
1 minute read
3 | Woordenschatkennis
3 | Woordenschatkennis
De respondenten kregen vijf woordenschatvragen voorgeschoteld, waarbij ze telkens uit vier opties moesten kiezen:
- Welk van onderstaande ‘vuile woorden’ eet je beter niet?
Een poepegatje | Een snelzeiker | Een zwijnetetje | Een nonnebil
- Gebruiken West- of Oost-Vlamingen het woord alaam, dan… - Hebben ze het over een uitgestrekte weide die sterk helt en daardoor moeilijk als akker te bewerken is - Proberen ze je te waarschuwen voor gevaar (doorgaans een brand) - Zijn ze met gereedschap in de weer - Brengen ze een typische carnavalsgroet - Spreken Limburgers over een schoer, dan hebben ze het over…
Een stok waarop kippen gaan zitten om te slapen | Een onweersbui | Een schouder |
Een prostituee
- Het woord knoesel komt in veel dialecten in Vlaanderen voor. In Limburg is het vaak een ‘kruisbes’.
Maar waar verwijst het elders naar?
Een homp, een brok | Een broek die tot aan de knie komt | Een zieligaard | Een enkel
- Een sloester? Daar bedoelen Brabantse dialectsprekers het volgende mee:
Een fluim | Een bolster of een peul | Een vaste afscheiding tussen varkens in een stal |
Een wijngaardslak








