12 minute read

AAN DE SLAG

1 Welke delen van een neuron vind je terug in (bijna) elke lichaamscel?

2 Iemand heeft een diepe snijwonde in het been. Daardoor is die persoon gevoelloos in zijn teen. Hoe kan dat verklaard worden?

3 Welk deel van een neuron is omgeven door myeline?

4 Als gevolg van een zeldzame ziekte raken dendrieten van neuronen langzaam beschadigd. Wat is het gevolg daarvan voor het neuron?

5 Het potentiaalverschil (spanning) tussen de binnenzijde en de buitenzijde van het membraan bedraagt –70 mV. Dat lijkt niet erg veel, maar een membraan is amper 5 nanometer (1 nanometer = 10-9 meter) dik. Bereken hoe groot de spanning over het membraan zou bedragen als het membraan 1 cm dik zou zijn.

Dikte membraan Spanning 5 nanometer –70 mV 6 Verklaar waarom de rustpotentiaal essentieel is in de prikkelgeleiding. ©VAN IN

7 Verbind de volgende gebeurtenissen met het juiste begrip.

De buitenzijde van het membraan wordt steeds positiever.

actiepotentiaal

depolarisatie repolarisatie rustpotentiaal

De buitenzijde van het membraan is negatief ten opzichte van de binnenzijde. Het potentiaalverschil tussen de buiten- en binnenzijde van het membraan bedraagt +70 mV. De buitenzijde van het membraan wordt steeds negatiever. De binnenzijde van het membraan wordt steeds minder positief ten opzichte van de binnenzijde. Het membraanpotentiaal is omgedraaid. De buitenzijde van het membraan wordt steeds minder negatief ten opzichte van de binnenzijde. 8 Kruis het juiste antwoord aan. Bij een actiepotentiaal … … wordt de binnenzijde van het membraan positiever dan de buitenzijde, doordat negatieve ionen naar buiten stromen. wordt de binnenzijde van het membraan positiever dan de buitenzijde, doordat positieve ionen naar binnen stromen. … wordt de binnenzijde van het membraan negatiever dan de buitenzijde, doordat negatieve ionen naar buiten stromen. … wordt de binnenzijde van het membraan negatiever dan de buitenzijde, doordat positieve ionen naar binnen stromen. 9 De meeste receptoren zijn gevoelig voor één bepaalde prikkel: de gepaste prikkel. Hoe kan een sterke stimulering leiden tot een pijngewaarwording? 10 Wat is een gevolg van het afbreken van de myelineschede? ©VAN IN 11 Hoe noem je de lange uitloper van een neuron die de actiepotentialen geleidt?

12 Op welke manier kan de impulsgeleiding verstoord worden ter hoogte van een chemische synaps?

13 Noteer in de tabel de delen van het centraal en perifeer zenuwstelsel. Zet dan het nummer op de juiste plaats bij de figuur.

Centraal zenuwstelsel 1 Perifeer zenuwstelsel 3 4 5 14 Kleur op de figuur het ruggenmerg rood, de grensstrengen groen, en de ruggenmergzenuwen blauw. wervel ruggenmergvliezen 2 buikzijde ©VAN IN

rugzijde

15 Lees de tekst over epidurale verdoving en beantwoord de vragen. Voorafgaand aan een bevalling worden verdovende stoffen tot bij het ruggenmergvlies gebracht (tussen de wervels door). De ruimte daar wordt ook de epidurale ruimte genoemd (epi = op; dura = hard). Vandaaruit zoekt het verdovende middel een weg naar de neuronen van het ruggenmerg. a In welk lichaamsdeel bevinden zich de pijnprikkels die gestopt worden door deze epidurale verdoving? b Waarom voert men een tijdje voor de eigenlijke bevalling die inspuiting al uit? 16 Plaats in elke cirkel het juiste nummer. Kies uit: zenuwvezel (1), zenuwbundel (2), bindweefselschede (3), zenuw (4), bloedvat (5). 17 Van welke type neuronen kunnen zich geen uitlopers in een zenuw bevinden? Kruis het juiste antwoord aan. … uitlopers van motorische neuronen uitlopers van schakelneuronen … uitlopers van sensorische neuronen … uitlopers van efferente neuronen

huid ruggenwervel epidurale ruimte holle naald ©VAN IN

18 Ambulanciers of artsen voeren de pupilreflextest regelmatig uit. Vul de zinnen aan.

Na een val of verkeersongeval checken de ambulanciers of artsen of de

, schakelneuronen en

de irisspieren nog goed aansturen, en dus of er mogelijk schade is door de val. Ook bij druggebruik wordt deze test gedaan om de mate van vergiftiging van de in de hersenen te kunnen inschatten. Het is namelijk de hersenstam die de neuronen voor het regelen van de pupilreflex bevat. Met de pupilreflextest kan dus ook overmatig druggebruik opgespoord worden. 19 Je grijpt naar je smartphone om te bellen. Beantwoord de volgende vragen. a Waar in de hersenen vertrekt het traject van de impuls voor deze gewilde beweging? b Via welke zenuwen wordt de impuls naar de armspieren gevoerd? Kruis het juiste antwoord aan. … hersenzenuwen ruggenmergzenuwen … hersen- en ruggenmergzenuwen 20 Als een kind een hete kookpot aanraakt, zal het zijn hand onmiddellijk terugtrekken. a Vul de opeenvolgende stappen van de reflexboog bij die terugtrekreflex aan. in de huid neuron doorheen je arm schakelneuron in het ruggenmerg neuron in het ruggenmerg in de bovenarm (biceps) samentrekking van de bovenarmspieren (biceps) ©VAN IN b Benoem de delen op de onderstaande figuur.

c Geef met pijlen het traject van de impuls weer op de figuur

21 Bestudeer de afbeeldingen en vul de tabellen aan voor: a het bewust gewaarworden van de bal aan de voet b het gewild wegtrappen van de voetbal a prikkel receptor Zij maken de impuls aan. geleiding 1 in het been dat tot aan het loopt in de grijze stof van het 2 ©VAN IN 3 in de hersenen

Schakelneuronen in het hersendeel voor

hersenen zorgen er voor dat je de prikkel in de (grote)

kunt waarnemen

Het impulstraject voor het bewust trappen van de bal wordt opgestart

geleiding

Vanuit het hersendeel voor gewilde bewegingen geleiden twee typen neuronen 22 Bij de strekreflex voor het dijbeen spelen de bovenste dijspieren een belangrijke rol. Bevinden zich in de bovenste dijspieren receptoren of effectoren? … alleen effectoren … alleen receptoren zowel receptoren als effectoren … geen van beide 23 Zet de stappen van de reflexboog van de kniepeesreflex in de correcte volgorde. Nummer ze van 1 tot 5. Impulsgeleiding in sensorisch neuron De bovenste dijspieren trekken samen. Mechanoreceptoren van de bovenste dijspieren vormen een impuls. Impulsgeleiding in motorisch neuron De bovenste dijspieren rekken de impuls na elkaar: • in de hersenen en het ruggenmerg • een doorheen het been tot aan de bovenste dijspieren je bovenste dijspieren reactie ©VAN IN

24 Vul op de figuur de hersenstructuren aan met hun nummer uit de tabel.

1kleine hersenen

2ruggenmerg 3hersenbalk 4grote hersenen 25 Bekijk de figuren en beantwoord de vragen. a Zijn de binnenste cirkels even groot? b Zijn de horizontale lijnen parallel? ©VAN IN c Vul aan:

De van prikkels is een proces dat tot stand komt.

26 Lees de teksten en vul de zinnen aan.

rechterhemisfeer prefrontale hersenlob hypothalamus

thalamus linkerhemisfeer limbisch systeem

Bij een experiment werd aan proefpersonen gevraagd naar enkele filmpjes te kijken terwijl ze onder een MRI-/ NMR-scanner lagen. Ze moesten tegelijkertijd hun gevoel uitdrukken. De meeste filmpjes bevatten neutrale, alledaagse onderwerpen en activiteiten. De proefpersonen gaven daarbij neutrale emoties aan. Enkele filmpjes lieten echter bedreigende situaties zien, zoals een naderende man met een mes, of net heel vreugdevolle taferelen, zoals een verjaardagsfeest. De proefpersonen gaven daarbij aan zich angstiger te voelen, of net blijer. MRI-/NMR-beelden van het limbisch systeem lieten enkel verhoogde activiteit zien bij de beelden van angst of blijdschap, terwijl er bij de andere filmpjes geen werking was. Het limbisch systeem reguleert . Een kater met een hersentumor onderging een hersenoperatie. Daarbij werd een stukje van de tussenhersenen weggenomen. Na de operatie werd de kater alsmaar dikker. Hij kon niet meer stoppen met eten, had steeds honger. De dierenarts vertelde bij een tweede bezoek dat dit niet onverwacht was. Hij had het omgekeerde ook al zien gebeuren bij een hond. Die wou na een operatie aan de tussenhersenen niet meer eten omdat zijn hongergevoel verdwenen was. De tussenhersenen reguleren . ©VAN IN

27 Bestudeer de tekst en figuren en beantwoord de vragen.

14 000

12 000 skeletspieren tijdens inspanning

in rust

10 000 debiet (mL/min) 6 000 8 000 4 000 2 000 hart huid darmen

Onderzoekers vergeleken de bloedstroom doorheen de bloedvaten nabij enkele belangrijke organen van een sporter. Dat deden ze voor een atleet in rust, maar ook voor diezelfde sporter tijdens een vermoeiende oefening. In de grafiek kun je het debiet in de bloedvaten aflezen per lichaamsdeel. Wetenschappers maten naast dat debiet ook de intensiteit van impulsgeleiding naar diezelfde bloedvaten. Impulsen die via zenuwbanen naar de bloedvaten gaan, kunnen er immers voor zorgen dat bloedvaten onbewust vernauwen door spierwerking van spiertjes rond die bloedvaatjes. Dat heet vasoconstrictie.

vasoconstrictie

a Welke eenheid lees je voor de grootheid debiet af op de grafiek? b Leid vanuit die eenheden voor debiet af waarvoor debiet staat. Definieer. c Voor welke lichaamsdelen bestaat er de grootste toename aan debiet bij het sporten? d Wat betekent dat voor de diameter van de bloedvaten bij die laatste organen tijdens het sporten? e Voor welke organen bestaat er een afname aan debiet tijdens het sporten? f Wat betekent dat voor de bloedvaten bij die laatste organen? g Op de figuur hiernaast zie je langs welke perifere zenuwen impulsen tot bij je darm geraken. Benoem de perifere zenuwen waarlangs de impuls naar je darmen loopt.

ruggenmerg grensstreng dunne darm 0 rugzijde ©VAN IN 224 tHema 02 aan De slag

Je ademhalingsfrequentie en hartslag verhogen automatisch bij het sporten. Er wordt

zuurstofgas (O2) opgenomen in je en ook

getransporteerd naar je spieren door je verhoogde hartslag. Je zenuwstelsel

kan sturen naar je verterings- en uitscheidingsorganen tijdens het sporten. De spiertjes rond de bloedvaten van die organen gaan daardoor . Dat heeft een afremmende invloed op die organen. Ze gaan actief worden en dus ook zuurstofgas (O2) verbruiken. De moleculen O2 zijn op dat moment immers vooral nodig voor de . De blijft daardoor ongewijzigd in je bloed. i Vul op basis van de informatie uit de figuren de figuur verder aan. Kies uit: ademhalingsspieren – autonome zenuwstelsel – effectoren – hartspieren – receptoren – spiertjes darmen – 95-99 % zuurstofgassaturatie verwerkingscentra met o.a. de hersenstam chemoreceptoren homeostase < 95 % signalen signalen prikkel reactie geleiding worden gestimuleerd:©VAN IN

28 Beoordeel de uitspraken aan de hand van de figuur.

grote hersenen

Tip: onderzoek of een orgaan een stimulerende impuls (+) of een remmende impuls (-) ontvangt vanuit het zenuwstelsel. In het rood vind je de perifere zenuwen die actief zijn tijdens het sporten. In het groen de actieve perifere zenuwen bij rust. Bij het sporten worden je hart en longen aangezet tot harder werken door stimulerende impulsen vanuit je zenuwstelsel. juist / onjuist Bij het sporten worden je verterings-organen afgeremd door impulsen vanuit je zenuwstelsel. juist / onjuist In rust worden je verteringsorganen aangezet tot harder werken door je perifere en je centrale zenuwstelsel. juist / onjuist 29 Talgklieren produceren talg. Talg is een vetachtige substantie dat de huid en haren glanzend en soepel houdt. Waarom noemen we talgklieren exocriene klieren? 30 Welke klieren zijn geen exocriene klieren? Omcirkel ze. pancreas – speekselklier – zweetklier – oorsmeerklier – bijnieren 31 Speekselklieren scheiden stoffen af naar het uitwendige milieu, de mondholte. Daardoor verloopt de spijsvertering vlotter en kan het lichaam beter voedingsstoffen opnemen. Vul de tabel aan. Benoem alle stappen van het regelsysteem die leiden tot de productie van speeksel.

kleine hersenen hersenstam wervelkolom met ruggenmerg long lever bijnier nier

oog speekselklieren grensstreng hart milt maag alvleesklier dikke darm dunne darm geslachtsorgaan

urineblaas tijdens inspanning (sympathisch zenuwstelsel) in rust (parasympathisch zenuwstelsel) stimulerende werking remmende werking prikkel receptor geleider ©VAN IN effector

reactie

32 Waarom zijn slijmbekercellen in de slijmvliezen die de binnenzijde van de luchtpijp bekleden exocriene klieren?

33 Welke kenmerken zijn aanwezig bij meercellige exocriene klieren, die niet aanwezig zijn bij eencellige exocriene klieren?

34 Duid de volgende delen aan op de figuur: spierschede, bundelschede, spiervezels.

35 Skeletspieren hebben in doorsnede dezelfde opbouw. Met welk nummer zijn de delen op de figuur aangeduid?

Naam bundelschede Nummer spiervezel pees spierschede 36 Rangschik van klein naar groot: spier, spiervezel, celkern, spierbundel. 2

4

1 3 ©VAN IN

37 Vul onder elke kolomtitel in welke spieren dat kenmerk vertonen.

Eén kern Dwarse streping

Kunnen samentrekken Trekken samen onder invloed van autonoom zenuwstelsel

Trekken samen onder invloed van somatisch zenuwstelsel 38 Hieronder zie je een dwarse doorsnede van een stukje spierweefsel. Is dat een stukje skeletspier, gladde spier of hartspier? Verklaar. 39 Een leerling bekijkt een stukje spierweefsel onder een microscoop. Door welke structuur te zien kan hij met zekerheid bepalen of het gaat om een gladde spier, hartspier of skeletspier? … eiwitdraden donkere lijn tussen de cellen … eén kern per cel … dwarse streping 40 Een jongen springt van een hoge muur. Tijdens de landing komt hij gehurkt neer. Door bepaalde beenspieren voldoende op te spannen, worden de hoge krachten opgevangen. De jongen herhaalt de sprong. Hij komt nu met zijn hielen hard tegen het zitbeen (of het zitvlak) terecht. Welke spieren werden onvoldoende opgespannen tijdens deze sprong? … HAM en RF … HAM en TA GMAX en VAS … RF en GMAX ©VAN IN

41 Een spiervel bestaat uit een aantal aan elkaar grenzende of naast elkaar gelegen sarcomeren. Als de spiervezel wordt uitgerekt dan:

… … worden de sarcomeren korter. worden de sarcomeren langer. blijven de sarcomeren even lang.

42 Het buigen van de arm wordt veroorzaakt door: het korter worden van spiervezels in de spier aan de voorzijde van je bovenarm. … het korter worden van spiervezels in de spier aan de achterzijde van je bovenarm. … het langer worden van spiervezels in de spier aan de voorzijde van je bovenarm. … het langer worden van spiervezels in de spier aan de achterzijde van je bovenarm. 43 Waarom werken spieren in paren? 44 Welke bewering is correct? Als een spier een impuls ontvangt dan… zal ze samentrekken. … zal ze langer worden. … kan ze langer worden of samentrekken. 45 Op de afbeeldingen zie je drie typen spierweefsel. Omcirkel het type dat kan samentrekken onder invloed van de wil. ©VAN IN

46 Toon met een voorbeeld aan hoe een gladde spier helpt aan de homeostase. Noteer alle stappen van het regelsysteem in de tabel

prikkel

receptor geleider effector reactie ©VAN IN

THEMA 03 EEN LICHAAM IN BALANS DANKZIJ HET HORMONALE STELSEL CHECK IN 232 VERKEN 233 ` HOOFDSTUK 1: Hoe wordt het hormonale stelsel geactiveerd? 235 1.1 Welke prikkels activeren het hormonale stelsel? 235 A Hormoonproductie als gevolg van een bepaalde stof 235 B Hormoonproductie als gevolg van een ander hormoon 240 C Hormoonproductie als gevolg van een neurale prikkel 242 1.2 Hoe kunnen hormonen voor een goede lichaamswerking zorgen? 244 1.3 Welke receptoren vangen de prikkels op? 246 1.4 Hoe worden hormonen door het lichaam verspreid? 250 1.5 Welke effectoren kunnen reageren op de aanwezigheid van hormonen? 252 1.6 Welke eigenschappen hebben hormonen? 255 ` HOOFDSTUK 2: Hoe draagt het hormonale stelsel bij aan homeostase? 257 2.1 Hoe regelen verschillende hormonen samen de balans van het lichaam? 257 2.2 Hoe werkt het hormonale stelsel samen met het zenuwstelsel? 261 THEMASYNTHESE 265 CHECKLIST 267 PORTFOLIO CHECK IT OUT 268 ©VAN IN

AAN DE SLAG

This article is from: