
1 minute read
1.6 Welke eigenschappen hebben hormonen?
Aan welke kenmerken kun je een hormoon herkennen? Probeer dat met behulp van opdracht 14 zelf te achterhalen. OPDRACHT 14
Lees de vragen aandachtig en vul het antwoord aan in de tabel. Noteer ook telkens een voorbeeld om je antwoord te staven.
Vraag Welke soort prikkels lokken een hormoonproductie uit? Antwoord Voorbeeld
verandering van concentratie van een stof Welke cellen maken hormonen aan? Wat is het nut van de verspreiding van hormonen via de bloedbaan? Waarom zijn hormonen signaalstoffen? Waarom is een hormoon een geleider? Welke eigenschap hebben de cellen waarop een bepaald hormoon kan inwerken? Hoeveel soorten doelcellen heeft een hormoon? ©VAN IN Hoeveel van een hormoon heb je nodig vooraleer je er een effect van voelt? Een dosis van 0,023 tot 0,04 mg zorgt ervoor dat een eisprong bij een meisje verhinderd wordt (anticonceptie).
Hormonen zijn te herkennen aan hun specifieke eigenschappen: ze worden geproduceerd door endocriene klieren en over het hele lichaam verspreid. Omdat ze een boodschap overbrengen, werken ze als geleider in het regelsysteem. Ze werken in heel lage dosissen en activeren enkel de cellen met passende receptormoleculen, de doelcellen. Die doelcellen zijn de effectoren, ze voeren de reactie uit. Veranderingen in de concentratie van een stof, zoals het glucose- of het calciumgehalte in het bloed, werken als inwendige prikkels. Alfa- en bètacellen, of cellen in de bijschildklieren, zijn receptorcellen en detecteren die prikkels. De receptorcellen liggen in endocriene klieren zoals de pancreas of de schildklier. Die klieren produceren hormonen. De hormonen worden afgegeven aan de haarvaten en komen in de bloedbaan terecht. Met het bloed verspreiden ze zich naar alle weefsels in het lichaam. Ze fungeren als signaalstof want ze brengen de boodschap van de prikkel naar alle cellen. Zo doen ze dienst als geleider van informatie; ze vormen de schakel tussen receptor en effector. Hormonen binden op cellen die over passende receptormoleculen beschikken, de doelcellen. Botafbrekende cellen bevatten receptormoleculen voor calcitonine en voor parathormoon, alfacellen bevatten receptormoleculen voor glucose. De doelcellen reageren op het hormoon, het zijn de effectoren. prikkel verandering van hoeveelheid stof neurale prikkel receptor endocriene klier geleider hormoon effector doelcel met receptormolecule reactie ©VAN IN ` Maak oefening 9 op p. 271.