleef, was de villa urbana. De bijgebouwen bestonden uit voorraadschuren, stallen voor het vee, werkplaatsen en een onderkomen voor het personeel en de slaven. Dat was de villa rustica. Landbouw is het begin van nijverheid. Sommige bedrijven hadden zelf een eigen molen, oven, smidse, wagenmakerij, weverij, steenbakkerij, moestuin, boomgaard met fruitbomen. De villa's werden stilaan gesloten bedrijven die in al hun behoeften voorzagen. Producten uit de nevenactiviteiten leverden ook overschotten op die geruild werden met de buren of op markten van nabijgelegen centra. De huisnijverheid ging daardoor over in handelsactiviteit.
Wegen en verkeer
De Romeinen bouwden een enorm wegennet uit dat van cruciaal belang was voor de verplaatsing en bevoorrading van de legioenen, de koerierdiensten en de handel. Kooplieden zijn de belangrijkste gebruikers van de verbindingswegen. Ze verplaatsen zich in groep uit veiligheid, maar het gaat moeizaam, is duur en neemt veel tijd in beslag. Voor het transport van massagoederen zoals wijn, olie en graan werden schepen ingezet over de hele Middellandse Zee en alle bevaarbare rivieren. Het was goedkoper en sneller. Vanaf de 3de eeuw v.Chr. kwamen koperen en zilveren munten in omloop. Een eenvormig munststelsel en gelijke maten en gewichten in het hele rijk bevorderden sterk de bloei van de handel.
Handelsnetwerk van het Romeinse Rijk 120 n.Chr.
Romeinse Rijk
wijn olijven en olie
Oceaan
belangrijke landweg belangrijke zeeroute
specerijen glas keramiek metaal marmer textiel leder graan
Fig. 7.5 Een graanschip voor de binnenvaart wordt geladen.
Fig. 7.6 De belangrijkste grondstoffen en afgewerkte producten van het Romeinse Rijk in de keizertijd . Land- en zeewegen waren cruciaal voor de handel.
VRAAG 5: Op welke manier ontstond nijverheid en handel uit de landbouw?
1 Landbouw leidde tot nijverheid en handel
Een villa bestond uit het comfortabele woonhuis of de villa urbana en de villa rustica of de bijgebouwen: stallen,schuren, werkplaatsen.
Werktuigen maken, weven, steenbakken ... zijn producten van huisnijverheid. Overschotten werden geruild en verkocht. Zo ontstond handelsactiviteit. Typische producten van veeteelt en landbouw op een latifundium zijn: • veeteelt: schapen, runderen • landbouw : graan, wijn, olijfolie
2 Nederlandse leenwoorden uit de Latijnse namen
Onze voorouders leerden nieuwe fruitsoorten en nijverheidproducten kennen. Ze namen ook woorden over uit het Latijn.
LANDBOUW
1. peer
2. pruim
3. perzik
4. wijndruif
5. kool
6. radijs
7. kers
8. biet
NIJVERHEID
1. beker
2. schotel
3. trechter
4. kar
5. vlegel
6. kist
7. sikkel
8. molen
VRAAG 6: Welke waren de handelstroeven van Rome in de keizertijd?
wegennet ca. 300 000 km in de Keizertijd, waarvan 90 000 km verhard
In Rome eindigden 46 wegen. Een vergulde zuil gaf de afstanden aan tot alle provinciehoofdsteden.
muntstelsel as = oorspronkelijke munteenheid ter waarde van 327 g brons sestertius = 2,5 asses denarius = 10 asses aureus = 25 denarii of 1 goudfrank
maten afgeleid van lichaamsafmetingen: duim, palm, el, voet gewichten gebaseerd op een Romeinse pond van 327 g en een twaalfde deel daarvan of een unica
Het enorme wegennet in het Romeinse rijk was van cruciaal belang voor de legioenen, de koerierdiensten, de handel. Schepen waren dan weer zeer geschikt voor transport van massagoederen, zoals bv. graan, wijn, olie.
Deze kenmerken passen bij het transport:
• wegverkeer: goed wegennet, maar transport is traag, duur en lastig
• scheepvaart: snel en goedkoop door massatransport
Naast nijverheidsducten en transportmogelijkheden had Rome nog een handelstroef:
• muntstelsel: gelijke munten, maten en gewichten in het hele rijk
Urbanisatie in onze gewesten
Onze streken kennen geen steden. Galliërs leven in nederzettingen die hun naam dragen, maar ze kennen geen centraal gezag en er zijn onderling veel ruzies.
Een vicus zoals de Romeinen zo'n nederzetting noemen, kan zich op een kruispunt van handelswegen of in de nabijheid van een Romeins grensfort ontwikkelen tot een stad. In een grensfort of castellum verbleven militairen, terwijl in de vicus ambachtslui, handelaars en ambtenaren wonen. De meeste mensen leven van de opbrengsten van het platteland. Voor de Romeinen is de vruchtbare grond van onze streken erg welkom. Met de vrij grote landbouwopbrengsten worden de legioenen aan de Rijn bevoorraad. Die duizenden manschappen hebben tonnen voedsel nodig. Daarom treffen we in onze streken heel wat riante villa's aan en grotere nederzettingen met een stedelijk karakter, maar het zijn geen echte Romeinse steden. Hier stichten de Romeinen alleen coloniae, zoals de colonia Keulen, die de romanisering of het ontstaan van een Gallo-Romeinse cultuur in Gallië bevorderen. Dwars door onze streken loopt een erg belangrijke heirbaan, de Via Belgica, de verbinding van de Noordzee (Boulogne) met het Rijnland (Keulen). Aan die weg vinden handelsplaatsen zoals Tongeren en Doornik hun oorsprong.
Tongeren
De Eburonen, een stam uit onze streken, voeren een guerrillaoorlog (54 v.Chr.) tegen de Romeinen. Als straf wordt de stam van Ambiorix door de troepen van Caesar nagenoeg uitgeroeid. De Tungri, een Germaanse stam van over de Rijn, nemen hun plaats in. Tijdens die eerste eeuwen is Gallië ingedeeld in vier provincies. Eén ervan is Belgica met Trier als hoofdstad. Een provincie bestaat uit een aantal civitates, genoemd naar de stam die er woont. Tongeren, toen Aduatuca, is de hoofdplaats van de civitas van de Tungri.
TONGEREN
grafvelden bebouwing
moeras stadsmuur verdedigingsgrachten aquaduct
Tongeren ontstond waarschijnlijk bij een Romeins legerkamp (ca. 15 v.Chr.) en wordt de hoofdplaats van de civitas Tungrorum.
7.8 De Romeinse stadsmuur van Tongeren uit de eerste helft van de 2de eeuw is 4.5 km lang, 2,1 m breed en oorspronkelijk 5 à 6 m hoog. De ronde toren heeft een diameter van 9 m.
Taalgrens
Hoe de migraties van Germaanse en andere stammen verliep is niet echt bekend. Aan de plaatsnamen is hun herkomst herkenbaar. Zo is het onderscheid in de Germaanse en Romaanse talen te verklaren. De huidige taalgrens in België verloop volgens een lijn die de Romeinse invloed in onze streken aangeeft.
plaatsen met Germaanse namen plaatsen met Romaanse namen Via Belgica heirbanen huidige o ciële taalgrens in België huidige staatsgrens van België
7.9 De taalgrens (groen op de kaart) verloopt horizontaal door het huidige België en verdeelt het land in twee taalgebieden met verschillen in de cultuur van de landsdelen.
AarlenBavay
Fig. 7.7 Ambiorix (Tongeren)
N Boulogne Kanaal Terwaan
Arras (Atrecht)
Bavai
Tongeren
Keulen
Cambrai (Kamerijk)
Fig.
Fig.
1 De verstedelijking van onze gewesten
Onderstaande tekst vat samen hoe Rome het hele veroverde rijk Romeins maakte.
De Pax Romana is een tijd van vrede en rust. De handel bloeit weer. Goederen kunnen makkelijk getransporteerd worden, dankzij het net van heirbanen die alle belangrijke plaatsen met elkaar verbinden. Het verkeer over zee of via de rivieren, speelt een grote rol. De handel verloopt vlot, omdat men overal in het grote rijk met dezelfde munt kan betalen en op vele plaatsen gebruikt men ook dezelfde maten en gewichten
Galië was bestuurlijk ingedeeld in vier provincies. Onze provincie was Gallia Belgica met Trier als hoofdstad. Een provincie was verder was opgedeeld in meerdere civitates die overeenkwamen met de stammen die er woonden. De grootste vicus was de hoofdplaats van de civitas. Tongeren was de bestuurlijke hoofdplaats van de stam van de Tungri. Een colonia was een kolonie met veteranen en burgers.
De Romeinse stadsorganisatie van Tongeren herken je aan de rechte straten (dambordpatroon) en wallen.
2 Hoe romanisering
werkte
In de tekst zijn de woorden onderstreept die illustreren hoe 'Romeins maken' werkt. Door deze werkwijze ontstaat een mengcultuur of een Gallo-Romeinse cultuur
De Romeinse soldaat brengt niet alleen zijn wapens mee. Natuurlijk is hij een vechter, maar hij is ook een technicus: hij bouwt kampen, legt wegen aan en slaat bruggen. Een Romeins soldaat hanteert inderdaad vaker de schop dan het zwaard. De officieren regelen het bestuur en de rechtspraak. De plaatselijke bevolking kijkt toe en steekt er veel van op. De Romeinen doen beroep op bewoners van de plaatselijke vici als ambtenaar of ambachtsman Zo nemen de Galliërs ook Latijnse woorden over. Ze leren ook de goden van de Romeinen kennen. Ze bewonderen zelfs de mooie stenen tempels die ze daarvoor bouwen en bootsen ze op de duur na. Langs de Romeinse wegen, bij kruispunten en aan rivieren ontstaan marktplaatsen. De plattelandsbewoners verkopen er hun voedseloverschotten en producten van de huisnijverheid. Voedsel is meer dan welkom voor de legioenen. Aardewerk en sieraden verwisselen van eigenaar. Romeinen zijn verzot op Gallische ham en ganzen en Galiërs leren druiven, peren en perziken waarderen.
Volgens Tacitus, een Romeins geschiedschrijver, sprak een generaal de overwonnen Batavieren (een West-Germaanse stam) in het jaar 69 zo toe:
'Met de komst van ons, Romeinen, is aan alle oorlogen een einde gekomen. Wij hebben jullie alleen die dingen opgelegd, waarmee we de vrede kunnen beschermen. (...) Aan een opstand hebben jullie in ieder geval niets. Stel dat jullie zouden winnen. Dan zouden de oude ruzies tussen jullie stammen opnieuw beginnen.'
Wat de Romeinen door de romanisering vooral willen voorkomen is opstand tegen hen en ruzies tussen de stammen.
Besluit
De Romeinen willen bij de urbanisatie van onze gewesten de basisgedachte van de Pax Romana (vrede en welvaart) uitvoeren.
urbanisatie verstedelijking, geleidelijke verandering in het uitzicht van bewoond gebied vicus (mv. vici) nederzetting, een Latijns woord dat wijk betekent colonia (mv. coloniae) kolonie, nederzetting van vooral Romeinse oorlogsveteranen die land hadden verkregen in de provincies romanisering Romeins maken, verspreiding van de Romeinse cultuur in veroverd gebied civitas (mv. civitates) een onderdeel van een provincie, uitgaand van het grondgebied van een stam. Heeft een eigen bestuur, heft belastingen en levert soldaten. De belangrijkste nederzetting binnen de civitas wordt hoofdplaats.
Rijn Atlantische Oceaan
Middellandse Zee
Donau
Dagelijks leven in een grootstad
Het
Romeinse Rijk bereikte zijn grootste omvang onder Trajanus. Het inwoneraantal wordt dan geschat op 50 à 90 miljoen. Dat kwam neer op 20% van de wereldbevolking. In die tijd woonden ca. 1 miljoen mensen binnen de officiële stadsgrens van Rome, het pomerium. Om de stad te voorzien van het nodige voedsel waren reeds vijf à zes provincies nodig: het graan (jaarlijks 350 000 à 400 000 ton) kwam uit Sicilië, Tunesië en Egypte, de wijn uit de Provence en de olijfolie uit Andalusië, terwijl grote delen van Italië nodig waren om de stad te voorzien van vlees en wijn. (Fig. 2.4)
Wonen
Een rijke Romein kon zich een privéwoning veroorloven, een domus. Een eengezinswoning was een rijhuis,
8. peristilium zuilengalerij rond een binnentuin naar het voorbeeld van grote Griekse huizen
5. tablinum doorgang / open kantoor van de patronus
4. impluvium waterbekken voor regenwater
1. fauces, vestibulum De hoge voordeur geeft toegang tot een hal en een gang, bewaakt door deurslaaf of hond. Tegen de voorgevel bevinden zich soms gemetselde zitbanken, waar de clientes hun ochtendgroet brachten aan de patronus.
2. taberna Kamers links en recht van de deur worden als winkel of werkplaats verhuurd. De winkelier woont vaak in op een bovenverdieping.
3. atrium Centrale hal van het huis waar alle kamers op uitkomen. De buitenmuren hebben geen openingen.
6. ala berging/keuken/ dienstvertrekken voor slaven en bedienden
9. cubiculum kleine rust- en slaapkamers, meestal rond het atrium gelegen
7. triclinium eetplaats, mooiste en grootste kamer van het huis met ligbedden rond een lage tafel
Fig. 7.11 Straat met onderste verdiepingen van insulae
Wonen en leven in Rome
Rome moest veel mensen te eten geven, huisvesten en dagelijks laten samenleven. We staren ons nu vaak blind op de prachtige gebouwen en mooie pleinen, maar het dagelijks bestaan was voor de overgrote meerderheid van de Romeinen niet comfortabel.
VRAAG 8: Hoe woonden de Romeinen?
1 Wonen in Rome
De twee delen van een groot huis. (Huis van Menander, Pompeii)
Vergelijk de twee woningtypes van. Wat is het grote verschil?
De familiewoning van het atriumtype heeft geen binnentuin. Het huis met peristilium is groot, het is een klein paradijs.
Bezoek een grote woning en zoek de nummers in de tekst op de tekening.
Dit is het huis van een groothandelaar.
De gevel is eenvoudig, maar de voordeur is hoog. De vloer van de inkomhal (nr. 1) is versierd met een mozaïek van een gevaarlijke hond. Daar zijn ook binnendeuren van een winkel of werkplaats die op de straat uitgeeft (nr. 2 ).
Dan komen we in een grote ruimte die atrium (nr. 3 ) wordt genoemd. Er komen deuren van slaapkamers (nr. 9 ) op uit. In het midden is een waterbekken (nr. 4) te zien onder een opening in het dak. Ook de keuken, een berging (nr. 6) en zelfs een kleine eetkamer zijn hier ondergebracht. In de doorgang naar de tuin (nr. 5 ) is het kantoor van de heer des huizes gelegen. De binnentuin (nr. 7) is gezellig en verzorgd. Langs de zuilengang met muurschilderingen kom je helemaal achter de tuin in de grote eetkamer (nr. 8) waar vaak gasten worden ontvangen. Aan de ene kant is de grote woonkamer te vinden en aan de andere kant een trap naar de zolderverdieping.
straten en pleinen
Het sociale leven van Romeinen speelt zich buiten af. 's Morgens ging een handelaar, ondernemer of politicus naar het Forum om zijn politieke, economische of privézaken te regelen. 's Namiddags was hij te vinden in de thermen, een van de vele (elf in de 4de eeuw!) badhuizen van de stad. Hij ging alleen naar huis als hij gasten op bezoek kreeg of om te avondmalen. De gewone man runde zijn winkel, zijn ambacht of was arbeider, knecht, koopman, ambtenaar ... De krappe huisvesting dreef het plebs naar de straat, daar viel nog wat te beleven bij de dagelijkse graanuitdelingen, de Volksvergadering, in het circus, het theater, het badhuis, de gratis spelen ...
insula (mv. insulae) woonblok, huurkazerne met kleine huurkamers, zonder comfort en wankele constructie.
Op de mozaïekvloer van de inkomhal staat een waarschuwing: Cave canem (pas op voor de hond).
Fig. 7.12 Romeins badhuis, reeds 2000 jaar in gebruik
Huurhuizen
Op de begane grond bevinden zich de winkels. De kleine vensters boven de ingangen verlichten een lage tussenverdieping, die als voorraad- en slaapplaats voor de handelaar en zijn familie dient. Daarboven bevinden zich de woonverdiepingen met kleine, ongeriefelijke huurkamertjes zonder water, toilet of enig comfort. De woonblokken waren wankel en zeer brandgevoelig, want ze zaten vol hout.
Een overbevolkte stad
Rome leeft 24 uur op 24. Winkeliers stallen hun koopwaar uit op de markten en in de nauwe straatjes waar ze maar kunnen. Karren mogen overdag de stad niet in. 's Avonds gaan de poorten open om de stad te bevoorraden. Ook schapen, runderen, paarden ... worden dan naar de slachthuizen in de stad gedreven. Het wordt nooit rustig. De stad is vuil en het stinkt er, want het vuilnis wordt op straat gekieperd en blijft liggen. Er is geen ophaling. Er zijn veel dieven, gatenboorders worden ze genoemd, omdat het gemakkelijk was de houten en lemen wanden open te breken. Bedelaars, dronkaards en vechtersbazen maken de stad onveilig en er is nauwelijks stadsverlichting. Openbare toiletten en riolen waren er wel, maar ook ratten en slangen vonden hierdoor hun weg. Veel Romeinen trokken met een talisman naar het toilet, om zich al bij voorbaat tegen onheil of ziekte te beschermen. Toiletpapier bestond niet, de variant van toen was een spons op een stok die men spoelde in een goot met water.
Fig. 7.13 Maquette van Insulae Diana te Ostia
Fig. 7.14 Romeinse openbare toiletten.
Fig. 7.15 Zicht op een drukke winkelstraat
Huurkazernes waren woonblokken voor de huisvesting van het gewone volk, armen, of het plebs en die domineerden het uitzicht van de stad, want:
• er zijn veel insulae (zeker 45 000) en maar 1800 privéwoningen
• tot vijf verdiepingen
• veel mensen in een woonblok (tot 200 mensen), overbevolkt
• weinig comfort (klein, geen toilet, geen water, ongeriefelijk)
Lees de teksten van Juvenalis en Cicero hieronder.
Juvenalis hekelt de huisbazen
'Met ondersteuningen houden onze huisbazen de ineenstorting van hun bezit tegen. Ze behangen grote barsten in de bouwval en verzekeren de huurders dat ze veilig kunnen slapen, terwijl het gebouw de hele tijd als een kaartenhuis aan elkaar hangt. Ik woon liever ergens anders waar branden en nachtelijke paniektoestanden niet de gewoonste zaak van de wereld zijn. Terwijl de rook je kamer op de derde verdieping bereikt, brult de heldhaftige onderbuur om water en is hij bezig met zijn boeltje in veiligheid te brengen. De laatste die wordt geroosterd is de huurder op zolder, tussen de nestelende duiven en met alleen de dakpannen die hem scheiden van de open lucht.'
Cicero schrijft aan een vriend 'Twee van mijn huurhuizen zijn ingestort, van de andere zijn de muren vol barsten en scheuren: niet alleen de huurders, maar zelfs de muizen gaan ervandoor.'
Juvenalis beoordeelt de staat van de huurhuizen als bouwvallig en slecht onderhouden. Cicero voegt hier nog de slechte constructie aan toe.
VRAAG 9: Hoe was het dagelijks leven in de grootstad Rome?
De leefomstandigheden in de stad Rome
Juvenalis (1ste-2de eeuw)
Romeins dichter die de wantoestanden in Rome hekelt en spot met o.a. de huisbazen
Marcus Tullius Cicero (106-43 v.Chr.) belangrijk politicus, redenaar en advocaat in een woelige tijd op de overgang van Republiek naar Keizerrijk
De openbare sfeer in Rome kan gekenmerkt worden als druk, dag en nacht lawaai, vuil, geurhinder, weinig verlichting, onveilig
De openbare hygiëne kende geen privacy, de openbare toiletten waren aangesloten op riolering naar de Tiber.
Sommige beroepen worden in de (winkel)straat uitgeoefend: slager, bakker, kapper, pottenbakker, textielhandelaar
Bekijk de kleding van mannen, vrouwen en slaven of bedienden: toga, tunica, lendendoek, peplos
Rome verbruikte heel veel water. Denk aan de thermen en de aquaducten
De Romein voorziet zich van water voor het dagelijks leven aan openbare fonteinen die overal te vinden zijn.
Brood en spelen
In de glorietijd, toen Rome een wereldmacht werd en keizers heersten als goden, kreeg de massa waar het om vroeg: brood en spelen. Tijdens en na de veroveringen had een stroom veteranen een nieuw leven gezocht ofwel in de kolonies, ofwel in de stad waar de toekomst geen werk, maar alleen armoede voortbracht. De massa werd tevreden gehouden met graanuitdelingen en geamuseerd met dieren- en gladiatorengevechten in de amfitheaters of spectaculaire wedstrijden in het circus.
Stadions van de oudheid
De vroegste gladiatoren waren krijgsgevangenen of criminelen die waren veroordeeld tot de arena. Vrijwilligers konden aansluiten bij een groep en kregen een degelijke opleiding. De faam en de juichende menigte maakten het gladiatorenbestaan aantrekkelijk. In de praktijk kozen slechts enkelen voor een carrière als gladiator, maar buiten de arena was hun aanzien laag. 's Morgens organiseert men dierengevechten en jachten, o.a. met panters, leeuwen, hyena's, beren, olifanten ... Tegen de middag worden veroordeelde gevangenen voor de dieren gegooid. In de namiddag stellen de gladiatoren zich in schijngevechten met houten wapens eerst voor aan het publiek, daarna begint het echte werk, in tweegevechten, op leven of dood. De winst na een gevecht is erg hoog. Een succes brengt een vrije man ruim driemaal de jaarwedde van een legionair op. Een slaaf kan zijn vrijheid verdienen.
Wagenrennen
Minder wreed, maar vast even opwindend zijn de wagenrennen in het circus die door 250 000 toeschouwers kunnen bijgewoond worden. Daar verdedigen menners van twee-, drie- of vierspannen hun kleuren in helse races rond een middenberm van 300 m lang. Bij de keerpunten aan de zuilen op de uiteinden botsen de wagens geregeld. En dat gaat zo een hele dag door, de ene wedren na de andere ...
Fig. 7.16 In het hippodroom (renbaan) zoals het Circus Maximus, verdedigt elk van de vier renstallen zijn kleuren, ieder met zijn supporters. Bij het beginsignaal stormen vier wagens uit de startboxen voor een helse race over zeven ronden. Na het eerste stuk in rechte lijn was alles toegelaten ...
Fig. 7.18 Het Theater van Pompejus is het eerste, het grootste en een van de drie stenen theaters in Rome. Het stond model voor de latere theaters. De oorspronkelijke theaters waren tijdelijke houten podiums vóór de trappen van een tempel bij religieuze feesten. De kleine tempel wijst nog op dit verband.
Fig. 7.17 Gladiatoren bevechten elkaar, meestal op leven en dood
VRAAG 10: Op welke manieren trachtte de overheid het volk tevreden te houden?
1 Het massavermaak van de Romeinen
Veel van de grote gebouwen in Rome waren bestemd voor volksvermaak: amfitheater, circus, theater, thermen. Gladiatorenspelen en wagenrennen waren topsport.
Soorten vermaak die Julius Caesar organiseert voor het volk.
Suetonius over de spelen
Julius Caesar organiseerde spelen van allerlei aard: gladiatorengevechten, circusspelen, atletenkampen, een scheepsgevecht, jachtpartijen en tot slot een gevecht van vijfhonderd soldaten, dertig ruiters en twintig olifanten. Naar de spelen waren zoveel mensen gekomen dat zeer velen in de massa werden vertrappeld en verstikt, onder wie twee senatoren.
J. Caesar wint hierdoor de gunst van het volk en politieke macht.
Het stadsproletariaat tevreden gehouden met graanuitdelingen.
De mensen verwachten van de overheid brood en spelen ( = eten en vermaak)
De Spelen kennen een afwisselend verloop:
• 's morgens: jachtpartijen, gevechten tegen wilde dieren
• 's middags: veroordeelden ongewapend voor de wilde dieren
• 's namiddags: gladiatorengevechten
2 Cicero en Seneca over volksvermaak
Cicero begrijpt het niet
'De jacht op wilde dieren, vijf dagen lang, tweemaal per dag, is prachtig, dat kan ik niet ontkennen. Maar wat voor plezier put iemand met smaak uit de verscheuring van een zwak mens door een ongelooflijk sterk beest, of uit een mooi dier dat op een speer gespiest wordt? '
Cicero begrijpt niet wat er plezierig is aan wreedheid tegen mens en dier Seneca schrijft aan zijn vriend Lucilius
'Op een middag kwam ik toevallig het amfitheater binnen. Ik verwachtte sport, ontspanning en plezier, maar kreeg het tegendeel ... 's Morgens worden mensen voor de leeuwen en de beren geworpen, 's middags voor hun toeschouwers. Die eisen dat slachters aan nieuwe slachters worden prijsgegeven en ze sparen de winnaar op voor een volgend bloedbad. Voor de vechters eindigt het altijd met de dood (...) en dat gebeurt dan om in de arena de tijd te doden'.
3 Andere vormen van vermaak
Een andere vorm van ontspanning was minder spectaculair: theater met toneel, muziek en dans, oorspronkelijk verbonden aan een tempel.
gladiator zwaardvechter (Lat. gladius = zwaard)
Gladiatormozaïek, 4de eeuw (Villa Borghese, Rome)
Gaius Suetonius
Tranquillus (ca. 70-140)
Romeins biograaf, beschreef het leven van J. Caesar en meerdere keizers
de 'murmillo'heeft een gesloten helm met vizier, een groot schild en een kort zwaard, de 'retiarius' is een netvechter zonder helm, met drietand
Lucius Annaeus Seneca (ca. 5 v.Chr.-65)
Romeins schrijver en filosoof, betrokken bij de opvoeding en het bestuur van de jonge keizer Nero. In Brieven aan Lucilius verduidelijkt hij zijn Stoïcijnse filosofie.
Onderwijs en opvoeding
Alleen
jongens gingen naar school tot hun twaalfde als de ouders dat konden betalen. Kinderen van rijke ouders kregen een huisleraar, meestal een geschoolde Griekse slaaf. Voor jongens volgde dan voortgezet onderwijs of een beroepsopleiding. Meisjes bleven thuis en leerden alles over het huishouden. Wie arm was hielp vader thuis.
Jucundus
heeft het van vrijgelaten slaaf tot groothandelaar gebracht. Zijn heer kocht hem als kind, voedde hem op als zijn zoon en liet hem een flinke erfenis na. Jucundus heeft dan ook genoeg geld om zijn drie zonen het beste onderwijs te geven. In Rome is geen schoolplicht. Ouders zorgen zelf voor de opleiding van hun kinderen.
Quintus jongste zoon, 7 jaar
Krijgt les van een Griekse magister (leraar). Samen met 15 andere jongens leert hij vier jaar lang rekenen, lezen en schrijven. Dat schrijven gebeurt op een houten plankje met opstaande randen. Daartussen wordt een laagje was gestreken. Hij schrijft erop met een metalen of een ivoren stift (stilus). Aan de andere zijde van de stift zit een plat stuk om de fouten uit te vegen. Quintus komt wel eens thuis met een blauwe plek. De meester treedt vaak hardhandig op.
Een schooldag
Marcus leert in de middelbare school grammatica. Hij leest er de werken van beroemde Griekse en Romeinse schrijvers Sommige stukken van Homerus en Vergilius moet hij van buiten kennen. Ook geschiedenis, aardrijkskunde, sterrenkunde en mythologie staan op het programma. Maar Marcus gaat liever naar de sportvereniging. Daar kan hij lopen, speerwerpen, worstelen en vooral schermen en paardrijden.
Metella
is de vrouw van Jucundus. Ze wist al in haar kinderjaren dat ze ooit zijn vrouw zou worden. Dat was zo overeengekomen tussen hun families. Zij brengt natuurlijk meer tijd door in huis dan haar man. Ze bekommert zich om familiezaken en de opvoeding van de kinderen. Daarbij heeft ze heel veel vrijheid. In de mannenwereld wordt naar haar geluisterd.
Zij heeft alleen lager onderwijs gevolgd. Er is overeengekomen dat zij op 15-jarige leeftijd zal trouwen met Caius, de zoon van een bevriende aannemer. Van haar moeder leert Cosconia hoe je een groot huishouden - met tien slaven en vijftien vrijgelatenen - moet leiden. Rijke dames doen zelf geen zware huisarbeid. Zij kijkt ook graag toe als haar moeder zich opmaakt voor een stadswandeling, want zij volgt nauwgezet de mode.
Een gewone schooldag begint om 6 uur in de ochtend en duurt tot 12 uur. Lessen worden gegeven in open lucht. Er zijn geen weekends, wel veel vrije dagen en feestdagen. Zo is er elke 9de dag markt en dan is er te veel lawaai en te veel drukte om les te geven. In de zomer is het te warm en dus vakantie.
Fig. 7.19 Een grammaticus (leraar) met drie discupili (leerlingen). Kopie van een reliëf gevonden in Neumagen (D), ca. 180-185 n.Chr.
Fig. 7.20 Een plankje met opstaande randen voor was (wastafeltje) en schrijfgerei
Op zijn zestiende heeft Titus de witte mannentoga gekregen. Hij heeft ook les gekregen bij een retor, iemand die hem welsprekendheid leerde. Hij wil namelijk advocaat worden. Misschien lukt het wel om zich in de Volksvergadering te laten opmerken en mensen te overtuigen van zijn ambities. Hij wil in Rome een aantal problemen helpen oplossen als magistraat in dienst van de keizer. Dat zou mooi zijn.
Marcus tweede zoon, 12 jaar
Cosconia dochter, 11 jaar
Titus oudste zoon, 18 jaar
1 Onderwijs en opvoeding in het antieke Rome
Onderwijs was niet verplicht en alleen jongens kregen onderwijs als de ouders het konden betalen.
schoolloopbaan leeftijd niveau
leermeester vakken
waar?
kindertijd
mannentogavolwassen
7 j. 12 j. 15 j. 18 j. basisonderwijsvoortgezet onderwijsretorenschool magister grammaticus retor soldaat welsprekendheid lezen schrijven rekenen
In Rome is het Grieks de tweede taal. Om praktische redenen moet je nu eenmaal Grieks kennen. Veel Grieken en oosterlingen werken in Rome sinds de veroveringen en veel Romeinen komen als ambtenaar, militair of koopman in contact met het Oosten. Daarnaast is het ook een middel om de (bewonderde) Griekse cultuur te leren kennen.
Rijke Romeinse kinderen leren thuis Grieks van een slaaf en later op school.
3 Het einde van de kindertijd
De toga maakt de man
Het was een feestdag want Titus vierde zijn ontvangst van de mannentoga. 's Ochtendsvroeg kwam de hele familie samen bij het lararium. In stilte stond Titus tussen zijn vader en moeder. De broers, zijn zus en alle slaven waren ook aanwezig. Titus plaatste al zijn kinderspullen voor het lararium, zijn bulla en zijn kindertoga en zijn houten zwaard waarmee hij altijd speelde toen hij nog een kleine jongen was. Daarna bracht zijn vader een offer aan alle huisgoden. Hij zegde : 'Goede huisgoden, wij willen jullie dank betuigen omdat jullie onze Titus tot nu toe hebben beschermd'. De slaven trokken Titus een nieuwe mannentoga aan voor de ogen van de ouders. De vader gaf zijn zoon een kus. De broers en zus schreeuwden met enorme vreugde: 'Hoera, Titus, je bent geen jongen meer, maar een dappere man'. Met gelijke vreugde hield de moeder haar zoon vast. Zij lachte en huilde. 's Middags leidde vader zijn zoon met een stoet van vrienden door veel straten naar het Forum, waar Titus aan al zijn kameraden zijn mannentoga toonde. Daarna is Titus met zijn vader in het tabularium naar een secretaris van het staatsarchief gegaan waar het register van de burgers wordt bewaard . De vader zei met een luide stem: 'Mijn zoon is Titus Crispus!' De secretaris antwoordde: 'Jouw zoon is nu een Romeins burger'.
Fig. 7.21 Een jongeling wordt man als hij de mannentoga ontvangt en zijn jeugd (bulla) offert aan de huisgoden.
vrij beroep ambtenaar enz.
toga lang, breed kledingsstuk van volwassen, vrije Romeinse mannen (niet voor slaven of vreemdelingen), gedragen boven de onderkleding (tunica). Er waren meerdere types volgens de gelegenheid en de status van de drager.
bulla
amulet, gelukshanger die Romeinse kinderen moest beschermen in hun kindertijd. Eén op drie kinderen stierf voor de eerste verjaardag en één op twee voor de tiende. Zo had Cornelia, de moeder van T. en G. Gracchus twaalf kinderen waarvan er slechts drie volwassen werden.
lararium nis of altaartje voor de huisgoden (lares familiares) Op vaste dagen of bij belangrijke familiegebeurtenissen werden er bescheiden offers gebracht door de huisvader.
Recht en spreken
De vroegste rechters zijn familievaders, de pater familias. Hun oordeel over alles en iedereen in de famlia was absoluut. Een staat besturen en de samenleving organiseren, gebeurt ook met regels: de regels van het recht. De Romeinen kenden oorspronkelijk alleen mondeling doorgegeven regels, gebruiken en gewoonten die het leven regelen. Het ongeschreven gewoonterecht, belangrijk bij processen, werd ca. 350 v.Chr. voor het eerst opgetekend op Twaalf bronzen Tafelen, opgesteld op het Forum zodat iedereen er kennis kon van nemen. Schoolkinderen kwamen de rechtsregels daar uit het hoofd leren. (Cicero, De legibus, 2.59)
Marcus Tullius Cicero (106-43 v.Chr.)
De Romeinen ontwikkelden een ware hartstocht voor processen. Rechtszaken met advocaten, zoals Cicero, werden in het openbaar gevoerd, op het Forum of in de aanpalende basilica die als handelsmarkt, voor grote vergaderingen en rechtszaken geschikt was. Dan stroomden vele toeschouwers samen om gespannen de redevoeringen te volgen. De staat bestrafte alleen speciale vergrijpen of misdaden zoals hoogverraad, moord of omkoping bij verkiezingen. Voor misdrijven tegen burgers, bv. diefstal, inbraak, slagen en verwondingen, traden de betrokkenen zelf op om ervoor te zorgen dat hen recht geschiedde. De benadeelden konden een beroep doen op getuigen en advocaten. De rechter kwam pas op het einde in actie en veroordeelde de schuldige tot een boete of, voor zware misdrijven, tot straffen als verbanning, verlies van burgerrechten en doodstraf.
kwam uit een rijke familie, zonder veel invloed. Als ambitieus advocaat en door zijn huwelijk, werd hij beroemd en kwam hij in de politiek terecht. Hij werd ediel, senator en consul. Zo bepaalde hij vanop de eerste rij mee de politiek van zijn tijd, de woelige tijd van de burgeroorlogen. Hij was een hevig verdediger van de Senaat en het ideaal van de Republiek. In grote staatsprocessen zoals Cicero die voerde, was de rol van de advocaat meer die van redenaar dan die van een advocaat in moderne zin (verdedigen). Zijn groot redenaarstalent leverde hem aanzien en invloed op. Politici van het eerste triumviraat probeerden hem aan hun kant te krijgen, maar dat leverde hem ook veel vijanden op.
Fig. 7.22 Links: Grondplan van basilica Julia in Rome. De basilica was zowel handelsgebouw, openbare vergaderplaats als gerechtsgebouw. De rechter zat in de halfronde apsis op een troon, omringd door de partijen, advocaten en getuigen. Toeschouwers vulden de middenbeuk.
Nieuwe regels
De veroveringen van Rome veranderden ook de regels van het recht. Door de handel en verdragen met veroverde steden en onderworpen volkeren, ontstonden nieuwe regels die rechten en plichten vastlegden. Ook nu toonden de Romeinen hun praktische kant als meesters van het recht. Ze formuleren de regels van de rechtspraak tussen personen, de staat en het volk en de verhouding tot andere volkeren kort en duidelijk. De Romeinen gingen ervan uit dat de regels wel kunnen verschillen in tijd en plaats, maar dat de beginselen voor alle tijden en voor alle mensen gelden. Keizer Hadrianus (118-137) stopte de veroveringen van zijn voorganger Trajanus, beveiligde de grenzen en streefde naar klare wetgeving in zijn bestuur. Hij liet zijn decreten en de gegevens uit vroegere wetten samenbrengen in een overzichtelijk wetboek, een Eeuwig Edict of een codex. Andere keizers, zoals Justinianus in de 6de eeuw, bouwden hierop voort. Deze oude Romeinse rechtsregels liggen nog altijd aan de basis van het moderne recht.
VRAAG 12: Op welke manier werden de Romeinen meesters van het recht?
1 Rechtspraak in Rome
Waar mensen samenleven ontstaan automatisch rechten en plichten tegenover elkaar. Als er conflicten ontstaan, moet een derde partij recht spreken volgens de afgesproken principes.
De drie stappen in het ontstaan van rechtspraak bij de Romeinen: 1. de pater familias beslist 2. gewoonterecht 3. geschreven wetten
Het Romeins burgerrecht heeft twee soorten recht:
• het recht van burgers afzonderlijk en tegenover elkaar persoonlijk recht of privaatrecht: recht op huwelijk, bezit, handeldrijven
• het recht tussen burgers en de overheid openbaar recht of politiek recht: kiesrecht, stemrecht
Door de veroveringen ontstaat een nieuw soort recht.
• volkerenrecht: het recht dat de relaties tussen volkeren regelt
2 Bestraffing van misdrijven
• misdrijven tegen de overheid: hoogverraad, verkiezingsfraude ...
→ de straf is o.a. doodstraf, verbanning, verlies van burgerrechten
Burgers moesten zelf instaan voor hun verdediging met de hulp van een advocaat en getuigen.
De Romeinen formuleerden hun rechtsregels kort en krachtig. Heel wat van deze principes zijn nog steeds in het moderne recht in gebruik.
Romeinse rechtsregels die nog altijd bestaan
1
• in dubio pro reo / in geval van twijfel gaat de beklaagde vrijuit
2 • nulla poena sine lege / niemand kan gestraft worden op grond van verdenking alleen
3
• testis unus, testis nullus / bij een proces moeten beide partijen gehoord worden
4
• actore non probante, reus absolvitur / iemand is onschuldig tot zijn schuld is bewezen
5
• cogitationis poenam nemo patitur / niemand mag gestraft worden om hetgeen hij denkt
6
• Nemo tenetur se ipsum accusare / een getuigenis onder dwang is niet geldig
Een praktisch voorbeeld
Titus Pomponius Atticus was een Romeins zakenman en vriend van advocaat Cicero
Bekijk in de tekst hieronder waarover het misdrijf gaat.
Beoordeel ook de overweging van de verteller op de beslissing van de praetor.
Pomponius vertelt dat praetor Cedicianus niets heeft gedaan tegen iemand die een lening heeft gekregen en waarvan beweerd wordt dat de ontlener bedrog heeft gepleegd.
Commentaar van Pomponius op de beslissing van de praetor om de klacht niet door te verwijzen naar de rechter: 'Dat is eerlijk, want er wordt alleen actie ondernomen als het groot en voor de hand liggend bedrog betreft.'
De principes waarop de mening van Pomponius berust (1, 2, 3, 4) gelden nu nog.
De taak van een advocaat zoals Cicero in een rechtszaak was tweeledig:
De burger bijstaan door kennis van de regels van het recht.
Welsprekendheid is belangrijk om schuld of onschuld te bewijzen.
praetor politiek ambtenaar, voor rechtszaken toegevoegd aan elke consul gedurende het jaar van het consulaat. Hij sprak zelf geen recht, maar beoordeelde of iemand voor de rechter moest komen of niet. Hij vaardigde regels of edicten uit die vervielen na het ambtsjaar. Later werd het de gewoonte deze tijdelijke edicten te bewaren en opnieuw kracht van wet te geven. Zo ontstond een geheel van rechtsregels die Eeuwig Edict of regels voor rechtspraak werden.
decreten maatregelen met het karakter van een wet
codex wetboek, een verzameling keizerlijke wetten De bekendste verzameling wetten is die van Justinianus, keizer van Byzantium van 527 tot 565, de Codex Justinianus De Code van Justinianus is nog steeds de basis van het huidige internationale recht.
Keizer Justinianus I op een mozaïek in de basiliek San Vitale in Ravenna (It.)
Bouwen
Romeinen
zijn vooral praktische mensen. Wat ze elders interessant vinden, nemen ze gewoon over en passen dat aan. Ze gaan vooral leentjebuur spelen bij de Etrusken en de Grieken. Van de Etrusken namen ze boog, gewelf en koepel over en voegen er een kruisgewelf aan toe voor hun grote amfitheaters, aquaducten, thermen, basilica's, triomfbogen ... 'Beton' is een nieuw product: een mengsel van kalk (als bindmiddel) , vulkanisch tufgesteente, zand en water dat grote en hoge constructies mogelijk maakt. De afwerking gebeurt dan vaak met baksteen of een bekleding met marmeren platen. Voor hun goden, maar ook voor zichzelf, bouwen de vergoddelijkte keizers tempels naar Grieks model. Naast de sobere en functionele Griekse zuilen, wordt nu de sierlijke Korinthische zuil uit de Hellenistische tijd veelvuldig toegepast. Straten en fora sieren ze met ruiterstandbeelden, triomfbogen en monumentale beelden. Het Forum Romanum, ooit een marktplein, is in de keizertijd uitgegroeid tot het centrum van het openbare leven en een toonzaal van de praal en de pracht waarmee de keizers hun macht omringen.
Fig. 7.23 Met het tongewelf (boven) en het kruisgewelf (onder) konden overspanningen gemaakt worden zonder zuilen omdat de druk wordt afgeleid naar de muren.
Forum Romanum, centrum van het openbare leven, hart van het Rijk 1. Curia: senaatsgebouw 2. Boog van Septimus Seversus 3. Rostra: spreekgestoelte 4. Tempel van Vespasianus 5. Via Sacra: Heilige weg 6. Boog van Tiberius 7. Tempel van Saturnus 8. Zuil van Phocas 9. Basilica Julia 10. Basilica Aemilia 11. Tempel van J. Caesar 12. Tempel van de Vestaalse Maagden 13. Tempel van Castor en Polux 18. Huis van de Vestaalse Maagden 22. Tempel van Concordia Niet op het Forum: 14. Tempel van Augustus 15. Tempel van Antoninus Pius en Faustina 16. Tempel voor zoon van Maxentius 17. Tempel van Venus en Roma 19. Basilica Maxentius 20. Colosseum: arena 21. Boog van Titus 23. Tabularium, archief van Rome 24. Tempel van Jupiter, belangrijkste tempel van Rome
Fig. 7.24 Forum Romanum met zicht op de westelijke Capitolinusheuvel
Praktische Romeinen
De cultuur van Grieken en Romeinen is erg verschillend. Romeinen keken bewonderend naar de Griekse cultuur en ze zullen heel wat elementen nabootsen, maar hun karakter is anders: de Griek is kunstzinnig en idealiseert, de Romein is praktisch en organiseert.
VRAAG 13: Hoe ontstond de Romeinse bouwkunst?
1 Het Forum Romanum in de keizertijd
Het vakmanschap van de Romeinen berustte op kennis van onderworpen volkeren.
Twee volkeren en wat de Romeinen van hen overnamen in de bouwkunst:
Etrusken: boog, gewelf, koepel aangevuld met kruisgewelf
Grieken: tempels met nieuw type zuil, nl. de Korinthische zuil
Beton, een nieuw bouwmateriaal komt in gebruik en daarmee worden grote en hoge constructies mogelijk.
Sommige Nederlandse woorden verwijzen naar de oorspronkelijk Latijnse namen voor Romeinse bouwwerken:
• beton = tufgesteente, zand, water en kalk als bindmiddel
• arena: amfitheater voor volksvermaak (gladiatoren, spelen ...)
• waterleiding: aquaduct
• gerecht en handel: basilica
• ereboog: triomfboog
• badhuis: thermen
2 Gebouwen en monumenten op het Forum en in de omgeving (Fig. 7.24)
Namen van gebouwen met nummers op de tekening: openbare bestuursgebouwen.
• Curia (1)
• Basilica Julia (9)
• Basilica Aemilia (10)
• Tabularium (23)
Het spreekgestoelte is de rostra (3), een forum of plek voor redenaars om toespraken en aankondigingen te doen, opinies en ideeën uit te wisselen.
De verzameling gebouwen was indrukwekkend: 5 tempels voor de goden en 5 voor de vergoddelijkte keizers, 3 keizerlijke triomfbogen en verder ruiterstandbeelden en zuilen. De weg die al de openbare gebouwen en heiligdommen met elkaar verbindt, is de Via Sacra of Heilige Weg (= hoofdweg)
Halfzuilen verfraaien de buitenzijde van gebouwen, zoals aan het Colosseum.
Herken hier volgende Griekse zuilen: boven: Korinthische stijl
midden: Ionische stijl
onder: Dorische stijl
van
Fig. 7.25 Buitenkant
het Colosseum met halfzuilen, bogen en gewelven
Stedenbouwers
Romeinen brachten een monumentale bouwkunst voort die praktisch nut en technische kennis combineerde. Muren en boogconstructies kwamen in de plaats van de oud-Griekse architraafbouw. Bogen, gewelven en koepels lieten rondbouw toe om grote binnenruimten te scheppen. Met breuksteen en kalk werd een bouwmortel gemaakt die in lagen kon gegoten worden en verharden tot beton. Marmergroeven in de directe omgeving waren niet meer nodig. Niet alleen Griekse tempels en theaters stonden model voor de Romeinse tempels en theaters, ook de Griekse steden waren een voorbeeld. Oude steden als Athene waren geleidelijk en spontaan gegroeid rondom een akropolis, in wanordelijke wijken. Hippodamus van Milete, een architect uit de 5de eeuw v.Chr. hielp zijn geboortestad Milete (op de kust van Kl.-Azië) heropbouwen na de verwoesting door de Perzen in 479 v.Chr. Hij ging heel planmatig tewerk: de straten lopen parallel en kruisen elkaar in hoeken van 90 graden, grote en gelijke huizenblokken leveren een regelmatige plattegrond op. Het centrum was ook nu nog vaak het forum met openbare gebouwen eromheen. Zo ontstond het dambordpatroon. Vrijwel alle na 400 v.Chr. gestichte of heropgebouwde steden werden op deze manier aangelegd. De aanleg van de Romeinse legerkampen (castra) was hierop gebaseerd. Ze pasten dit systeem ook toe in de kolonies (coloniae) die zij vanaf de derde eeuw v.Chr. nieuw aanlegden. Voorbeelden zijn Milete, Piraeus (haven van Athene), Priëne, Pompeii, maar ook Tongeren bij ons. Door de kolonisatie van het Romeinse Rijk ontstonden in onze gewesten steden (vici) uit handelskernen en/of bij militaire kampen. Die stedelijke bevolkingsconcentraties waren niet geleidelijk ontstaan en vereisten een planmatige stadsaanleg. Anders was het in Rome waar 80% van de bevolking leefde in woonkazernes, gelegen in smalle, kronkelende straten zonder stedenbouwkundige planning.
1. Casa (Huis) dei Vettii
2. Huis van de Faun
3. Huis van de Zilveren Bruiloft
4. Casa di Centenario
5. Huis van de Tragische Dichter
6. Tempel van Fortuna Augusta
7. Thermen van het Forum
8. Tempel van Jupiter
9. Lupanar
10. Stabiaanse thermen
11. Tempel van Apollo
Theater van Marcellus
Tempel van Jupiter op de Capitolijn
12. Basilica 13. Gebouw van Eumachia 14. Tempel van Vespasianus 15. Forum Triangulare 16. Theater 17. Porticus: zuilengalerij 18. Huis van Menander 19. Tempel van Isis 20. Odeum 21. Huis van Venus 22. Am theater
Forum Romanum
keizerlijke fora Pantheon
Fig. 7.26 De oude stadskern van Pompeii herbergt het forum, de grote markt en de openbare gebouwen. Na de verovering werd de uitbreiding planmatig aangepakt. De hoofdstraat en de hoofdwegen waren noordzuid en oost-west georiënteerd.
keizerlijke
Circus Maximus
Porta Marina
Porta Vesuvio
Porta di Nola
Porta di Sarno
VRAAG 14: Op welke manier werden de Romeinen stedenbouwers?
Planmatige stedenbouw
De bedenker van planmatige stedenbouw was een Grieks architect,nl. Hippodamus toen hij zijn geboortestad Milete na verwoesting door de Perzen planmatig kon herbouwen volgens een dambordpatroon.
De Romeinen pasten dit bouwprincipe met rechte en haakse straten toe in de bouw van • legerkampen • nieuwe steden
De technische kennis die monumentale bouwwerken mogelijk maakte, was het gebruik van beton en rondbouw.
Hippodamus van Milete (5de eeuw v.Chr.) architect en stedebouwkundige, vader van de stedenbouw dambordpatroon (schaakbordpatroon) stadsaanleg met straten die elkaar loodrecht kruisen architraafbouw bouwen met dragende balken en zuilen
en kooien, nu met toeristenplatform
Fig. 7.27 De koepel van 5000 ton tuf- en puimsteen vormt, doorgetrokken tot op de grond, een bol van 43,5 m doormeter (Giovanni Paolo Panini)
Fig. 7.28 Het Pantheon = 'Gewijd aan alle goden', werd herbouwd door keizer Hadrianus (118-125) in zijn huidige ronde vormen
Fig. 7.29 Colosseum buitenkant: hoogte: ruim 50 m - lengte: 188 m - breedte: 156 m - omtrek: 527 m toeschouwers : ca. 50 000
Fig. 7.30 Colosseum binnenkant: overblijfselen van de ondergrondse gangen
Fig. 7.31 Thermen van keizer Caracalla (3de eeuw), grootste badhuis van Rome met een capaciteit van 2500 bezoekers
Aquaducten
De Romeinen voorzagen elke stad van gezond, schoon drinkwater. Meestal was dat bronwater. Werd er ergens een stad gesticht, dan ging men direct op zoek naar bronnen in de ruime omgeving. Om het water naar de stad te brengen, werden aquaducten of letterlijk 'water-leidingen' in steen aangelegd. Ook in Rome moesten de bewoners van de zeven heuvels hun eigen drinkwater hebben. Een hoog aquaduct dus voor de hogere delen van de stad en een laag voor de lagere delen zodat waterdruk aan het eindpunt - de vele fonteinen, de badhuizen, rioleringen in de stad - overal gelijk was. Elf aquaducten voorzagen 1 miljoen mensen van het nodige water.
Het waterkanaal was met een speciale waterdichte kalkmortel afgewerkt. De bovenkant van het kanaal was afgedekt met grote platte stenen om vervuiling en besmetting van het water te voorkomen. Op regelmatige afstanden waren er inspectieschachten.
secundaire weg autoweg aquaduct ondergronds rivier stad
Fig. 7.32 Verloop van het aquaduct van Uzès naar het Romeinse Nemausus (Nîmes) met de 'Pont du Gard', de bovengrondse overbrugging van de Gardon.
Schematische voorstelling van een bovengronds aquaduct. De Pont du Gard nabij Nîmes in Zuid-Frankrijk is het beroemdste aquaduct en de hoogste antieke brug ter wereld. De overbrugging van de Gardon gebeurt door drie op elkaar geplaatste bogenrijen (6 bogen onder, 11 in het midden en 47 in de bovenste laag). Dit technisch en wiskundig meesterwerk hee van de bron tot de stad Nîmes een verval van slechts 34 cm of een hoogteverschil van 17 m over een lengte van 53 km. Volledig voortgestuwd door de zwaartekracht werd tot 20 000 m3 water per dag overgebracht naar het verdeelbekken in de stad. Het aquaduct verliep grotendeels ondergronds, maar er bevinden zich nog wel enkele kleine bovengrondse bogen op het traject.
sluitsteen
24,52 m15,5 m
48,77 m
bron stad
inspectieschachten
bezinkbassin
overdekt kanaal (275 m)
verdeelbekken
Uzès
Nîmes
VRAAG 15: Hoe veelzijdig was de Romeinse bouwkunst?
1 Aquaduct van Nîmes
Om het water in Nîmes te krijgen, moesten de Romeinen natuurlijke hindernissen overwinnen nl.
1. het bergachtig reliëf 2. rivieren en wegen overbruggen
Vier bouwkundige maatregelen waren nodig om het aquaduct zo stevig mogelijk te maken:
1. bouw is gebogen of convex
3. stroombrekers op de pijlers
2. pijlers op rotsen
4. brede bogen onderaan
Stedelingen in de oudheid gebruikten veel meer water per inwoner dan wij nu. Vervuild water houdt bovendien risico's in. Hoe dat kwam lees je in de deze tekst.
Gevaarlijk water
Het water dat naar de honderden fonteintjes in de stad stroomde, liep uiteindelijk weg over de straten (...) Een rioleringsstelsel ontbrak. De beroemde Cloaca was een afwateringskanaal met een handvol zijtakken, bedoeld om het Forum te draineren. Een fijnmazig stelsel van ondergrondse kanalen waardoor vuil water kon worden weggeleid, lijkt niet te hebben bestaan. Ook in onze recente eigen tijd is dat gevaarlijk: onder de overlevenden van de wervelstorm Katrina, die in 2005 New Orleans trof, braken cholera, dysenterie, hepatitis, tuberculose en tyfus uit. (Naar: mainzerbeobachter.com)
2 Een veelzijdige bouwkunst
Rome bezat de grootste verzameling bouwwerken. Ook de provinciesteden pronkten met hun openbare gebouwen. Bekijk de foto's hieronder en de vorige pagina's.
Enkele soorten gebouwen: wegen, bruggen, stadspoorten, theaters, basilica's, tempels, thermen, amfitheaters, grensversterkingen, aquaducten, villa's, paleizen, fora ...
de bouwwijze van het aquaduct is convex (= gebogen) om de druk van het water in de stroomrichting op te vangen
Fig. 7.33 Porta Nigra (Trier)
Fig. 7.34 Via Appia nabij Rome
Fig. 7.35 Muur van Hadrianus (Schotland)
Fig. 7.36 Theater van Orange (Z.-Fr.).
Fig. 7.37 amfitheater (Nîmes)
Fig. 7.38 Basilica van Constantijn (Trier)
Fig. 7.39 Romeinse brug over de Moezel (Trier)
Beeldende kunsten
DDoor de veroveringen kwam Rome in contact met de grootste kunstwerken van de oude wereld. Alles wat Grieks was, en vooral het beeldhouwwerk, viel in de smaak. Beelden werden als buit meegenomen, verzameld en gekopieerd.
Realistische portretten
De Romeinse portretkunst gaat terug op de dodencultus van de Etrus ken die de as van gestorven familieleden in sarcofagen bewaarden. Op die stenen grafkisten wordt de dode liggend afgebeeld, het lichaam soms in een standaardvorm, maar het hoofd geleek steeds sprekend op de overledene. Zeker wie behoorde tot een aanzienlijke familie, bewaarde thuis portretten van de voorouders, gebaseerd op een in was afgedrukt dodenmasker dat nadien in brons en marmer werd gekopieerd. Zulke maskers en beelden krijgen een ereplaats. Ze worden vereerd met offers en meegedragen tijdens processies.
Reliëfs met een verhaal
Detail van de Zuil van Trajanus: beneden maken de soldaten zich gereed om er met schepen op uit te trekken, de zeegod Neptunus kijkt goedkeurend toe. Daarboven leggen de soldaten een weg aan en bouwen zij verdedigingswerken.
Romeinen combineren reliëfs dikwijls met architectuur aan triomfbogen en erezuilen. Dit type beeldhouwwerk bevat een verhaal dat een historisch feit vereeuwigt en tegelijk een belangrijke vorm van keizerlijke propaganda is. De beroemde zuil van keizer Trajanus, is het verslag van zijn veldtochten tegen de Daciërs.
Romeinen geloven dat met een gelijkende beeltenis van het aangezicht ook de ziel en de geest van iemand wordt bewaard. Deze gedachten werden mettertijd ook toegepast op beelden van levende personen. De portretten mogen de werkelijkheid niet mooier maken dan ze was. Ook keizers en bekende figuren worden met ongenadig realisme voorgesteld op portretten en als borstbeelden, (ruiter)standbeelden, beeldengroepen. Mannen worden meer afgebeeld dan vrouwen met hun typische kapsels. Mannen dragen hun haar kort. Het was een teken van beschaving, orde en discipline in tegenstelling tot de wilde lokken van Gallische Kelten en Germaanse barbaren.
Huisdecoratie
Door de toepassing van baksteen moesten muren worden gepleisterd. Daar schilderde men dan met pigmenten fresco's op, zoals bij de Etrusken. Op de eerste pleisterlaag van een muur werd een schets gemaakt met houtskool en ingekleurd met schaduwpartijen. Daarover kwam een dunne, gladde tweede pleisterlaag waardoorheen de onderschildering nog te zien was. In de natte kalklaag kwamen de andere, felle kleuren. Dat moest snel gebeuren want in één dag is de kalk droog en het pigment geheel in de muur opgenomen. Mythologische taferelen, natuurlandschappen en stillevens genoten de voorkeur. Vloeren die meer aan sleet onderhevig zijn, werden versierd in een patroon van stukjes marmer, glas en geglazuurd aardewerk volgens een mozaïektechniek
CaesarTrajanusCaligulaCaracallaJulia Domna
Fig. 7.40 Ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius (Rome)
Fig. 7.41
VRAAG
1 Portretbeeldhouwkunst
De oorspronkelijke uitvinders van de portretkunst waren de Etrusken.
Deze kunstvorm ontstond door het maken van beelden op grafkisten om de ziel en de geest van de overledene te bewaren.
De techniek werd mettertijd ook toegepast op levende mensen zodat een realistische portretbeeldhouwkunst ontstond in drie vormen:
Een tweede tak van de portretkunst kwam nu ook tot bloei:
• reliëfbeeldhouwwerk: figuren zitten hierbij vast aan de achtergrond
Het thema van dit beeldhouwwerk: historische feiten, gecombineerd met architectuur zoals bijvoorbeeld de Zuil van Trajanus, aan triomfbogen, het Vredesaltaar.
3 Huisdecoratie
In rijke villa's werden wand- en vloerdversieringen aangebracht:
• fresco's: een schildertechniek op een gladde, natte pleisterlaag
• mozaïeken: vloerversiering met stukjes gesteente, glas of geglazuurd aardewerk
In de huisdecoratie kwamen allerlei thema's voor: mythologische taferelen, natuurlandschappen, stillevens
Op de gouden munten (aureus) zijn de keizers duidelijk herkenbaar, hier keizer Tiberius. Zo hadden de Romeinen in het grote rijk ook een naam en een idee van het uiterlijk van hun keizer. fresco
muurschildering met pigmenten op nat pleisterwerk (It. fresco = vers) en eventueel verder afgewerkt na droging met andere pigmenten
mozaïektechniek stukjes steen, glas en geglazuurd aardewerk in een patroon gelegd volgens een ontwerp, getekend in een gladde mortellaag en ingevuld met veelkleurige stukjes marmer, als afval beschikbaar bij steenhouwers. Daarna wordt de achtergrond aangebracht.
Fig. 7.42 Dit fresco toont de inwijding in de Mysteriën van Dionysus. (Vila dei Misteri, Pompeii)
Fig. 7.43 Slaapkamer in een villa (Pompeii)
Fig. 7.1 Mozaïekvloer
Van geesten naar goden
Devroege Romeinen waren boeren. Als landbouwvolk geloofden ze in natuurkrachten. Het zijn machten of geesten die waken over zaaien en oogsten en het hele leven. Ze hadden geen uiterlijk, geen karakter en de grote natuur was hun tempel.
Offers
Overal waren heilige bosjes, bomen, grotten en bronnen waarin de plaatselijke geesten huisden. Elk volk, elke gemeenschap, elke familie had zijn eigen beschermgoden. Romeinen zaten vol bijgeloof. Ze geloofden in voortekens en zagen daarin de wil van de goden. Auguren voorspelden de toekomst uit de vlucht van vogels en haruspices uit de ingewanden van geofferde dieren.
Zo kwam de polytheïstische Romeinse godsdienst tot stand. Met offers en rituelen wordt bescherming afgekocht.
De familievader droeg op het huisaltaar de offers op voor de huisgoden:
• de manes, de geesten van de overledenen
• de lares, goden van huis en land
• de penates, goden van de voorraden
De staatsgoden beschermen de staat. Ze worden vereerd in tempels: Jupiter, Juno en Minerva zijn de hoofdgoden die vereerd worden op de Capitolinusheuvel.
Graan, bloemen, fruit, wijn, olie en dierenoffers (stier, ram, varken) worden geofferd vóór de tempel op een altaar. Een offer was altijd een kostbaar bezit dat aan zijn normale bestemming was onttrokken. De aard van het offerdankoffer met vruchten, plengoffer met wijn of olie, dierenoffer met stier, ram of varken - hing samen met de godheid en de gelegenheid, bijvoorbeeld een feestelijke herdenking, de oogst, spelen ... het vlees wordt uitgedeeld. Priesters zijn ambtenaren die in naam van de staat offers brengen met als enig doel de goden gunstig te stemmen en in ruil bescherming krijgen: ik geef u wat, dan krijg ik wat van u ... voor wat, hoort wat. Zo'n 'koopje' moest wel verlopen volgens vaste rituelen en met vaste formules, anders was de transactie ongeldig.
Tempels
Tempels zijn geen vergaderplaatsen voor gelovigen, wel het huis van de god(en). Ze zijn daarom meestal klein. Ze staan op een podium met trappen, ondersteund door Korinthische zuilen en een ruim portaal dat naar de toegang leidt. Halfzuilen sieren de zijgevels zonder ramen. In het heilgdom is meestal een rijkversierd beeld van de godheid te vinden.
Goden
De Grieken dachten op een andere manier over de goden dan de Romeinen. De Grieken kenden aan hun goden menselijke eigenschappen toe en vertellen fantastische verhalen over hen om verschijnselen te verklaren. De Etruskische leermeesters van de Romeinen en de Griekse kolonisten confronteren de Romeinen met die denkbeelden. Vooral de mythische godenfamilie van de Grieken boeide de Romeinen. De vroege geschiedenis van Rome die Livius en Vergilius beschreven, stond vol legenden die hierbij aanknoopten. De Romeinen namen de hele godenfamilie van de Grieken over en plakten er hun eigen godennamen op. Elke Griekse god(in) kreeg zo een Romeinse tegenhanger: Zeus = Jupiter, Hera = Juno, Athena = Minerva, Ares = Mars, Poseidon = Neptunus, Artemis = Diana, Hefaestus = Vulcanus, Hermes = Mercurius, Hestia = Vesta, Demeter = Ceres, Apollo = Apollo, Afrodite = Venus
Fig. 7.45 Huisaltaar ( Herculaneum, vóór 79)
Fig. 7.46 Maison Carée te Nîmes (Z.-Fr) Afmetingen: 26 m lang, 15 m breed en 17 m hoog (ste eeuw v.Chr.-begin 1ste eeuw n.Chr.), naar het model van een Griekse tempel
Fig. 7.44 Etruskisch godentrio Tinia-Uni-Menrva, de voorlopers van Romeinse godentrio Jupiter, Mars en Quirinus
Romeinen en hun goden
Romeinen waren van ouds zeer gelovig en ze beschouwden zichzelf als het meest gelovige volk van alle mensen. Toch is hun godsdienst niet origineel. Ze spiegelden hun eigen goden aan die van Etrusken en Grieken, namen hun voorstellingen over en gaven die door.
VRAAG 17: Waarin geloofden de Romeinen?
1 De Romeinse godenwereld
Het geloof van de oude Romeinen berustte op het geloof in natuurkrachten die als machtige geesten alles beheersen.
Die geesten kregen, naar het voorbeeld van de goden bij de Etrusken en de Grieken, een naam, het uiterlijk van een menselijke wezen en een eigen huis, een tempel.
Romeinen waren vooral bijgelovig en met de offers die ze opdroegen, rekenden ze in ruil op goddelijke bescherming.
Er waren twee soorten goden met hun de verering (waar en hoe):
• huisgoden: offers op het huisaltaar door de huisvader
• staatsgoden: offers vóór de tempel, opgedragen door een priester
Soorten offers kunnen onderscheiden worden en wat is het offer?
• dankoffer = bloemen, fruit, graan
• plengoffer = olie of wijn
• dierenoffer = stier, ram, varken
Cato beschrijft de vaste regels die bij een offer gelden.
De gekleurde tekst verwijzen naar de aanspreking van de god, het gebed, het offer en het verzoek.
Hoe offeren?
Breng een offer van gebakjes aan Janus met deze woorden: 'Vader Janus, terwijl ik deze gebakjes offer, smeek ik u nederig dat u barmhartig wil zijn voor mij en mijn kinderen, mijn huis en mijn huishouden.' Daarna bied je Janus de wijn aan en zeg je: 'Vader Janus, zoals ik u nederig bad bij het aanbieden van de offerkoeken, gelieve zo op dezelfde wijze vereerd te zijn door de wijn die hier voor u geplaatst werd.'
2 De Griekse goden met een Latijnse naam
Zeus oppergod, god van hemel en aarde
Hera vrouw van Zeus, godin van het huwelijk
Jupiter
Juno
Athena godin van wijsheid, wetenschap en kunsten Minerva
Ares god van de oorlog
Poseidon god van de zee
Artemis godin van de jacht
Mars
Neptunus
Diana
Hefaestus god van smeedkunst en vuur Vulcanus
Hermes boodschapper van de goden, god van de reizigers Mercurius
Hestia godin van huiselijkheid, de haard
Demeter godin van de vruchtbaarheid
Vesta
Ceres
Apollo god van het licht, muziek, poëzie; god van de zon Apollo
Afrodite godin van schoonheid en liefde
Venus
rituelen handelingen en gebaren die horen bij een belangrijk moment. Ze verlopen volgens een vast patroon en hebben daardoor iets magisch. Licht, water, olie en wierook, spelen bij heel wat rituelen een rol. Vaak horen er ook vaste gebeden bij. Doorheen al die symbolen voelen mensen zich verbonden met de natuur, met de gemeenschap, met hun familie of zelfs met dat wat het leven hier en nu overstijgt, nl. het goddelijke. Voorbeelden van rituelen zijn: iets besprenkelen met wijwater, lintjes knippen bij een opening, een heildronk, een inwijdingsritueel ...
suovetaurilia, offer van een stier, een ram en een varken (Louvre, Parijs)
plengoffer offerande met een vloeistof (wijn, olie, melk) die wordt uitgegoten op een altaar en zo opgedragen aan een godheid
Vreemde goden
Goddelijke keizers
Fig. 7.48 Mithras doodt de stier, het symbool van al het kwaad. Hij was, tot de komst van het christendom, zeer populair.
Vanaf de 6de eeuw kregen de goden van de Romeinen een eigen vorm en aard. Door de veroveringen kwamen de Romeinen in contact met oudere en rijkere culturen van volkeren rond de Middellandse Zee. Handelaars en soldaten brengen de vreemde goden en religieuze gebruiken mee, wekken de interesse van het volk en ze krijgen zelfs een plaats in de godenwereld op het thuisfront. Dat was het geval voor Cybele, de Moedergodin uit Klein-Azië die allerlei vrouwelijke aspecten verenigde als vruchtbaarheid, nieuw leven, schepping. Kregen ook een plaats: de goden Osiris en Isis uit het dodenrijk van de Egyptenaren en vooral de Perzische lichtgod Mithras, die na de dood verlossing bood door het geloof in een onsterfelijke ziel. Deze goden uit het oosten hoorden bij een mysteriecultus, alleen toegankelijk voor wie ingewijd wilde worden in de geheimen van leven en dood.
Het geloof van de Romeinen kreeg nog een verlengstuk toen ze in aanraking kwamen met goddelijk koningschap zoals dat bestond in de oosterse rijken. De Romeinen verwierpen eerst de gedachte aan een menselijke heerser die als een god zou worden aanbeden. Julius Caesar liet een beeld van zichzelf maken als een 'onoverwonnen god' en riep zichzelf uit tot dictator voor het leven. De gedachte aan een goddelijk koningschap schokte de echte republikeinen, en ... Caesar werd vermoord. Ook Augustus, de eerste keizer, wees elke vergoddelijking af. Maar naarmate het bestuur van het groeiende rijk complexer werd, eisten de keizerlijke heersers meer absolute macht op en accepteerden ze de goddelijke eerbetuigingen. De centralisatie van de macht in één persoon, maakte de republikeinse instellingen overbodig. De keizer eren en dienen is nu hetzelfde als het eren en dienen van God.
Romeinen worden christen
Een van de vele godsdiensten uit het oosten, het christendom, was het geloof van de volgelingen van Jezus van Nazareth. Dit geloof was niet gericht op de openbare orde onder het goddelijke gezag van een keizer. Jezus bleek aantrekkelijker omdat hij zich richtte tot iedereen, zonder aanzien van persoon of stand. Zijn boodschap 'Heb God lief boven alles en uw naaste (de medemens) als uzelf', bood uitzicht op persoonlijk geluk. Het was een boodschap van geloof (in één God), hoop (op leven na de dood) en liefde (voor de medemens) en dat perspectief gaf geen enkele andere godsdienst. Maar de nieuwe religie vormde een bedreiging. Christenen geloofden in één God en weigerden te offeren aan de vele Romeinse goden en de keizer te vereren als een god. Ze kwamen samen in huizen en hielden zich schuil in catacomben (onderaardse begraafplaatsen). Tijdens de eerste christenvervolgingen onder keizer Nero (54-68) stierven in Rome ook de apostelen Petrus en Paulus die het geloof verkondigden op hun reizen. Drie eeuwen lang was het gevaarlijk christen te zijn. In 312 leverde keizer Constantijn slag om de macht tegen zijn rivaal Maxentius. In een droom zag hij een gloeiend kruis en de woorden In hoc signo vinces (Door dit teken zult gij overwinnen). Dat was volgens hem de manier waarop God hem duidelijk maakte hoe hij moest heersen. Door het Edict van Milaan (313) liet hij daarop het christendom toe. In 391 bevorderde keizer Theodosius het christendom tot staatsgodsdienst.
Christenen voor de leeuwen gegooid, gekruisigd, levend verbrand. Drie eeuwen lang moesten ze het ontgelden als een keizer zich bedreigd voelde of een zondebok zocht.
Fig. 7.47 Cybele, de Moedergodin (Magna Mater) uit Frygië in Klein-Azië had haar eigen tempel in Rome
VRAAG 18: Hoe beïnvloedden de veroveringen de Romeinse godsdienst?
1 Hoe oosterse goden het Romeinse Rijk veroveren
De ontwikkeling van het Romeinse geloof verliep in stappen:
Met de veroveringen drongen nieuwe religies het Romeinse Rijk binnen, met opvallende kenmerken en gevolgen.
• de oosterse religies kenden veel succes in het hele Romeinse Rijk
• de thema's van deze religies waren leven en dood
• de mysteriegodsdiensten waren alleen voor ingewijden toegankelijk
• in Rome mag iedereen geloven wat hij wil
Plinius de Jongere is Romeins bestuurder aan de Zwarte Zee (ca. 110) en legt in een brief aan keizer Trajanus uit hoe hij met christenen omgaat. Lees de tekst.
'Als iemand ervan beschuldigd wordt christen te zijn, ga ik als volgt tewerk: ik laat hem een gebed voorlezen waarin hij onze goden aanroept, ik laat hem wierook en wijn offeren voor uw beeld en laat hem Christus vervloeken. Echte christenen weigeren die zaken te doen.'
3 Christenen zijn staatsgevaarlijk
Op deze manier weet Plinius op iemand christen is: ze verwerpen de Romeinse godsdienst ze offeren niet aan de Romeinse goden ze offeren niet aan de keizer
Tongeren
Maastricht
Parijs Reims
Atlantische Oceaan
Bordeaux
Toulouse
Mérida Toledo
Sevilla
Donau
Lyon Milaan
Arles
Narbonne
Carthago
Middellandse Zee
De verspreiding van het christendom
Romeinse Rijk
gebieden waar het christendom is doorgedrongen eind 3de eeuw
Rijn Nijl
Zwarte Zee
Eufraat
mysteriecultus eredienst die geen deel uitmaakte van de openbare godsdienst. De deelnemers moesten ingewijd worden volgens een ceremonieel alvorens toegelaten te worden tot de geheime vieringen. Met gewijde handelingen en verhalen werd een soort goddelijke wijsheid over het leven voor en na de dood geopenbaard.
Verspreiding van het christendom Het christendom richtte zich tot alle mensen met een aantrekkelijke 'Blijde boodschap'. Het Romeinse wereldrijk kende bovendien een zekere eenheid: een groot territorium, een centraal gezag, tweetalig (Latijn en Grieks), een goed wegennet. Al die elementen samen bevorderden de snelle verspreiding van het geloof.
Groei, bloei en verval
Door de veroveringen kreeg Rome het karakter van een wereldstad met een multiculturele bevolking. Handelaars, grootgrondbezitters en hoge ambtenaren zijn de nieuwe rijken en bezitten de macht. Maar in Italië valt de slaventoevoer stil na de veroveringen en de latifundia raken in verval. De provincies worden daarentegen welvarend door de romanisering en de keizerlijke maatregelen die hen beschermen tegen uitbuiting. Gallië is de rijkste provincie en de kern van het Rijk. De villa's brengen nijverheidsproducten voort. Heirbanen zijn nu handelswegen. Steden pronken met grote gebouwen, zoals het Theater van Orange, Maison Carrée en Pont du Gard van Nîmes, Porta Nigra te Trier. Noord-Afrika wordt vruchtbaar gemaakt door bevloeiingswerken zodat het de graanschuur werd van het Rijk. Spanje heeft delfstoffen in de ondergrond en de bovengrond was geschikt voor weiland en brengt druiven en olijven voort.
JULISCH-CLAUDISCHE DYNASTIE (27 v.Chr. - 69)
1. Augustus 2. Tiberius 3. Caligula 4. Claudius 5. Nero
Tiberius volgt de politiek van Augustus, maar laat het bestuur over aan de Senaat en ambtenaren. Met Caligula komt de waanzin aan de macht. Claudius verovert nieuwe gebieden (o.a. Brittannië) en voert grote werken uit: kanaliseren van de Tiber tegen overstromingen, nieuwe haven te Ostia met kaaien en dokken,
FLAVIËRS (69-96)
1. Vespasianus
2. Titus
3. Domitianus
bouw van de Claudische waterleiding. Gallië krijgt burgerrecht en hij sticht Colonia Agrippina (= Keulen op de Rijn). De Middellandse Zee wordt Mare Nostrum (Onze Zee) Onder Nero ontspoort de macht in een willekeurige en blinde dictatuur.
keizer = princeps eerste burger principaat volk = burgers
Vespasianus herstelt de orde na Nero. Hij regeert voorspoedig met bekwame senatoren, richt betaald staatsonderwijs in, verfraait Rome met tempels en bouwt het Colosseum Titus onderdrukt de opstand van Judea en Jeruzalem (Triomfboog van Titus). De Vesuvius barst uit (79) en bedelft Pompeï. Domitianus moet het opnemen tegen de Daciërs aan de Donau, maar verliest. De legioenen aan de Rijn komen in opstand en roepen een tegenkeizer uit. Nerva kiest voor opvolging door adoptie. Trajanus is de eerste adoptiefkeizer en hij breidt het Rijk uit met Dacië
ANTONIJNEN (96-192)
1. Nerva 2. Trajanus 3. Hadrianus
4. Antoninus Pius
5. Marcus Aurelius 6. Commodus
en Armenië tot in Mesopotamië. Hij onderwerpt (tijdelijk, tot zijn dood) de Parthen. Hij legt een eigen forum aan, het grootste van vijf keizerlijke fora. Hadrianus geeft de veroveringspolitiek op en versterkt de grenzen (Muur van Hadrianus). Antoninus Pius stelt een wegenkaart op met afstanden tot op het Forum. Marcus Aurelius is een groot staatsman, maar kan niet verhinderen dat de Germanen doorbreken in het Westen. Met Commodus breekt de crisis uit.
SOLDATENKEIZERS (192-284)
1. Septimus Severus 2. Caracalla 3. Alexander Severus 4. Aurelianus ... van 235 tot 284 kiezen de legioenen nog 37 keizers
Keizers sterven niet in bed
Pretoriaanse Garde
De Pretoriaanse Garde was oorspronkelijk een lijfwacht van elitesoldaten die de generaals beschermden tijdens de Republiek. Vanaf Augustus straalde hij de macht van de keizer uit. De keizer kon de Garde als een privéleger gebruiken, maar het werd gevaarlijk als deze troepen rechtstreeks gingen tussenkomen in de politiek. Door bedreiging van de Senaat kon deze keurgroep een eigen kandidaat als keizer (een soldatenkeizer) uitroepen, een rivaal uitschakelen en liet zich zelfs omkopen om een keizer te vermoorden. In 193, bij de dood van Commodus, as hij zo corrupt dat de Wacht de keizerstroon aan de hoogste bieder verkocht. Keizer Constantijn schafte de lijfwacht ten slotte af.
■ vermoord/geëxecuteerd ■ afgetreden/afgezet
■ zelfmoord ■ onzeker
■ gestorven/gesneuveld
Fig. 7.49 Rome heeft 86 officieel bekende keizers, medekeizers en tegenkeizers niet meegerekend.
Verval en ondergang
Na de Pax Romana volgde een eeuw militaire anarchie. Pogingen om de orde te herstellen mislukten, liepen uit op de splitsing van het Rijk en de ondergang van het West-Romeinse Rijk.
VRAAG 19: Wat veroorzaakte de ondergang van het Romeinse Rijk?
DIOCLETIANUS de Grote (284-306)
Diocletianus werd als cavaleriecommandant in Dalmatië door zijn soldaten tot keizer gekozen. Hij besloot de keizerlijke macht te verdelen. Hij nam de oostelijke landen zelf in bezit en gaf het Westen aan zijn oude vriend Maximianus. Zeven jaar later stelde hij in elke deel ook nog eens twee medekeizers aan. Dit bestuur was een tetrarchie (regering met tvier). Een legertje ambtenaren zorgde voor de inning van de belastingen en de uitvoering van de keizerlijke edicten (keizerlijke wetten). De oude ambten werden onbelangrijke ereambten. Zo kwamen alle draden van het bestuur samen in de hand van de keizer, die zich nu dominus et deus laat noemen, heer en god, een goddelijk alleenheerser. Daarmee vervangt hij het principaat door het dominaat. Voor de verdediging van de grensgebieden ronselde Diocletianus ter plaatse soldaten die hij grond gaf, zodat ze bij gevaar hun eigen grond moesten verdedigen. Voor het binnenland richtte hij een beweeglijk leger op van uitgelezen huurtroepen die bijsprongen op bedreigde plaatsen. Het doel van Diocletianus was het grote rijk veiliger te maken, bestuurbaarder en de opvolging laten verlopen zonder bloedvergieten. De zwakte van de tetrarchie was dat de vier heersers moesten samenwerken. Na Diocletianus stortte het systeem in.
CONSTANTIJN
de Grote (306-337)
keizer = heer en god dominaat volk = onderdanen
Na Diocletianus vechten zes kandidaten om de macht. Constantijn schakelde eerst zijn rivaal Maxentius in het Westen uit en Maximianus werd uitgeschakeld door Licinius. Na conflicten tussen de winaars blijft Constantijn over als nieuwe alleenheerser (324). Hij vestigde zich in het verwoeste Byzantium dat hij heropbouwde en zijn naam gaf als nieuwe
tetrarchie
keizer (Augustus) bestuurt het Westen vanuit
Milaan medekeizer (Caesar) bestuurt vanuit
THEODOSIUS de Grote (379-395)
hoofdstad, Costantinopel. Hij kon kortstondig de eenheid van het Rijk herstellen.
Vanaf Theodosius (379) worden twee problemen definitief opgelost: het christendom wordt staatsgodsdienst (391) en het Romeinse Rijk wordt gesplitst (395) in het West-Romeinse en het Oost-Romeinse Rijk.
De keizertijd kende twee bestuurssystemen en een woelige tussentijd. In elk van de beide periodes werd het volk en de keizer anders beschouwd
Principaat Soldatenkeizers Dominaat
• keizer: eerste burger
• volk: burgers
1 Hoe de opvolging van de keizers verliep
• keizer: alleenheerser
• volk: onderdanen
De opvolging van de keizers werd verschillende manieren geregeld in de periode van
• het principaat: familiale opvolging / adoptie
• de soldatenkeizers: leger
• het dominaat: machtsstrijd
Trier keizer (Augustus) bestuurt het Oosten vanuit
Sirmium opvolgers
Nicomedië medekeizer (Caesar) bestuurt vanuit
beeldengroep van de tetrarchen, Diocletianus staat op de hoek (San Marcobasiliek, Venetië)
zuil van Trajnus (Rome), beeldverhaal van de verovering van Dacië
Na twee eeuwen voorspoed (Pax Romana) wordt het Romeinse Rijk bestuurlijk onhoudbaar. Daarna bedreigen externe gevaren het Keizerrijk.
Volksverhuizingen
Vanaf
370 kwamen de Gemaanse volkeren onder druk te staan van stammen uit het Oosten. De Hunnen stormden vanuit de kale grasvlakten van Centraal-Azië naar het Westen en dreven de stammen die daar woonden voor zich uit. Sommige Germaanse stammen mogen zich van de Romeinen in de grensgebieden aan de Rijn en de Donau vestigen en hun aanvoerders krijgen zelfs belangrijke functies in het Romeinse leger. Het zijn foederati of bondgenoten. Ze moeten de grens helpen verdedigen tegen nieuwe binnenvallende volkeren. Andere stammen trekken verder, stellen zich steeds onafhankelijker tegen Rome op en controleren na verloop van tijd grote delen van het West-Romeinse Rijk. Zo veroverde Attila de Hun het gebied ten zuiden van de Donau en ondernam hij plundertochten in Italië. Ravenna, omringd door water, was beter te verdedigen en werd de nieuwe hoofdstad van het West-Romeinse Rijk (402). Germaanse stammen als de Franken staken de Rijngrens over (406) in Noord-Gallië en de Bourgonden maakten zich meester van Midden-Gallië. Rome viel ten prooi aan plunderende Oost- en West-Goten (410). De Vandalen drongen Spanje en Noord-Afrika binnen en plunderden Rome opnieuw (455). Een aanvoerder van Germaanse huurlingen in het Romeinse leger, Odoaker, onttroonde de verzwakte keizer van het Westen in 476 en werd daarmee de eerste barbaarse koning van Italë. Het West-Romeinse Rijk viel uiteen en verdween van de kaart.
Juten
Saksen
Donau Rijn
Atlantische Oceaan
Volksverhuizingen in de 5de eeuw
Rome Hunnen Carthago
Middellandse Zee
West-Romeinse Rijk
Oost-Romeinse Rijk
Angelen en Saksen
Franken
Goten
West-Goten
Oost-Goten
Hunnen
Vandalen
Zwarte Zee
Fig. 7.51 Germaanse stammen probeerden al vóór de 4de eeuw het Romeinse Rijk binnen te dringen. De oprukkende Hunnen gaven de grote stoot aan massale volksverhuizingen.
Nieuwe thuis
Uit de chaos van de grote volksverhuizingen ontstond na meer dan 100 jaar een nieuwe orde, ten koste van 500 jaar Keizerrijk. De Oost-Romeinse keizers regeerden na de ondergang van het Westen over een rijker, dichter bevolkt en beter verdedigbaar gebied. Het Griekssprekende deel met Constantinopel als hoodstad bleef als het Byzantijnse Rijk nog 1000 jaar bestaan. In het Westen breekt een andere tijd aan die zichzelf nog moet uitvinden: daar staan de middeleeuwen voor de deur.
De rijkdommen van de steden en de welvaart van het Rijk waren dikwijls het doelwit van de barbaren geweest. In Rome waren de graanuitdelingen stilgevallen. De bevolking vluchtte massaal naar het veiliger platteland. Maar ook het platteland had te lijden van strooptochten. De hele economie geraakte ontwricht en de belastingopbrengsten van de staat verminderden zodanig dat het dure leger niet meer kon worden betaald.
LONGOBARDEN LONGOBARDEN
OOST-GOTEN OOST-GOTEN
GEPIDEN GEPIDEN
Het Romeinse Rijk na 476
SLAVISCHE VOLKEREN
OOST-ROMEINSE
Middellandse Zee
Zwarte Zee
(BYZANTIJNSE) RIJK (BYZANTIJNSE) RIJK
Nijl
Eufraat
Carthago
2 De hervormingen van Diocletianus
Diocletianus voerde drastische hervormingen door. Hij bedacht volgende oplossingen voor
• het bestuur: de macht verdelen (tetrarchie), heersen als een god
• de verdediging: grensbewoners als soldaat, hulptroepen springen bij
• de opvolging: de medekeizer (Caesar) volgt de keizer (Augustus) op
• het dure leger: zware belastingen in natura en in geld
3 Het Romeinse Rijk valt uit elkaar
Ten tijde van Theodosius steken Barbaarse stammen steken massaal de Rijn en de Donau over, aangetrokken door de welvaart van het gebied en de rijkdommen van de steden en opgejaagd door de Hunnen, volksstammen uit Centraal-Azië.
Voor de bedreiging van buitenaf vond hij een oplossing.
Hij splitst het Rijk in het Oost-Romeinse en het West- Romeinse (Byzantijnse) Rijk zodat elk deel zichzelf kan besturen.
Na de splitsing gaan beide gebiedsdelen hun eigen gang:
• Oost-Romeinse Rijk: blijft nog 1000 jaar bestaan (tot 1453)
• West-Romeinse Rijk: valt uiteen in afzonderlijke stamgebieden en houdt op te bestaan als de keizer wordt afgezet (476)
Belastingen Pachters die het land van een grootgrondbezitter huurden, moesten 1/10 van de oogst afstaan en bovendien op niet-verpachte velden van de heer gaan helpen. Om zeker te zijn van de belastingen, liet keizer Diocletianus toe dat landeigenaars willekeurig de belastingen van hun coloni verhoogden. Veel pachters vluchtten weg bij een eigenaar die hen uitbuitte. Steeds meer velden kwamen braak te liggen, wat schaarste aan voedingsmiddelen en belastingen veroorzaakte. Daarom vaardigde Constantijn in 332 een wet uit die verbood dat pachters het landgoed verlieten. De overgebleven pachters waren dan goekope werkkrachten ...
Attila de Hun koning en aanvoerder van de Hunnen van 434 tot 453. Het Hunnenrijk strekte zich uit tussen de Oeral en de Oostzee tot de Rijn en de Donau. Hij organiseerde met zijn bondgenoten succesvolle en angstaanjagende rooftochten door Gallië, maar hij werd verslagen door de Romeinen en hun Gallische bondgenoten, na een hevige strijd op de Catalaunische Velden bij Châlons (zie p. 196). Daarna trok hij zich terug.
Atilla de Hun op een munt, met de tekst 'Attilla de Gesel Gods'
Fig. 7.50 De oude hoofdstad Constantinopel aan de Bosporus, ooit Byznatium genoemd door de Grieken en nu Istanbul.
Samenhang
Vijf eeuwen Keizerrijk
Octavianus maakte een eind aan de burgeroorlogen. Hij krijgt de titel 'Augustus' en wordt als aangenomen zoon van Caesar nu 'Caesar Augustus' genoemd. Met hem begint de Keizertijd. De eerste twee eeuwen van deze historische periode brengen voorspoed. Daarna volgt een eeuw anarchie met soldatenkeizers aan de macht. In de laatste twee eeuwen hebben de Romeinen af te rekenen met vreemde volksstammen aan de Rijn en de Donau die het Rijk willen binnendringen.
1 Vrede brengt voorspoed
Octavianus maakte een eind aan de derde burgeroorlog. De Senaat beloont hem met de titel 'Augustus', 'Verhevene'. Met de naam van zijn pleegvader erbij laat hij zich 'Caesar Augustus' noemen. In zijn streven naar de absolute macht gaat hij voorzichtig en slim tewerk. Hij krijgt meerdere bestuurlijke functies die hij na de ambtstermijn teruggeeft, maar de Senaat verlengt die bevoegdheden of zet ze om in lange termijnen. Zorgvuldig kiest en benoemt hij medewerkers om zijn taken uit te voeren. Zij krijgen de naam die past bij de opdrachten, maar niet de macht. Senatoren uit oude geslachten en mannen met veel aanzien bij de bevolking, krijgen door hun hoge posities een plaats in het bestuur van de staat.
In werkelijkheid is zijn wil nu wet en is hij alleenheerser. Die vorm van besturen wordt 'principaat' genoemd: de bestuursvorm waarbij de princeps (de eerste burger) de Senaat en de ambtenaren laat deelnemen aan de macht, maar in zijn dienst. De keizers na Augustus zullen steeds duidelijker laten blijken wie de werkelijke macht in handen heeft,
tot op het punt dat ze zich 'dominus et deus' laten noemen, heer en god. Augustus begint met belangrijke hervormingen door te voeren. Het leger wordt afgeslankt omdat nieuwe veroveringen geen optie meer zijn. Hij streeft naar natuurlijke grenzen die hij versterkt met forten en wachttorens en legioenen die rechtstreeks onder zijn bevel staan.
Die moeilijke grensprovincies zijn de keizerlijke provincies. De legioenen in het binnenland moeten voor rust en vrede zorgen en staan onder het bevel van prefecten (gouverneurs) en ambtenaren die betaald worden voor hun diensten. Dat zijn de senatoriale provincies. Alle provincies betalen rechtstreeks belastingen aan Rome. Op die manier voorkomt Augustus uitbuiting door bestuurders en dat legergeneraals het tegen elkaar opnemen. Door de vrede ontstaat voorspoed.
2 Werken in het Romeinse Rijk
In de tijd toen Rome veroveringsoorlogen voerde buiten het schiereiland, verdween in Italië de middenstand van kleine boeren. In de lange diensttijd van de boeren als soldaten -16 tot 20 jaar - vervallen hun boerderijtjes. Daarna is er vaak geen andere uitkomst dan hun land te
verkopen aan wie rijk en machtig is. Zo ontstaan uitgestrekte latifundia. Ook de grootgrondbezitters komen in de problemen als de slavenaanvoer uit de veroverde gebieden stilvalt en ze door gebrek aan slavenarbeid gedwongen worden hun grond te verdelen in kleine stukken en aan pachters (coloni) te verhuren. De economische activiteit verschoof naar de provincies waar kolonies van veteranen waren ontstaan en villa's of herenboerderijen naast landbouwproducten als graan, olie en wijn, ook nijverheidsproducten ontwikkelen. Overschotten uit de lokale nijverheid worden handelsproducten, eerst plaatselijk en dan steeds verder weg langs de grote heirbanen, rivieren en zeewegen waar nieuwe nederzettingen ontstaan. In de buurt van de Romeinse forten, groeien sommige nederzettingen uit tot steden en de grootste daarvan worden de bestuurlijke hoofdplaats van een civitas. Bij ons is Tongeren een mooi voorbeeld. Zo worden de veroverde gebieden stilaan geromaniseerd.
3 Wonen en leven in Rome
Rome is een grote stad met 1 miljoen inwoners bij het begin van de Keizertijd. Het stadproletariaat is de dominerende bevolkinggroep die bepaalt hoe mensen leven en wonen. Een minderheid beschikt over een domus, een privéwoning. Aan de straatzijde zijn deze huizen niet indrukwekkend. De luxe zit binnen. Het atrium is de centrale hal waarrond zich de leefkamers bevinden: zo mogelijk een winkel of atelier aan de straat, verder een keuken, zitkamer, kantoor, berging en enkele slaapkamers. Het is er best aangenaam want de muren zijn fraai beschilderd, vloeren zijn ver-
Muur van Hadrianus
sierd met kleurig mozaïek, water en lucht stromen toe uit de opening in het dak. Zo'n huis is een atriumhuis. Wie echt rijk is, beschikt ook nog over een binnentuin, een peristilium of tuin naar Grieks model. De zuilengang rondom leidt naar de grote eetkamer achterin de tuin waar de pater familias gasten ontvangt. Huispersoneel is er natuurlijk ook. Het heeft meestal een onderkomen op de verdieping. Bij arme mensen is er geen spoor van comfort. Ze hokken in een of twee huurkamertjes van huizenblokken in smalle en kronkelende straatjes, zonder water of sanitair en deze constructies zijn dikwijls wankel. Vuilnis wordt op de straat gekieperd, het stinkt er en het is er altijd druk. Het is dus niet te verwonderen dat veel Romeinen buiten leven op de pleinen en liefst vertoeven waar er wat te beleven valt. Rijke mensen ontmoeten elkaar nog in de thermen, op het Forum en in basilica's. Volksvermaak met wagenrennen in het circus, gladiatorengevechten in het amfitheater en theaterspel, zorgen voor spektakel en afleiding. Voor de grote groep armen zonder werk en inkomen, zijn er dagelijks gratis graanuitdelingen. Handige politici kunnen zich populair maken door te zorgen voor brood en spelen en hopen zo politieke macht te verwerven.
4 Onderwijs en opvoeding
Wie ooit een rol van betekenis wil spelen in het openbare leven, moet naar school gaan. Rijken zorgen voor thuisonderwijs, vaak gegeven door een Griekse slaaf. Zo kan zowel Latijn als Grieks geleerd worden, de twee bestuurs- en cultuurtalen in het Romeinse Rijk. Schoolgebouwen zijn er niet zodat kinderen leren lezen, schrijven en rekenen op straat, ergens onder een beschermend afdak, in een portiek of in het beste geval bij een leermees-
ter thuis. In het voortgezet onderwijs vanaf 12 jaar, leren jongens de Latijnse en Griekse schrijvers kennen bij een grammaticus. Een sport- of beroepsopleiding kan ook gevolgd worden. Jongens met ambitie krijgen bij een retor een opleiding in de welsprekendheid, een onmisbare vaardigheid voor wie advocaat wil worden of een politieke functie beoogt. Meisjes blijven na het basisonderwijs thuis om bij moeder alles te leren over het huishouden. Bij de overgang naar volwassenheid krijgen de jongens de mannentoga van hun vader, met een kleine ceremonie bij het huisaltaar, gevolgd door inschrijving in het stadsregister. Op 18-jarige leeftijd is een Romein een volwassen burger, klaar voor het beroepsleven.
5 Praktische Romeinen
Romeinen zijn boeren van oorsprong, mensen met een praktische aard. Van de Etrusken leren ze bouwen met boog, gewelf en koepel. De Grieken hebben voorbeelden van grote tempels. Ze voegen er zelf beton als bouwmateriaal aan toe. Met gewelfconstructies overspannen ze grote ruimten zonder steunpunten. Die bouwkundige kennis wordt verder toegepast en zo ontstaan vele soorten monumentale bouwwerken: amfitheaters, circussen, theaters, basilica's, tempels, paleizen, thermen, bestuursgebouwen, evenals riolen, poorten, bruggen, aquaducten, kaaien en havens. De stad Rome zelf is niet systematisch aangelegd, in tegenstelling tot de nieuwe steden in de provincies die volgens een uitgekiend dambordpatroon zijn ontworpen. Tussen de steden ligt een uitgestrekt netwerk van heirbanen en de grenzen zijn op zwakke plaatsen versterkt met muren en forten. Ook beeldende kunsten horen thuis in het openbaar domein. Om gebouwen aan te kleden maken
de Romeinen gebruik van de Griekse bouwstijlen. Realistische beelden van de keizer, triomfbogen, erezuilen op keizerlijke fora sieren het stadsbeeld. Historische reliëfs aan de bouwwerken brengen de daden van de keizers in beeld. Zelfs op munten waren de heersers duidelijk herkenbaar.
Julia Domna, vrouw van Septimus Severus
6 Van veel goden naar één God
Als landbouwvolk geloven de Romeinen in natuurkrachten en geesten. Ze krijgen pas een eigen gestalte door contacten met de Etrusken en hun goden. De Griekse godenfamilie vinden ze zo mooi dat ze die overnemen met de namen van hun eigen goden. Godsdienst wordt zeer ernstig genomen: de Romeinen geloven dat de goden hun gezinnen en de staat beschermen in ruil voor offers. Toch, omdat het Romeinse Rijk vele volkeren herbergde, allemaal met hun eigen goden, zijn ze heel verdraagzaam tegenover vreemde goden. Ze worden zelfs opgenomen in de eigen samenleving. Zo kwam ook het christendom binnen in het Rijk, maar omdat christenen in één God geloven en de keizer niet als een god vereren, worden ze vervolgd door sommige keizers. Met de tijd zal keizer Constantijn het christendom toestaan en keizer Theodosius maakt het tot de enige godsdienst in 391.
7 Verval en ondergang
In de 3de eeuw breken er zware tijden aan omdat Germaanse stammen het Rijk binnendringen. Keizers worden nu gekozen door de legioenen. Keizer Diocletianus probeert door reorganisatie van het staatsbestuur
de aanvallers tegen te houden. Hij verdeelt daarom de macht onder vier keizers, dat is een tetrarchie of bestuur met vier. Elke keizer heeft dan een kleiner gebied om te verdedigen. Hij heerst er als een god. Dit bestuur, het dominaat, mislukt door gebrek aan samenwerking. De strijd om de troon gaat na hem gewoon verder. Het grote Rijk wordt in 395 door keizer Theodosius definitief gesplitst in een Oost- en een West-Romeins Rijk. Onder druk van Aziatische steppevolkeren, de Hunnen, wordt het hele rijk ten slotte onder de voet gelopen. De laatste keizer wordt afgezet in 476. Het westelijk deel valt ten prooi aan vele stammen die ieder hun eigen woongebied innemen. Het Oost-Romeinse Rijk blijft
Splitsing van het Romeinse Rijk ca. 395
West-Romeinse Rijk
Oost-Romeinse Rijk
bestaan als het Byzantijnse Rijk tot tot in 1453.
Belegerd Geplunderd Hunnen en bondgenoten
Romeinen en bondgenoten
Tochten van Attila in Gallië en confrontatie op de Catalaunische Velden bij Châlons.
Keltische strijdwagen
Constantinopel
Middellandse Zee
Zwarte Zee
Atlantische Oceaan
Attila in Gallië 451 n.Chr.
OVERZICHT ROME
Etruskische leermeesters
KONINKRIJK
753-509 v.Chr. de stamstaat Rome wordt een stadstaat
De koning heeft alle macht Senaat Volksvergadering
geven raad aan familiehoofden patrum auctoritas
legeraanvoerder k iest koning opperrechter wetsvoorstellen opperpriester oorlog of vrede goedkeuring besluiten
De Etruskische koning wordt verdreven
REPUBLIEK
509 v.Chr. - 27 v.Chr. besturen is een zaak van het volk
De Senaat heeft de macht 2 consuls of 1 dictator Volksvergadering wetgevende macht uitvoerende macht alle vrije mannen stemmen geeft raad dagelijks bestuur geen inspraak
• VEROVERINGEN 1. Een wereldrijk ontstaat rond de Middellandse Zee (Mare Nostrum) opgang 2. Sociale ongelijkheid wordt politieke strijd naar arm - rijk optimates - populares gelijk heid recht op bescherming - burgerlijke gelijkheid - grondbezit - politieke gelijkheid
Theodosius: christendom = staatsgodsdienst (391) historische reliëfs splitsing van het Rijk (395) fresco's + mozaïeken
Oost- en West-Romeinse Rijk
• CRISIS Germaanse volksverhuizingen godsdienst einde West-Romeinse Rijk (476) van polytheïsme naar Oost-Romeinse Rijk blijft bestaan als het Byzantijnse Rijk monotheïsme (christendom)